PJ21 Verslag 30 november 2014 Afgelopen 30 november vond het tweede symposium plaats van de denktank PJ21. 50-tal deelnemers boog zich over de vragen die in het kader van PJ21 op tafel komen. Het was een belangrijk symposium want het gaat ons om de vraag welke ideeën en opvattingen er binnen onze Gemeente leven met het oog op de toekomst van onze LJG. Wij waren dan ook zeer verheugd dat de voorzitter van het LJG Bestuur, de heer Fred
Salomon, aanwezig was, en bovendien in een korte speech het belang van PJ21 benadrukte. Besturen heeft naast het dagelijkse gebeuren alles te maken met het lange termijn beleid voor de toekomst. Dat is waar PJ 21 aan hoopt bij te dragen. In dit verslag treft u de tekst aan van de tweede inleiding van Bart Wallet. Zijn inleiding omvatte deze keer thema’s en onderwerpen uit het eerste symposium. Bart’s boeiende inleiding spreekt voor zichzelf en is het lezen alleszins de moeite waard. Daarnaast vindt u een korte samenvatting in bondige uitspraken van wat er in de discussiegroepen werd besproken. De dentank PJ21 zal binnen afzienbare tijd een bijeenkomst plannen en met elkaar overleggen welke volgende stap zal worden gezet op weg naar een mogelijke eindrapportage van het werk van PJ21. Daarbij wordt enerzijds gedacht aan bestuur en rabbinaat, en anderzijds aan het Studiecentrum. Het Studiecentrum kan dan activiteiten organiseren op basis van resultaten van PJ21. Langs die weg hopen wij het studiewerk van de denktank voort te kunnen zetten. Wij houden u op de hoogte en proberen opnieuw activiteiten aan te bieden waarbij u uw ideeën kunt inbrengen. 14 Januari 2015 Joyce Noach Chaim van Unen
PJ21 Samenvatting Inleiding van Bart Wallet Studiemiddag 30 november 2014 Op 30 november vond het tweede symposium plaats over de resultaten van de LJG-denktank PJ21. Hieronder volgt een uitgebreide samenvatting van deze inleiding.
1. 2.
Het valt Wallet op dat PJ21 nadrukkelijk de vraag stelt of er wel toekomst is voor Joods Nederland. Die vraag kwam in het vorige symposium aan de orde. Deze keer staat de concrete historische context centraal waarin de LJG opereert.
In ons voorgesprek kwam de vraag aan de orde: “is er nog wel toekomst voor Joods Nederland?” Jongeren zeggen op die vraag vaak resoluut: nee
Opvallend is dat de vraag wordt gesteld door een nog altijd groeiende LJG. Wat maakt die vraag eigen los, zijn dat interne of externe factoren? Het blijkt hoe dan ook dat externe maatschappelijke ontwikkelingen daarbij van groot belang zijn.
Interne factoren 2.1.
Het jongste demografisch onderzoek van JMW. stelt vast dat van de huidige
2.2.
Er zijn vele cruciale vragen, zoals: waar liggen de grenzen van de (nog) Joodse
2.3.
generatie het aantal Joodse kleinkinderen in …?…. tot 19% zal zijn gedaald.
gemeenschap: wie hoort er wel/niet bij? Hoe om te gaan met gemengde gezinnen, met vaderjoden, etc.
Hoe is de huidige opbouw van de infrastructuur van Joods Nederland. Kijk naar de Sinaï kliniek en Beth Shalom. Beiden zijn bestuurlijk niet meer autonoom Joods,
evenmin als reeds eerder de CIZ. En hoe zal de toekomst van JMW er uit zien, na het 2.4.
invoeren van de decentralisatie van de Zorg in Nederland per 1 januari 2015?
Er zijn bestuurlijke en financiële zorgen. Maar vooral is een belangrijke vraag: zal er
voldoende binding zijn met het Jodendom in de toekomst? Zullen er voldoende Joden zijn om de structuren te blijven dragen?
Externe factoren 2.5.
Het antisemitisme; is het klimaat in de samenleving van vandaag nog wel gunstig
2.6.
Ziet de overheid (landelijk en plaatselijk) de Joodse gemeenschap nog wel staan?
voor de Joden?
