WERKGROEP LOKAAL FONDS SYNTHESENOTA JULI 2012 (op basis van de besprekingen op 25/01/2012, 20/02/2012, 19/03/2012, 25/04/2012, 07/06/2012 en 09/07/2012) Goedgekeurd op de Algemene Vergadering van 15/11/2012
Zowel STOLA (2004) als MONA (2005) zijn in hun eindrapport tot de conclusie gekomen dat er, als voorwaarde bij de berging van categorie A afval, een fonds moet gecreëerd worden dat een meerwaarde kan betekenen in de gemeenschap, over een periode van 300 jaar. Op die manier kan er ook een draagvlak voor de berging gecreëerd worden bij de toekomstige generaties, die ook te maken zullen hebben met de berging (aangezien het categorie A afval 300 jaar radioactief blijft). In het STOLA-rapport, meer bepaald in de toelichtende nota bij het eindrapport van de werkgroep Lokale Ontwikkeling, werd een visie uitgeschreven over de doelstellingen, de financiering, de besteding van de middelen en het beheer en de werking van het ‘fonds voor een duurzaam Dessel’. Hierin werd geen bedrag voor het fonds vooropgesteld. In 2006 besliste de federale ministerraad dat de berging voor categorie A afval in Dessel zal komen en dat aan alle maatschappelijke voorwaarden uit het STOLA-rapport voldaan moet worden. Ook de lokale participatie via STORA moet behouden blijven in het verdere proces, en de gemeente Mol moet zijn belangen kunnen verdedigen, via MONA. Alle technische kosten van de berging van radioactief afval worden gefinancierd door een bestaand fonds van NIRAS, het zogenaamde ‘fonds op lange termijn’ of ‘FLT’. Dit FLT werd doorheen de jaren gespijsd door de producenten van het radioactief afval, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Voor de financiering van de maatschappelijke kosten bij de berging daarentegen (dit wil zeggen de invulling van de Desselse en Molse voorwaarden, zoals het Lokaal Fonds, een deel van het communicatiecentrum, het behoud van STORA/MONA, gezondheidsonderzoek…) moest er een bijkomend NIRAS-fonds opgericht worden, omdat deze zaken niet ondergebracht kunnen worden onder ‘technische kosten’ en dus wettelijk ook niet door het FLT gefinancierd kunnen worden. Dit nieuwe NIRAS-fonds wordt het ‘fonds op middellange termijn’ of ‘FMT’ genoemd en werd bij wet gecreëerd in december 2010. Ook dit fonds wordt gespijsd door de producenten van het radioactief afval, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Het FMT bedraagt 130 miljoen euro. Dit bedrag wordt gedeeltelijk naar het Lokaal Fonds voor Dessel en Mol overgeheveld. Naast het Lokaal Fonds moet het FMT namelijk ook nog andere ‘maatschappelijke kosten’ bij de berging financieren, zoals een klein deel van het communicatiecentrum, het gezondheidsonderzoek, het behoud van de partnerschappen STORA en MONA… Het bedrag dat na aftrek van deze kosten nog overblijft voor het Lokaal Fonds wordt geraamd op 90 à 110 miljoen euro. 1
Op basis van de tekst die in 2004 opgesteld werd door de STOLA-werkgroep Lokale Ontwikkeling rond het ‘fonds voor een duurzaam Dessel’, werkte de tijdelijke STORA-werkgroep Lokaal Fonds in 2012 een geactualiseerde tekst uit, die rekening houdt met de huidige kennis en evoluties. Het fonds wordt voortaan het ‘Lokaal Fonds’ genoemd, waarmee gedoeld wordt op het fonds dat zowel voor Dessel als voor Mol gecreëerd wordt. Waar het specifiek over de Desselse afdeling van het Lokaal Fonds gaat, wordt het in dit document ‘Lokaal Fonds Dessel’ genoemd.
