Kidsgids Kinderen hebben recht op informatie. Daarom gingen we de uitdaging aan om een informatieve gids, op maat van kinderen, uit te werken. De Kidsgids werd een boekje vol informatie, weetjes en tips, speciaal voor kinderen tussen 10 en 12 jaar oud. We hebben met veel kinderen gepraat, om ervoor te zorgen dat we alle informatie die kinderen zelf belangrijk vinden in een leuke gids konden gieten. In de Kidsgids komen 9 thema’s aan bod, die nauw aansluiten bij wat kinderen bezighoudt. Wie kan je helpen als je gepest wordt? Waar kan je terecht in je vrije tijd? Kan je kiezen bij wie je gaat wonen als je ouders gaan scheiden? Hebben kinderen rechten? … Kinderen kunnen in de Kidsgids zelf op zoek gaan naar een antwoord op al hun vragen. In de gids vinden ze ook de weg naar organisaties waarbij ze terecht kunnen met al hun vragen of problemen, of gewoon voor een goed gesprek. Alle kinderen van het vijfde leerjaar krijgen eind 2006 een eigen Kidsgids. Je vindt de gids ook online op www.kidsgids.be, waar je ook de gedrukte gids in digitale versie kan downloaden.
Aan de slag met de Kidsgids! Met dit educatief pakket willen we leerkrachten en jeugdwerkers enkele educatieve tips aanreiken, om met de Kidsgids aan de slag te gaan. Per thema werkten we een fiche uit. Op elke fiche vind je enkele methodieken en suggesties voor opvolging. Voor wie meer wil weten over een bepaald thema, voegden we ook links naar organisaties, publicaties en websites toe. Daarnaast werkten we ook een algemene fiche rond het thema kinderrechten uit. In de Kidsgids komen verschillende kinderrechten heel concreet aan bod. Deze fiche biedt enkele methodieken om kinderen te laten kennismaken met het Verdrag inzake de rechten van het kind, en is een goede aanzet om met de Kidsgids aan de slag te gaan. We hopen dat dit educatief pakket een stimulans kan zijn om met de Kidsgids aan de slag te gaan, en wensen je alvast veel succes. Heb je nog suggesties of reacties. Laat het ons weten!
Kinderrechtswinkels vzw Hoogstraat 81 – 9000 Gent
[email protected] | www.kinderrechtswinkel.be
Inleiding
1
Inhoud
2
Werkvormen
3
Kinderrechten
3
Ik - Gewoon anders
12
Familie
15
Vrienden - Pesten
17
School - Je zegje doen
21
Op weg
24
Vrije tijd - Recht op spel
26
Centen - Geen kinderarbeid
30
De wereld rondom mij - Armoede
33
Recht en gerecht
35
Colofon
www.kidsgids.be
39
2.
Ook kinderen hebben rechten Kinderen kunnen zich vaak minder goed verdedigen als hen iets misdaan wordt. Om ze te beschermen zijn er speciale rechten voor kinderen. Deze kinderrechten zorgen er ook voor dat je je mening kan geven. Je vindt ze in het Kinderrechtenverdrag Kinderrechtenverdrag. nderrechtenverdrag Bijna alle landen ter wereld hebben het verdrag ondertekend. (Uit Kidsgids, p. 25)
- Kennismaking met kinderrechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind - Rechten uit het verdrag kunnen verklaren - Inzicht krijgen in de waarde van deze rechten, en wat ze voor ons leven betekenen.
@ Materiaal Kidsgids, papier, potloden, kranten en tijdschriften, schaar, Verdrag inzake de rechten van het kind (zie bijlage)
@ Verloop • In de Kidsgids staan verschillende Kinderrechten opgesomd in groene ‘Kinderrechtenkadertjes’. Laat de kinderen in hun Kidsgids opzoeken welke rechten ze allemaal terugvinden. In bijlage vind je een overzicht. • Verdeel hiervoor de klas in kleine groepjes. Elk groepje doorzoekt enkele hoofdstukken. - Welke rechten vind je terug? - Wat betekenen ze precies? - Maak per recht een grote tekening die duidelijk maakt wat het recht is en wat het betekent. • De groepen stellen de teruggevonden kinderrechten voor aan de anderen. Ze doen dit door de anderen te laten raden over welk recht het zou kunnen gaan. Het groepje dat het eerst geraden heeft, mag als volgende een tekening komen voorstellen. • Maak samen een overzicht van alle besproken rechten. • Geef hierna een woordje uitleg bij het Verdrag van de rechten van het kind. (zie bijlage)
@ Verwerking • Laat de leerlingen opnieuw in kleine groepjes werken rond volgende vragen: - Hoe zou een kinderleven er uitzien als deze rechten niet bestonden? - Laat de leerlingen kranten doornemen en krantenknipsels kiezen ter inspiratie. Laat hen aan de hand hiervan heel concrete voorbeelden bedenken: “Zonder dit recht…”
www.kidsgids.be
3.
• Je kan de activiteit afronden met een kringgesprek. - Hoe zou een kinderleven er uitzien als deze rechten niet bestonden? - Hebben we deze rechten nodig? Waarom? - Kunnen alle kinderen bij ons van deze rechten genieten? En hoe zit dat in de rest van de wereld?
Er bestaat een ruim aanbod educatief materiaal over kinderrechten. De surftips hieronder zetten je op weg.
www.kinderrechteneducatie.be www.unicef.be www.vormen.org
www.kidsgids.be
4.
-
HET VERDRAG VAN DE RECHTEN VAN HET KIND AANGEPASTE TEKST VOOR KINDEREN
Uit: Verdrag van de rechten van het kind, aangepaste tekst voor kinderen, Kinderrechtswinkels vzw
www.kidsgids.be
5.
ELK KIND HEEFT HET RECHT OM ... Rechten is hetgeen je mag doen en mag hebben. Je hoeft er niet eerst iets anders voor te doen. Rechten heb je gewoon. Ook jij hebt rechten. Iedereen heeft ze. Kinderrechten zijn de speciale rechten van het kind. Bijvoorbeeld, je hebt het recht om gezond eten te krijgen. Als kind hoef je er niet eerst voor te betalen of voor te werken. Dat moeten je ouders doen. Een ander voorbeeld van een kinderrecht is: het recht om verzorgd te worden als je ziek bent of gewond. Je hebt ook recht op bescherming tegen alles wat gevaarlijk is en slecht voor jou is. Je hebt het recht te zeggen wat je denkt, dus je mening te zeggen. En er is ook het recht om met andere kinderen samen te komen. Iedereen tot 18 jaar heeft kinderrechten. Daar word je mee geboren. Er zijn mensen die soms proberen om een kinderrecht voor een tijdje af te pakken. Wanneer iemand geen rekening houdt met een kinderrecht, zeggen we dat hij je rechten schendt. Niemand kan jouw rechten voor altijd wegnemen. Men mag jou bijvoorbeeld verbieden om een tijdje te spelen. Dat is dan een straf. Maar, niemand mag je verplichten om nooit meer te spelen. Dat is je recht op spel afpakken. De kinderrechten komen niet uit één land. Een grote groep van ministers uit alle landen heeft die samen bedacht. Die groep heet de Verenigde Naties. Naties (Naties zijn landen. En naties die verenigd zijn, wil zeggen dat die landen samenwerken) Dus de Verenigde Naties is een groep landen. De ministers van die landen komen samen om afspraken te maken. Bijvoorbeeld om minder oorlog te voeren. Zo hebben zij afgesproken dat alle mensen rechten hebben. Ze beslisten ook dat kinderen hun eigen rechten moeten hebben. Ons land is ook lid van de Verenigde Naties. Daarom moet iedereen in ons land zich aan de kinderrechten houden. Die afspraak om de kinderrechten te beschermen staan op papier. Een afspraak op papier heet een wet. wet Een wet afgesproken tussen verschillende landen is een verdrag. verdrag Het is een lange lijst geworden en noemt: het “Verdrag inzake de Rechten van het Kind”. Kind” Dus, het kinderrechtenverdrag. kinderrechtenverdrag De ministers van alle landen van de Verenigde Naties hebben hun handtekening onder dat Verdrag gezet. Door het te ondertekenen, beloven ze om de afspraak niet te breken en de kinderrechten te zien als wetten. Sommige kinderrechten staan in het Verdrag bij elkaar geschreven, dat heet dan een artikel. artikel Het Verdrag van de Rechten van het Kind telt 54 artikels. Artikels 1 tot en met 41 gaan over de kinderrechten. De andere artikels gaan over het Verdrag zelf. De belangrijkste artikels over de kinderrechten kan je in dit boekje lezen.