Bestaat er nog een meewerkende en meedenkende houding, zoals die er een aantal
decennia geleden nog was om zorgen en wensen in de Joodse gemeenschap serieus te nemen?
3.
Om te voorkomen dat er op deze thema’s ad hoc wordt geregeerd, is het goed om deze
vragen in een historisch lange termijn perspectief te plaatsen. Hoe kunnen we de huidige
periode begrijpen tegen de achtergrond van de na-oorlogse ontwikkeling? Is de huidige situatie uitzonderlijk, of past hij binnen een trend?
Daarnaast is de vraag: wat is de rol van de LJG binnen Joods Nederland als geheel? Ik maak een omgevingsanalyse. Daarna zouden de Historische en de Omgevings-analyse bij elkaar kunnen komen binnen één mogelijke agenda voor PJ21.
Opzet: Ik beschrijf de historische analyse in drie perioden Periode I: Joden in herzuild Nederland, 1945 – 1970
In deze periode is de Nederlandse samenleving opnieuw verzuild, geordend op basis van
religieuze gemeenschappen. Binnen dit bestel vormen de Joden één van de minderheden.
Maar als gevolg van de decimering van de Joodse gemeenschap in WOII, vond er wel een
aanpassing plaats op basis van de nieuwe omvang. Het behoeften criterium werd belangrijk. Bijvoorbeeld de sjechieta, maar dat vond plaats alleen daar waar voldoende Joden woonden, en dat ook alléén voor Joden. Maar binnen deze verzuilde orde staat het bestaansrecht van het Joods religieuze leven echter niet op het spel. De nadruk komt vooral te liggen op de
religie. Binnen een samenleving met een overkoepelende ‘algemeen-christelijke’ identiteit zijn de Joden de spreekwoordelijke minderheid.
Het dominante frame is Nederland als ‘volksgemeenschap’: samenwerken aan de
wederopbouw . Er bleef daardoor voor de Joodse gemeenschap weinig ruimte in het publieke domein voor deelverhalen die een eenheidsdiscours konden verstoren. 4 mei werd dan ook een collectieve, nationale dag, en er kwamen monumenten voor álle getroffenen. Joden keren zich daarop naar binnen en richten eigen monumenten op in sjoels en op
begraafplaatsen. Soms staan daar wraakzuchtige teksten op, maar dan in het Hebreeuws, als codetaal.
De Joodse gemeenschap denkt zelf sterk institutioneel en vanuit een helder centrum. De
leiders van de gemeenschap omschrijven de inhoud van de Joodse identiteit zowel religieus als zionistisch. De groep Joden die nergens bij horen is nog relatief klein, zij vormen een
probleemcategorie: de marginale Jood (rechokiem). Het doel was om hen vanuit die periferie naar het centrum van het Joodse leven te trekken.
Een van de opmerkelijkste ontwikkelingen in deze periode is de opkomst van de LJG. Zij
ontwikkelt zich van een Duits/joodse gemeenschap naar een Nederlandse, met een sterk
Angelsaksische invloed. Als oorzaken voor deze ontwikkeling kunnen genoemd worden:: de charismatische persoon van Jacob Soetendorp, het maatschappelijke optimisme,
maatschappelijke relevantie, een sterke betrokkenheid op de politiek, en de invloed van
cultuur en religie. De vraag naar de toekomst van de Joden in Nederland werd voortdurend gestel. Er waren maar weinigen die daarin geloofden. De toekomst voor de Nederlandse
Joden lag immers in Israel? Opperrabijn Berlinger zei zelf blij te zijn met de opheffing van kehillot, want de grote toekomst van de Nederlandse Joden lag immers niet in Nederland, maar in Israel!
