Werkgeversaansprakelijkheid bij beroepsziekten Eindrapport
Dit onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Michael van Ewijk Mirjam Engelen Cornelis van der Werf B2346 Leiden, 9 maart 2001
VOORWOORD Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft behoefte aan een beeld van de stand van zaken wat betreft de verzekerbaarheid van beroepsziekten in Nederland. Het ministerie van SZW heeft daarom aan Research voor Beleid opdracht gegeven een landelijke inventarisatie te houden omtrent de verzekeringen tegen schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten en het aantal en de hoogte van schadeclaims tot nu toe. De asbestproblematiek in combinatie met bezorgdheid over het mogelijk ontstaan van een claimcultuur in Nederland zijn een belangrijke aanleiding geweest voor deze inventarisatie. Dit rapport bevat een beeld van de (on)mogelijkheden die werkgevers hebben om zich te verzekeren tegen schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten. Tevens wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingen op het gebied van de rechtspraak en de rechtspraktijk voor zover deze betrekking hebben op schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten. Het rapport is geschreven door drs. Michael van Ewijk en drs. Mirjam Engelen, in samenwerking met mr. Siewert Lindenbergh, hoofddocent Burgerlijk Recht aan de Universiteit Leiden, en van commentaar voorzien door ondergetekende.
Cornelis van der Werf, manager Sociale Zaken en Werkgelegenheid Leiden, 9 maart 2001
INHOUDSOPGAVE Pag. Voorwoord Samenvatting en conclusies
i
1
Inleiding 1.1 Claimcultuur in Nederland 1.2 Claimcultuur en beroepsziekten 1.3 Doel- en vraagstelling van het onderzoek 1.4 Uitvoering 1.4.1 Steekproef enquête 1.4.2 Respons enquête
1 1 2 3 4 4 4
2
Werkgeversaansprakelijkheid 2.1 Aansprakelijkheid van de werkgever voor beroepsziekten 2.2 Actuele ontwikkelingen 2.3 Internationale invloeden 2.4 De rechtshulpverlening
7 7 8 11 11
3
(On)mogelijkheden van verzekeren 3.1 Beroepsziekten 3.2 De dekkingsmogelijkheden tegen beroepsziekten-risico’s 3.3 Dekking onder werkgevers 3.4 Argumenten voor het wel of niet afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering 3.4.1 De dekkingsgraad 3.4.2 Bewust van claimgerelateerde risico’s 3.5 Polisontwikkelingen in het verleden en in de toekomst
13 13 14 15 15 17 19 20
4
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten 4.1 Inschattingen over aantal en de hoogte van schadeclaims 4.2 Aantallen werkgevers aansprakelijk gesteld 4.2.1 Stappen in het aansprakelijkheidstraject 4.2.2 Toekomstverwachtingen
23 23 23 26 27
5
Conclusies 29 5.1 Overzicht conclusies 29 5.1.1 (On)mogelijkheden van werkgevers om zich tegen beroepsziektenclaims te verzekeren 29 5.1.2 De stand van zaken in de wetgeving, rechtspraak en de advocatuur 30 5.1.3 Aantal, hoogte en aard van schadeclaims in termen van materiële of immateriële schade 31 5.1.4 Een mogelijke risico-groep 31 5.1.5 Algemene conclusie 32 5.2 Mogelijkheden tot monitoring 32
Pag. Literatuur
35
Bijlage 1
Steekproef en respons
37
Bijlage 2
Responsoverzicht
39
Bijlage 3
Lijst van geïnterviewde deskundigen
423
Bijlage 4
Schriftelijke vragenlijst
445
Bijlage 5
Telefonisch rappel
457
i
SAMENVATTING EN CONCLUSIES In dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting van het onderzoeksrapport gepresenteerd, samen met de belangrijkste conclusies. Probleemstelling en onderzoeksvragen Dit onderzoeksrapport is voortgekomen uit de wens van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een beeld te krijgen van de situatie voor wat betreft de verzekerbaarheid van beroepsziekten-risico’s. Tevens is een beeld nodig van het aantal, de hoogte en de aard van schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten tot nu toe. Een aanzet tot monitoring van ontwikkelingen in claimvolume is een nevendoelstelling van dit onderzoek. Opzet van het onderzoek Er is in de onderzoeksopzet gekozen voor zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve aanpak. Het kwalitatieve deel van het onderzoek bestond uit 10 interviews met één of twee deskundigen op het gebied van de rechtspraak, verzekeringen, alsmede enkele werkgevers. De kennis van deze deskundigen is gebruikt om inzicht te krijgen in de bovenstaande onderzoeksthema’s en is tevens gebruikt ter verfijning van de vragenlijst nodig voor het kwantitatieve deel van het onderzoek: de enquête onder werkgevers. Er is een landelijk representatieve steekproef getrokken van 3000 werkgevers, verdeeld over 11 branches en 3 grootteklassen. De interviews zijn gehouden in de periode september tot en met oktober 2000, de enquête onder werkgevers is gehouden in de periode medio november 2000 tot de eerste week van januari 2001. De schriftelijke enquête is vergezeld van een telefonisch rappel, met enkele kernvragen identiek aan die uit de schriftelijke enquête. De schriftelijke en telefonische respons op de kernvragen bedraagt 1009 werkgevers (33,6% respons). Resultaten De (on)mogelijkheden van verzekeren De gangbare aansprakelijkheidsverzekeringen blijken indien afgesloten tot nu toe voldoende dekking te bieden tegen schade ten gevolge van beroepsziekten. Bij alle werkgevers die aangeven de afgelopen 5 jaar schadevergoeding te hebben moeten betalen, heeft de aansprakelijkheidsverzekering naar eigen zeggen dekking geboden. Op dit moment zijn er geen beroepsziekten uitgesloten van verzekering. Wel is het volgens werkgevers in de branche van asbestverwijderaars niet aantrekkelijk meer een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten tegen schade ten gevolge van het werken met asbest. De hoge premie en het uitsluiten van voor asbest relevante risico-situaties zoals inloop1 maken dat zij zich genoodzaakt zien de risico’s zelf te dragen.
1
Onder inloop wordt verstaan het verzekeren van schade die voor de ingangsdatum van de huidige verzekering is ontstaan en zich tijdens de huidige verzekeringsduur manifesteert.
ii
Samenvatting en conclusies
Aantal en aard van schadeclaims De eerste stap in het proces naar de uiteindelijke toekenning van een schadevergoeding is het aansprakelijk stellen van de werkgever door de werknemer. In de afgelopen 5 jaar is ongeveer 1% van de werkgevers naar eigen zeggen aansprakelijk gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte. In de rechtspraak worden naast asbestgerelateerde aandoeningen inmiddels ook andere beroepsziekten aan de orde gesteld, zoals OPS en RSI en worden ook daarvoor werkgevers aansprakelijk gehouden. Onlangs is bijvoorbeeld de eerste werkgever door een kantonrechter aansprakelijk geoordeeld voor schade ten gevolge van RSI. In de gevallen dat er schadevergoeding ten gevolge van (asbestgerelateerde) beroepsziekten is betaald, betrof het schade van zowel materiële als immateriële aard. Vrijwel alle deskundigen verwachten een toename in het aantal aansprakelijk gestelde werkgevers. Volgens sommige deskundigen ervaren werknemers nu vaak nog een zekere drempel om hun werkgever aansprakelijk te stellen, maar wordt de drempel wel steeds lager. Publiciteit over succesvolle zaken zou een opwaarts effect kunnen hebben op het aantal ingediende schadeclaims. Een mogelijke risico-groep Uit de resultaten van het onderzoek komt een potentieel kwetsbare groep werkgevers naar voren, namelijk werkgevers met minder dan 10 werknemers in dienst. De kans op het voorkomen van beroepsziekten in het eigen bedrijf wordt door vele (vooral onverzekerde) werkgevers met weinig werknemers laag ingeschat. Verder blijkt dat vooral deze werkgevers, als het om beroepsziekten gaat, over het algemeen niet voldoende op de hoogte zijn van het bereik van de dekking hun aansprakelijkheidsverzekering en over het bestaan van relevante aspecten van de arbowetgeving. Met relevante aspecten van de arbowetgeving wordt hier bedoeld de wettelijk verplicht gestelde risico-inventarisatie en – evaluatie met bijbehorend plan van aanpak. De meeste werkgevers hebben hun aansprakelijkheidsverzekering dan ook afgesloten met andere risico’s in gedachten dan risico’s op beroepsziekten. Ook in de interviews met deskundigen wordt aangegeven dat werkgevers in het algemeen, maar met name kleinere werkgevers, de risico’s op beroepsziekten doorgaans plegen te onderschatten. Algemeen kan dus worden gesteld dat vooral kleinere werkgevers zich minder bewust zijn van het bestaan van risico’s ten gevolge van beroepsziekten. Dit kan leiden tot te weinig afgesloten aansprakelijkheidsverzekeringen met grote gevolgen bij toekomstige schadeclaims. Ontwikkelingen in de rechtspraak De belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen vijf jaar op het gebied van de rechtspraak is het omkeren van de bewijslast. Voor 1997 was het zo dat de werknemer moest bewijzen dat hij aandoening had opgelopen door het niet nakomen van de zorgplicht van zijn werkgever. De werknemer hoeft nu enkel te stellen dat hij schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden (door een beroepsziekte wegens het niet nakomen van de zorgplicht van den werkgever). De werkgever dient dan te bewijzen dat hij wel aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De zorgplicht van de werkgever is in de rechtspraak steeds verder aangescherpt, vooral als het gaat om het werken met gevaarlijke stoffen. Ten slotte dient de werkgever verder te bewijzen dat de ziekte niet het gevolg is van de arbeidsomstandigheden. Voor wat het toekennen van schadevergoedingen betreft, is er toenemende aandacht voor mogelijkheden tot het vorderen van smartengeld en vergoeding voor psychische schade. Verder is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden die proportionele aansprakelijkheid
Samenvatting en conclusies
iii
biedt in het geval het causaal verband tussen arbeidsomstandigheden en beroepsziekte niet volledig kan worden aangetoond. Het beschermingsbereik van artikel 7:658 BW (Burgerlijk Wetboek) wordt verder uitgebreid tot andere arbeidsverhoudingen dan krachtens arbeidsovereenkomst en er is sprake van een verdere tegemoetkoming aan de slachtoffers door de rechter bij het toepassen van verjaringsregelingen. Dit betekent dat de ontwikkelingen in de rechtspraak het in de afgelopen jaren eenvoudiger hebben gemaakt voor werknemers hun werkgever aansprakelijk te stellen voor schade ten gevolge van beroepsziekten. Ontwikkelingen in verzekeringen Volgens deskundigen is de belangrijkste verandering die zich in de afgelopen 5 jaren in de aansprakelijkheidspolissen heeft voorgedaan de invoering van polissen op basis van claims made in plaats van loss occurrence1. Het model van de standaard Aansprakelijkheidsverzekering Voor Bedrijven (AVB) uit 1996, opgesteld door het Verbond van Verzekeraars, is hier een voorbeeld van. Overige veranderingen zijn een verkorting van de looptijd van de polissen. Volgens enkele deskundigen is dit een gevolg van toenemende onderlinge concurrentie tussen verzekeraars, die daarmee hun producten sneller kunnen aanpassen. Er zijn nog geen duidelijke internationale invloeden2 aan te wijzen die de mate van dekking van de aansprakelijkheidsverzekeringen op dit moment beïnvloeden, op asbestrisico’s na. De verzekerbaarheid van asbestrisico’s in Nederland is namelijk afgenomen. Nederlandse verzekeraars kunnen portefeuilles waarin asbestrisico’s voorkomen niet herverzekeren op de internationale markt vanwege de slechte ervaringen die de grote buitenlandse herverzekeraars hebben opgedaan met asbestclaims. Samenvatting van de conclusies De belangrijkste conclusies van dit onderzoek luiden als volgt. Werkgevers kunnen zich op dit moment in voldoende mate verzekeren tegen mogelijke beroepsziektenclaims3. Werkgevers zijn zich echter niet altijd bewust van de dekking die hun aansprakelijkheidsverzekering beidt. Werkgevers, vooral werkgevers met minder dan 10 werknemers in dienst, blijken zich weinig bewust te zijn van de beroepsziektenrisico’s in hun eigen onderneming. Dit kan ertoe leiden dat zij geen aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven afsluiten terwijl dit met het oog op toekomstige beroepsziektenclaims wel aan te raden zou zijn. Ontwikkelingen in de rechtspraak hebben laten zien dat de bewijslast aangaande aansprakelijkheid bij het beroepsziekten ligt bij de werkgever. Ook is de zorgplicht van de werkgever verder aangescherpt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de rechtspraak ertoe geleid hebben dat het makkelijker is geworden voor werknemers om de eigen werkgever aansprakelijk te stellen voor een beroepsziekte op grond van het niet nakomen van de zorgplicht. Een toename van het aantal claims is de laatste jaren ondanks bovengenoemde ontwikkelingen niet opgetreden.
