FIETSERS EN DE Fiets je regelmatig? Wil je voor alledaagse verplaatsingen opnieuw je fiets gebruiken? Wil je meer te weten komen over de verkeersregels voor fietsers? Dan is dit handboek net wat je nodig hebt… De belangrijkste rechten en plichten van fietsers in het verkeer worden aan de hand van diverse foto’s toegelicht. Bovendien worden er tips gegeven om beter op te vallen in het verkeer en om bepaalde gevaren in het verkeer te vermijden. Er wordt ook uitleg gegeven over alle uitrusting die je nodig hebt om zo comfortabel mogelijk te fietsen.
Verantwoordelijke uitgever: C. Van Den Meersschaut - D/2008/0779/63 - juli 2008
Kortom: een heleboel informatie over een te (her)ontdekken vervoermiddel!
Fietsers en de wegcode
•W aar rijden als er geen fietsvoorzieningen zijn? • Waar rijden als er fietsvoorzieningen zijn? • Hoe moet je fietsen? • Uitrusting Enkele definities
WEGCODE
Waar rijden als er geen fietsvoorzieningen zijn?
Woord vooraf
Recente wijzigingen in de verkeerswetgeving vindt u uiteraard terug in deze brochure. Oudere regels ontbreken eveneens niet in deze brochure aangezien ze nog te vaak ongekend zijn bij het grote publiek. Zij die graag kennis nemen van de teksten van het verkeersreglement, vinden in de loop van de brochure verwijzingen naar de betreffende wetsartikelen. Deze komen uit het Koninklijk Besluit van 1/12/1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het gebruik van de openbare weg. Deze brochure bestaat uit vier delen. Het eerste deel beantwoordt de vraag “Waar rijden indien er geen fietsinfrastructuur aanwezig is?”. Het tweede deel stelt dezelfde vraag wanneer er fietsinfrastructuur aanwezig is. Het derde deel “Hoe fietsen?” behandelt diverse thema’s zoals het contact met andere weggebruikers, het gedrag op kruispunten en rotondes en de wetgeving omtrent het fietsen in groep. Het laatste deel wordt gewijd aan de uitrusting van fiets en fietser. Tot slot vindt u in deze brochure een woordenlijst met de belangrijkste termen van het verkeersreglement die in dit document gebruikt worden.
Veel lees –en fietsplezier!
Hoe moet je fietsen?
Aangezien het verkeersreglement niet alle problemen van het verkeer kan oplossen, vindt u in deze brochure ook tips voor preventief rijgedrag. Deze tips leggen de klemtoon op het verbeteren van de zichtbaarheid van de fietser en ze trachten fietsers te helpen om ervoor te zorgen dat andere weggebruikers meer rekening met hen houden.
Uitrusting
Deze brochure verduidelijkt de belangrijkste verkeersregels die van toepassing zijn op fietsers. Tevens gaat zij dieper in op tal van verplichtingen die gelden voor de andere weggebruikers wanneer zij met fietsers in contact komen.
Waar rijden als er fietsvoorzieningen zijn?
Fietsen houdt in dat je de weg deelt met andere weggebruikers. Daarom is het ook noodzakelijk je rechten en plichten als fietser te kennen.
Waar rijden als er geen fietsvoorzieningen zijn??
Algemene regel Rijbaan, parkeerzone, berm en trottoir Als er geen fietspad is1, moet je rechts op de rijbaan rijden (art.9.1.1). Je mag ook de parkeerzones en de gelijkgrondse bermen gebruiken die rechts in je rijrichting liggen (art.9.1.2.4°). In dit geval: • Moet je de andere weggebruikers voorrang geven. • Heb je geen voorrang als je terug op de rijbaan komt (want je voert een maneuver uit). Buiten de bebouwde kom mag je ook op trottoirs en verhoogde bermen rechts van je rijden (onder dezelfde voorwaarden) (art.9.1.2.4°).
Tip Het is interessant om de parkeerzones te gebruiken als fietser. Doe dit echter alleen als er over een lange afstand geen auto’s geparkeerd zijn. Anders moet je altijd de parkeerzones verlaten en terug oprijden, en dit slalommen is absoluut afgeraden.
2
Rechts rijden (Art.9.3.1.) Net als elke andere bestuurder, ben je verplicht om zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan te rijden. Uitzondering op deze regel: op pleinen, rotondes, of als je op een rijstrook rijdt met pijlen die de richting aanduiden die je moet volgen. Automobilisten moeten bij het inhalen trouwens een zijdelingse afstand van minstens één meter laten tussen jou en hun voertuig (art.40ter).
Tip Zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan rijden, betekent niet dat je in de goot moet rijden… Als je te dicht bij de rechterrand van de rijbaan blijft, loop je het gevaar om tegen het openslaand portier van een geparkeerde auto te botsen of om rakelings ingehaald te worden door auto’s… Daarenboven, kan je als je te dicht bij de rechterrand rijdt, alleen naar links uitwijken (dus in de richting van het verkeer) om een hindernis of een oneffenheid in het wegdek te ontwijken. Door iets meer in het midden van de rijstrook rijden, kan je bovendien beter zien welke weggebruikers van rechts komen.
Waar rijden als er geen fietsvoorzieningen zijn? Links of rechts inhalen?
Bijzondere gevallen
Er moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de in te halen voertuigen in beweging zijn of niet.
Voorbehouden wegen
(Art.2.34, art.22quinquies en octies, art.40.)
• Als de voertuigen die je wilt voorbijrijden in beweging zijn, is er sprake van inhalen. Inhalen moet altijd langs links gebeuren. • E en stilstaande rij voertuigen, mag je (voorzichtig) voorbijrijden langs rechts (vb. voor een rood licht). Dit is alleen toegelaten als de voertuigen stilstaan. Zodra deze terug in beweging komen, moet je het voorbijrijden langs rechts onderbreken en terug invoegen tussen twee rijdende voertuigen; of moet je langs links inhalen.
Het gaat hier bijvoorbeeld om landbouwwegen, oude jachtpaden of oude spoorlijnen die niet meer in gebruik zijn. In principe mogen alleen de weggebruikers die afgebeeld zijn op de verkeersborden bij de ingang van deze wegen, daar gebruik van maken.
Tip Het is altijd gevaarlijk om een vrachtwagen of bus die stilstaat in een file voorbij te rijden. Door de dode hoek is het mogelijk dat de bestuurder van de vrachtwagen opnieuw vertrekt of een maneuver uitvoert zonder de fietser gezien te hebben!
Wegen voorbehouden voor voetgangers, fietsers en ruiters. Wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers en ruiters.
1 Zie pagina 38 definitie van het fietspad
3
Deze wegen mogen over de hele breedte gebruikt worden. Maar men mag elkaar uiteraard niet in gevaar brengen of hinderen. Het kruisen moet langs rechts gebeuren en het inhalen langs links. Wees dubbel voorzichtig in aanwezigheid van voetgangers. Echter, voetgangers mogen het verkeer ook niet onnodig hinderen. Mogen ook gebruik maken van deze wegen: gebruikers van rolschaatsen en steps, voertuigen die naar aangrenzende percelen rijden of die ervan terugkomen, voertuigen voor onderhoud, afvalophaling, toezicht en prioritaire voertuigen, voertuigen van bewoners en hun leveranciers.