DE TEKST VAN HET VERDRAG De landen van de Verenigde Naties willen een betere wereld. Daarom maken zij veel afspraken en schrijven ze verdragen. In sommige van die verdragen staat dat kinderen extra aandacht verdienen. Daarom werd een speciaal Verdrag ondertekend over de rechten van het kind. Dit “Verdrag inzake de Rechten van het Kind” werd aanvaard op 20 november 1989.
www.kidsgids.be
6.
DE ARTIKELS OVER DE KINDERRECHTEN ARTIKEL 1 Kinderrechten tellen voor iedereen die jonger is dan 18 jaar. ARTIKEL 2 De kinderrechten zijn er voor alle kinderen. ARTIKEL 3 Wanneer iemand iets beslist, moet altijd eerst gedacht worden of dat wel goed voor het kind is. Als de ouders dat niet kunnen, dan moeten andere volwassenen dat in hun plaats doen. Er moet gekozen worden voor hetgeen het beste is voor het kind. ARTIKEL 4 In alle landen moet het nodige gedaan worden voor de kinderrechten. ARTIKEL 5 De verzorging en de bescherming van het kind gebeuren in de eerste plaats door de ouders en de familie. Volwassenen moeten daarbij rekening houden met de leeftijd van het kind. ARTIKEL 6 Het kind heeft het recht om zo goed mogelijk te leven en op te groeien. ARTIKEL 7 Elk kind heeft bij geboorte recht op een naam. Het heeft het recht om zijn ouders te kennen en door hen verzorgd te worden. Het kind heeft recht in een land te wonen. Als je in België geboren wordt, krijg je een eigen voornaam en de familienaam van je vader. Je bent dan een Belg. ARTIKEL 8 Een kind moet zijn naam, woonplaats en familie kunnen behouden. ARTIKEL ARTIKEL 9 Elk kind heeft het recht om met zijn ouders samen te leven. Wanneer de ouders scheiden of niet meer willen samenleven, zal het kind niet langer met zijn twee ouders samen kunnen wonen. Als ouders hun kind niet genoeg verzorgen zal het kind bij iemand anders moeten wonen. Kinderen die door hun ouders mishandeld of verwaarloosd worden, zullen van bij hun ouders weggehaald worden. Toch blijft het kind dan het recht hebben te weten waar zijn ouders zijn en mag hij ze nog steeds zien. In elk geval moet geluisterd worden naar wat het kind ervan denkt, vooraleer er iets beslist wordt. ARTIKEL 10 Om samen te zijn met zijn ouders, heeft elk kind het recht om een land te verlaten en terug binnen te komen. ARTIKEL 11 Een kind mag niet zonder toestemming van de beide ouders weggebracht worden naar een ander land of vastgehouden worden in het buitenland.
www.kidsgids.be
7.
ARTIKEL 12 Elk kind heeft het recht om vrij zijn mening te geven. Met die mening moet rekening gehouden worden. Bij een belangrijke beslissing die over het kind gaat, moet de mening van het kind eerst gehoord worden. ARTIKEL 13 Het kind heeft recht op informatie. Het mag dus alles weten wat nodig is om een mening over iets te hebben. Het kind mag zelf kiezen op welke manier hij zijn mening aan anderen wil geven, bijvoorbeeld: door te spreken, door te schrijven of door kunst. Enkel wanneer het kind door zijn mening te geven iemand anders zijn rechten afneemt, mag het dat niet doen. ARTIKEL 14 Een kind heeft het recht om ideeën te hebben over de mens en de wereld. Het mag in iets geloven en aanvoelen wat goed en kwaad is. Elk kind heeft recht op een godsdienst. De ouders zullen de kinderen hierbij helpen. ARTIKEL 15 Elk kind heeft het recht om met anderen samen te komen of een clubje op te richten. Maar dit mag niet als je het op een manier doet waardoor je iemand anders zijn rechten afneemt. ARTIKEL 16 Niemand mag zich zonder goede reden bemoeien met het leven van een kind. Zo mag niemand zonder toestemming bij het kind alleen thuis komen, zijn brieven lezen of het kind een slechte naam geven. ARTIKEL 17 Door de kranten, de radio, de tv en het internet moet een kind kunnen te weten komen wat belangrijk voor hem is. Volwassenen moeten ervoor zorgen dat kinderen niet naar zaken kijken of luisteren die niet geschikt voor hen zijn. Kinderen moeten kunnen lezen in kinderboeken. Er moeten ook boeken en programma’s op radio en tv zijn voor de kinderen die een andere taal spreken of van een ander land zijn. ARTIKEL 18 De ouders helpen het kind op te groeien. Zowel de vader als de moeder doen dit. Als de ouders dit niet kunnen, zullen ze hierbij geholpen worden of zal iemand anders dit in hun plaats doen. Op de uren dat ouders niet voor hun kinderen kunnen zorgen omdat ze werken, moeten de kinderen naar een kinderopvang kunnen. ARTIKEL 19 Niemand mag kinderen slecht behandelen. Er moet voor gezorgd worden dat een kind niet gepest of geslagen wordt, ook niet door de ouders. Een kind moet altijd verzorgd worden als dat nodig is. Kinderen moeten altijd beschermd worden tegen mishandeling. ARTIKEL 20 Een kind dat niet bij zijn eigen ouders kan blijven, moet geplaatst worden bij een ander gezin of in een tehuis bij andere kinderen. Dat kind zit dan beter bij mensen die rekening houden met zijn taal, godsdienst en het land waaruit het komt.
www.kidsgids.be
8.
