Inleiding Hommes en Lidewei zijn kinderen uit het verleden van Deventer. Hommes woont in een houten hut net buiten de muren, samen met vier zussen, alle vier vroedvrouwen. Zij helpen zwakke en zieke mensen. Hommes gaat soms met ze mee kruiden verzamelen langs de oevers en in de bossen, voor medicijnen. Lidewei woont met haar vader, een arbeider, binnen de muur. Als ze het huishouden klaar heeft gaat Lidewei op pad. Meestal gaat ze samen met Hommes naar de IJsselkade. Daar komen platbodems en koggeschepen, met handel en nieuws uit de hele wereld.
Soms krijgen ze brood en vis, maar bij de meeste schepen staan de zwarte monniken. Die bekijken streng wat er op de kade gebeurt, want de spullen zijn voor hen en niet voor gewone mensen. Hommes en Lidewei vertrouwen de monniken niet. Je hoort ze altijd praten over de bijbel en God’s genade, maar vorige week nog hebben ze een vrouw op de brandstapel verbrand omdat ze -
PAGE
1
-
een heks was. Hommes kende haar, ze was geen heks, ze had alleen een zieke man genezen met kruiden. Hommes en Lidewei kennen geen school, daarvoor moet je naar het klooster. Zij moeten elke dag overleven, net als de meeste kinderen in Deventer...
1. De 14e eeuw
(IJsselkade/wereldbeeld)
In de middeleeuwen bestond de naam Nederland nog niet. Het moerassige gebied met al dat water noemde men de Lage Landen. Niemand was de baas. Het was voor de mensen in de Lage Landen geen pretje. Wat kastelen en een aantal kloostersteden met dikke stadsmuren waren de enige plekken die bescherming boden. Daar waren ook markten en koopmanshuizen. Buiten de muren was je vogelvrij en moest je maar voor jezelf zorgen. De paus en zijn kardinalen waren in de 14e eeuw het machtigst van de wereld. Net als de bisschoppen. Die waren door de paus in Rome benoemd om over een gebied te regeren als kerkelijk leider. Je had de kerk nodig om het leven te snappen en om in de hemel te komen. Dat gold ook voor koningen en edelen. De Roomse kerk was stinkend rijk. Bidden voor een mooi plekje in de hemel kostte goud en geld. Terwijl de meeste mensen in armoede en doodsangst leefden, zorgden de kerkvaders vooral goed voor hun eigen macht en rijkdom. Ze hielden bloedige veldtochten, lieten kathedralen bouwen en woonden in de schoonste paleizen. Het was een harde wereld voor gewone stervelingen. Veel oogsten mislukten en ziektes als de pest braken uit. De mensen dachten dat God hen verlaten had en wisten niet beter. Zij konden zelf de bijbel niet lezen of een kerkdienst -
PAGE
2
-
verstaan. Geen troostende woorden, maar de strenge leer van de kerkvaders uit Rome. Alle kennis en wetenschap was in het Latijn, de taal van de kerk. Alleen de kerk bepaalde wat goed of slecht was. Als je anders dacht dan was je een ketter en kon je op de brandstapel eindigen… Ook in Deventer. Daar leefde een man die vond dat de kerk veel te ver ging, Geert Groote. Hij was een zoon van een rijke lakenhandelaar, maar verloor op 10-jarige leeftijd zijn ouders aan de pest. Geert werd naar de Latijnse school van de Lebuïneskathedraal gestuurd. Hij ging later zelfs studeren in Parijs en reisde door Europa. Terug in Deventer werd hij een rijke, belangrijke man binnen de kerk. Nadat Geert Groote een ernstige ziekte overleefde zag hij de andere kant van het kerkelijke leven, mensen werden op de brandstapel gezet, alleen omdat ze ‘andersdenkers’ waren. Hij werd er woest om en verbrandde zijn boeken over heksenherkenning en duistere kunsten. Kort daarna gaf hij al zijn rijkdom op. Geert Groote besloot van zijn stadshoeve een huis te maken waar arme vrouwen een vroom leven konden leiden. Hij liet de bijbel naschrijven in de streektaal. Het werd tijd dat gewone stervelingen zelf leerden lezen in boeken en de bijbel. Kennis en wijsheid moest er voor alle mensen zijn, niet alleen voor de kerk.