Op wegen met dit verkeersbord, maakt elk type weggebruiker gebruik van het deel van de rijbaan dat voor hem of haar is voorbehouden (aangeduid door wegmarkeringen), maar men mag ook het andere deel van de weg volgen, op voorwaarde dat men voorrang geeft aan weggebruikers die er zich “op regelmatige wijze” bevinden. Fietsen in voetgangerszones, (woon)erven en speelstraten De voetgangerszone (Art.2.35, art.22sexies en art.40) is herkenbaar aan het volgende verkeersbord
Tip Op deze wegen is het aanbevolen om rechts te rijden.
! Opgelet Landbouwwegen zijn voornamelijk ingericht voor landbouwers. Er rijden dus grote voertuigen. Elke weggebruiker moet er voorzichtig zijn en de anderen respecteren!
4
In voetgangerszones • mag je enkel fietsen indien een fiets afgebeeld is op het verkeersbord. Als er geen extra informatie bij de fiets staat, mogen fietsers permanent in deze zone fietsen. Als er uren en/of dagen vermeld staan op het bord bij de fiets, moeten de fietsers zich hieraan houden;
• moet je stapvoets rijden; • moet je voorrang verlenen aan voetgangers en zo nodig stoppen; • m ag je voetgangers niet in gevaar brengen of hinderen; • moet je afstappen en te voet verder gaan als er zoveel voetgangers zijn dat fietsen moeilijk wordt.
De speelstraat (Art.2.36 en art.40) is herkenbaar aan de hekken die de toegangen afsluiten en aan de verkeersborden die op de foto hierboven zijn aangebracht. Het is de bedoeling om kinderen in alle vrijheid te laten spelen.
In speelstraten • heb je als fietser altijd toegang; • moet je stapvoets fietsen; • moet je voorrang verlenen aan spelende “voetgangers”; • moet je voorrang verlenen aan voetgangers en zo nodig stoppen; • moet je afstappen indien nodig; • mag je spelende voetgangers niet in gevaar brengen of hinderen; • moet je dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen.
5
Woonerven en erven (Art.2.32, art.2bis en art.40) Begin en einde van deze zones zijn aangegeven met de volgende verkeersborden:
• moet je dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen; • is de snelheid beperkt tot 20 km/u.
Fietsen op busstroken (Art.71.2 en art.72.5)
In woonerven en erven • heb je als fietser altijd toegang; • mag je voetgangers niet in gevaar brengen of hinderen, en moet je indien nodig stoppen;
6
Als fietser mag je alleen gebruik maken van de busstroken en de bijzondere overrijdbare beddingen die aangeduid zijn via de onderstaande borden, als het verkeersbord aangevuld wordt door de afbeelding van een fiets. Je moet hier achter elkaar rijden en rechts houden.
Uitgezonderd plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening (Art.2.47.) Als fietser mag je altijd gebruik maken van wegen voor plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening.2
Fietsroutes Fietsroutes zijn aanbevolen (maar geen verplichte!) trajecten voor fietsers waar het veilig, comfortabel en aangenaam fietsen is.
2 Dit betekent dat enkel de voertuigen van de bewoners van die straat en van hun bezoekers, met inbegrip van de voertuigen voor levering, toegang hebben tot deze straat. Ook voertuigen voor onderhoud en toezicht, prioritaire voertuigen, fietsers en ruiters hebben er toegang.
7
Waar rijden als er fietsvoorzieningen zijn?
Het fietspad Definitie en eigenschappen
• Het fietspad is het deel van de openbare weg dat voor het verkeer van fietsen is voorbehouden. Het maakt geen deel uit van de rijbaan. Er mogen dus geen auto’s op rijden (Art.2.7). • Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op een fietspad. Zo is het ook verboden om een voertuig te laten stilstaan op een plaats van de rijbaan waar de fietsers moeten rijden om een obstakel te ontwijken (Art.24.2.). • Als het fietspad berijdbaar is, is men verplicht om het te gebruiken (Art.9.1.2.1°). • Het fietspad is niet uitsluitend voor fietsers bedoeld. Bromfietsen klasse A (max. 25 km/u) en in sommige gevallen ook bromfietsen klasse B (max. 45 km/u) moeten/mogen het fietspad gebruiken. Onder bepaalde voorwaarden geldt dit ook voetgangers en voor de gebruikers van rolschaatsen en steps (Art.2.7. en art.9.7.1° en art.4.2.). • Een fietspad kan één of twee rijrichtingen hebben.
8
Waaraan herkent men een fietspad? (Art.9.1.2.1°) OFWEL Is het aangeduid met het verkeersbord D7, dat de rijrichting aangeeft. Meestal rijdt men rechts in de rijrichting. Dit fietspad is meestal gescheiden van de rijbaan door een berm, een boordsteen of een goot. Het fietspad mag alleen in beide richtingen gebruikt worden (tweerichtingsfietspad) als het verkeersbord in beide richtingen geplaatst is.
Waar rijden als er fietsvoorzieningen zijn?
OFWEL Is het aangeduid met het verkeersbord D9. In dit geval moeten fietsers en voetgangers elk gebruik maken van het gedeelte van de openbare weg dat hen door dit verkeersbord is toegewezen. De scheiding wordt aangegeven door een doorlopende witte streep of door een duidelijk verschil in materiaalkeuze voor het wegdek. Het gedeelte dat voorbehouden is voor de fietsers, is een echt fietspad. Het fietsverkeer is alleen toegelaten in beide richtingen als het verkeersbord in beide rijrichtingen wordt geplaatst. Dit fietspad is meestal van de rijbaan gescheiden door een berm, een boordsteen of een goot.
OFWEL Is het afgebakend met twee evenwijdige witte onderbroken strepen op het wegdek, meestal op dezelfde hoogte als de rijbaan. In dit geval is het in principe niet aangeduid met een verkeersbord. Als fietser ben je verplicht gebruik te maken van dit type fietspad, indien het rechts in je rijrichting ligt. Het is verboden om op een gemarkeerd fietspad te rijden dat links in de rijrichting ligt. Er bestaan geen dergelijke fietspaden met twee rijrichtingen.
!
Opgelet
Het verkeersbord D10 duidt een deel van de openbare weg aan dat voorbehouden is voor het verkeer van voetgangers en fietsers. Volgens het verkeersreglement mogen fietsers de voetgangers die er zich bevinden niet in gevaar brengen.
9
Tweerichtingsfietspaden op kruispunten
dat je de fietsers die uit de tegenovergestelde richting komen niet hindert. Bijzondere omstandigheden
Op kruispunten worden weggebruikers die op het punt staan om een tweerichtingsfietspad te kruisen, gewaarschuwd door speciale signalisatie.
Tip Op kruispunten worden de weggebruikers gewaarschuwd dat er van beide kanten fietsers kunnen komen. Toch blijft voorzichtigheid hier de boodschap voor fietsers. Ondanks alles bestaat immers de kans dat bestuurders verrast worden door links rijdende fietsers omdat ze het niet gewoon zijn dat fietsers van beide kanten komen. Inhalen op een fietspad (Art.16) Een fietser die een andere fietser inhaalt, moet rekening houden met het verkeer, in het bijzonder met de andere (brom)fietsers die al begonnen zijn met inhalen. Als het gaat om een tweerichtingsfietspad, moet je er op letten
10
Als er links van de rijbaan een tweerichtingsfietspad loopt, ben je als fietser in bijzondere omstandigheden niet verplicht om dit fietspad te gebruiken. Je mag dan gebruik maken van de rijbaan, rechts in je rijrichting. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer je, om op het fietspad te rijden, op een relatief korte afstand tweemaal de rijbaan zou moeten oversteken.