1
In 1996 is de AVB op basis van het claims made – systeem geïntroduceerd. Het uitgangspunt van het claims made – systeem is dat alleen de schade wordt vergoed die tijdens de verzekeringsduur is geclaimd, ongeacht wanneer de schade is ontstaan. Het eerdere loss occurence – systeem dekte schade op het moment van ontstaan. Het begrip ‘ontstaan’ bleek een te rekbaar begrip dat teveel onzekerheid met zich meebracht. 2 Een andere trend die wellicht te maken heeft met internationalisering is een toename van het aantal letselschadebureaus dat mag werken op no cure no pay-basis. 3 Voor werkgevers uit de asbestverwijderingsbranche is het afsluiten van een AVB naar eigen zeggen onaantrekkelijk geworden.
iv
Samenvatting en conclusies
Wellicht ervaren werknemers nu nog een zekere drempel om hun werkgever aansprakelijk te stellen, of zijn zij zich nog niet van hun versterkte juridische positie bewust op grond waarvan het aansprakelijk stellen van de werkgever relatief succesvol kan zijn. Succesvolle claimzaken die via de media in de publiciteit worden gebracht, zouden een drempelverlagende werking kunnen hebben op werknemers met schade ten gevolge van beroepsziekten.
1
1
INLEIDING
1.1
Claimcultuur in Nederland
In een brief aan de Tweede Kamer van 17 juni 1999 spreekt het ministerie van Justitie zijn bezorgdheid uit over een verwachte toename in het aantal en de hoogte van schadeclaims. Het kabinet verstaat onder een claimcultuur een cultuur waarin burgers elkaar veelvuldig en voor steeds hogere bedragen in juridische zin aanspreken ter vergoeding van geleden schade.1 Volgens het kabinet dragen de volgende factoren bij aan de ontwikkeling van een claimcultuur: • juridisering van de samenleving; • verzakelijking van relaties; • ontwikkelingen in het sociale verzekeringsstelsel/privatisering; • toename van aansprakelijkheidsverzekeringsproducten; • toenemende complexiteit van de samenleving; voortschrijding van wetenschap en techniek; • ontwikkelingen in de rechtshulpverlening; • toename van de claimbewustheid; • ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht; • internationale invloeden (met name uit de VS). Het kabinet ziet zowel positieve als negatieve gevolgen in het verschijnsel claimcultuur. Een positief gevolg is de preventieve werking die uitgaat van een sterkere claimbereidheid (de veroorzaker moet nadelige gevolgen van de handeling in de afweging betrekken). Positief is ook het onaantrekkelijk worden van risicovolle producten en diensten (de veroorzaker moet de schade in de prijs verwerken). Een ander positief gevolg ten slotte is het bevredigen van het rechtvaardigheidsgevoel wanneer ernstige schade aan levensonderhoud en welzijn wordt toegebracht. Negatieve gevolgen zijn onder meer een toenemend beroep op de rechter en een groei van de advocatuur (waardoor beslag wordt gelegd op hooggekwalificeerd menselijk kader dat voor andere doeleinden aangewend had kunnen worden) en onwenselijk maatschappelijk gedrag (zoals het plegen van onnodige investeringen, zelfcensuur, remming op innovatie, weigeringen hulp te verlenen en afgedwongen schikkingen). Een ander ongewenst effect van een claimcultuur is dat de aansprakelijkheidspremie een zodanig deel kan uitmaken van de prijs van producten en diensten, dat deze te hoog wordt. Ook kunnen aansprakelijkheidsverzekeraars zich terugtrekken, met als gevolg een toename in het aantal faillissementen van aansprakelijk gestelde werkgevers en ongedekte schade bij slachtoffers.
1
TK 26 630, nr 1, blz 1.
2
1.2
Inleiding
Claimcultuur en beroepsziekten
Mede naar aanleiding van de discussie rond het rapport Asbestslachtoffers van prof. mr. J. de Ruiter1 doet zich de vraag voor wat een - in algemene zin - toenemende claimcultuur kan betekenen voor het aantal en de hoogte van de schadeclaims als gevolg van beroepsziekten (in het hiernavolgende ook aangeduid met beroepsziektenclaims). Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten Onder een beroepsziekte wordt verstaan een ziekte of aandoening die het gevolg is van een belasting die in overwegende mate in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden. Het gaat dus niet om een bedrijfsongeval. Het gaat bij beroepsziekten onder meer om ziekten als gevolg van het werken met schadelijke stoffen, het werken in een ongezonde werkomgeving of het werken in een slechte werkhouding. Lang bekende voorbeelden zijn stoflongen bij mijnwerkers, longvlieskanker door asbest en lawaaidoofheid. Meer recent in de publiciteit als beroepsziekte zijn Repetitive Strain Injury (RSI) en Organisch Psychosyndroom (OPS, ook wel bekend als Chronische Toxische Encefalopathie (CTE)). Bij beroepsziekten kan ook worden gedacht aan met arbeid of arbeidsomstandigheden samenhangende ‘nieuwe’ ziektebeelden of risico’s zoals burnout. Bij een beroepsziekte kan de werkgever aansprakelijk worden gesteld voor schade die de werknemer als gevolg van de ziekteverschijnselen heeft geleden. Alle schade voortvloeiend uit een beroepsziekte dient, bij gebleken aansprakelijkheid, door de werkgever of diens verzekeraar te worden vergoed. Het gaat daarbij zowel om materiële als immateriële schade. Gedacht kan hierbij worden aan (een combinatie van) de volgende schadeposten: • kosten van juridische bijstand; • inkomensschade, voor zover niet gedekt door ZW of WAO (omdat de werknemer [tijdelijk] niet meer kan werken of zijn carrière een ander - minder gunstig – verloop heeft gekregen) • kosten van thuiszorg, huishoudelijke hulp, tuinonderhoud etc. (omdat men zelf niet meer in staat is deze taken uit te voeren); • medische behandelings- en/of revalidatiekosten (voorzover niet vergoed door de ziektenkostenverzekeraar van de werknemer); • pensioenschade (ontstaan door een pensioenbreuk of omdat men niet meer in staat is het pensioen verder op te bouwen); • immateriële schade (voor pijn, verdriet en gederfde levensvreugde). De hoogte van de totale schadeloosstelling is verder onder meer afhankelijk van factoren als het soort ziekte, het inkomen en de leeftijd van de werknemer.
1
Asbestslachtoffers: advies in opdracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. uitgebracht door prof. mr. J. de Ruiter. (1997) ’s Gravenhage: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. VUGA.
Inleiding
3
Het ministerie van SZW en werkgeversaansprakelijkheid bij beroepsziekten Een eventueel toenemende claimcultuur bij beroepsziekten heeft vooral gevolgen voor werkgevers. Werkgevers vormen immers de eerst aangewezen partij waarop de schade ten gevolge van beroepsziekten zal worden verhaald.1 Verzekeraars kunnen bij een toename van het aantal claims overgaan tot het uitsluiten van beroepsziekten-risico’s. De FNV schat dat jaarlijks 10.000 tot 20.000 mensen in de WAO terechtkomen als gevolg van een beroepsziekte.2 Bij het ontwikkelen van nieuw beleid en nieuwe wetgeving met betrekking tot Arbeidsvraagstukken dient met zulke mogelijke gevolgen rekening te worden gehouden. Bij het ministerie van SZW bestaat dan ook behoefte aan inzicht in de gevolgen van een mogelijk toenemende claimcultuur bij beroepsziekten voor werkgevers en de mogelijkheden die werkgevers hebben zich tegen beroepsziektenclaims te verzekeren. In de volgende paragraaf wordt allereerst ingegaan op het doel en de centrale probleemstelling van dit onderzoek.
1.3
Doel- en vraagstelling van het onderzoek
Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van werkgevers met beroepsziektenclaims en met de (on)mogelijkheden van verzekeren. De centrale probleemstelling van het onderzoek is daarom als volgt geformuleerd: In hoeverre (en op welke wijzen) kunnen werkgevers zich nu en in de toekomst verzekeren tegen (toenemende) schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten? Het onderzoek heeft geen sector- of branchespecifieke invalshoek, maar dient een beeld te geven van de situatie in heel Nederland. Er dient een beeld te worden gegeven van de stand van zaken in Nederland voor wat betreft: • (on)mogelijkheden die werkgevers hebben om zich tegen beroepsziektenclaims te verzekeren; • Het aantal, de hoogte en de aard van beroepsziektenschadeclaims in termen van materiële of immateriële schade; • De stand van zaken in de wetgeving, rechtspraak en de rechtshulpverlening, met name de advocatuur. Onderzocht wordt of er mogelijke werking van internationale invloeden is op deze terreinen; • De toekomstverwachtingen die er zijn met betrekking tot de bovengenoemde onderwerpen; • Ten slotte dient het onderzoek een aanzet te geven tot het mogelijk monitoren van trends in claimvolume. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de onderzoeksopzet die is gehanteerd teneinde op de bovenstaande vragen antwoord te kunnen geven.
1
In geval van insolvabele of onvindbare werkgevers zal er mogelijk op de overheid een dringend beroep worden gedaan. 2 Het Financieele Dagblad, 7 mei 1999.
4
1.4
Inleiding
Uitvoering
De gegevens nodig voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn verzameld met behulp van kwalitatieve methoden (deskresearch en expertinterviews) en kwantitatieve methoden (schriftelijke enquête met telefonisch rappel). De onderzoeksvragen die betrekking hebben op de werkgevers zijn beantwoord door middel van een schriftelijke enquête vergezeld van een telefonisch rappel. Op alle onderzoeksvragen is ingegaan middels deskresearch en expertinterviews met enkele rechtsgeleerden, verzekeraars, verzekeringstussenpersonen en enkele werkgeversorganisaties. De interviews hadden tevens tot doel de vragenlijst voor het kwantitatieve deel van het onderzoek te verfijnen. Er zijn in totaal 10 interviews gehouden met één of twee deskundigen (zie bijlage 3)1. Bevindingen verkregen met behulp van desk research, interviews en de enquête zijn integraal verwerkt in deze rapportage.
1.4.1
Steekproef enquête
De dataverzameling, zowel de interviews als de enquête, is gehouden van eind september 2000 tot de eerste week van januari 2001. Het kwantitatieve deel van het onderzoek is uitgevoerd op een steekproef van 3000 werkgevers getrokken uit alle bedrijven of instellingen met één of meer werknemers in Nederland. De populatiegegevens zijn ontleend aan gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een onderverdeling van werkgevers in termen van bedrijfsactiviteiten is gemaakt aan de hand van de Standaard Bedrijven Indeling van het CBS2. In 1999 waren er ongeveer 350.000 werkgevers in Nederland actief met één of meer werknemers in dienst, verdeeld over 15 branches (clusters van gerelateerde bedrijfsactiviteiten). In de uiteindelijke steekproef zijn enkele branches samengevoegd, waarbij de achterliggende gedachte is dat het bij deze branches om min of meer vergelijkbare arbeidsomstandigheden en dus om vergelijkbare beroepsziekten gaat. Een overzicht van de steekproef is te vinden in bijlage 1.
1.4.2
Respons enquête
Alle 3000 werkgevers zijn van medio november 2000 tot de eerste week van januari 2001 ondervraagd door middel van een schriftelijke vragenlijst3. De vragenlijsten werden zoveel mogelijk aan de directeur of het hoofd personeelszaken gericht, omdat deze personen veelal zelf kennis hebben van bedrijfsverzekeringen of weten wie de relevante personen binnen de onderneming zijn. De werkgevers die hun vragenlijst binnen 2 weken nog niet hadden geretourneerd, werden teruggebeld door een enquêteur met het verzoek de vragenlijst alsnog op te sturen4. Tijdens het telefoongesprek werden de respondenten alsnog enkele kernvragen gesteld, namelijk: • De branche waarin de werkgever actief is;
1
De laatste interviews leverden weinig nieuwe informatie op. Daarom is afgezien van het houden van meer interviews. Bedrijven in Nederland 1999. uitgave van het CBS. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. 4 Zie bijlage 5 voor de inhoud van het rappel. 2 3
Inleiding • • • • •
5
De grootteklasse waarin het bedrijf is onder te brengen; Het wel of niet hebben van een verzekering die schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten dekt; Indien verzekerd, de verzekeraar bij wie de verzekering is afgesloten; Of de werkgever de afgelopen 5 jaar aansprakelijk is gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte; Indien de werkgever aansprakelijk is gesteld, welke beroepsziekte het betrof.
Ook aan de respondenten die de vragenlijst niet hebben teruggestuurd zijn bovenstaande vragen gesteld, ter controle op afwijking van de binnengekomen vragenlijsten ten opzichte van de nonrespons. Responspercentages De schriftelijke enquête heeft een respons van 655 vragenlijsten opgeleverd, het telefonisch rappel 420 respondenten die antwoorden hebben gegeven op de kernvragen. De totale respons bedraagt dus 1075 (35,8%) respondenten voor wat betreft de kernvragen. Echter bevatte deze respons ook vragenlijsten die achteraf onbruikbaar bleken, aangezien de vragen over bedrijfsgrootte en branche niet zijn ingevuld. Nadat deze onbruikbare vragenlijsten verwijderd zijn, blijven 1009 respondenten (33,6%) over. Informatie op basis van deze respons van 33,6% heeft uiteindelijk gediend als basis voor dit rapport1. Representativiteit Aangezien de steekproef gestratificeerd getrokken is, zijn de gegevens gewogen naar de populatie van bedrijven in Nederland. Dit betekent dat de percentages in de tabellen geïnterpreteerd kunnen worden als zijnde percentages van alle bedrijven in Nederland waarop een bepaalde situatie van toepassing is. Wel is er een zekere mate van onbetrouwbaarheid in de onderzoeksgegevens. Dit is het gevolg van het ondervragen van een steekproef in plaats van de gehele populatie bedrijven in Nederland (zie alinea ‘betrouwbaarheid’ hieronder). De ongewogen absolute aantallen (n) in de tabellen hebben betrekking op het aantal bedrijven dat antwoord op de vraag heeft gegeven, dus op de respons van 1009 werkgevers (33,6%). In de uiteindelijke respons zijn de werkgevers uit alle branches en grootteklassen vertegenwoordigd, zij het dat de werkgevers in de kleinste grootteklassen met een respons van 21% iets achterblijven in vergelijking met de twee overige grootteklassen (46% respectievelijk 48%). De respons blijkt niet selectief te zijn voor wat betreft de branches (zie tabel 2, bijlage 1). Betrouwbaarheid Omdat er gewerkt is met een steekproef uit de populatie van bedrijven in Nederland in plaats van met de totale populatie zelf, zullen de antwoorden een zekere mate van onbetrouwbaarheid bevatten. Deze mate van onbetrouwbaarheid wordt uitgedrukt in marges. • De marges waarmee de antwoorden bij respons van 1009 op een populatie van ongeveer 350.000 omgeven zijn, bedragen 3,1%. Dit betekent dat een gevonden percentage van bijvoorbeeld 70% in dit onderzoek in de werkelijkheid tussen de 66,9% en de 73,1% ligt.