1. DOELSTELLINGEN VAN HET FONDS Het Lokaal Fonds Dessel heeft als doel: het ondersteunen of zelf realiseren van projecten die een meerwaarde betekenen voor de Desselse gemeenschap. De projecten kunnen van velerlei aard zijn: sociaal, economisch, cultureel, gericht op milieu, gezondheid, welzijn enzovoort… Het Lokaal Fonds Dessel moet bijdragen tot het bevorderen van het gemeenschapsleven en het stimuleren van de creativiteit en de originaliteit. Een en ander moet kunnen gebeuren zonder dat het bijkomende financiële lasten (belastingen) meebrengt voor de inwoners van Dessel. Via het Lokaal Fonds Dessel 1 kan de bevolking dus op korte en langere termijn de meerwaarde ervaren die de berging van het categorie A afval met zich meebrengt voor de lokale gemeenschap. Het is de bedoeling dat de aanleiding tot het oprichten van het Lokaal Fonds duidelijk herkenbaar is en blijft, bijvoorbeeld door de naamgeving, door een regelmatige publicatie, de samenstelling van het beheer enzovoort.
2. FINANCIERING EN GROOTTE VAN HET LOKAAL FONDS Het fonds wordt bij wet gefinancierd door de producenten van radioactief afval2, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Het fonds op middellange termijn FMT moet volgestort worden uiterlijk drie maanden na de bevestiging (bij Koninklijk Besluit) van de vergunning tot oprichting en exploitatie van de bergingsinstallatie – dit wordt gepland rond 2016.
1
Ook andere maatschappelijke voorwaarden die verbonden zijn aan de berging, zoals het communicatiecentrum en het gezondheidsonderzoek, zullen een meerwaarde betekenen voor de gemeenschap. 2 Dit wil grosso modo zeggen voor 60% door Electrabel als eigenaar van de kerncentrales en voor 40% door de Belgische Staat, als eigenaar van het nucleair passief (dit is het ‘historisch’ radioactief afval, afkomstig van activiteiten uit het verleden).
2
Er is heel wat studiewerk3 verricht naar een ‘billijke’ grootte van het Lokaal Fonds voor Dessel en Mol. Uit deze studies is besloten dat een billijke grootte voor het Lokaal Fonds tussen 90 en 110 miljoen euro zou liggen. Aangezien het gaat om een fonds dat 300 jaar moet meegaan, is het het opzet dat er niet aan het basiskapitaal van het fonds wordt geraakt, maar dat enkel de interesten4 gebruikt worden om lokale projecten te financieren. Bovendien kan het af en toe nodig zijn om een deel van de interesten toe te voegen aan het basiskapitaal om de waarde constant te houden, rekening houdend met de waardedaling van het geld in de loop van de tijd5. Er wordt geraamd dat er een jaarlijkse interest kan bereikt worden van 2 miljoen euro, dit betekent dat zowel Dessel als Mol jaarlijks 1 miljoen zal kunnen besteden aan lokale projecten.
3
BESTEDING VAN DE MIDDELEN
Vanuit de missie van het Lokaal Fonds, zijn er verschillende vuistregels vastgelegd die gevolgd moeten worden om middelen toe te wijzen aan een aantal projecten: CRITERIA Het Lokaal Fonds Dessel dient om een ‘meerwaarde’ voor Dessel te creëren. Dat moet dan ook de eerste maatstaf zijn. Door steun vanuit het Lokaal Fonds Dessel kunnen Desselse projecten en activiteiten naar een hoger niveau getild worden, dat anders buiten het bereik van de mogelijkheden zou liggen. 3
Zo werd er door NIRAS een studie uitbesteed aan het bureau TML, verbonden aan KUL, die het economische verlies die de berging met zich mee zal brengen over de jaren heen, in kosten omgerekend heeft. Op vraag van MONA voerde Solvay Business School, verbonden aan VUB, een ‘eclectische multicriteria analyse’ uit, met de bedoeling om een bedrag te bepalen, rekening houdend met de objectieve en de subjectieve impact van de berging, na bevraging van verschillende stakeholders. UA tenslotte deed nog een vergelijkende studie naar de verschillende compensatiemaatregelen die in een aantal landen toegekend zijn geweest bij de installatie van een bergingssite of een onderzoekslabo voor de berging van radioactief afval. STORA op haar beurt heeft juridisch advies ingewonnen over de verhouding van het Fonds op Lange Termijn (FLT) ten opzichte van de maatschappelijke aspecten van de berging. Dit heeft ertoe bijgedragen dat een deel van wat voorheen als ‘maatschappelijke voorwaarde’ bestempeld werd, overgeheveld is naar de technische bergingskosten (die gefinancierd worden via het Fonds op Lange Termijn of FLT) omdat het er inherent aan is, zoals het communicatiecentrum. Dit bracht met zich mee dat er minder voorafname is van het FMT voor maatschappelijke voorwaarden en dat er dus een groter deel overblijft om in het Lokaal Fonds te storten. 4 De werkingskosten van het Lokaal Fonds en de personeelskosten moeten nog afgetrokken worden van de jaarlijkse interest. 5 Om het basiskapitaal voldoende te laten aangroeien, met het oog op de inflatie, kan er vooraf bepaald worden om bijvoorbeeld jaarlijks maximaal 1 miljoen euro uit te delen en, in het geval dat er een hoger bedrag aan interesten uitgekeerd wordt, het saldo te kapitaliseren. Op die manier kan er gewaarborgd worden dat het Lokaal Fonds gedurende 300 jaar lokale projecten kan financieren. Het is het investeringscomité van specialisten, dat hierover adviseert.