Tip Het fietspad verlaten (Art.9.1.2.3°) Fietsers mogen het fietspad verlaten: • om van richting te veranderen • om in te halen • o m omheen een hindernis te rijden (verkeerd geparkeerde wagens, vuilnisbakken, bouwmaterialen, containers…) • a ls het fietspad in slechte staat is (glasscherven, modder, sneeuw, slechte toestand van het wegdek…).
Bij het verlaten van het fietspad is voorzichtig zijn de boodschap, zelfs als je voorrang hebt! Kijk dus eerst of er geen achteropkomend verkeer is en gebruik je arm om aan te geven wat je van plan bent. Soms is het veiliger om je voorrang af te staan.
!
Opgelet
Op het einde van een fietspad eindigend op de rijbaan, voert een fietser die rechtdoor rijdt geen maneuver uit. De fietser behoudt zijn voorrang ten opzichte van de weggebruikers op de rijbaan. Aan het begin en het einde van de bebouwde kom vertonen bepaalde fietspaden een markering, zoals op de afbeelding hierboven. Bij het binnenrijden van bebouwde kom, zou je als fietser kunnen denken dat je het fietspad moet verlaten. Dit is echter niet het geval. Deze markering is alleen bedoeld voor bromfietsers klasse B die aan het begin van de bebouwde kom het fietspad mogen verlaten.
11
Fietssuggestiestroken
Sergeantstrepen
Fietssugestiestroken bevinden zich meestal langs weerszijden van de rijbaan wanneer deze niet breed genoeg is voor een echt fietspad. Fietssuggestiestroken zijn geen fietspaden. Je bent dus niet verplicht om er gebruik van te maken. Ze hebben een andere kleur dan de rest van de rijbaan, om de automobilisten te wijzen op de mogelijke aanwezigheid van fietsers. Enerzijds zijn ze bestemd om de weggebruikers aan te sporen om rekening te houden met fietsers, anderzijds om fietsers aan te sporen hun plaats in te nemen op de rijbaan.
Deze groene of witte wegmarkering betekent dat een fietsroute voortgezet wordt op een plaats waar het onmogelijk is om een fietspad aan te leggen. Sergeantstrepen vormen geen fietspad. De functie ervan is dubbel: de fietser een route en een plaats op de weg bieden en de automobilist wijzen op de mogelijke aanwezigheid van fietsers.
12
Fietsoversteekplaatsen (Art.76.4., art. 43.3.en art.40ter) Fietsers moeten fietsoversteekplaatsen gebruiken om een tweerichtingsfietspad langs de andere kant van de rijbaan te bereiken, of om het fietspad te verlaten om de rijbaan op te rijden. Een fietsoversteekplaats is afgebakend door twee onderbroken strepen gevormd door witte vierkanten of parallellogrammen. Begeef je voorzichtig op een oversteekplaats voor fietsers en geef voorrang aan de naderende voertuigen.
De automobilist van zijn kant, mag de oversteekplaats voor fietsers slechts met matige snelheid naderen teneinde de fietsers die er zich op bevinden, niet in gevaar te brengen. Indien nodig moet hij stoppen om de overstekende fietser door te laten.
!
Opgelet
Als fietser aanstalten maken om over te steken, betekent niet dat je voorrang hebt. Er is dus een groot verschil tussen een fietsoversteekplaats en een oversteekplaats voor voetgangers.
Opstelvakken en voorsorteerstroken voor fietsers (Art.77.6. en art.77.7.) Sommige kruispunten met verkeerslichten zijn voorzien van fietsopstelvakken. Deze verhogen de zichtbaarheid van de fietsers en kunnen aangeduid worden met dit verkeersbord:
13
Het fietsopstelvak is afgebakend door twee stopstrepen. Wanneer het verkeerslicht op rood staat, mogen de fietsers zich opstellen tussen deze twee strepen, vóór de stilstaande wagens. Automobilisten moeten bij oranje of rood licht steeds stoppen voor de eerste stopstreep. Zodra het groen is, mogen fietsers als eersten het kruispunt oprijden.
14
Tip Als je je als fietser niet in het opstelvak voor fietsers kan plaatsen, dan neem je best plaats in de file auto’s. Indien je je bij het terug vertrekken rechts van de file bevindt, bestaat het gevaar dat een rechts afslaand voertuig je de pas afsnijdt.
Tip In het fietsopstelvak neem je best plaats naargelang de richting die je uit moet. Bijvoorbeeld: Je moet als fietser links afslaan en er is een opstelvak voor fietsers? Dan is het best dat je jezelf niet te veel naar rechts plaatst in het opstelvak. Anders bestaat de kans dat, wanneer de file terug op gang komt, je de pas afgesneden wordt door een voertuig dat je links inhaalt.
Tip Me e s t a l z i j n e r ge e n s p e c ia l e voorsorteerstroken voor fietsers. In dit geval moet je goed letten op de maneuvers van de andere weggebruikers. Als er geen voorsorteerstroken zijn, of als de voorsorteerstroken aansluiting geven op meer dan één richting (bijvoorbeeld: rechtdoor + linksaf), kunnen sommige voertuigen die een andere richting uit willen, je de pas afsnijden. Goed uitkijken is dus de boodschap!
In sommige gevallen is het opstelvak alleen bestemd voor fietsers die in een bepaalde richting willen rijden.
15
Hoe moet je fietsen?
Veilig en assertief fietsen Veilig fietsen betekent dat je zichtbaar moet zijn en je plaats moet innemen in het verkeer. Hierbij moet je fouten en onoplettendheden van andere weggebruikers trachten te voorzien. Het komt er ook op aan om zo zichtbaar en voorspelbaar mogelijk te zijn, door anderen duidelijk te maken wat je van plan bent. Hiervoor kan je oogcontact zoeken, bellen of een teken geven met de arm.
Horen en gehoord worden Op de fiets kan je het verkeer beter leren kennen dan wanneer je opgesloten zit in je wagen. Verknoei dit niet door een mp3-speler of discman op te zetten. De fietsbel komt soms van pas, maar maak je geen illusies: het lawaai van het verkeer kan het geluid van je bel overstemmen. Zorg voor een uitwijkmogelijkheid voor het geval dat men je niet hoort. Arm uitsteken (Art.12.4. en art.13)
Oogcontact Als je oogcontact hebt met de andere weggebruiker, dan weet je zeker dat deze je gezien heeft. Je kunt duidelijk maken wat je gaat doen en tegelijk te weten komen wat de ander van plan is.
Links of rechts afslaan, iemand inhalen of een zijdelingse verplaatsing maken (bijvoorbeeld om uit te wijken voor een dubbel geparkeerde auto) gebeurt als volgt:
• Wees er zeker van dat je de beweging zonder gevaar kan uitvoeren en geef voorrang indien nodig.
• Maak je voornemen tijdig kenbaar door je arm uit te steken.
Je bent verplicht om bij elke richtingverandering een teken te geven met de arm, behalve als je hierdoor uit evenwicht dreigt te raken (bijvoorbeeld op kasseien, glad wegdek, tramsporen, steile helling, …) (Art.19.2.1° en art.19.3.1°).
16
Tip
Met twee naast elkaar fietsen
Hoe moet je fietsen?