ARTIKEL 21 Een kind dat echt nooit meer bij zijn eigen ouders terug kan, krijgt nieuwe ouders. Zoiets heet adoptie. Zoiets kan enkel gebeuren met de toestemming van de rechter. Voor kinderen bij wie adoptie in eigen land niet kan, worden nieuwe ouders in een ander land gezocht. Adoptie gebeurt alleen als het leven van het kind er beter van wordt. ARTIKEL 22 Soms vluchten kinderen weg uit hun land. Omdat er bijvoorbeeld geen eten is of er een oorlog is. Die kinderen moeten speciaal geholpen worden, ook om hun familie terug te vinden. ARTIKEL 23 Een gehandicapt kind moet extra verzorgd worden. Het moet kunnen meedoen met andere kinderen. Het moet de kans krijgen om alles zelf te doen. Als het volwassen is, moet het zoveel mogelijk kunnen wat iemand zonder handicap kan. De ouders van een gehandicapt kind moeten speciale hulp krijgen om hun kind te verzorgen. ARTIKEL 24 Elk kind heeft het recht om gezond te zijn. Alles wat slecht is voor de gezondheid van een kind moet verboden worden. Ouders moeten hun kinderen beschermen tegen ziektes en ongevallen. Als een kind ziek is, moet het door een dokter behandeld worden. Zwangere vrouwen en pasgeboren baby’s moeten speciale zorg krijgen. Er moeten zo weinig mogelijk baby’s en kinderen sterven. Alle kinderen over gans de wereld moeten drinkbaar water hebben en niemand mag honger lijden. Kinderen mogen geen gevaar lopen door de milieuvervuiling. Volwassenen en kinderen krijgen informatie over hoe de gezondheid van kinderen kan verbeterd worden. ARTIKEL 25 Een kind dat niet bij zijn ouders woont, moet goed behandeld worden. Dat moet men regelmatig controleren. ARTIKEL 26 Een kind mag niet in armoede leven. Ouders die geld tekort hebben, moeten geholpen worden. ARTIKEL 27 Elk kind moet voldoende kansen krijgen om goed op te groeien. Als ouders het moeilijk hebben om aan gezonde voeding, genoeg kleding of een goed huis te geraken, zullen ze geholpen worden. ARTIKEL 28 Elk kind heeft het recht om naar school te gaan. Kinderen moeten, tot ze een bepaalde leeftijd hebben, verplicht worden om naar school te gaan. Alle kinderen op school moeten evenveel kansen krijgen. Kinderen die jonger dan twaalf jaar zijn, moeten gratis naar school kunnen. Kinderen moeten zolang mogelijk naar school kunnen gaan. Ouders en kinderen moeten geleerd worden welke soorten scholen er bestaan. Kinderen moeten zich op school goed voelen. ARTIKEL 29 Een kind moet op school van alles kunnen leren en doen. Het moet getoond worden wat het goed kan. Op school moet geleerd worden over de rechten van de mens. Elk kind moet geleerd worden om respect te hebben voor mensen met een andere taal of uit een ander land. Een kind moet weten dat iedereen op de wereld gelijk is. Elk kind moet geleerd worden eerbied te hebben voor de natuur. De school moet het kind voorbereiden op het leven als volwassene.
www.kidsgids.be
9.
ARTIKEL 30 Een kind uit een ander land mag niet verboden worden om zijn taal te spreken. Hij mag samenkomen met andere mensen van dat land en zijn eigen gewoontes en godsdienst hebben. ARTIKEL 31 Elk kind heeft recht op rust en vrije tijd. Iedereen mag spelen, sporten en bezig zijn.
met
kunst
ARTIKEL 32 Kinderen mogen geen zwaar werk doen. Niemand mag gevaarlijk of ongezond werk doen. Jonge kinderen mogen niet de ganse dag werken om geld te verdienen. ARTIKEL 33 Kinderen moeten beschermd worden tegen het gebruik van drugs. Ze mogen ze niet kopen of verkopen. Kinderen mogen niet toegelaten worden om drugs te maken. Kinderen mogen niet zien hoe volwassenen drugs gebruiken. ARTIKEL 34 Niemand mag een kind gebruiken voor seks. Zelfs foto’s en films van blote kinderen zijn verboden. ARTIKEL 35 Volwassenen moeten opletten dat kinderen niet ontvoerd of verkocht worden. ARTIKEL 36 Volwassenen moeten ervoor zorgen dat een kind niet verplicht wordt om iets te doen dat schadelijk is voor hem. ARTIKEL 37 Kinderen die opgesloten worden omdat ze iets verkeerd gedaan hebben, mogen nooit bij volwassenen in een gevangenis zitten. Kinderen kunnen nooit de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf krijgen. Kinderen mogen nooit gefolterd worden. Opsluiting kan pas als het echt niet anders kan. Opgesloten kinderen mogen niet slecht behandeld worden. Ze mogen hun ouders zien en moeten hulp krijgen van iemand. De rechter en de mensen van de politie of van de gevangenis moeten steeds alle regels volgen. ARTIKEL 38 Geen enkel kind, dat jonger is dan 15 jaar, mag in het leger om te vechten in een oorlog. Kinderen die wonen in een land waar het oorlog is, krijgen extra bescherming en verzorging. ARTIKEL ARTIKEL 39 Alle kinderen die slecht behandeld geweest zijn, of bij wie iets heel ergs gebeurd is, moeten speciale hulp krijgen. ARTIKEL 40 Een kind dat verdacht wordt van een misdaad moet juist behandeld worden. Er moet een bewijs zijn dat het kind iets deed tegen de regels. Het kind moet door een advocaat verdedigd worden. Als opsluiting niet echt nodig is, gebeurt dit beter niet. ARTIKEL 41 Als de wetten van het land de kinderen nog meer rechten geeft dan dit Verdrag, dan tellen die wetten eerst. www.kidsgids.be
10.
DE ARTIKELS ARTIKELS OVER HET VERDRAG ARTIKEL 42 Volwassenen moeten de kinderrechten zoveel mogelijk bekendmaken bij kinderen en volwassenen. ARTIKEL 43 In elk land wordt een groep mensen gezocht die veel over kinderen en hun rechten weten. Deze specialisten zullen erover waken dat er eerbied voor de kinderrechten is. Die specialisten uit alle landen komen regelmatig samen. Die groep heet het ‘Comité voor de Rechten van het Kind’. Het leest alle teksten die de landen opsturen en geeft daarover een mening. ARTIKEL 44 De ministers moeten teksten schrijven waarin ze bewijzen hoe er in hun land voor de kinderrechten gewerkt wordt. ARTIKEL 45 Het is de bedoeling dat iedereen tezamen werkt aan de rechten van alle kinderen over de hele wereld. ARTIKEL 46 Elk land op de wereld mag het Verdrag ondertekenen. ARTIKEL 47 Binnen één land moeten alle ministers akkoord zijn om het Verdrag te ondertekenen. ARTIKEL 48 Als een nieuw land wil meedoen, moet de Verenigde Naties dat eerst goedkeuren. ARTIKEL 49 Het Verdrag begint te tellen een maand na het goedkeuren en ondertekenen. ARTIKEL 50 De ministers van een land kunnen voorstellen om een deel van het Verdrag te veranderen. Daarover moet dan gestemd worden door de Verenigde Naties. ARTIKEL 51 Sommige ministers laten in het Verdrag opschrijven dat het in hun land moeilijk is om alle kinderrechten volledig te volgen. Er kan dan door de Verenigde Naties beslist worden om dat land niet toe te laten om het Verdrag te ondertekenen. ARTIKEL 52 De ministers van een land kunnen per brief laten weten aan de Verenigde Naties dat ze niet meer meedoen met het Verdrag. ARTIKEL 53 Alle ondertekende kopieën van het Verdrag worden bijgehouden door de baas van de Verenigde Naties. ARTIKEL 54 Het eerste Verdrag wordt bewaard door de baas van de Verenigde Naties.
www.kidsgids.be
11.
Alle kinderen hebben dezelfde rechten Het doet er niet toe uit welk land je komt, of je groot of klein bent, welke taal je spreekt of welke kleur je huid heeft,… Alle kinderen hebben dezelfde rechten, rechten en moeten dezelfde kansen krijgen. Niemand mag uitgesloten worden op basis van zijn geslacht, taal, huidskleur, godsdienst,… Allemaal anders, allemaal gelijk. Mensen verschillen. Van alle kinderen op de wereld is er niet één zoals jij! Sommige verschillen kan je zien, andere zijn onzichtbaar. Maar allemaal vertellen ze iets over jezelf. Soms voelt het goed om anders of een beetje speciaal te zijn. Zoals wanneer jij de enige van de klas bent die iets goed kan! Maar even vaak is een beetje anders zijn niet plezant, en zou je liever gewoon zoals de anderen willen zijn. (Uit Kidsgids, p. 5)
- De kinderen beseffen dat ze gelijkwaardig zijn, ongeacht hun taal, huidskleur,… - De kinderen ondervinden dat ze allemaal op hun eigen manier uniek zijn.
@ Materiaal Kidsgids, voor elk kind een stoel, een balletje om door te gooien en de volgende spreker aan te duiden, een keukenwekker of klok om de spreektijd te beperken.