2. Boekgeheim
(de Atheneumbibliotheek/lezen & schrijven)
Lidewei en Hommes vervelen zich. Op de kade is geen werk voor ze en als ze restjes eten willen zoeken worden ze hardhandig weggejaagd. Op een muurtje bij de IJsselkade zitten ze mokkend voor zich uit te staren. Dan ziet Hommes iets liggen, een eindje verderop bij -
PAGE
3
-
wat netten en kisten. Hij springt van de muur en loopt er naartoe. Als hij dichterbij komt ziet hij wat het is. Een boek! Hij heeft ze wel eens gezien bij de schippers en de monniken, maar hij zou niet weten waarvoor een boek moet dienen. Je kunt er niks in vervoeren, je kunt het niet eten of ermee spelen. Toch lijkt een boek van onschatbare waarde. De mensen behandelen boeken alsof ze van goud zijn. Hommes kijkt nog eens naar het boek, maar ziet niks bijzonders. Ja, het is zwaar en gemaakt van leer met ijzer. Als Lidewei erbij komt wordt ze plotseling weggeduwd en een rennende jongen grijpt het boek uit de handen van Hommes. Die kijkt even verbaasd, maar zet dan de achtervolging in. De jongen ziet eruit als een kleine monnik, hij draagt een bruine habijt met een touw om zijn middel en simpele sandalen aan zijn voeten. Zijn hoofd is kaalgeschoren. Hommes rent zo hard hij kan. Dan struikelt de jongen en tuimelt met het boek over de grond. Als Hommes dichterbij komt kruipt hij angstig weg in een hoekje. Hij beschermt het boek alsof zijn leven ervan afhangt. Verbaasd komt Hommes dichterbij. Hij wist wel dat een boek iets belangrijks was, maar zo belangrijk... Hij steekt zijn hand uit om de jongen te helpen, maar die bijt ineens naar de uitgestoken hand. Geschrokken wil Hommes de jongen een rotschop geven, maar net op tijd houdt Lidewei hem tegen. Zij knielt naast de jongen neer en maakt hem duidelijk dat hij niet bang hoeft te zijn. Hij mag het boek houden als het zo belangrijk voor hem is en ze vertelt waar ze het boek gevonden hebben. De jongen wordt rustiger en laat zich door Lidewei overeind trekken. Hij vertelt dat hij Franciscus heet en samen met zijn vader leeft in het huis van het -
PAGE
4
-
Gemene Leven. Hij moest het boek ophalen bij een schipper en was het boek helemaal vergeten toen hij op de kade naar de schepen zat te kijken. Hij moet het boek voor zonsondergang naar het huis van Heer Florens brengen. Hommes heeft geen idee waar de jongen het allemaal over heeft, hij wil nu wel eens weten wat er zo belangrijk is aan dat boek. Franciscus kijkt even over de IJssel hoe laag de zon staat, hij heeft nog tijd. Hij gaat op een ton zitten. Schuchter kijkt hij om zich heen en als hij niemand ziet doet hij langzaam de sloten van het boek open. Hommes en Lidewei kunnen hun ogen niet geloven. Franciscus bladert voorzichtig door het boek. Overal staan felgekleurde plaatjes met woorden in sierlijke pennestreken. Zoveel kleur hebben ze nog nooit gezien, zelfs tijdens de optocht van de bisschop niet. De gewone wereld is maar saai en grauw, vol modder, as en smerigheid. Maar de wereld in het boek lijkt zo schoon en fris, het lijkt wel een sprookjeswereld. De kinderen zien twee mensen en overal grote planten en vreemde dieren. Gevlekte en gestreepte dieren. De twee mensen zijn naakt en de vrouw heeft een appel in haar hand. Dan wijst Franciscus naar een woord bovenaan de bladzijde. Het Paradijs, zegt hij fluisterend. Als je een goed leven leidt, dan kom je daar terecht als je dood gaat. Hommes en Lidewei kijken elkaar vragend aan, maar dan klinkt een harde schreeuw op de kade. Franciscus schrikt, klapt het boek snel dicht en probeert het te verstoppen onder zijn kleding. Angstig kijkt hij om zich heen. Als hij ziet dat het een schipper is die zijn bemanning aanspoort, haalt hij opgelucht adem. Lidewei kijkt Franciscus vragend aan en
-
PAGE
5
-
wil weten waarom hij zo geheimzinnig doet. Het boek ziet er wel waardevol uit, maar is dat alles? Franciscus pakt het boek, doet de sloten dicht en probeert het Lidewei uit te leggen. Boeken zijn waardevol. Ze staan vol verhalen en kennis. Vooral de bijbel, want daarin staat het Woord van God. Allemaal wijze lessen over hoe je kunt leven met God en hoe je in de hemel komt. Maar je hebt ook boeken over planten en geneeskunde, over de sterren en de maan. Mijn meester zegt dat je slimmer wordt van lezen en dat je dan leert zelf na te denken. Geheimzinnig wenkt hij Hommes en Lidewei om dichterbij te komen, fluisterend gaat hij verder. Dan kun je zelf kiezen in je leven en ben je geen slaaf van de kerk... Lidewei weet het zeker, ze wil leren lezen. Ze vindt het verhaal over het paradijs ongelofelijk en ze wil wel leren zelf na te denken. Franciscus ziet dat de lucht al een beetje oranje wordt en de zon begint onder te gaan. Hij springt van de ton en nodigt zijn nieuwe vrienden uit om mee te gaan naar het Heer Florenshuis. Hommes en Lidewei gaan graag met hem mee en samen lopen ze onder de stadspoorten door de stad in.
