Wetenschap is overal
BrancheJaarverslag 2009
Wetenschap is overal Branchejaarverslag 2009 Het Branchejaarverslag 2009 is het jaarverslag van de 14 Nederlandse universiteiten. De Nederlandse universiteiten zijn instellingen met een publieke opdracht. Zij zijn in het leven geroepen om de Nederlandse samenleving te verrijken met hun onderwijs, onderzoek en vindingen. Daarom maken de universiteiten graag inzichtelijk hoe ze invulling geven aan hun maatschappelijke opdracht.
vsnu branchejaarverslag 2009
2
Wetenschap is overal
Inleiding Wetenschap is overal Hierbij treft u het branchejaarverslag van de Nederlandse universiteiten. Dit verslag toont dat onderzoek en onderwijs aan de Nederlandse universiteiten allerhande aspecten van de samenleving raken. Dit jaarverslag zoomt in op de bijdragen van universiteiten aan zes belangrijke thema’s: ‘een welvarende samenleving’, ‘een veilige samenleving’. ‘een gezonde samenleving’, ‘een duurzame wereld’, ‘een ontwikkelde samenleving’ en ‘maatschappelijke samenhang’. Aan elk van deze thema’s dragen universiteiten bij door middel van onderzoek, onderwijs en valorisatie. Hiervan treft u bij elk onderwerp leuke en interessante voorbeelden die in 2009 het licht hebben gezien. Daarnaast vertelt iemand van buiten de universiteiten bij elk onderwerp wat hij of zij daadwerkelijk aan de bijdragen van de universiteiten heeft gehad. Dit alles levert een inspirerende verzameling van voorbeelden van belangrijke bijdragen van universiteiten aan de samenleving. De universiteiten zijn ook in internationale zin van belang voor Nederland. Wil Nederland een plek in de top vijf van de kenniseconomieën verwerven zal het aandacht moeten geven aan kennis. Kennis is de enige productiefactor die Nederland bezit, en universiteiten zijn daarvan belangrijke leveranciers. Leveranciers van kennis vanuit het onderzoek dat zij verrichten evenals vanwege de mensen die ze opleiden. De voorbeelden in dit verslag laten dit duidelijk zien.
vsnu branchejaarverslag 2009
3
Universiteiten werken aan een
Welvarende wereld Nederland moet een kenniseconomie worden. De universiteiten leiden de mensen op die daarvoor nodig zijn en doen onderzoek waarop bedrijven innovaties kunnen baseren. En ze adviseren de overheid over effectief economisch beleid. De uitdagingen De Nederlandse economie heeft, net als die van veel andere landen, flinke klappen gekregen. En dat precies op het moment dat opkomende economieën in Azië en Latijns-Amerika hun achterstand op ons inlopen. Omdat we op arbeidskosten niet kunnen concurreren, moeten we kiezen voor een kenniseconomie. Gelukkig doen we dat ook. Nederland heeft bovendien sterke punten om op voort te bouwen. Denk aan voeding, chemie, energie, gezondheid, logistiek, recht en veiligheid. De bijdrage van de universiteiten De universiteiten doen veel voor de Nederlandse kenniseconomie. In de eerste plaats leiden ze kenniswerkers op die onze bedrijven zo hard nodig hebben. Daarmee voorzien ze in de groeiende behoefte aan goed opgeleide managers, marketeers, productontwikkelaars, economen, communicatiedeskundigen, onderzoekers, enzovoort. Verder helpen universiteiten bedrijven om hun producten en processen te vernieuwen. Rond een paar universiteiten zijn intussen hele kennis en innovatienetwerken tot stand gekomen. Bij de andere universiteiten gaat het ook die kant op. Bedrijven kiezen er steeds vaker voor om
vsnu branchejaarverslag 2009
zich te vestigen in de nabijheid van een universiteit en er intensief mee samen te werken. Daarnaast helpen universiteiten de overheid bij het economisch beleid. In een aantal internationaal toonaangevende economische faculteiten wordt hoogwaardig onderzoek gedaan naar de beste strategieën om de economische structuur van ons land te versterken. Het aanbod voor de toekomst De uitdaging voor Nederland is om de structurele omslag te maken die nodig is om onze internationale concurrentiepositie te behouden. De Nederlandse universiteiten stellen hiervoor al hun kennis, inzicht en ervaring ter beschikking. Ze blijven zich inzetten om getalenteerde jonge mensen voor te bereiden op hun rol in de samenleving. En ze blijven kennis ontwikkelen waarmee we ons land welvarend kunnen houden.
4
Welvarende samenleving
Onderwijs
Studenten leren ondernemend te zijn
In 2009 vond de officiële opening plaats van het Utrecht Centre for Entrepreneurship. Hier leren studenten niet alleen hoe ze hun kennis kun nen inzetten om zelf ondernemend te worden, maar tevens hoe een ondernemende houding Nederlandse bedrijven en organisaties sterker kan maken, ook in concurrentie met het buitenland. “Studenten leren ondernemend te zijn.” Dat is volgens directeur Arie Buijs de taak die het Centre for Entrepreneurship van Universiteit Utrecht zich heeft gesteld. “Wij brengen ze kennis bij over het opzetten en leiden van ondernemingen. Maar nog belangrijker is dat we een ondernemende houding stimuleren. Dat studenten leren hoe ze nieuwe ideeën kunnen ontwikkelen en realiseren, ook binnen bestaande organisaties.” Introductiecursus en minor “Om dit te bereiken, verzorgen we verschillende soorten activiteiten. In de eerste plaats hebben we, voor bachelorstudenten uit alle richtingen van de universiteit, een introductiecursus Essen tials of Entrepreneurship. Daarin komen alle zaken aan de orde die met ondernemerschap te maken hebben: creativiteit, strategie, financiering, marketing, management, logistiek, enzovoort. Ook besteden we aandacht aan algemene aspecten van ondernemerschap, zoals het ontwikkelen en realiseren van ideeën en het creëren van een markt. De introductiecursus wordt een aantal keer per jaar gegeven en trekt jaarlijks enkele honderden studenten. Krijgen ze hierdoor de smaak te pakken, dan kunnen de tweede- of derdejaarsstudenten doorgaan naar de Minor Entrepreneurship. Die beslaat in totaal een half jaar en omvat, naast de introductiecursus, een vak over marketing, een vak over financiering en nog een keuzevak. De minor trekt zo’n 50 à 60 studenten per jaar.”
vsnu branchejaarverslag 2009
Masteropleidingen “Voor masterstudenten organiseren we meer specifieke activiteiten”, vervolgt Buijs. Zo hebben we, samen met de Universiteit van Lund in Zweden, een traject International Entrepreneur ship opgezet voor economiestudenten. Hierin volgen ze een jaar lang cursussen op het gebied van bijvoorbeeld bedrijfsgroei en organisatie. Aan dat traject doen steeds zo’n twaalf mensen mee. Voor studenten uit de bètarichtingen, zoals natuur- en wiskunde, hebben we de master Science & Business opgezet. Hierbinnen studeren ze een jaar door in hun eigen discipline, waarna ze nog een jaar het programma Funda mentals of Business and Economics volgen. Dat omvat een aantal cursussen – die overigens ook door andere masterstudenten kunnen worden gevolgd – en een stage bij een bestaand bedrijf of het opzetten van een eigen bedrijf. Het idee achter deze master is om bèta’s op te leiden die niet alleen bekend zijn met hun eigen vak, maar ook met de principes en de werkwijzen van internationale bedrijven. Deze master trekt enkele tientallen mensen per jaar. De ervaring leert dat ze erg gewild zijn op de arbeidsmarkt.” Honours classes “Speciaal voor de allerbeste studenten organiseren we nog honours classes. Dat zijn cursussen waar mensen zich in een bepaald onderwerp verdiepen zonder dat ze daarvoor extra studiepunten krijgen. Zo hebben we inmiddels twee keer de cursus Corporate Entrepreneurship georganiseerd, waaraan ook gasthoogleraren van andere universiteiten en vooraanstaande mensen uit de praktijk meedoen. Deze cursus wordt gesponsord door de Rabobank Utrecht. In het voorjaar van 2010 hebben we de honourscursus Maatschappelijk Verantwoord Veterinair Ondernemen gegeven, gesponsord door de beroepsvereniging en de inkoopcoöperatie van dierenartsen, KNMvD en AUV. Daarbinnen hebben studenten voor een aantal dierenartsen
5
Welvarende samenleving
oplossingen gezocht voor concrete problemen op het gebied van dierenwelzijn. Met de procesindustrie bespreken we momenteel de mogelijkheid om een honours class te organiseren over The Factory of the Future, die een minimale impact heeft op de broeikasproblematiek.” Duurzaamheid “Centres for Entrepreneurship komen er aan steeds meer Nederlandse universiteiten”, stelt Arie Buijs. “Dat is een goede zaak. Als Utrechts centrum onderscheiden wij ons door de aandacht vooral te richten op het stimuleren van ondernemerschap in bestaande bedrijven. Internationaal ondernemerschap heeft bij ons ook hoge prioriteit. Het zelf oprichten van een bedrijf door studenten komt wel aan bod, maar toch in wat mindere mate omdat dit maar voor een kleine groep is weggelegd. Daarnaast richten we ons steeds sterker op duurzaamheid. Enerzijds omdat de belangstelling van veel studenten hiernaar uitgaat, anderzijds omdat dit een steeds belangrijker thema wordt. Wij streven ernaar dat onze studenten later, als ze gaan werken, een zo groot mogelijke bijdrage aan de maatschappij gaan leveren.”
vsnu branchejaarverslag 2009
6
Welvarende samenleving
Onderzoek Nieuwe polymeren voor voeding en chemie Polymeren vormen het hoofdbestanddeel van voedingsmiddelen en van kunststoffen. Vijf uni versiteiten en een kennisinstituut werken op beide terreinen samen aan de ontwikkeling van nieuwe polymeren en nieuwe productiemethoden. Polymeren zijn netwerken van moleculen met koolstofatomen erin. Al het leven op aarde bestaat uit polymeren. Maar ook kunststoffen zijn grotendeels uit polymeren opgebouwd. Grote variatie In de natuur bestaat een enorme verscheidenheid aan polymeren. Er zijn slechts drie klassen (nucleïnezuren, eiwitten en koolhydraten), maar de grote diversiteit komt van de volgorde waarin de bouwstenen aan elkaar geregen zijn. De variatie is zo groot dat er nog veel te leren valt over het maken van kunstmatige polymeren - op basis van olie of liever nog op basis van natuurlijke grondstoffen. De kennis vergaren die daarvoor nodig is, is precies het doel van het programma ‘biogeïnspireerde polymeren’ dat in 2009 startte. Het is opgezet door het Dutch Polymer Institute (DPI), het Topinstituut Food and Nutrition (TIFN) en de stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM). Het wordt uitgevoerd door één van de onderzoeksinstituten van FOM (AMOLF) en vijf universiteiten (UvA, TU/e, RU Groningen, Universiteit Twente en Wageningen UR). Uitdagingen De Wageningse hoogleraar Martien Cohen Stuart is voorzitter van de programmacommissie van het biogeïnspireerde polymerenonderzoek. “We staan voor een aantal uitdagingen”, zegt hij. “Eén daarvan is om de vorming van netwerkstructuren beter begrijpen, van atomair niveau tot kant-en-klare voorwerpen. Daarbij gaat het ook om de veranderingen die in de loop van de tijd optreden in polymeren. Een andere uit daging is het karakteriseren van eigenschappen van dergelijke structuren en de veranderingen vsnu branchejaarverslag 2009
daarin. Die vragen hebben we toegespitst op een aantal onderwerpen. Zo kijken we naar eiwitten die een rol spelen bij bloedstolling. Hoe zien die eruit, hoe worden ze gevormd en hoe reageren ze met hun omgeving? Dat zijn fundamentele vragen waarover we nog heel veel kennis moeten opdoen.” Meer voorbeelden Het onderzoeksprogramma omvat ook veel onderzoek met een iets meer toegepast karakter. “We willen bijvoorbeeld nieuwe ingewikkelde structuren te maken, zoals eiwitten. Daarbij spelen vragen als: hoe doe je dat, hoe zorg je dat de eiwitten de juiste eigenschappen krijgen en hoe zorg je dat ze die houden? Die kennis zou je later bijvoorbeeld kunnen toepassen in sondevoeding. Dat is een lastig onderwerp want grote eiwitmoleculen vormen normaal gesproken direct onverteerbare klonten. Weer een ander onderwerp in ons onderzoeksprogramma is het gedrag in de tijd van zetmeel, zoals we dat kennen bij het oud worden van brood. Wat gebeurt daar precies en hoe kun je dat beïnvloeden? Nog een ander onderwerp is het ontwikkelen van gistcellen die rechtstreeks polymeren kunnen produceren. Dat vergt een combinatie van biotechnologie en polymeerchemie, waar we ook nog veel over moeten leren.” Pre-competitief onderzoek “Het is niet de opzet van het programma om direct nieuwe polymeren of nieuwe productiemethoden te ontwikkelen”, zegt Cohen Stuart. “Dit is pre-competitief onderzoek. Alle belangrijke Nederlandse bedrijven uit de voedingsmiddelen- en voedingindustrie kijken met ons mee. Als er iets interessants uitkomt, mag een bedrijf dat patenteren mits het daarvoor toestemming krijgt van de anderen. Maar het gaat er vooral om dat we nieuwe wegen zoeken waarop de bedrijven zelf kunnen voortbouwen. Op die manier blijven we innovatie in de Nederlandse industrie nieuwe impulsen geven.” 7
Welvarende samenleving
Valorisatie Crisisopvang voor bedrijfsonderzoekers
Met steun van de overheid vangt de TU Eindhoven sinds 2009 tijdelijk bijna 900 onderzoekers op van bedrijven die getroffen zijn door de economische recessie. Dat is in meerdere opzichten een groot succes. “Hiermee zouden we moeten doorgaan.” Een zware economische crisis, zoals we nu kennen, dwingt bedrijven tot acute kosten besparingen. Vaak gaat dat ten koste van de R&D-afdeling. Voor het innovatieve vermogen van bedrijven is dat geen goede zaak. Daarom riep het ministerie van Economische Zaken in 2009 de regeling Kenniswerkers in het leven. Bedrijven kunnen hiermee een deel van hun onderzoekers maximaal anderhalf jaar onderbrengen bij een universiteit of andere kennis instelling. De overheid betaalt dan een fors deel van de loonkosten. Na afloop moeten de betrokken onderzoekers weer volledig terugkeren naar hun oude werk. Nieuwe ideeën voor innovatie De universiteit die de meeste van deze bedrijfs onderzoekers in Nederland opvangt, circa 30 procent van allemaal, is de Technische Universiteit Eindhoven. Pieter de Bock coördineert hier alle benodigde activiteiten. “In totaal zijn er nu 877 onderzoekers uit verschillende be drijven tijdelijk bij ons werkzaam of werkzaam geweest. Daarnaast hebben we in het kader van de regeling ook nog eens 82 jonge ge promoveerde onderzoekers aangenomen. Voor al deze mensen hebben we samen met de be trokken bedrijven projecten opgezet die worden begeleid door onze vaste staf. De projecten beslaan veel verschilelnde onderzoeksgebieden zoals gezondheidszorg, veiligheid en draadloze communicatietechnologie. Vaak gaat het om onderzoeken waaraan bedrijven onder normale omstandigheden nooit zouden zijn toegekomen. We zorgen er dus niet alleen voor dat die onderzoekers behouden blijven voor het bedrijfsleven. We helpen bedrijven ook met het uitwerken van
vsnu branchejaarverslag 2009
concrete nieuwe ideeën voor innovatie. En we dragen eraan bij dat al die bedrijven meer kennis opbouwen.” Grote markt Een voorbeeld van een innovatief project dat direct effect sorteerde, is de ontwikkeling van een nieuwe lens voor mobiele telefoons bij het technologiebedrijf Anteryon. “Toen de Kenniswerkersregeling van start ging, verkocht het bedrijf lenzen waarvoor steeds minder belangstelling was in de markt. Er was al een gepatenteerde nieuwe techniek, maar het bedrijf zag geen mogelijkheden om die uit te werken tot een concreet product. Dat hebben onderzoekers van Anteryon en de TU Eindhoven vervolgens samen gedaan. Het bedrijf heeft nu weer een concurrerende lens waarvoor een enorm grote markt is. Naar verwachting levert de productie hiervan in de nabije toekomst aan circa 50 mensen werk op.” Samen doorgaan “In de praktijk heeft de regeling nog meer voordelen”, vertelt Pieter de Bock. “Via de projecten komen onderzoekers van bedrijven en de universiteit intensief met elkaar in contact. Daardoor leren ze elkaars wereld beter kennen, wat enorm inspirerend blijkt te werken. De mensen uit het bedrijfsleven zien dat de universiteit helemaal niet zo’n ivoren toren is als ze altijd dachten. De mensen uit de universiteit ontdekken dat het bedrijfsonderzoek veel minder eenzijdig commercieel is dan ze altijd veronderstelden. Sterker nog: ik hoor heel veel dat mensen nu allerlei raakvlakken in hun werk ontdekken waarop ze in de toekomst samen willen doorgaan. Wat me ook opvalt, is dat er meer bereidheid is ontstaan om onderzoeksapparatuur met elkaar te delen. In veel gevallen bleek men zelfs niet eens van elkaar te weten wat voor apparatuur de ander bezit.” Doorgaan Hoewel de Kenniswerkersregeling nog niet af
8
Welvarende samenleving
gelopen is, beschouwt Pieter de Bock deze nu al als een succes: “Het is een win-winsituatie voor het bedrijfsleven en de universiteit. En ook de maatschappij wint erbij, want hiermee stimuleer je de economie en versterk je de kennispositie van Nederland als geheel.” Hij vindt dan ook dat de regeling niet zomaar moet stoppen. “We zouden in ieder geval moeten doorgaan met bedrijven die tot nu toe nog niet aan de Kenniswerkersregeling hebben deelgenomen. Maar ik denk eigenlijk dat we de hele methodiek structureel moeten maken. Singapore heeft dat bijvoorbeeld gedaan. Daar bestaat een nationaal mechanisme waarbij kenniswerkers in tijden van hoogconjunctuur bij bedrijven werken en als het slecht gaat richting kennisinstellingen vloeien. Op die manier werk je echt aan een stabiele kenniseconomie.”