1
Zie bijlage 2 voor een uitgebreide verantwoording van de respons.
6
Inleiding
•
Per grootteklasse bedragen de marges in de kleinste grootteklasse (1 tot 10) 5,5%, in de middelste (10 tot 100) 4,6% en in de grootste (100 en meer) 6,2%. Per branche variëren de marges van minimaal 8% tot maximaal 15%.
•
Validiteit De validiteit van de onderzoeksresultaten kan ook wel worden omschreven als de mate waarin de resultaten geldig zijn. De resultaten zijn verkregen door de vragenlijst te richten aan de directeur of het hoofd personeelszaken binnen het bedrijf. De veronderstelling is dat deze personen binnen het bedrijf het meeste afweten over het onderwerp, of de vragenlijst kunnen doorsturen naar degene die binnen het bedrijf de meeste expertise bezit. Toch zijn niet alle antwoorden en dus resultaten die op deze manier zijn verkregen even valide. Relatief eenvoudige en eenduidige gegevens zoals de branche, de grootteklasse en of men wel of niet aansprakelijk is gesteld, zullen vrij eenduidig en valide zijn beantwoord. Vragen over de arbowetgeving en de inhoud van de verzekeringspolis bezitten een mindere mate van validiteit. Dit wordt veroorzaakt door het kennisniveau van de respondenten op deze thema’s. De meeste werkgevers bezitten weinig kennis over de arbowetgeving en de inhoud van hun aansprakelijkheidspolis. Resultaten die gaan over deze thema’s dienen dan ook te worden geïnterpreteerd met deze opmerkingen in gedachten. In bijlage 2 is verder een toelichting opgenomen waarin wordt beschreven op welke manier de respons op bepaalde thema’s zich verhoudt tot de totale respons van 1009 werkgevers. De opbouw van de rapportage is als volgt: In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wettelijke basis van werkgeversaansprakelijkheid en besloten met actuele ontwikkelingen en internationale invloeden op de wettelijke basis. Hoofdstuk 3 gaat in op de (on)mogelijkheden die werkgevers hebben om zich te verzekeren tegen schadeclaims en, hoofdstuk 4 op het aantal en de aard van de schadeclaims. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
7
2
WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID
De werknemer die tijdens het verrichten van arbeid schade oploopt aan zijn gezondheid kan die schade volgens het Nederlandse recht trachten te verhalen op zijn werkgever. De wettelijke basis voor het aansprakelijk stellen van een werkgever voor schade aan de gezondheid van een werknemer is onderwerp van dit hoofdstuk.
2.1
Aansprakelijkheid van de werkgever voor beroepsziekten
Algemeen Het civiele aansprakelijkheidsrecht hanteert als vertrekpunt dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij er een grond bestaat voor afwenteling van de schade op een aansprakelijk persoon. Bestaat een dergelijke grond, dan dient de aansprakelijke persoon in beginsel de volledige door hem veroorzaakte schade te vergoeden. Het kan gaan om zeer uiteenlopende schadeposten. Daarbij is te onderscheiden tussen enerzijds vermogensschade, zoals het (na uitkeringen op grond van Zw en Wao resterende) verlies aan arbeidsvermogen door invaliditeit, kosten van aanpassing van een woning in verband met invaliditeit, kosten van huishoudelijke hulp, buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente, etc., en anderzijds immateriële schade in de vorm van pijn, verdriet en gederfde levensvreugde, waarvoor smartengeld wordt toegekend. Veruit de belangrijkste grondslag voor werkgeversaansprakelijkheid1 ligt in artikel 7:658 BW (Burgerlijk Wetboek), dat inhoudt dat de werkgever aansprakelijk is wanneer hij zijn zorgplicht voor de veiligheid van de werknemer niet is nagekomen. Dit artikel is op 1 april 1997 in werking getreden. Voor dat tijdstip gold art. 1638x BW, dat een vergelijkbare strekking had. Artikel 7:658 BW luidt voor zover van belang: 1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. 2. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij in de lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.
1
S.D. Lindenbergh. (januari 2000) Arbeidsongevallen en beroepsziekten.
8
Werkgeversaansprakelijkheid
Het bereik van artikel 7:658 De zorgplicht van de werkgever geldt niet alleen ten aanzien van werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst met de werkgever arbeid verrichten in diens bedrijf, maar ook ten aanzien van personen die krachtens een andersoortige rechtsverhouding met de werkgever arbeid verrichten in het kader van diens beroep of bedrijf, zoals ingeleend personeel, stagiaires, etc. Aldus art. 7:658 lid 4 BW. Artikel 7:658 BW geldt niet voor ambtenaren. In de rechtspraak wordt inmiddels niettemin aangenomen dat ten aanzien van ambtenaren dezelfde normen gelden.1 Beroepsziekten Een Beroepsziekte is te omschrijven als een ziekte of aandoening die het gevolg is van een belasting die in overwegende mate in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden. Op het juridische vlak geven beroepsziekten aanleiding tot een aantal kwesties. In de eerste plaats rijst de vraag of de ziekte kan worden toegeschreven aan een tekortkoming van de werkgever. In de tweede plaats is er het probleem van het causaal verband: is de gezondheidsaandoening het gevolg van arbeid? Zie over de problematiek van (omkering van) bewijslast op deze punten hierna. In de derde plaats kan het tijdverloop tussen de arbeid en het ontstaan van de ziekte aanleiding geven tot problemen. Daarbij valt te denken aan bewijsproblemen met betrekking tot het causaal verband, aan de vraag welke normen er golden ten tijde van de veroorzaking en aan kwesties van verjaring. De ontwikkelingen met betrekking tot deze drie kwesties worden hierna in kaart gebracht.
2.2
Actuele ontwikkelingen
Zorgplicht Artikel 7:658 BW legt een vergaande zorgplicht op de werkgever en belast hem bovendien met het bewijsrisico (bewijslast) ten aanzien van de nakoming van die zorgplicht. De ratio hiervoor wordt gevonden in het feit dat de werknemer afhankelijk is van de werkgever voor het bepalen van de arbeidsomstandigheden en dat het gaat om schade aan de gezondheid, hetgeen een hoge mate van zorg rechtvaardigt, terwijl de werkgever zich tegen schade als gevolg van arbeid doorgaans (nog) kan verzekeren.2 De zorgplicht van de werkgever (art. 7:658 BW) wordt enerzijds ingevuld met behulp van geschreven regels, zoals die bijvoorbeeld zijn neergelegd in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) uit 1998 en de daarop berustende besluiten. Anderzijds wordt zij ingevuld door ongeschreven recht, zoals dat wordt vormgegeven door de rechtspraak. Volgens de rechtspraak moet de werkgever niet alleen maatregelen treffen met betrekking tot hem bekende gevaren, maar ook met betrekking tot de gevaren die hij behoort te kennen, waarbij bovendien geldt dat hij bij ontbrekende normen onderzoek moet verrichten naar mogelijke gevaren en waar nodig buitenlandse ervaringen daarin zal moeten betrekken.
1
Zie Centrale Raad van Beroep 22 juni 2000, TAR 2000, 112. Zie S.D. Lindenbergh 2000, blz. 28-29, alsmede Hoge Raad 22 januari 1999, NJ 1999, 534 (Stichting Reclassering Nederland). 2
Werkgeversaansprakelijkheid
9
Voor wat betreft psychische schade zonder dat tevens sprake is van lichamelijk letsel heeft de Hoge Raad zich vooralsnog tamelijk terughoudend opgesteld. De grenzen zijn op dit punt evenwel niet duidelijk, zodat in de nabije toekomst meer procedures kunnen worden verwacht. Met name wanneer risico’s uit het verleden zich eerst veel later verwezenlijken (zoals bijvoorbeeld met betrekking tot ziekte door asbest) is het soms lastig vast te stellen welke maatregelen destijds van de werkgever mochten worden verwacht. De rechter gaat dan wel uit van de destijds geldende normen, maar heeft de neiging om bij de vaststelling daarvan tamelijk hoge eisen te stellen aan de werkgever.1 In de rechtspraak pleegt weinig rekening te worden gehouden met de eigen onzorgvuldigheid van werknemers, omdat het redelijk wordt geacht uit te gaan van het ervaringsfeit dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie leidt tot een vermindering van voorzichtigheid. Pas wanneer de werknemer opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten, waarvan volgens de rechtspraak zelden sprake is, is de werkgever (in het geheel) niet aansprakelijk. Met betrekking tot beroepsziekten speelt deze problematiek dan ook nauwelijks een rol van betekenis. Met de invoering van artikel 7:658 BW is de bewijslast ten aanzien van de tekortkoming omgekeerd. Dat betekent dat de werknemer kan volstaan met te stellen dat hij schade heeft opgelopen in verband met de door hem verrichte arbeid en dat de werkgever moet bewijzen dat hij niet is tekortgeschoten. In de praktijk betekent dit een belangrijke tegemoetkoming voor de werknemer. Een soortgelijke tegemoetkoming is hieronder te vinden voor wat betreft het causaal verband. Causaal verband Het verband tussen de arbeid en een bij de werknemer optredende aandoening is niet steeds eenvoudig te leggen. In Nederland is tot voor kort ook weinig aandacht aan deze problematiek besteed, omdat voor de toekenningen op basis van de Ziektewet of de Wao de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid minder relevant is. Inmiddels worden beroepsziekten geregistreerd door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en wordt naar de oorzaak meer onderzoek gedaan. De werknemer die schade wenst te verhalen op zijn werkgever dient in beginsel te stellen en te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. In de rechtspraak is de werknemer hierbij evenwel aanzienlijk tegemoetgekomen: is de werkgever tekortgeschoten in de naleving van zijn zorgplicht en is daardoor de kans op schade verhoogd, dan moet de werkgever stellen en bewijzen dat inachtneming van de veiligheidsvoorschriften de schade niet had kunnen voorkomen. Deze regel geldt niet alleen wanneer door de tekortkoming de kans op het verwezenlijken van een bekend risico is toegenomen, maar ook wanneer het gaat om onbekende risico’s.2 Met name bij de blootstelling aan gevaarlijke stoffen rust hier op de werkgever dus een zware last.3 Die last wordt nog eens verzwaard doordat het bewijs ten aanzien van het ontbreken van de tekortkoming ook reeds op de werkgever rust (zie ook hetgeen hiervoor is gezegd). Daarbij verdient opmerking dat de Hoge Raad onlangs heeft beslist dat het in beginsel wel aan de werknemer is om te stellen en te bewijzen dat hij in
1
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 2 oktober 1998, NJ 1999, 683 alsmede het commentaar daarop van annotator Vranken. Zie uitdrukkelijk in deze zin Hoge Raad 25 juni 1993, NJ 1993, 686 (Cijsouw I). Dat is onlangs in verband met een ziekte door blootstelling aan oplosmiddelen nog eens door de Hoge Raad bevestigd. Zie Hoge Raad 17 november 2000, RvdW 2000, 230 (Unilever/Dikmans). 2 3
10
Werkgeversaansprakelijkheid
het kader van zijn werkzaamheden daadwerkelijk aan een gevaarlijke stof zoals asbest is blootgesteld1. Proportionele aansprakelijkheid Problematisch zijn de gevallen waarin de ziekte (mogelijk) niet alleen is veroorzaakt door de arbeid, maar deels (of mogelijk geheel) door omstandigheden buiten de werkomgeving, zoals bijvoorbeeld erfelijke belasting of een ongezonde leefwijze zoals veelvuldig roken. Momenteel wordt vooral in de literatuur gedebatteerd over de vraag of bij dergelijke onzekerheid ten aanzien van de veroorzaking mag worden uitgegaan van een proportionele aansprakelijkheid van de werkgever, evenredig aan de kans op veroorzaking. Hoewel hierover inmiddels ook wel enige rechtspraak voorhanden is, is deze problematiek vooralsnog allerminst uitgekristalliseerd.2 Verjaring Met name beroepsziekten met een lange incubatietijd kunnen aanleiding geven tot claims die eerst lang na het verrichten van de schadelijke werkzaamheden worden ingediend. In dat verband speelt de problematiek van verjaring een rol. Het recht kent op het punt van verjaring een tweeledig stelsel. Een vordering tot schadevergoeding verjaart vijf jaar nadat de benadeelde bekend is geworden met de schade en de aansprakelijke persoon (‘relatieve verjaringstermijn’), maar in ieder geval 20 jaar – en als het gaat om gevaarlijke stoffen 30 jaar - na de schadeveroorzakende gebeurtenis (‘absolute verjaringstermijn’). In verband met ziekten als gevolg van asbest die zich soms pas na 30 jaar openbaren is in de rechtspraak beslist dat redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de werkgever niet altijd een beroep kan doen op verjaring van de vordering.3 Aldus is het verjaringsrecht aanzienlijk verzacht ten gunste van de werknemer. In de Tweede Kamer is inmiddels een wetsvoorstel aangenomen waarin voor gevallen van schade door letsel of overlijden de absolute verjaringstermijn is komen te vervallen. Resumerend Uit het voorgaande blijkt dat de wetgever en de rechter de afgelopen jaren de werknemer aanzienlijk tegemoet zijn gekomen. Deze ontwikkelingen kunnen dus als volgt worden samengevat. • aanscherping van de zorgplicht van de werkgever in de rechtspraak, vooral als het gaat om het werken met gevaarlijke stoffen; • toenemende aandacht voor mogelijkheden tot het vorderen van smartengeld en vergoeding voor psychische schade; • omkering van de bewijslast ten aanzien van de naleving van de zorgplicht van de werkgever; • uitbreiding van het beschermingsbereik van artikel 7:658 BW (in het vierde lid) tot andere arbeidsverhoudingen dan krachtens arbeidsovereenkomst; • - gedeeltelijke - omkering van de bewijslast ten aanzien van het causaal verband; • ‘verkenning’ van proportionele aansprakelijkheid;
1
Hoge Raad 26 januari 2001, RvdW 2001, 21 Zie hierover uitvoerig Proportionele aansprakelijkheid (A. Akkermans e.a. red.) Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2000. 3 Zie Hoge Raad 28 april 2000, NJ 2000, 430 en 431. 2
Werkgeversaansprakelijkheid •
2.3
11
de tegemoetkoming van slachtoffers bij de toepassing van verjaringsregelingen.
