Themakatern Pensioencommunicatie
Toekomstbestendig pensioen volgens kabinet Rutte
Weg met de doorsneepremie! leve de collectieve risicodeling? Het kabinet vindt dat alle werkenden een toereikend pensioen moeten kunnen opbouwen. Ook moeten mensen beter zicht krijgen op hun eigen persoonlijke pensioenopbouw. Solidariteit, collectieve risicodeling en heldere afspraken zijn leidende principes. Maar de huidige doorsneesystematiek moet worden afgebouwd. Voilá, de drie belangrijke pijlers van de Hoofdlijnennota over de toekomst van ons pensioenstelsel, die staatssecretaris Klijnsma vlak voor het zomerreces het licht deed zien.
DO O R MICHIEL H U ISMAN
Michiel Huisman Hoofdredacteur Pensioen Advies en managing partner van De BV meerdan COMMUNICATIE
‘’Het gaat erom dat we de sterke elementen van ons pensioenstelsel behouden en het voor de toekomst met nieuwe elementen versterken. Zo kunnen we ervoor zorgen dat het pensioenstelsel beter past bij de wensen van de mensen en de arbeidsmarkt van de 21e eeuw.’’ Ronkende taal die een ambtelijke technocraat niet misstaat. De legitimatie van dit taalgebruik ligt in de ideeën en voorstellen van burgers, sociale partners, de pensioensector, deskundigen, denktanks en toezichthouders in het kader van De Nationale Pensioendialoog. Althans, dat zegt staatssecretaris Klijnsma. Want volgens haar kwam in de Nationale Pensioendialoog naar voren dat het fundament van het pensioenstelsel goed is, maar dat dit moet worden aangepast aan de veranderende manier waarop mensen werken en leven. Heeft zij soms een andere dialoog gevoerd dan de meeste burgers in Nederland?
portage maakt de lezer achtereenvolgens kennis met: − De visie van het kabinet op de toekomst van ons pensioenstelsel; − De reacties daarop van sociale partners, de uitvoerings- en adviespraktijk.
Mij bekruipt het gevoel dat de analyse van het kabinet, verwoord in deze hoofdlijnennota klopt, maar allesbehalve aansluit op het tegelijkertijd zo door het kabinet geprezen fundament van het pensioenstelsel. Ik sta daarin niet alleen, zo blijkt uit diverse reacties die ogenblikkelijk na publicatie van de Hoofdlijnennota, verschenen. Hoe zit dat nu precies? Wie neemt welk standpunt in en welke consequenties moeten we daaraan verbinden? In deze re-
Collectiviteit en maatwerk
Toereikend pensioen Het kabinet vindt het belangrijk dat alle werkenden een toereikend pensioen opbouwen, afgestemd op de individuele situatie (de cursivering komt op conto van de auteur). Er zijn nu mensen die weinig of geen pensioen opbouwen zoals bijvoorbeeld flexwerkers, werknemers zonder pensioenregeling en veel zelfstandigen. Maar er zijn ook mensen die verplicht veel sparen. Dat vraagt om een gedifferentieerde aanpak. Het kabinet wil daarom samen met alle belanghebbende partijen de mogelijkheden daartoe verkennen.
Het kabinet ondersteunt de uitwerking van een persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling. Het moet eenvoudig, uitlegbaar en door de deelnemer controleerbaar zijn. Het kabinet is voorstander van een combinatie met meer maatwerk en keuzemogelijkheden zodat een pensioen beter aansluit op de voorkeuren van deelnemers. Maar, zo haast het kabinet zich te zeggen, belangrijke sterke
augustus 2015 - PensioenAdvies 23
punten van bestaande pensioenregelingen, zoals risicodeling en solidariteit, mogen niet verloren gaan.
Afschaffing doorsneepremie De doorsneesystematiek zorgt voor een herverdeling van jonge deelnemers naar oudere deelnemers. Hierdoor hebben mensen weinig zicht op hun individuele pensioenrechten. Het kabinet kiest voor de afschaffing van de doorsneesystematiek, omdat deze systematiek met de hedendaagse arbeidsmarkt wringt en omdat het een transparante verdeling van risico’s tussen deelnemers in de weg staat. Uitgangspunt is wel dat de transitie geleidelijk, transparant en evenwichtig wordt verspreid over alle generaties. Het kabinet wil de doorsneepremie in 2020 afschaffen en bepleit in de aanloop daar naar toe een gefaseerde overstap in nauw overleg met het veld. De voorlopige voorkeur gaat uit naar een systeem waarin de premie niet afhankelijk is van de leeftijd, maar de opbouw wel (degressieve opbouw).
