Werkstuk in het kader van de cursus Collectieve Veiligheid
BESCHERMING VAN NATIONALE MINDERHEDEN: DE VOLKENBOND ALS MODEL? Inleiding Het probleem van de nationale minderheden is sedert het einde van de Koude Oorlog weer in ieders belangstelling gekomen. Problemen tussen volken die we al helemaal vergeten waren, waarvan we dachten dat ze in veertig jaar communisme opgelost waren, zijn in grote hevigheid weer opgelaaid. Oplossing ervan is een van de grootste uitdagingen waarvoor de wereld momenteel staat, en zodoende worden vele oplossingen en modellen bedacht of herondekt. Wetenschappers, politici, journalisten, demagogen, ja zelfs bierbrouwers1 denken mee over het nationaliteitenprobleem. In dit stuk zal worden ingegaan op het minderhedenbeschermings-systeem dat door de Volkenbond gehanteerd werd. De vraag die wij ons stellen is: op welke wijze onder de Volkenbond de bescherming van minderheden behartigd werd, en of men ten aanzien van de huidige situatie lering kan trekken uit deze ervaringen en op welke wijze dit systeem op bepaalde punten navolging zou kunnen krijgen. Tevens wordt ingegaan op de relevantie van minderhedenbescherming ten aanzien van collectieve veiligheid. In de eerste paragraaf worden een aantal kernbegrippen uiteengezet, vervolgens wordt in §2 de minderhedenbescherming van de Volkenbond uiteengezet. In §3 volgt de huidige stand van zaken. 1. Minderhedenproblematiek Minderheden en hun sociale positie Minderhedenbescherming vormt een onderdeel van de mensenrechten. Minderheden kunnen gedefiniëerd worden in religieuze, taalkundige of etnische zin. Vaak zullen deze kenmerken elkaar overlappen. Echter, wat is een nationale minderheid nu precies? In feite is dat hetzelfde als vragen wat een volk is, en over de definitie daarvan bestaat
Het plan van Freddy Heineken, voor een verdeling van Europa in 75 staten van elk maximaal 10 miljoen inwoners, zal in dit stuk verder buiten beschouwing blijven. 1
1
geen internationale overeenstemming.2 Bescherming van minderheden werd in haar eerste vorm vooral toegepast op religieuze minderheden. Later werd nationaliteit veel sterker als identiteit gevoeld, en kwam de nadruk te liggen op de bescherming van nationale minderheden. Wanneer in een staat minderheden voorkomen heeft dat zijn effect op de samenleving als geheel. In een samenleving doen zich integratie-processen voor, als gevolg van economische ontwikkeling en verbetering van transport en communicatie. Het is niet meer dan logisch dat deze processen zich afspelen binnen de context van bepaalde taalkundige of historische eenheden. Immers, taal is zowel het belangrijkste communicatie-instrument, als zelf het resultaat van een langdurig proces van sociale integratie.3 Hieruit kunnen we dus concluderen dat een minderheid in mindere mate deel zal hebben aan deze processen, en een geïsoleerde positie zal innemen binnen een samenleving. Dit verklaart dan ook waarom minderheidstalen vaak als bedreigend voor de eenheid van een staat worden ervaren. Dit is dus vaak de oorzaak van veel spanning. Effectieve bescherming Op welke wijze kan nu effectieve bescherming van minderheden gewaarborgd worden? De beantwoording van deze vraag is niet eenvoudig. Het kernbegrip zelfbeschikking, vermeld in Art. 38.1 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, staat vaak centraal in deze kwestie. Dit begrip houdt in dat een volk het recht toegekend wordt voor zichzelf beslissingen te nemen aangaande het benutten van zijn natuurlijke rijkdommen.4 Over de invulling van dit begrip kan op twee manieren gedacht worden: 1. Individuele rechten. In dit kader valt bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Er wordt vanuit gegaan dat men, door de rechten van individuele personen te waarborgen, automatisch ook groepen van personen beschermt. Dit is de wijze waarop binnen de Verenigde Naties bescherming geregeld is. 2. Collectieve rechten. In deze visie gaat men ervan uit dat individuele rechten voor de bescherming van een volk niet voldoende zijn, maar dat men een nationale minderheid ook als groep rechten moet geven. Op deze denkrichting is minderheden2
Baehr pag. 99-108
3
De Vree, pag. 395
4
Kooijmans, pag. 25
2