Internationale invloeden
De problematiek van de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade door beroepsziekten is in hoge mate een nationale aangelegenheid. De stelsels in de verschillende andere Europese landen lopen nogal uiteen en verschillen ook dikwijls aanzienlijk van het Nederlandse. Zo kennen België, Frankrijk en Duitsland een stelsel dat min of meer vergelijkbaar is met het stelsel zoals dat in Nederland ten tijde van de werking van de Ongevallenwet van 1901 gold, inhoudende dat de werknemer een aanspraak heeft op een beperkte schadevergoeding en dat de werkgever voor overige schade slechts aansprakelijk is bij een hoge mate van onzorgvuldigheid, zoals opzet. Het uiteenlopende palet aan stelsels in de verschillende Europese landen en de samenhang die de problematiek vertoont met die van sociale zekerheid brengen mee dat harmonisatie van het recht op dit terrein niet eenvoudig is. Voor zover bekend bestaan er ook geen concrete plannen op dit punt. Waar het gaat om de concrete invulling van de zorgplicht van de werkgever is Europese regelgeving wel van belang, omdat deze de arbeidsomstandigheden kan betreffen. Zo kan in verband met beroepsziekten bij wijze van voorbeeld worden gewezen op de EG-Richtlijn voor het werken met beeldschermen die van belang kan zijn voor hetgeen van de werkgever mag worden verwacht als het gaat om het voorkomen van toetsenbordletsel. Op dit moment is het echter niet mogelijk de invloed van internationale richtlijnen en wetgeving op de Nederlandse situatie te voorspellen1.
2.4
De rechtshulpverlening
Op het terrein van de schade door beroepsziekten plegen slachtoffers doorgaans te worden bijgestaan door advocaten of andere rechtshulpverleners die veelal werken op basis van facturering per uur. In de advocatuur is facturering op basis van behaald resultaat (ook wel: ‘no win no fee’ of ‘no cure no pay’) vooralsnog niet toegestaan, maar staat deze mogelijkheid wel ter discussie. Toepassing daarvan zou een uitnodiging kunnen zijn voor een toenemend aantal claims. Ook het feit dat werknemersorganisaties zoals het FNV zich in rechte sterk maken voor werknemers met beroepsgerelateerde aandoeningen heeft een opwaarts effect op het aantal claims. Uit de expertinterviews met onder meer een advocaat en een wetenschapper blijkt dat de meest opvallende verandering die zich de afgelopen vijf jaar in de advocatuur heeft voltrokken, een toenemende mate van specialisatie onder advocaten is. Een voorbeeld hiervan is de vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA). Een andere vorm van specialisatie is de toename van het aantal letselschadebureaus, die in tegenstelling tot advocaten wel op basis van ‘no
1
Na de eerste interviews werd duidelijk dat er vooral voor wat betreft de internationale invloeden tot nu toe weinig onderzoek is gedaan. Zowel rechtsgeleerden als verzekeraars kunnen geen duidelijke invloeden noemen en kunnen niet verwijzen naar relevante publicaties.
12
Werkgeversaansprakelijkheid
cure no pay’ mogen werken. Ten slotte er sprake van een toenemende caseload onder advocaten die zich bezig houden met aansprakelijkheidsschade, omdat werknemers sneller naar een advocaat toestappen om een schadeclaim tegen hun werkgever in te dienen. Volgens de respondenten heeft het omkeren van de bewijslast het voor de werknemers makkelijker gemaakt hun werkgever aansprakelijk te stellen. Een verdere toename in de caseload voor wat betreft RSI-zaken is volgens de respondenten te verwachten, gezien het huidige aantal van 2 miljoen beeldschermwerkers. Hieronder bevinden zich veel jonge professionals met hoge lonen die aan een toenemende werkdruk blootstaan.
13
3
(ON)MOGELIJKHEDEN VAN VERZEKEREN
Dit hoofdstuk gaat kort in op cijfers van meldingen over (vermoede) beroepsziekten. De hoofdonderwerpen zijn echter de mate waarin de huidige aansprakelijkheidsverzekeringen dekking bieden tegen schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten en enkele toekomstverwachtingen. De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op informatie afkomstig uit de interviews met deskundigen en de enquête onder werkgevers. De collectieve sector is bij de weergave van resultaten die betrekking hebben op het wel of niet hebben van een verzekering tegen risico’s op beroepsziekten en de inhoud van de polis buiten beschouwing gelaten.
3.1
Beroepsziekten
Sinds 1 november 1999 zijn arbodiensten verplicht om beroepsziekten aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) te melden. De registratie geschiedt in opdracht van het ministerie van SZW en heeft tot doel het signaleren van trends en ontwikkelingen ter preventie van beroepsziekten. Melding van beroepsziekten aan het NCvB Het NCvB is een onderdeel van het Coronel Instituut, Academisch Medisch Centrum en richt zich als kennisinstituut op de preventie van beroepsziekten en verbetering van de zorg voor (ex)-werknemers met beroepsziekten. Meldingen van (vermoede) beroepsziekten geschieden volgens richtlijnen van het NCvB en worden gedaan door de bedrijfsarts. De meeste meldingen gedaan door bedrijfsartsen in 1999 hadden betrekking op aandoeningen houding- en bewegingsapparaat, gevolgd door psychische aandoeningen. Het NCvB schat dat er in Nederland jaarlijks 20.000 nieuwe gevallen van beroepsziekten bijkomen. Het gaat volgens het NCvB hier om een grove schatting. Ondanks het feit dat melden verplicht is, gebeurt het niet altijd. Enkele redenen zijn de volgende: sommige beroepsziekten vallen de arbodiensten niet op, omdat de ziekteverschijnselen niet leiden tot verzuim, betrokken werknemers consulteren de arbodienst niet, betrokkene geniet geen arbozorg (dit is bij zelfstandigen het geval) of de ziekte heeft een lange latentietijd. Ook worden redenen als onduidelijkheid over wel of geen beroepsziekte en de kans op problemen met werkgever of werknemer gemeld1. Het NCvB is een onderzoek gestart onder arbodiensten naar de beweegredenen voor niet-melden. Resultaten van dit onderzoek zijn op dit moment niet bekend.
1
Signaleringsrapport Beroepsziekten 2000, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
14
(On)mogelijkheden van verzekeren
Meldingen van (vermoede) beroepsziekten uit de enquête In de enquête is aan de werkgevers gevraagd of de bedrijfsarts het afgelopen jaar meldingen heeft gedaan van (vermoede) beroepsziekten en zo ja, hoeveel meldingen het betrof. Uit de totale schriftelijke respons van 655 werkgevers hebben alleen de 277 de respondenten die aangeven hebben verzekerd te zijn tegen schade ten gevolge van beroepsziekten deze vragen beantwoord. Zie voor een overzicht tabel 3.1. Tabel 3.1
Meldingen van beroepsziekten door bedrijfsarts naar grootteklasse volgens werk gevers
Bedrijfsarts heeft wel beroepsziekten gemeld Bedrijfsarts heeft geen beroepsziekten gemeld Beschikt niet over bedrijfsarts Weet niet/geen antwoord Totaal Ongewogen n
Grootteklasse 1 tot 10 10 tot 100 100 of meer 1% 11% 32% 76% 81% 58% 22% 0% 100% 78
6% 2% 100% 134
2% 9% 100% 65
Totaal 4% 77% 18% 0% 100% 277
Over het afgelopen jaar heeft bij 4% van de werkgevers de bedrijfsarts melding gedaan van vermoede beroepsziekten, bij meer dan driekwart (77%) niet. Iets minder dan één op de vijf werkgevers (18%) zegt niet in over een bedrijfsarts te beschikken. Van de werkgevers bij wie de bedrijfsarts het afgelopen jaar een beroepsziekte heeft gemeld, heeft deze melding bij één op de tien (10%) van hen geleid tot het opstellen van een nieuwe risico-inventarisatie en – evaluatie. Er zijn geen opvallende verschillen tussen de branches, maar de bovenstaande onderverdeling naar grootteklasse laat zien dat de meerderheid van de werkgevers die naar eigen zeggen geen bedrijfsarts heeft, afkomstig is uit de kleinste grootteklasse, namelijk 1 tot 10 werknemers.
3.2
De dekkingsmogelijkheden tegen beroepsziekten-risico’s
Werkgevers hebben de mogelijkheid zich tegen beroepsziektenclaims te verzekeren. De Aansprakelijkheidsverzekering Voor Bedrijven (AVB)1 dekt de schade die aan personen of zaken is toegebracht, mits dit binnen de verzekerde hoedanigheid van het bedrijf gebeurt en mits het bedrijf daarvoor aansprakelijk is. Hieronder vallen veelal ook beroepsziekten. De doelgroep van de AVB wordt gevormd door alle beroepsuitoefenaars en ondernemers in Nederland. De premie is afhankelijk van het soort werk en de omvang van het bedrijf. De premie wordt berekend over de omzet en/of het jaarloon, waarbij aan het einde van het verzekeringsjaar een verrekening plaatsvindt aan de hand van de door de verzekeringnemer te verstrekken opgave. De AVB kent een verplicht eigen risico; een hoger eigen risico leidt tot premiekorting.
1
Beroepsaansprakelijkheid, internetpublicatie van het Verbond van Verzekeraars (datum onbekend).
(On)mogelijkheden van verzekeren
3.3
15
Dekking onder werkgevers
Van alle werkgevers geeft de meerderheid (72%) aan een aansprakelijkheidsverzekering te hebben afgesloten, 28% geeft aan van niet of weet het niet. Deze verzekering biedt – naar eigen zeggen – voor bijna eenderde (31%) van de werkgevers geen dekking tegen schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten. Dit kan niet kloppen, omdat informatie van verzekeraars laat zien dat alle bedrijven met een AVB ook verzekerd zijn tegen schade ten gevolge van beroepsziekten. In tabel 3.2 zijn de percentages werkgevers weergegeven naar eigen zeggen een aansprakelijkheidsverzekering hebben. Het gaat hier om antwoorden uit zowel de schriftelijke als de telefonische enquête. Tabel 3.2
Aandeel werkgevers met een aansprakelijkheidsverzekering
Heeft werkgever een aansprakelijkheidsverzekering/AVB Ja Nee Weet niet/geen antwoord Totaal
% 72% 22% 6% 100%
n 629 132 43 804
De tabel laat zien dat 72% van de werkgevers aangeeft een AVB te hebben afgesloten. Enkele geïnterviewde deskundigen schatten dat 90% van de werkgevers in Nederland verzekerd is tegen schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten. Werkgevers die zich niet hebben verzekerd hebben er volgens deze deskundigen bewust voor gekozen het risico zelf te dragen, of zij zijn zich niet van de risico’s bewust. Waarschijnlijk zal het percentage werkgevers met een AVB in de populatie tussen 70% en de 90% liggen.
3.4
Argumenten voor het wel of niet afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering
De werkgevers die hebben aangegeven dat zij een aansprakelijkheidsverzekering hebben die tevens de schade ten gevolge van beroepsziekten dekt, is gevraagd welke voor hen de drie belangrijkste overwegingen waren voor het afsluiten van de verzekering. Alle werkgevers hebben één reden kunnen opnoemen voor het afsluiten van hun aansprakelijkheidsverzekering, iets meer dan de helft (52%) van hen heeft drie redenen genoemd. Het risico op schade door werknemers aan derden staat voor alle werkgevers tezamen op de eerste plaats (74%), gevolgd door bedrijfsongevallen (62%) en productaansprakelijkheid (44%). Schade door beroepsziekten wordt in 19% van de gevallen genoemd en is het vierde meest genoemde argument om een AVB af te sluiten. Het meest genoemde argument voor werkgevers die geen verzekering tegen beroepsziekten hebben, is dat het risico op beroepsziekten te klein is (38%). Bijna één op de vijf (17%) van de argumenten luidt dat het risico op beroepsziekten niet aanwezig is. Als derde meest genoemde argument wordt genoemd een te hoge premie (11%). Een op de vijf onverzekerde werkgevers (21%) heeft nog niet over het afsluiten van een dergelijke verzekering nagedacht. De resultaten staan in tabel 3.3 weergegeven.
