Werkkostenregeling 2015
januari 2015 v1
HORLINGS Accountants & Belastingadviseurs N. Vlug (
[email protected]) Onze Vestigingen: Amsterdam Jozef Israëlskade 46 NL-1072 SB AMSTERDAM T +31 (0)20 570 02 00 F +31 (0)20 676 44 78
Heemstede/Haarlem Bronsteeweg 10 NL-2101 AC HEEMSTEDE T +31 (0)23 516 06 20 F +31 (0)23 531 14 58
horlings nl
De lezer van dit document kan op geen enkele wijze vertrouwen ontlenen aan de inhoud, strekking of bedoeling van dit document. Hoewel dit document met de uiterste zorgvuldigheid, nauwkeurigheid en nauwgezetheid is samengesteld, kan en wil Horlings op geen enkele wijze aansprakelijkheid aanvaarden voor de eventuele onjuistheid en volledigheid van de inhoud van dit document. Indien lezer desondanks op grond van de inhoud, strekking of bedoeling van dit document handelt, handelt de lezer voor eigen rekening en risico en kan Horlings op geen enkele wijze aansprakelijkheid houden voor de fiscale en /of andere gevolgen van diens handelen.
HORLINGS IS A MEMBER OF NEXIA INTERNATIONAL, A WORLDWIDE NETWORK OF INDEPENDENT ACCOUNTING AND CONSULTING FIRMS.
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13
De Werkkostenregeling ........................................................................................................................... 5 Indeling.................................................................................................................................................... 7 Vrije ruimte ............................................................................................................................................. 8 De Concernregeling ............................................................................................................................... 10 Uitzonderingen die niet onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling vallen: ................................ 11 De Werkplek .......................................................................................................................................... 14 Het noodzakelijkheidscriterium ............................................................................................................. 15 Waardering verstrekkingen (Loon in natura) ......................................................................................... 17 Vaste (on)kostenvergoedingen .............................................................................................................. 18 Schematisch overzicht ........................................................................................................................... 19 Implementatie van de werkkostenregeling ............................................................................................ 20 Administratieve verplichtingen .............................................................................................................. 23 Tot slot .................................................................................................................................................. 24
Bijlagen relevante wetsartikelen Wet op de Loonbelasting 1964................................................................... 25
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
3
Inhoud 1.
De werkkostenregeling
4
2.
Indeling
6
3.
Vrije ruimte
7
4.
De Concernregeling
9
5.
Uitzonderingen die niet onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling vallen
10
6.
De werkplek
13
7.
Geen loon door het noodzakelijkheidscriterium
14
8.
Waardering verstrekkingen
16
9.
Vaste (on) kostenvergoeding
17
10
Schematisch overzicht
18
11
Implementatie Werkkostenregeling
19
12
Administratieve verplichtingen
22
13
Tot slot
24
14.
Bijlagen relevante wetsartikelen
25
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
4
1. De Werkkostenregeling De werkkostenregeling (WKR) is een nieuwe regeling inzake de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen aan personeel. In plaats van de oude specifieke regels per kostensoort of verstrekking kent de WKR meer algemene regels ter bepaling van welk deel van een vergoeding of verstrekking aan het personeel (niet) als brutoloon belast is. Dit kan uiteen lopen van een vaste kosten- of kilometervergoeding voor het gebruik van eigen vervoer, verstrekken van een telefoon of gereedschap, tot personeelsfeesten en planten op het bureau van uw werknemer. Sinds 1 januari 2011 vervangt de WKR de tot dan toe geldende wettelijke regeling met betrekking tot onbelaste vergoedingen/verstrekkingen. Door de overgangsregeling konden werkgevers in de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 (jaarlijks) kiezen voor de op 31 december 2010 geldende wettelijke regeling van vergoeden en verstrekken in plaats van de WKR. De staatssecretaris van Financiën heeft op 3 juli 2014 (DB2014/272) per brief laten weten dat de WKR verplicht ingevoerd wordt met ingang van 1 januari 2015. Dat betekent dat het sinds 1 januari 2011 bestaande keuzeregime per die datum is komen te vervallen. De in de brief voorgestelde aanpassingen van de WKR zijn op Prinsjesdag 2014 nagenoeg ongewijzigd opgenomen in het Belastingplan 2015. De daaropvolgende parlementaire behandeling in de Tweede Kamer heeft tot veel detailvragen en antwoorden geleid. Uiteindelijk heeft de Eerste Kamer in de nacht van 16 december 2014 op woensdag 17 december 2014 ingestemd met het Belastingplan 2015. In het Belastingplan 2015 zijn de volgende zes wijzigingen opgenomen, welke in de volgende hoofdstukken zullen worden toegelicht. Verlaging van de vrije ruimte van 1,5% (2014) naar 1,2% per 1 januari 2015 De beperkte introductie van het noodzakelijkheidcriterium; Een jaarlijkse afrekensystematiek; Vrijstelling voor branche-eigen producten (personeelskorting); Het wegnemen van het onderscheid tussen het vergoeden of verstrekken in bepaalde gevallen (waaronder ter beschikking stelling van voorzieningen); Invoering van de concernregeling.
Samengevat houdt de regeling in dat u 1,2% van het totale fiscale loon (kolom 14 van de loonstaat, loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen) van uw werknemers onbelast aan vergoedingen en verstrekkingen mag geven (de vrije ruimte). U mag dit totale bedrag zelf (willekeurig) onder de werknemers verdelen. Alle vergoedingen en verstrekkingen moeten dus, op een aantal uitdrukkelijk genoemde uitzonderingen na, worden opgeteld. Zijn de vergoedingen en verstrekkingen hoger dan de vrije ruimte, dan is het meerdere belast loon of kan worden aangewezen als eindheffing bestanddeel belast met 80% eindheffing. Deze 80% komt bovenop het bedrag van de vergoeding of verstrekking en moet u als werkgever betalen.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
5
Voorbeeld jaar 2015 Is uw loonsom € 1.000.000 en zijn de verstrekkingen en vergoedingen binnen uw bedrijf lager dan of gelijk aan € 12.000, dan zijn deze vrij. Is de waarde van de vergoedingen en verstrekkingen hoger dan € 12.000, dan betaalt u als werkgever (uitgaande van het feit dat u de vergoeding/verstrekking heeft aangewezen als eindheffing bestanddeel) € 0,80 per euro (80%) eindheffing over het meerdere boven de € 12.000.
Door de werkkostenregeling verdwijnen veel gedetailleerde regels voor verschillende kostenvergoedingen en verstrekkingen. Denk aan de voorwaarden voor de fiets van de zaak. Dat maakt het allemaal een stuk eenvoudiger. Maar daar staat tegenover dat u wél al uw vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel in kaart moet brengen om te beoordelen wat er nu wél en wat er nu níet onder de vrije ruimte valt. Aanvullend zijn er een aantal gerichte vrijstellingen, nihilwaarderingen en een noodzakelijkheidscriterium voor zakelijke kosten ingevoerd. Uw eerste taak is dus het inventariseren van alle vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel. Ga hierbij uit van uw administratie, maar vul dit aan met de vergoedingen en verstrekkingen die zijn opgenomen in uw arbeidsvoorwaarden (en bijvoorbeeld in uw personeelshandboek, CAO etc.).
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
6
2.
Indeling
Nadat u alle vergoedingen en verstrekkingen heeft verzameld, moeten deze worden gecategoriseerd (zie het schema op bladzijde 18). Sommige vergoedingen vormen geen loon (zoals kleine geschenken of intermediaire kosten), en andere vormen verplicht individueel werknemersloon (zoals de auto van de zaak). Daarnaast vallen niet alle vergoedingen en verstrekkingen in de vrije ruimte. De volgende vergoedingen en verstrekkingen zijn fiscaal ‘vrijgesteld’ en hoeft u niet mee te nemen: Vrijgesteld loon; Nihilwaardering; Gerichte vrijstellingen. Vallen de vergoedingen en verstrekkingen niet in een van deze categorieën, dan maken ze automatisch deel uit van het belastbaar loon van de werknemer danwel indien aangewezen als eindheffingsoon, als werkkosten. Het is dus van belang dat u alle vergoedingen en verstrekkingen correct indeelt. De loonsom Heeft u alle vergoedingen en verstrekkingen op één rij, dan telt u deze op en bepaalt u vervolgens de loonsom. Het gaat daarbij om de loonsom in het jaar waarin de werkkostenregeling wordt toegepast. Voor het jaar 2015 zal dit dus de loonsom van 2015 zijn. Omdat u deze loonsom nog niet kent, kunt u bijvoorbeeld ook uitgaan van de loonsom over 2014. Maar houd dan wel alvast rekening met wijzigingen die u nu al kent of verwacht. Denk aan reorganisaties, ontslag of juist uitbreiding van een afdeling. Bestaat uw bedrijf uit meerdere werkgevers, bijvoorbeeld uit meerdere BV’s? Dan dienen de uitgaven voor personeel per werkgever apart te worden vastgesteld en apart te worden vergeleken met de loonsom bij die werkgever, tenzij u heeft gekozen voor het toepassen van de concernregeling (meer hierover in hfst. 4).
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
7
3.