De LJG daarentegen nam een radicaal andere positie in. Ook de leiding van de LJG was zionistisch en sterk op Israel gericht, maar Soetendorp – zelf een joreed - was er van overtuigd geraakt dat er toekomst was voor Joods Nederland. Daar bouwde hij dan ook energiek aan. Om die reden wilde hij investeren in een Joods – Christelijke dialoog. Hij was van mening dat we met elkaar samen verder moeten in Nederland. De Orthodoxie zag hier geen toekomst en dus streefde zij niet naar investeren in de Nederlandse samenleving. De opening van de nieuwe sjoel van de LJG in 1966, stond in dit teken: zelfbewustzijn, geld steken in de diaspora, niet alleen intern gericht. En bij de persconferentie voor die gelegenheid waren ook niet-Joden aanwezig. Periode II: Joden in Multicultureel Nederland 1970 – 2000
In de jaren ‘60 waren er twee maatschappelijke veranderingen die de positie van Joden sterk beïnvloedden: -
-
De komst van nieuwe minderheden , eerst uit de koloniën en later uit het Middellandse Zeegebied; Joden waren niet meer de minderheid bij uitstek, maar één van de vele minderheden
De culturele revolutie van 1968; er vind een snelle secularisatie plaats, en het ‘algemeen – christelijke’ overkoepelende frame valt weg.
Dit leidt tot de vorming van een nieuwe articulatie van de Nederlandse identiteit, waarbij
WOII de plaats van het Christendom gaat innemen. De moraal van goed versus fout berust
niet meer op religieuze bronnen, maar wordt meer en meer afgeleid uit de ervaringen uit ‘de Oorlog’. Dat nooit meer! Was het adagium en de norm. Heel Nederland zat nu in het verzet. Hierdoor krijgen de Joden een nieuwe maatschappelijke positie; zij worden de dragers van
het morele geweten. Zij stellen de vraag van WOII present. In de samenleving worden Joden nu niet zozeer met Jodendom als religie gekoppeld als wel meer met de Sjoa en met
slachtofferschap. In het verlengde van WOII is er in Nederland grote sympathie voor Israel,
zeker rond 1967 en 1973. Dit is de tweede lens waardoor naar de Nederlandse Joden wordt gekeken, namelijk als ambassadeurs van Israel.
Tegelijkertijd leidt de nieuwe moraal ook tot een nieuwe maatschappijvisie: de samenleving is multicultureel: minderheden moeten nooit meer vervolgd worden, zoals eens de Joden. Hierdoor ontstaat er bepaalde ordening, waarin meerdere culturele groepen de ruimte
krijgen om naar eigen ’normatieve overtuiging’(Wim Kok) te leven. Het concept van de
multiculturele samenleving biedt Joden de gelegenheid om de eigenheid te articuleren, maar dat betreft vooral de cultuur. Vandaar dat er in die periode veel aandacht ontstaat voor Joodse films boeken, café’s, muziek, etc.
De emancipatie van de cultuur wordt niet langer gepatroneerd door religie en zionisme. Cultuur is nu een zelfstandige identiteitsvormende en vullende categorie.
Als onderdeel van de multiculturele samenleving zijn Joden een van de minderheden.
Daarom kunnen zij samen strijden tegen antisemitisme, racisme, fascisme en discriminatie. Voor sommigen wordt die strijd de invulling van hun identiteit.
Als gevolg van deze ‘culturele revolutie’ is er een afnemend gezag van Joodse instituties. De Joodse identiteit wordt minder collectief en steeds meer individueel beleefd. De ‘marginale jood’ is niet langer een probleemcategorie, maar integendeel de standaard. Niet “het
Jodendom’ staat centraal, maar ‘mijn Jodendom’. (Zie de gelijknamige bundel van Dick Houwaart). We zien een verschuiving van’dikke’ naar ‘dunne’ gemeenschappen: van
veeleisend , en veel gedeelde kenmerken, naar flexibel, en naar slechts enkele gedeelde variabelen (kenmerken?).
De vraag naar de toekomst van Joden in Nederland wordt ook nu gesteld, maar wel veel
minder intensief dan in de periode daarvoor. Er groeide weer geloof in Nederland, mede ingegeven door de centrale rol in de Nederlandse samenleving. (?)
Bovendien zagen we in deze periode een aantal demografische verrassingen: -
Het aantal jordiem, (terugkeerders van de gemaakte alya) was 55%
-
De afgeschreven groepe OPK kinderen komt via Woudschoten en JMW deels weer terug.
-
De nieuwe groep Israeli’s was 9000, dwz 25% van alle Nederlandse Joden.
Wat is de plaats van de LJG binnen deze ontwikkelingen?