@ Verloop 1. Iedereen is uniek • Laat de kinderen in de Kidsgids doekader 4 (p. 5) invullen. Controleer samen wat de juiste oplossingen waren. Leg hierbij uit dat elk kind uniek is, en dat die verschillen zowel uiterlijk als innerlijk kunnen zijn. • Vorm een cirkel, waarbij iedereen op een stoel zit. Vraag alle kinderen om aan een eigenschap te denken, waarvan ze denken dat ze die niet delen met iemand anders uit de groep. • Kies één persoon om te beginnen. Hij of zij vertelt wat die haar unieke eigenschap is, bijvoorbeeld : ‘Ik ben al drie keer naar Turkije geweest’. Als niemand anders de eigenschap deelt, dan is het aan de volgende persoon om te vertellen wat hem of haar uniek maakt. • Als de eigenschap wel op iemand anders van toepassing is dan moet deze rechtspringen, ‘ik ook” roepen en bij de persoon die de eigenschap aankondigde op schoot gaan zitten. Als meerdere kinderen mensen dit kenmerk gemeen hebben gaan ze allemaal op elkaars schoot zitten, bovenop de eerste persoon. Daarna gaan ze allemaal terug op hun plaats zitten en moet de speler opnieuw proberen een kenmerk te verzinnen dat alleen op hem of haar slaat. Als hij/ zij hierin slaagt, gaat het spel verder met de volgende persoon uit de cirkel. • De activiteit eindigt als iedereen iets kon verzinnen dat hem of haar van de anderen onderscheidt. www.kidsgids.be
12.
2. Iedereen is gelijk • Nu is het de bedoeling om eigenschappen te zoeken die de kinderen gemeenschappelijk hebben. • Neem één stoel weg en vraag iemand om in het midden van de cirkel te komen staan. Die moet iets verzinnen dat hij of zij gemeen heeft met de rest van de groep. Vraag hem om dit luidop te zeggen, bijvoorbeeld ‘Ik hou van tekenen’. • Alle kinderen voor wie dit ook zo is moeten rechtstaan en naar een andere stoel lopen, terwijl ze roepen ‘Ik ook’. De persoon die in het midden stond moet ook een stoel proberen te vinden. • Iemand anders zal nu in het midden van de cirkel staan. Die zoekt nu op zijn beurt een nieuwe eigenschap.
@ Verwerking • Laat de kinderen even stoom afblazen over het spel en over hoe ze zich erbij voelden. • Vraag dan: - Wat was het makkelijkst om vinden, eigenschappen die iedereen deelt (tweede spel), of unieke eigenschappen (eerste spel)? - Wanneer vind je het in het echte leven fijn om uniek en verschillend te zijn? - Wanneer is het fijn om te zijn zoals de anderen? - Denk na over de eigenschappen die je gekozen hebt: de dingen waardoor je je van de groep onderscheidde, heb je die misschien gemeenschappelijk met anderen (niet van de klasgroep)? - De dingen die iedereen in deze groep gemeen had, heeft iedereen in de wereld die?
@ Tips voor de begeleider • Als begeleider speel je best zelf gewoon mee. • Deze activiteit moet snel gespeeld worden. Je kan als regel stellen dat de spelers slechts 10 seconden krijgen om na te denken. • Tijdens de tweede ronde zullen eenvoudige uitspraken als ‘ik heb armen’ of ‘ik heb benen’ waarschijnlijk meermaals terugkomen. Je kan de kinderen vragen om nog andere eigenschappen te verzinnen. (Bron: ‘All different all equal education pack’, Raad van Europa)
Mensen die ‘anders’ zijn, worden vaak gediscrimineerd. Je kan de thema’s pesten en uitsluiting heel vlot bij deze activiteit doen aansluiten.
www.kidsgids.be
13.
‘Even anders. Gewoon leren over anders zijn’, Gezin en handicap (KVG) en de Brussenwerking, lessenreeks 2003
www.sproetschaap.be www.brussen.be www.allemaal.anders.be www.vormen.org www.spelinfo.be
www.kidsgids.be
14.
Recht op zorg en liefde ‘Elk kind heeft recht op een plek waar het zich thuis kan voelen. Thuis is waar je beschermd, veilig, gezond en gelukkig kan zijn. Meestal is thuis bij je ouders. Zij moeten jou alle steun en zorg geven, tot je op je eigen benen kan staan. Als je ouders niet voor je kunnen zorgen, kan je familie je opvangen. Je kunt ook in een pleeggezin wonen, of in een leefgroep.’ (Uit Kidsgids, p. 6)
- De kinderen maken kennis met het recht op zorg en liefde, en wat dat in de realiteit voor hen betekent. - De kinderen zien in dat er heel veel verschillende soorten gezinnen bestaan, en elk gezin uniek is. - De kinderen krijgen inzicht in hun eigen afkomst en identiteit.
@ Materiaal Kidsgids, papier en potloden, knutselmateriaal en natuurlijke materialen voor het maken van een stam’boom’
@ Verloop • Vraag de kinderen waar ze aan denken bij het woord ‘thuis’. Laat hen hiervoor eventueel gebruik maken van de tekst ‘Oost west, thuis best’, Kidsgids p. 6. • Laat hen de personen die deel uitmaken van hun eigen ‘thuis’ tekenen (zie Kidsgids, doekader 5, p. 6). Stimuleer hen om de personen in interactie met elkaar te tekenen, bijvoorbeeld in een herkenbare (gezins)situatie. Ook huisdieren kunnen eventueel getekend worden. • Organiseer een korte tentoonstelling, waarbij de kinderen elkaars portretten even kunnen bewonderen. De kinderen kunnen uitleg geven bij hun portret en bij de situatie die ze getekend hebben. • Leg uit dat elk kind recht heeft op een plek waar het zich thuis kan voelen, op liefde en op zorg. Dat kan bij de ouders zijn, bij familieleden, in een pleeggezin,… Elke ‘thuis’ is uniek!
@ Verwerking • Leg de kinderen uit wat een familiestamboom is. Vraag hen of ze er ooit aan gedacht hebben hun eigen stamboom te maken, en of iemand in hun familie er al eens zo een gemaakt heeft. • Vraag de kinderen om er thuis met hun ouders of familieleden over te praten. Zo kunnen ze hun eigen stamboom proberen op te stellen, tot zover als iemand in hun familie zich kan herinneren. Geef hen hiervoor ongeveer een week de tijd. Enkele richtvragen om mee te geven: - Zijn er familieleden die van een ander land komen, of naar een ander land of andere stad verhuisd zijn? - Zijn er familieleden die een andere godsdienst hebben of hadden, een andere taal,… ?
www.kidsgids.be
15.
• Geef de kinderen de opdracht om (thuis of in de klas) ook deze personen te tekenen, eventueel met een woordje uitleg bij. • Met schors, takken en andere natuurlijke materialen kunnen de kinderen nu hun eigen stam’boom’ in elkaar knutselen. De getekende familieleden worden uitgeknipt, en krijgen allemaal een plaatsje in de boom. • Laat de kinderen tenslotte tijdens een kringgesprek vertellen over hun stamboom. - Hoe ver kon je in de tijd teruggaan? - Was het moeilijk om de informatie te verzamelen? - Ben je dingen te weten gekomen, die je voordien niet wist? Wat?
@ Tips voor de begeleider Hou er rekening mee dat misschien niet alle kinderen aan het woord willen komen, of over sommige dingen liever niet willen vertellen, bijvoorbeeld omdat ze zich erover schamen.
Het doekader ‘Ken je familie’ (Kidsgids, p. 7) is een goede opvolging om het thema familie uit te diepen.
www.kjt.org www.kinderrechtswinkel.be www.kindengezin.be
www.kidsgids.be
16.