Kan het teken met de arm niet, dan zijn er ook andere manieren om te tonen wat je gaat doen: met de hand tonen dat je wilt afslaan, duidelijk enkele keren omkijken, oogcontact zoeken met de bestuurder en je beweging langzaam uitvoeren …
Kruispunten en rotondes Tip Fietsers zijn extra kwetsbaar op kruispunten en rotondes. Stel je zichtbaar op en zoek oogcontact met de andere bestuurders. Voor je eigen veiligheid is het soms beter om je voorrang af te staan.
(Art.43.2.)
Naleven van de verkeerslichten
Fietsers mogen op een fietspad altijd met twee naast elkaar rijden, behalve als een andere tweewieler hen wil inhalen, of als het tweerichtingsfietspad te smal is om te kruisen.
De verkeerslichten gelden zowel voor fietsers als voor andere bestuurders. Een fietser die een rood of vast oranjegeel verkeerslicht negeert, begaat een overtreding, zelfs als hij rechts afslaat.
Ook op de rijbaan mag je met twee naast elkaar fietsen. Je moet wel achter elkaar gaan rijden als de weg te smal is om met een tegenligger te kunnen kruisen. Buiten de bebouwde kom ben je bovendien verplicht om achter elkaar te gaan rijden als er achteropkomend verkeer is.
17
!
Voorrangsborden
Opgelet
Je moet voorrang verlenen
Je moet stoppen en voorrang verlenen
Je rijdt op een voorrangsweg
Je hebt voorrang op het eerstvolgende kruispunt
Op het eerstvolgende kruispunt geldt voorrang aan rechts
18
Op sommige kruispunten wordt de verlenging van fietspad aangeduid door twee evenwijdige onderbroken lijnen.
Links afslaan op een kruispunt
Er bestaan verschillende manieren om op een kruispunt links af te slaan.
• 1ste manier: voorsorteren 1. K ijk een eindje vóór het kruispunt achter je om te zien of je kunt uitwijken. 2. Steek je arm uit (alleen als je hierdoor niet uit je evenwicht raakt). 3. Begeef je geleidelijk naar het midden van de rijstrook, of naar linkerrijstrook (als er meerdere rijstroken zijn). 4. Steek je arm opnieuw uit. 5. Leg beide handen terug op het stuur en sla af, hierbij de voorrangsregels respecterend (geef voorrang aan je tegenliggers).
19
#
! • 2de manier: in een rechte hoek3 1. Rij tot op de plaats waar je de rijbaan moet oversteken. 2. Daar houd je rekening met de voorrangsregels (of verkeerslichten) en steek je rechtdoor het kruispunt over. 3. Stop aan de overzijde van het kruispunt en steek opnieuw over, hierbij de voorrangsregels (of verkeerslichten) in acht nemend.
20
"
"
Rotondes (Zonder fietsvoorzieningen) (Art.2.39 en art.12.3.1.)
1. Geef voorrang aan bestuurders die van links komen en zich al op de rotonde bevinden. Zij hebben voorrang! Het is niet nodig om bij het oprijden van de rotonde de arm uit te steken. 2. Zorg er voor dat je, in de mate van het mogelijke, de rotonde oprijdt met ongeveer dezelfde snelheid als die van het verkeer waarin je wilt invoegen. Eenmaal op de rotonde, houd je ongeveer 1,5 meter afstand van de rechterrand om in het gezichtveld van de bestuurder achter je te blijven. Let ook op de bestuurders
!
die links van jou rijden. Ze kunnen je plotseling de pas afsnijden om de rotonde te verlaten. 3. Hoewel je voorrang hebt op de rotonde, moet je oppassen voor voertuigen die de rotonde oprijden. 4. Geef met je rechterarm een teken dat je de rotonde verlaat (indien mogelijk). 5. Als je de rotonde verlaten hebt, vergeet dan niet om voorrang te geven aan overstekende voetgangers.
Opgelet
Als er op de rotonde een fietspad ligt, moet de fietser op dit fietspad rijden. .
3 V ooral interessant voor jongere of minder ervaren fietsers, op een groot kruispunt met verkeerslichten, maar zonder opstelvak voor fietsers. Het maneuver neemt meer tijd in beslag (je moet dubbel zo lang wachten voordat het groen wordt), maar is veiliger.
21
Je fiets stallen (Art.23.3. en art.70.2.1.3°.f) Het is verboden om een fiets op de rijbaan te parkeren, behalve als een verkeersbord dit expliciet toelaat.
Je mag je fiets wel op andere delen van de openbare weg stallen, bijvoorbeeld op het trottoir of de berm. Een fiets, op een trottoir of berm, mag de voetgangers in geen geval hinderen.
Tip Het is aangeraden om de voetgangers naast de openbare weg een vrije doorgang te geven van minimum 1,5 m (zo dicht mogelijk bij de gevels). Ook rolstoelgebruikers hebben deze ruimte van 1,5 m nodig.
22
Houding op de fiets (Art.43.1.) Je veiligheid wordt voor een stuk bepaald door een correcte houding op de fiets. • Op de openbare weg is het verboden te fietsen zonder het stuur vast te houden. Je mag met één hand aan het stuur rijden als je in staat bent om de nodige rijbewegingen uit te voeren en het verkeersreglement na te leven. Wie met één hand het stuur vasthoudt en in de andere hand een tas draagt, kan bijvoorbeeld niet aanduiden dat hij van richting gaat veranderen. • Fietsen zonder de voeten op de pedalen te houden, is verboden én gevaarlijk. • Je mag je niet door een andere fietser of door een andere weggebruiker laten voorttrekken. • Een dier aan een leiband houden als je fietst is verboden.
Met de fiets aan de hand stappen (Art.42.2.1.3° en 42.2.2.2°) Indien je met je fiets aan de hand loopt, word je een voetganger en gebruik je het trottoir. Als je de voetgangers op
het trottoir hindert, of als er geen trottoir, berm of fietspad is, stap je aan de rechterkant van je fiets, rechts op de rijbaan.
Fietser, voetganger – wie heeft voorrang?
• Z oals elke andere bestuurder, moeten fietsers dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kwetsbare weggebruikers zoals voetgangers, vooral als het gaat om kinderen, bejaarden of personen met een handicap (Art.7.1.). • Op oversteekplaatsen voor voetgangers waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegde persoon of door verkeerslichten, moeten fietsers voorrang verlenen aan de voetgangers die zich op het zebrapad bevinden of op het punt staan zich erop te begeven (Art.40.4.2.). • Fietsers voeren een maneuver uit als ze een gedeelte van de openbare weg oversteken die niet voor hen is voorbehouden, zoals een trottoir dat de rijbaan oversteekt4. Een fietser moet er dus voorrang verlenen aan de voetgangers (Art.12.4.). • Een fietser die van richting wil veranderen, moet voorrang verlenen aan voetgangers die de
rijbaan oversteken die hij gaat oprijden (Art.19.5.). • F ietsers hebben voorrang op voetgangers als deze voetgangers bij gebrek aan trottoir of begaanbare berm het fietspad nemen. De voetgangers moeten dan voorrang verlenen aan de fietsers (Art.42.2.2.1°). • Onder bepaalde omstandigheden moeten fietsers een deel van de openbare weg delen met de voetgangers. Dit is het geval in aanwezigheid van onderstaand verkeersbord D10. In dit geval mogen fietsers de voetgangers die gebruik maken van dit gedeelte van de openbare weg niet in gevaar brengen.