bescherming van de Volkenbond van toepassing. 2. Minderhedenbescherming tijdens de Volkenbond Voorgeschiedenis De internationale bescherming van minderheden is ontstaan uit de bescherming van religieuze minderheden. Vanaf de dertiende eeuw tot de desintegratie van de Katholieke Kerk in de zestiende eeuw ontwikkelde deze bescherming zich in de vorm van interventies door staten ten behoeve van hun geloofsgenoten over de grens. In de zeventiende eeuw werd het gebruikelijk om gebiedsafstand afhankelijk te maken van verdragen waarin de rechten van religieuze minderheden beschermd werden. Ook in de negentiende eeuw werd deze methode gehanteerd, vooral bij het ontstaan van de nieuwe staten op de Balkan. Bij het Congres van Berlijn in 1878 verklaarden de grote mogendheden dat toekomstige leden van de Europese statenfamilie de principes van religieuze vrijheid dienden te accepteren als "principes die de basis vormen van sociale organisatie in alle staten van Europa."5 Religieuze grenzen vielen niet altijd samen met etnische grenzen, maar overlapten vaak wel. Vooral in de Balkan vormde de religie nog lang het voornaamste kenmerk van een natie. De eerste duidelijke erkenning en internationale garantie van de rechten van nationale minderheden vinden we in de Slotakte van het Congres van Wenen (1815), waar Rusland, Pruissen en Oostenrijk afspreken de rechten van hun Poolse minderheden te zullen respecteren. De gebreken van dit systeem waren gelegen in de mate van onzekerheid dat het zou functioneren, en in de kans dat het misbruikt zou worden voor machtspolitieke doeleinden. De Eerste Wereldoorlog maakte echter duidelijk dat de nationaliteitenkwestie snel een betere oplossing nodig had. Bij de onderhandelingen in Parijs bracht president Wilson zijn beroemde 14 punten naar voren. Het veertiende daarvan voorzag in de oprichting van een Volkenbond. De principes waaraan die zou moeten beantwoorden waren afschaffing van de geheime diplomatie en geheime verdragen, verzekering van de gebieden, politieke vrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van volken, de bescherming van nationale minderheden, de gelijke behandeling van alle staten,
5
geciteerd in: Claude, pag. 6.
3
ontwapening, en economische gelijkwaardigheid. 6 Op 28 april 1919 werd het Volkenbondsverdrag ondertekend, en men belastte deze met de bescherming van minderheden. De formele minderhedenbescherming van de Volkenbond Op 1 mei 1919 werd een Commissie ingericht ter uitwerking van de zgn. Minderhedenbeschermingsverdragen. Geprobeerd werd het idee van de minderhedenbescherming te concretiseren: alle raciale en nationale minderheden moesten binnen een staat dezelfde bescherming krijgen als de meerderheidsbevolking. Uiteindelijk koos men voor de vorm van separate minderhedenbeschermingsverdragen, waarbij de Volkenbond deze garandeerde. Met de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, Oostenrijk (1919), Hongarije (1920), Bulgarije (1919) en Turkije (1923), werden in de vredesverdragen provisies gemaakt ten aanzien van hun minderheden. De nieuwe of vergrootte staten, Polen (1919), Tsjecho-Slowakije (1919), Joegoslavië (1919), Roemenië (1919) en Griekenland (1924), sloten speciale minderhedenverdragen met de Geallieerde mogendheden, conform een verplichting in de vredesverdragen. Andere landen die lid wilden worden van de Volkenbond, Albanië (1921), Estland (1923), Letland (1923), Litouwen (1922) en Irak (1932), maakten onder druk declaraties analoog aan de minderhedenverdragen aan de Raad van de Volkenbond.7 Finland maakte ook een dergelijke declaratie bij een overeenkomst met Zweden, die van toepassing was op de Aaland Eilanden.8 Duitsland kwam in een beperkte vorm onder het systeem, op basis van de Conventie van Genève op 15 mei 1922, met een bilateraal verdrag met Polen. Hierin werd een uitgebreide minderhedenbescherming ten aanzien van Opper-Silezië ingesteld waarbij ook een belangrijke rol aan de Volkenbond werd toebedeeld.9 In de verdragen was de bepaling opgenomen (art. 12) dat de Volkenbondsraad in geval 6
Schücking, pag. 13
7
Gütermann, pag. 337
8
Guggenheim, pag. 266
9
Claude, pag. 16
4