Dialoog De Nationale Pensioendialoog heeft volgens Klijnsma het volgende opgeleverd: − Om ons stelsel van aanvullende pensioenen toekomstbestendig te maken, moeten we het aanpassen aan de veranderende manier waarop mensen leven en werken; − Daarbij is het van belang om de sterke punten van ons pensioenstelsel vast te houden. De rode draad volgens Klijnsma in die dialoog was: − Maak de pensioenen transparanter en minder complex; − Speel in op de veranderende arbeidsmarkt; − Zorg voor een betere aansluiting van het aanvullend pensioen op individuele behoeftes; − Bekijk hoe en met wie solidariteit duurzaam kan worden georganiseerd; − Overheid, sociale partners en burger zijn samen verantwoordelijk
Robuust? Volgens de Hoofdlijnennota vinden we het in Nederland belangrijk om van een goede oude dag te kunnen genieten. Het kabinet is van mening dat daar met de AOW een stevige, vertrouwde basis voor is gelegd. Dat, in aanvulling met een sterk stelsel van aanvullende pensioenen, maakt het Nederlandse stelsel robuust, zo vervolgt het kabinet en concludeert dat het huidige stelsel is geborgd dankzij verschillende aanpassingen: • de governance van pensioenfondsen is versterkt, • de communicatie is verbeterd, • de financiële houdbaarheid versterkt. Toch erkent het kabinet dat met deze aanpassingen nog geen antwoord is gegeven op de uitdagingen die de veranderende maatschappij met zich mee brengt voor het aanvullend pensioenstelsel. Steeds meer mensen voelen zich onzeker over hun pensioen, weet Klijnsma cs. De financiële crisis heeft laten zien dat pensioenuitkeringen niet zo zeker zijn als altijd gedacht. Mensen hebben minder vertrouwen in hun eigen pensioen en in het pensioenstelsel. Tegelijkertijd verandert de arbeidsmarkt, worden mensen steeds ouder en verandert de manier waarop mensen werken en leven.
Opbouw hoofdlijnennota Het kabinet legt zijn geloofsbrieven in deze Hoofdlijnennota neer in zeven paragrafen: 1. Inleiding 2. De opbrengst van de Nationale Pensioendialoog 3. De waarden van het kabinet 4. Maatschappelijke trends en ontwikkelingen 5. Pensioenvarianten (de SER-scenario’s) 6. De hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel. 7. Hoe nu verder? Omdat ik er vanuit ga dat de lezer bekend is met de feiten, meningen en visies die in deze paragrafen zijn verwoord (ze zijn niet nieuw en in allerlei publieke publicaties uit en te na behandeld), volsta ik hier met een hele korte puntsgewijze samenvatting.
24 PensioenAdvies - augustus 2015
Kabinetswaarden − − − −
−
− −
De AOW is de basis voor een goede oude dag voor iedereen; Een grote terugval in levensstandaard na pensionering moet worden voorkomen; Samen risico’s delen; Een transparant en eenvoudig pensioen. De deelnemer moet inzicht hebben in de risico’s die worden gedeeld. En bepaalde generaties mogen niet structureel worden benadeeld ten opzichte van andere; Maatwerk, maar ook grenzen aan de keuzevrijheid, een effectieve ondersteuning van mensen bij het maken van keuzes en het aanbieden van goede standaardopties moeten verkeerde keuzes voorkomen; Een goed pensioen is een gedeelde verantwoordelijkheid; Vertrouwen. Ook zonder absolute zekerheid is het mogelijk om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen.