Geen enkel kind mag mishandeld of verwaarloosd worden. Niemand mag kinderen slecht behandelen. Er moet voor gezorgd worden dat een kind niet gepest of geslagen wordt, ook niet door de ouders. Een kind moet altijd verzorgd worden als dat nodig is. Kinderen moeten altijd beschermd worden tegen mishandeling. (Uit ‘Verdrag van de rechten van het kind’, artikel 19. Zie ook Kidsgids p. 10 en p. 28)
- De kinderen kunnen zich inleven in de gevoelens van slachtoffers van pesten. - De kinderen zien het belang van melden van pestsituaties in, en leren het taboe rond klikken doorbreken. - De kinderen ontdekken samen manieren om pesten tegen te gaan.
@ Materiaal Kidsgids, kaartjes met situaties (zie bijlage), kaartjes met acties voor de ‘redders’ (zie bijlage)
@ Verloop • Vraag de kinderen wat volgens hen het verschil is tussen plagen en pesten. Geef hierbij een woordje uitleg. (zie ook Kidsgids p. 10) • Verdeel de kinderen in groepjes van 4. • Geef elk groepje een kaart met een situatie (zie bijlage). Bij elke situatie komt er duidelijk een dader en een slachtoffer naar voor. Laat de kinderen eerst de situatie in hun groepje bekijken. • Leg de kinderen daarna uit dat zij voor hun specifieke situatie de rol van redder toebedeeld krijgen. Hiervoor krijgen ze een set kaartjes met mogelijke ‘reddingsacties’. Samen moeten ze op zoek gaan naar wat ze als redder kunnen doen, door de zinnen op de kaartjes aan te vullen: - vertellen aan - tussenkomen door - negeren van - opkomen voor - oplossen door • Nadien brengen de verschillende groepjes verslag uit in de grote groep. Ook de andere kinderen mogen reageren over wat een goede oplossing zou zijn.
www.kidsgids.be
17.
@ Verwerking • Ga met de kinderen het volgende na: - Zijn de rollen van slachtoffer, dader en redder door deze oplossing verschoven? - Wat kunnen daarvan de gevolgen zijn? Leg hierbij uit dat een dader soms slachtoffer kan worden, of een redder dader.
@ Tips voor de begeleider Probeer de groepjes zo samen te stellen, dat de kinderen in hun groepje goed kunnen samenwerken, en hou er rekening mee dat sommige kinderen misschien zelf gepest werden of gepest worden. (Bron: Pesten stoppen stap voor stap, Leefsleutels vzw, 2002 )
Op basis van de vorige oefening kan je samen met de kinderen op zoek gaan naar een aantal afspraken i.v.m. ‘klikken’. Deze afspraken kunnen op een grote affiche worden opgehangen en indien nodig kan je ernaar verwijzen.
Dossier Basisonderwijs: ‘Pesten stoppen stap voor stap’, Leefsleutels vzw, 2002
www.kjt.org www.pesten.be www.jeugdenvrede.be
www.kidsgids.be
18.
Situaties
Tijdens het spelen vraagt Janne aan Bart en een zestal andere jongens of ze mee mag voetballen. Bart zegt:”Jij bent een meisje en moet dus met de poppen spelen!” Janne loopt met een gebogen hoofd weg.
Bram heeft een hippe nieuwe broek, met wijde pijpen en grote zakken, precies zoals de mode het vraagt. Jens is jaloers, maar wil dit niet toegeven. Daarom vraagt hij enkele andere kinderen om samen tegen Bram te zeggen dat hij een stomme broek aanheeft. Bram voelt zich rotslecht.
De groep gaat op zeeklassen. Ze moeten zelf de kamers verdelen. Sien is een nogal stil meisje dat niet echt opvalt in de groep. Alle kinderen maken hun keuze duidelijk. “Ik slaap bij die, en ik bij die!” Sien wordt niet gekozen en blijft als laatste over. Ze begint te huilen.
Britt is verliefd op Tarik. Zij heeft dit op een briefje geschreven dat in haar agenda zit. Tim vindt dit briefje en begint luidop te roepen: “Britt is op Tarik, Britt is op Tarik!” Britt schaamt zich en wordt knalrood. Ze durft niets te zeggen.
Sander heeft elke dag een lekker extraatje bij. Gregg en Mathieu maken er een spel van ervoor te zorgen dat Sander iets van dat lekkers aan hen geeft. Ze doen dit door hem bijvoorbeeld te beloven dat hij mee naar huis mag fietsen, of door hem te verzekeren dat hij hun vriend is. Op een dag vertelt Sander jou alles en zegt hij dat hij het helemaal niet leuk vindt.
Je kan eventueel zelf nog situaties toevoegen die zich onlangs voordeden.
www.kidsgids.be
19.
Reddersacties Reddersacties
Vertellen aan
Negeren van
…
…
Oplossen door
Opkomen voor
…
…
Tussenkomen door …
www.kidsgids.be
20.
Recht op een eigen mening; kinderen mogen meebeslissen. Kinderen hebben het recht om mee te denken en als dat kan ook mee te beslissen. Ook op school. Zo kunnen ze leuke dingen voorstellen, maar ook oplossingen bedenken voor problemen. Weetje Een leerlingenraad is verplicht als 10 procent van de leerlingen tussen de 11 en de 13 jaar oud erom vraagt. (Uit Kidsgids, p. 14)
- De kinderen worden zich bewust van het recht op een eigen mening, en wat dat concreet voor hen op school kan betekenen. - De kinderen worden gestimuleerd om zich een eigen mening te vormen over de wereld rondom zich, en specifiek over de schoolcontext. - De kinderen leren omgaan met democratische besluitvorming.
@ Materiaal Kidsgids, papier, potloden, kopies voor elk kind van het ‘schoolrapport’ @ Verloop 1. De school van mijn dromen • Laat de kinderen, naar het voorbeeld in de Kidsgids op p. 14, de school van hun dromen bedenken. Laat hen dit tekenen of schrijven in een tekstballon, droomwolk,… . Stimuleer de kinderen om in deze fase hun fantasie te gebruiken. In deze fase is het nog niet belangrijk of de voorstellen effectief ook haalbaar zijn. • Maak een tentoonstelling van de tekeningen. Laat de kinderen alle werkjes even bekijken en becommentariëren. • Bespreek de voorstellen met de klasgroep: - Zijn de getekende ideeën en voorstellen haalbaar? - Waarom/waarom niet? Maak een overzicht van alle haalbare ideeën. 2. Het rapport • Maak kleine groepjes van 4 à 5 kinderen. Laat elk groepje een ‘schoolrapport’ (zie bijlage) invullen. Vul zelf eventueel nog categorieën aan, en voorzie ruimte zodat de kinderen ook nog categorieën kunnen toevoegen. • Breng alle resultaten samen op het bord, en bereken per categorie de behaalde score. • Bespreek de resultaten: - Wat scoort heel goed, wat middelmatig, waarop is de school gebuisd? - Waarom kennen de kinderen een lage score toe? - Wat kan er eventueel veranderd of verbeterd worden, en hoe? www.kidsgids.be
21.
• Vul de suggesties van de kinderen aan op het eerder gemaakte overzicht van haalbare voorstellen. Vraag hierbij ook naar de haalbaarheid. • Rangschik tenslotte samen de haalbare voorstellen van belangrijk tot minder belangrijk. Hiervoor kan je bijvoorbeeld een prioriteitenstemming organiseren. De kinderen krijgen dan elk een aantal stemmen. Ze mogen hun stemmen verdelen tussen de verschillende keuzemogelijkheden, of ze allemaal gebruiken voor één keuze. @ Verwerking • Maak de kinderen duidelijk dat ze recht hebben om mee te praten en te beslissen. Vraag hen wat ze daarvan vinden. Is dat belangrijk? Waarom? • Spreek met de kinderen af hoe je met de ideeën en meningen van de kinderen verder gaat. Ideeën voor een mogelijk vervolg vind je in de Kidsgids op p. 14. Enkele tips: een ideeënbus, een leerlingenraad, klasvertegenwoordigers,... • Hou de kinderen op de hoogte van wat er met hun voorstellen gebeurt. Betrek hen zoveel mogelijk bij het ondernemen van acties, bijvoorbeeld bij overleg met de directie, verzamelen van handtekeningen, maken van een ideeënbus,… @ Tips voor de begeleider - Probeer zoveel mogelijk voorstellen en suggesties van de kinderen zelf te laten komen. Stimuleer ook verbaal minder sterke kinderen om hun mening te laten horen. - Stimuleer de kinderen om zelf te formuleren of hun voorstellen haalbaar zijn, en waarom (niet). - Leg uit dat er met de voorstellen van de kinderen zoveel mogelijk rekening gehouden zal worden, maar dat niet alle voorstellen het zullen halen. - Indien er discussie is over bepaalde voorstellen, kan je een directe stemming organiseren om knopen door te hakken. De kinderen steken hun hand op, of schrijven hun keuze anoniem op een briefje.