van schending, of de dreiging daarvan, iedere maatregel tegen de verdragschendende staat kon nemen die zij nodig achtte. Ten aanzien van deze middelen kon dan teruggegrepen worden op de sanctiemiddelen uit het Volkenbondsverdrag, van economische boycot tot gewapend ingrijpen. De minderhedenstaat had het recht geconsulteerd te worden, maar had geen vetorecht. Bij verschil van mening over de interpretatie van een verdragsregel was een rol weggelegd voor het Internationaal Hof van Justitie in Den Haag.10 De grote mogendheden speelden ook een grote rol binnen deze verdragen: "[Polen] moet in de door de Grote Mogendheden als noodzakelijk geachte bepalingen toestemmen." 11 Veranderingen in de verdragen konden alleen aangebracht worden met toestemming van een meerderheid van de Volkenbondsraad. De verdragen hadden betrekking op de verzekering van het staatsburgerschap van minderheden, het vrije gebruik van de taal van de minderheden en religieuze en culturele vrijheid. Geweld met minderheden wordt niet in de verdragen zelf geregeld, maar in besluiten van de Volkenbondsraad. De praktische uitwerking van de verdragsbepalingen werd geregeld in het Tittoni-Rapport van 1920. Nationale minderheden konden bij schendingen een petitie indienen bij het Secretariaat-Generaal waar het bij de Minderhedensectie, onder leiding van de Noor Erik Colban, terecht kwam. De petitie zou voorgelegd worden aan een comité van drie Raadsleden, het zgn. 'Comité van Drie'. Daar werd bepaald of de petitie op de agenda van de Raad zou worden geplaatst. De Minderhedensectie adviseerde bij het nemen van die beslissing.12 Uit het voorgaande blijkt duidelijk welke ongekende inbreuk door het systeem gemaakt werd op het tot dan toe bijna onaantastbare soevereiniteitsbeginsel. Minderhedenbescherming van de Volkenbond in de praktijk Laten we dan nu kijken naar de concrete gang van zaken om te bepalen of het systeem ook daadwerkelijk goed werkte. Het hierboven beschreven systeem functioneerde niet zoals het de bedenkers voor ogen stond. Om politieke redenen waren landen als Frankrijk en Engeland niet bereid bij Oost-Europese landen naleving van de verdragen 10
Herman, pag. 37-38
11
Het verdrag met Polen, in: Gütermann, pag. 27
12
Herman, pag. 39
5
af te dwingen, omdat zij van strategisch belang waren in verband met Duitsland en de Sovjet-Unie. Het systeem leek dus nooit te gaan functioneren. Het Secretariaat en de Minderhedensectie kwamen echter met een creatieve oplossing: van binnengekomen petities werd zo snel mogelijk een rapport opgemaakt, ten behoeve van het Comité van Drie. Vervolgens werd de aangeklaagde staat uitgenodigd zijn visie te geven aan het Comité en de Minderhedensectie. Meestal resulteerde dit in een compromis, omdat geen staat graag op de agenda van de Raad wilde komen om zo publiekelijk aangeklaagd te worden. Nadeel was wel dat vrijwel de gehele procedure niet voor de buitenwereld waarneembaar was. Gaandeweg werd de Minderhedensectie steeds belangrijker in de procedure, door hun opgebouwde grote expertise.13 Als gevolg van negatieve publiciteit omtrent het minderhedensysteem ontstond in 1929 discussie. Deze discussie resulteerde uiteindelijk in de Volkenbondsresolutie van 13 juni 1929, waarin een aantal maatregelen waren vervat om de openbaarheid van de procedure te vergroten. Onder andere werd bepaald dat voortaan jaarlijks statistieken zouden worden gepubliceerd van het aantal ontvangen en behandelde petities. De belangrijkste betekenis van deze resolutie lag echter in het feit dat voor het eerst het politieke conflict dat bestond aangaande de vrede van 1919 op het minderhedenbeschermingssysteem werd toegespitst.14 In 1929 kwam tevens in Groot-Brittannië een Labour-regering aan de macht. Deze regering maakte plannen voor een permanente minderheden-commissie. Men kwam echter nooit met een concreet voorstel. Er ontstond vanaf toen wel veel discussie of er niet zo'n permanente commissie zou moeten komen.15 Nadat in 1933 Hitler aan de macht was gekomen, was het minderhedenbeschermingssysteem ten dode opgeschreven. In datzelfde jaar ontving men een petitie over de behandeling van de Joden in Opper-Silezië, die ook in de Volkenbondsraad terecht kwam. Duitsland weigerde medewerking en stapt in 1934 uit de Volkenbond. Op 26 januari 1934 tekende Duitsland een niet-aanvalsverdrag met Polen. Aangezien het minderhedensysteem ook gericht was op het voorkomen van grensrevisies, en 13