vsnu branchejaarverslag 2009
9
Welvarende samenleving
testimonial
Meedenken over ons pensioenstelsel “Bij de discussies over de toekomst van ons pensioenstelsel zijn verschillende adviescommissies in het leven geroepen. Daarvoor hebben we onafhankelijke deskundigen aangezocht met kennis van het Nederlandse stelsel. Dan kom je vaak vanzelf uit bij wetenschappers van de Nederlandse universiteiten.” Als gevolg van de economische crisis zijn de vermogens van de pensioenfondsen fors gedaald. In 2009 bogen twee commissies zich over de problemen en oplossingen. Een terugblik van Maarten Camps, directeur-generaal Werk bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. “Toen het vermogen van de pensioenfondsen eind 2008 begon te slinken hebben we direct de regels versoepeld voor de periode waarin ze hun financiële positie weer op peil moesten brengen. Hierdoor kregen de fondsen wat meer lucht. Tegelijkertijd diende zich nog een ander, veel groter probleem aan: de houdbaarheid van ons pensioenstelsel op de lange termijn. Het leek erop dat de fondsen grote risico’s namen en dat de deelnemers te hoge verwachtingen hadden van het resultaat, met name op het punt van zekerheid van de uit te keren pensioenen. Daarom is de Commissie Frijns in het leven geroepen, die zich heeft beziggehouden met het beleggingsbeleid en het risicobeheer van pensioenfondsen. Ook werd de Commissie Goudswaard ingesteld, die zich heeft gebogen over de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel. Voor beide commissies hebben we onafhankelijke deskundigen aangezocht. Dan kom je vanzelf uit bij wetenschappers van de Nederlandse universiteiten. We hebben daarbij het voordeel dat er een wetenschappelijk instituut is als Netspar, onderdeel van de Universiteit van Tilburg, dat veel kennis en ervaring heeft van dit complexe onderwerp. Beide commissies hebben scherpe analyses gemaakt van de problemen. Daarmee bevestigden ze de vermoedens dat het bestaande pensioenstelsel onhoudbaar is en dat we dus een nieuwe weg moeten inslaan. De commissies hebben ook concrete oplossingen aangedragen. De Commissie Frijns heeft bijvoorbeeld gepleit voor een meer systematische afweging tussen risico en rendement, en hogere eisen aan het bestuur van de pensioenfondsen. De Commissie Goudswaard heeft een hele nieuwe vormgeving van het pensioencontract voorgesteld. Over de rapporten van de commissies zijn wij zeer tevreden. De voorstellen van de commissies zijn onlangs grotendeels overgenomen in het pensioenakkoord van de sociale partners.”
vsnu branchejaarverslag 2009
10
Universiteiten werken aan een
Veilige samenleving Vele risico’s bedreigen onze open samenleving en economie. De universiteiten leiden de mensen op die zinvol hierover kunnen nadenken en oplossingen zoeken. Ze doen ook onderzoek naar de mogelijkheden om de veiligheid van ons land te vergroten. De uitdagingen Ons land kent vele veiligheidsrisico’s. Denk aan criminaliteit en terrorisme, maar bijvoorbeeld ook aan besmettelijke ziektes, dijkdoorbraken of andere rampen. Het is de taak van de overheid en organisaties als de politie en Rijkswaterstaat om de risico’s tot een minimum te beperken. Goed opgeleide studenten en goed onderzoek van universiteiten kunnen daarbij een grote rol spelen. De bijdrage van de universiteiten Mede dankzij de Nederlandse universiteiten zijn tal van antwoorden gevonden die helpen ons land veiliger te maken. Samen met de industrie hebben medische en biomedische onderzoekers bijvoorbeeld vaccins ontwikkeld tegen schadelijke virussen. Vanuit de wiskunde en informatica zijn methoden en technieken ontwikkeld voor data mining. Hiermee kan crimineel gedrag op internet worden opgespoord, zoals skimming en verspreiding van kinderporno. Technici hebben kwetsbare dijken uitgerust met apparatuur die hetzij uitdroging hetzij verzadiging kan detecteren; mechanismen waaraan dijken kunnen bezwijken. Uit rampen uit het verleden, zoals die in Enschede en Volendam, hebben bestuurskundigen en technici conclusies getrokken. Die
vsnu branchejaarverslag 2009
lessen hebben de overheid in staat gesteld om veiligheidseisen, bijvoorbeeld voor bedrijven en evenementen, aan te passen. Universiteiten hebben ook bijgedragen aan goede en eensluidende internationale rechtsregels op het gebied van veiligheid. Het aanbod voor de toekomst Ons land moet veiligheid zien te verenigen met onze principes van vrijheid en openheid. De Nederlandse universiteiten blijven op deze punten meedenken met de overheid en meewerken met het bedrijfsleven aan nieuwe systemen en apparatuur. Meer in het bijzonder willen de universiteiten bijdragen aan vraagstukken zoals: Kunnen we ICT-systemen zo slim maken dat ze zelf schadelijke praktijken detecteren en elimineren? Hoe kunnen we zorgen dat vitale sectoren van onze maatschappij, zoals de gezondheidszorg en de elektriciteitsvoorziening, minder afhankelijk van elkaar worden? Hoe kunnen we detectieapparatuur en ICT-systemen wereldwijd slim met elkaar laten communiceren? Of: Hoe helpen we bestuurders en hulpverleners efficiënter op te treden bij rampen en calamiteiten?
11
Veilige samenleving
Onderwijs
Samen werken aan veiligheid
Het onderwerp veiligheid kent veel facetten. Het gaat om techniek, maar bijvoorbeeld ook om privacy, mensenrechten of maatschappe lijke aanvaardbaarheid. Een gemeenschappelijk studieprogramma van de Universiteit Leiden en de Technische Universiteit Delft leert studenten al die facetten met elkaar in verband te brengen. “Studenten moeten in de eerste plaats hun eigen vak leren. Maar zeker voor een onderwerp als veiligheid is dat niet genoeg.” Dat zeggen Jaap van Donselaar van Universiteit Leiden en Coen van Gulijk van de Technische Universiteit Delft. Multidisciplinair “Uit Leiden komen studenten die veel weten van bijvoorbeeld bestuurskunde, politicologie of rechten. Uit Delft komen studenten die alles weten van techniek. Voor het oplossen van veiligheidsprobleem is één invalshoek echter nooit genoeg. Neem de bodyscan, die mogelijk op alle Europese luchthavens wordt ingevoerd. Daaraan kleven belangrijke technische vraagstukken, zoals: vind je hiermee alles wat je wilt ontdekken of, het tegenovergestelde, geeft het apparaat niet veel te vaak een alarm af? Er zijn vragen over de gezondheidsaspecten. Maar er kleven ook juridische bezwaren aan: mag je zo’n grote inbreuk maken op de privacy van mensen? En dan zijn er nog vragen als: willen we wel in een maatschappij leven waarin de overheid ons zo intiem gaat controleren? Technologische, juridische en sociaal-wetenschappelijke vraagstukken komen hier dus samen. Wanneer je, bijvoorbeeld als ambtenaar, een advies over zo’n onderwerp wilt uitbrengen of, als technicus, een beveiligingssysteem moet ontwerpen, dan zul je het probleem vanuit al die invalshoeken moeten benaderen. Zo’n multidisciplinaire werkwijze is precies wat wij studenten leren in de minor Security, Safety and Justice.”
vsnu branchejaarverslag 2009
Alle mogelijke onderwerpen De minor waarover Van Donselaar en Gulijk spreken, is een gezamenlijk studieprogramma van de universiteiten waaraan ze werken, dat plaatsvindt bij Campus Den Haag. Dit is de vestiging van Universiteit Leiden in onze Hofstad, die zich de laatste jaren heeft ontwikkeld tot een internationaal gerenommeerd instituut op het gebied van recht, vrede & veiligheid en overheidsbeleid. De zes maanden durende minor is speciaal bedoeld voor derdejaars studenten. In principe gaat het programma over alle mogelijke veiligheidsonderwerpen, variërend van criminaliteit en terrorisme tot het uitvallen van de energievoorziening, epidemieën en overstromingen. Na een inleidend driedaags congres, waarin de samenhang tussen al deze vraagstukken aan de orde komt, volgen vakken over veiligheid in relatie tot onder meer techniek, organisatie en grondrechten. Ter afsluiting vindt een integratieproject plaats waarbij de deelnemers een veiligheidsstrategie voor een concrete situatie ontwikkelen en implementeren. Uitdagend “De minor reikt studenten inzichten en basis technieken aan om de problemen beter te begrijpen en, in teams met mensen uit andere richtingen, tot oplossingen te komen”, zeggen Jaap van Donselaar en Coen Gulijk. “Daar is veel belangstelling voor. We zijn in 2009 met de minor gestart. Die zat meteen vol, met studenten uit zowel Leiden als Delft, afkomstig uit alle mogelijke studierichtingen. Ook in 2010 zit de opleiding weer vol. De colleges zijn heel inspirerend. Studenten worden echt geprikkeld om over de grenzen van hun eigen vakgebied heen te kijken. Er wordt heftig gediscussieerd, waardoor menig college uitloopt. Ook voor onszelf is dit heel uitdagend. We verheugen ons nu al op komend studiejaar.”