16 Tabel 3.3
(On)mogelijkheden van verzekeren Meest genoemde argumenten die onverzekerde werkgevers opgeven voor het niet afsluiten van een verzekering tegen schade door beroepsziekten
Het risico op beroepsziekten is niet aanwezig/te klein De premie is te hoog Het eigen risico is te hoog Draag het risico zelf Niet over nagedacht/weet niet/geen antwoord/anders Totaal aantal werkgevers dat vragen heeft beantwoord
% 48% 11% 2% 15% 35% 100%
n 96 22 4 30 79 1 200
Enkele deskundigen geven in de interviews aan te verwachten dat de meeste werkgevers de risico’s op beroepsziekten onderschatten. Uit de schriftelijke enquête blijkt dat wanneer de werkgevers wordt gevraagd welke beroepsziekten mogelijk in hun bedrijf kunnen voorkomen, er in 23% van de gevallen wordt geantwoord dat er in het geheel geen beroepsziekten kunnen voorkomen, of dat men niet weet welke beroepsziekten kunnen voorkomen (19% van de gevallen). Werkgevers lijken dus inderdaad de risico’s te onderschatten. Polis vraag-aanbod gestuurd De meeste respondenten geven aan dat de polissen eenzijdig door de verzekeraars worden bepaald. Werkgevers worden door hun verzekeraars nauwelijks gestimuleerd te doen aan risico-beperking. Meer dan de helft van de werkgevers (56%) die een aansprakelijkheidsverzekering tegen beroepsziekten heeft afgesloten geeft aan dat hun verzekeraar op geen enkele wijze risico-preventie stimuleert. In bijna eenderde (30%) van de gevallen is dit niet duidelijk. In 6% van de gevallen biedt de verzekeraar volgens de werkgever aan de premie te verlagen in 3% van de gevallen is de verzekeraar bereid de hoogte van het eigen risico te verlagen bij risicopreventie van de werkgever. Bij grote cliënten heeft de verzekeringsmakelaar soms de vrijheid de hoogte van de premie aan te passen of de dekking van de risico’s op maat aan te brengen. Er is de werkgevers gevraagd of de verzekeraar pogingen heeft ondernomen om bij het afsluiten van de verzekering een indicatie te krijgen van de kans op het te verzekeren risico. Bijna de helft van de werkgevers (49%) weet niet of de verzekeraar bij het afsluiten van de verzekering heeft gevraagd naar dergelijke, met name arbo-gerelateerde indicatoren. Het gaat hier om indicatoren zoals een risico-inventarisatie en –evaluatie (ri&e), een arbo- jaarverslag, de naam van de arbodienst, of de bedrijfsarts beroepsziekten heeft gemeld, of dat de verzekeraar zelf de arbeidsomstandigheden heeft geïnspecteerd. De meest genoemde handelingen van verzekeraars zijn een inspectie van de werkplek (16% van de gevallen), opvragen van de naam van de arbodienst (10% van de gevallen) en tenslotte het vragen om inzage in de ri&e (6%).
1
Het gaat hier om 200 werkgevers (exclusief de collectieve sector) die kunnen beargumenteren waarom zij onverzekerd zijn. Op grond van het feit dat zij argumenten kunnen aandragen, kan worden aangenomen dat zij daadwerkelijk onverzekerd zijn en zijn hun antwoorden in hoge mate representatief voor niet-verzekerde werkgevers in Nederland.
(On)mogelijkheden van verzekeren
3.4.1
17
De dekkingsgraad
Vrijwel alle geïnterviewde deskundigen verwachten in de toekomst een toename in het aantal en de hoogte van schadeclaims. Enkele deskundigen noemen enkele beperkingen die verzekeraars in de polis kunnen aanbrengen om de dekkingsgraad van hun aansprakelijkheidsverzekering aan de nieuwe risico-situaties aan te passen. Door de deskundigen is aangegeven dat deze maatregelen kunnen worden gebruikt om de dekkingsgraad van de verzekering aan te passen. Nadrukkelijk dient te worden vermeld dat door geen van de respondenten is gesteld dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Het gaat hier uitsluitend om theoretische mogelijkheden. Enkele van deze maatregelen zijn het inkorten van de looptijden van de verzekeringen, het verhogen van de premie en het eigen risico. Ten slotte kunnen er specifieke risico-situaties van verzekering worden uitgesloten. In de schriftelijke enquête zijn al deze maatregelen aan de werkgevers voorgelegd. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze risico-situaties. Er is de werkgevers gevraagd of hun verzekering dekking biedt tegen deze risico’s, die voor beroepsziekten relevant zijn (zie tabel 3.4). •
• •
•
Inloop. Onder inloop wordt verstaan de schade die is ontstaan vóór de ingangsdatum van de huidige verzekering, maar zich begint te manifesteren gedurende de looptijd van de huidige verzekering. Risico op namelding. Hieronder valt de schade die is ontstaan tijdens de looptijd van de huidige verzekering, maar zich pas manifesteert na afloop van de verzekering. Risico op omstandigheden. Dit houdt in dat bepaalde omstandigheden (risico’s) zijn verzekerd waarvan kan worden aangenomen dat deze in de toekomst, dus na de looptijd van de huidige verzekering, zullen leiden tot schadeclaims. Risico op serie-schade. Schade die zich begint te manifesteren over een reeks medewerkers tijdens de looptijd van de huidige verzekering en voortduurt tot na de looptijd van de huidige verzekering.
Stand van zaken voor wat betreft risico-situaties Uit de interviews met deskundigen komt naar voren dat de looptijden van verzekeringen de afgelopen vijf jaar gemiddeld korter zijn geworden. Volgens enkele deskundigen is dit een gevolg van toenemende concurrentie tussen verzekeraars onderling. Door de looptijd te verkorten kunnen de polissen sneller worden aangepast aan de nieuwe marktsituatie. Een beeld van de stand van zaken voor wat de verzekerbaarheid van de eerder genoemde risico-situaties is verkregen via de schriftelijke enquête onder werkgevers en staat weergegeven in tabel 3.4.
18 Tabel 3.4
(On)mogelijkheden van verzekeren Verzekerbaarheid van enkele specifieke risico-situaties
Kan de verzekering tussentijds worden opgezegd Risico op inloop gedekt Risico op namelding gedekt Omstandigheden-dekking Risico op serie-schade gedekt
Ja
Nee
% 33% 12% 17% 10% 15%
% 26% 28% 10% 18% 16%
Polis onduidelijk / weet niet % 41% 60% 73% 72% 69%
Totaal
n 221 212 205 207 206
De onderlinge verschillen in de absolute aantallen werkgevers per vraag (n) kunnen worden verklaard uit het feit dat sommige werkgevers vragen hebben overgeslagen. Het beeld dat uit de schriftelijke enquête is verkregen, is niet eenduidig, aangezien de meeste werkgevers onvoldoende op de hoogte zijn van het bereik van de dekking die hun verzekering verschaft. De meerderheid van hen heeft op vragen over de inhoud van hun polis geen antwoord kunnen geven. Ook bij de werkgevers die wel antwoord hebben gegeven dienen de resultaten met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Overige mogelijkheden ter aanpassing van de dekking, die genoemd werden, zijn het inkorten van de looptijd van verzekeringen en het tussentijds opzeggen van de verzekering teneinde de polisvoorwaarden te kunnen veranderen. De clausule die het mogelijk maakt de verzekering tussentijds op te zeggen, moet wel van te voren in de polisvoorwaarden zijn opgenomen. Volgens de werkgevers is de mogelijkheid de verzekering tussentijds op te zeggen in 33% van de polissen aanwezig, bij meer dan een kwart (26%) niet. Er is aan de werkgevers gevraagd een vergelijking te maken tussen hun huidige en vorige verzekering voor wat de looptijd betreft. Er zijn geen noemenswaardige verschillen opgegeven tussen de vorige en de huidige verzekering qua looptijd. Gezien het feit dat de meerderheid van de verzekeringen loopt vanaf 1990 zou het nu nog te vroeg kunnen zijn voor het signaleren van trends in de looptijd van deze verzekeringen. Geen van werkgevers geeft aan dat er in hun polis specifieke beroepsziekten zijn uitgesloten van verzekering. De hoogte van de premie wordt volgens de meeste werkgevers die de vraag kunnen beantwoorden bepaald door de grootte van het bedrijf in termen van het aantal werknemers in dienst (41% van de antwoorden) en de branche (33% van de antwoorden). Op de vraag over de hoogte van het percentage premie over loonsom en/of omzet konden slechts 62 werkgevers antwoord geven. Een groot deel van de werkgevers kon de hoogte van hun premie over de omzet respectievelijk de loonsom niet noemen (62% respectievelijk 71%) en heeft de vragen niet beantwoord. Gezien de lage respons op deze vragen en mate waarmee de genoemde percentages uiteenlopen, is er geen betrouwbaar gemiddelde te berekenen voor wat betreft de landelijke hoogte van deze premies voor de gehele AVB. De percentages die worden genoemd lopen uiteen van 0,01% tot en met 10% voor wat betreft de premie over de omzet en 0,06% tot en met 21% voor de premie over de loonsom.
(On)mogelijkheden van verzekeren
3.4.2
19
Bewust van claimgerelateerde risico’s
In de schriftelijke enquête is de werkgevers gevraagd of zij in het bezit zijn van een risicoinventarisatie en – evaluatie (ri&e)en een arbo-plan van aanpak. De ri&e is door de arbowet verplicht gesteld. Het plan van aanpak maakt deel uit van de ri&e. Het bezit van een door de arbodienst goedgekeurde ri&e zou wellicht mede kunnen pleiten voor het nakomen van de wettelijke zorgplicht. Een weergave van de resultaten is in tabel 3.5 opgenomen. Tabel 3.5
Bekendheid met ri&e en plan van aanpak
Beschikt wel over ri&e Beschikt niet over ri&e/weet niet/geen antwoord Beschikt wel over arbo-plan van aanpak Beschikt niet over plan van aanpak/weet niet/geen antwoord Ongewogen n
1 tot 10 % 52% 48% 38% 62% 79
Grootteklasse 10 tot 100 100 en meer % % 77% 90% 24% 10% 70% 90% 30% 9% 131 65
De meest genoemde argumenten voor het niet bezitten van een ri&e en een plan van aanpak zijn dat deze geen van beide zijn opgesteld, men naar eigen zeggen deze niet bezit, of omdat men onbekend is met de ri&e en het plan van aanpak. Een deel van de werkgevers is naar eigen zeggen nog bezig een ri&e en een plan van aanpak op te stellen. Opvallend is dat de grotere werkgevers vaker aangeven in het bezit te zijn van een ri&e en een plan van aanpak dan kleinere werkgevers. Het is aannemelijk dat sommige kleinere werkgevers die aangeven niet in het bezit te zijn van een ri&e en/of een plan van aanpak, in werkelijkheid wel in het bezit zijn van een ri&e en een plan van aanpak. Zij zijn zich er alleen niet van bewust. De mate waarmee respondenten met de arbowetgeving bekend zijn is naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke verklarende factor achter de in tabel 3.5 vermelde verschillen tussen grote en kleinere werkgevers. De werkgevers is ook gevraagd welke beroepsziekten mogelijk in hun eigen bedrijf kunnen voorkomen, gelet op de typen werkzaamheden die worden uitgevoerd. Ook hier valt weer op dat de bedrijfsgrootte van invloed is op de mate waarin de werkgever zich van het risico op beroepsziekten bewust is. Het aantal werkgevers bij wie naar eigen zeggen geen beroepsziekten kunnen voorkomen of die geen ziekten kunnen noemen, neemt af naarmate het bedrijf meer werknemers telt (zie onderstaande tabel). Er is bewust niet gevraagd naar de kans op het voorkomen van een beroepsziekte, omdat de kans vanzelfsprekend toeneemt met het aantal werknemers in dienst.
20 Tabel 3.6
(On)mogelijkheden van verzekeren Mate waarin werkgevers zich bewust zijn van de mogelijke risico’s die de arbeids omstandigheden op de eigen werkvloer met zich meebrengen
Er komen geen beroepsziekten voor/weet niet RSI Overige aandoeningen bewegingsapparaat Psychische aandoeningen OPS Lawaaislechthorendheid Asbestose Mesothelioom Overige aandoeningen longen en luchtwegen Weet niet Anders Totaal ongewogen n
1 tot 10 42% 28% 36% 13% 2% 8% 0% 0% 2% 18% 1% 264
10 tot 100 100 en meer 21% 2% 58% 93% 61% 84% 38% 64% 5% 3% 24% 30% 2% 3% 2% 1% 4% 5% 4% 0% 4% 3% 184 118
Totaal 39% 33% 41% 17% 3% 11% 1% 1% 3% 16% 2% 566
Beroepsziekten die volgens alle werkgevers tezamen het meest worden genoemd zijn ziekten die vallen onder de overige aandoeningen aan het bewegingsapparaat exclusief RSI (41%), RSI (33%), en psychische aandoeningen (17%). Deze resultaten vertonen een overeenkomst met de meldingen van bedrijfsartsen gedaan aan het NCvB. Van de werkgevers in de kleinste grootteklasse geeft bijna de helft (42%) aan dat er geen beroepsziekten kunnen voorkomen, of dat ze niet weten welke beroepsziekten kunnen voorkomen. Kleinere werkgevers zijn zich van zowel de arbowetgeving als van de mogelijke risico’s die samenhangen met hun arbeidsomstandigheden minder bewust dan de grotere werkgevers.