3. Het gemene leven
(Heer Geertshuis/zorg & gemeenschap)
Met een ernstig gezicht legt Franciscus uit dat alle boeken worden geschreven in het Latijn, de taal van de
-
PAGE
6
-
Roomse kerk, en dat rijke mensen die taal kunnen leren. Zij hebben genoeg geld om de kerk te betalen en naar de Latijnse school te gaan. De heer van het Huis van het Gemene Leven vindt dat niet eerlijk, want zo kan alleen de kerk zeggen wat goed en kwaad is. En dat kunnen gewone mensen ook best zelf. Hij vindt dat mensen boeken moeten leren lezen in hun eigen taal. De machtige bisschoppen willen dat natuurlijk niet. Zij willen mensen dom houden en zo alles zelf beslissen, allemaal uit naam van God. Hommes en Lidewei vinden het nog wel lastig om te snappen. Ze weten echt wel dat het leven van gewone mensen niks waard is, want zij moeten leven in de modder. Hommes herinnert zich nog dat de bisschop in Deventer kwam. De stad zag er prachtig uit. Het plein was schoongespoeld met IJsselwater en overal hingen gekleurde vaandels. Maar hij had ook gezien hoe bedelaars en melaatsen hardhandig de stad uit werden gestuurd. Mensen klaagden niet, want overal werd brood en wijn uitgedeeld door monniken. Toen kwam de lange rij met zware koetsen. De bisschop had ook ridders te paard en een leger soldaten bij zich. In felgekleurde uniforms en met getrokken zwaarden liepen ze met de koetsen mee. De bisschop zat in de grootste koets, hij was ook de rijkste en machtigste man in de Lage Landen. Hommes zag hem zitten. Een dikke, zwetende man die met afkeurende blik naar de mensen keek. Hij had een zakdoek voor zijn mond. Het werd zo druk op het plein dat de koetsen niet verder konden rijden. En toen gebeurde het. De soldaten begonnen eerst mensen weg te duwen en toen de mensen niet snel genoeg weggingen begonnen ze met hun zwaarden
-
PAGE
7
-
te hakken! Iedereen rende in paniek weg en overal vielen mensen bloedend in het zand. De koetsen reden door en verdwenen binnen de muren van de Lebuïneskathedraal. Lidewei weet het ook nog, ze was erg geschrokken. Die arme mensen werden geslacht als beesten. De bisschop van God zou toch arme mensen moeten helpen in plaats van hen pijn te doen? Franciscus kijkt treurig en knikt begrijpend. Dat is wat de heer van het Huis van het Gemene Leven ook altijd zegt, de heer Geert Groote. Het gemene leven? Lidewei knikt begrijpend, het leven is soms echt gemeen. Franciscus moet hard lachen om Lidewei. Het Gemene Leven betekent dat je alles deelt met elkaar, legt hij uit. Gemeenschappelijk. Dat kan ook als monnik of non in een klooster. Maar dan moet je wel uit een rijke familie komen en je raakt al je bezittingen kwijt aan de kerk. Franciscus en zijn vader zijn jaren geleden in het heer Florenshuis gaan wonen omdat zijn vader zelf wilde leren lezen, mensen helpen en nadenken over het leven. Het Florenshuis is een stadshoeve, er wonen en werken alleen mannen, net als in een klooster. Lidewei reageert teleurgesteld, zij wil ook wel leren lezen. Franciscus stelt haar gerust. Er is ook een klooster voor vrouwen, daar woont zijn moeder ook. Het huis van heer Geert Groote zelf. Broeders en zusters van het Gemene Leven verzorgen samen de stadshoeve, de tuin en de dieren. Ze zingen en bidden samen en zorgen voor zieke en hongerige mensen. Ze praten veel over het leven en God. Gewone mensen, leken, kunnen ook een vroom leven leiden, daar hoef je geen monnik of non voor te worden. Franciscus wijst naar een groot huis op een hoek. Dat is het heer Geertshuis. Ze kunnen wel even bij zijn moeder langs, -
PAGE
8
-
zo kan Lidewei het huis zien. Maar wel snel, want de lucht in het westen wordt al rood. Franciscus duwt de deur in de grote poort open en dan staan de kinderen op een binnenplaats. Er zijn een aantal vrouwen in de moestuin aan het werk en er worden varkens en ossen verzorgd. Enkele vrouwen doen de was. Maar alles in stilte. Hier is het niet zo smerig als op straat. In de stallen vindt Franciscus zijn moeder. Ze is heel blij hem te zien. Hij stelt haar voor aan zijn nieuwe vrienden, Hommes en Lidewei. Met een lach op haar gezicht nodigt ze de kinderen uit te gaan zitten. Dat doen ze, maar niet te lang, want ze hebben een belangrijke opdracht. De kinderen krijgen een nap met verse melk en een plak roggebrood met spek. Lidewei geniet van de rust. Ze voelt zich heel veilig en wil hier wel blijven. Ze vertelt dat ze zo graag wil leren lezen. Ze wil zo graag zelf het boek lezen met dat prachtige verhaal over het Paradijs. Franciscus’ moeder schrikt en snoert Lidewei gelijk de mond. Sssssst! Als verkeerde mensen horen dat jullie een bijbel in de streektaal bij je dragen, dan kun je in grote problemen komen. Ze geeft Franciscus een klets voor zijn achterhoofd. Stommeling!