Vrije ruimte
De vrije ruimte (ook wel forfaitaire ruimte of werkkostenforfait genoemd) om onbelast vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers te doen, bedraagt 1,2% van de totale fiscale loonsom (kolom 14 van de loonstaat). Let op: Loon uit vroegere dienstbetrekking (zoals ontslagvergoedingen en pensioenuitkeringen) behoort wel tot het fiscale loon, maar behoort NIET tot de 1,2% grondslag, indien u in méér dan bijkomstige mate (10%) loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt. Blijft u binnen deze 10%-marge dan telt loon uit vroegere dienstbetrekking wel mee bij het bepalen van de 1,2% grondslag. Bij overschrijding van deze (totale) vrije ruimte bent u als werkgever over het meerdere een eindheffing verschuldigd van 80%. Het is van belang om vast te stellen welke kostensoorten door de werkgever worden toegewezen aan de vrije ruimte. Deze aangewezen vergoedingen en verstrekkingen zijn voor de werknemer onbelast loon. Als het totaal van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen voor het gehele personeel meer bedraagt dan 1,2% van de fiscale loonsom, wordt het meerdere belast als loon bij de werknemer of bij u belast met een eindheffing ter grootte van 80%. De door u aangewezen vergoedingen/verstrekkingen vormen overigens geen loon voor de volks- en werknemersverzekeringen en u hoeft hierover ook geen inkomensafhankelijke bijdrage Zvw te betalen. U dient vooraf de vergoedingen en verstrekkingen aan te wijzen (kenbaar te maken) die als onderdeel van de vrije ruimte gaan gelden. Deze keuze dient uiterlijk gemaakt te worden op het moment van betalen van de vergoeding of het verstrekken van het loon in natura. Indien en voor zover er geen aanwijzing vooraf plaatsvindt, zijn vergoedingen en verstrekkingen gewoon individueel te belasten loon. Het is niet mogelijk vergoedingen en verstrekkingen met terugwerkende kracht onder te brengen in de vrije ruimte. De vrije ruimte geldt per kalenderjaar. Een eventueel restant kan niet worden meegenomen naar een volgend kalenderjaar Indien er vrije ruimte over is kunt u overwegen het netto deel van een belaste bruto vergoeding geheel danwel gedeeltelijk aan te wijzen als werkkosten binnen de vrije ruimte. Voorbeeld: e
Gebruikelijke (bruto) 13 maand Kosten werkgever (inclusief 15% werkgeverslasten) Inhouding Loonheffing (42%) Nettoloon
Werknemer € 2.000
Werkgever € 2.300
€ 840 € 1.160
e
13 maand als werkkosten ` e
13 maand Kosten werkgever
Werknemer € 1.160
Werkgever € 1.160
De werkgever bespaart € 1.140 (€ 2.300 -/- € 1.160) aan kosten per werknemer. U kunt er voor kiezen het belastingvoordeel geheel ten gunste van uzelf te laten komen, danwel (deels) aan de werknemer door te geven in de vorm van een hogere netto werkkostenvergoeding (in het voorbeeld; e een hogere 13 maand).
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
8
Let op: De werkkostenregeling biedt veel vrijheden en kent maar één beperking: de ‘gebruikelijkheidstoets’ Deze houdt in dat de vergoedingen en verstrekkingen die u aanwijst niet meer dan 30% mogen afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het bedrag dat boven de 30%-grens uitkomt, is loon van de werknemer. Een kerstpakket van € 25.000 of een kilometervergoeding van € 5 is bijvoorbeeld niet gebruikelijk. De gebruikelijkheidstoets is voor bijzondere situaties. De Belastingdienst gaat ervan uit dat een vergoeding of verstrekking van maximaal € 2.400 per persoon per jaar in ieder geval gebruikelijk is. Elementen die bij de gebruikelijkheidstoets van belang zijn, zijn onder meer: de soort vergoedingen en verstrekkingen en de waarde ervan; de hoogte van de vergoedingen en verstrekkingen; wie de vergoedingen en verstrekkingen krijgen. De beoordeling of een vergoeding gebruikelijk is of niet, vindt achteraf plaats en vindt plaats op werknemersniveau. De inspecteur krijgt hiermee de mogelijkheid extreme situaties aan te pakken, zoals ongebruikelijke omvangrijke omzettingen van belast loon in een onbelaste vergoeding. Overigens ligt de bewijslast dat bepaalde vergoedingen en verstrekkingen ongebruikelijk zijn, bij de inspecteur. Het Handboek Loonheffingen (versie januari 2015) geeft bij twijfel over de gebruikelijkheid van een vergoeding of verstrekking het volgende handvat: beoordeel iedere vergoeding of verstrekking op gebruikelijkheid; beoordeel in de loop van het kalenderjaar het totaal van alle vergoedingen en verstrekkingen. Als dit totaal meer dan 30% afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, is het bedrag boven de 30%-grens loon van de werknemer. Als een vergoeding of verstrekking niet gebruikelijk is, kan u deze niet aan de vrije ruimte worden toegewezen en behoort de vergoeding tot het individueel belastbaar loon van de werknemer. Let op: Op 5 december 2014 heeft de Staatssecretaris van Financiën In de memorie van antwoord aangegeven dat het gebruikelijkheidscriterium zal worden aangescherpt. Het streven is om deze wijzigingen op te nemen in het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2015 dat in het eerste kwartaal 2015 aan het parlement ter goedkeuring zal worden voorgelegd.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
9
4.
De Concernregeling
De WKR dient per inhoudingsplichtige te worden toegepast. Vanaf 1 januari 2015 wordt het mogelijk om de WKR toe te passen op concernniveau (art. 32 Wet LB 1964). Door de toepassing van de concernregeling ontstaat een collectieve ruimte, daar alle deelnemende inhoudingsplichtigen als één inhoudingsplichtige wordt beschouwd. Hierdoor is het dus mogelijk om de overschrijding van de vrije ruimte bij een van de groepsvennootschappen, te compenseren met de vrije ruimte die een andere groepsvennootschap nog ‘over’ heeft. De concernvennootschap met de grootste fiscale loonsom zal de eventueel verschuldigde 80% eindheffing moeten aangeven en afdragen. Dit dient uiterlijk te gebeuren in het eerste loontijdvak van het daaropvolgende kalenderjaar. Alle bij de concernregeling betrokken inhoudingsplichtigen zijn wel aansprakelijk voor de gehele door het concern verschuldigde eindheffing. Per jaar kan een concern kiezen om de concernregeling al dan niet toe te passen. Dit kan uiterlijk bij de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar. Dit betekent dat, wanneer alle concernvennootschappen maandaangifte doen, uiterlijk in januari kunnen beslissen om de regeling gezamenlijk toe te passen. Om de WKR op concernniveau toe te kunnen passen dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan (art. 32, tweede lid, wet LB 1964): de inhoudingsplichtige heeft voor ten minste 95% een (jurdische en economisch) belang in een andere inhoudingsplichtige; de andere inhoudingsplichtige voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige,; of een derde voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige, terwijl deze derde tevens voor ten minste 95% belang heeft in die andere inhoudingsplichtige. Let op dat voor toepassing van de WKR op concernniveau, alle concernonderdelen gedurende het gehele kalenderjaar moeten voldoen aan de eigendomseis van 95%. Dit houdt in dat in- en uittredende vennootschappen gedurende het kalenderjaar dus geen gebruiken kunnen maken van deze mogelijkheid. Als u de concernregeling toepast, geldt de regeling voor alle concernonderdelen die het hele kalenderjaar een concern vormen. Ook stichtingen die in economisch, juridisch en organisatorisch opzicht nauw verweven zijn, kunnen gebruik maken van de concernregeling. Daarbij geldt als voorwaarden dat het bestuur van een der deelnemende stichtingen een bindende voordracht kan doen bij de benoeming van het bestuur van een andere stichting en dat het vermogen van een deelnemende stichting bij opheffing of faillissement op een van de andere deelnemende stichtingen overgaat. Een concern wordt niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Bij twijfel kan een concern wel in overleg treden met de Belastingdienst. Deze kan uitsluitsel bieden over de concern onderdelen die voldoen aan de voorwaarden om deel te nemen. Bij toepassing van de concernregeling legt u per deelnemer de volgende gegevens vast in uw administratie: de naam en het loonheffingennummer; het totaal van het aan de werknemers verstrekte fiscale loon; een overzicht van alle vergoedingen en verstrekkingen waarvoor de deelnemer gebruik maakt van de vrije ruimte; een berekening van de te betalen loonbelasting op concernniveau en de naam van de deelnemer die de belasting aangeeft en betaalt; een overzicht van de vergoedingen en verstrekkingen die deze inhoudingsplichtige in het kader van de WKR als eindheffingsbestanddeel heeft aangewezen en waarvoor geen gerichte vrijstelling van toepassing is.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
10
5.
Uitzonderingen die niet onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling vallen:
Verplicht individueel/eindheffingsloon Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen zijn aangewezen als verplicht individueel loon van de werknemer, waarvoor de werknemer zelf de verschuldigde belasting betaalt. Hierbij hoort ook het loon waarvoor u de belastingheffing voor uw rekening neemt op basis van een specifieke ‘eindheffingsloon’-regeling.
Voorbeelden Verplicht individueel loon het genot van een (dienst) woning Geldboeten (binnenlands) De auto van de zaak verkeersboetes Eindheffingsloon De eindheffing van € 300 (2015) voor privégebruik bij doorlopend afwisselend gebruikte bestelauto’s
Let op Onder de werkkostenregeling is het aantal mogelijkheden om eindheffingsloon toe te passen beperkt. Dit kan alleen nog maar in een van de volgende gevallen: Eindheffing wegens naheffingsaanslag door de Belastingdienst Eindheffing wegens tijdelijke knelpunten (omdat de Belastingdienst redelijkerwijs niet van u kan verwachten dat u tijdig een aangifte kunt indienen) Eindheffing wegens een aangewezen publiek rechtelijke uitkering Pseudo-eindheffing wegens VUT-regeling, excessieve vertrekvergoeding of backservice van pensioen Pseudo eindheffing hoog loon
Intermediaire kosten Kosten die met het personeel samenhangen, maar eigenlijk bij de kosten van uw bedrijf horen. (voorgeschoten kosten)
Voorbeelden Kosten postzegels postafdeling die de werknemer koopt Kosten zakendiner Kosten die samenhangen met de auto van de zaak (zoals parkeerkosten, tolwegen en waskosten)
Let op Uit de wet blijkt niet altijd duidelijk wat er allemaal onder deze categorie valt. Heeft u kostenvergoedingen of verstrekkingen waarvan u twijfelt of deze onder de intermediaire kosten vallen? Stem deze dan af met uw belastinginspecteur.