Maatschappelijke trends Verschillende maatschappelijke trends en ontwikkelingen leggen de kwetsbaarheden van het pensioenstelsel bloot en maken volgens het kabinet aanpassing noodzakelijk. Veranderende arbeidsmarkt. Periodes van werknemerschap en zelfstandig werken wisselen elkaar soms af en er is een grote variatie in arbeidscontracten ontstaan. Het aantal zelfstandigen groeit, evenals het aantal werknemers met flexibele contracten (flexwerkers). De levensduur van bedrijven en sectoren neemt af. Dit maakt voor velen dat het aanvullend pensioen niet vanzelfsprekend is geregeld. Aan de andere kant zijn er werknemers die verplicht zijn meer pensioen op te bouwen dan ze nodig hebben, omdat zij bijvoorbeeld spaargeld, een eigen huis of andere vermogensbronnen hebben. De mogelijkheid bestaat dat deze werknemers liever eerder in hun leven meer te besteden hadden gehad. De Doorsneesystematiek is actuarieel niet fair, omdat de premie die een jongere inlegt in werkelijkheid meer
Themakatern Pensioencommunicatie pensioen opbrengt dan de premie die een oudere collega afdraagt. De doorsneesystematiek leidt tot herverdeling van jongere naar oudere (45-plus) werknemers. Dit tast het draagvlak voor het stelsel aan. Daarnaast staat de doorsneesystematiek vernieuwing van het stelsel in de weg. Het belemmert bijvoorbeeld de mogelijkheid voor meer eigen keuzes binnen de pensioenregelingen. De doorsneesystematiek staat bovendien op gespannen voet met de veranderende arbeidsmarkt. Levenslang dezelfde werkgever maakt steeds meer plaats voor flexibelere arbeidspatronen. Werknemers die halverwege hun carrière zelfstandige worden en vanaf dat moment pensioen opbouwen tegen een actuariële premie, ontvangen een derde minder pensioen dan waar ze voor betaald hebben. Voor zover werknemers zich hiervan bewust zijn, zal dit een verstorende werking hebben op de gewenste arbeidsmobiliteit, en voor zover ze zich hiervan niet bewust zijn, zal dit leiden tot minder pensioenopbouw dan verwacht. Pensioendeelnemers lopen meer risico’s dan vroeger. In het verleden konden tegenvallers, zoals lage beleggingsrendementen, nog relatief gemakkelijk worden opgevangen met een verhoging van de pensioenpremies. Tegenwoordig is dat lastiger, omdat er door vergrijzing minder premiebetalers zijn. Daarbij komt dat werkgevers minder vaak bereid zijn het risico te dragen van oplopende pensioenlasten. Pensioenfondsen moeten daarom eerder uitwijken naar het niet-indexeren of korten van de pensioenaanspraken, zoals in afgelopen jaren is gebeurd. Veel ouderen hebben daardoor het gevoel dat hun rechten zijn afgepakt, terwijl jongeren er weinig vertrouwen in hebben dat er nog geld in de pot zit als zij met pensioen gaan. Vaak is aan de deelnemer een pensioenaanspraak toegezegd met een hoge mate van zekerheid (uitkeringsovereenkomst). Decennialang kon deze zekerheid ook waargemaakt worden. In de afgelopen jaren is echter gebleken dat die hoge mate van zekerheid kwetsbaar is. Dat ging in eerste instantie ten koste van de indexatie. Na de financiële crisis van 2001 zijn de meeste overeenkomsten al omgezet van eindloonregelingen naar middelloonregelingen, waarmee de indexatie afhankelijk werd van de financiële situatie van het fonds. De laatste jaren is door de volgende financiële crisis echter ook de nominale zekerheid op het pensioen verder onder druk komen te staan. Onzekerheden zijn zo groot geworden dat er op grote schaal pensioenen gekort moesten worden. Het pensioensysteem is procyclisch. Zeker gezien de omvang van de pensioensector in verhouding tot de economie is dit een voortdurend aandachtspunt. Als in slechte tijden de pensioenvermogens dalen en pensioenpremies stijgen om de buffers aan te vullen, dan heeft dat negatieve gevolgen voor koopkracht, concurrentiepositie en werkgelegenheid. Een toekomstbestendig stelsel voorkomt zoveel mogelijk dat als gevolg van verwerking van financiële schokken de pensioenpremies stijgen in economisch slechte tijden en dalen in economisch goede tijden. Het belangrijkste alternatief dat nu bestaat, de premieovereenkomst, is echter ook kwetsbaar. Het geeft geen optimaal pensioenresultaat, doordat beperkingen worden gesteld aan de beleggingsmogelijkheden. Zo moet het gespaarde kapitaal op het
moment van pensionering in één keer worden omgezet in een levenslange pensioenuitkering en mag daarna niet meer worden doorbelegd. Ook zijn de mogelijkheden voor collectieve risicodeling in de huidige premieovereenkomst beperkt. Hierdoor kan minder rendement worden behaald en minder pensioen worden uitbetaald. Nederland is cultureel diverser en individualistischer geworden. Ook de manier waarop mensen werken en leven loopt uiteen. Daardoor groeit de behoefte aan een pensioenopbouw die past bij persoonlijke voorkeuren en omstandigheden. Meer mensen willen hun eigen keuzes kunnen maken. Ze zijn gewend dat er meer te kiezen valt en zijn daar ook beter toe in staat, dankzij een stijgend opleidingsniveau en eenvoudiger toegang tot informatie via het internet.