4. De man in het zwart
-
(Broederenkerk/ijdelheid & hebzucht)
PAGE
9
-
Franciscus heeft geluk gehad dat niemand hem betrapt heeft. Er zijn mensen van de kerk die vinden dat alleen zij de bijbel en boeken mogen lezen. Gewone mensen moet je dom houden, anders gaan ze nog klagen ook. Franciscus vindt de preek van zijn moeder wel genoeg en staat op om weg te gaan. Hij knuffelt zijn moeder en loopt al richting de poort. Hommes en Lidewei bedanken netjes voor de gastvrijheid en lopen dan snel achter Franciscus aan. Onderweg vertelt Hommes dat zijn zussen ook vinden dat de kerk mensen voor de gek houdt. Zij mogen niet eens mensen genezen met kruiden. Laatst waren er mannen van de kerk bij hun hut en hij was alleen thuis. De mannen hadden gehoord dat Kamille, zijn oudste zus, iemand had genezen van de koorts, zonder dat er een monnik bij was om te bidden. Dat was godslastering volgens hen. Een dikke, zwetende man met zwarte kleren had Hommes bij zijn arm gegrepen. Hij schreeuwde hard dat zijn zussen moesten stoppen met die duivelse kruiden en hun zwarte kunsten. Alleen God en de kerk mogen mensen genezen. Hij noemde zijn zussen ketters en heksen. Met angst in zijn ogen vertelt Hommes verder. De man had hem hardhandig op de grond gesmeten en geschreeuwd dat Hommes en zijn zussen toch wel op de brandstapel zouden eindigen. Franciscus en Lidewei kijken Hommes vol ongeloof aan. Die kijkt schuw om zich heen en vertelt fluisterend verder. Zijn zussen hebben zich nu gelukkig verstopt. Mensen verbranden, omdat de kerk het niet goed vindt wat ze doen? Vreemd, want Jezus heeft toch ook veel mensen genezen. En die planten... Dan stopt Hommes plotseling, hij wordt lijkbleek. Met grote schrikogen kijkt hij recht voor zich uit. Franciscus en Lidewei draaien zich om en zien een aantal voorname -
PAGE
10
-
heren recht op hen af lopen, begeleid door een aantal bewapende soldaten van de bisschoppelijke garde. De heren dragen mantels en kleurrijke kleding van dure stoffen. Alleen de dikste man ziet er anders uit met zijn zware, zwarte bontjas. Hij praat hard en veel. Op zijn glimmende zwarte laarzen zitten grote zilveren gespen. Hij draagt zwarte handschoenen en een zwarte wandelstok. Aan bijna elke vinger zit een ring met een dikke fonkelende steen. Je kunt zien dat hij van de kerk is door het gouden kruis om zijn nek en de kale plek op zijn achterhoofd. De andere heren lachen alleen maar en knikken keurig met hun hoofd. Hommes weet het zeker, dat is de man die hem gegrepen heeft! Franciscus weet maar al te goed wie de man in het zwart is. Dat is de baas van de Kapittelheren, de deken. Hij is de kerkleider en de machtigste man van Deventer, een hele boze man. Men zegt dat hij een martelkamer heeft om ketters te laten bekennen. Hommes weet niet wat hij nu moet, straks wordt hij herkend. Het liefst wil hij vluchten. Ook Franciscus staat te twijfelen, want hij heeft het boek bij zich. Snel pakt hij het boek onder zijn kleding vandaan en geeft het aan Hommes. Hij zegt dat hij de gardesoldaten zal afleiden, zodat Hommes en Lidewei het boek naar het heer Florenshuis kunnen brengen. En voordat de kinderen doorhebben wat er gebeurt, begint Franciscus te rennen. De gardesoldaten zien het en zetten de achtervolging in. Twee andere soldaten wijzen naar Hommes en Lidewei en beginnen ook te rennen. Links, rechts! Waar moeten ze naartoe? De kinderen rennen maar een kant op. Hommes houdt het boek stevig vast. Hij kijkt achterom, de soldaten zitten vlak
-
PAGE
11
-
achter hem en Lidewei. Dan ziet Lidewei een grote houten deur die open staat. Ze grijpt Hommes bij zijn tuniek en sleept hem de deur door, een donker portaal in. Ze rennen door en dan staan ze plotseling in een grote, stille kerk. Hun voetstappen klinken hol als ze naar voren rennen. Net op tijd verstoppen ze zich achter de marmeren poten van het altaar. Met getrokken zwaard stormen de gardesoldaten de kerk binnen, luidruchtig beginnen ze te zoeken. Gordijnen worden van de muur gerukt en deuren open gesmeten. Pas als er een groep monniken woedend op ze afkomt, stoppen ze hun zoektocht. Een soldaat legt uit dat ze twee kinderen zoeken, twee ketters. Een oude monnik komt naar voren en beveelt de soldaten te vertrekken, anders zal hij de bisschop moeten vertellen dat zij, als goddeloze ketters, een kerk hebben beschadigd. Door deze waarschuwing worden de soldaten erg zenuwachtig. Dan draaien ze zich om en verdwijnen mopperend de kerk uit. Hommes en Lidewei durven bijna niet te ademen. Het lijkt er op dat de soldaten weg zijn, maar wat als de monniken ze ontdekken?