Niet uit Dienstbetrekking Vergoedingen en verstrekkingen die niet voortvloeien uit de dienstbetrekking, maar uit wellevendheid, sympathie, piëteit of persoonlijke attentie
Voorbeelden Rouwkrans bij overlijden Fruitmand bij ziekte Kleine geschenken met factuurwaarde (incl. BTW) van € 25
Let op Bij kleine geschenken geldt als aanvullende voorwaarde, dat het geschenk geen geld of een waardebon betreft en wordt gegeven in situatie waarin ook anderen zo’n attentie geven
Vrijgesteld Loon Vrijgesteld loon valt niet onder de WKR
Voorbeelden Eenmalige uitkering bij overlijden, etc. Diensttijduitkeringen etc. (Pre-)Pensioenregelingen Aanspraken op ZW/WAZO/ WW/ WAO/WIA
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
Bij 25- en/of 40jarig dienstverband
11
Gerichte vrijstellingen Voor een beperkt aantal zaken is uitdrukkelijk bepaald dat deze belastingvrij mogen worden vergoed of verstrekt, daar iedere vorm van een beloningselement of voordeel ontbreekt. Deze zaken zijn uitdrukkelijk genoemd in de wet.
Voorbeelden Zakelijke verhuiskosten Werkelijke kosten zakelijke reizen per openbaar vervoer(abonnementen en losse kaartjes), taxi, vliegticket ed. Vergoedingen zakelijke reizen met eigen vervoer (maximaal € 0,19 per kilometer - 2015) Tijdelijke verblijfskosten in het kader van de dienstbetrekking (eten en overnachtingen tijdens dienstreizen) Cursussen, studie, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen, vakliteratuur e.d., ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking Outplacement Kosten van een opleiding voor bedrijf of beroep (inschrijving beroepsregister en procedures tot erkenning van verworven competenties (EVCprocedures) Zakelijke maaltijden ET-kosten ( dubbele huisvestingskosten en kosten wegens het tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst) en de 30% bewijsregel Arbo-voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de werkgever voert Ter beschikking gestelde hulpmiddelen
Personeelskortingen
Gereedschappen/ computers/communicatiemiddelen (zie hoofdstuk 7)
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
Let op Naast de hiervoor genoemde voorbeelden zijn er géén mogelijkheden voor andere gerichte vrijstellingen op basis van de huidige werkkostenregeling.
Bijvoorbeeld: beeldschermbril, speciale isolerende en beschermde kleiding, stoelmassage, e.d.). Mits mede op werkplek worden gebruikt en het zakelijke gebruik 90% of meer is. Ten hoogste: - 20% van de waarde econ.verk. - € 500 per kalenderjaar per werknemer. Mits wordt voldaan aan het noodzakelijkheidcriterium (hfst.7)
12
Nihilwaardering Verstrekkingen die eigenlijk wel onder de vrije ruimte vallen, maar omdat ze tegen nihil worden gewaardeerd, wanneer deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden gebruikt of verbruikt.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
Voorbeelden Voorzieningen op de werkplek waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken, zoals het genot van inrichting van de werkplek(niet zijnde de werkplek in de eigen woning) in brede zin gebruik van de vaste computer, het kopieerapparaat en de vaste telefoon), de parkeerplaats op het terrein van de werkgever. Consumpties, in redelijkheid, op de werkplek die geen deel uitmaken van de maaltijd (koffie, thee, snacks) Ter beschikking gestelde werkkleding, indien die kleding of nagenoeg uitsluitend (90%) is geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen (Uniformen en doorwerkjas in de bouw) of is voorzien van een logo (70cm2) of werkkleding die achterblijft op de werkplek. Ter beschikking gestelde OV-jaarkaart en voordeelurenkaart (als uw werknemer deze kaart mede zakelijk gebruikt) Rentevoordeel uit personeelsleningen die betrekking hebben op de eigen woning van de werknemer (onder voorwaarden) Rentevoordeel uit personeelsleningen die betrekking hebben op de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter
Let op Hiervoor staan de mogelijkheden die tot nu toe bij de wetgeving zijn genoemd. Deze lijst kan echter worden uitgebreid. Twijfelt u of kostenvergoedingen of verstrekkingen onder de nihilwaardering vallen? Stem deze dan af met uw belastinginspecteur.
13
6.
De Werkplek
De werkplek is een belangrijk criterium geworden binnen de werkkostenregeling. In beginsel moet er daarom een onderscheid worden gemaakt tussen vergoedingen en verstrekkingen voor zaken die OP en NIET-OP de werkplek worden gebruikt of verbruikt. Op de werkplek is vrijgesteld (door middel van een nihilwaardering zie hfst. 5). Bij, naast en ver weg van de werkplek is belast. Het is dus van belang te onderkennen wat een arbeidsplaats is. Een werkplek is elke plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt gebruikt en waarvoor de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verantwoordelijk is. Deze zorgplicht kan blijken uit een arboplan of uit een risico-inventarisatie op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Onder werkplek wordt niet verstaan de werkplek thuis. Dit is slechts anders indien er sprake is van een ruimte met bijvoorbeeld een eigen opgang en sanitair (de ruimte moet een zelfstandige deel van de woning zijn), waarin de werknemer werkt en waarvoor een zakelijke huurovereenkomst tussen werknemer en werkgever is afgesloten, waardoor alleen de werkgever over de ruimte beschikt. In de toelichting bij de uitvoeringsregeling (URLB 2011) wordt nog het volgende opgemerkt: ‘Het gaat om de werkplek in ruime zin, waaronder bijvoorbeeld vergaderzalen, bedrijfskantines en de parkeergarage op het bedrijfsterrein vallen. Voor de gericht vrijgestelde arbovoorzieningen geldt dat onder een werkplek mede kan worden verstaan (artikel 8.4a, tweede lid, uitvoeringsregeling LB 2011 ): Een werkruimte thuis ingeval van thuiswerk in de zin van de Arbowet, De plaats waar uitvoering wordt gegeven aan het arbobeleid van de werkgever. Door aanwijzing van de werkruimte thuis als werkplek kunnen voorschriften ter zake van de ergonomische inrichting van de werkplek, de beeldschermwerkplek en het dag- of kunstlicht ook op de werkplek thuis gericht vrijgesteld verstrekt of vergoed worden. Door aanwijzing van de plaats waar uitvoering wordt gegeven aan arbobeleid van de werkgever als werkplek kunnen ook medische keuringen en andere medische handelingen (zoals de dienst van een bedrijfsarts/fysiotherapeut) onder de nieuwe gerichte vrijstelling worden gebracht. Werkplekgerelateerde fitness Ook werkplekgerelateerde fitness is gericht vrijgesteld ongeacht of deze op de werkplek zelf plaatsvindt of elders. Bij werkplekgerelateerde fitness moet bijvoorbeeld gedacht worden aan fitness voor het onderhouden van fitheid die vereist is voor de uitoefening van werkzaamheden zelf. Meer algemeen, als de werkgever risico’s ziet voor de gezondheid van zijn werknemers die hij met een gericht fitnessprogramma in zijn arbobeleidsplan wil wegnemen, dan is dat gericht vrijgesteld (schriftelijke antwoorden WGO 30 oktober 2014, AFP/2014/982, pagina 7). Voor fitness op de werkplek (voor zover deze niet-werkplekgerelateerd is) geldt een nihilwaardering. Fitness buiten de werkplek is belast voor zover het niet-werkplekgerelateerde fitness betreft. Voor deze fitness kan gebruik worden gemaakt van de vrije ruimte.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
14
7.
Het noodzakelijkheidscriterium
Per 1 januari 2015 heeft de staatssecretaris van Financiën de heer Wiebes een nieuwe gerichte vrijstelling ingevoerd door middel van de introductie van het (beperkte) noodzakelijkheidscriterium. De achterliggende gedachte van dit criterium is dat alle zaken die noodzakelijk zijn om de dienstbetrekking te kunnen uitoefenen belastingvrij vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld moeten kunnen worden. Het voordeel is dat het noodzakelijkheidscriterium een zekere flexibiliteit met zich meebrengt en goed kan aansluiten bij de hedendaagse praktijk met snelle technologische ontwikkelingen op IT-gebied. Het noodzakelijkheidscriterium gaat gelden voor: Gereedschappen; Computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur met inbegrip van bijbehorende datatransport en benodigde programmatuur ed. Het noodzakelijkheidscriterium is een open norm. Deze open norm gaat ervan uit dat hetgeen u als werkgever in het kader van uw bedrijfsvoering aan voorzieningen noodzakelijk acht (redelijkheidstoets), aan de werknemer kan worden verstrekt zonder fiscaal rekening te houden met het privévoordeel van de werknemer. Om het noodzakelijkheidscriterium te kunnen toepassen moet u per werknemer of per groep werknemers die vergelijkbare werkzaamheden verrichten, verantwoorden waarom u een bepaalde voorziening voor die groep werknemers noodzakelijk acht. Daarbij gelden de volgende criteria: 1. 2. 3. 4. 5.