3.5
Polisontwikkelingen in het verleden en in de toekomst
Naast de informatie uit de vragenlijst is ook in de interviews met deskundigen gevraagd naar veranderingen die zij de afgelopen 5 jaar hebben waargenomen in de polissen van aansprakelijkheidsverzekeraars en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Uit de interviews komen de volgende punten naar voren: • Werkgevers die opereren in de asbestbranche (asbestverwijderaars) geven aan zich in de praktijk niet te kunnen verzekeren tegen schade ten gevolge van het werken met asbest. Indien verzekeraars namelijk offerte uitbrengen zijn de hoge premie, het uitsluiten van voor asbest relevante risico-situaties zoals inloop en de vrijheid van verzekeraars de verzekering op te zeggen redenen de risico’s zelf te dragen. Enkele verzekeraars geven in de interviews aan dat de oorzaak hiervan vooral een internationale oorsprong heeft. De verzekeraars laten namelijk hun portefeuille herverzekeren op de internationale markt van herverzekeraars. Asbestgerelateerde risico’s worden in het buitenland over het algemeen niet herverzekerd, wegens slechte ervaringen van herverzekeraars met asbestrisico’s buiten Nederland. Werkgevers met kleine bedrijven waar wordt gewerkt onder potentieel gevaarlijke werkomstandigheden kunnen volgens enkele respondenten in de toekomst op vergelijkbare wijze onverzekerd raken. Deze werkgevers hebben immers een relatief lage omzet tegenover een hoge premie en een hoog eigen risico. • Volgens de deskundigen is de belangrijkste verandering van de afgelopen 5 jaar de invoering van het claims made – systeem ter vervanging van het systeem van loss ocurrece in
(On)mogelijkheden van verzekeren
•
•
21
de aansprakelijkheidspolissen. Uitgangspunt van het claims made – systeem is dat schade ten gevolge van een beroepsziekte alleen wordt vergoed als deze binnen de looptijd van de betreffende verzekering wordt geclaimd. De meeste polissen zijn nu opgesteld op basis van claims made1, hoewel er nu nog vele clausules zijn opgenomen om aan de werkgever tegemoet te komen. Zie bij wijze van voorbeeld het feit dat specifieke risicosituaties nog steeds worden verzekerd (zie paragraaf 3.4.1). Meerdere risico-situaties en specifieke beroepsziekten kunnen worden uitgezonderd van verzekering. Enkele deskundigen noemen zelfs het verwijderen van de rubriek ‘beroepsziekten’ uit de aansprakelijkheidsverzekeringen voor werkgevers, net zoals in het verleden met de rubriek ‘milieu-aansprakelijkheid’ is gebeurd. Wellicht ontstaat er een aparte verzekering voor beroepsziekten, net zoals nu de aparte aansprakelijkheid voor motorrijtuigen. Welke vorm de aansprakelijkheidsverzekering dan krijgt, kunnen de deskundigen niet aangeven. Internationale invloeden op verzekeringen. Op dit moment mogen verzekeraars van binnen de Europese Unie producten aanbieden in alle lidstaten, zonder dat zij er een vestiging hoeven te hebben. Verzekeraars staan wel onder toezicht van de toezichthouder van het land van vestiging. Het Verbond van Verzekeraars heeft begin 2000 een kantoor geopend te Brussel en werkt voor wat de Europese lobby betreft samen met de koepelorganisatie van Europese verzekeraars (CEA). Doel hiervan is gezamenlijke standpunten zoveel mogelijk te coördineren. Momenteel worden enkele verzekeringsdossiers in de Europese Commissie behandeld, namelijk: de (aanvullende) pensioenen, WAM-richtlijnen, het dossier tussenpersonen, het dossier electronic commerce, de verkoop op afstand van financiele diensten aan consumenten en het dossier milieuaansprakelijkheid2. Deze dossiers hebben allemaal als doel te komen tot grotere coördinatie en harmonisatie tussen de lidstaten op deze thema’s. Voor zover bekend is er geen dossier over werkgeversaansprakelijkheid bij beroepsziekten.
Algemeen kan worden gesteld dat de discussie over de toekomstige vorm van de aansprakelijkheidsverzekering momenteel in volle gang is. Hoe verder vooruit men probeert te kijken, hoe fundamenteler van aard de veranderingen zijn waarover wordt gediscussieerd, soms wordt zelfs het wijzigen van het civiele aansprakelijkheidsrecht genoemd. Een voorbeeld van het laatste is een verzekering die werknemers zouden kunnen afsluiten tegen specifieke beroepsziekten. Op korte termijn geven enkele deskundigen aan dat veranderingen in de polisvoorwaarden kunnen worden aangebracht. Hierbij kan worden gedacht aan uitsluitingen van risico-situaties en bijstellingen in de hoogte van premie en eigen risico. Met het oog op de concurrentie geven verzekeraars echter niet aan welke concrete veranderingen zij op korte termijn van plan zijn in hun polissen aan te brengen.
1
In 1996 is de AVB op basis van het claims made – systeem geïntroduceerd. Het uitgangspunt van het claims made – systeem is dat alleen de schade wordt vergoed die tijdens de verzekeringsduur is geclaimd, ongeacht wanneer de schade is ontstaan. Het eerdere loss occurence – systeem dekte schade op het moment van ontstaan. Het begrip ‘ontstaan’ bleek een te rekbaar begrip dat teveel onzekerheid met zich meebracht. 2 Bondig Dossier Brussel: ver weg maar heel dichtbij. Verkorte internetpublicatie september 2000.
22
(On)mogelijkheden van verzekeren
Het enige concrete voorbeeld van maatregelen genomen door verzekeraars als gevolg van een toename in schadeclaims, is de ervaring van werkgevers actief in de asbestverwijderingsbranche. Deze maatregelen zijn door de verzekeraars genomen als gevolg van zowel nationale als internationale ontwikkelingen, waarvan de laatste betrekking hebben de herverzekerbaarheid van risico’s op de internationale markt.
23
4
SCHADECLAIMS TEN GEVOLGE VAN BEROEPSZIEKTEN
De ervaringen van werkgevers met schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten vormen de kern van dit hoofdstuk. Aan de hand van deze ervaringen is het aantal, de hoogte en de aard van de schadeclaims vastgesteld. De informatie is afkomstig uit de enquête en is gerelateerd aan informatie uit de interviews met deskundigen.
4.1
Inschattingen over aantal en de hoogte van schadeclaims
Verwachtingen over de huidige situatie Uit de interviews komt een algemeen beeld naar voren, namelijk dat er buiten asbestgerelateerde ziekten op het moment weinig werkgevers aansprakelijk zijn gesteld ten gevolge van beroepsziekten en er nog minder schadeclaims zijn uitbetaald. Niemand kon een succesvolle schadeclaim noemen. Dit beeld wordt ook geschetst in een eerder onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van SZW. In dit onderzoek werden 12.000 dossiers van de kantongerechten van Amsterdam en Utrecht doorgelicht op arbo-kenmerken. Het betrof dossiers uit de periode tussen 1992 en 1997. Dit leverde slechts 53 dossiers op die betrekking hadden op arbozaken en slechts 5 die betrekking hadden op beroepsziekten, allen asbestziekten1. De onderzoekers schatten het aantal arbo-gerelateerde civiele zaken in de periode 1992-1997 landelijk op ongeveer 150 stuks. De vorderingen werden doorgaans gebaseerd op artikel 7:568 BW en het verwijt aan de werkgever is dat hij onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen. Het gaat hier voornamelijk om bedrijfsongevallen, niet om beroepsziekten. Ook werkgevers zelf kunnen weinig inschattingen geven over het aantal en de hoogte van schadeclaims binnen hun eigen branche. Slechts 9% van hen waagt zich in de enquête aan een schatting over de hoogte van laagste schadevergoeding binnen de eigen branche. Op de gehele respons van 1009 werkgevers kunnen slechts 16 werkgevers een schatting maken van de hoogte van de hoogste schadeclaim binnen de eigen branche. De antwoorden zijn dermate uiteenlopend, dat het berekenen van een gemiddelde geschatte claim een te hoge mate van onbetrouwbaarheid bevat.
4.2
Aantallen werkgevers aansprakelijk gesteld
Aan de werkgevers is zowel in de schriftelijke enquête als in het telefonisch rappel gevraagd of zij de afgelopen 5 jaren aansprakelijk zijn gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte. Hieruit blijkt dat 36 werkgevers (1% van alle werkgevers) de afgelopen 5 jaren één of meerdere keren aansprakelijk zijn gesteld (zie tabel 4.1). Dit hoeft nog niet te betekenen dat de rechter een schadevergoeding heeft toegewezen, aangezien het aansprakelijk stellen van de werkgever door de werknemer de eerste stap is in het claimproces. De schade-
1
Civielrechtelijke arbozaken. Een verkenning van de praktijk en van de mogelijkheden tot monitoring. (1998) Veenis, J. en A.C.J.M. Wilthagen. Elsevier bedrijfsinformatie.
24
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten
claim kan door de verzekeraar van de werkgever en de werknemer worden geschikt. Verder kan de claim van de werknemer dermate zwak onderbouwd zijn, dat deze zich genoodzaakt ziet de claim in te trekken. Indien het tot een rechtszaak komt, is het uiteindelijk de rechter die bepaalt of de werkgever aansprakelijk is of niet. De rechter stelt dan tevens de uiteindelijke hoogte en de aard van de schadevergoeding vast, tenzij partijen het daar dan zelf over eens worden. De werkgevers die aangeven aansprakelijk te zijn gesteld, is gevraagd welke beroepsziekte het betrof. De werkgevers uit de schriftelijke enquête zijn uitgebreider ondervraagd naar overige aspecten van de schadeclaim. In onderstaande tabellen zijn de aantallen werkgevers en de beroepsziekten waarvoor zij aansprakelijk zijn gesteld afgezet tegen de grootteklasse van de werkgever. De percentages in tabel 4.1 zijn te interpreteren als percentages van alle 350.000 werkgevers in Nederland. Het gaat in de tabel immers om gewogen percentages. De ongewogen aantallen hebben betrekking het aantal werkgevers dat op de vragen heeft geantwoord. Het gaat hier om vragen die in zowel de schriftelijke enquête als het telefonisch rappel zijn gesteld. Tabel 4.1
Aansprakelijk gestelde werkgevers naar grootteklasse
Werkgevers aansprakelijk gesteld afgelopen 5 jaar * Niet aansprakelijk gesteld afgelopen 5 jaar/weet niet/geen antwoord Totale respons op de vraag *
Grootteklasse 1 tot 10 10 tot 100 of 100 meer 2 9 25 301 438 208 303
447
233
Totaal 36 947
1% 99%
983
100%
De gegevens uit deze tabel zijn afkomstig uit zowel de schriftelijke als de telefonische enquête.
Tabel 4.2
Aansprakelijk gestelde werkgevers naar beroepsziekte en grootteklasse Grootteklasse 1 tot 10 10 tot 100
Aandoening waarvoor aansprakelijk gesteld** RSI Overige aandoeningen bewegingsapparaat OPS Lawaaislechthorendheid Huidaandoeningen Asbestose Mesothelioom Overige aandoeningen longen en luchtwegen Anders (TBC, atrose, bakkersallergie) Totaal aantal werkgevers aansprakelijk gesteld 1
1 2 0 1 1 0 0 1 0 2
2 2 3 1 0 1 2 0 3 9
100 of meer 5 6 1 2 0 5 6 1 4 22
Totaal 8 11 4 4 1 6 8 4 7 33
Niet alle werkgevers die aangeven dat zij aansprakelijk zijn gesteld, kunnen aangeven om welke beroepsziekte het gaat. Sommige werkgevers geven namelijk bedrijfsongevallen in plaats van beroepsziekten op. Dit verklaart de verschillen in aansprakelijk gestelde werkgevers en voorgekomen beroepsziekten.
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten
25
Van alle ongeveer 350.000 werkgevers in Nederland geeft 1% aan de afgelopen 5 jaar aansprakelijk te zijn gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte. Dit zou betekenen dat de afgelopen 5 jaar 3500 werkgevers aansprakelijk zijn gesteld. In de werkelijkheid moet rekening worden gehouden met het feit dat sommige werkgevers bedrijfsongevallen hebben aangevoerd in plaats van beroepsziekten. Ten slotte dient te worden gelet op de marges van 3,1%, aangezien het om een steekproef gaat. De marges van 3,1% hebben voor het resultaat van 1% (dus 3500 werkgevers) als gevolg dat het werkelijk percentage aansprakelijk gestelde werkgevers varieert tussen 0% en 4,1% (0 en 14.350 werkgevers) die de afgelopen 5 jaar aansprakelijk zijn gesteld. Als het totaal aantal beroepsziekten waarvoor werkgevers aansprakelijk zijn gesteld wordt vergeleken met het totaal aantal werkgevers, blijkt dat sommige werkgevers meerdere keren aansprakelijk zijn gesteld. In onderstaande tabel is een uitsplitsing gemaakt van het aantal aansprakelijk gestelde werkgevers naar branche. Tabel 4.3
Uitsplitsing van aansprakelijk gestelde werkgevers naar branche1 Aansprakelijk gesteld
Landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur Delfstoffenwinning, industrie, openbare voorzieningsbedrijven Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen, handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen, zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Totaal
n 1 14 1 2 3 1 1 3 1 6 3 36
% 2% 3% 0% 0% 3% 0% 0% 7% 1% 1% 0% 1%
Niet aansprakelijk gesteld weet niet/geen antwoord n % 78 98% 128 97% 118 100% 108 100% 51 97% 46 100% 136 100% 43 93% 41 99% 101 99% 89 100% 947 99%
Opvallend is het aantal werkgevers dat aansprakelijk is gesteld in de delfstoffenwinning- en industriebranche. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de geschiedenis van schadeclaims ten gevolge van stoflongen en mesothelioom binnen deze branche. Een van de drie werkgevers uit de branche openbaar bestuur en overheidsdiensten heeft aangegeven dat de schadeclaim
1
De ongewogen aantallen (n) hebben betrekking op het aantal werkgevers dat de vraag heeft beantwoord, de percentages zijn teruggewogen naar de populatie. De percentages zijn dus op te vatten als percentages van de populatie bedrijven in Nederland met 1 of meer werknemers in dienst.