Pensioenvarianten De SER heeft de fundamenten van een toekomstig pensioenstelsel geanalyseerd aan de hand van vier hoofdvarianten, met verschillende kenmerken qua kapitaalopbouw (pensioenvermogen), keuzevrijheid, mate van collectiviteit en risicodeling. Die varianten zijn: − Uitkeringsovereenkomst met degressieve opbouw; − Nationale pensioenregeling; − Persoonlijk pensioenvermogen met vrijwillige risicodeling; − Persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling. De laatste variant, persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling, wordt door de SER gekwalificeerd als interessant, maar nog onvoldoende bekend. Deze variant is de SER nader aan het uitwerken. Het kabinet heeft de volgende varianten meegenomen in zijn gedachtebepaling: 1. Optimalisering bestaande uitkeringsovereenkomst; 2. Persoonlijk pensioenvermogen met risicodeling; 3. Keuzes binnen algemeen verplichte pensioenopbouw; 4. Vrijwillig individueel pensioen; 5. Nationaal pensioen. Twee varianten staan ver weg van het huidige stelsel: vrijwillig individueel pensioen en het nationaal pensioen. Deze varianten bevinden zich aan de twee uitersten van het spectrum. Bij een vrijwillig individueel pensioen wordt zoveel mogelijk overgelaten aan het individu en de markt, terwijl bij een nationaal pensioen de overheid alles regelt. Het kabinet heeft deze beleidsvarianten wel in overweging genomen maar ze ook weer verlaten, omdat ze onvoldoende aansluiten bij de uitkomst van de Nationale Pensioendialoog.
Hoofdlijnen Met inachtneming van al het voorgaande komt het kabinet in zijn Hoofdlijnennota tot een aantal richtinggevende hoofdlijnen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel. Differentiatie. Het vergt een gedifferentieerde aanpak om alle werkenden te ondersteunen bij de opbouw van een adequaat aanvullend pensioen: niet te weinig én niet te veel. Het kabinet wil daartoe onder meer samen met sociale partners en zelfstandigenorganisaties verder de mogelijkheden verkennen.
augustus 2015 - PensioenAdvies 25
Het kabinet vindt het belangrijk dat álle werkenden een toereikend aanvullend pensioen moeten kunnen opbouwen dat kan worden afgestemd op de individuele situatie. Daarbij is het kabinet van mening dat een vorm van verplichtstelling voor werknemers moet worden gehandhaafd. Een vorm van verplichtstelling is een manier om te voorkomen dat werknemers te weinig sparen, verschaft continuïteit om welvaartswinst van collectieve risicodeling te kunnen incasseren en kan neerwaartse concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan. Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw. Het kabinet wil overstappen op een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw en heeft daarbij de voorlopige voorkeur voor een systeem van degressieve pensioenopbouw. Voor het kabinet zijn de volgende uitgangspunten daarbij leidend: Er komt één uniforme systematiek voor een actuarieel correcte pensioenopbouw. De lasten van de transitie moeten geleidelijk, transparant en evenwichtig worden gespreid over alle belanghebbenden, zodat wordt voorkomen dat deze lasten eenzijdig bij een kleine groep terecht komen. Door af te stappen van de doorsneesystematiek hebben verschillende generaties te veel premie betaald voor de opgebouwde pensioenaanspraak, maar kunnen zij niet meer (volledig) profiteren van de ‘subsidie’ die zij anders in de tweede helft van hun loopbaan hadden gekregen. Dit effect is het grootst voor werknemers die halverwege hun loopbaan zijn, en het kleinst voor mensen die net gestart zijn met werken of bijna met pensioen gaan. Ook mag afschaffing van de doorsneesystematiek niet ten koste gaan van de overheidsfinanciën en geen onaanvaardbare budgettaire risico’s voor de staat met zich meebrengen. De overgang naar een actuarieel correcte systematiek mag niet stuiten op juridische belemmeringen in termen van leeftijdsdis-