5. Ketterse heksen
(Lamme van Diesehuis/ziekte & dood)
De barse stem van de oude monnik doorbreekt de stilte en galmt door de kerk. Lidewei schrikt ervan. Hij
-
PAGE
12
-
vraagt de kinderen tevoorschijn te komen, want alles is veilig. Voorzichtig komen Hommes en Lidewei achter het altaar vandaan. Voor hen staat een groepje monniken met vriendelijke gezichten. Ze zien er anders uit dan de monniken die ze bij de kathedraal of in de haven gezien hebben. Deze monniken hebben een bruine pij. Een kleine monnik kijkt hoofdschuddend naar de kinderen en stelt voor om deze arme zielen te helpen. De andere monniken zijn het er roerend mee eens. De oude monnik denkt een moment na en vertelt dan dat ze voor de kinderen zullen zorgen. Hij vraagt Hommes om met hem mee te komen. Hommes heeft daar niet veel zin in, want ze moeten het boek zo snel mogelijk wegbrengen. Dan verschijnt er een grote monnik naast de kinderen. Moeiteloos pakt hij Lidewei bij haar middel en neemt haar mee onder zijn arm. Lidewei gilt het uit! Ze probeert te schoppen, te krabben, maar de monnik laat niet los. Hommes schiet Lidewei te hulp, maar dan valt het boek op de grond en hij struikelt er bijna over. Geschrokken grijpt hij het boek en stopt het snel weer onder zijn kleren. Nog net ziet hij de grote monnik en Lidewei verdwijnen door een kleine zijdeur. Lidewei! Lidewei wordt mee de kerk uit genomen. Ze blijft spartelen en vechten, maar ze zit stevig klem in de greep van de enorme monnik. Na een korte tijd komen ze bij een groot huis. De monnik bonkt op de poort en een oudere dame met een zuur gezicht verschijnt. Als ze de monnik ziet slaat ze snel een kruis. Met bitse stem vraagt ze de monnik wat hij moet. De monnik zwijgt, maar laat het meisje onder zijn arm zien. De vrouw knikt en zegt hem haar te volgen. Als ze binnen zijn stopt Lidewei met spartelen en schreeuwen. Ze ziet nu waar ze is, op de binnenplaats van een stadshoeve. De -
PAGE
13
-
monnik zet Lidewei op de grond, maar houdt haar nog stevig vast. De dame bekijkt Lidewei van top tot teen en loopt dan het huis binnen. Even later komt ze terug met een kleine gouden crucifix. De monnik zegt dat hij het niet kan aannemen, hij is immers Franciscaan en die geven niets om bezit en rijkdom. De dame dringt aan. Het is voor het nieuwe dak van het klooster en als dank voor het meisje. Lidewei weet niet wat ze hoort, die dame koopt haar? De monnik neemt het geschenk aan, voor de kerk. De dame pakt Lidewei bij haar arm en de monnik verdwijnt door de poort. De dame stelt haarzelf voor als Lamberta van Diese. Lidewei mag dame Lamberta zeggen. Dame Lamberta legt Lidewei uit dat ze hier nu woont. De dame zal haar leren lezen, zingen en bidden. Lidewei zal elke dag in de kerk kunnen bidden als dank voor dit geluk. Zij zal van Lidewei een keurige dienstmaagd maken. Lidewei weet niet wat ze hoort, ze wordt woest. Ze is geen hond die je koopt en kunstjes leert! Lidewei begint te tieren en te vloeken, wie denkt die vrouw dat ze is? Dame Lamberta schrikt, dit kind lijkt wel bezeten. Bezeten door de duivel. Geschrokken slaat de dame een kruis. Ze schudt Lidewei wild door elkaar, in de hoop haar rustig te krijgen, maar het helpt niets. Hier moet een Roomse priester bij komen. Dit is een heksenkind! Lidewei probeert los te komen. Ze trekt uit alle macht en slaat nog wilder om zich heen. Dame Lamberta haalt uit om Lidewei een harde klap geven, maar dan glijdt ze uit. Ze komt hard met haar voorhoofd op de grond terecht en blijft stil liggen. Lidewei wil naar de poort rennen, maar als ze de dame ziet liggen krijgt ze een rotgevoel. Ze knielt bij haar neer. Gelukkig, ze ademt nog. Maar er zit een
-
PAGE
14
-
enorme bult op haar voorhoofd en haar vingers staan vreemd. Ze lijken wel gebroken. Vlier knijpt de linnen doek uit en dept het voorhoofd van dame Lamberta met koud water. Look heeft net het verband met zalf om de gebroken vingers verschoond. Dame Lamberta ligt op bed onder dikke dekens. Ze heeft hoge koorts en zonder goede verzorging zal ze doodgaan. Lidewei is na de valpartij naar het heer Geertshuis gerend. De moeder van Franciscus zou wel raad weten. Tot haar grote verbazing blijken twee zussen van Hommes zich daar verstopt te hebben, Look en Vlier. Ze gaan mee om de dame te helpen. Dame Lamberta heeft dagenlang hoge koorts en angstige koortsdromen. Ze schrikt soms wakker en kijkt dan bang in het rond. Als ze Lidewei en de vreemde vrouwen ziet raakt ze in blinde paniek. Help! Demonen! Hellevuur en ketterse heksen!