12
Veilige samenleving
Onderzoek Beveiligingsapparatuur beter onderzoeken De overheid schaft veel en dure apparatuur om onze veiligheid te vergroten. Maar of die appara tuur goed werkt, is vaak niet duidelijk. Betere wetenschappelijke onderbouwing zou veel kosten kunnen besparen. En ons land écht veiliger maken. Sinds de aanslagen van 9/11 zijn overal ter wereld de beveiligingsvoorschriften aangescherpt. Overheden hebben sindsdien veel beveiligingsapparatuur aangeschaft om met name vliegvelden te beveiligen. Het nieuwste voorbeeld daarvan is de bodyscan. Risico’s “Het probleem met al die apparatuur is dat de werkzaamheid ervan nooit is bewezen”, zegt Ewout Meijer, rechtspsycholoog aan de Universiteit Maastricht. “Overheden vertrouwen de claims van de commerciële aanbieders. Die baseren zich doorgaans op niet-openbare onderzoeksresultaten. Dat druist in tegen de wetenschappelijke mores van transparantie en controleerbaarheid. Bovendien nemen over heden hiermee grote risico’s. Het is helemaal niet zeker dat die apparatuur effectief is. De afgelopen jaren is bijvoorbeeld een serie apparaten ontwikkeld om mensen met kwaad in de zin op te sporen. Die apparaten zijn allemaal gebaseerd op het uitgangspunt dat zulke mensen bepaalde stressreacties vertonen: zweten, verhoogde hartslag of verwijding van de pupil. Je kunt je afvragen of dat waar is. In de wetenschap staat die veronderstelde relatie al jaren ter discussie. Of neem het nieuwste voorbeeld, de bodyscan. Ook daarvan is niet bekend of die goed werkt. Mensen die omgaan met die apparatuur weten bovendien vaak niet eens waarnaar ze op zoek zijn.”
goed of slecht ze werken. Op dit moment wordt het gebruik van veel nieuwe apparatuur wel geëvalueerd. Daar zal ongetwijfeld uitkomen dat er meer verdachten zijn aangehouden. Dat is logisch. Als je actiever gaat opsporen, vind je altijd meer daders. Maar je weet nog steeds niet hoeveel daders er tussendoor glippen. Kortom, je hebt niks aan dit soort evaluaties. Bovendien zullen meer mensen ten onrechte als verdachte worden aangemerkt. Doorgaans zeggen die evaluaties daar weinig over. Nou kun je stellen: dat moet je op de koop toenemen. Maar dat is wel erg gemakkelijk. Een verdachtmaking laat bij de meeste betrokkenen een behoorlijke knauw na.” Wetenschappelijk onderzoek Samen met twaalf collega’s uit binnen- en buiten land heeft Ewout Meijer in 2009 een artikel over dit onderwerp gepubliceerd in the Open Access Journal of Forensic Psychology. “Hierin onderbouwen we dat overheden bij de aanschaf van beveiligingsapparatuur vooraf deugdelijk – en dus openbaar – wetenschappelijk onderzoek moeten laten doen. Niet alleen om te kijken of bepaalde apparatuur goed werkt of niet, maar ook om de wetenschappelijke discussie over de uitkomsten mogelijk te maken. Bovendien kun je zo nagaan of en hoe de beveiliging beter kan. Bij dat onderzoek zou je ook niet alleen technische factoren moeten meenemen, maar vooral ook de gedragswetenschappelijke. Dan heb ik het vooral over de psychologische factoren die ten grondslag liggen aan misleiding en de wijze waarop je dat kunt waarnemen. Gaan we ons niet baseren op dergelijk onderzoek, dan schept de overheid alleen maar schijnveiligheid. Dat is een dure wassen neus.”
Er tussendoor glippen “Het is al erg dat er miljoenen euro’s worden uitgegeven aan apparaten die wellicht niet goed werken. Nog erger is dat we niet weten hóé
vsnu branchejaarverslag 2009
13
Veilige samenleving
Valorisatie Sensoren helpen bij brandbestrijding
Grote branden gedragen zich onvoorspelbaar. Daardoor zijn ze lastig te bestrijden en gevaarlijk voor de brandweer. De Universiteit Twente heeft een systeem ontwikkeld met sensoren die door een minihelikopter worden gedropt in de brand. Zo ontstaat een netwerk waarmee je opeens ín de brand kunt kijken. Het klinkt haast te mooi om waar te zijn. Als ergens een grote brand uitbreekt, bijvoorbeeld op een fabrieksterrein, stuur je er automatisch bestuurde minihelikopters op af. Die kijken met camera’s in de brand en droppen er op de belangrijkste punten sensoren in. De sensoren verzamelen vervolgens gegevens over zaken als temperatuur, druk en giftige stoffen en sturen deze door naar een basisstation. De brandweermannen die de brand gaan blussen, dragen pakken waarin eveneens sensoren zijn ingebouwd. Die meten hoe het gaat met de brandweerman zelf: zijn hartslag, ademhaling enzovoort. Op basis van alle gegevens, berekent het basisstation hoe de brand het beste te blussen is. Met die informatie stuurt een commandant zijn manschappen aan. Uiterst effectief en veilig. Maar werkt het ook? Technisch rijp “Jazeker”, zegt Paul Havinga, hoogleraar aan de vakgroep Pervasive Systems van de Universiteit Twente. “In mei 2009 hebben we een proef gedaan in Sevilla, waarbij een gebouw in de brand is gestoken. Daar bleek het systeem te functioneren, al is het niet meteen geschikt voor de markt. Daarvoor was alles nog te experimenteel van opzet. De aanwezige bedrijven schrokken bijvoorbeeld van alle tenten die we nodig hadden voor onze computerapparatuur. En de helikopters zijn ook nog kwetsbaar. Maar ze vlogen goed, werkten prima samen en dropten de sensoren op de juiste plekken. De sensoren werkten en leverden bruikbare informatie aan het basisstation. Je kon echt in de brand kijken.
vsnu branchejaarverslag 2009
Op basis van alle gegevens wisten de computers de beste manier van brandbestrijding te be rekenen. Ze waarschuwden ook tijdig als gevaar dreigde voor brandweerlieden. Het systeem als geheel is dus technisch rijp, maar nog niet productrijp. Dat zal nog wel een paar jaar duren. Het brandweerpak met sensoren komt trouwens wel snel op de markt.” Specialisme De onderzoekers van de Universiteit Twente voerden het project uit samen met universitaire onderzoeksgroepen uit Duitsland en Spanje. Ook een Belgische bedrijf dat minihelikopters met camera’s maakt, was betrokken bij het project, net als een Spaans bedrijf dat brandweerpakken maakt. Havinga: “Zo’n project kun je niet alleen. Onze Spaanse collega’s hebben vooral gewerkt aan het autonoom vliegen van de helikopters. De Duitsers hebben zich vooral gericht op de communicatie en samenwerking tussen de helikopters. En wij hebben ons beziggehouden met de communicatie tussen de helikopters, de sensoren en het basisstation en met de verwerking van alle gegevens. Dat is ons specialisme. Ook op andere terreinen ontwikkelen we netwerken: met computers, sensoren en software die zich als het ware zelf ontvouwen en die zich ook zelf kunnen corrigeren. Zo hebben we al eens een draadloos sensornetwerk gemaakt voor de beveiliging van havens of bruggen of voor de bescherming van het Great Barrier Reef in Australië. Je kunt ze nog veel meer en andersoortige toepassingen ontwikkelen en dat doen we ook.”
14
Veilige samenleving
testimonial
Een goed opgeleide rechterlijke macht “Wij kunnen alleen goede rechters en officieren van justitie opleiden als wij daarvoor goede afgestudeerden krijgen aangeleverd. De Nederlandse universiteiten zorgen daarvoor.” Rosa Jansen is voorzitter van het College van Bestuur van SSR, het opleidingsinstituut van de rechterlijke organisatie. Binnen haar instituut worden de rechters en officieren van justitie opgeleid die ons land nodig heeft om te kunnen functioneren als rechtstaat. SSR zorgt ook voor de bij- en nascholing van andere juridische functies binnen de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. “Wij verzorgen vele soorten opleidingen. Eén daarvan is die voor raio’s, rechterlijke ambtenaren in opleiding. Dat zijn allemaal afgestudeerde juristen die wij met een intensieve opleiding voorbereiden op het vak van rechter of officier van justitie. Een andere opleiding is die voor rio’s, rechters in opleiding. En weer een ander is die voor officieren in opleiding, voor mensen die niet van de universiteit komen maar minimaal zes jaar relevante praktijkervaring hebben. Daarnaast geven we post academische en post-hbo-opleidingen voor mensen met een juridische scholing, zoals gerechts- en parketsecretarissen of juridische medewerkers. Een deel van de cursussen is opengesteld voor advocaten. En dan hebben we nog cursussen voor specifieke doelgroepen, zoals rechtbankjournalisten. Veel van onze studenten en ook een deel van onze docenten komt uit de universitaire wereld. Dan gaat het om toonaangevende hoogleraren, met expertise op specifieke gebieden. Zij vormen een belangrijke aanvulling op ons overige docentencorps dat afkomstig is uit onze eigen juridische achterban: het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Als we nieuwe opleidingen opzetten, werken we vaak samen met universiteiten. Dat geldt bijvoorbeeld voor het CPO, het Centrum voor Post academisch Juridisch Onderwijs van de Radboud Universiteit Nijmegen. Dat heeft een groot universitair netwerk waarvan wij gebruik maken als we bijvoorbeeld een cursus opzetten waarin meerdere wetenschappelijke disciplines samenkomen. Denk aan forensisch of statistisch onderzoek. Onze relatie met de Nederlandse universiteiten is dus goed. Wij kunnen alleen goede rechters en officieren van justitie opleiden als wij daarvoor goede afgestudeerden krijgen aangeleverd. En de Nederlandse universiteiten zorgen daarvoor. Al heb ik wel een punt van zorg. Soms lijkt wel eens de neiging te bestaan om zoveel mogelijk rechtenstudenten op te leiden, zonder al te streng te letten op kwaliteit. Dat gebeurt onder druk van de beperkte financiën, maar het is geen goede ontwikkeling. Ik vind daarom dat universiteiten meer moeten gaan sturen op kwaliteit. Daarover praat ik ook met de colleges van bestuur. Gelukkig zijn die het met ons eens. Samen werken we aan een goede afstemming tussen het onderwijs aan de universiteiten en de postacademische opleidingen tot togaberoepen.”
vsnu branchejaarverslag 2009
15
Universiteiten werken aan een
Gezonde samenleving In ons land leeft breed de wens om de kosten van de zorg niet verder te laten stijgen. Toch worden onze eisen aan de zorg en de mensen die erin werken steeds hoger. Dat lijkt moeilijk samen te gaan. De universiteiten en hun UMC’s zoeken naar wegen om beide toch te combineren. De uitdagingen Nederland vergrijst snel, er komen steeds meer behandelopties en patiënten worden alsmaar mondiger. Daardoor neemt de zorgvraag in ons land voortdurend toe. Bovendien verandert de vraag. Veel ouderen willen langer zelfstandig blijven wonen, de kwaliteitseisen nemen toe en er is een roep om meer preventie, zeker bij belangrijke volksziekten als hart- en vaatziekten, seksueel overdraagbare aandoeningen en diabetes. Voor ziektes die nu nog niet kunnen worden genezen, zoals Alzheimer, diverse vormen van kanker, MS of de ziekte van Crohn, is de wens om nieuwe behandelmethoden te vinden. Al deze wensen moeten vervuld worden zonder dat het te veel kost. Eigenlijk mag er geen cent bij. En dan is er nog de dreiging van personeelstekorten in de komende jaren, van huisartsen, specialisten, verplegenden en verzorgenden op allerlei niveaus. De uitdagingen voor de zorg zijn de komende jaren dan ook levensgroot. De bijdrage van de universiteiten De Nederlandse universiteiten en hun ziekenhuizen staan alom bekend als de plaatsen waar artsen en specialisten worden opgeleid. Nederland kent acht Universitaire Medische Centra (UMC’s), die alle tot de wereldtop
vsnu branchejaarverslag 2009
behoren. Daarmee heeft het Nederlandse zorgstelsel een stevig fundament. Ook op onderzoeksgebied hebben de universiteiten een enorme reputatie. Van veel baanbrekende medisch-wetenschappelijk onderzoek ligt de basis in Nederland. Vandaag de dag werken onder zoeksteams aan doorbraken in de bestrijding van ziektes die tot nu toe ongeneeslijk leken. Het aanbod voor de toekomst De Nederlandse universiteiten staan klaar om hun bijdrage te leveren aan de verbetering van de zorg in Nederland. Dat doen ze allereerts door medische professionals op te leiden en niet aflatend te zoeken naar nieuwe geneeswijzen. Maar er is meer. Universitaire specialisten op het gebied van leefstijl en gezondheidspreventie zetten zich in om te helpen Nederland gezonder te maken. Gezondheidsdeskundigen brengen oplossingen in als het gaat om de kwaliteit van thuiszorg, mantelzorg en dergelijke. Voor de toekomst van ons zorgstelsel is het niet minder belangrijk dat wordt gewerkt aan een betere organisatie en financiering van dat stelsel. Daartoe leveren de universiteiten bijdragen vanuit de bestuurskunde en de economie.
16
Gezonde samenleving
Onderwijs
Meer dan leren genezen alleen
Een bolleboos is nog geen goede dokter. Daarom leert de studie geneeskunde jonge mensen ook goed omgaan met patiënten. En nog veel meer. Voor de arts van tegenwoordig zijn maar liefst zeven ‘rollen’ gedefinieerd. Aan het einde van studie legt iedereen de artseneed af, waarin elementen van deze rollen terugkomen. Op de afstudeerplechtigheid van studenten geneeskunde is er altijd een bijzonder moment. Dan legt iedereen, één voor één, de artseneed af. “Dat lijkt misschien een formaliteit”, zegt Tineke Westerveld. “Maar dat is het niet. Het is een intentie die je als afgestudeerde uitspreekt bij het toetreden tot de beroepsgroep van artsen. Je geeft ermee aan dat je niet alleen praktisch, maar ook moreel een goede arts zult worden.”
is weer een ander aspect van het arts zijn. Maar het gaat bijvoorbeeld ook om mensen aanzetten tot een gezondere leefstijl. Of om het omgaan met mensen uit andere culturen of met lastige patiënten. Al die onderwerpen komen aan de orde in speciale trainingen, werkgroepen en – nog het meest – tijdens de co-assistentschappen, waarbij studenten onder supervisie leren zelfstandig patiëntenzorg te verlenen. Afgezien van het communiceren met patiënten, leren ze hierdoor ook communiceren met collega-artsen en multidisciplinair samenwerken met andere professionals, zoals fysiotherapeuten en verloskundigen.”
Toewijding Tineke Westerveld is internist en werkt als opleidingscoördinator van SUMMA, een vierjarige master tot arts en klinisch onderzoeker, aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Ze was secretaris van een commissie die in 2009 de Nederlandse artseneed herschreef. “De artsen eed is een korte, simpele belofte die studenten afleggen bij hun afstuderen. De eed heeft te maken met hun toewijding aan en hun gedrag ten opzichte van patiënten en de maatschappij. Hij heeft ook te maken met ethische opvatting en als medicus. Bij het afstuderen komt dat voor niemand uit de lucht vallen; daarop hebben we hen hun hele studie al voorbereid. Het boekje is een herinnering voor later.”
Ethische en maatschappelijke kanten van het vak Een ander belangrijk aspect van de studie genees kunde is medische ethiek. “Al tijdens de studie is het van groot belang dat je vertrouwelijk omgaat met persoonlijke informatie van patiënten. Dat spreekt voor zich. Daarnaast spelen echter nog vele andere ethische aspecten een rol waarin studenten zich gaandeweg steeds meer verdiepen. Denk aan het omgaan met ziektes en de dood of het omgaan met niet-westerse manieren van genezen. Dan heb je ook nog een serie vraagstukken rondom nieuwe medische technologieën zoals stamcelbehandelingen en rondom thema’s zoals patiëntveiligheid, openheid of de toetsbaarheid van het medisch handelen. En dan heb je nog tal van vraagstukken rondom maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het multicultureler worden van de samenleving of het mondiger worden van patiënten.”