26 PensioenAdvies - augustus 2015
criminatie of eigendomsrechten en mag ook de huidige verplichtstelling niet in gevaar brengen. Daarbij worden uitdrukkelijk ook de internationale en Europeesrechtelijke dimensies betrokken. Risicodeling is een wezenskenmerk van pensioenen. Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling van een nieuwe pensioenovereenkomst gebaseerd op de opbouw van een persoonlijk pensioenvermogen waarbij risicodeling mogelijk blijft. Daarbij stelt het kabinet als voorwaarden dat risicodeling voldoende meerwaarde oplevert in termen van het pensioenresultaat, transparant en evenwichtig wordt vormgegeven, uitlegbaar is en fiscaal goed te begrenzen is. Naast schaalvoordelen kunnen binnen collectieve pensioencontracten bepaalde risico’s worden gedeeld en gezamenlijk worden opgevangen. Hierdoor is het pensioenresultaat beter dan binnen individuele pensioencontracten. Tegelijkertijd is het voor een herstel van het vertrouwen in het pensioenstelsel van groot belang dat risicodeling binnen pensioencontracten transparant en evenwichtig wordt vormgegeven. Het kabinet is voorstander van een combinatie van meer maatwerk en keuzemogelijkheden, zodat pensioenregelingen beter aansluiten op de kenmerken en voorkeuren van deelnemers. Het kabinet gaat verkennen welke mogelijkheden er zijn bij een vorm van persoonlijke pensioenopbouw voor maatwerk op het gebied van beleggingsbeleid, de hoogte van de inleg en de vorm van de uitkering. Ook verkent het kabinet de ruimte voor het bieden van keuzemogelijkheden op deze terreinen. Zodoende kan ook een betere koppeling worden gemaakt met wonen en zorg.
Hoe nu verder Het kabinet gaat de komende periode aan de slag met de verdere uitwerking van de hoofdlijnen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel. In het najaar zal staatssecretaris Klijnsma namens het kabinet een werkprogramma aan de Tweede Kamer sturen met daarin de stappen die het kabinet gaat nemen. Het werkprogramma omvat in elk geval:
Themakatern Pensioencommunicatie Thema’s waarop nader onderzoek nodig is De vervolgroute naar vernieuwing van ons pensioenstelsel met daarin het streven van het kabinet om vanaf 2020 de doorsneesystematiek gefaseerd af te schaffen en de overstap te maken naar een actuarieel correcte methodiek van pensioenopbouw. Aan de hand van het werkprogramma zal het kabinet het overleg starten met belanghebbenden zoals pensioenfondsen, verzekeraars, sociale partners, de toezichthouders en andere maatschappelijke organisaties. Een laatste, belangrijk onderdeel van de nadere uitwerking is de aansluiting op lopende wetgeving en lopend onderzoek.
Wat vindt ‘het veld’? Vlotter dan anders reageert ‘het veld’ op de Hoofdlijnennota van Klijnsma cs. Alle belangrijke stakeholders hebben inmiddels al ‘iets’ gevonden van de kabinetsvoornemens en opvallend genoeg leest iedereen daarin wat van zijn of haar gading is. Je kan dus zeggen dat het kabinet er goed in is geslaagd de kool en de geit te sparen. In het navolgende laten we de belangrijkste stakeholders aan het woord, met één kanttekening. De niet-georganiseerde burger (en dat is veruit de grootste groep) laat zich niet horen.