Het ‘schoolrapport’ kan een goede aanzet zijn om de kinderen kennis te laten maken met een leerlingenraad, en wat de draagkracht van zo’n leerlingenraad kan zijn.
‘Oprechte deelneming, werkmap leerlingenparticipatie voor de basisschool’ Kinderrechtencommissariaat en Steunpunt Leerlingenparticipatie, 2004
www.kinderrechtswinkel.be www.vsknet.be
www.kidsgids.be
22.
SCHOOLRAPPORT Het schoolgebouw
Score
Waarom?
Verbeteringen
Score
Waarom
Verbeteringen
Score
Waarom
Verbeteringen
Lessen
Score
Waarom
Verbeteringen
Sfeer in de klasgroep
Score
Waarom
Verbeteringen
Andere
Score
Waarom
Verbeteringen
De speelplaats De turnzaal De refter Het klaslokaal … … …
De pauzemomenten Speeltijd Middagpauze
Het schoolreglement schoolreglement Regels & afspraken
www.kidsgids.be
23.
- De kinderen maken kennis met veilig en milieuvriendelijk woon-schoolverkeer. - De kinderen kunnen voor- en nadelen van verschillende vervoersmiddelen in hun eigen woon-schoolverkeer benoemen. - De kinderen kennen de belangrijkste gevolgen van het groeiende autogebruik en kunnen mogelijke alternatieven voorstellen.
@ Materiaal Kidsgids, een digitaal of wegwerp fototoestel, posters, lijm, kleurstiften en potloden, papier @ Verloop 1. Mijn weg naar school • Laat de kinderen doekader 16 uit de Kidsgids, p. 16, invullen. • Hou een korte nabespreking. - Hoe kom je naar school? - Weet je waarom dat zo geregeld is? (bvb. Met de auto: de school ligt op de route naar het werk) - Zou je liever op een andere manier naar school komen? Hoe en waarom? 2. De schoolpoort omgeving • Verdeel de groep in verschillende reporterteams. Elk groepje bestaat uit een vijftal kinderen. • Leg de kinderen de bedoeling van de activiteit uit. Elk reporterteam krijgt de opdracht om de schoolpoort omgeving in kaart te brengen. De kinderen moeten een beeld geven van hoe het verkeer er ’s morgens aan de schoolpoort aan toegaat. • De reporters mogen gebruik maken van een fototoestel. Daarnaast kunnen ze interviews afnemen met andere kinderen, ouders, leerkrachten,… • Geef de reporters de tijd om af te spreken hoe ze dit gaan aanpakken. Geef hen hierbij enkele richtvragen mee: - Hoe komen de meeste kinderen naar school? - Worden veel kinderen gehaald en gebracht met de auto? - Staan er veel geparkeerde auto's in de buurt van jouw school? - Ligt jouw school aan een drukke weg of bij een gevaarlijke oversteekplaats? Is er een stoep of fietspad? - Gebeuren er soms dingen waardoor je je niet veilig voelt als je naar school komt? - Zie je soms dingen die een bekeuring verdienen? • Spreek op voorhand af hoeveel foto’s genomen kunnen worden. Op die manier moeten de kinderen eerst goed nadenken over wat ze precies willen fotograferen. Laat de reporters ook een vragenlijst opstellen. Aan wie willen ze wat vragen?
www.kidsgids.be
24.
• Spreek verschillende momenten af waarop de reporters beurtelings hun werk kunnen doen, zodat ze elkaar niet voor de voeten lopen. • Laat de foto’s afdrukken en geef de reporterteams de opdracht om met hun foto’s een fotostrip te maken. De strip moet een duidelijk beeld geven van hoe het er volgens de reporters in de schoolpoort omgeving aan toegaat. De informatie uit de interviews kan als tekstballonnen bij de foto’s verwerkt worden. • Organiseer een tentoonstelling zodat alle kinderen de verschillende stripverhalen kunnen bewonderen. Laat elk reportersteam kort een woordje uitleg geven bij de strip.
@ Verwerking • Vraag de verschillende groepjes om uit hun strip één situatie te kiezen die volgens hen een pluim verdient, en één die een bekeuring verdient. • Maak een overzicht van alle pluimen en bekeuringen en bespreek ze: - Was het moeilijk om een situatie te vinden waaraan je een pluim kon geven? Waarom of waarom niet? - Was het moeilijk om een situatie te vinden waaraan je een bekeuring kon geven? Waarom of waarom niet? - Wat moet er veranderen aan de schoolpoort zodat je geen bekeuring meer moet uitdelen? - Wat kan jij hieraan zelf veranderen? - Wat moet de school veranderen? - Wat kan de gemeente doen?
@ Tips voor de begeleider • Indien het niet haalbaar is om met foto’s te werken, kan je de kinderen ook laten observeren aan de schoolpoort, en hun bevindingen laten tekenen in stripvorm. • Spreek met de kinderen af hoe je met hun bevindingen en suggesties verdergaat. Meer tips hierover vind je terug bij ‘School – Je zegje doen’.
In de Kidsgids vind je op p. 16 enkele suggesties voor milieuvriendelijker en veiliger schoolverkeer. Je kan met de kinderen, leerkrachten en ouders een schoolvervoerplan uitwerken. Kijk eens bij de links hieronder waar je meer informatie en bijhorend educatief materiaal kan vinden.
www.octopusplan.be www.milieuvriendelijknaarschool.be www.fietspoolen.be www.octopusplan.be www.bivv.be
www.kidsgids.be
25.
Recht op ontspanning en vrije tijd. ’Kunnen spelen is belangrijk. Ben jij ook in de wolken als het speeltijd of weekend is? Dan kan je afspreken met je vrienden, naar de jeugdbeweging of naar de sportclub gaan, of gewoon eens lekker niets doen. Op die vrije vrije tijd heb je recht, net als volwassenen. ‘ Zomaar spelen ‘Spelen is meer dan wat je kan kopen in speelgoedwinkels. Om te spelen heb je geen duur speelgoed nodig. Kinderen zijn experts op het gebied van spelen, jij toch ook! Kijk eens om je heen… Met een goeie portie fantasie kom je al heel ver. ‘ (Uit Kidsgids, p. 18)
- Spelen is universeel. Overal ter wereld spelen kinderen. - Om te spelen heb je niet altijd duur speelgoed nodig. - Spelen is een recht. Kinderen hebben recht op vrije tijd en ontspanning, net zoals volwassenen.
@ Materiaal Kidsgids, atlas of wereldbol, typische spelletjes uit andere landen (zie voorbeelden in bijlage)
@ Verloop • Vraag de kinderen of ze graag spelen, en wat ze bijvoorbeeld tijdens de speeltijd zoal spelen. • Geef hen dan de opdracht mee om thuis, samen met ouders of familie, doekader 18 in de Kidsgids op p. 18 in te vullen. • Overloop het ingevuld doekader, en leg hierbij uit dat kinderen alle kinderen over de hele wereld graag spelen, en veel verschillende spelletjes spelen. • Speel samen met de kinderen enkele spelletjes die in een ander land vaak gespeeld worden. Gebruik de atlas of wereldbol om te tonen waar die landen liggen. Speel zoveel spelletjes als je zelf wil voorzien. (zie voorbeelden in bijlage) • Vraag de kinderen welk spel van henzelf ze zouden willen spelen met andere kinderen over de hele wereld. Speel ook dat spel. • Eventueel kan je de kinderen die tot een bepaalde etnische groep behoren vragen of zij spelletjes uit hun eigen cultuur kennen die je kan spelen. Hou er rekening mee dat ze dit misschien niet willen, en probeer hen zeker niet te forceren.
www.kidsgids.be
26.