Communiceren met de patiënt Eén van de belangrijkste punten waarvoor jonge artsen worden opgeleid, is goed communiceren met patiënten. “Dat heeft heel veel aspecten. Het gaat om gewone zaken, zoals goed luisteren en doorvragen. Het gaat ook om informatie geven, over onderwerpen als ziektes en behandelopties. Het voeren van slechtnieuwsgesprekken
Verdiepen “De ethische en maatschappelijke kanten van het doktersvak zijn veelomvattend”, zegt Westerveld. “Daarin móéten studenten zich verdiepen, want genuanceerde, onderbouwde opvattingen over al die onderwerpen zijn bepalend voor de vertrouwensband tussen artsen en patiënten. Artsen moeten bovendien bereid zijn hun leven
vsnu branchejaarverslag 2009
17
Gezonde samenleving
lang te blijven leren om alle ontwikkelingen in hun vakgebied bij te houden. Ze moeten ook bereid zijn mee te werken aan de verdere voortgang van de wetenschap, bijvoorbeeld door mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. En uiteraard moeten ze bijdragen aan de opleiding van nieuwe artsen.”
vsnu branchejaarverslag 2009
18
Gezonde samenleving
Onderzoek Meer lucht voor COPD-patiënten
De longziekte COPD is hard op weg om één van de belangrijkste doodsoorzaken ter wereld te worden. Onderzoekers van de UMC’s van Groningen en Leiden ontdekten in 2009 een effectieve behandelingswijze. “COPD is een chronische longziekte met luchtwegvernauwing waaraan steeds meer mensen lijden. Bovendien neemt de luchtwegvernauwing toe in de loop van de tijd. Net als bij astma, ook een ontstekingsziekte van de luchtwegen, schrijven artsen inhalatiecorticosteroïden voor om de progressie af te remmen. Maar de effectiviteit daarvan was niet vastgelegd voor de regels van het medisch onderzoek en het werkingsmechanisme was onduidelijk.” Onderzoek Longspecialist Dirkje Postma blikt een jaar of tien terug in de tijd. “In een internationaal onderzoek, mede gestart vanuit het UMC Groningen, ontdekten we dat inhalatiecorticosteroïden mogelijk wél werkten, maar wellicht niet zo lang. Om meer inzicht te krijgen, hebben we samen met Leidse onderzoekers een onderzoeksvoorstel geschreven dat werd gehonoreerd door NWO en Astmafonds. Vervolgens hebben we 114 mensen met een matig ernstige vorm van COPD onderzocht. Niemand had eerder corticosteroïden gebruikt.” Stukjes longweefsel “Deze groep hebben we tweeënhalf jaar intensief gevolgd, in zogeheten dubbelblind onderzoek. Dat wil zeggen dat een groep deelnemers echte medicijnen kreeg en een andere groep deelnemers placebo-medicijnen kreeg. Bij iedereen hebben we geregeld de longfunctie gemeten en gevraagd naar hun welbevinden en mogelijke klachten. Daarnaast hebben we op drie momenten ook stukjes weefsel uit de luchtwegen weggenomen en onderzocht. Hoewel zich geen enkel probleem
vsnu branchejaarverslag 2009
heeft voorgedaan, was zeker dat laatste heel intensief – natuurlijk voor de patiënten, maar ook voor de artsen.” Effectieve onderdrukking “Met ons onderzoek hebben we ontdekt dat het gebruik van inhalatiecorticosteroïden goed werkt voor de onderzochte groep patiënten, ook op de lange termijn. De steroïden onderdrukken effectief de ontstekingen. Dat gaat gepaard met minder achteruitgang van de longfunctie, minder luchtwegklachten, minder gevoeligheid van de luchtwegen en een groter welbevinden. Zodra je ophoudt met de behandeling keren de ontstekingen, de versnelde afname van de longfunctie, de overgevoeligheid en klachten terug. Deze groep patiënten moet de medicatie dus dagelijks en langdurig blijven gebruiken.” Storm van discussie “Toen we ons onderzoek in 2009 publiceerden, brak een storm van discussie los met als belangrijkste vraag: waarom is dit niet eerder ontdekt? Het antwoord daarop is heel eenvoudig. Het was nog nooit zo intensief en zo langdurig onderzocht met metingen van de longfunctie, overgevoeligheid en ontstekingen in luchtwegweefsel. En let wel, ons onderzoek geldt voor een deel van de COPD-patiënten. We zoeken nu uit wie er het best op de inhalatiesteroïden reageert. Duidelijk is dat stoppen van de behandeling het ontstekings proces en de klachten doet terugkeren.” Doorbouwen Nu de rook van de publicatie is gaan liggen, wordt overal op de wereld doorgebouwd op de Gronings/Leidse bevindingen vertelt Dirkje Postma. “Zelf hebben we twee nieuwe aio’s op het onderwerp gezet. Eén doet nu fundamenteel onderzoek naar de wijze waarop corticosteroïden in de longen werken, één doet genetisch onderzoek. Ook wordt een onderzoek gestart
19
Gezonde samenleving
naar effect van een nieuw medicijn dat bestaat uit kleinere deeltjes corticosteroïden, waardoor het dieper in de longen kan doordringen. Dé oplossing voor de behandeling van COPD is er nog niet, maar we zetten hiermee wel belangrijke stappen in de goede richting.”
vsnu branchejaarverslag 2009
20
Gezonde samenleving
Valorisatie Nieuwe methode om huidkanker vast te stellen Huidkanker komt steeds meer voor. Een onder zoeksgroep van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam heeft een methode ontwikkeld om deze gevaarlijke aandoening eenvoudig en in een vroeg stadium op te sporen. Goed nieuws voor patiënten en dokters. Bijna iedereen weet dat je kanker kunt krijgen van te veel zon op de huid. Toch neemt het aantal patiënten met deze vorm van huidkanker ieder jaar toe. “Dramatisch”, noemt dermatoloog Martino Neuman van de Erasmus Medisch Centrum het. “Iedere zes jaar treedt een ver dubbeling op van het aantal patiënten. Daarbij gaat het niet alleen om mensen die voor hun beroep veel buiten moeten zijn, zoals boeren, hoveniers en stratenmakers. Het gaat ook om veel mensen die dat voor hun plezier doen, zoals buitensporters en zonaanbidders.” Zichtbaar maken Meer huidkanker is niet alleen erg voor degenen die het overkomt, maar ook voor de medische zorg als geheel, stelt Neumann. “De screening en behandeling van huidkanker kosten steeds meer tijd en geld. Er is grote behoefte aan op lossingen hiervoor.” Zelf ontwikkelde Neumann met zijn onderzoeksgroep een nieuwe, snelle methode om huidkanker als gevolg van teveel blootstelling aan zon op te sporen. De methode maakt gebruik van een spray en licht van verschillende golflengtes. “De werkzame stof in de spray, aminolevulinezuur, gaat na enige tijd een reactie aan met de huid. Dan ontstaat protoporfirine. In kankercellen hoopt die stof veel meer op dan in normale huid. Met een bepaalde belichting kan een camera die verschillen zichtbaar maken. Althans, een computer kan op basis van de beelden berekenen waar zich verdachte plekken bevinden. Die bekijk je vervolgens met een mini-microscoop. Zo heb je snel een buiten gewoon betrouwbaar beeld. Dat is aanmerkelijk sneller dan als je dermatoloog zelf alle verdachte
vsnu branchejaarverslag 2009
plekken moet opsporen, stukjes huid moet wegnemen en in het laboratorium laten onderzoeken. Die snelheid is niet alleen fijn voor artsen, maar natuurlijk ook voor de patiënt.” Doorontwikkeld “Hieraan hebben we jarenlang gewerkt”, zegt Neumann. “Dan heb ik het niet alleen over de spray, maar over de ontwikkeling van alle kennis over de werking van verschillende stoffen op de huid en de manieren waarop je die werking kunt meten. De camera is ontwikkeld door een Duits bedrijf dat heel goed is in optiek. Zelf hebben we weer de benodigde software ontwikkeld om de camerabeelden te analyseren. Het systeem werkt intussen bij ons aan het Erasmus Medisch Centrum en bij een huidkliniek in Hilversum. De camera is nu ook zo ver doorontwikkeld dat je nog maar een paar foto’s nodig hebt om bijvoorbeeld een heel gezicht in beeld te brengen. Daarmee kan het pakket van spray, belichting, camera en software eind 2010 op de markt komen. De voordelen zijn zo groot dat de belangstelling nu al enorm is.”
21
Gezonde samenleving
testimonial
“We werken aan betere behandeling van Alzheimerpatiënten” “Wij proberen de beste onderzoekers uit de wereld aan te trekken en het beste onderwijs te geven op het gebied van hersenwetenschappen. Zo dragen we bij aan de kennis over Alzheimer en aan betere behandelmethoden.” Harry Steinbusch was tevens zeven jaar voorzitter van de wetenschappelijke adviesraad van de Internationale Stichting Alzheimer Onderzoek.Tegenwoordig is hij directeur van EURON, de Europese Onderzoekschool voor Neurowetenschappen, een samenwerkingsverband van universiteiten uit België, Duitsland en Nederland. “Hersenziekten behoren tot de belangrijkste aandoeningen die er zijn. Eén op de vier mensen krijgt er ooit mee te maken. Ze zijn doorgaans heel ingrijpend omdat onze hersenen zo’n belangrijke functie vervullen. Maar vanwege hun ingewikkelde bouw en hun functioneren, weten we nog maar weinig van de hersenen. Het belang van onderzoek hiernaar is dan ook niet te onderschatten. Alle medische faculteiten en universitaire medische centra in ons land werken eraan. De afgelopen jaren heeft Maastricht een grote reputatie opgebouwd in de neurowetenschappen. In een straal van ongeveer 100 km zitten hier echter nog meer universiteiten en academische ziekenhuizen die hoog staan aangeschreven op dit gebied; in Aken, Bonn, Brussel, Leuven, Luik en Keulen. Samen hebben we EURON opgericht dat ten doel heeft een Europees topcentrum te worden op het gebied van neurowetenschappelijk onderzoek. Op deze manier zijn we ook goed in staat om geld te verwerven uit Europese onderzoeksfondsen. Daar slagen we ook goed in. Met steun uit het Marie Curie-programma van de Europese Unie hebben we 61 jonge onderzoekers (fellows) kunnen opleiden. Verder werken hier nu 180 PhD-studenten. Ons onderzoek is zowel fundamenteel als toepassingsgericht van aard. Fundamenteel onderzoek is nodig om meer te begrijpen van de werking van hersenen en het ontstaan en verloop van hersen ziektes. Toepassingsgericht onderzoek vindt plaats om de patiëntenzorg te verbeteren en als bron voor innovatie bij het bedrijfsleven. Als universiteit worden we betaald door de maatschappij dus moeten we ons ook inspannen voor de maatschappij. We werken veel samen met de farmaceutische bedrijven hier in de Euregio, zoals DSM, Solvay, Medtronics en Johnson & Johnson. Die samenwerking is tweezijdig. We wisselen kennis uit en doen samen projecten. De bedrijven leveren ons ook stageplekken op hun R&D-afdelingen. Eén van onze onderzoeksterreinen is de ziekte van Alzheimer. Daarbinnen richten we ons op drie onderwerpen: de relatie tussen erfelijke aanleg en omgevingsinvloeden bij het ontstaan van de ziekte, het mechanisme van de ziekte en vroegdiagnostiek. Bij het eerste kun je denken aan het verband tussen genetische aanleg en factoren als voeding, beweging en leefomstandigheden. Bij het onderzoek naar het mechanisme van de ziekte gaat het onder meer om de relatie tussen depressie en Alzheimer. Dat is een zeer veel voorkomende combinatie, die we nader willen begrijpen maar ook goed willen leren behandelen. Bij vroegdiagnostiek gaat het om het gebruik van beelden van de hersenen om daarmee al in een vroeg stadium Alzheimer te kunnen opsporen. Voorlopig zullen we Alzheimer nog niet kunnen genezen, maar we hopen wel te ontdekken hoe je de hersenen gezond kunt houden en hoe je het verloop van de ziekte kunt vertragen.”
vsnu branchejaarverslag 2009
22
Universiteiten werken aan een
Duurzame wereld Nieuwe energiebronnen, de voorbereiding van ons land op de gevolgen van klimaatverandering, recycling van materialen en grondstoffen. Het zijn enkele voorbeelden om de wereld duurzamer te maken. Universiteiten doen hiervoor veel onderzoek. De uitdagingen Duurzaamheid is een noodzaak, geen keuze. Klimaatverandering vergt maatregelen die misschien wel omvangrijker zijn dan de deltawerken. Grondstoffen en materialen worden steeds schaarser. Fossiele brandstoffen zoals olie, gas en steenkool vormen steeds meer het toneel van internationale conflicten. Buiten Nederland wordt schoon drinkwater schaars en krimpt het areaal aan landbouwgronden. Gelukkig zijn er volop oplossingen. Denk aan duurzame energiebronnen zoals zon, wind, aardwarmte en biomassa. Denk aan dijk versterkingen, het vergroten van de bergingssystemen voor water of nieuwe bouwmethoden, bijvoorbeeld op het water. Denk ook aan nieuwe vormen van recycling of aan het nieuwe concept van cradle to cradle. De bijdrage van de universiteiten Mede dankzij Nederlandse universiteiten worden antwoorden gevonden en alternatieven ontwikkeld die het pad banen naar een duurzame toekomst. Nederlandse universiteiten hebben mee aan de wieg gestaan van zonnepanelen, windmolens, bio-energiecentrales of bijvoorbeeld waterstof motoren. Samen met onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven werken ze aan nóg betere zonne
vsnu branchejaarverslag 2009
cellen en nieuwe soorten biobrandstoffen. Of aan de omvorming van het beroemde kassengebied in het Westland van een grote energiegebruiker in een grote energieleverancier. Universiteiten leveren ook kennis voor energiezuinige huizen en woonwijken. Ze bieden oplossingen voor het duurzame gebruik van grondstoffen en de recycling van materialen. Ze ontwikkelen nieuwe methodes en technieken om schoon drinkwater te krijgen waar dat nu niet voorhanden is. En universiteiten werken aan genetische technieken om landbouwoogsten te verhogen en planten weerbaarder te maken tegen ziekten. Het aanbod voor de toekomst Samen beschikken de Nederlandse universiteiten over veel kennis, inzichten, ervaringen en een internationaal kennisnetwerk. Ze helpen ons land het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen op het gebied van duurzaamheid. Enkele voorbeelden zijn elektrisch rijden en rijden op waterstof, grootschalig gebruik van hernieuwbare energie en inpassing van lokale energieopwekking in het nationale energiesysteem. Andere voorbeelden zijn veilige CO2-afvang en –opslag, hoogproductieve en ziekteresistente landbouwgewassen, nieuwe manieren om drinkwater te maken, enzovoort.