De LJG is een junior partner, maar wel erg zichtbaar door de binding van relatief veel
intellectuelen. Binnen JMW zijn zij sterk aanwezig. Avraham Soetendorp is zichtbaar via het
Solidariteitscomité en als opvolger van de bekende vader, waardoor hij a.h.w. dé rabbijn van Nederland wordt. De LJG wordt ook geaccepteerd door de andere partners binnen het CJO. De NZB en het Solidariteitscomité vallen weg als platform van ontmoeting. Periode III: Joden in een seculier Nederland 2000- nu.
Na 9/11 en na de Fortuyn-revolutie komt Nederland in een identiteitscrisis. De discussie over migratie en integratie wordt nu in een breed publiek debat gevoerd. Volgens Fortuyn was de
multiculturele samenleving mislukt 0- en velen zeiden hem dat na. Er is bijna geen politicus die dat concept nog in de mond durft te nemen. Conclusie? Minderheden moeten dus integreren, maar waarin? Wat is de Nederlandse identiteit?
Het resultaat van de zoektocht die daarop volgde is dat de verworvenheden van de jaren zestig in het hart van de Nederlandse identiteit werden gepositioneerd. Dat betreft de
verhouding man/vrouw, homo/hetero, dierenrechten, kinderrechten, de nadruk op het
individu, etc. Dit is een seculiere identiteit, waarin geprononceerde vormen van religie als
bedreiging wordt ervaren. Religie zoals nieuwkomers die articuleren, maar zoals die ook bij ‘oude’ groepen worden ervaren (Joden, Orthodoxe Christenen). Door deze nieuwe Nederlands identiteit raakt ook WOII op de achtergrond als morele maatstaf. De rol van de Joden is in deze periode tweeledig: -
Ze zijn als individuen voorbeelden van geslaagde integratie; Joden zijn exemplarische Nederlanders die aan nieuwkomers ten voorbeeld worden gehouden
-
Als gemeenschap worden zij echter opnieuw gedefinieerd in termen van religie, en
komen daardoor onder druk te staan van de dominante seculier meerderheid, samen met moslims en orthodoxe christenen.
Met het terzijde schuiven van het multiculturele ideaal is er een nieuwe manier gevonden om
diversiteit in de samenleving te accommoderen. Daardoor ontstaan er verscherpte tegenstellingen tussen enerzijds de meerderheid met de nieuwe, seculier-Nederlandse identiteit, en anderzijds de religieuze minderheden. Het debat over het rituele slachten is hiervoor illustratief, en een nieuw debat over de besnijdenis is niet uitgesloten.
Binnen de Joodse gemeenschap is de meerderheid niet meer institutioneel gebonden. Er is veel
selfmade Judaïsme, veel rafelige randen en overlap met een bredere samenleving als gevolg van gemengde huwelijken, c.q. – relaties en veel hyphenated identities. De rol van de LJG wordt meer en meer van gelijkwaardige partner van het NIK; maar bweide vertegenwoordigen afzonderlijk slechts een klein deel van Joods Nederland.
In Amsterdam is de LJG de grootste sjoelgemeenschap en binnen afzienbare tijd is zij ook de
grootstem kehilla. Dat schept nieuwe verantwoordelijkheden . Het zal moeten leiden tot minder afzetten tegen de orthodoxie en tot een grotere van mate bepalen van de eigen agenda
Conclusie.
We zien een historische ontwikkeling van religie, via cultuur, naar religie.
De maatschappelijke ordening heeft een grote invloed gehad op de plaats van de Joodse
gemeenschap daarbinnen. We zagen een verschuiving van collectieve naar individuele identiteit. De grenzen van de Joodse gemeenschap wordt steeds rafeliger en de overlap met de samenleving wordt groter.
Is er toekomst (voor het Liberaal Jodendom)? -
Het is moeilijk om in de toekomst te kijken, maar de terugblik leert:
1) De vraag naar de toerkomst is een constante; steeds blijkt er weer toekomst te zijn, 2) Er is voortdurende transformatie van betekenisgeving van de Joodse identiteit, 3) Er is steeds weer sprake van “verrassingen”,
4) De positie van de LJG is steeds optimistisch geweest, er was steeds geloof in de
toekomst, er was flexibiliteit in e vormgeving en in de ideologie, er werd steeds
gezocht naar de plek waar de ‘rechokiem’ zitten en er is steeds geprobeerd hen daar Bart Wallet
te bereiken.
Vrije Universiteit Amsterdam.