Kinderen jonger dan 9 jaar (Art.9.1.2.5°) Kinderen jonger dan 9 jaar, die met een fiets rijden waarvan de wieldiameter niet groter is dan 50 cm, mogen altijd op het trottoir en de verhoogde berm fietsen, op voorwaarde dat ze de andere weggebruikers niet in gevaar brengen.
4 Zie definitie van doorlopend trottoir op pagina 41
23
Fietsers in groep
(Art.43bis)
rijstrook (± 3 m) en in geen geval meer dan de helft van de rijbaan in beslag nemen. • Op een rijbaan met verschillende rijstroken, mogen ze uitsluitend op de rechterrijstrook rijden.
De grootte van de groep Groepen van minder dan 15 fietsers moeten dezelfde regels volgen als individuele fietsers.
Wegkapiteins en begeleidende auto’s (regels van toepassing op fietsers in groep)6
Voor de deelnemers van groepen van minimum 15 tot ten hoogste 150 deelnemers, zijn er twee mogelijkheden: • Ofwel volgen ze dezelfde regels als die voor individuele fietsers. • Ofwel volgt de groep de regels voor fietsers in groep. In dit geval heeft de groep bepaalde mogelijkheden, maar ook bepaalde verplichtingen.
Van 15 tot 50 fietsers:
• De groep mag vergezeld worden door minstens 2 wegkapiteins. • Z ij mogen voorafgegaan en gevolgd worden, op een afstand van ongeveer 30 meter, door een begeleidende auto. Indien er slechts één begeleidende auto is, moet deze de groep volgen.
Als de groep uit meer dan 150 fietsers bestaat, moet hij opgesplitst worden.
Van 51 tot 150 fietsers:
Regels voor fietsers in groep5
• Gebruik van het fietspad is niet verplicht. • Met maximum twee naast elkaar rijden mag altijd, op voorwaarde dat je gegroepeerd blijft. • O p een rijbaan zonder rijstroken mogen ze niet meer dan een breedte gelijk aan die van één
24
• De groep moet worden vergezeld door minstens 2 wegkapiteins. • De groep moet door een begeleidende auto voorafgegaan en gevolgd worden, op een afstand van ongeveer 30 meter.
Wegkapiteins:
• De wegkapiteins waken over het goede verloop van de tocht. Ze moeten minimum 21 jaar oud zijn
en moeten om de linkerarm een band dragen met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord «wegkapitein». • Op kruispunten waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten, mag minstens één van de wegkapiteins het verkeer in de dwarswegen stilleggen door middel van een schijf waarop het verkeersbord C3 afgebeeld is, en aanwijzingen geven aan de andere weggebruikers terwijl de groep (met inbegrip van de twee begeleidende voertuigen) oversteekt.
• Als het verkeer niet tot stilstand gebracht wordt door een wegkapitein, moeten de groep en de bestuurders van beide voertuigen, zich houden aan de gewone regels (voorrang van rechts, omgekeerde driehoek, stopsignaal …).
• Als het kruispunt uitgerust is met verkeerslichten, mogen de groep en de begeleidende voertuigen het kruispunt enkel oversteken, als het licht op groen staat.
Begeleidende voertuigen:
• Op het dak van de begeleidende auto’s moet een blauw bord aangebracht zijn met de afbeelding van het verkeersbord A51 en eronder in het wit het symbool van een fiets.
• D it bord moet zodanig aangebracht zijn op het voertuig dat de groep voorafgaat, dat het voor de tegenliggers goed zichtbaar is en op het voertuig dat de groep volgt, dat het goed zichtbaar is voor het achteropkomende verkeer.
5 Als de groep ervoor kiest om de regels voor fietsers in groep te volgen. 6 Als de groep de regels volgt voor fietsers in groep.
25
Samengevat
Begeleidende auto’s
Groepen
Wegkapiteins
minder dan 15 fietsers
worden niet als een groep beschouwd
van 15 tot 50 fietsers
ten minste twee mogen (slechts één verboden)
één of twee mogen
van 51 tot 150 fietsers
ten minste twee verplicht
twee verplicht
meer dan 150 fietsers
worden niet beschouwd als één groep
Mogen de wegkapiteins tijdens het oversteken het verkeer stilleggen?
De groep moet zich aan de regels houden voor individuele fietsers
De groep gedraagt zich als een groep
Op een kruispunt met verkeerslichten
NEEN
NEEN
Op een kruispunt zonder verkeerslichten
NEEN
Maar ze moeten wel de plaatselijke verkeerssignalisatie en de verkeersregels respecteren.
JA
26
Beperkt eenrichtingsverkeer (BEV)
Bestuurders die een dergelijke straat oversteken, worden via een onderbord gewaarschuwd voor het tweerichtingsverkeer van fietsers.
Om omwegen en gevaarlijke wegen of kruispunten te vermijden, mogen fietsers een verboden richting inrijden als een onderbord dit toestaat.
De andere bestuurders worden bij het inrijden van de eenrichtingsstraat gewaarschuwd voor de aanwezigheid van fietsers in de tegenovergestelde richting.
In een eenrichtingsstraat in de bebouwde kom mogen fietsers met twee naast elkaar rijden. Fietsers in de tegenovergestelde richting mogen ook met twee naast elkaar rijden, maar moeten terug achter elkaar rijden als er een voertuig uit de andere richting komt en het moeilijk is om te kruisen.
Tip Een verstrooide bestuurder kan vergeten dat hij een straat inrijdt waar fietsers uit de tegenovergestelde richting kunnen komen. Soms rijdt hij dan aan de linkerkant van de rijbaan… Daarom hou je in de tegenovergestelde richting best goed rechts en ben je extra aandachtig op kruispunten.
27
Tip Ook voetgangers kunnen verstrooid zijn. Ze verwachten niet altijd dat er een fietser aankomt uit de tegenovergestelde richting. Je doet er dus goed aan om te anticiperen op de gedragingen van de voetganger (maakt hij aanstalten om over te steken? Heeft hij in mijn richting gekeken?).
28
!
Opgelet
In bepaalde straten met BEV, is er een gemarkeerd fietspad in tegenrichting. Fietsers die in dezelfde richting rijden als de auto’s mogen er uiteraard niet rijden, want ze zouden volledig links rijden!
In sommige straten waar de toegang in beide richtingen verboden is voor het verkeer, kunnen fietsers toch toegelaten worden:
Dit kan ook het geval zijn wanneer het verkeer verplicht is om de door een pijl aangeduide richting te volgen. Hier zijn de fietsers niet verplicht om de aangeduide richting te volgen:
Op kruispunten waar het verboden is om links of rechts af te slaan, kan er een uitzondering gemaakt worden voor fietsers. Ze kunnen dus rechts of links afslaan, of een andere richting volgen:
29
Uitrusting
Verplichte uitrusting van de fiets (Art.82.) De verplichte uitrusting verschilt naargelang van het type fiets. De types worden gedefinieerd in het verkeersreglement. Om te weten wat verplicht is voor jouw fiets, moet je dus eerst weten in welke categorie hij thuishoort: racefiets, terreinfiets, gewone fiets of fiets met kleine wieldiameter? De racefiets Herkenbaar aan: • een koersstuur • banden met een doorsnede7 van ten hoogste 2,5 cm8 • geen bagagedrager achteraan.