23
Duurzame wereld
Onderwijs
Studenten bedenken ‘Plakkies’
Plakkies zijn de hippe slippers van dit moment, sinds 2009 overal te koop. Ze werden bedacht door een student Industrieel Ontwerpen van de TU Delft. Met een medestudent zette hij een fabriek op in Zuid-Afrika en een distributie- en verkoopkanaal naar Nederland. Nu staat het ideëleproject op eigen benen. Plakkies zijn slippers gemaakt van oude autobanden. Ze zien er modern en fris uit door de prints op het voetbed die zijn getekend door weeskinderen uit de sloppenwijken rondom Durban. De duurzame slippers worden gemaakt in een fabriek met zeventig werknemers die netjes betaald worden. De winst die overblijft, gaat helemaal naar projecten van KidsRights in Zuid-Afrika. Masterproject “Het idee ontstond eind 2007, tijdens het afstudeervak voor mijn bachelor Industrieel Ontwerpen”, vertelt student Michel Boerrigter. “Eén van de onderwerpen die we konden kiezen, was samen met de organisatie KidsRights een project bedenken waarmee mensen in Zuidelijk Afrika geld zouden kunnen verdienen. Daar leven veel mensen met hiv en aids die moeilijk aan de slag komen. Door voor hen een nieuwe economische activiteit op te zetten, kunnen ze toch hun gezinnen onderhouden en hun kinderen naar school laten gaan.” Idee uitwerken “Tijdens mijn afstudderproject heb ik het concept van de Plakkies bedacht. Dat werd door KidsRights goed ontvangen. Toen ben ik samen met Arnoud Rozendaal, een mede student aan de TU Delft die al betrokken was bij KidsRights, het idee concreet gaan uitwerken. Binnen een jaar hebben we een fabriek opgezet, werknemers aangenomen, een verkoop- en distributiekanaal georganiseerd, de hele sales en marketing geregeld, enzovoort. Begin 2009
vsnu branchejaarverslag 2009
startte de productie. De eerste 10.000 paar waren zo uitverkocht. Daarna hebben we nog 20.000 paar laten maken. Die zijn in 2009 ook allemaal verkocht.” Veel ondersteuning “Iedereen die het eerste jaar meewerkte, deed dat kosteloos. Van de TU Delft mochten we onze studie een jaar uitstellen. Andere studenten hebben nog allerlei projecten uitgevoerd om ons te ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van marketing en productietechniek. Ook hebben we een heleboel bedrijven bij ons project betrokken. Die sponsorden ons of deden gratis allerlei dingen, zoals de uiteindelijke schoenontwerper, het reclamebureau en vervoersbedrijven. De retailers hebben de Plakkies margevrij verkocht.” Op eigen benen “Het is de bedoeling om het bedrijfsmodel geleidelijk wat commerciëler te maken zodat uiteindelijk alle partijen eraan gaan verdienen. Er worden al ideeën uitgewerkt voor nieuwe producten, onder andere van de medewerkers zelf. Arnoud en ik hebben onze bijdrage aan het project vrijwel afgebouwd. Er is een stichting opgericht, met twee Nederlanders en één ZuidAfrikaan, die het nu beheert. Daarnaast is er een Zuid-Afrikaanse bedrijfsleiding aangesteld voor de dagelijkse gang van zaken. Wij adviseren alleen nog op de achtergrond, als men daarom vraagt. Dat is een goede zaak. Het laat zien dat het project nu op eigen benen staat.”
24
Duurzame wereld
Onderzoek Fotosynthese als nieuwe energiebron
Planten en sommige micro-organismen zetten zonlicht om in energie. Maar het kan nog veel beter. Zes Nederlandse universiteiten werken sinds 2009 aan een programma om snellere teeltmethoden, slimmere organismen en kunst bladeren te ontwikkelen. Fotosynthese is het proces waarmee bomen, planten en micro-organismen zoals algen zonlicht omzetten in energie en bouwstoffen. Op die manier leven en groeien ze. Van dit principe wil het onderzoeksprogramma Towards Biosolar Cells gebruik maken om nieuwe energiebronnen te ontwikkelen. Lage efficiëntie Het gebruik van fotosynthese als vervanging van olie, gas of steenkool is niet. Planten en hout worden nu al verbrand in elektriciteitscentrales of in de open haard. En in landen als Brazilië of de VS worden landbouwgewassen als maïs en suikerriet nu al op grote schaal omgezet in autobrandstof. Maar erg efficiënt is dit allemaal niet. De meeste planten zetten maar één à twee procent van al het licht dat op hun bladeren valt om in energie. Sneller groeien Het programma Towards Biosolar Cells wil daar op drie manieren wat aan doen. De eerste manier is om landbouwgewassen zover te krijgen dat ze meer biomassa, suikers en/of oliën maken uit dezelfde hoeveelheid zonlicht. Dat kan door bepaalde eigenschappen van de ene plant over te brengen op de andere. Zo zijn er in woestijngebieden planten die razendsnel gaan groeien als er wat regen valt. Het zou mooi zijn als het lukt om die eigenschap over te brengen op onze landbouwgewassen, zoals aardappelen, tarwe en suikerbieten. Daartoe gaan de onderzoekers eerst uitzoeken hoe planten hun groei reguleren. Wanneer dat duidelijk is, gaan ze proberen landbouwgewassen te voorzien van de juiste genen. Op die manieren worden efficiency
vsnu branchejaarverslag 2009
verbeteringen van wel een factor tien verwacht. Motorbrandstoffen De tweede manier om fotosynthese beter te benutten, is het direct omzetten van organisch materiaal in een vloeibare brandstof met behulp van licht. Zo wordt gedacht aan algen die rechtstreeks butanol maken. Een dergelijk fotosyntheseproces kan een rendement hebben van wel twintig procent. De laatste manier om beter gebruik te maken van fotosynthese, is het bouwen van kunstmatige bladeren. Deze kun je voorzien van minuscule reactielaagjes waarin water met behulp van zonlicht direct wordt omgezet in bijvoorbeeld waterstof. Zulke bio-zonnecellen zouden theoretisch een rendement van veertig procent moeten kunnen halen. Grote stappen voorwaarts Towards Biosolar Cells is een samenwerkingsverband van zes universiteiten, drie topinstituten, een hbo-instelling en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO),. Zij hebben hun kennis gebundeld uit alle relevante vakgebieden: fotosynthese, biofysica, biochemie, bionanotechnologie, genomics en fysiologie. Ook dertig bedrijven doen mee. Het programma heeft een omvang van 40 miljoen euro. Na afloop, rond 2015, zullen niet alle beschreven ontwikkelingen even ver zijn gevorderd. Vooral de kunstmatige bladeren vergen nog heel veel onderzoek. Maar tegen die tijd moeten er wel grote stappen voorwaarts zijn gezet waarop de betrokken bedrijven nieuwe economische activiteiten kunnen baseren. Bovendien moet er aan de universiteiten en hogescholen goed onderwijs zijn gekomen op het gebied van fotosynthese zodat er ook in de toekomst voldoende onderzoekers voor dit vakgebied zullen zijn. De betrokkenen organisaties en bedrijven hebben bovendien het plan om middelbare scholieren enthousiast te maken voor de geschetste ontwikkelingen.
25
Duurzame wereld
Valorisatie Wormen eten afvalslib
Waterzuiveringsinstallaties produceren veel afval. Normaal wordt dat slib ingedikt en verbrand. Een Wageningse promovendus vond in 2009 een worm die het slib net zo lief opeet. Iedereen weet dat wormen per dag veel grond verwerken om aan eten te komen. Dat maakt wormen ook geschikt voor de verwerking van bezinkingsslib van zuiveringsinstallaties. Toch lukte het onderzoekers lange tijd niet om een geschikte worm te vinden. Kleine en lange wormen “Er is veel geëxperimenteerd met allerlei kleine wormpjes”, vertelt Tim Hendrickx van de Sectie Milieutechnologie van Wageningen UR. “Daarbij trad steeds hetzelfde probleem op: in een wormenreactor bleek het proces lastig in de hand te houden. Dan heb je er in de praktijk weinig aan.” Daarom keken onderzoekers ook naar lange wormen. Daarmee was het proces beter in de hand te houden, maar die hadden weer een ander nadeel. Ze planten zich voort met eitjes en die spoelen gemakkelijk de wormenreactor uit. Na een tijdje kwam het het proces dan vanzelf tot stilstand. “Tijdens mijn promotieonderzoek ben ik gaan werken ik met een aquatische worm, de Lumbriculus variegatus. Daarnaar was nog nooit gekeken, maar hij blijk zijn werk wel prima te doen. Het is een lange worm die gewoon in Nederland in de natuur voorkomt en die zich voortplant door deling. Het enige wat hij nodig heeft naast het slib, is voldoende zuurstof.”
wege blijven. Normaal gesproken moet dat wel gebeuren om slib in een afvalverbrandingsinstallatie te kunnen verwerken.” Hendrickx heeft in zijn proefschrift een berekening gemaakt van de kosten en baten van zijn systeem. “Ik ben uit gegaan van een kleine waterzuiveringsinstallatie, bedoeld voor 35.000 inwonerequivalent. Daarvoor is een wormenreactor nodig die ongeveer 400.000 euro kost. Dat geld verdien je in tien jaar tijd terug doordat je veel minder slib hoeft te transporteren naar een centrale verwerking.” Wormen rendabel maken De terugverdientijd kan nog aanzienlijk worden teruggebracht door de wormen op een andere manier rendabel te maken. “Ik heb bijvoorbeeld onderzocht of je ze kunt gebruiken als visvoer. Bij rioolzuiveringsinstallaties blijkt dat niet te mogen want dan kunnen zich stoffen ophopen in de wormen en vissen die niet thuishoren in de voedselketen. Maar slib van bij afvalwaterzuiveringsinstallaties in de voedingsmiddelenindustrie speelt dat probleem niet. Daarom zijn er zijn nu twee aio’s die vervolgonderzoek doen. Zij kijken bijvoorbeeld naar de mogelijkheid om de wormen voor te behandelen, zodat ze vervolgens kunnen worden gebruikt als meststof.”
Kosten en baten Tim Hendrickx ontdekte een materiaal waarin de wormen zich kunnen vastzetten. Als ze dat hebben gedaan eten ze het slib en zetten dat om in spieren en uitwerpselen. “De wormen nemen een deel van het stikstof en fosfaat uit het slib in zich op. De uitwerpselen zijn zo compact dat je ze makkelijk kunt afscheiden. Daardoor kan het indikken van het slib verder vrijwel achter-
vsnu branchejaarverslag 2009
26
Duurzame wereld
testimonial
“Nederland in Europese hoofdrol” “Onlangs heeft het nieuwe Europese instituut voor innovatie en technologie zijn eerste drie samenwerkingsverbanden gelanceerd. Nederlandse universiteiten, instituten en bedrijven hebben daar uitstekend bij gescoord.” Frans van Vught is voormalig rector en voorzitter van de Universiteit Twente. Momenteel is hij onder meer voorzitter van het Netherlands’ house for education and research en president van het European centre for strategic management of universities, beide te Brussel. Als topadviseur van de voorzitter van de Europese Commissie was Van Vught nauw betrokken bij de eerste gedachtevorming rondom het nieuwe European Institute for Innovation and Technology. “Het idee voor de oprichting van een Europees instituut voor innovatie en technologie, kortweg EIT, dateert van enkele jaren geleden. Aanleiding was het succes van het gerenommeerde Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology, MIT. Dat wilde Europa evenaren. De voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, is vervolgens met dat idee aan de slag gegaan, bijgestaan door een denktank waarvan ik onderdeel uitmaak. We hebben het plan uitgewerkt en geadviseerd geen fysiek, maar een virtueel instituut op te zetten: een Europees netwerk van bestaande onderwijs- en onderzoeks¬instellingen en ondernemingen. Zo’n virtueel netwerk is veel goedkoper, flexibeler en beter te integreren in het bestaande Europese hoger onderwijs en onderzoek. Het European institute for Innovation and Technology is in 2008 opgericht onder leiding van onze landgenoot Martin Schuurmans. Het doel is om innovatie en ondernemerschap te bevorderen op gebieden die cruciaal zijn voor de toekomst van Europa en de rest van de wereld, de zogeheten Grand Challenges. In 2009 zijn de eerste drie daarvan uitgewerkt: klimaat, energie en de nieuwe toepassing van ICT. Daarvoor konden alle onderwijs- en onderzoeks¬instellingen en ondernemingen in Europa voorstellen indienen. Dat heeft geleid tot de vorming van drie knowledge and innovation communities (KIC’s) die in juni 2010 officieel zijn gelanceerd. Als je kijkt naar de samenstelling van de eerste drie KIC’s, moet je constateren dat Nederland uitstekend heeft gescoord. TNO is, naast het Duitse Frauenhofer Insituut, de enige organisatie die in alle drie is vertegenwoordigd. De KIC voor klimaatonderzoek wordt gecoördineerd door Bert van der Zwaan, de nieuwe rector magnificus van Universiteit Utrecht. Zijn universiteit en die van Delft en Wageningen doen er ook intensief aan mee. De TU Eindhoven en de Universiteit Twente doen mee aan de KIC voor ICT-onderzoek terwijl de TU Eindhoven ook meedoet aan de de KIC voor energieonderzoek. En dan zijn de Randstad en de regio Eindhoven ook nog benoemd tot focuspunten voor grote laboratoria die als magneten moeten werken op nieuwe onderzoekers, studenten en bedrijven. Ik vind het een compliment waard. Zeker als je kijkt naar de enorme aantallen voorstellen die zijn ingediend en het geringe aantal hiervan dat is gehonoreerd. De bedragen die straks van Europa komen, zijn niet enorm hoog maar toch aanzienlijk. Het gaat om 25 procent van de middelen die nodig zijn voor elk project. Het prestige dat je ermee verdient, is echter enorm. Als de Nederlandse overheid dit succes ook nog ondersteunt, wordt ons land heel aantrekkelijk voor buitenlands talent en het internationale bedrijfsleven.”
vsnu branchejaarverslag 2009
27
Universiteiten werken aan een
Ontwikkelde samenleving Op weg naar een kennissamenleving moet de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs flink omhoog. Daartoe helpen de universiteiten scholen om beter te presteren. Bovendien maken de universiteiten hun eigen onderwijs steeds beter en toegankelijker. De uitdagingen Kwalitatief goed onderwijs ligt aan de basis van elke moderne samenleving. Maar er zijn volop signalen dat het onderwijs in Nederland beter kan en moet. Neem de hoge graad van schooluitval, vooral in het vmbo, de gebrekkige aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt of de problematiek van witte en zwarte scholen. Mogelijke antwoorden, zoals competentiegericht leren, zijn niet onomstreden. Bovendien dienen zich nieuwe ontwikkelingen aan, zoals open wijkscholen, de aandacht voor speciale groepen zoals hoogbegaafden en kinderen met geestelijke beperkingen, of ‘leven lang leren’. Met dit alles staat de betaalbaarheid van het Nederlandse onderwijssysteem ter discussie.
ten, maar ook steeds meer mensen die zich voor hun werk verder willen verdiepen. Het aanbod voor de toekomst Nederland moet investeren in de kwaliteit en de denkkracht van zijn inwoners, van jong tot oud. Alleen dan zal ons land gezond, veilig en welvarend meedraaien in de wereld van morgen. De Nederlandse universiteiten staan klaar om ons land daarbij van dienst te zijn op terreinen als nieuwe onderwijsvormen, uitvalreductie en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Daarnaast zullen ze natuurlijk leraren en vakspecialisten blijven opleiden. Ze stellen hun kennis en ervaring tevens graag ter beschikking voor ‘een leven lang leren’.