De voorziening moet feitelijk en daadwerkelijk gebruikt worden; ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking; zonder aanzienlijk privé-voordeel; geen (bruto) eigen bijdrage van werknemer(s)* verplichte teruggaaf van de voorziening/vergoeding van de restwaarde indien niet langer aan noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan (bijvoorbeeld bij: functiewijziging/ontslag) 6. Indien werknemer tevens bestuurder of commissaris is geldt extra eis: de gebruikelijkheids eis *Het is van groot belang te onderkennen dat binnen het noodzakelijkheidscriterium het uitruilen van brutoloonbestanddelen (zoals door toepassing van een cafetariaregeling) niet meer mogelijk is. Indien de werkgever een eigen bijdrage van de werknemer verlangt vanuit zijn brutoloon, is (kennelijk) geen sprake meer van een noodzakelijke voorziening en is de gehele vergoeding/verstrekking belast loon. Het oordeel over de noodzakelijkheid wordt in eerst instantie aan de werkgever overgelaten, al wordt zijn oordeel geobjectiveerd met een redelijkheidstoets. Mocht de inspecteur een gerede twijfel hebben over de bedrijfsmatige afwegingen bij een vergoeding of een verstrekking door een werkgever, dan is het aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de voorziening met een oogmerk van bevoordeling/beloning aan de werknemer is verstrekt. Dit is anders als de werknemer tevens bestuurder of commissaris is van het lichaam waarvoor hij werkzaamheden verricht. In dat geval is het noodzakelijkheidscriterium niet van toepassing, tenzij de werkgever aannemelijk maakt dat de voorziening een voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van de desbetreffende werknemer gebruikelijke voorziening is. De gebruikelijkheid van de voorziening is een verzwaring van de bewijslast voor bestuurders en commissarissen.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
15
Hulpmiddelen Hulpmiddelen die ook elders dan op de werkplek gebruikt kunnen worden, niet zijnde gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke, vallen onder de nieuwe gerichte vrijstelling van werkplekgerelateerde voorzieningen onder de voorwaarde dat: deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, geheel of nagenoeg geheel (90%) zakelijk gebruikt worden. Gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke die niet onder het noodzakelijkheidscriterium gericht vrijgesteld zijn omdat ze bijvoorbeeld niet zonder meer nodig zijn, kunnen echter ook onder de nieuwe gerichte vrijstelling van werkplekgerelateerde voorzieningen vallen. Voorwaarde is dan wel dat deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden en dat sprake is van geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik (artikelsgewijze toelichting concept uitvoeringsregeling LB 2011, Artikel I. onderdeel B). Internet Thuis Omdat de werkplek thuis niet als werkplek in de fiscale zin wordt erkend( zie hfst. 6), kan de internetvergoeding niet onder de vrijstelling voor voorzieningen op de werkplek worden geschoven. Het noodzakelijkheidscriterium geldt onder andere voor computers en dergelijke apparatuur met inbegrip van het bijbehorende datatransport en de voor het gebruik in het kader van dienstbetrekking benodigde programmatuur en dergelijke. Internet is te scharen onder datatransport. In antwoord op Kamervragen heeft de Staatssecretaris aangegeven dat het noodzakelijkheidscriterium ook geldt voor internet thuis, Indien dit dus zonder meer nodig is voor de uitoefening van de dienstbetrekking kan de internetvergoeding onbelast worden verstrekt.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
16
8.
Waardering verstrekkingen (Loon in natura)
De hoofdregel is dat Loon in natura wordt gewaardeerd op het bedrag van de inkoopfactuur inclusief BTW. In de financiële administratie van werkgevers die BTW-belaste prestaties verrichten, worden vastleggingen in principe exclusief BTW geboekt. Voor de WKR is BTW wel relevant, want loon is al hetgeen wordt genoten inclusief BTW. De BTW dient voor de WKR inzichtelijk te worden gemaakt voor kosten die als werkkosten in de vrije ruimte vallen. Dat is een administratieve uitdaging. In de brief van 3 juli 2014 (DB2014/272) heeft staatssecretaris Wiebes aangegeven dat voor het berekenen van het BTW bedrag de werkgever met de inspecteur kan afspreken dat hij de gemiddelde BTW-druk over de verschillende voorzieningen uit de vrije ruimte in aanmerking neemt. Indien er geen factuur is, of de factuur is afkomstig van een verbonden vennootschap dan worden werkkosten gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer. Uitzonderingen op de hoofdregel zijn: Nihil waarderingen; Waardering producten uit eigen bedrijf; Forfaitaire waarderingen. Een limitatief aantal opgesomde verstrekkingen wordt op nihil gewaardeerd (zie hfst. 5). Dit zijn voorzieningen op de werkplek van de werknemer. In het algemeen geldt dat van een werkplek voor de WKR sprake is als de werkgever voor die plek Arbo verantwoordelijk is. Zie hoofdstuk 6 voor gedetailleerde uitleg van het werkplekcriterium. De wetgever heeft sommige verstrekkingen gewaardeerd op normbedragen. Voor de volgende voorzieningen, die op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, geldt een normbedrag: Maaltijden € 3,20 (2015) per maaltijd; huisvesting en inwoning (anders dan de ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde woning) met inbegrip van genot van energie, water en bewassing: € 5,40 (2015) per dag (bijvoorbeeld boerenknecht die bij zijn werkgever woont); door de werkgever verrichte kinderopvang waarvoor aanspraak kan ontstaan op kinderopvangtoeslag of een tegemoetkoming Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: het aantal uren kinderopvang maal de uurprijs vastgesteld krachtens artikel 1.7, tweede lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De terbeschikkingstelling van een dienstwoning ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, zoals een portierswoning. Deze wordt gewaardeerd op 18% van het fiscale loon van de werknemer, uitgaande van een dienstverband van tenminste 36 uur per week. 8.1 Personeelskorting op branch-eigen producten Producten uit eigen bedrijf (branche-eigen producten) worden gewaardeerd op de prijs die aan derden in rekening wordt gebracht. Als u aan uw werknemer een korting of vergoeding geeft bij de aankoop van producten uit eigen bedrijf, dan is dit onder de volgende voorwaarden gericht vrijgesteld: De producten zijn niet branchevreemd; De korting of vergoeding is per product maximaal 20% van de waarde in het economische verkeer van dat product; De kortingen of vergoedingen bedragen in 2015 samen niet meer dan € 500; Kortingen of vergoedingen voor producten uit eigen bedrijf zijn ook vrijgesteld als de dienstbetrekking is geëindigd door pensionering of arbeidsongeschiktheid. Bij hogere kortingen of vergoedingen dan de hiervoor genoemde maxima geldt de vrijstelling tot deze maxima en kan het meerdere in de vrije ruimte worden ondergebracht.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
17
9.
Vaste (on)kostenvergoedingen
Onder de WKR is het tevens mogelijk om een vaste (on) kostenvergoeding te verstrekken, mits deze onderbouwd is. De vergoeding dient als volgt gesplitst te worden: werkkosten ten laste van de vrije ruimte van 1,2% zoals interne representatie, internet thuis; gerichte vrijstellingen zoals kleine consumpties onderweg, lunchkosten en vakliteratuur; intermediaire kosten zoals kosten auto van de zaak, lunchkosten met relaties, externe representatie. Gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten kunnen alleen onderdeel zijn van een vaste onkostenvergoeding indien voldaan is aan de volgende voorwaarden: Het bedrag van de vrijstellingen en de kosten kan aannemelijk gemaakt worden. Er is een omschrijving van elke vrijstelling en kostenpost met een geschat bedrag. Er is een specificatie van de opbouw van de vaste kostenvergoedingen per vrijstelling en per kostenpost. Er is een onderbouwing van de vaste onkostenvergoeding met een onderzoek vooraf naar de werkelijk gemaakte kosten. Op verzoek van de belastingdienst of als de omstandigheden wijzigen wordt dit onderzoek herhaald. Het onderzoek vooraf is alleen noodzakelijk als het gaat om nieuwe vaste onkostenvergoedingen. Voor vaste onkostenvergoedingen die al bestonden voordat de WKR werd toegepast, hoeft niet opnieuw onderzoek te worden gedaan zolang de omstandigheden niet zijn veranderd. Natuurlijk dient u wel periodiek een steekproef (van minimaal 3 maanden) te doen onder uw werknemers ter onderbouwing van de hoogte van de vaste onkosten die wordt vergoed. Veel voorkomende componenten van een vaste onkostenvergoeding zijn: Kosten auto van de zaak Externe representatiekosten Interne representatiekosten Consumpties onderweg Vakliteratuur Kantoorkosten thuis
--> Intermediaire kosten --> Intermediaire kosten --> belast loon/ werkkost --> gericht vrijstelling --> gericht vrijstelling --> belast loon/ werkkost
Vaste onkostenvergoedingen voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten die niet voldoen aan de hiervoor genoemde voorwaarden, zijn belast loon voor de werknemer. Het is wel mogelijk om deze toe te wijzen aan de vrije ruimte.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
18
10.
Schematisch overzicht VERSTREKKING/TBS
VERGOEDING Ja
Ja
Intermediaire kosten: vergoeding van door werknemer voorgeschoten kosten van de werkgever
-
Wegens schade of verlies persoonlijke zaken tijdens werk Diensttijduitkering (bij 25 of 40 jaar) Overlijdensuitkering (max. 3 maanden) Nee
-
O.g.v. een andere relatie (bijv. rouwkrans, fruitmand, kleine geschenken =< € 25)
Ja
GEEN LOON
Nee -
Ja
Nee -
Ja
Ja
-
Wegens schade of verlies persoonlijke zaken tijdens het werk Diensttijduitkering (bij 25 of 40 jaar) Overlijdensuitkering (max.3maanden) Ja
Geldboete (zowel binnen- als buitenlands) Verkeersboete (zowel binnen- als buitenlands)
Nee
Eigen bijdrage van werknemer van minimaal de factuurwaarde Nee
Nihilwaardering: Indien geheel/gedeeltelijk op werkplek: - Algemene voorzieningen (gebruik elders is INDIVIDUEEL LOON niet gebruikelijk) (BIJ WERKNEMERS - Werkkleding (uitsluitend of nagenoeg BELAST) uitsluitend geschikt om tijdens werk te Nee Ja dragen of logo van min. 70 cm2 of blijft achter op werk) - Privégebruik auto - Consumpties tijdens werktijd - Genot dienstwoning Nee - Ter beschikking gestelde (eigendom - Vanwege misdrijf werkgever) OV-kaart / voordeelurenkaart - Wapens en munitie die mede zakelijk wordt gebruikt - Agressieve dieren - Personeelslening voor ((elektrische) fiets of Nee elektrische brommer) Ja Gericht vrijgesteld: (voor zowel vergoedingen als verstrekkingen): - Zakelijke reiskosten (incl. woon-werkverkeer) (evt. nacalculatie OV-kaart) Nihilwaardering - Cursussen etc. voor het onderhouden/verbeteren van kennis en vaardigheden, vakliteratuur, inschrijving beroepsregister - Zakelijke verblijfskosten en zakelijke maaltijden - Zakelijke verhuiskosten Ja VRIJGESTELD - Studiekosten N - Extraterritoriale kosten - Arbovoorzieningen volgens arboplan ( evt. werkplek thuis zie hfst. 6) Hulpmiddelen mede op werkplek (mits tenminste 90% zakelijk gebruik) - Personeelskortingen (max. 20% wev/€ 500pj - Gereedschappen/computer/communicatiemiddelen e.d. die voldoen aan het Noodzakelijkheidscriterium Ja
Ja -
Keuze Werkgever: Aanwijzen looncomponent als eindheffingsbestanddeel?