26
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten
een aandoening aan het bewegingsapparaat betreft, dus geen RSI. De 2 overige werkgevers hebben niet aangegeven voor welke beroepsziekte zij aansprakelijk zijn gesteld.
4.2.1
Stappen in het aansprakelijkheidstraject
Tussen het moment waarop de werkgever aansprakelijk wordt gesteld en het moment waarop de rechter uitspraak doet over de hoogte van de schadevergoeding zijn verschillende scenario’s mogelijk voor het afhandelen van de schadeclaim. Zo kan de werknemer besluiten de claim in te trekken, of kunnen partijen tot een onderlinge schikking komen. Ten slotte kan de rechter ook van mening zijn dat de zaak van de werknemer te weinig onderbouwd is, dat de werkgever niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht, of dat de aandoening niet het gevolg is van een tekortkoming. Aan de werkgevers die aansprakelijk zijn gesteld is gevraagd welke van de bovengenoemde situaties zich in hun geval hebben voorgedaan. De resultaten op basis van de antwoorden van 23 werkgevers zijn als volgt: • Er is relatief weinig geschikt tussen de verzekeraar van de werkgever en de werknemer. • Wanneer de claim bij de rechter belandt, wordt deze meestal toegewezen, of is er nog geen uitspraak bekend. • In alle gevallen dat er schadevergoeding is uitbetaald, heeft de verzekeraar van de werkgever uitbetaald. Volgens de werkgevers heeft hun verzekering tot nu toe dus dekking geboden. Aantal en aard van uitgekeerde schadeclaims Vergelijking tussen hoogte initiële claim en de uiteindelijke schadevergoeding laat zien dat het schadebedrag dat uiteindelijk wordt uitgekeerd soms lager is dan het oorspronkelijke claimbedrag (zie onderstaande tabel). Schadebedragen van boven de 200.000 gulden komen in de enquête niet voor. Tabel 4.4
Vergelijking tussen oorspronkelijke claim en uiteindelijke schadevergoeding Hoogte uitgekeerd schadebedrag 90000 100000 110000 200000
Hoogte laatste claim 25000 90000 110000 125000 250000 Totaal
* * * * 2
1
1
* 1
n 1 1 1 1 1 5
Bij de initiële schadeclaims van 25.000 gulden en 90.000 gulden is de ziekte mesothelioom de oorzaak van de schade. De respondenten hebben niet opgegeven welke beroepsziekte de veroorzaker is van de overige schadeclaims. Niet duidelijk is of de werkgevers onder de hoogte van de laatste claim het bedrag verstaan waar zij mee akkoord wilden gaan, of het bedrag dat door de werknemer werd geëist. De vraagstelling had als doel het schadebedrag te achterhalen, zoals door de werknemer was geëist.
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten
27
In alle gevallen is het schadebedrag volgens de werkgevers opgebouwd uit zowel materiële als immateriële schade. Gevallen van enkel materiële of immateriële schade komen niet voor.
4.2.2
Toekomstverwachtingen
De meeste deskundigen geven in de interviews aan dat zij een toename in het aantal en ook de hoogte van schadeclaims verwachten. Indien succesvolle claims in de publiciteit komen, zou dit een versnellende werking op het indienen van nog meer claims kunnen hebben. Verscheidene deskundigen merken op dat werknemers nog een zekere schroom hebben hun werkgever aansprakelijk te stellen. Onder deskundigen bevindt zich een advocaat die zich heeft gespecialiseerd in het behartigen van de belangen van RSI-slachtoffers, met name beeldschermwerkers. Deze respondent geeft ten tijde van het interview aan drie schadeclaims in behandeling te hebben, waar er reeds in één geval een voor zijn cliënt gunstig tussenvonnis is uitgesproken. Het profiel van de gemiddelde RSI-patiënt ziet er volgens de deskundige als volgt uit: leeftijd 35 jaar, beeldschermwerker, een inkomen van ongeveer 4000 bruto per maand met als resultaat een schadeclaim van 250.000 tot 500.000 gulden. Volgens de ervaringen van deze geïnterviewde deskundige zijn de meeste verzekeraars niet bereid tot een schikking te komen indien de schadeclaim boven de 300.000 tot 500.000 gulden uitkomt. Er wordt in dergelijke gevallen voor gekozen de zaak uit te procederen. Indien dit gegeven wordt gekoppeld aan het landelijk aantal van 2 miljoen beeldschermwerkers, waaronder vele jonge professionals met hoge lonen lijken de voorwaarden volgens meerdere respondenten aanwezig te zijn voor een toename in het aantal schadeclaims ten gevolge van RSI. Deze advocaat is van mening dat de drempel om de werkgever aansprakelijk te stellen lager zal worden. Onlangs heeft voor het eerst in Nederland de rechter een werkgever aansprakelijk geoordeeld voor schade ten gevolge van RSI. Het gaat om een hierbij om een 39-jarige werknemer die in een klein bedrijf werkzaam was bij de fabricage van transformatoren1. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze zaak worden uitgeprocedeerd tot aan de Hoge Raad.
1
Kantongerecht Middelburg, 4 december 2000, rolnr. 00-1361.
28
Schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten
29
5
CONCLUSIES
5.1
Overzicht conclusies
Aan de hand van de onderszoeksvragen, te vinden in hoofdstuk 1, is in dit hoofdstuk een overzicht gemaakt van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek. De paragraafindeling van dit hoofdstuk volgt de indeling van de onderzoeksvragen.
5.1.1
(On)mogelijkheden van werkgevers om zich tegen beroepsziektenclaims te verzekeren
Bijna driekwart (72%) van de werkgevers (zonder de collectieve sector) geeft aan een aansprakelijkheidsvezekering voor bedrijven (AVB) te hebben afgesloten. Door deskundigen wordt het landelijk percentage verzekerde werkgevers geschat op 90%. Een verklaring voor het verschil is op basis van de enquête niet te geven. Het werkelijke aantal werkgevers met een AVB ligt waarschijnlijk ergens tussen de 70% en de 90%. Op dit moment zijn er geen beroepsziekten uitgesloten van verzekering. Wel is het volgens werkgevers in de branche van asbestverwijderaars niet meer aantrekkelijk een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten tegen schade die onder meer het gevolg is van beroepsziekten. De hoge premie en het uitsluiten van voor asbest relevante risico-situaties zoals inloop1 maken dat zij zich genoodzaakt zien de risico’s zelf te dragen. De meeste genoemde argumenten om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, zijn schade door werknemers aan derden, bedrijfsongevallen en productaansprakelijkheid. Schade door beroepsziekten is het vierde meest genoemde argument. Werkgevers sluiten over het algemeen hun AVB af tegen andere risico’s dan risico’s op beroepsziekten. De belangrijkste argumenten voor het niet afsluiten van een verzekering tegen schade ten gevolge van beroepsziekten zijn dat het risico op beroepsziekten te klein is, dat beroepsziekten niet in het bedrijf kunnen voorkomen en dat de premie voor dergelijke aansprakelijkheidsverzekeringen te hoog is. De aansprakelijkheidsverzekeringen geven geen aanwijzingen dat er onvoldoende dekking is tegen schade ten gevolge van beroepsziekten. Werkgevers die hebben aangeven dat zij de afgelopen 5 jaar een schadevergoeding ten gevolge van een beroepsziekte hebben moeten betalen, geven aan dat de verzekeraar de schadevergoeding heeft uitbetaald. Veranderingen qua polisinhoud in het verleden en in de toekomst Volgens deskundigen is de belangrijkste verandering die zich in de afgelopen 5 jaren in de aansprakelijkheidspolissen heeft voorgedaan de invoering van polissen op basis van claims
1
Onder inloop wordt verstaan het verzekeren van schade die voor de ingangsdatum van de huidige verzekering is ontstaan en zich tijdens de huidige verzekeringsduur manifesteert.
30
Conclusies
made in plaats van loss occurence1. Het model van de standaard Aansprakelijkheidsverzekering Voor Bedrijven (AVB) uit 1996, opgesteld door het Verbond van Verzekeraars, is hier een voorbeeld van. Overige veranderingen zijn een verkorting van de looptijd van de polissen. Volgens enkele deskundigen is dit een gevolg van toenemende onderlinge concurrentie tussen verzekeraars, die daarmee hun producten sneller kunnen aanpassen. Er zijn nog geen duidelijke internationale invloeden aan te wijzen die de mate van dekking van de aansprakelijkheidsverzekeringen op dit moment beïnvloeden, op asbestrisico’s na. Nederlandse verzekeraars kunnen portefeuilles waarin asbestrisico’s voorkomen niet herverzekeren op de internationale markt vanwege de slechte ervaringen die de grote buitenlandse herverzekeraars hebben opgedaan met asbestclaims. Nieuwe asbestrisico’s zijn voor werkgevers in de praktijk dus niet meer te verzekeren.
5.1.2
De stand van zaken in de wetgeving, rechtspraak en de advocatuur
De wetgeving en de rechtspraak Ontwikkelingen in de wetgeving en de rechtspraak hebben ertoe geleid dat de werknemer nu moet stellen dat hij schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden om zijn werkgever hiervoor aansprakelijk te stellen. De werkgever dient dan te bewijzen dat hij wel aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De zorgplicht van de werkgever is in de rechtspraak steeds verder aangescherpt, vooral als het gaat om het werken met gevaarlijke stoffen. Ten slotte dient de werkgever verder te bewijzen dat de ziekte niet het gevolg is van blootstelling aan arbeidsomstandigheden binnen de eigen onderneming. Voor wat het toekennen van schadevergoedingen betreft, is er toenemende aandacht voor mogelijkheden tot het vorderen van smartengeld en vergoeding voor psychische schade. Verder is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden die proportionele aansprakelijkheid biedt in het geval het causaal verband tussen arbeidsomstandigheden en beroepsziekte niet volledig kan worden aangetoond. Het beschermingsbereik van artikel 7:658 BW (Burgerlijk Wetboek) wordt verder uitgebreid tot andere arbeidsverhoudingen dan krachtens arbeidsovereenkomst en er is sprake van een verdere tegemoetkoming aan de slachtoffers door de rechter bij het toepassen van verjaringsregelingen. Dit betekent dat ontwikkelingen in de rechtspraak een toename van het aantal aansprakelijk gestelde werkgevers niet in de weg zullen staan. Ontwikkelingen in de advocatuur Uit de interviews met deskundigen blijkt dat de meest opvallende verandering die zich de afgelopen vijf jaar in de advocatuur heeft voltrokken, een toenemende mate van specialisatie onder advocaten is. Een andere vorm van specialisatie in de rechtshulpverlening is de toename van het aantal letselschadebureaus, die in tegenstelling tot advocaten wel op basis van ‘no
1
In 1996 is de AVB op basis van het claims made – systeem geïntroduceerd. Het uitgangspunt van het claims made – systeem is dat alleen de schade wordt vergoed die tijdens de verzekeringsduur is geclaimd, ongeacht wanneer de schade is ontstaan. Het eerdere loss occurence – systeem dekte schade op het moment van ontstaan. Het begrip ‘ontstaan’ bleek een te rekbaar begrip dat teveel onzekerheid met zich meebracht.
Conclusies
31
cure no pay’ mogen werken. Tenslotte is er sprake van een toenemende caseload onder advocaten die zich bezig houden met aansprakelijkheidsschade, omdat werknemers sneller naar een advocaat toestappen om een schadeclaim tegen hun werkgever in te dienen. Volgens de respondenten heeft het omkeren van de bewijslast het voor de werknemers makkelijker gemaakt hun werkgever aansprakelijk te stellen. Een verdere toename in de caseload voor wat betreft RSI-zaken is volgens de respondenten te verwachten, gezien het huidige aantal van 2 miljoen beeldschermwerkers. Hieronder bevinden zich veel jonge professionals met hoge lonen die aan een toenemende werkdruk blootstaan.
5.1.3
Aantal, hoogte en aard van schadeclaims in termen van materiele of immateriële schade
De eerste stap in het proces naar de uiteindelijke toekenning van een schadevergoeding is het aansprakelijk stellen van de werkgever door de werknemer. In de afgelopen 5 jaar is ongeveer 1% van de werkgevers naar eigen zeggen aansprakelijk gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte. In alle branches zijn werkgevers aansprakelijk gesteld. Onder bedrijven met 100 of meer werknemers in dienst komen de meeste aansprakelijk gestelde werkgevers voor. Dit is een logisch gevolg van het aantal werknemers: hoe meer werknemers in dienst, hoe hoger de kans op een beroepsziekte. De meest genoemde beroepsziekten zijn aandoeningen aan het bewegingsapparaat (uitgezonderd RSI), RSI, asbestose en mesothelioom. In de gevallen dat er wel schadevergoeding is uitbetaald, betrof het schade van zowel materiële als immateriële aard. Gevallen van uitsluitend materiële of immateriële schade komen volgens de werkgevers niet voor. Vrijwel alle deskundigen verwachten een toename in het aantal aansprakelijk gestelde werkgevers. Volgens sommige deskundigen ervaren werknemers nu vaak nog een zekere ‘drempel’ om hun werkgever aansprakelijk te stellen, maar wordt de drempel wel steeds lager. Publiciteit over succesvolle zaken zou een opwaarts effect kunnen hebben op het aantal ingediende schadeclaims.