Herman, pag. 39-40
14
Gütermann, pag. 123
15
Gütermann, pag 126
6
Duitsland uit de Volkenbond was gestapt, besloot Polen zijn medewerking aan het minderhedenbeschermingssysteem stop te zetten. De westelijke landen ondernemen hier niets tegen.16 Met de afname van de autoriteit van de Voklenbond zelf werd het minderhedenbeschermingssysteem ook meer en meer een muurbloempje. Najaar 1935 verklaart Roemenië dat het niet meer op alle aan hem gerichte petities zal reageren. Ook zal men niet meer plaatsnemen in enig Comité van Drie. In 1937 raakt men echter weer volledeg betrokken, nadat gebleken was dat men de leden van de Kleine Entente (Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië en Roemenië) niet had kunnen overhalen het Poolse voorbeeld te volgen. Tot 1939 werden nog Comité's van Drie gevormd, daarna niet meer. Bij de oprichting van de Verenigde Naties in 1947 werd het Minderhedenbeschermingssysteem niet gereactiveerd en verdwenen haar archieven in dat van de VN.17 3. Minderhedenbescherming in de actualiteit De Koude Oorlog Tijdens de afschrikking van de Koude Oorlog stond centraal dat men zich niet bemoeide met elkaars binnenlandse aangelegenheden. Het Handvest van de Verenigde Naties regelde wel, in het kader van het zelfbeschikkingsrecht van volken, de individuele rechten van de mens, maar repte niet van collectieve rechten voor minderheden. 18 Aangezien nationalisme in deze periode een vrijwel onzichtbaar bestaan leidde, leek het systeem vrij goed te voldoen: in het Westen werden individuele rechten goed beschermd en in het Oosten kreeg nationalisme eenvoudig geen kans, waardoor het rustig bleef. Toen de druk van het communisme echter verdween, kwam het nationalisme weer op en kwam de positie van nationale minderheden onder druk te staan. Nu gaan steeds meer stemmen op om ook collectieve rechten te gaan toekennen aan minderheden. Volkenbonds-ervaringen en de toekomst Collectieve veiligheid staat onder andere voor een garantie van recht, democratie en 16
Gütermann, pag. 135-138
17
Gütermann, pag. 142-143
18
Mayall, pag. 421-429.
7
vrede. De coöperatie van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad en het feit dat de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov te kennen gaf dat men in zijn buurlanden niet zou intervenieren indien men hervormingen door zou voeren, betekende dat de rechten daar voortaan uitgelegd konden worden als in het Westen, en dat collectieve veiligheid dichterbij was gekomen.19 Tevens is met het einde van de Koude Oorlog een nationalistische Renaissance aangebroken, die bedreigend is voor de positie van minderheden. Er bestaat angst voor een nieuw 'Sarajevo-syndroom'. Men wil de nationalisten dus in bedwang houden. Dit zou kunnen door de staatsgrens irrelevant te maken voor de beleving van nationale identiteit.20 Maar hoe bereikt men dat? Aangezien in een stelsel van gelijke individuele rechten grenswijzigingen uitgesloten zijn, maar daarentegen een homogene staat onmogelijk is, ligt de oplossing in een systeem van staatkundige decentralisatie van heterogene staten.21 Tot op heden is men nog niet bereid geweest aan bevolkingsgroepen collectieve rechten toe te kennen. Het argument dat hiervoor wordt aangevoerd is dat dit stimulerend zou werken op autonomieverlangens en dat het de nationale integriteit in gevaar zou brengen. Dit is ongeveer hetzelfde bezwaar als hetgeen ten tijde van de Volkenbond naar voren werd gebracht. De minderheden echter draaien het argument juist om: autonomieverlangens ontstaan juist doordat men geen collectieve rechten heeft. In de zgn. 'Pentagonale Groep' (Oostenrijk, Tsjechi / Slowakije, Hongarije, Italië en 'Joegoslavië') is echter een begin gemaakt. Men heeft hier ingezien dat voor het bespreken en oplossen van minderhedenproblematiek autonomie en collectieve rechten inderdaad noodzakelijk zijn.22 Inmiddels heeft zich recentelijk een geval voorgedaan van humanitaire interventie ten behoeve van een minderheidsgroep, namelijk de Koerden. Er zijn zes criteria te formuleren waaraan een dergelijke interventie zou moeten voldoen om rechtmatig te 19
Mayall, pag. 421-429.