De bijdrage van de universiteiten De Nederlandse universiteiten leiden een deel van leraren op en zij zorgen voor specialisten op het gebied van didactiek, (ortho-)pedagogiek en ontwikkelingspsychologie die de kwaliteit van alle onderwijsvormen helpen verhogen. Verder doen de universiteiten onderzoek naar de werking van onderwijsmethodes en ontwikkelen zij kennis om scholen effectiever te maken. Tot slot geven de universiteiten ook zelf onderwijs. Zij bedienen een groeiende groep voltijdstuden-
vsnu branchejaarverslag 2009
28
Ontwikkelde samenleving
Onderwijs
Alles uit de kast halen
Vanaf het studiejaar 2010/2011 hebben we in Nederland zes university colleges, instellingen die de beste en meest gemotiveerde studenten opleiden. Zij worden hier optimaal voorbereid op latere sleutelposities in de maatschappij. In 2009 werd het Amsterdam University College (AUC) opgericht. “Een University College lijkt wel een beetje op de universiteit zoals die bestond in de Middeleeuwen. Toen kregen studenten eerst een brede opleiding met vakken als retorica, literatuur en filosofie. Pas daarna specialiseerden ze zich voor een beroep, zoals arts of jurist. Dit klassieke onderwijsmodel, liberal arts and science genaamd, is in de VS altijd blijven bestaan. Daar is het een belangrijk en prestigieus onderdeel van het hoger onderwijs. In Europa is het geleidelijk verdwenen. Nu komt het weer terug.” Campus Marijk van der Wende is decaan van het University College Amsterdam, opgericht door de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Ze legt uit wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen de bestaande universiteiten en het nieuwe University College. “De meeste van onze docenten komen van de UvA en de VU. Onze studenten wonen allemaal op de campus. Het onderwijsprogramma is anders van opzet, we selecteren aan de poort, we stellen hogere eisen aan studenten en de begeleiding is veel intensiever.” Eigen inzicht “Aan het Amsterdam University College kennen we maar één opleiding”, vervolgt Van der Wende: “Liberal Arts and Sciences. Het eerste jaar is sterk gericht op het opdoen van algemene wetenschappelijke kennis en vaardigheden met vakken als logica en argumentatieleer, wiskunde en statistiek. Daarnaast verdiepen studenten zich in brede vakken op het snijvlak van weten-
vsnu branchejaarverslag 2009
schap en samenleving, zoals Big Questions in Science of Big Books. Daarna kiezen studenten voor een major in de natuur-, de sociale of de geesteswetenschappen. Hierbinnen kunnen ze zich naar eigen inzicht verder ontwikkelen, in de breedte of juist in de diepte. Wel blijft er steeds nadruk liggen op het ontwikkelen van algemene wetenschappelijke vaardigheden. Het gaat dus om een combinatie van veel keuzevrijheid en forse wetenschappelijke standaards. Het onderwijs vindt bovendien plaats vanuit een multidisciplinair perspectief. Ook als je je specialiseert in één richting blijf je relaties leggen met andere vakgebieden. Het gaat bovendien om internationaal onderwijs. De helft van onze studenten komt uit het buitenland of heeft een buitenlandse vooropleiding. De voertaal is Engels en daarnaast leer je nog een tweede buitenlandse taal.” Studiesucces Niet iedereen kan aan een University College gaan studeren, vertelt Marijk van der Wende. “We selecteren op het cijfergemiddelde van het voortgezet onderwijs. Dat is een goede voorspeller van studiesucces, behalve natuurlijk als studenten door omstandigheden, zoals ziekte, onder hun niveau hebben gepresteerd. Dat moeten ze dan gewoon toelichten. We selecteren ook op ambitie. Komt de belangstelling van de aanmelder overeen met onze brede opleiding en wil hij op een internationale campus wonen? Om dat te achterhalen voeren we minimaal één gesprek. We stellen echt hoge eisen aan onze studenten. We hebben een aanwezigheids- en voorbereidingsplicht voor alle colleges en werkgroepen en we kennen geen hertentamens. Iedereen moet al zijn vakken in principe in één keer halen. Om dat mogelijk te maken, kennen we een systeem van veel persoonlijke begeleiding en continuous assessment. Het onderwijs vindt plaats in kleine groepen en iedere student krijgt een tutor, een begeleider waarmee hij geregeld contact heeft.”
29
Ontwikkelde samenleving
Hard werken “Met het University College spelen we in op de grote behoefte van bedrijven, instellingen en overheden aan hoog opgeleide, breed inzetbare afgestudeerden die verbanden kunnen leggen tussen verschillende disciplines, mensen en culturen. Afgestudeerden ook die internationaal vaardig zijn en hard willen werken. We spelen er tevens mee in op de behoefte van een groep jongeren die meer uitdaging zoekt dan de meeste studies bieden. Naast het collegegeld betalen studenten nog een extra bedrag, maar het is ook een investering in je toekomst. Kan je het echt niet betalen, dan kun je een beroep doen op een beurs. Het fonds daarvoor wordt vooral gesponsord door internationale bedrijven. Dat we zo’n fonds hebben, laat trouwens goed zien hoe groot de behoefte is aan toptalent.”
vsnu branchejaarverslag 2009
30
Ontwikkelde samenleving
Onderzoek Hersengolven voorspellen blunders
Nog voordat iemand een fout maakt doordat zijn aandacht verslapt, kun je dat zien aan hersen golven. Dat ontdekten onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daaraan kunnen bepaalde beroepsgroepen, zoals luchtverkeerslei ders, veel hebben. “In de hersenen heb je bepaalde regio’s die vaak afzonderlijk worden bestudeerd. Wij kijken juist naar de samenwerking tussen de delen. Dat kun je heel goed doen met behulp van EEG’s of de nauwkeuriger MEG’s.” Twee soorten golven Aan het woord is Ole Jensen, onderzoeker aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn onderzoeksgroep liet vorig jaar voor het eerst zien wat er gebeurt in de hersenen vlak voordat we een fout maken. “Ons onderzoek toonde aan dat twee soorten golven hierbij een grote rol spelen: alfagolven achter in ons hoofd en mugolven middenin de hersenen. In rusttoestand is de activiteit van alfa- en mugolven heel hoog, terwijl die van alle andere golven dan laag is. Precies datzelfde verschijnsel zie je ook vlak voordat iemand een fout maakt doordat zijn aandacht verslapt. Dan worden de alfa- en mugolven opeens 25 procent sterker.”
hersenen na het maken van een fout direct een signaal geven dat de alfagolven achter in het brein weer onderdrukt. Op die manier is iemand meteen weer alert.” Vervolg De ontdekking van de relatie tussen fouten maken en de activiteit van alfa- en mugolven zou allerlei toepassingen kunnen krijgen, meent Jensen. “Je zou bijvoorbeeld een draadloos EEG-apparaat voor luchtverkeersleiders kunnen ontwikkelen, dat meet wanneer die golven sterker worden en dus de aandacht verslapt. Op dat moment zou het apparaat een seintje kunnen geven om iemand weer bij de les te krijgen. Daarmee zou je ongelukken kunnen voorkomen. Van hetzelfde principe zou je gebruik kunnen maken om een apparaat te ontwikkelen om ADHD-patiënten feedback te geven bij het trainen van hun aandacht. Eén van mijn postdocs bestudeert dat onderwerp momenteel. Begin 2010 heb ik van NWO een Vici-beurs gehad. Daarmee zet ik nu een groep aan op die zowel fundamenteel als meer toegepast onderzoek doet. We willen gewoon precies begrijpen hoe het netwerk in ons brein werkt en hoe je dat kunt beïnvloeden.”
Knopje indrukken De opzienbarende ontdekking werd gedaan in een even simpele als doeltreffende test. “Eén van mijn collega’s, Ali Mazaheri, liet proefpersonen een uur lang een knopje indrukken bij het zien van kriskras door elkaar gepresenteerde cijfers 0 tot en met 9. Alleen bij het cijfer 5 moesten ze niets doen. Toch deden ze dit in 40 procent van de gevallen wel. Uit analyse van de hersengolven bleek dat de kans op fouten toeneemt als de alfa- en mugolven sterker zijn. Als de alfa- en mugolven een normaal niveau hebben, gaat alles goed. We zagen trouwens ook dat de
vsnu branchejaarverslag 2009
31
Ontwikkelde samenleving
Valorisatie Slim leren rekenen
Leren is vooral een kwestie van oefenen en goede feedback. De Open Universiteit ontwikkelde hiervoor in 2009 een slim computerprogramma. Dat wordt nu ook geschikt gemaakt voor middelbare scholen. De komende jaren gaat een grote groep docenten met pensioen. Tegelijkertijd worden de eisen aan het onderwijs steeds hoger. Om te voorkomen dat dit problemen gaat geven, wordt overal in Nederland gewerkt aan nieuwe, efficiëntere onderwijsmethoden. Zelfstandig leren Eén van de plekken waar dat gebeurt, is de Open Universiteit. Logisch, want als er één plek is waar ervaring bestaat met methoden om studenten zelfstandig te laten leren, is het wel hier. Johan Jeuring, hoogleraar aan de faculteit Informatica, deed de afgelopen jaren veel onderzoek naar de manier waarop studenten wiskunde- en logicaopgaven oplossen. Pakken ze de opgaven op de juiste manier aan? En zeker zo belangrijk: gebruiken ze de rekenregels op de goede manier? Op basis van dit onderzoek heeft Jeuring met zijn onderszoeksgroep een systeem ontwikkeld dat studenten automatisch feedback geeft op hun acties. Fouten herkennen Johan Jeuring: “Het systeem kijkt naar alle mogelijke manieren waarop een student de fout kan ingaan bij het oplossen van een vraagstuk. Dat kan bijvoorbeeld zijn bij het gebruiken van een formule die niet bestaat. Om een heel simpel voorbeeld te noemen: als iemand twee keer achter elkaar een maal-teken neerzet, geeft de computer aan dat er iets mis is. Ook gaat het systeem na of studenten fouten maken bij het omwerken van de ene formule naar de andere. Zo kun je niet het ene deel van een vergelijking met twee vermenigvuldigen en het andere deel niet. Maar het kan ook zijn dat studenten op
vsnu branchejaarverslag 2009
zich geen fouten maken, maar een route volgen die niet tot een oplossing leidt. Ook dat herkent het systeem en het attendeert studenten hierop.” Interesse gewekt Jeuring en zijn groep hebben het systeem ontwikkeld voor onderwerpen uit de wiskunde en de logica. Vele honderden studenten hebben er intussen mee gewerkt en kwamen er snel mee tot goede leerresultaten. Dat succes heeft de interesse gewekt van een grote Nederlandse uitgever van wiskundeboeken voor middelbare scholen. Jeuring: “Binnenkort wordt ons systeem gekoppeld aan de oefenopgaven die de uitgever via het internet aanbiedt bij zijn boeken. Zo kunnen duizenden leerlingen gaan profiteren van de ‘slimme feedback’ die ze in de toekomst misschien niet meer van hun leerkrachten ontvangen.” Europees vervolg Jeuring is intussen ook gevraagd om te participeren in het Europese Math-Bridge project. “Dat richt zich op de problematiek rondom de aansluiting van wiskundekennis en vaardigheden tussen het voortgezet en het hoger onderwijs. In dit project ontwikkelen we online oplossingen waarmee studenten individueel hun wiskundekennis kunnen verbeteren. Ook daarbij is goede feedback van onschatbare waarde.”