6. Woorden die blijven
(Heer Fllorenshuis/geloof & devotie)
Na een week verzorgen en verschonen van de verbanden begint de koorts van dame Lamberta gelukkig te zakken. Op een ochtend, als Lidewei de kamer binnenkomt, zit dame Lamberta rechtop in bed. Vol verbazing kijkt ze -
PAGE
15
-
naar het meisje. Dat kind was toch wild en bezeten? Nu staat ze naast mijn ziekbed met schone verbanden en soep. Lidewei begint de dame uit te leggen wat er is gebeurd. Verwonderd luistert Lamberta van Diese naar het verhaal. Ze is ontroerd door de keuze van Lidewei om toch te helpen. Ze kijkt dankbaar naar haar hand. Door de kruiden en verbanden van Look en Vlier kan ze blijven schrijven. Met een kreupele hand zou ze niet meer kunnen schrijven en haar rijkdom verliezen. Deze arme vrouwen hebben haar met gevaar voor eigen leven verzorgd, dag en nacht. Dame Lamberta had altijd gedacht dat gewone stervelingen geen invloed konden hebben op een mensenleven. Dat kunnen alleen God en de kerk. Je moet veel bidden en maar hopen dat het goed komt. Maar Lidewei, Look en Vlier hebben haar laten zien dat gewone mensen wel een verschil kunnen maken. Ze moet toegeven, met bidden alleen had ze nu niet meer kunnen schrijven of erger, ze was dood geweest. Ze is genezen, dankzij het geduld en de goede zorgen van de zussen. Deze vrouwen zijn geen ketterse heksen, hun kennis van God’s kruiden is van onschatbare waarde! Dame Lamberta speelt met een ganzenveer en denkt na. Ze heeft een idee. ze wil graag dat de kennis van de zussen opgeschreven wordt. En dan niet in het Latijn, maar in de streektaal. Zo kunnen veel meer mensen leren en weer anderen helpen. Ook al zegt de Roomse kerk dat het heksenwerk en zwarte kunst is. Lidewei kijkt aandachtig naar de ganzenveer. Dame Lamberta ziet het en glimlacht naar haar. Ze geeft Lidewei de veer en vertelt indringend dat de pen machtiger is dan een zwaard. Met een brief kun je een oorlog beginnen of voorkomen. Dame Lamberta geeft
-
PAGE
16
-
Lidewei een stukje perkament. Lidewei doopt de ganzenveer voorzichtig in het inktpotje. Ze zet de scherpe punt op het perkament en probeert een sierlijke krul te maken. De ganzenveer glijdt over het perkament en laat een glinsterend spoor inkt achter. Lidewei kijkt verbaasd hoe de inkt langzaam opdroogt. Dame Lamberta vertelt verder. Als we praten waaien onze woorden weg. Maar een pen danst woorden van inkt, woorden die blijven. Een brief kan je heel lang bewaren en dat is handig als je iets hebt afgesproken en moet onthouden. Lezen en schrijven leer je alleen door geduldig oefenen. Geloof in jezelf en wat je kunt, dan lukt het vast. Net zoals Vlier en Look deden toen dame Lamberta ziek was. Lidewei is blij dat het allemaal goed is afgelopen en dat ze haar vrijheid niet kwijt is. Dan moet ze ineens aan Hommes denken. Hoe is het met hem? Zou hij wel vrij zijn? Ze vertelt haar zorgen over Hommes aan dame Lamberta. Die begint te glimlachen en kijkt weer naar haar genezen hand. Er verschijnt een kleine twinkeling in haar ogen en zegt dat Lidewei zich over die Franciscanen geen zorgen hoeft te maken. Bij hen is Hommes veilig. Lidewei kijkt haar nieuwsgierig aan. Lamberta gaat achter haar schrijftafel zitten, pakt een stuk perkament en doopt de ganzeveer in de inkt. Het eerste dat ze weer gaat schrijven is een briefje naar het Franciscanerklooster. Als dame Lamberta de brief klaar heeft, roept ze een knecht om hem te laten bezorgen. Dan is het weer stil in de kamer. De volgende ochtend al brengen twee Franciscaner monniken Hommes bij dame Lamberta. Hij heeft het goed gehad bij de monniken. Ze zijn heel anders dan de
-
PAGE
17
-