20
Koch pag. 1-7
21
Siccama, NRC 12-7-1991
22
Herman(2), pag. 53-55.
8
zijn:23 1. Er is sprake van een ernstige humanitaire noodsituatie. 2. De vredes- en veiligheidsmechanismen van de Verenigde Naties zijn zonder effect gebleven. 3. Een snelle gewapende actie is het enige redmiddel. 4. De interventie wordt niet veroordeeld door de Verenigde Naties. 5. De gevolgen van een interventie zijn positief in verhouding tot de eerdere situatie. 6. De interventie draagt een tijdelijk karakter. Twee Europese intergouvernementele organisaties zouden geschikt kunnen zijn om Volkenbondservaringen te implementeren: de CVSE en de Raad van Europa. Hun voordeel is dat het Europese organisaties zijn, die zich dus specifiek aan de Europese problematiek van de minderheden kunnen wijden.24 De CVSE is wegens zijn niet ver ontwikkelde institutionele structuur het meest geschikt om het politieke aspect van minderhedenbescherming te waarborgen. Men kent reeds, zonder hier nu verder op in te gaan, het Consultatiemechanisme en de Procedure voor Vreedzame Beslechting van Geschillen. Een aanvulling zou kunnen liggen in de instelling van een Minderhedensectie.25 Wat dan nog ontbreekt is de mogelijkheid om sancties op te leggen. Een begin is reeds gemaakt. Tijdens de CVSE vergadering van 1 juli 1991 werd gesproken over minderhedenproblematiek, maar men kwam alleen tot algemene verklaringen. In het Slotdocument worden in Hoofdstuk IV tot VI suggesties gedaan om te komen tot een modus vivendi tussen minderheden en de meerderheidsbevolkingsgroep. Enkele daarvan zijn: locale en/of regionale autonomie, onderwijs in de moedertaal van de minderheid en het instellen van permanente transnationale of regionale commissies.26 Bovendien werd het Nederlandse voorstel voor een Hoge Commissaris voor de 23
Vermaat pag. 567-572
24
Herman, pag. 41
25
Herman, pag. 44
26
Herman (2), pag. 53-55.
9
minderheden aanvaard. De lidstaten van de Raad van Europa hebben reeds een ontwerp gemaakt van een minderhedenconvenant, dat onderdeel moet gaan uitmaken van de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens (ECRM). 27 Dit verdrag gaat op bepaalde punten al verder dan het systeem van de Volkenbond. Enerzijds heeft het Hof voor de Rechten van de Mens meer bevoegdheden dan het Permanent Hof van Internationale Justitie in 1919 (dwingende rechtsmacht), anderzijds is er het individueel klachtrecht, waarvan veel gebruik wordt gemaakt.28 Slot Relevantie voor collectieve veiligheid De oorlogen van de periode vóór 1945 werden mede veroorzaakt door hyper-nationalisme. Hyper-nationalisme is een versterkte vorm van nationalisme die andere staten als inferieur en bedreigend ervaart en hen dus vijandig benadert. In het verleden is dit vaak ontstaan doordat de meeste Europese staten natie-staten zijn, die in een anarchistisch systeem onder continue bedreiging van elkaar staan. Politieke elites probeerden vervolgens vaak deze gevoelens te mobiliseren.29 Het zal duidelijk zijn dat van deze aggressie minderheden vaak het slachtoffer worden. Bescherming van minderheden zal dus het best gewaarborgd zijn in een systeem van collectieve veiligheid. De Volkenbond als collectief veiligheidssysteem had alleen succesvol kunnen zijn, indien staten bereid waren geweest te denken in het belang van de internationale gemeenschap. Omdat dit niet gebeurde, moest het minderhedenbescherminssysteem verenigd worden met het begrip nationale soevereiniteit, wat niet mogelijk was. Tevens bleef het een regionaal systeem. Betrekkingen tussen minderheden en hun regeringen is natuurlijk op de eerste plaats een binnenlandse aangelegenheid. De koppeling met de Volkenbond was dus bedoeld in het belang van de internationale veiligheid. Het uiteindelijke doel van het systeem was het vermijden van oorlog als gevolg van minderhedenproblematiek, collectieve veiligheid. Toen het collectief veiligheidssysteem de Volkenbond geen steun meer had, verdween het minderhedenbe-