32
Ontwikkelde samenleving
testimonial
“Relatie universiteiten en scholen is pure winst” “De universitaire lerarenopleidingen werpen hun vruchten af. Het aantal inschrijvingen stijgt, het enthousiasme onder studenten is groot. En scholen zien de academisch geschoolde leraar als een leerkracht die iets extra’s meebrengt.” In 2009 gingen twee nieuwe soorten academische opleidingen van start voor leraren. De eerste is de ‘educatieve minor’, een keuzevak in de bachelorstudie waarmee studenten leraar kunnen worden in het vmbo-tl en de eerste drie jaren van havo en vwo. Deze opleiding is op alle universiteiten tot stand ge komen. De tweede academische opleiding is de universitaire pabo die opleidt tot basisschoolleraar. Deze is opgericht aan de Universiteit Utrecht. De nieuwe opleidingsvormen werden geïntroduceerd door staatssecretaris van Onderwijs Marja van Bijsterveldt. “In september 2007 schreef SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan een belangrijk advies aan het kabinet. Daarin zei hij: ‘We staan aan de vooravond van een groot kwantitatief en kwalitatief lerarentekort’. Dit vroeg om een langetermijninvestering in een aantrekkelijk leraarsvak. Goede leraren zijn immers de belangrijkste sleutel tot goed onderwijs. In aanvulling daarop wilde het Kabinet investeren in de kwaliteit van de opleidingen en onderzoeken hoe we nieuwe bronnen kunnen aanboren om academisch geschoolde leraren opnieuw te winnen voor het onderwijs. Een belangrijk antwoord op die laatste vraag lag destijds al klaar bij de universiteiten. Naast de bestaande academische pabo bedachten de zij de educatieve minor. Een leerroute die studenten de kans geeft om als tweedegraads leraar in de onderbouw van het voortgezet onderwijs aan de slag te gaan en die tegelijk een mooie opstap vormt naar een educatieve master. Een parel dus. De universiteiten hebben bewezen niet alleen denkers maar ook doeners te zijn. Want de wetgeving van de educatieve minor is net rond, terwijl het afgelopen jaar al 275 studenten zijn gestart - met permissie van de Tweede Kamer overigens. Doortastendheid van de universitaire wereld én de overheid maakte het mogelijk om de koe snel en gericht bij de hoorns te vatten. De universitaire lerarenopleidingen werpen inmiddels hun vruchten af, zo lijkt het. Het aantal inschrijvingen stijgt, het enthousiasme onder studenten is groot. En scholen zien de academisch geschoolde leraar als een leerkracht die iets extra’s meebrengt. De toestroom van deze nieuwe leraren zorgt ook voor een betere mix van personeel en maakt van het leraarsvak een beroep als alle andere. Iets dat je voor korte of langere tijd kunt uitoefenen en waarvan je de bagage óók goed kunt benutten in andere sectoren in de maatschappij. Studenten kunnen via dit traject nog tijdens hun studie de arbeidsmarkt op. Maar niet elke student mag aan het einde van de educatieve minor zomaar voor de klas. Ook de vakbachelor moet met goed gevolg zijn afgerond. En pas na de minor te hebben afgerond mogen ze door voor de master of voor het halen van de volledige bevoegdheid. Over een paar jaar kunnen we meten of de verwachtingen zijn uitgekomen. Maar één ding weet ik nu al bijna zeker. De banden tussen universiteiten en scholen worden aangehaald, er is inspiratie over en weer. En die verbinding lokt weer nieuwe ontwikkelingen uit op het gebied van loopbaan- en beroepsoriëntatie en versnelde doorlopende leerlijnen. Dat alleen al is pure winst.”
vsnu branchejaarverslag 2009
33
Universiteiten werken aan
Maatschappelijke samenhang Nederland moet een land worden waarin burgers met verschillende achtergronden met onderling respect samenleven. De universiteiten willen hieraan bijdragen door iedereen, ongeacht zijn of haar achtergrond, een kans te geven om zich te ontwikkelen. Daarnaast willen ze onderzoek uitvoeren naar nog onopgeloste en nieuwe problemen. De uitdagingen Individualisering en globalisering zijn belangrijke trends in onze samenleving. Nederland is hierdoor een vrij land geworden met veel ruimte voor verschillende culturen en geloven en individuele ontplooiing. Deze vrijheid blijkt in toenemende mate ook een keerzijde te hebben: desinteresse in anderen, onderling wantrouwen, ‘verhuftering’, uitsluiting en vervreemding. Er zijn ‘zwarte scholen’ en ‘witte woonwijken’ ontstaan, homohaat en Islamhaat. Op persoonlijk vlak leidt de individualisering tot drank- en drugsverslaving, vereenzaming, geweld en suïcide. Nederland staat voor de opgave om de sociale cohesie en het respect tussen mensen te herstellen en allochtone en autochtone Nederlanders een perspectief te geven op een nieuwe toekomst. De bijdrage van de universiteiten De Nederlandse universiteiten vormen samenlevingen in het klein. Studenten en docenten met allerlei verschillende achtergronden komen er samen om te werken aan de meest uiteen lopende opgaven. De ene groep wil het strafrecht hervormen, de andere probeert te achterhalen hoe de eerste seconden na de geboorte van het heelal eruit zagen. Al die verschillen in
vsnu branchejaarverslag 2009
interesse en herkomst maken de universiteiten tot een spannende plaats om te verblijven. Een academisch vak onder de knie krijgen, wil zeggen dat je verschillen leert overbruggen en dat je grenzen leert overschrijden. Zulke vaardigheden komen niet alleen van pas in de universiteit zelf, maar ook steeds meer daarbuiten. Naarmate de samenleving internationaler en veelvormiger wordt, groeit de noodzaak voor burgers om soepel in te spelen op nieuwe omstandigheden. Het aanbod voor de toekomst Het is zaak om van Nederland weer een sterk en sociaal land te maken met gelijke kansen voor iedereen. De Nederlandse universiteiten stellen hun kennis, mensen en netwerken ter beschikking van alle burgers die het beste uit zichzelf naar boven willen halen. Daarnaast willen ze graag aan de slag met vragen die nog moeten worden beantwoord. Hoe zorgen we, bijvoorbeeld, dat de Vinexwijken van vandaag niet de achterstandswijken van de toekomst worden? Hoe kunnen we provinciesteden helpen spanningen tussen bevolkingsgroepen te voorkomen? Hoe maken we voetbal vrij van geweld? Of hoe voorkomen we dat publieksevenementen ontsporen?
34
Maatschappelijke samenhang
Onderwijs
Studenten helpen wijken vooruit
In ruil voor gratis woonruimte werkt een groep studenten van de Vrije Universiteit in Amsterdam tien uur per week mee aan maatschappelijke projecten in hun wijk. Het succes van de aanpak is groot. VoorUit heet het project kortweg. Het is opgezet door het bureau W&S Transition- en Interim management uit Amstelveen en geadopteerd door de Vrije Universiteit (VU) en de Amsterdamse woningcorporaties Far West en Ymere. Op het terrein van de VU werkt projectmanager Liora Eldar van de stichting Studenten voor samenleving. Israël “Drie jaar geleden werkte ik nog bij W&S. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het bureau wilde directeur Karel Waagenaar een maatschappelijk relevant project opzetten. Toen is het concept naar voren gebracht, dat ik kende van de Ben Gurion Universiteit in Israël, het land waar ik vandaan kom. Studenten krijgen daar kosteloos huisvesting in een aandachtswijk in ruil voor maatschappelijke dienstverlening in die wijk. Dat idee hebben we vertaald naar de Nederlandse situatie en er een universiteit bij gezocht. De Vrije Universiteit was meteen geïnteresseerd. Hiermee kon ze extra inhoud geven aan haar maatschappelijke rol, naast die van het opleiden van studenten en het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. En ze loste een probleem op waarmee veel van haar studenten kampen: huisvesting.” Huiswerkbegeleiding In het project VoorUit staan educatie en integratie centraal. Eldar: “Alle studenten geven huiswerkbegeleiding aan basisscholieren. Daarnaast werken ze mee aan andere activiteiten in de wijk, zoals sport en spel, kook- en muzieklessen, een knutselclub, enzovoort. En ze kiezen allemaal één kind om een speciale
vsnu branchejaarverslag 2009
band mee op te bouwen, bijvoorbeeld omdat het wat extra aandacht nodig heeft. Daar gaan ze dan minimaal één maal per week op bezoek. Bij allochtonen leidt dat er al gauw toe dat ze worden uitgenodigd voor de maaltijd. Zo ontstaat ook een band met de andere leden van het gezin. Die kunnen ze dan eveneens helpen, bijvoorbeeld met de Nederlandse taal of met het invullen van formulieren en dergelijke.” Ervaringen voor het leven Over het project valt nog veel meer te vertellen. Zo gaan de studenten eens per jaar met hun kinderen naar een museum. En een keer per jaar gaan ze naar de universiteit. Liora Eldar: “Als daar studentes met een hoofddoek lopen, begrijpen moslimmeisje direct dat de universiteit voor hen niet onbereikbaar is. Dat zijn ervaringen voor hun leven.” De betrokken studenten zelf zijn in het algemeen erg enthousiast. “Ze krijgen er geen studiepunten voor, maar toch zeggen de meesten dat het bijdraagt aan hun studie. Bij sociale wetenschappen, psychologie of padagogiek is dat duidelijk, maar het geldt net zo goed voor studenten medicijnen, bedrijfskunde of rechten. Die komen op deze manier intensief in aanraking met mensen waarmee ze anders nooit zouden omgaan. Dat vergroot hun wereld. Soms ontstaan zelfs hechte banden. Dan blijven de contacten na het afstuderen gewoon doorgaan.” Vijftig studenten “Het is een formule die werkt”, constateert Eldar. “In het voorjaar van 2007 zijn we gestart met zestien studenten, die steeds met z’n tweeën één appartement bewonen: vier maal twee in Osdorp en vier maal twee in Slotervaart. Na het eerste jaar is een extra groep studenten gestart in Osdorp en een nieuwe groep in Geuzenveld. Bij die initiatieven zijn de woningcorporaties Ymere en Far West betrokken. Eind 2009 kwam Stadsdeel Bos en Lommer met de vraag of we
35
ook in hun wijk aan de slag wilden. Daar zijn we op ingegaan. Al met al gaan we nu in de richting van vijftig studenten. En vanaf komend studiejaar gaan de Universiteit van Amsterdam en woningbouwvereniging Eigen Haard ook deelnemen. De belangstelling blijft dus groeien.” Sponsors Het eerste jaar dat VoorUit functioneerde, 2007, heeft Karel Waagenaar alle overheadkosten betaald. Liora Eldar verzorgt niet alleen de coördinatie van het project, inclusief de selectie en ondersteuning van de studenten. Daarnaast organiseert zij thema-avonden, bijvoorbeeld over andere culturen of over het omgaan met lastige kinderen. Studenten zijn immers geen professionals. “In 2008 is de stichting ‘Studenten voor de Samenleving’ opgericht, die sindsdien het project draaiende houdt met subsidie van onder andere het ministerie van VROM en de gemeente Amsterdam. Na dit jaar houden die er echter mee op. Daarom zijn we nu op zoek naar sponsors voor de komende jaren. We willen nog zeker tot 2013 doorgaan.”
vsnu branchejaarverslag 2009
36
Maatschappelijke samenhang
Onderzoek Mogelijkheid tot straffen versterkt positie altruïsten Veel mensen geven geld aan zwervers en andere armen. Uit evolutionair perspectief is dit moeilijk te verklaren. Onderzoekers ontdekten dat de mogelijkheid tot bestraffing van derden effectief is om de positie te versterken van mensen die vreemden helpen. “De laatste jaren wordt veel onderzoek gedaan naar de evolutie van menselijke gedrag. Een belangrijk en tot nu toe moeilijk verklaarbaar patroon is het menselijke altruïsme. Waarom geven mensen bijvoorbeeld geld aan goede doelen, ook al zullen ze daar zelf nooit van profiteren?” Belonen en straffen Onderzoeker Arthur Schram publiceerde eind 2009 een artikel over dit onderwerp in het gerenommeerde wetenschapsblad Science. Dat deed hij samen met Aljaž Ule van de Universiteit van Amsterdam, Arno Riedl van de Universiteit Maastricht en Timothy Cason van de Purdue University (VS). “Uit eerder onderzoek is bekend dat mensen gemakkelijker geld geven aan vreemden als die een reputatie hebben dat ze behulpzaam zijn. Dat is opvallend omdat je hiermee vanuit evolutionair oogpunt alleen maar je eigen positie verzwakt. Wij vroegen ons twee dingen af. Op de eerste plaats: klopt het dat altruïsten slechter af zijn dan mensen die alleen hun eigenbelang nastreven? Ons onderzoek bevestigt dit. Op de tweede plaats: verandert er iets als mensen die vreemden nooit helpen daarvoor door derden kunnen worden gestraft? Ons onderzoek laat zien dat dit een groot effect heeft.”
spel werd in verschillende ronden gespeeld, waarbij iedereen de keuzes van de anderen in voorgaande rondes kon zien. Wat bleek? Zoals verwacht, werden mensen die vreemden ruimhartig hielpen, zelf het meeste geholpen. Als straffen niet mogelijk was, verdienden zij echter minder dan mensen die nooit iemand helpen. Maar toen dit mogelijk werd, werd de laatste groep wel af en toe gestraft. Dit had als belangrijkste gevolg dat mensen die vrijelijk geld gaven meer gingen verdienen dan zij die nooit hielpen. Niet zomaar toepassen “Als er geen mogelijkheden zijn voor straffen, zie je veel free riders-gedrag. Dan denkt een groep mensen alleen aan zichzelf en wordt daar nog beter van ook. Maar de mogelijkheid tot straffen geeft een stimulans voor samen werking”, concludeert Schram. Bij ‘straf’ hoeft het overigens helemaal niet te gaan om het afnemen van geld. Het zou bijvoorbeeld ook kunnen gaan om iemand aanspreken op zijn gedrag. “Je kunt deze uitkomst niet zomaar toepassen op de maatschappij. Wij doen fundamenteel onderzoek om inzicht te krijgen in de evolutie van coöperatief gedrag. We gaan ook fundamenteel vervolgonderzoek doen. Maar het is wel een aanknopingspunt voor meer praktisch gericht onderzoek, bijvoorbeeld naar het geven aan goede doelen of naar de werking van de arbeidsmarkt.”
Experiment De onderzoekers vonden deze uitkomsten met een interessant experiment. Deelnemers konden iemand anders helpen door hem rijker te maken of hem te straffen door een deel van diens geld te vernietigen. Voor beide keuzen moest worden betaald. Men kon ook gewoon niets doen. Dit
vsnu branchejaarverslag 2009
37
Maatschappelijke samenhang
Valorisatie Samenwerken aan menslievende zorg
Wie ziek is, wil graag goede zorg. Dat is ook precies wat professionals graag geven. Maar ze moeten ook steeds efficiënter werken. Onder zoekers van de Universiteit van Tilburg helpen beide eisen combineren. In de Nederlandse gezondheidszorg is de nadruk de laatste jaren sterk komen te liggen op techniek en efficiëntie. Patiënten en hun familieleden missen daardoor de aandacht die zij nodig hebben als mens. De meeste professionals zijn er evenmin gelukkig mee. Ze weten dat een extra gesprek soms veel misverstanden kan wegnemen. Ze weten ook dat wat extra persoonlijke aandacht het welzijn van patiënten enorm bevordert. Ruimte voor verbetering Andries Baart, onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg, kent de geschetste problematiek maar al te goed. Hij doet al jaren onderzoek naar de zorg in Nederland en denkt dat er nog ruimte is voor verbetering. “We zitten in een fase waarin bedrijfsmatigheid en marktwerking de boventoon voeren. Het is hoog tijd dat we die twee leren combineren met goede zorg. Daarvoor bestaan meer mogelijkheden dan professionals zelf denken. Dan vragen ze: ‘hoe kun je dat bereiken in een ziekenhuis dat helemaal op slot zit met diagnose-behandelcombinaties?’ Maar dan vergeten ze dat in een ziekenhuis ongeveer een derde van al die dbc’s vrij is. Er kan vaak veel meer dan men denkt.”
sionals die daarvoor een dagdeel per maand ruimte krijgen. Zij gaan werken aan plannen om menslievende zorg mogelijk te maken en bij iedereen tussen de oren te krijgen.” De lerende gemeenschappen worden bij het bedenken van plannen voor beter zorg gesteund door Tilburgse onderzoekers als Andries Baart en Carlo Leget. Beiden hebben intussen al stage gelopen in het ziekenhuis en hebben allerlei voorbeelden verzameld die materiaal bieden voor verdere discussie. Leget: “Wat is goede zorg? Hoe zit het met de bejegening van patiënten? Is de organisatie goed voor medewerkers? Hoe ervaart de patiënt de zorg? Dat zijn vragen die in de lerende gemeenschappen aan bod kunnen komen.” Stille huiskamer De eerste lerende gemeenschap die van start is gegaan, denkt na over verbeteringen in de zorg aan patiënten die kanker hebben. Een voorzichtig resultaat is al geboekt. Binnenkort krijgt het oncologisch centrum van het Sint Elisabeth Ziekenhuis een stille huiskamer. Baart: “Daar blijkt grote behoefte aan te zijn, bijvoorbeeld om bij te komen als je net van een arts hebt gehoord dat je ongeneeslijk ziek bent.” Als het Tilburgse project slaagt, komt er een manier van werken waar ook andere Nederlandse zieken huizen mee aan de slag kunnen.