!
Opgelet
Alle fietsers moeten ’s nachts en wanneer de zichtbaarheid minder dan ongeveer 200 meter (bijvoorbeeld bij mist) bedraagt, een vast licht of knipperlicht gebruiken. Een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Dit rode licht dient ’s nachts, bij helder weer zichtbaar te zijn van op een afstand van minimum 100 meter. Beide lichten mogen zowel op de fiets als op de fietser bevestigd worden. Verplichte uitrusting: • een bel (hoorbaar op 20 m) • 2 remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel) • reflectoren zoals bij een gewone fiets9 MAAR deze zijn alleen verplicht ’s nachts en als de zichtbaarheid minder dan 200 m bedraagt. UITZONDERING: Als de fiets één of twee spatborden heeft, moet hij altijd uitgerust zijn met een witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.
30
Uitrusting
De terreinfiets (mountainbike)
Herkenbaar aan:
• m instens twee derailleurs die vanaf het stuur bediend worden • w ielen met een diameter van - 6 5 cm (de banden hebben een doorsnede van ten minste 3,8 cm) - 7 0 cm (de banden hebben een doorsnede van ten minste 3,2 cm) • geen bagagedrager achteraan.
Verplichte uitrusting: • een bel (hoorbaar op 20 m) • 2 remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel) • reflectoren zoals bij een gewone fiets10 MAAR deze zijn alleen verplicht ‘s nachts en als de zichtbaarheid minder dan 200 m bedraagt. UITZONDERING: Als de fiets één of twee spatborden heeft, moet hij altijd uitgerust zijn met een witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.
7 Met doorsnede wordt hier de breedte van de band bedoeld. 8 O m de doorsnede van de band te meten kan een schuifpasser handig zijn. De doorsnede wordt gemeten op het breedste punt. 9 Zie pagina 33. 10 Zie pagina 33.
31
De fiets met kleine wieldiameter (vb.: kinderfiets, minifiets, vouwfiets…)
Herkenbaar aan: • wielen met een diameter (banden niet inbegrepen) van ten hoogste 50 cm.
MAAR deze zijn alleen verplicht als het donker is en als de zichtbaarheid minder dan 200 m bedraagt.
Verplichte uitrusting: • een bel (hoorbaar op 20 m) • (minstens) één rem • reflectoren zoals bij een gewone fiets11
32
De gewone fiets
Herkenbaar doordat: De fiets niet in één van de drie hiervoor genoemde categorieën kan worden ondergebracht. Fietsen die niet aan alle eigenschappen van de hiervoor genoemde categorieën voldoen (terreinfiets, racefiets of fiets met kleine wieldiameter), moeten uitgerust worden met alle elementen van de “gewone fiets”. Verplichte uitrusting: • een bel (hoorbaar op 20 m) • 2 remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel)
• reflectoren - vooraan: wit - achteraan: rood (het weerkaatsende gedeelte mag niet samenvallen met het achterlicht) - aan weerszijden van de pedalen: geel of oranje - op de spaken en/of de banden: minstens 2 gele of oranje dubbelzijdige reflectoren per wiel, vast bevestigd aan de spaken en symmetrisch aangebracht en/of een witte reflecterende strook aan weerszijden van elke band.
11 Zie ook pagina 33
33
Tips Hierboven wordt enkel beschreven waar je fiets minimaal mee uitgerust moet zijn om wettelijk in orde te zijn. Om veilig en comfortabel te fietsen kan het nodig zijn deze uitrusting aan te vullen. Een voorbeeld: reflectoren zijn niet verplicht op een terreinfiets en een racefiets, tenzij je in bepaalde omstandigheden fietst, bijvoorbeeld ’s nachts of als het zicht minder dan 200 m bedraagt. Maar, wie kan 100 % zeker zijn nooit in deze omstandigheden te zullen fietsen? De lichten van een fiets zijn van levensbelang. Het komt er vooral op aan dat de andere weggebruikers, vooral automobilisten en vrachtwagenbestuurders12, je tijdig opmerken. De verklaring hiervoor ligt voor de hand: de blik van automobilisten en vrachtwagenbestuurders is in hoofdzaak gericht op de zone die verlicht wordt door de lichten van hun voertuig. De ogen van de bestuurders passen zich aan dit sterke licht aan: de pupillen vernauwen en ze kunnen grijsachtige tinten die buiten de lichtbundels vallen niet meer waarnemen. Bijgevolg wordt een niet-verlichte fietser niet tijdig opgemerkt.
!
Opgelet
Fietsers moeten ’s nachts en wanneer de zichtbaarheid minder dan ongeveer 200 meter (bijvoorbeeld bij mist) bedraagt, een vast licht of knipperlicht gebruiken. Een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Dit rode licht dient ’s nachts, bij helder weer zichtbaar te zijn van op een afstand van minimum 100 meter. Beide lichten mogen zowel op de fiets als op de fietser bevestigd worden. Let op dat deze lichten steeds volledig zichtbaar en onbedekt zijn (Bijvoorbeeld: ze mogen niet verborgen worden door een deel van de rugzak of jas). (Art.82.1)
34
Andere belangrijke veiligheidsuitrusting Bagage, aanhangwagen en lading
• De bagage mag in geen geval de reflectoren en de lichten verbergen. • F ietsers moeten achter elkaar rijden wanneer een aanhangwagen aan een fiets gekoppeld is (Art.43.2). • Een aanhangwagen mag slechts twee passagiers vervoeren, van om het even welke leeftijd. De aanhangwagen dient uitgerust te zijn met beveiligde zitplaatsen die afdoende bescherming bieden aan handen, voeten en rug. (Art.44.4). • De breedte, lading inbegrepen, van een fiets of zijn aanhangwagen mag ten hoogste 1 m bedragen en de lading mag van achteren niet meer dan 0,5 m uitsteken buiten het voertuig of de aanhangwagen. De aan de fiets gekoppelde aanhangwagen mag, lading inbegrepen, niet langer zijn dan 2,5 m. Een fiets mag niet hoger zijn dan 2,5 m (Art.46.1.4° en art.46.2.2. en art. 46.3). • E en aan een fiets gekoppelde aanhangwagen mag maximaal 80 kg wegen, lading en passagiers inbegrepen. Echter, een aanhangwagen met een gewicht van meer dan 80 kg mag wel gebruikt wor-
den indien deze beschikt over een remsysteem dat automatisch in werking treedt wanneer de fietser remt (Art.82.5). • De fietser mag slechts één aanhangwagen voorttrekken (Art. 44.4.).
Tips Je kunt heel wat vervoeren per fiets. Maar hang geen bagage aan het stuur, want dit kan je uit evenwicht brengen en het bemoeilijkt de controle over je fiets. Fietsen met een bagagedrager zijn het handigst en zijn geschikt voor verschillende doeleinden. Op je bagagedrager kan je verschillende fietstassen bevestigen. Fietsen met een boekentas die goed vastgemaakt is op je bagagedrager is trouwens comfortabeler dan met een rugzak rondrijden. Fietszitjes en vervoer van passagiers (Art.44.4 en art.44.5.) Je fiets moet beschikken over een ingerichte zitplaats als je iemand wil vervoeren. Met zitplaats bedoelen we een zitje en twee voetsteunen. De passagier mag nooit plaatsnemen op de bagagedrager en mag nooit in “amazonezit” meerijden.