Evenwichtig stuk De Pensioenfederatie laat weten “met belangstelling” kennisgenomen te hebben van de hoofdlijnenbrief van staatssecretaris Klijnsma over de toekomst van het pensioenstelsel. De Pensioenfederatie spreekt daarbij van “een evenwichtig stuk dat voldoende aanknopingspunten biedt om de visies van zowel het kabinet als de Pensioenfederatie te bereiken”. De Pensioenfederatie deelt de mening van het kabinet dat het ook in de toekomst belangrijk is om collectief pensioen op te bouwen. Daardoor kunnen schaalvoordelen worden behaald en kan risicodeling worden georganiseerd. Wat betreft de doorsneepremie deelt de Pensioenfederatie de mening van het kabinet dat de transitielasten transparant en evenwichtig moeten worden gespreid over alle generaties, en dat de transitie een zorgvuldige voorbereiding vergt.
nemen bij een baanwissel en er kan ook een eind komen aan de subsidiering tussen jong en oud via de zogeheten ‘doorsneepremie’.” En: “door de vergrijzing, de veranderingen in sectoren van het bedrijfsleven en toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt is een systeem waarbij risico’s over generaties worden gedeeld op termijn niet meer houdbaar. Het kabinet onderkent dit probleem en geeft aan daarvoor een oplossing te willen zoeken. Meer keuzevrijheid voor werknemers en werkgevers ligt in het verschiet aldus het Verbond, bij het behoud van positieve elementen uit het huidige stelsel zoals schaalvoordelen, levenslange uitkeringen en solidariteit met betrekking tot het langlevenrisico”. Uiteindelijk klinkt het duidelijk naar marktbehoud als het Verbond zijn commentaar eindigt met: “Het is daarbij wel van belang dat bij de overgang naar een nieuw stelsel de ruimte voor werknemers om een adequaat pensioen op te bouwen niet verder wordt aangetast”.
Een goed uitgangspunt volgens het ABP ’s Lands grootste pensioenfonds – het ABP - vindt het “goed dat het kabinet richting geeft aan de toekomst van het pensioenstelsel.” Het ABP is met het kabinet van mening dat het stelsel aanpassingen nodig heeft. “We vinden de hoofdlijnenbrief een goed uitgangspunt. Deze hoofdlijnen moeten natuurlijk nog wel verder uitgewerkt worden.” Volgens het ABP gaat het erom dat “onze huidige en toekomstige gepensioneerden hun levensstandaard ook na pensionering kunnen voortzetten. Dat ze meer keuzemogelijkheden krijgen, want dat vraagt deze tijd. Dat er een goede balans is tussen de verschillende generaties. Dat alle deelnemers samen pech en geluk delen. We zijn dan ook blij dat we deze elementen terug kunnen vinden in de hoofdlijnenbrief van de staatssecretaris.” Staatssecretaris Klijnsma geeft in haar plannen aan dat de doorsneepremiesystematiek nog veel onderzoek vereist. Net als het kabinet vindt ABP dat we moeten voorkomen dat een verandering in het pensioenstelsel bepaalde groepen zwaarder raakt dan anderen.
Waardering van VNO-NCW Geeft de Pensioenfederatie daarmee impliciet te kennen de doorsneepremie als leidend principes op te willen geven? Het heeft er alle schijn van.
Kansrijke contouren Het Verbond van Verzekeraars spreekt van “kansrijke contouren voor een houdbaar pensioenstelsel”. De reactie van het Verbond is duidelijk inhoudelijker dan die van de federatie. Dat is niet zo gek als je bedenkt dat de liberale verzekeringslucht die de nota uitwasemt sterk concurreert met de solidariteitsbeginselen á la de sociaaldemocratie waarvan de nota evenzeer is doorspekt. Voor verzekeraars is er in de nota duidelijk sprake van ‘markt’. Niet voor niets roemt het Verbond juist die elementen die daarop preluderen. “Het kabinet koerst terecht aan op een pensioenstelsel waarin deelnemers meer dan nu een eigen ‘pensioenpot’ krijgen. De overgang naar zo’n systeem met persoonlijke eigendomsrechten lost immers een groot aantal knelpunten op. De pensioenregelingen worden voor de deelnemer beter te begrijpen, zijn makkelijker mee te
VNO-NCW en MKB-Nederland spreken hun waardering uit over de voorgestelde hoofdlijnen van een toekomstig pensioenstelsel. “Een goede aanzet”, zo typeren VNO-NCW en MKB Nederland, de Hoofdlijnennota, “voor een ook door werkgevers gewenste toekomstige ontwikkeling”. Wel benadrukken de ondernemingsorganisaties dat er een ruime diversiteit aan wettelijke pensioenmogelijkheden moet blijven bestaan vanwege de grote diversiteit aan branches en ondernemingen. Ook werkgevers vinden het belangrijk dat het pensioenstelsel toekomstbestendig wordt gemaakt. De opzet van Klijnsma wordt dan ook “in grote lijnen door VNO-NCW en MKB-Nederland herkend en onderschreven. Dat geldt bijvoorbeeld voor de keuze voor individuele beschikbare premieregelingen met vormen van collectieve risicodeling.” “Wel is het belangrijk dat er ruime diversiteit aan pensioenmogelijkheden blijft bestaan, aangezien geen branche of onderneming hetzelfde is. Met name het aanbieden van nieuwe pensioenvarianten met een vorm van individueel pensioenvermogen is daarbij inte-
augustus 2015 - PensioenAdvies 27
ressant en gewenst. Het is daarnaast erg belangrijk dat het kabinet een bijdrage wil leveren aan de oplossing van de doorsneeproblematiek, want deze kan de vernieuwing van het pensioenstelsel in de weg staan.”