VRIJGESTELD VOOR ZOVER TOTAAL NIET HOGER DAN 1,2% VAN DE LOONSOM. BIJ OVERSCHRIJDING 1,2%, 80% EINDHEFFING (WERKGEVERSLAST) Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
Nee INDIVIDUEEL LOON (BIJ WERKNEMER BELAST) 19
11.
Implementatie van de werkkostenregeling
Vanaf 1 januari 2015 bent u verplicht om de werkkostenregeling toe te passen. Aan de hand van een inventarisatie van de huidige arbeidsvoorwaarden, moet beoordeeld worden of en hoe uw arbeidsvoorwaardenpakket in het forfait van 1,2%(2015) van de fiscale loonsom past. Elke ondernemer wil immers zo veel mogelijk vermijden dat 80% eindheffing betaald moet worden, welke niet op de werknemer kan worden verhaald. Met andere woorden, u doet er verstandig aan om een analyse te maken van de (mogelijkheden van de) WKR, bestaande uit de volgende stappen: 1. 2. 3. 4. 11.1
De inventarisatie Het categoriseren Het bepalen van de vrije ruimte Het Eindoordeel Stap 1: De inventarisatie
In deze stap beoordeelt u welke bronnen van werkkosten uw organisatie heeft. Inventariseer in ieder geval de volgende zaken: 1. Welke feitelijke vergoedingen en verstrekkingen zijn er binnen het bedrijf? Bronnen die u kunt gebruiken bij de inventarisatie van alle feitelijke vergoedingen en verstrekkingen zijn: a. financiële administratie; b. loonadministratie; c. arbeidsvoorwaarden (wellicht wordt niet alles gebruikt); d. overige informatie welke voortkomt uit gesprekken en beoordelingen. 2. Welke vaste kostenvergoedingen worden aan werknemers betaald en waarvoor dienen deze (onderbouwing)? 3. Voor zover de huidige vaste kostenvergoedingen niet zijn gebaseerd op een kostenonderzoek, kan het verstandig zijn om (alsnog) een onderzoek uit te voeren. Dit is van belang omdat ook onder de WKR de Belastingdienst zal blijven controleren of de vaste kostenvergoedingen naar aard en veronderstelde omvang zijn gespecificeerd. Bij een kostenonderzoek moet een representatieve groep werknemers gedurende een representatieve periode (dus niet bijvoorbeeld tijdens de zomervakantieperiode) gedurende ten minste drie maanden de kosten bijhouden. 4. Aan welke werknemers (functies) worden de kostenvergoeding betaald? 5. Hoe verhoudt de hoogte van de verstrekte kostenvergoedingen zich tot het werkelijke kostenniveau dat redelijkerwijze hoort bij de betreffende werkzaamheden (mogelijk per functiegroep)? 6. Welke kosten(soorten) kunnen redelijkerwijs gemaakt worden ten behoeve van de dienstbetrekking? 11.2
Stap 2: Het categoriseren
De volgende stap is het indelen van de vergoedingen en verstrekkingen volgens de volgende verdeling: 1. Vergoedingen en verstrekkingen die geen loon vormen Niet al hetgeen de werknemer van u als werkgever ontvangt, vormt loon. Het beslissende criterium is het verband tussen loon en dienstbetrekking, zoals dat uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie naar voren komt. Geen loon is/zijn in ieder geval: vergoedingen en verstrekkingen die op grond van een andere relatie opkomen intermediaire kosten vrijgesteld loon verstrekkingen waarvoor de werknemer een eigen bijdrage van minimaal de (factuur)waarde betaalt Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
20
2. Gerichte vrijstellingen Niet over alle vergoedingen en verstrekkingen is belasting verschuldigd. Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen zijn gericht vrijgesteld. Zie hoofdstuk 7 voor meer informatie. Vergoedingen en verstrekkingen onder het noodzakelijkheidscriterium Een vergoeding of verstrekking die in redelijkheid noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking voldoet aan het noodzakelijkheidcriterium en vormt geen belastbaar loon. Zie hoofdstuk 6 voor meer informatie. 3. Vergoedingen die verplicht individueel loon vormen Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen kunnen niet als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen en vormen verplicht individueel loon. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie. 4. Overige vergoedingen die kunnen worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel (vallend in het forfait van 1,2% (2015) Alle overige vergoedingen en verstrekkingen (die niet gerangschikt zijn onder de vier hiervoor genoemde categorieën) kunnen als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen. Hierbij geldt als voorwaarde dat de totale omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate mag afwijken van hetgeen gebruikelijk is onder voor het overige overeenkomstige omstandigheden (de gebruikelijkheidstoets, zie hiervoor hoofdstuk 3). Voor verstrekkingen geldt dat deze in principe worden gewaardeerd naar: de waarde in het economische verkeer, of; in het geval door een derde een bedrag in rekening is gebracht aan de werkgever: het in rekening gebrachte bedrag. Sommige verstrekkingen worden op nihil gewaardeerd. Deze verstrekkingen gebruiken niet de vrije ruimte van 1,2% (2015) omdat de waarde nihil is. Om die reden onderscheiden wij ook deze categorie. De verstrekkingen die als eindheffingsbestanddeel kunnen worden aangewezen, kunnen daarom verdeeld worden in twee categorieën: a. verstrekkingen welke gewaardeerd worden tegen nihil Het gaat om voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden gebruikt of verbruikt. Voor meer informatie zie hoofdstuk 5 en 6. b. overige verstrekkingen welke een waardering hoger dan nihil hebben. 11.3
Stap 3: Bepaal de vrije ruimte
De derde stap is het bepalen van de vrije ruimte en het vergelijken met de als eindheffingsbestanddeel aangewezen vergoedingen en verstrekkingen: Bepaal de loonsom in het jaar waarin de WKR wordt toegepast. Voor het jaar 2015 zal dit de loonsom van 2015 zijn. Omdat deze loonsom nog niet beschikbaar is, bepaalt u die zo goed als mogelijk. Houd daarbij alvast rekening met wijzigingen die bekend zijn. Denk aan reorganisaties, ontslag van mensen of juist uitbreiding van een afdeling. Bereken de vrije ruimte Het percentage van het vrije WKR-budget 2015 is 1,2. U kunt uitgaan van 1,2% van de verwachte totale fiscale loonsom 2015. Let op: Loon uit vroegere dienstbetrekking (zoals ontslagvergoedingen en pensioenuitkeringen) behoort wel tot het fiscale loon, maar behoort NIET tot de 1,2% grondslag, indien u in méér dan bijkomstige mate (10%) loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt. Blijft u binnen deze 10%-marge dan telt loon uit vroegere dienstbetrekking wel mee bij het bepalen van de 1,2% grondslag.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
21
Let op: bestaat het bedrijf uit meerdere werkgevers (bijvoorbeeld meerdere bv’s), dan dienen de uitgaven voor personeel per werkgever apart te worden vastgesteld en apart te worden vergeleken met de loonsom bij die werkgever, tenzij u kiest voor toepassing van de concernregeling (zie hfst. 4). Bepaal de vergoedingen die zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel en de verstrekkingen met een waardering hoger dan nihil die zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Is het saldo hiervan hoger dan de vrije ruimte, dan is het meerdere belast tegen 80% eindheffing. 11.4. Eindheffing. Beoordeel de arbeidsvoorwaarden Op grond van de verkregen informatie uit de voorgaande stappen kan beoordeeld worden wat de invloed van de WKR voor u is en welke stappen er door u nog genomen moeten worden. Anderzijds kan het raadzaam zijn om de arbeidsvoorwaarden te beoordelen en waar nodig te herzien, zodat op de langere termijn de WKR niet leidt tot een forse kostenstijging. Te denken valt bijvoorbeeld aan het uitruilen van arbeidsvoorwaarden die onder de gerichte vrijstelling, intermediaire kosten of nihilwaardering vallen. Ook kan het raadzaam zijn vergoedingen en verstrekkingen die thans onbelast zijn, onder de WKR als individueel loon aan te merken (goedkoper dan de 80% eindheffing), zodat de werknemer zelf de loonheffing voor zijn rekening moet nemen. Vergoedingen en verstrekkingen die onder de huidige regeling onbelast zijn, kunt u onder de werkkostenregeling deel laten uitmaken van het brutoloon. De werknemer moet dan zelf de loonheffing voor zijn rekening nemen. Let hierbij wel op: een hoger brutoloon kan gevolgen hebben voor de door u te betalen premies werknemersverzekeringen. Ook kan een hoger brutoloon gevolgen hebben voor de opbouw van pensioen en vakantiegeld. Per saldo kan het omzetten van een vergoeding of verstrekking in belast loon daardoor duur zijn. Let op Houd er rekening mee dat het meestal niet is toegestaan om als werkgever eenzijdig de arbeidsvoorwaarden aan te passen. Sommige werkgevers zijn gebonden aan CAO’s en moeten rekening houden met de arbeidsvoorwaarden conform de CAO. Voor pensioen is het aan te raden dit na te kijken in het pensioenreglement. Ook kunt u informatie inwinnen bij de pensioenverzekeraar. Voor vakantiegeld is de CAO of uw eigen vakantiegeldregeling leidend. Ondernemingsraad Wanneer een CAO u niet belemmert om arbeidsvoorwaarden aan te passen, dan mag u dit in principe doen. Hierbij is vaak wel toestemming van de werknemer of de ondernemingsraad nodig. Vraagt u deze toestemming niet, dan kan de werknemer naar de rechter stappen om handhaving van de verdwenen arbeidsvoorwaarde af te dwingen. Stem, om onduidelijkheden te voorkomen, een en ander vooraf af met de ondernemingsraad of uw werknemers.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
22
12.