3
Vervolgens worden de volgende 7 criteria (gebaseerd op het STOLA-rapport) gebruikt om de ingediende projecten aan te toetsen. Aan de hand van deze criteria wordt er dus beslist of de ingediende projecten steun vanuit het Lokaal Fonds Dessel kunnen krijgen of niet. Projecten die niet voldoende beantwoorden aan de criteria, komen niet in aanmerking. - Een langdurige meerwaarde hebben: Het project is gedurende een lange tijd voelbaar en herkenbaar voor de bevolking. Dit betekent echter niet dat korte, tot zelfs eendaagse projecten volledig worden uitgesloten. - Op een groot aantal personen effect hebben: Een groot aantal personen en verschillende doelgroepen ervaren een positief effect van het project. - Tewerkstelling meebrengen: Het project heeft een positief effect op de tewerkstelling, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. - Vernieuwend en toekomstgericht zijn: Het project is innovatief en biedt groeimogelijkheden. - Ingaan op behoeften van Dessel en de Desselaars: Het project gaat in op een specifieke behoefte die in Dessel leeft. - Niet behoren tot de reguliere taken van de gemeente: Het project overstijgt duidelijk de normale en haalbare opdrachten van de gemeentelijke overheid. - Bijdragen tot een positief imago van Dessel. Er wordt geen volgorde van belangrijkheid voorzien in de criteria. De criteria moeten bekend gemaakt worden, en elke aanvrager moet bij de indiening van een project argumenteren hoe het project aan deze criteria voldoet. De aanvrager moet ook steeds een bestek of raming kunnen voorleggen op basis waarvan het bedrag bepaald is dat gevraagd wordt. De projecten moeten niet voldoen aan elk van de 7 criteria. Ze moeten bovendien ook met het gezond verstand positief beoordeeld worden. De grotere projecten moeten echter wel aan het merendeel van de 7 criteria voldoen. Als een project niet voldoende beantwoordt aan de criteria6, kan het niet in aanmerking komen. Er wordt echter geen puntensysteem voorzien om de projecten tegenover elkaar af te wegen. Dit zou moeten kunnen aan de hand van de door de aanvrager gegeven argumentatie en het gezond verstand. De ingediende projecten moeten niet tegenover elkaar afgewogen worden. We gaan ervan uit dat het bedrag dat jaarlijks besteed kan worden voldoende groot is om tegemoet te komen aan alle aanvragen die op zich voldoende beantwoorden aan de criteria.
6
Niet elk project komt in aanmerking. Het feit dat er een Lokaal Fonds Dessel is, mag bijvoorbeeld niet het effect hebben dat de verenigingen zelf geen moeite meer doen om geld bij elkaar te krijgen om hun reguliere activiteiten te financieren.