@ Verwerking • Laat de kinderen na het spelen eerst even wat stoom afblazen. • Stel daarna volgende vragen tijdens een klasgesprek: -
Waren er spelletjes bij die leuker waren dan andere? Welke? Waarom? Waren er spelletjes bij die je (her)kende? Welke? Wat was anders, wat was gelijk? Hoe zou het komen dat sommige spelletjes vertrouwd lijken, en andere helemaal niet? Zou je kunnen raden uit welk land of werelddeel een spelletje komt? Waarom? Hierbij kan je uitleggen dat een spelletje veel zegt over de cultuur van de kinderen die het spelen. (Bijvoorbeeld: gebruik van typische materialen, verwijzen naar herkenbare elementen zoals bvb. dieren,…) - Alle kinderen hebben het recht om te spelen. Dit recht is neergeschreven in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Waarom wordt spelen hierin speciaal vermeld? Vind je dat belangrijk?
@ Tips voor de begeleider begeleider Probeer tijdens het spelen van de spelletjes zoveel mogelijk mee te spelen. Dat verhoogt het speelplezier bij de kinderen.
Deze activiteit kan een leuk aanknopingspunt zijn om een uitwisseling op te starten met kinderen van een ander land of andere cultuur. Meer info over internationale uitwisselingsmogelijkheden voor kinderen van de basisschool vind je via www.ond.vlaanderen.be/socrates/socrates/Comenius/comenius1.htm
‘Waaw spelenbundel’, Vredeseilanden, 2002
www.spelinfo.be
www.kidsgids.be
27.
Voorbeelden van spelletjes (Uit: ‘Waaw spelenbundel’, Vredeseilanden, 2002)
Leeuw en antiloop – DR Congo Men duidt iemand aan als leeuw en enkele anderen als antilopen. De overige spelers vormen een grote cirkel. De leeuw gaat in de cirkel staan en de antilopen erbuiten. De antilopen moeten door de cirkel lopen zonder dat de leeuw hen kan aanraken. De antiloop die aangetikt wordt door de leeuw wordt nu zelf leeuw. Los Paises (de landen) - Equador Materiaal: bal Verloop: De deelnemers kiezen elk een verschillend land. Eén speler kaatst een bal tegen de muur en roept de naam van een deelnemend land. De persoon die het land vertegenwoordigt, moet de bal opvangen voor die de grond raakt en roept “halt”. Ondertussen lopen de andere landen zo ver mogelijk weg tot zij “halt” horen. Dan moeten ze blijven staan. De speler die de bal vangt mag drie passen zetten naar het dichtst bijzijnde land en het met de bal proberen te raken. Als de bal niet raak is wordt de balwerper uitgeschakeld. Als de bal het land raakt, moet dit land het spel verlaten. La cueva de los osos (de grot van de beren) - Equador Op de grond wordt een grote cirkel getrokken, die een grot voorstelt. De spelers worden in twee ploegen verdeeld: de “jagers” plaatsen zich buiten de cirkel en de “beren” in de “grot”. De jagers proberen een beer te raken met een bal. Elke beer die geraakt is, wordt een jager. De beren mogen de bal afweren met hun vuisten, maar ze mogen hem niet vangen. Zoeken - Indonesië Materiaal: 2 blinddoeken, eenvoudige muziekinstrumenten (een fluitje, een trommel,...) Verloop: Twee kinderen (de zoeker en de muzikant met zijn instrument) krijgen een blinddoek om en gaan op hun hurken zitten. De anderen gaan rond hen staan als toeschouwers. De muzikant speelt een paar noten. De zoeker moet de muzikant trachten te vinden en aan te tikken. Als de muzikant van plaats verandert, moet hij opnieuw een geluid maken. Zoeker en muzikant mogen zich enkel verplaatsen door op hun hurken voort te schuifelen. Als de muzikant aangetikt wordt, is hij af. De zoeker wordt dan de muzikant en iemand van de toeschouwers wordt zoeker. Muka (Oogcontact) - Indonesië Materiaal: 6 kaarten Verloop: Leg zes kaarten neer in de vorm van een gezicht; twee ogen, een neus en een mond die uit drie kaarten bestaat. De assistent verlaat de kamer en de groep wijst een kaart aan. Bij binnenkomst kijkt hij de spelleider aan en vervolgens wijst hij de juiste kaart aan. Oplossing: de spelleider seint door het krabben aan een oog, de neus of door te wrijven in een mondhoek welke kaart het is. Gajah, orang, semut (olifant, mens en mier) - Senegal De spelers staan tegenover elkaar en zwaaien met hun rechterhand achter hun hoofd. Daarbij tellen ze gezamenlijk “één, twee, drie,... ja”. Bij het woord ja steken ze beiden hun handen naar voren. Uit hun vuist steekt dan hun duim, hun wijsvinger of hun pink naar voren. duim = olifant wijsvinger = mens pink = mier De olifant wint van de mens, omdat hij op de mens kan trappen en de mens kan vermorzelen. De mens wint van de mier omdat hij de mier kan dood trappen. De mier wint van de olifant omdat hij in het oor van de olifant kan kruipen en hem zo kan kietelen, dat hij ervan doodgaat. Wanneer de spelers tegelijkertijd dezelfde vinger uitsteken, wordt het spel nog eens gespeeld.
www.kidsgids.be
28.
Nzyolo Wa Tata - Senegal De kinderen staan in een kring en geven elkaar de hand. Eén kind legt zich in de kring op de grond, het gezicht op gekruiste armen. Dit is de haan(nzyolo). De kring draait rond en elk kind moet een keer proberen om de haan heen te lopen zonder hem aan te raken. De andere spelers mogen ondertussen duwen om hem hierbij te hinderen. Als de haan geraakt is roept hij 'kokoriko' en het kind dat hem raakte, wordt nu haan. Lange Boyna - Senegal Eén van de kinderen uit de groep verbergt een lap stof. De andere kinderen kunnen natuurlijk niet zien waar. Als de lap verborgen is, roept de verstopper ‘langa boyna’. Dat is het signaal om te beginnen. Iedereen gaat de lap stof zoeken. Wie het gevonden heeft, mag de anderen proberen te slaan met de lap tot ze in de verloszone zijn. Deze verloszone is vooraf afgesproken.
www.kidsgids.be
29.
Geen kinderarbeid Kinderen mogen pas werken als ze 15 zijn, en twee jaar middelbaar achter de rug hebben. Ze moeten voldoende tijd hebben om naar school te kunnen gaan, en om te spelen. Daar hebben ze recht op! Toch werken er wereldwijd meer dan 250 miljoen kinderen tussen 5 en 14 jaar oud om te kunnen overleven. Kinderarbeid komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. (Uit Kidsgids, p. 22)
- De kinderen maken kennis met kinderarbeid, en wat dat voor hen concreet kan betekenen. - De kinderen begrijpen waarom kinderarbeid verboden is bij ons, en wat voor gevolgen kinderarbeid heeft op hun rechten.
@ Materiaal Op voorhand bedachte taken en klusjes om de kinderen tijdens de speeltijd aan het werk te zetten
@ Verloop • Kondig bij het begin van de speeltijd aan dat er vandaag geen tijd is om te spelen: er moet opgeruimd worden. • Maak duidelijk dat het geen straf is, maar dat er gewoonweg teveel te doen is. Verzin op voorhand verschillende klusjes zodat alle kinderen van de klas aan de slag kunnen. Probeer de kinderen de volledige speeltijd bezig te houden, liefst in de klas of in het schoolgebouw.