monniken die op zoek zijn naar zijn zussen, vertelt Hommes. Het zijn bedelmonniken, met een bruine pij in plaats van de zwarte. Ze geven niets om rijkdom of macht, ze willen leven in armoede. Een gelukkig leven door het helpen van anderen. Ook zoeken ze God niet alleen in de kerk, maar vooral in de natuur. Hommes en Lidewei zijn weer bij elkaar en vragen zich af hoe het met Franciscus zou zijn? Om daar achter te komen moeten ze naar het heer Florenshuis, want daar woont hij. Maar hoe komen ze daar? Ze vragen het aan dame Lamberta. Zij neemt de kinderen mee naar de tuin. De dame wijst naar een klein houten deurtje in de dikke tuinmuur. De kinderen zijn dichterbij dan ze denken. Als ze door het deurtje kruipen komen Hommes en Lidewei terecht in een stal, achter een berg hooi. Voor hen ligt een lege binnenplaats, nergens is beweging. Aan de andere kant van de binnenplaats staat een groot huis. De deur van het grote huis gaat open en er komt een jongen naar buiten. Franciscus!
7. Geloofsbrieven
(Crypte Geert Grotehuis/aanklagen & overtuigen)
-
PAGE
18
-
Met tranen in zijn ogen staat Franciscus voor de deur van heer Florens zijn kamer. Hij heeft het boek wel bij zich, maar hij is meer dan een week te laat. Gelukkig had Hommes het boek verstopt in de kerk van het Franciscaner klooster, anders was het boek ook nog weg geweest. Franciscus was die avond weggerend om de bisschoppelijke garde af te leiden. Hij is toen ontsnapt aan de soldaten. Daarna heeft hij niets meer gehoord van zijn vrienden. Hij hoopte dat het goed met ze ging. Als Hommes maar niet gepakt was met het boek, dan zou hij zeker worden veroordeeld als ketter! Franciscus wilde er niet aan denken, zijn vriend Hommes op de brandstapel. Dagen later hoorde hij dat Hommes in het klooster zat en dat Lidewei bij dame Lamberta was, samen met de zussen van Hommes, Vlier en Look. Hij wilde Lidewei graag bezoeken, maar van zijn vader mocht hij er niet naar toe. Ook het klooster was verboden terrein. Er bleef dus niets anders over dan gewoon te wachten en zijn vader te helpen in het heer Florenshuis. Franciscus voelde zich ongerust, maar vooral schuldig. Elke keer als heer Florens over de binnenplaats liep verstopte hij zich. Wat zou er gebeuren als heer Florens hem zag? Wat voor straf zou hij krijgen? Toen kwam eindelijk het bericht dat het veel beter ging met dame Lamberta van Diese. En toen ook Hommes uit het klooster kwam, was Franciscus erg opgelucht. Hij kon niet wachten om zijn vrienden weer te zien. En toen stonden Hommes en Lidewei plotseling voor hem, bij de stal. Wat waren ze blij! Nu moesten ze alleen het boek nog terughalen. Hommes vertelde dat het hem gelukt was om het boek te verstoppen achter het Mariabeeld. Daar moest het nog liggen. Hommes had wel een plan en samen met zijn -
PAGE
19
-
vrienden durfde hij het wel. De volgende ochtend, voor de zon opkwam, liepen de vrienden naar de kloosterkerk. Toen ze voor de poort stonden hoorden ze de ochtendgezangen van de monniken. Het klonk prachtig. Hommes en Franciscus gingen naar binnen en Lidewei bleef buiten op wacht staan. In de kerk stonden de monniken in twee keurige rijen te zingen. Zij hadden hun kappen op en het hoofd gebogen. Hommes liep achter de monniken naar het Mariabeeld en haalde het boek tevoorschijn. Zo snel hij kon liep hij terug naar Franciscus, ze konden hun blijdschap bijna niet inhouden. Pas toen ze buiten stonden begonnen ze te juichen en te springen. Gelukt! Franciscus klopt op de deur van de kamer. Een donkere stem roept dat hij binnen mag komen. De kamer van heer Florens is sober, er staat een schrijftafel en een boekenkast. Een paar olielampen verlichten de ruimte. Als heer Florens Franciscus ziet, staat hij op en loopt op hem af. Hij legt een hand op zijn schouder. Heer Florens ziet de angst in de ogen van Franciscus en begint dan te glimlachen. Hij vindt de jongen erg dapper, het is hem gelukt om het boek door de stad te smokkelen. Een gevaarlijke taak, want de deken en zijn mannen hebben overal spionnen. Heer Florens had al gehoord dat er van alles mis was gegaan. Hij hoopte ook dat het boek niet in verkeerde handen was gevallen. Franciscus vertelt over hun avontuur en legt dan trots het boek op de schrijftafel. Heer Florens knikt tevreden en gaat op een kist zitten. Langzaam opent hij de sloten en slaat het boek open. Voorzichtig bladert hij door de bladzijden tot hij een gekleurde plaat tegenkomt waarop Jezus van het kruis wordt gehaald. Hij pakt een mes en tot Franciscus’ grote verbazing snijdt -