27
Herman, pag. 42
28
Herman, pag. 45
29
Mearsheimer, pag 21
10
schermingssysteem ook.30 Over de vraag welk statensysteem het veiligst is, een bipolair of multipolair systeem, bestaat veel discussie. Afgaande echter op de ervaringen van minderheden in deze eeuw, zou men kunnen vermoeden dat voor hen een bipolair systeem, zoals we dat kenden ten tijde van de Koude Oorlog, veiliger is. Dit geeft dan tevens aan, nu de wereld opnieuw multipolair lijkt te zijn geworden, hoe urgent het minderhedenvraagstuk weer is geworden. Conclusie De bescherming van minderheden moet onderdeel zijn van een systeem van collectieve veiligheid, omdat oorlogen vaak uit minderhedenproblematiek voortkomen. Behalve door individuele rechten, moet hun positie ook gewaarborgd worden door collectieve rechten, omdat een natie zichzelf ook ziet als collectief. Alleen door het toekennen van collectieve rechten, kan men de beleving van nationale identiteit onafhankelijk maken van staatsgrenzen. Hoewel het minderhedenbeschermingssysteem van de Volkenbond hieraan tegemoetkwam, faalde het, omdat de Volkenbond zelf als systeem van collectieve veiligheid zijn autoriteit verloor. Een van de belangrijkste oorzaken daarvan was dat de Volkenbond het moest stellen zonder het lidmaatschap van de Verenigde Staten, waardoor het een torso bleef. Een collectief veiligheidssysteem kan niet de steun van de grootste mogendheden ontberen. Vanuit die optiek bezien zijn de kansen voor een goed werkend collectief veiligheidssysteem tegenwoordig groter, en dus ook voor succesvolle bescherming van de positie van minderheden. Aanhangsel
Aantallen ontvankelijke petities Na de invoering van het Tittoni-Rapport: 1921-1929 '21: 12 '22: 20 '23: 11 '24: 17 '25: 25 '26: 21 30
Gütermann, pag. 148
11
'27: '28: '29:
30 43 21 (tot juni)
Officiële statistieken na resolutie 1929 '29-'30: 31 '30-'31: 73 '31-'32: 80 '32-'33: 37 '33-'34: 50 '34-'35: 37 '35-'36: 13 '36-'37: 8 '37-'38: 10 '38-'39: 1
Literatuurlijst: Baehr, P.R.: Human rights and people's rights, in: Human rights in a pluralist world: individuals and collectives (J. Berting, red.), Westport 1990. Guggenheim, P.: Der Völkerbund in seiner politischen und recht lichen Wirklichkeit, Leipzig / Berlin 1932. Gütermann, Ch.: Das Minderheitenschutzverfahren des Völkerbun des, Berlijn 1979. Herman, J.: De Volkenbond en de bescherming van nationale minderheden: relevant voor het heden?, in: Grenzen aan de Europese integratie; het Westerse antwoord aan Oost- Europa (J.G. Siccama en J.Q.Th. Rood, red.), Maastricht / Den Haag 1992. Herman, J. (2): The CSCE meeting on national minorities in Geneva, in: Helsinki Monitor, 2(4) 1991. Koch, K.: Herlevend nationalisme in Midden- en Oost-Europa: oude problemen, nieuwe perspectieven, in: Jason, 17(2) april 1992. Kooijmans, Prof. mr. P.H.: Internationaal publiekrecht in vogelvlucht, Groningen 1991. Mayall, J.: Non-intervention, self-determination and the 'new world order', in: International Affairs, 67(3) July 1991. Mearsheimer, John J.: Back to the future, in: International Security 15:1. Schiffer, W. (ed.): Repertoire of questions of general interna tional law before the League of Nations 1920-1940, Geneva 1942. Schücking, W. en H. Wehberg: Die Satzung des Völkerbundes, Berlin 1921.
12
Siccama, J.G.: Vermeend recht op zelfbeschikking stuit op probleem, NRC 12-7-1991. Vermaat, J.A.E.: Humanitaire interventie als volkenrechtelijk probleem: over Koerden en precedenten, in: Internationale Spectator, 45(9) september 1991. Vree, Johan K. de: Foundations of social and political proces ses; the dynamics of human behaviour, politics, and society - volume 1: theory, Bilthoven 1984.
13