12 Zie ook pagina 36.
35
Tips Houd er rekening mee dat het moeilijker is om je fiets onder controle te houden als je een passagier vervoert. Bij de aankoop van een fietszitje voor kinderen let je erop dat: • Het zitje aangepast is aan het gewicht van het kind. • D e riemen over het middel en de schouders komen. • D e voeten van het kind niet in contact kunnen komen met de spaken. Kies voor een zitje met in de hoogte verstelbare voetsteunen met wanden die de beentjes afschermen van het wiel. • H et zitje erkend is volgens de Europese norm EN 143 44. Fluo – reflecterend materiaal Hoewel het verkeersreglement de fietsers niet verplicht om speciale kledij te dragen, is dit toch erg belangrijk voor de eigen veiligheid. Opvallende kledij en zichtbaarheidsmateriaal komen de veiligheid aanzienlijk ten goede. Kies dus voor heldere kledij en vermijd donkere kleuren. Overdag maken fluo - stroken je nog beter zichtbaar. Een enkelband die
Een zitje dat op het frame bevestigd kan worden, geniet trouwens de voorkeur omdat het frame steviger is dan de bagagedrager en omdat een dergelijk zitje past op verschillende fietstypes, zelfs op fietsen zonder bagagedrager. Vervoer je slechts één kind? Dan is het veiliger om het kind achteraan op de fiets te plaatsen. De voorkant van de fiets krijgt bij een val of een ongeval immers de zwaarste klappen te verduren. Het is trouwens moeilijker fietsen met een kinderzitje vooraan. Ten slotte is het ten zeerste aangeraden dat het kind een fietshelm draagt!
aangebracht wordt rond de linkerenkel is nog nuttiger omdat de automobilist hem ziet bewegen. Rond de enkel aangebracht, zal een fluo - reflecterende band bij donker weer nog meer opvallen in het licht van de koplampen. Er bestaan tal van fluo - reflecterende accessoires: een fluohesje met reflecterende stroken, stickers of badges die op kledij kunnen genaaid worden, reflecterende elementen voor vesten of sportschoenen…
36
Bij donker weer komen ze goed van pas: ze zorgen ervoor dat het verkeer je tot op 150 meter opmerkt (tegenover 50 meter als je enkel kledij met heldere kleuren draagt en tegenover 20 meter met enkel donkere kleuren). Ook voor fluohesje met reflecterende elementen zijn er Europese normen. Ze moeten de labels EN 471 (professioneel) of EN 1150 (niet professioneel) dragen. Goed gezien worden gaat niet ten koste van het comfort: draag kledij die je de nodige bewegingsruimte geeft zonder dat ze te ruim zit. Bij regenweer kan je gebruik maken van een “zeil” dat tot over het stuur komt. Een looddraad13 in de zoom van je cape vermijdt dat deze tegen je gezicht waait. Als je een kap draagt, mag deze je zicht niet belemmeren en moet ze de beweging van je hoofd volgen (als je anders je hoofd draait, zou je alleen de binnenkant van je kap zien!). De fietshelm Hoewel je niet verplicht bent een fietshelm te dragen, is het toch een aanrader. Wie kan met zekerheid zeggen dat hij nooit een ongeval zal hebben? De fietshelm biedt een goede bescherming als je botst of valt. Vooral kinderen hebben er baat bij omdat zij vaker vallen.
Tips Hoe kies je een fietshelm? • K ijk of de helm het Europese homologatielabel EN 1078 heeft. • Pas de helm: trek de kinband goed aan en schud je hoofd. Als de helm te los of te vast zit, probeer je een andere maat. Opgelet: een helm dragen heeft pas nut als de bevestigingsriempjes onder de kin vastgemaakt worden zoals het hoort.
!
Opgelet
Een fietshelm die bij een val of botsing een zware klap heeft gekregen, moet je vervangen. Zelfs als er aan de helm niets te zien is, kan het schokabsorberend materiaal aangetast zijn.
13 Te koop in naaiwinkels.
37
Enkele definities Alle wetsartikelen komen uit het Koninklijk Besluit van 1/12/1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Bebouwde kom: een gebied met bebouwing en waarvan de invalswegen aangeduid zijn met de verkeersborden F1 en de uitvalswegen met de verkeersborden F3 (Art.2.12.).
F1
F3
F1a
F3a
F1b
F3b
Busstrook: eén van de rijstroken van een rijbaan kan voorbehouden zijn voor bussen. In dit geval is het woord “BUS” aangebracht op de rijbaan, en wordt de busstrook aangekondigd met het verkeersbord F17. Wanneer fietsers de busstrook mogen volgen, wordt het verkeersbord F17 aangevuld met het symbool van een fiets. In dit geval mag het symbool van de fiets aangebracht worden op de rijstrook (Art. 71.2. en art. 72.5.). Fietsopstelvak: de zone, aansluitend op een fietspad, afgebakend door twee stopstrepen en waarin het symbool van een fiets in het wit is gereproduceerd. Fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen mogen zich er enkel opstellen tijdens de rode fase van de verkeerslichten. De andere bestuurders moeten tijdens de rode fase van de verkeerslichten stoppen voor de eerste stopstreep (Art.77.6.). Fietspad: het deel van de openbare weg dat voor het verkeer van fietsen en tweewielige bromfietsen klasse A is voorbehouden • door het verkeersbord D7 of • door het verkeersbord D9 of • door twee evenwijdige witte onderbroken strepen en dat niet breed genoeg is voor het autoverkeer. Het fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan (Art.2.7.).
D9
38
D7
Gelijkgrondse berm: de ruimte, onderscheiden van het trottoir en het fietspad, begrepen tussen enerzijds de rijbaan en anderzijds een sloot, een talud, de grenzen van eigendommen, die zich op hetzelfde hoogteniveau bevindt als de rijbaan. De gelijkgrondse berm is meestal niet met verhard materiaal aangelegd en moeilijk begaanbaar voor de voetgangers (Art.2.41.). Geparkeerd voertuig: een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het inof uitstappen van personen of voor het laden of lossen van zaken (Art.2.23.) Maneuver: de bestuurder die een maneuver wil uitvoeren, moet voorrang verlenen aan de andere weggebruikers. Worden als maneuvers beschouwd: van rijstrook of van file veranderen, de rijbaan oversteken, een gedeelte van de openbare weg oversteken die niet voor hem is voorbehouden, zoals een trottoir dat de rijbaan oversteekt, een fietspad, een parkeerplaats verlaten of oprijden, uit een aanpalende eigendom komen, keren of achteruitrijden, zijn voertuig opnieuw in beweging brengen. Wordt niet als maneuver beschouwd: zich op het einde van een fietspad op de rijbaan begeven om rechtdoor te rijden (Art.12.4.). Oversteekplaats voor fietsers: de oversteekplaatsen die de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen moeten volgen om de rijbaan over te steken. Ze worden afgebakend door
twee onderbroken strepen gevormd door witte vierkanten of parallellogrammen (Art.76.4.). Parkeerzone: een brede witte doorlopende streep mag op de rijbaan aangebracht worden om de denkbeeldige rand van die rijbaan aan te duiden. Het aan de andere kant van deze streep gelegen deel van de openbare weg is voorbehouden voor het stilstaan en parkeren, behalve op autosnelwegen en autowegen. Het begin en het einde van deze parkeerzone mogen aangeduid worden door een witte doorlopende dwarsstreep (Art.75.2.). De fietsers mogen er rijden (Art.9.1.2.4°). Rijbaan: het deel van de openbare weg dat voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht (Art.2.1.). Rijstrook: elk deel van een rijbaan die in haar langsrichting verdeeld is door één of meer witte doorlopende of onderbroken strepen (Art.2.2.). Rotonde: weg waarop het verkeer in één richting geschiedt rond een aangelegd middeneiland en gesignaleerd met verkeersborden D5 en waarvan de toegangswegen voorzien zijn van verkeersborden B1 of B5 (Art.2.39 en art. 12.3.1.)