Administratieve verplichtingen
De financiële administratie moet de juiste en tijdige WKR-managementinformatie waarborgen, opdat juist en volledige aangiften loonheffingen worden ingediend. De volgende zaken moeten in de administratie worden bijgehouden: Alle vergoedingen en verstrekkingen die zijn aangewezen in de vrije ruimte, worden in de administratie opgenomen als eindheffingsloon. Deze gegevens hoeven niet op werknemersniveau te worden vastgelegd. Als een vergoeding of verstrekking niet is aangewezen in de vrije ruimte, maar wordt behandeld als individueel loon van de werknemer, moet deze vergoeding of verstrekking wel op werknemersniveau worden vastgelegd in de loonstaat van de werknemer. Een gerichte vrijstelling is eindheffingsloon welke op werknemersniveau moet worden vastgelegd. Voor zover meer wordt vergoed of verstrekt dan het gericht vrijgestelde bedrag, is er sprake van een bovenmatige vergoeding. Als deze bovenmatige vergoeding is aangewezen in de vrije ruimte, dan moet deze als eindheffingsloon worden opgenomen in de administratie. Als deze bovenmatige vergoeding wordt aangemerkt als individueel loon van de werknemer, moet deze op werknemersniveau worden geadministreerd in de loonstaat van de werknemer. Let op! Zijn in de administratie de vergoedingen en verstrekkingen opgenomen exclusief BTW, dan moet de BTW worden toegevoegd (zie hoofdstuk 6). Vastlegging in de financiële administratie door werkgevers die BTW-belaste prestaties verrichten gebeurt in principe exclusief BTW. In de brief van 3 juli 2014 DB2014/272)heeft staatssecretaris Wiebes aangegeven dat voor het berekenen van het bedrag dat in de vrije ruimte moet worden geboekt, de werkgever met de inspecteur kan afspreken dat hij de gemiddelde BTW-druk over de verschillende voorzieningen uit de vrije ruimte in aanmerking neemt. In dat geval hoeft niet per voorziening separaat de BTW geadministreerd te worden. 12.1 inrichten financiële administratie Het kan zijn dat u de inrichting van uw grootboekrekeningen moet aanpassen om een juiste en volledige registratie inzake de WKR-relevante posten te kunnen verkrijgen. Mede afhankelijk van de aard en omvang van uw organisatie kan de indeling van het grootboekrekeningschema er bijvoorbeeld als volgt uitzien: Groep 417 Kosten WKR Groep 4171 Belaste werkkosten 417100 Kerstpakketten 417101 Personeelsfeesten en –reizen 417102 Verstrekkingen door personeelsvereniging 417103 … Groep 4172 Nihilwaarderingen 417200 Verteer op werkplek 417201 Kosten arbovoorzieningen 417202 kwalificerende bedrijfskleding 417203 … Groep 4173 Gerichte vrijstellingen 417300 reiskostenvergoeding binnen fiscale norm 417301 Studiekosten 417302 Zakelijke verblijfkosten 417303 …. Groep 4174 Intermediaire kosten 417400 Kosten auto van de zaak (inclusief veer- en tol gelden, parkeerkosten etc.) 417401 Kosten zakelijk diner
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
23
417402 .... Groep 4175 Geen Loon en geen werkkosten 417500 Fruitmand, rouwkaart, bloemetje etc. 417501 Bijdragen aan personeelsvereniging 417502 …. Een aangepast grootboekschema kan voorkomen dat achteraf in de financiële administratie moet worden ‘gezocht ’naar WKR-relevante vergoedingen en verstrekkingen. Een juiste en volledige registratie wordt verder bevorderd door bij de primaire boeking van een uitgave de WKR-invloed ervan te beoordelen. Dat vereist waarschijnlijk WKR-scholing bij deze medewerker(s). 12.2 Afrekensysteem WKR Daarnaast moet in de administratie worden bijgehouden hoeveel vrije ruimte er nog is en wanneer de inhoudingspichtige eindheffing moet gaan betalen. Vanaf het jaar 2015 hoeft u dit maar eenmaal per jaar toetsen. De inhoudingspichtige kan bij deze jaarlijkse afrekenmethode als het kalenderjaar is afgelopen in één keer toetsen of de vrije ruimte (1,2%) wordt overschreden. Indien de vrije ruimte wordt overschreden dient de inhoudingsplichtige over het meerdere 80% eindheffing te af te dragen. Dit geeft u aan en draagt u af in het eerste tijdvak van het nieuwe kalenderjaar. Bij een aangiftetijdvak van een maand is dit de aangifte loonheffingen over de maand januari die in februari wordt gedaan. U mag er ook voor kiezen om (bij overschrijding van de vrije ruimte eerder in het jaar) de verschuldigde belasting op een eerder moment al aan te geven en af te dragen. Indien de inhoudingsplicht gedurende het kalenderjaar eindigt moet de eventueel verschuldigde eindheffing worden aangegeven en afgedragen over het tijdvak waarin de inhoudingsplicht is geëindigd.
13
Tot slot
In deze WKR brochure zijn de meeste wijzigingen besproken naar aanleiding van het Belastingplan 2015 en de parlementaire behandeling. Daarnaast hebben we de stappen beschreven die u moet nemen om tot een goede implementatie van de WKR te komen. Begin hier tijdig mee en neem voor meer informatie en ondersteuning contact met ons op.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
24
Bijlagen relevante wetsartikelen Wet op de Loonbelasting 1964 Artikel 11. Vrijgesteld loon 1. Tot het loon behoren niet: a. [vervallen;] b. [vervallen;] c. aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen; d. aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 32ba; e. aanspraken ingevolge de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet; f. aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel e; g. [vervallen;] h. aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval; i. [vervallen;] j. bedragen die worden ingehouden: 1°. als bijdrage ingevolge een pensioenregeling; 2°. als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen f en h niet tot het loon behoren; 3°. in plaats van bijdragen als bedoeld onder 2°; k. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken; l. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit; m. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar – in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of zijn kinderen en pleegkinderen, voorzover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand bepaald met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, alsmede aanspraken op de hiervoor bedoelde uitkeringen en verstrekkingen; n. uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort; o. een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; p. [vervallen;] q. [vervallen;] r. aanspraken: 1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken; 2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof; 3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen. s. hetgeen wordt genoten ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van de partner van de werknemer, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming de
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
25
2.
3.
kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek komen. Bij of krachtens ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren andere aanspraken dan bedoeld in het eerste lid, indien zulks tot vergemakkelijking van de heffing van de belasting kan leiden. Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel r, onder 1°, opgenomen begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
Artikel 13. Niet in geld genoten loon/ loon in natura 1.
2.
3.
4.
5. 6.
Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat ingeval door een derde, niet zijnde een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, ter zake van het niet in geld genoten loon een bedrag aan de inhoudingsplichtige in rekening wordt gebracht, het door de derde in rekening gebrachte bedrag in aanmerking wordt genomen. Met betrekking tot niet in geld genoten loon in de vorm van verstrekkingen van branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige dan wel van het bedrijf van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, wordt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, ingeval voor de aanschaf van deze producten in het economische verkeer aan een derde, onder voor het overige overeenkomstige omstandigheden, een bedrag in rekening zou worden gebracht, het aan deze derde in rekening te brengen bedrag in aanmerking genomen. Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld op grond waarvan de waarde van het volgende niet in geld genoten loon op een lager bedrag kan worden gesteld dan het ingevolge de vorige leden in aanmerking te nemen bedrag: a. voorzieningen die geheel of gedeeltelijk gebruikt of verbruikt worden op een bij die ministeriële regeling aan te wijzen werkplek; b. het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gesteld recht op vrij reizen per Nederlands openbaar vervoer dat niet is beperkt tot reizen over een vast traject ten behoeve van woon-werkverkeer (openbaarvervoerkaart) of recht op vermindering tot maximaal 50% van de prijs van vervoerbewijzen voor het reizen per Nederlands openbaar vervoer hoofdzakelijk buiten de ochtendspits (voordeelurenkaart); c. rente van personeelsleningen; d. het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde woning. De waarde van regelmatig bij het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken uit een publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesteld op 99% van de nominale waarde van die bonnen of aanspraken. Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de waardering van aanspraken. De ingevolge de vorige leden in aanmerking te nemen waarde wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, met dien verstande dat de aldus verminderde waarde ten minste op nihil wordt gesteld.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
26
Artikel 31 Wet op de loonbelasting 1964: Eindheffingsbestanddelen 1.
Eindheffingsbestanddelen zijn: a. bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens: 1° voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke gegevens, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken; 2° voor zover de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking besluit, mede gelet op het aantal werknemers waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken omdat het wel toepassen daarvan zou kunnen leiden tot een zodanig grote afwijking van het belastbare inkomen in de zin van de inkomstenbelasting van een of meer werknemers dat voor hen aanzienlijke voordelen zouden kunnen ontstaan in het kader van de heffing van die belasting, van andere belastingen of in het kader van andere wettelijke regelingen; b. bij voor bezwaar vatbare beschikking door de inspecteur aangewezen bestanddelen van het loon met betrekking waartoe in verband met tijdelijke knelpunten van ernstige aard in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de hoofdstukken I tot en met IV ten volle worden toegepast; c. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen van publiekrechtelijke aard die buiten aanmerking worden gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen of in het kader van andere wettelijke regelingen; d. loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld, met dien verstande dat in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto € 300 bedraagt en bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot dit loon; e. vervallen; f. voorzover sprake is van tegenwoordige arbeid: door de inhoudingsplichtige aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen, daaronder begrepen door de inhoudingsplichtige aan te wijzen gedeelten van vergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is; g. voorzover sprake is van vroegere arbeid: 1° vergoedingen ter zake van de aanschaf bij de inhoudingsplichtige dan wel bij een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap van branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige dan wel van het bedrijf van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap; 2° verstrekkingen; voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen ook door de inhoudingsplichtige of door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap worden verstrekt aan een of meer werknemers met inkomsten uit tegenwoordige arbeid die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeren; h. toeslagen als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en in artikel 21b van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 zoals dat luidde tot 1 januari 1992, alsmede toeslagen als bedoeld in artikel 19 van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945.
2.
Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde belasting
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
27
3.
4.
5.
bepaald: a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot: 1° aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; 2° eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b; 3° aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c; b. vervallen; c. aan de hand van artikel 31a, met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g; d. naar een enkelvoudig tarief, met betrekking tot toeslagen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige. Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet aanstonds voor zijn rekening heeft genomen. Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is dat de inhoudingsplichtige de belasting en bijdrage pas later voor zijn rekening heeft genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing. Tot de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, behoren niet vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van: a. een ook voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel 13bis, behoudens voor zover het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen; b. een woning, behoudens voor zover: 1° het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen, of 2° het huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking betreft; c. geldboeten opgelegd door een stafrechter en geldsommen betaald aan de Staat ter voorkoming van strafvervolging of ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234, vijfde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet; d. misdrijven ter zake waarvan de werknemer door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen misdrijven die zijn betrokken bij de bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie heeft verklaard te zullen afzien van vervolging; e. misdrijven ter zake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking is uitgevaardigd; f. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing is verleend krachtens de Wet wapens en munitie; g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel in verband met agressie niet mogen worden gehouden. Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
28
6.