Vasthouden aan solidariteit vindt FNV “Het kabinet moet ook in de toekomst blijven vasthouden aan een pensioenstelsel dat is gebaseerd op solidariteit. Pensioenen leveren voor iedereen het meest op als we samen opbouwen en samen risico’s delen. Dit is een beproefd recept dat zorgt voor stabiele pensioenen nu en in de toekomst”. Dat zegt FNV-bestuurder Gijs van Dijk op de pensioenplannen in de Hoofdlijnennota. Geen verrassende reactie en volstrekt in lijn met het tamelijk rigide ‘arbeidersbeleid’ dat deze traditionele vakbond nogal altijd voert. En natuurlijk schrijft ook de FNV: “De komende tijd wil de FNV nauw betrokken blijven bij de uitwerking van de pensioennota van Klijnsma. Het plan waarbij pensioencontracten veranderen en de premie op een andere manier wordt berekend, heeft nog veel haken en ogen”. Klijnsma wil pas in 2020 toe naar een stabiel pensioencontract. Van Dijk: “Dit is echt te laat. We hebben nu te maken met strenge regels waarbij pensioenfondsen hoge buffers moeten hebben en zuchten onder de lage rente. We willen niet onnodig tot 2020 wachten totdat de regels worden aangepast.” En daar heeft hij een punt.
Ambitie groter dan realiteit Kritische noten kraakt mr. Theo Gommer, voorzitter van de Nederlandse Orde van Pensioendeskundigen, pensioenadvocaat en nooit de beroerdste als het gaat om pittige uitspraken en stevige stellingnames. Ook nu niet. Op detailniveau gaat Gommer
28 PensioenAdvies - augustus 2015
uitgebreid in op wat allemaal niet deugt cq niet duidelijk is in de Hoofdlijnennota. Goeddeels terecht. De feitelijke kritiek schuilt echter vooral in het feit dat Gommer “echte concrete ‘hoofdlijnen’ mist, zoals voor lumpsum-mogelijkheden, meer variatie hoog/laag, tijdelijk pensioen en wat dies meer zij.” Hij vervolgt: “Nu een en ander ook nog gecombineerd moet worden met het APF, doorbeleggen na pensioendatum, herziening waardeoverdracht en ‘de grote’ verplichtstelling (het handhaven daarvan?), ben ik bang dat de ambitie weer eens groter is dan de realiteit. Al met al blijft het dus gissen naar de definitieve invulling. Nu dit minimaal vijf jaar gaat duren, er dan allang een nieuw Kabinet zit, kan het nog alle kanten op. Als ik eerlijk ben: dat wisten we al. Ik had een nieuw pensioenstelsel bedacht, en het huidige daarop laten aansluiten. Deze hoofdlijnennotitie volgt de verkeerde route. Wat er in staat wisten we al, hoe we het gaan doen, dat blijft een raadsel.”
Een ‘must’ De Hoofdlijnennota over de toekomst van ons pensioenstelsel is een ‘must’ voor elke professional in de pensioenuitvoerings- en adviespraktijk. Niet omdat de stellingnames en analyses in het document nu zo wereldschokkend of innovatief zijn, maar wel omdat voor het eerst dit kabinet met een diepgang die nu eens verder reikt dan die van een surfplank, op de complexe pensioenmaterie ingaat. Bovendien geeft het document – en dan vooral de bijlagen – een prachtig inkijkje in de complexe maatschappelijke, politieke en sociaal-economische verwevenheid van ‘pensioen’ met andere vraagstukken van inkomens- en welvaartsverdeling.