B5
B1
D5
39
Speelstraat: een openbare weg waar tijdelijk en tijdens bepaalde uren aan de toegangen een hek geplaatst is met het verkeersbord C3 voorzien van een onderbord met daarop de vermelding «speelstraat» (Art.2.36.). Stilstaand voertuig: een voertuig dat niet langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden of lossen van zaken (Art.2.22.). Straat: een openbare weg in een bebouwde kom die geheel of gedeeltelijk omgeven is met bebouwing en met toegangen tot activiteiten langs de weg en die gekenmerkt is door het gedeeld gebruik van de ruimte door verschillende soorten weggebruikers. De wegen die gelegen zijn in een zone 30, ofwel in een woonerf of erf, zijn straten (Art.2.38.). Trottoir (stoep): het gedeelte van de openbare weg, al dan niet verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan, in ’t bijzonder ingericht voor het verkeer van voetgangers; het trottoir is verhard en de scheiding ervan met de andere gedeelten van de openbare weg is duidelijk herkenbaar voor alle weggebruikers. Het feit dat het verhoogd trottoir over de rijbaan doorloopt, brengt geen wijziging aan zijn bestemming14(Art.2.40.).
Uitgezonderd plaatselijk verkeer/ plaatselijke bediening: openbare weg die slechts toegankelijk is voor de voertuigen van de bewoners van die straat en van hun bezoekers, de voertuigen voor levering inbegrepen. Ook fietsers hebben er toegang (Art. 2.47.). Verhoogde berm: een ruimte die hoger ligt dan het rijbaanniveau, onderscheiden van het trottoir en het fietspad, en die tussen deze rijbaan ligt en een sloot, een talud, of grenzen van eigendommen. De verhoogde berm is meestal niet met verhard materiaal aangelegd en moeilijk begaanbaar voor voetgangers (Art.2.42.). Voetganger: een persoon die zich te voet verplaatst. Personen die een fiets aan de hand leiden, worden gelijkgesteld met voetgangers (Art.2.46.). Voetgangerszone: een of meer openbare wegen waarvan de toegang aangeduid is met het verkeersbord F103 en de uitgang met het verkeersbord F105 (Art.2.35.).
F103
40
F105
Voorsorteerstrook voor fietsers: bij het naderen van een kruispunt mogen voorsorteerpijlen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen door middel van witte doorlopende strepen afgebakend worden. In deze stroken moet in het wit het symbool van de fiets en de pijl die de te volgen richting aanduidt, worden gereproduceerd. Deze voorsorteerstroken zijn voorbehouden voor de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen (Art.77.7.). Weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters: een openbare weg waarvan het begin aangeduid is met het verkeersbord F99a of F99b en het einde met het verkeersbord F101a of F101b (Art.2.34.).
Weggebruiker: elke persoon die gebruik maakt van de openbare weg (Art.2.45.). Woonerven/erven: één of meer speciaal ingerichte openbare wegen waarvan de toegangen zijn aangeduid met verkeersborden F12a, en de uitgangen met verkeersborden F12b. In het woonerf overweegt de woonfunctie. Het erf is een zone waarvan de kenmerken overeenstemmen met die van het woonerf, maar waar de activiteiten verruimd kunnen zijn tot ambacht, handel, toerisme, onderwijs en recreatie (Art.2.32.)
F12a
F99b
F99a
F101b
F101a
F12b
14 Een verhoogd trottoir dat doorloopt over de hele rijbaan, wordt meestal “doorlopend trottoir” genoemd.
41
Inhoudsopgave Waar rijden als er geen fietsvoorzieningen zijn?
2
Algemene regel
2
Rijbaan, parkeerzone, berm en trottoir Rechts rijden Links of rechts inhalen? Bijzondere gevallen
2 2 3 3
Voorbehouden wegen
3
Fietsen in voetgangerszones, (woon)erven en speelstraten
4
Fietsen op busstroken
6
Uitgezonderd plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening
7
Fietsroutes
7
Waar rijden als er fietsvoorzieningen zijn?
8
Het fietspad
8
Definitie en eigenschappen
8
Waaraan herkent men een fietspad?
8
Tweerichtingsfietspaden op kruispunten
10
Inhalen op een fietspad
10
Bijzondere omstandigheden
10
Het fietspad verlaten Fietssuggestiestroken Sergeantstrepen Fietsoversteekplaatsen Opstelvakken en voorsorteerstroken voor fietsers
11 12 12 13 13
Hoe moet je fietsen?
16
Veilig en assertief fietsen
16
Oogcontact
16
Horen en gehoord worden
16
Arm uitsteken
16
Met twee naast elkaar fietsen Kruispunten en rotondes
17 17
Naleven van de verkeerslichten
17
Voorrangsborden
18
Links afslaan op een kruispunt
19
Rotondes Je fiets stallen Houding op de fiets Met de fiets aan de hand stappen Fietser, voetganger – wie heeft voorrang? Kinderen jonger dan 9 jaar Fietsers in groep
21 22 22 22 23 23 24
De grootte van de groep Regels voor fietsers in groep Wegkapiteins en begeleidende auto’s (regels van toepassing op fietsers in groep)
24 24
Samengevat
26
24
Beperkt eenrichtingsverkeer (BEV)
27
Uitrusting
30
Verplichte uitrusting van de fiets
30
30 31 32 33
De racefiets De terreinfiets (Mountainbike) De fiets met kleine wieldiameter De gewone fiets
Andere belangrijke veiligheidsuitrusting
35
35 35 36 37
Bagage, aanhangwagen en lading Fietszitjes en vervoer van passagiers Fluo – reflecterend materiaal De fietshelm
Enkele definities
38
Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid vzw Haachtsesteenweg 1405 1130 Brussel Tel.: 02/244.15.11 Fax: 02/216.43.42 Internet: www.bivv.be E-mail:
[email protected] Met dank aan: Les Cyclistes Quotidiens (Gracq) asbl Londenstraat 15 1050 Brussel Tel. /Fax : 02/502.61.30 Internet :
[email protected] E-mail :
[email protected]
Opgesteld door: Sarah CLAEYS (GRACQ) Anne-Valérie DE BARBA (BIVV) Philippe DEGAND (GRACQ) Nederlandstalige bewerking: Koen Bastaerts, Kirsten De Mulder en Lynn Dupuis Met dank aan: Marie-Noëlle Collart, Werner De Dobbeleer, Anne-Marie Galloy, Eddy Gilissen, Benoit Godart, Bénédicte Vereecke, Miguel Vertriest Grafisch ontwerp: Mazy Graphic Design sprl, www.mazygraphic.be Deze brochure werd gedrukt in juli 2008. De inhoud komt overeen met de toen beschikbare gegevens. Deze brochure bestaat ook in het Frans. U kunt deze brochure tevens bestellen via www.bivv.be