7.
Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald. De in het eerste lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 31a Wet op de loonbelasting 1964: bepaling verschuldigde belasting 1. 2.
Het bedrag van de verschuldigde belasting met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, wordt per inhoudingsplichtige bepaald. De verschuldigde belasting met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, wordt bepaald naar een tarief van 80%, met dien verstande dat deze vergoedingen en verstrekkingen worden verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met 1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven, alsmede met vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, ter zake of in de vorm van: a. vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer: 1°. indien het vervoer plaatsvindt per taxi, luchtvaartuig, schip of vervoer vanwege de inhoudingsplichtige: tot de werkelijke kosten, met dien verstande dat de vermindering niet geldt voor vergoedingen ter zake van vervoer vanwege de inhoudingsplichtige; 2°. indien het vervoer plaatsvindt per openbaar vervoer, anders dan in de vorm van vervoer vanwege de inhoudingsplichtige, en de vergoedingen hoger zijn dan € 0,19 per kilometer en zijn vastgesteld op basis van de werkelijke kosten: tot de werkelijke kosten; 3°. in de overige situaties: tot € 0,19 per afgelegde kilometer; met dien verstande dat ingeval voor het vervoer, niet zijnde vervoer per taxi, luchtvaartuig, schip of vervoer vanwege de inhoudingsplichtige, een vaste vergoeding wordt gegeven aan een werknemer die op ten minste 128 dagen per kalenderjaar naar een vaste plaats van werkzaamheden reist, deze vergoeding mag worden berekend alsof de werknemer op ten hoogste 214 dagen per kalenderjaar naar die vaste plaats van werkzaamheden reist; b. tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, niet zijnde een tijdelijk verblijf als bedoeld in onderdeel e, alsmede maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter; c. onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking, daaronder mede begrepen de inschrijving in een beroepsregister, alsmede outplacement; d. het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, daaronder mede begrepen het volgen van een procedure erkenning verworven competenties waarvoor een verklaring is afgegeven door een bij ministeriële regeling aangewezen instantie, met uitzondering van: 1°. vergoedingen en verstrekkingen die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting; 2°. vergoedingen van binnenlandse reizen voor zover de vergoeding meer bedraagt dan het bedrag dat wordt bepaald met overeenkomstige toepassing van onderdeel a; e. extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten), met dien verstande dat voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen of buiten Nederland worden uitgezonden, onder daarbij te stellen voorwaarden, geldt dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst – voor van buiten Nederland in dienstbetrekking genomen werknemers gedurende ten hoogste acht jaar – ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden;
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
29
3.
4. 5.
6.
7.
8.
9.
10.
f. verhuizing in het kader van de dienstbetrekking, ter omvang van de kosten van het overbrengen van de inboedel vermeerderd met € 7750, waarbij bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld voor de beoordeling of in ieder geval in het kader van de dienstbetrekking wordt verhuisd; g. gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur, die naar het redelijke oordeel van de inhoudingsplichtige noodzakelijk zijn voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, met inbegrip van het bijbehorende datatransport en de voor het gebruik in het kader van dienstbetrekking benodigde programmatuur en dergelijke, indien: 1°. de werknemer verplicht is tot teruggaaf van deze voorziening of tot vergoeding van de restwaarde, voor zover de voorziening voor rekening van de inhoudingsplichtige is gekomen, op het moment dat deze voorziening naar het redelijke oordeel van de inhoudingsplichtige niet langer noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking; en 2°. de werknemer geen werkzaamheden verricht in de functie van bestuurder of commissaris van de inhoudingsplichtige; h. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op een bij die ministeriële regeling aan te wijzen werkplek worden gebruikt of verbruikt; i. branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige of van het bedrijf van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, tot een bedrag van ten hoogste 20% van de waarde in het economische verkeer van deze producten, maar niet meer dan € 500 per werknemer per kalenderjaar. In afwijking in zoverre van het tweede lid worden vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, bij de bepaling van de daarover verschuldigde belasting niet verminderd met vaste vergoedingen ter zake van de in het tweede lid bedoelde kosten ingeval aan deze vergoedingen geen onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten ten grondslag ligt. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder vervoer vanwege de inhoudingsplichtige verstaan: vervoer als bedoeld in artikel 13a, zesde lid. Voor de toepassing van dit artikel worden vergoedingen ter zake van vervoer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 3°, geacht niet hoger te zijn dan € 0,19 per afgelegde kilometer voor zover deze vergoedingen in totaal niet meer hebben bedragen dan het aantal in het kalenderjaar in dit kader afgelegde kilometers vermenigvuldigd met € 0,19. Voor de berekening van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde vaste vergoeding ter zake van vervoer worden de in dat onderdeel genoemde aantallen dagen: a. vermenigvuldigd met vier vijfde, drie vijfde, twee vijfde of een vijfde ingeval de werknemer een vierdaagse, een driedaagse, een tweedaagse onderscheidenlijk een eendaagse werkweek heeft; b. naar tijdsgelang herrekend bij: 1°. een wijziging van de reisafstand in de loop van het kalenderjaar; 2°. het aanvangen of beëindigen van de vergoeding in de loop van het kalenderjaar. Het tweede lid, onderdeel g, is niet van toepassing voor zover de vergoeding of verstrekking, al dan niet in het kader van een wijziging van de samenstelling van de tussen de werknemer en de inhoudingsplichtige overeengekomen beloning, in de plaats is gekomen van een ander loonbestanddeel. Het tweede lid, onderdeel g, onder 2°, is niet van toepassing voor zover de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat de voorziening een voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van de desbetreffende werknemer gebruikelijke voorziening is. Bij de toepassing van het tweede lid wordt, in afwijking van artikel 13, zesde lid, de ingevolge artikel 13, eerste tot en met vijfde lid, in aanmerking te nemen waarde van verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, verminderd met het bedrag dat de inhoudingsplichtige ter zake van die verstrekkingen in totaal aan zijn werknemers in rekening heeft gebracht, met dien verstande dat de aldus verminderde waarde ten minste op nihil wordt gesteld. Bij de bepaling van het in het tweede lid bedoelde loon wordt buiten beschouwing gelaten: a. loon uit vroegere dienstbetrekking indien de inhoudingsplichtige in meer dan bijkomstige mate loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt;
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
30
11.
b. loon ter zake waarvan de inhoudingsplichtige uitsluitend ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel c, inhoudingsplichtige is. De verschuldigde belasting, bedoeld in het tweede lid, wordt, in afwijking van artikel 27a, tweede lid, uiterlijk aangegeven en afgedragen tegelijk met de aangifte, onderscheidenlijk afdracht, over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar. Ingeval de inhoudingsplicht is geëindigd in de loop van het kalenderjaar wordt voor het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin, gelezen: het tijdvak waarin de inhoudingsplicht is geëindigd.
Artikel 32 Wet op de loonbelasting 1964: De Concernregeling 1.
2.
3.
In afwijking van artikel 31a, eerste lid, kan de belasting die door alle gezamenlijk in concernverband opererende inhoudingsplichtigen is verschuldigd met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, worden bepaald alsof deze inhoudingsplichtigen gezamenlijk één inhoudingsplichtige zijn. Deze belasting wordt aangegeven en afgedragen door de tot het concernverband behorende inhoudingsplichtige met het grootste bedrag aan loon waarover in het kalenderjaar met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting is geheven. Een inhoudingsplichtige opereert gezamenlijk met een andere inhoudingsplichtige in concernverband, indien gedurende het gehele kalenderjaar: a. de inhoudingsplichtige voor ten minste 95% belang heeft in die andere inhoudingsplichtige; b. die andere inhoudingsplichtige voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige, of c. een derde voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige, terwijl deze derde tevens voor ten minste 95% belang heeft in die andere inhoudingsplichtige. Een inhoudingsplichtige wordt voor de toepassing van het eerste lid eveneens geacht gezamenlijk met een andere inhoudingsplichtige in concernverband te opereren, indien deze inhoudingsplichtigen stichtingen zijn die gedurende het gehele kalenderjaar in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig met elkaar zijn verweven dat zij een eenheid vormen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de toepassing van de tweede volzin. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de door iedere inhoudingsplichtige die ingevolge het eerste lid samen met andere inhoudingsplichtigen als één inhoudingsplichtige wordt beschouwd te administreren gegevens ten aanzien van: a. de berekening van de verschuldigde belasting, bedoeld in het eerste lid; b. de inhoudingsplichtige die de belasting, bedoeld in onderdeel a, aangeeft en afdraagt.
Artikel 3.7. Bepaling waarde voorzieningen op de werkplek (waarde nihil) 1.
De waarde van de volgende voorzieningen, in redelijkheid, wordt gesteld op nihil, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden: a. voorzieningen waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken; b. ter beschikking gestelde kleding die: 1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; 2°. per kledingstuk is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van tezamen ten minste 70cm², of 3°. achterblijft op de werkplek; c. consumpties die geen deel uitmaken van een maaltijd; d. huisvesting en inwoning, met inbegrip van – indien mede verstrekt – het genot van energie, water en bewassing, ter vervulling van de dienstbetrekking, indien de werknemer niet op de werkplek woont en zich redelijkerwijs niet aan deze voorziening kan onttrekken.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
31
2.
In afwijking in zoverre van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, worden voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, met betrekking tot personeelsfestiviteiten met een gezamenlijk karakter onder werkplek verstaan alle werkplekken van werknemers van de inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige in concernverband opererende inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 32 van de wet.