Lerende gemeenschappen Om de patstelling in de Nederlandse zorg te doorbreken, zijn Baart en zijn groep in 2009 een langdurige samenwerking aangegaan met het Sint Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. Wim van der Meeren, lid van de Raad van Bestuur, legt uit wat er in dat verband gebeurt. “In het ziekenhuis gaan we zogenaamde lerende gemeenschappen inrichten. Die bestaan uit gemotiveerde profes-
vsnu branchejaarverslag 2009
38
Maatschappelijke samenhang
testimonial
Getalenteerd en allochtoon “De competitie in de wetenschap is uitzonderlijk zwaar. Daarom is het goed dat universiteiten alle talent bevorderen. Zelf heb ik gebruik gemaakt van een beurs speciaal voor allochtonen, net zoals er beurzen zijn voor bijvoorbeeld Friezen, katholieken en vrouwen.” Angela Sarabdjitsingh, Surinaamse van afkomst, won in 2004 de ECHO Award voor de meest excellente allochtone bèta/techniek-student. Toen studeerde ze nog aan de Vrije Universiteit. Dankzij een Mozaïek beurs werkte ze in 2009 aan een promotie aan de Universiteit Leiden. Overigens voerde ze delen van haar onderzoek uit aan de Universiteit van Bristol. Op 1 juli 2010 behaalde ze haar promotie. Nu werkt ze als postdoc aan de Universiteit Utrecht. “Ik ben gepromoveerd op onderzoek naar de relatie tussen stressreactiviteit en de onderliggende verstoring van het bioritme. Het beeld bestond dat het 24-uurs ritme essentieel is voor de gezondheid en vitaliteit. Mijn onderzoek wijst uit dat het eigenlijk gaat om een uurritme. De bijnier geeft namelijk elk uur hormonen af die stress in bedwang houden. Als dat patroon wordt verstoord, neemt de vatbaarheid toe voor stress-gerelateerde ziekten zoals depressie. Overigens heb ik het onderzoek uitgevoerd bij ratten, omdat je daarbij de processen in de hersenen goed kunt volgen. De hormoonpatronen van ratten komen sterk overeen met die van mensen, waardoor de conclusies van dit onderzoek ook relevant zijn voor mensen. De praktische consequentie van mijn onderzoek zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat je bepaalde medicatie meer gespreid geeft, zodat het uurritme beter in stand wordt gehouden. Mijn promotieonderzoek heb ik kunnen doen dankzij een Mozaïekbeurs, een beurs speciaal bedoeld voor allochtoon talent. Daar was ik erg blij mee, ook omdat het mij de kans gaf mijn eigen ideeën goed uit te werken. Voor mijn onderzoek als postdoc ben ik opnieuw op zoek naar geld. Wat mij opvalt, is dat er veel discussie bestaat over fondsen die bedoeld zijn voor allochtonen. Ik vind dat raar. Het gaat er toch om dat je talent bevordert? Gelukkig bestaat er geen discussie over al die fondsen voor andere doelgroepen zoals Friezen, katholieken, vrouwen en noem maar op. De competitie om financiering in de wetenschap is uitzonderlijk zwaar. Ook bij de Mozaïek beurzen wordt nog geen tien procent van de aanvragen gehonoreerd. Als dit een manier is om (allochtoon) talent te bevorderen, zie ik er geen enkel probleem in. Sterker nog: dan moet je er vooral mee doorgaan.”
vsnu branchejaarverslag 2009
39
Cijfers Table 1
University revenue 2008 17 357
Government grants
603
Revenue from contract work Other 3 198
1 299
Tuition fees Other government grants Total
5 474 Bron: CFI, Financiële Gegevens Wetenschappelijk Onderwijs, jaarrekeningen 2004 t/m 2008
Tabel 1 toont de inkomsten van universiteiten in het jaar 2008. De inkomsten van alle veertien universiteiten zijn opgenomen in het overzicht. De bedragen zijn in miljoenen euro’s.
Source: CFI, Financial Data on Research University Education, annual reports 2004-2008
vsnu branchejaarverslag 2009
40
Cijfers
Table 2
Number of students in 2008 and 2009 60 647
Master’s
67 000
2008 2009
12 905
Doctoraal
9 236 145 652
Bachelor’s
155 582
0 Total
50 000
100 000
150 000
200 000
2008 219 204 2009 231 818
Bron: VSNU/CBS 1cHO 2009
Tabel 2 toont het aantal studenten ingeschreven in het wetenschappelijk onderwijs op 1 oktober 2008 en op 1 oktober 2009. Alleen eerste inschrijvingen zijn meegeteld. Studenten die een tweede studie volgen, komen in deze tabel niet voor.
Number of staff members in fte in 2008 and 2009
Table 3 Source: VSNU/CBS 1cHO 2009 WP: Full professor
2 415 2 516
Senior university lecturer
2 139
University lecturer
2 152
2008
4 415
2009
4 526
Other research staff
6 134 6 486 7 749
Ph.D. student
8 044 17 832
Support staff
18 452
0 Total
5 000
10 000
15 000
20 000
2008 40 684 2009 42 176
Bron: WOPI, peildatum 31-12
Tabel 3WOPI, toontreference het aantal Source: datemedewerkers 31-12
dat werkzaam was aan de Nederlandse universiteiten op 31 december 2008 en op 31 december 2009. De getallen zijn weergegeven als voltijdse aanstellingen (‘full time equivalenten’). In werkelijk kunnen er dus meer personen werken aan de universiteiten, maar deze hebben dan vaak een deeltijdaanstelling. Cijfers in de grafiek zijn inclusief het Hoopgebied Gezondheid.
vsnu branchejaarverslag 2009
41
Cijfers
Table 4
Number of degrees granted in 2008 2 545
Bachelordegrees Doctoraaldegrees 26 830
26 244
Masterdegrees Medical licensing examinations
2 727 Total: 58 346 Bron: VSNU/CBS 1cHO 2009 v2. Aggregaat diploma’s
Tabel 4 toont het aantal diploma’s dat door Nederlandse universiteiten is afgegeven in 2008. De cijfers zijn op basis van het aantal diploma’s dat is uitgereikt. Doordat sommige studenten afstuderen in twee studies zal het feitelijke aantal afgestudeerden in 2008 iets lager zijn dan blijkt uit de cijfers. Omdat de diploma’s onderling Source: VSNU/CBS 1cHOsterk 2009 verschillen, v2. Aggregate mogen degrees de cijfers niet opgeteld worden tot totalen.
Table 5
Number of research publications in 2008
Refereed articles 13 171
Non-refereed articles Books
9 778
40 596
Book chapters PH.D. theses
3 254
Conference proceedings
7 376
Professional publications 1 427
3 849
Total: 79 451
Bron: Onderzoeksinzet en -output 2008 (Nieuwe stijl)
Tabel 5 toont het aantal onderzoekspublicaties dat in 2008 is gepubliceerd door medewerkers van Nederlandse universiteiten. De cijfers* omvatten alle wetenschappelijke en vakpublicaties van dat jaar. * De cijfers die verschijnen in het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (www.nowt.nl) vallen in de regel lager uit. Dat komt doordat het NOWT een kleinere uitsnede bekijkt van alle publicaties (namelijk die publicaties die
Source: Research input and output 2008. (New style)
verschijnen in een selecte groep van veelal Engelstalige tijdschriften).
vsnu branchejaarverslag 2009
42
Cijfers
Table 6
Citation-impact score Dutch universities over 2004-2008 01 - 04
02 - 05
03 - 06
04 - 07
05 - 08
1.30
1.31
1.33
1.32
1.33
citation impact
Bron: Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2010, NOWT, OCW. Tabel 5.10
Tabel 6 toont de citatie-impact van wetenschappelijke artikelen. Dat is een maat voor de waarde die collega wetenschappers hechten aan de betreffende artikelen. De citatie-impact wordt berekend door te tellen hoeveel keer collega wetenschappers de betreffende artikelen aanhalen. De gemiddelde citatieimpact van alle artikelen wereldwijd wordt altijd op ‘1’ gesteld. Een score van 1,33 wil dus zeggen dat de impact van wetenschappelijke artikelen van Nederlandse universiteiten 33 procent boven het mondiale gemiddelde ligt. Alleen Zwitserse, Deense en Amerikaanse universiteiten deden het in het tijdvak 20052008 iets beter dan de Nederlandse.
Table 7
Rankings in 2009
Utrecht University
Shanghai world top 500 (2009)
Leiden world top 250 (2009)
THES world top 200 (2009)
52
83
70*
Source: University Science and Technology Indicators 2010, NOWT, Leiden 72 OCW. Table 5.10 121
60
University of Amsterdam
101-151
88
49*
University of Groningen
101-151
127
138*
VU University Amsterdam
101-151
84
165
Wageningen University
101-151
123
155*
TU Delft
152-200
-
83
Erasmus University Rotterdam
152-200
56
108*
Radboud University Nijmegen
152-200
141
-
Maastricht University
303-401
133
116
University of Twente
303-401
-
200
Eindhoven University of Technology
402-501
-
120*
Bron: www.arwu.org, enwww.cwts.nl. www.cwts.nl. Source: www.arwu.org, www.timeshighereducation.co.uk www.timeshighereducation.co.uk and * is een gedeelde positie
Tabel 7 toont de scores van de Nederlandse universiteiten in 2009 op de drie wereldwijd meest gebruikte rankings. Dit resulteert in steeds andere rangordes. Om als universiteit in de rankings te worden meegenomen, moet een universiteit meer dan een vastgesteld aantal wetenschappelijke publicaties per jaar uitbrengen. De Universiteit van Tilburg en de Open Universiteit komen in deze rankings niet voor omdat zij die drempelwaarde niet halen. Het niet voorkomen in één van deze rankings betekent niet dat de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek bij deze universiteiten onvoldoende zou zijn. Zo staan de Universiteit van Tilburg (44), de Erasmus Universiteit Rotterdam (49) en de Universiteit Maastricht (99) in de UTD Top 100 Worldwide Business School ranking welke gebaseerd is op de onderzoeks bijdragen van universiteiten. vsnu branchejaarverslag 2009
43
Cijfers
Table 8
Investments in higher education
Switzerland *
1.43
United States
2.92
0.99
1.93
Singapore * Sweden Denmark
0.06
Finland
1.61
Total
1.66 1.60
By government bodies
1.44
0.17
Germany
0.91
0.16
Japan
1.07
* incomplete 1.48
0.48
1.00
Canada
1.27
Netherlands Average
0,5
1.83
1.23
0.63
1,0
2.75
1.47 1.46
1.09
0.37
0,0
By individuals and businesses
1.70 1.63
0.07
1,5
2,0
2,5
3,0
Source: OECD, Education at a glance 2009, OECD Indicators. table B2.4
Bron: OECD, Education at a glance 2009, OECD Indicators. Tabel B2.4 De rangorde in de tabel is gebaseerd op de rangorde uit het The Global Competitiveness Report 2009-2010 van het World Economic Forum.
Tabel 8 toont de investeringen van de tien meest competitieve landen ter wereld in hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten). De investeringen zijn uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. De gegevens zijn uitgesplitst naar investeringen gedaan door overheden en door private partijen (bedrijven en burgers). In beide gevallen liggen de investeringen in het Nederlandse hoger onderwijs onder het internationale gemiddelde.
vsnu branchejaarverslag 2009
44
Cijfers
Table 9
Investments in university research
Switzerland
0,66
United States
0,36
Singapore* Sweden
0,77
Denmark
0,70
Finland
0,65
Germany
0,41
Japan
0,43
Canada
0,63
Netherlands
0,45 0,56
Average 0,0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8 %
By government bodies
By foreign parties
Total
By businesses
By others
* incomplete
Source: NOWT 2010, table 3.5 and 3.10. Calculations: VSNU.
Bron: Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2010, NOWT, OCW. Figuur 3.5 en 3.10. Bewerking VSNU Bij de berekening van de R&D-intensiteit van het universitaire onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens uit het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie 2010. Deze zijn gebaseerd op internationaal erkende cijfers van de OECD. Bij het verschijnen van het NOWT-rapport heeft het ministerie van OCW ook gecorrigeerde cijfers bekend gemaakt over de R&D-intensiteit van het universitaire onderzoek. Omdat de methode van correctie vooralsnog onduidelijk is, blijven deze gecorrigeerde cijfers hier buiten beschouwing.
Tabel 9 toont de investeringen van de tien meest competitieve landen ter wereld in universitair onderzoek. De investeringen zijn uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. De gegevens zijn uitgesplitst naar investeringen gedaan door overheden, bedrijven, buitenlandse partijen en anderen. In vier van de vijf gevallen liggen de investeringen in het Nederlandse universitaire onderzoek onder het internationale gemiddelde.
vsnu branchejaarverslag 2009
45
Colofon
Uitgave Vereniging van Universiteiten (VSNU) Lange houtstraat 2, Postbus 13739, 2501 ES Den Haag Telefoon (070) 302 14 00 E-mail
[email protected] Internet www.vsnu.nl Teksten www.videm.nl Eindredactie VSNU-bureau Vormgeving www.inpetto-ontwerp.nl Illustraties www.yellowish.nl Foto’s Universiteiten, iStock. De VSNU heeft zoveel mogelijk getracht de oorsprong van het gebruikt beeld te achterhalen. Copyrights VSNU, Den Haag, september 2010 Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van de VSNU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op elke andere wijze dan ook, worden overgenomen. De Vereniging van Universiteiten (VSNU) behartigt de belangen van de universiteiten naar politiek, overheid en maatschappelijke organisatie. De VSNU is tevens werkgeversorganisatie en ontwikkelt dienstverlenende activiteiten voor universiteiten. Het Financieel jaarverslag van het VSNU-bureau over 2009 vindt u op www.vsnu.nl/jaarverslag.
vsnu branchejaarverslag 2009
46