5.1.4
Een mogelijke risico-groep
Uit de resultaten van het onderzoek komt een potentieel kwetsbare groep werkgevers naar voren, namelijk werkgevers met minder dan 10 werknemers in dienst, die onder potentieel risicovolle arbeidsomstandigheden werken. De kans op het voorkomen van beroepsziekten in het eigen bedrijf wordt namelijk door veel werkgevers met weinig werknemers laag ingeschat. Het blijkt dat vooral deze werkgevers, als het om beroepsziekten gaat, over het algemeen niet voldoende op de hoogte zijn van het bereik van de dekking hun aansprakelijkheidsverzekering en over het bestaan van relevante aspecten van de arbowetgeving. Met relevante aspecten van de arbowetgeving wordt hier bedoeld de wettelijk verplicht gestelde risico-inventarisatie en – evaluatie met bijbehorend plan van aanpak. De meeste werkgevers hebben hun aansprakelijkheidsverzekering dan ook afgesloten met andere risico’s in gedachten dan beroepsziekten. Ook in de interviews met deskundigen wordt aangegeven dat werkgevers in het algemeen, maar met name kleinere werkgevers, de risico’s op beroepsziekten doorgaans plegen te onderschatten. Algemeen kan dus worden gesteld dat vooral kleinere werkgevers zich minder bewust zijn van het bestaan van risico’s ten gevolge van beroepsziekten, waardoor zij ook
32
Conclusies
minder vaak een AVB afsluiten. Dit kan leiden tot grote gevolgen bij toekomstige schadeclaims.
5.1.5
Algemene conclusie
De belangrijkste conclusies van dit onderzoek luiden als volgt. Werkgevers kunnen zich op dit moment in voldoende mate verzekeren tegen mogelijke beroepsziektenclaims1. Werkgevers zijn zich echter niet altijd bewust van de dekking die hun aansprakelijkheidsverzekering beidt. Werkgevers, vooral werkgevers met minder dan 10 werknemers in dienst, blijken zich weinig bewust te zijn van de beroepsziektenrisico’s in hun eigen onderneming. Dit kan ertoe leiden dat zij geen aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven afsluiten terwijl dit met het oog op toekomstige beroepsziektenclaims wel aan te raden zou zijn. Ontwikkelingen in de rechtspraak hebben laten zien dat de bewijslast aangaande aansprakelijkheid bij het beroepsziekten ligt bij de werkgever. Ook is de zorgplicht van de werkgever verder aangescherpt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de rechtspraak ertoe geleid hebben dat het makkelijker is geworden voor werknemers om de eigen werkgever aansprakelijk te stellen voor een beroepsziekte op grond van het niet nakomen van de zorgplicht. Een toename van het aantal claims is de laatste jaren ondanks bovengenoemde ontwikkelingen niet opgetreden. Wellicht ervaren werknemers nu nog een zekere drempel om hun werkgever aansprakelijk te stellen, of zijn zij zich nog niet van hun versterkte juridische positie bewust op grond waarvan het aansprakelijk stellen van de werkgever relatief succesvol kan zijn. Succesvolle claimzaken die via de media in de publiciteit worden gebracht, zouden een drempelverlagende werking kunnen hebben op werknemers met schade ten gevolge van beroepsziekten.
5.2
Mogelijkheden tot monitoring
De ervaringen met dit onderzoek leveren enkele interessante praktische inzichten op die kunnen worden gebruikt voor toekomstige monitoring. De schriftelijke enquête in combinatie met een telefonisch rappel is nuttig gebleken voor het achterhalen van de ‘claim bewustheid’ van werkgevers en het achterhalen van het aantal, de aard en de hoogte van ingediende schadeclaims. Werkgevers die aansprakelijk zijn gesteld en een schadevergoeding hebben moeten betalen, geven nauwkeurige antwoorden op vragen over de het aantal, de aard en de hoogte van deze schadeclaims. Het feit dat zij met de problematiek te maken hebben gehad, verhoogt hun betrokkenheid met het onderwerp van het onderzoek. Tevens kunnen de meeste werkgevers aangeven of zij wel of geen aansprakelijkheidsverzekering hebben afgesloten. De dekkingsgraad van de aansprakelijkheidsverzekeringen kan op betrouwbare wijze worden achterhaald door de grote aansprakelijkheidsverzekeraars rechtstreeks te benaderen. De ver-
1
Voor werkgevers uit de asbestverwijderingsbranche is het afsluiten van een AVB naar eigen zeggen onaantrekkelijk geworden.
Conclusies
33
zekeraars kunnen middels een korte vragenlijst waarin concrete risico-situaties staan beschreven, aangeven of hun verzekeringsproduct deze situatie dekt. Wellicht dient het geheel vanuit het Verbond voor Verzekeraars te worden begeleid. Werkgevers zijn over het algemeen niet goed op de hoogte van de dekkingsomvang van hun aansprakelijkheidsverzekering. De aansprakelijkheidsverzekering wordt, zo is gebleken, vaak om andere redenen dan risico’s ten gevolge van beroepsziekten afgesloten. Het niet stellen van vragen die betrekking hebben op de inhoud van de polis kan een positief effect hebben op de uiteindelijke respons van een werkgeversenquête. De vragen die betrekking hadden op de polisinhoud waren voor veel werkgevers een drempel bij het invullen van de vragenlijst.
34
Conclusies
35
LITERATUUR Arbeidsongevallen en beroepsziekten (2000) S. D. Lindenbergh. W. E. J. Tjeenk Willink, Deventer.
Asbestslachtoffers: advies in opdracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. uitgebracht door prof. mr. J. de Ruiter. (1997) ’s Gravenhage: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. VUGA.
Bondig Dossier Brussel: ver weg maar heel dichtbij. Verkorte internetpublicatie, september 2000, Verbond voor Verzekeraars.
Civielrechtelijke arbozaken. Een verkenning van de praktijk en van de mogelijkheden tot monitoring. (1998) Veenis, J. en A.C.J.M. Wilthagen. Elsevier bedrijfsinformatie.
Signaleringsrapport Beroepsziekten 2000. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Coronel Instituut, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam.
36
37
BIJLAGE 1 Tabel 1
STEEKPROEF EN RESPONS
Verdeling van de steekproef over de branches en grootteklassen
Bedrijfsactiviteiten
1 tot 10
Landbouw, jacht, bosbouw, aquacultuur Delfstoffenwinning, industrie, openbare voorziening Bouwnijverheid Reparatie consumentenartikelen; handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen, verhuur en zakelijke dienstverl. Openbaar bestuur, sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie; overige dienstverlening Totaal
Tabel 2
200 175 150 150 150 75 200 50 50 150 150 1500
10 tot 100
100 en meer
40 160 150 150 50 50 200 25 50 75 50 1000
Rijtotalen
5 110 50 75 10 25 75 30 25 75 20 500
245 445 350 375 210 150 475 105 125 300 220 3000
Totale respons per branche en grootteklasse, als percentage van de steekproef 1 tot 10
Landbouw/jacht/bosbouw enz. Delfstoffenw./industrie enz. Bouwnijverheid Reparatie + handel Horeca Vervoer, opslag & communicatie Financiële instellingen enz. Openbaar bestuur enz. Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige Totaal
Aantal 51 30 41 37 30 12 36 8 2 26 42 315
% 26% 17% 27% 25% 20% 16% 18% 16% 4% 17% 28% 21%
10 tot 100 Aantal 23 66 73 62 22 28 72 16 25 34 34 455
% 58% 41% 49% 41% 44% 56% 36% 64% 50% 45% 68% 46%
100 of meer Aantal 6 49 10 20 5 9 35 22 15 50 18 239
% 120% 45% 20% 27% 50% 36% 47% 73% 60% 67% 90% 48%
Totaal Aantal 80 145 124 119 57 49 143 46 42 110 94 1009
% 33% 33% 35% 32% 27% 33% 30% 44% 34% 37% 43% 34%
38
39
BIJLAGE 2
RESPONSOVERZICHT
Verdeling van de totale respons De steekproef bestaat uit 3000 vestigingen van werkgevers. Aan al deze werkgevers is medio november 2000 een schriftelijke vragenlijst met invulinstructie en begeleidende brief toegestuurd. Dit heeft een respons opgeleverd van in totaal 751 vragenlijsten, waarvan uiteindelijk 589 bruikbaar. De rest was niet correct geadresseerd, of leeg dan wel op de belangrijkste vragen niet ingevuld. Begin december is het telefonisch rappel van start gegaan. Het telefonisch rappel is dus gestart voor de totale schriftelijke respons binnen was. In totaal zijn 2522 werkgevers gebeld. Dit heeft geresulteerd in 420 werkgevers die antwoord op alle vragen hebben gegeven. Hieronder is aangegeven waarom de overige werkgevers niet bruikbaar waren. • • • • • • •
Aan vragenlijst begonnen, maar onbruikbaar wegens weigeringen om uiteenlopende redenen: 430 keer Weigering (zonder aan vragenlijst te beginnen): 213 keer Onbereikbaar: 475 keer Overige redenen (waaronder ongeveer 240 eenmansbedrijven): 424 keer Respondent is tegen de enquête: 180 keer Onbruikbaar adres / taalproblemen respondent: 81 keer Openstaande afspraken / respondent op vakantie / niet meer in bedrijf werkzaam: 299 keer
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de werkgevers die niet hebben geantwoord op de vragen (de nonrespons), dit om uiteenlopende redenen hebben gedaan. Verder bleken de werkgevers die niet mee hebben gewerkt qua branche en grootteklasse niet af te wijken van de respons. De nonrespons is dus niet selectief geweest. Verloop door de vragenlijst Het telefonisch rappel had tot doel werkgevers aan te sporen alsnog hun vragenlijst op te sturen en tevens antwoord te krijgen op 6 van de belangrijkste vragen van het onderzoek. De totale respons van de telefonische en de schriftelijke enquête bedraagt 1009 respondenten. Dit betekent dat 1009 respondenten antwoord hebben gegeven op de volgende 6 vragen: • De branche waarin de werkgever actief is • De grootteklasse waarin het bedrijf is onder te brengen • Het wel of niet hebben van een verzekering die schadeclaims ten gevolge van beroepsziekten dekt • Indien verzekerd, de verzekeraar bij wie de verzekering is afgesloten • Of de werkgever de afgelopen 5 jaar aansprakelijk is gesteld voor schade ten gevolge van een beroepsziekte • Indien de werkgever aansprakelijk is gesteld, welke beroepsziekte het betrof. Op de overige vragen om hebben alleen de 589 respondenten uit de schriftelijke enquête antwoord gegeven.
40
Bijlage 2 Responsoverzicht
Verloop door de vragenlijst heen Behalve de antwoorden van de totale respons op 6 kernvragen, bevat de gecombineerde enquête een aantal vragen waarbij respondenten verder kunnen worden onderverdeeld of worden doorgeleid naar het eind van de vragenlijst. In het schema op de volgende pagina is een weergave gemaakt van de het verloop door zowel de schriftelijke als de telefonische enquête voor alle 1009 respondenten samen. De vragen waarbij respondenten zijn verdeeld of zijn afgevoerd, staan in het schema vermeld met de aantallen respondenten waar het om gaat. Zo wordt een beeld verkregen van de aantallen respondenten die per onderdeel van de vragenlijst antwoord hebben gegeven.
Vraag 1: Branche Vraag 2: Grootteklasse Totaal 1009 respondenten, schriftelijk + telefonisch
Vraag 5: wel of geen aansprakelijkheidsverzekering (AVB) Totaal 1009 respondenten, schriftelijk + telefonisch
Wel aansprakelijkheidsverzekering (AVB) Totaal 742 respondenten
Vraag 9: Dekt de aansprakelijkheidsverzekering schade t.g.v. beroepsziekten Totaal 783 respondenten
telefonisch
Weet niet Totaal 58 respondenten
Geen aansprakelijkheidsverzekering Totaal 201 respondenten
Geen dekking tegen beroepsziekten
Argumenten waarom niet verzekerd + vraag 11 & 12
Totaal 235 respondenten
Totaal 277 respondenten, uitsluitend schriftelijk
Wel dekking / weet niet Totaal 322 respondenten, uitsluitend schriftelijk
telefonisch
Vraag 13 - 37 Uitsluitend schriftelijk Totaal 322 respondenten, minus variërende uitval per vraag. Uit vraag 26 - 37 is de collectieve sector verwijderd. Vraag 38, 39: aansprakelijk gesteld zo ja, voor welke beroepsziekte. Totaal 1009 respondenten, schriftelijk + telefonisch Einde telefonisch rappel Totaal 420 respondenten Vraag 40 - 52 Uitsluitend de 589 respondenten uit de schriftelijke enquête
BIJLAGE 3 LIJST VAN GEÏNTERVIEWDE DESKUNDIGEN
De deskundigen zijn afkomstig van de volgende bedrijven en instellingen:
•
Bureau Beroepsziekten FNV
•
Verzekeringsmakelaar Crab Noomen
•
Vereniging van Asbestverwijderaars (VVTB)
•
Vrije Universiteit Amsterdam
•
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
•
Advocatenkollektief Utrecht
•
Centrale Branchevereniging Wonen (CBW)
•
Verbond voor Verzekeraars
•
Verzekeringsmakelaar Baneke/Gräffner
•
Centraal Beheer Achmea
BIJLAGE 4 SCHRIFTELIJKE VRAGENLIJST
BIJLAGE 5 TELEFONISCH RAPPEL