Artikel 3.8. Bepaling waarde voorzieningen op de werkplek (lager dan waarde in het economische verkeer of factuurwaarde) De waarde van de volgende voorzieningen die op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, wordt gesteld op de daarbij vermelde bedragen: a. b.
c.
maaltijden: de waarde wordt gesteld op € 3,20; huisvesting en inwoning, anders dan de ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde woning, met inbegrip van – indien mede verstrekt – het genot van energie, water en bewassing: de waarde wordt gesteld € 5,40 per dag; door de inhoudingsplichtige verrichte kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 1.5 van de Wet kinderopvangen kwaliteitseisen peuterspeelzalen: de waarde wordt gesteld op het aantal uren genoten kinderopvang maal de uurprijs vastgesteld krachtens artikel 1.7, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Artikel 3.9. Bepaling waarde privégebruik van openbaar vervoerkaart en voordeelurenkaart De waarde van het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde openbaarvervoerkaart of voordeelurenkaart, bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel b, van de wet, wordt, indien aannemelijk is dat deze kaart mede dient voor zakelijke reizen, waaronder woon-werkverkeer, gesteld op nihil. Artikel 3.10. Bepaling waarde rentevoordeel personeelsleningen 1.
2. 3.
De waarde van het rentevoordeel van een door de inhoudingsplichtige dan wel door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap aan de werknemer verstrekte geldlening, daaronder begrepen een gedeelte van een geldlening, wordt gesteld op nihil, indien het rentevoordeel – indien tot het loon gerekend – als aftrekbare kosten in de zin van de artikelen 3.120 tot en met 3.123 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking zou worden genomen, en: a. de werknemer schriftelijk aan de inhoudingsplichtige verklaart, onder vermelding van het bestedingsdoel en onderbouwing met schriftelijke bescheiden, dat de geldlening kan worden aangemerkt als een geldlening waarvan de rente aftrekbare kosten zijn in de zin van de artikelen 3.120 tot en met 3.123 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. de inhoudingsplichtige de verklaring en bescheiden, bedoeld in onderdeel a, bij de loonadministratie bewaart, tenzij daarvan met overeenkomstige toepassing van artikel 7.3, tweede lid, wordt afgeweken, en c. de inhoudingsplichtige de toepassing van dit lid in de aangifte loonheffingen vermeldt. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aan een geldlening als bedoeld in het eerste lid verbonden kosten. Het rentevoordeel van een door de inhoudingsplichtige dan wel door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap aan de werknemer verstrekte geldlening ter zake van de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter wordt gesteld op nihil.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
32
Artikel 3.11. Bepaling waarde genot van de dienstwoning 1.
2.
De waarde van het genot van een ter beschikking gestelde woning waarvan het gebruik voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking is vereist, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer van dat genot met een maximum van 18% van het voor de werknemer op jaarbasis geldende loon bij een overeengekomen arbeidsduur van 36 uur per kalenderweek. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de waarde van het genot van de woning waarvan het gebruik voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking is vereist, aangemerkt als niet behorend tot het voor de werknemer op jaarbasis geldende loon.
Artikel 3.12. Bepaling waarde aanspraken, waaronder aanspraken op ziektekostenregelingen 1.
2.
3.
4.
5.
De waarde van een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, wordt gesteld op de bedragen die bij een derde worden gestort of, voor zover geen stortingen worden verricht, zouden moeten worden gestort teneinde de aanspraak te dekken. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt per kalenderjaar de waarde van een aanspraak ingevolge een ziektekostenregeling ten behoeve van ten minste 25 werknemers of gewezen werknemers die gedurende het gehele voorafgaande kalenderjaar heeft bestaan, voor zover geen stortingen bij derden worden verricht, gesteld op het bedrag van de gemiddelde uitkering. De gemiddelde uitkering is het rekenkundige gemiddelde van de jaargemiddelden van de afgelopen vijf kalenderjaren. Het jaargemiddelde is het gezamenlijke bedrag van de ter zake door of namens de inhoudingsplichtige gedane uitkeringen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer, gedeeld door het aantal personen dat in het desbetreffende jaar gedurende ten minste zes maanden gerechtigd is geweest. Indien zulks tot een lagere gemiddelde uitkering leidt, worden het hoogste en het laagste jaargemiddelde buiten beschouwing gelaten en is de gemiddelde uitkering het rekenkundige gemiddelde van de jaargemiddelden van de andere drie kalenderjaren. Indien de in het tweede lid bedoelde regeling minder dan vijf gehele kalenderjaren heeft bestaan, is dat lid van overeenkomstige toepassing op het mindere aantal gehele kalenderjaren, met dien verstande dat bij een bestaansduur van de regeling van een of twee gehele kalenderjaren de laatste volzin van dat lid niet van toepassing is. De waarde van een aanspraak ingevolge een wettelijke Belgische ziektekostenverzekering bedraagt maximaal het gezamenlijke bedrag van de voor dat jaar geldende standaardpremie, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag, welke standaardpremie tweemaal in aanmerking wordt genomen ingeval sprake is van een op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166) meeverzekerde echtgenoot als bedoeld in die verordening, en het voor dat jaar geldende maximumbedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage volgens hoofdstuk 5 van de Zorgverzekeringswet. In afwijking van de vorige leden wordt de waarde van een aanspraak op een ziektekostenregeling met een waarde van ten hoogste € 27 per jaar op nihil gesteld.
Artikel 3.13. Privégebruik auto; rittenregistratie, loontijdvakken en verklaring geen privégebruik 1.
De rittenregistratie, bedoeld in artikel 13bis, vierde lid, van de wet, bevat ten minste de volgende gegevens: a. merk, type en kenteken van de auto; b. periode van terbeschikkingstelling van de auto; c. per rit: 1°. datum; 2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller; 3°. beginadres en eindadres; 4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke; 5°. het karakter van de rit.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
33
2.
3.
Indien in een loontijdvak de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden verschuldigd is, uitgaat boven het voor dat loontijdvak op grond van artikel 13bis, eerste tot en met derde lid, van de wet berekende voordeel, wordt in dat loontijdvak een negatief bedrag ter grootte van het verschil tussen het berekende voordeel en de verschuldigde vergoeding als voordeel in aanmerking genomen, voor zover op kalenderjaarbasis het berekende voordeel ten minste gelijk is aan de vergoeding voor het gebruik voor privédoeleinden. Een verzoek om een verklaring geen privégebruik als bedoeld in artikel 13bis, dertiende lid, van de wet bevat ten minste de volgende gegevens: a. de naam, het adres en het burgerservicenummer van de werknemer; b. het kenteken van de auto, indien dit bekend is en het verzoek betrekking heeft op één auto; c. het jaar van ingang van de verklaring.
Artikel 8.4. Verhuizing in het kader van de dienstbetrekking 1.
2.
Voor de toepassing van artikel 31a, tweede lid, onderdeel f, van de wet verhuist de werknemer in ieder geval in het kader van de dienstbetrekking ingeval hij binnen twee jaar na de aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen de bestaande dienstbetrekking door de verhuizing de afstand tussen zijn woning en de plaats van zijn dienstbetrekking met ten minste 60% verkleint terwijl tot die verhuizing de afstand tussen zijn woning en de plaats van zijn dienstbetrekking ten minste 25 kilometer bedroeg. Onder afstand als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de afstand gemeten langs de meest gebruikelijke weg.
Artikel 8.4a. Gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen van voorzieningen op de werkplek 1.
2.
Tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel h, van de wet, behoren, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden: a. voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbeidsomstandighedenwet; b. hulpmiddelen die ook elders gebruikt kunnen worden en die geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruikt worden. In afwijking in zoverre van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder werkplek tevens verstaan: 1°. in geval van thuiswerk in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet een werkruimte gelegen in een woning, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of een woonwagen in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet op de huurtoeslag, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de werknemer; 2°. de plaats waar uitvoering wordt gegeven aan het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 8.4b. Toepassing concernregeling 1.
Iedere inhoudingsplichtige die ingevolge artikel 32, eerste lid, van de wet samen met andere inhoudingsplichtigen als één inhoudingsplichtige wordt beschouwd legt in zijn administratie vast: a. het door hem verstrekte loon waarover in het kalenderjaar met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de wet belasting is geheven; b. het door hem verstrekte loon dat ingevolge artikel 31a, tiende lid, van de wet bij de bepaling van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, buiten beschouwing wordt gelaten; c. de in het kalenderjaar ingevolge artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de wet door hem aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, met uitzondering van de vergoedingen en verstrekkingen die ingevolge artikel 31a, tweede lid, van de wet naast 1,2% van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, met inachtneming van artikel 31a, tiende lid, van de wet, in mindering komen;
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
34
d.
2.
van de andere inhoudingsplichtigen, bedoeld in de aanhef, per inhoudingsplichtige: 1°. de naam en het voor de loonbelasting, premie voor de volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet geldende identificatienummer (loonheffingennummer); het door die inhoudingsplichtige verstrekte loon waarover in het kalenderjaar met toepassing van de 2°. artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de wet belasting is geheven; 3°. het door die inhoudingsplichtige verstrekte loon dat ingevolge artikel 31a, tiende lid, van de wet bij de bepaling van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, buiten beschouwing wordt gelaten; 4°. de in het kalenderjaar ingevolge artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de wet door die inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, met uitzondering van de vergoedingen en verstrekkingen die ingevolge artikel 31a, tweede lid, van de wet naast 1,2% van het loon, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de wet, met inachtneming van artikel 31a, tiende lid, van de wet, in mindering komen; e. de berekening van de gezamenlijk verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet, en, ingeval deze belasting meer bedraagt dan nihil, de naam en het loonheffingennummer van de inhoudingsplichtige die deze belasting heeft aangegeven en afgedragen. Van verwevenheid in financieel, organisatorisch en economisch opzicht tussen inhoudingsplichtige stichtingen als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de wet is sprake indien statutair is vastgelegd dat: a. het bestuur van een van de stichtingen, bedoeld in de aanhef, de bestuursleden van de andere stichtingen, bedoeld in de aanhef, benoemt of een bindende voordracht doet voor de benoeming van die bestuursleden; b. bij vereffening bij faillissement of opheffing van een stichting als bedoeld in de aanhef het vermogen van die stichting wordt overgedragen aan een van de andere stichtingen, bedoeld in de aanhef.
Werkkostenregeling 2015 V1 maart 2015
35