4
WIE KAN EEN PROJECT INDIENEN? Prioritair ondersteunt het Lokaal Fonds Dessel projecten en initiatieven van derden. Deze derden kunnen van allerlei aard zijn: gemeentelijke adviesraden, lokale gemeenschappen, verenigingen, instellingen, diensten, privé-personen, ondernemingen enzovoort. Desselse verenigingen kunnen dus projecten indienen, al dan niet via de gemeentelijke adviesraad waarin zij zetelen. Daarnaast kunnen ook projecten die niet vasthangen aan een vereniging ingediend worden. Elke Desselaar kan een inbreng doen, het Lokaal Fonds Dessel moet kunnen inspelen op de behoeftes van elke Desselaar. Het kan echter niet gaan om projecten die louter een persoonlijk voordeel tot doel hebben. Het gemeentebestuur en het OCMW kunnen ook projecten indienen, hoewel het duidelijk moet zijn dat het Lokaal Fonds Dessel niet aangewend kan worden om bijvoorbeeld rioleringen of een nieuw gemeentehuis te financieren. In principe kunnen projecten aangedragen door de gemeente of het OCMW wel (voor een gedeeltelijke financiering) in aanmerking komen, als het gaat om ze naar een hoger niveau te tillen én als ze beantwoorden aan de verschillende criteria. Hiernaast kan het Lokaal Fonds Dessel ook aangewend worden voor het uitvoeren van studies, onderzoeken en dergelijke die kunnen bijdragen tot de doelstellingen of het onderbouwen van projecten. Het is tenslotte ook mogelijk om zelf (vanuit STORA of vanuit de Raad van Bestuur van het Lokaal Fonds) een initiatief te ontwikkelen, dat inspeelt op een Desselse behoefte. Zo’n project moet evenzeer aan de criteria voldoen.
VERDEELSLEUTELS Er moeten onder meer vuistregels afgesproken worden over de verdeling van de middelen over meerdere initiatieven (een minimaal aantal), een maximaal percentage van het totale jaarbudget dat aan één initiatief kan toegewezen worden. Met een zekere flexibiliteit stellen we voorop dat 60% van de middelen besteed kan worden aan de ondersteuning van grotere projecten of investeringen, 30% aan middelgrote projecten en dat er 10% voorzien kan worden voor kleinere projecten of activiteiten.
5
4
BEHEER EN WERKING VAN HET LOKAAL FONDS
Het Lokaal Fonds heeft de vorm van een stichting. Er is één overkoepelende Raad van Bestuur voor het Lokaal Fonds, waarin 3 (of 4) leden afgevaardigd worden door STORA en evenveel door MONA. NIRAS neemt de rol van waarnemer op zich. Die Raad van Bestuur heeft de taak om het basiskapitaal te beheren en beslissingen te nemen in verband met de beleggingen. Daarvoor wordt de Raad van Bestuur bijgestaan door een investeringscomité bestaande uit beleggingsexperten7. Omdat er zowel in Dessel als in Mol projecten gefinancierd kunnen worden door het Lokaal Fonds, en aangezien STORA en MONA onafhankelijk willen zijn in deze bestedingen, zijn er binnen de stichting van het Lokaal Fonds twee compartimenten opgericht, één voor Dessel en één voor Mol. De twee ‘uitvoerende comités’ beslissen onafhankelijk van elkaar welke projecten financiële steun krijgen van hun deel van het Lokaal Fonds (Dessel of Mol). Het uitvoerend comité voor het Lokaal Fonds Dessel bestaat uit de 3 of 4 Desselse leden van de Raad van Bestuur, aangevuld met 1 tot 3 extra leden aangeduid door STORA8. De scheiding tussen het basiskapitaal van Dessel en dat van Mol wordt duidelijk geregeld. Als het bijvoorbeeld zo is dat één van beide compartimenten in een bepaald jaar niet het volledige bedrag van de interesten uitgeeft, dan moet het saldo toegevoegd kunnen worden aan het basiskapitaal van het eigen deelfonds (en dus niet aan het globale fonds).
7
Deze structuur werd door specialisten uitgewerkt en uitgeschreven in een ontwerp van statuten, na lang overleg tussen NIRAS, STORA en MONA. Het finaal ontwerp van de statuten werd besproken in de Algemene Vergadering van STORA op 18/03/2010 en 10/06/2010. 8 Er moet op gelet worden dat er geen vriendjespolitiek ontstaat. Het uitvoerend comité moet steeds op een objectieve manier een argumentatie kunnen geven over de (niet-)selectie van de ingediende projecten. Er moet steeds een terugkoppeling en een verantwoording gebeuren naar de Algemene Vergadering van STORA. Deze kan op basis hiervan beslissen dat één en ander niet correct verloopt en dat er daarom bepaalde mensen niet langer in het uitvoerend comité kunnen zetelen.
6