PAGE
20
-
hij de bladzijde open. Het is een geheim vak! Heer Florens haalt er enkele brieven uit. Deze brieven zijn nog belangrijker dan het boek, legt hij uit. Dit zijn geloofsbrieven van een kardinaal in Rome. De machtige man is een oude vriend van heer Geert Groote. Hij staat dicht bij de paus en bespreekt van alles met hem, ook over Geert Groote en de huizen van het Gemene Leven. Op de geloofsbrieven staat het zegel van de paus en zolang de paus het goed vindt kunnen de deken van Deventer en zelfs de bisschop van Utrecht niets doen. Ze moeten de huizen van het Gemene Leven met rust laten. Zonder deze brief was hun manier van leven in groot gevaar. Franciscus moet denken aan wat Lidewei hem vertelde... De ganzenveer is machtiger dan het zwaard!
Nawoord Lidewei gaat wonen in het heer Geertshuis en elke dag bezoekt ze trouw haar vader. Daarna loopt ze door naar -
PAGE
21
-
dame Lamberta. Bij haar leert ze lezen en schrijven. Meestal zijn Vlier en Look er ook en dan praten ze tot laat in de avond over kruiden en medicijnen. Het is nog steeds gevaarlijk, want voor de kerk zijn ze nog steeds heksen en moeten ze op de brandstapel. De spionnen van de deken zijn overal. Maar Lidewei is gewoon begonnen met het schrijven van haar kruidenboek. Ze weet zeker dat God het goed vindt om arme en zieke mensen te helpen. Hommes gaat bij Franciscus wonen in het heer Florenshuis en samen verbouwen ze kruiden voor medicijnen en verzorging.
Kinderen in de 14e eeuw hadden een heel ander leven dan kinderen nu. Vooral gewone, arme kinderen. En dat waren de meeste. Zij hadden vaak maar één kledingstuk: een -
PAGE
22
-
tuniek gemaakt van hennep of brandnetel. Ze liepen op blote voeten, slechts een enkeling had sandalen of klompen. Er was geen school, elektriciteit of ziekenhuis met dokters. Het eten was voor gewone mensen saai en simpel. Heel veel groenten, fruit en kruiden die wij normaal vinden waren er toen nog niet. Veel mensen aten alleen pap, soep of hard roggebrood. Groenten, fruit en vis waren duur. Goed vlees en zout was onbetaalbaar. Snoep en snacks waren er ook niet. Alleen op feestdagen was er misschien een bijzondere traktatie, zoals honing of een peperkoek. Ook een gezin was anders en bestond vaak uit meer dan tien kinderen. Door ziektes en het harde leven werden vaak maar twee kinderen per gezin ouder dan vijftien. Alleen als je ouders genoeg geld of macht hadden, was er een goede kans om te overleven. Dan hoefde je niet hard te werken en er was vaak voldoende eten. Bijna iedereen woonde toen in kloostersteden of bij een kasteel, zonder riolering. Door die drukke en ongezonde steden kon het gebeuren dat bijna de helft van de mensen in Europa stierf door de Zwarte Dood, de pest. Men wist niet dat de ziekte door ratten werd verspreid, maar men dacht dat het een straf van God was. De 14e eeuw was een zware tijd. Deventer was gelukkig een belangrijke stad voor de bisschop. Hij bouwde het klooster en de Lebuïnuskathedraal. Hij zorgde voor beschermende muren om de stad en betaalde de gardesoldaten. En voor het geestelijke leven bracht hij grote verzamelingen boeken naar de stad. Boeken werden steeds belangrijker. In Deventer werden heel veel boeken over geschreven. De stad werd een belangrijke
-
PAGE
23
-
boekenstad en kon zich ontwikkelen tot een broedplaats voor grote denkers: Geert Groote, Thomas à Kempis, Erasmus. Dus als je de volgende keer voor de Atheneumbibliotheek of op het Lamme van Dieseplein staat, dan weet je dat daar de vrijheid van meningsuiting in Nederland is begonnen. Door een boek en een andersdenker...
-
PAGE
24
-