@ Verwerking • Leg het werk stil en roep alle kinderen samen als de les herbegint. • Bespreek tijdens een kringgesprek wat er gebeurd is. - Laat de kinderen eerst wat stoom afblazen. - Vraag hen hoe ze zich voelen, en waarom. - Leg de link met het thema kinderarbeid. In ons land is kinderarbeid verboden. Waarom is dat verboden? - Is dat een goede zaak? Welke dingen moeten kinderen die moeten werken allemaal missen? Heeft dat gevolgen voor hun rechten? • Laat de leerlingen tenslotte na de bespreking de verloren speeltijd inhalen.
www.kidsgids.be
30.
@ Tips voor de begeleider • Maak voldoende duidelijk dat de kinderen niet gestraft worden, maar dat er gewoonweg teveel werk is. • Doe geen beloftes over speeltijd inhalen. Zorg ervoor dat het lijkt alsof de klusjes gewoonweg langer duren dan verwacht. Roep de kinderen daarna samen alsof te les opnieuw begint. Begin dan met de nabespreking.
Deze activiteit kan een goede aanzet zijn om het recht op vrije tijd en op onderwijs verder te gaan verkennen. (zie ook ‘Vrije tijd: recht op spel’)
’t Zitemzo: Als je centen wil, Kinderrechtswinkels vzw Ook downloadbaar via www.tzitemzo.be
www.unicefkids.be www.unicef.be www.vormen.org www.kinderrechtswinkel.be (kinderarbeid in België)
www.kidsgids.be
31.
Kinderarbeid in België: België: een korte toelichting toelichting Wat zegt de wet? De wet heeft kinderarbeid streng gereglementeerd. In principe is het verboden om kinderen arbeid te laten verrichten. Deze wet beschermt kinderen die nog onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht. Dat wil zeggen dat kinderen beneden de 15 jaar zeker géén arbeid mogen verrichten. Hierop bestaan wel enkele uitzonderingen : * Kinderen mogen werkzaamheden verrichten binnen het kader van de opvoeding of vorming. Dat wil zeggen dat kinderen klusjes mogen verrichten in de eigen huishouding, de school, de jeugdorganisatie, of in elke andere groepering die zich met de opvoeding of vorming van kinderen bezig houdt. * Kinderen mogen bepaalde activiteiten (vb. acteur, figurant, zanger, muzikant, danser, reclame, modeshows,...) uitoefenen wanneer hiervoor op voorhand een individuele afwijking gevraagd werd aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Vanaf de zomer dat ze 2 jaar secundair onderwijs volgden én 15 waren; of vanaf hun 16 jaar, mogen kinderen wel arbeid verrichten in het kader van een studentenjob. Hiervoor bestaan ook allerlei regels die de jobstudent moeten beschermen. De belangrijkste regel is natuurlijk dat er een arbeidscontract moet opgesteld worden. (Bron: Kinderrechtswinkels vzw)
www.kidsgids.be
32.
Geen armoede Kinderen mogen niet in armoede leven. Ouders die geld tekort hebben, moeten zoveel mogelijk geholpen worden. Toch zijn er vandaag 150 miljoen kinderen in de wereld die niet voldoende te eten hebben. Hun ouders moeten het zien te redden met minder dan 1 euro per dag. (Uit Kidsgids, p. 24)
- De kinderen worden zich ervan bewust dat het voedsel in de wereld ongelijk verdeeld is, en dat niet iedereen over voldoende voedsel beschikt. - De kinderen leren het verband zien tussen voedsel en kinderrechten.
@ Materiaal Een feesttafel met eten en drinken voor alle kinderen, maar met zitplaatsen voor slechts ¼ van de kinderen; een afgebakende hoek voor de rest van de kinderen zonder tafels of stoelen, en met een heel beperkt aanbod eten en drinken.
@ Verloop • Zet een feesttafel klaar. Zorg voor genoeg plaatsen voor ongeveer een kwart van de groep. • Verdeel de groep in 2. Voorzie hiervoor papiertjes, evenveel als er kinderen zijn, en laat elk kind er willekeurig eentje trekken. Zorg ervoor dat een kwart van de kinderen aan de feesttafel terecht komt. • De kinderen aan de feesttafel worden eerst en rijkelijk bediend. Er is eten in overvloed en keuze genoeg: bijvoorbeeld frisdrank, pannenkoeken, fruit, zoetigheid,… • Daarna krijgen de andere kinderen iets te eten in een hoek van de ruimte. Er zijn geen tafels of stoelen om te zitten, er zijn geen glazen, borden, er is geen bestek, ze worden niet echt vriendelijk behandeld… Zij krijgen bijvoorbeeld enkel wat brood en wat water. • Leg de activiteit stil wanneer alle kinderen iets te eten gekregen hebben, of wanneer je merkt dat het effect duidelijk gemaakt is.
@ Verwerking • Ga met alle kinderen even weg van het eten in een kring zitten. Laat de kinderen eerst even stoom afblazen. • Vraag de kinderen hoe ze zich voelden tijdens de activiteit. Laat zowel de wel bedeelde als de minder goed bedeelde kinderen aan het woord. • Vraag de kinderen of deze activiteit iets vertelt over hoe het er in de realiteit aan toegaat. www.kidsgids.be
33.
• Leg daarna uit dat het voedsel in de wereld niet eerlijk verdeeld is, en dat meer dan drie vierde van de wereldbevolking in de Derde Wereld leeft, met minder dan een kwart van de wereldrijkdom tot hun beschikking. • Als jij niet genoeg te eten had, welke invloed zou dat dan op je hebben? Vraag hierbij naar concrete gevolgen voor de kinderen zelf. Welke kinderrechten zouden dan niet meer gerespecteerd worden? • Tot slot van de activiteit kan je het volgende voorstellen: In de ‘echte wereld’ is het voedsel oneerlijk verdeeld. Maar wij willen toch proberen eerlijk te delen. Laat iedereen daarna van het feestmaal proeven. (bron: The Rights Stuff, an Education Resource on the UN Convention on the Rights of the Child, Amnesty International, 1998)
@ Tips voor de begeleider • Kondig de activiteit niet op voorhand aan, dit zorgt voor een sterker effect. • Leg de activiteit tijdig stil, zodat de gevoelens niet uit de hand lopen. Bepaal zelf wanneer het effect voldoende duidelijk gemaakt is.
www.11.be www.wereldcentrum.be www.kleurbekennen.be
www.kidsgids.be
34.
Over wetten en rechten In de samenleving worden er heel wat afspraken gemaakt. Deze afspraken of wetten zeggen wat goed of fout is. Iedereen moet zich daaraan houden en de wetten naleven. Ze gaan over orde in de samenleving en over respect. Rechten zijn afspraken die noodzakelijk zijn om (gelukkig en goed) te kunnen leven. Ze gelden voor iedereen. Iedereen heeft recht op een huis, op onderwijs, op een eigen mening,… (Uit Kidsgids, p. 25)
Geen kinderen in de gevangenis Ook kinderen die een misdrijf gepleegd hebben, hebben rechten. Een kind kan van de rechter niet dezelfde straffen krijgen als een volwassene. Kinderen moeten bijvoorbeeld niet naar de gevangenis. De jeugdrechter kan wel andere maatregelen nemen. Allemaal hebben ze de bedoeling om je weer op het rechte pad te brengen. (Uit Kidsgids, p. 27)
- De kinderen verwerven kennis i.v.m. het rechtssysteem voor minderjarigen in België - De kinderen maken kennis met het recht ‘geen kinderen in de gevangenis’ en wat dit in de realiteit voor hen betekent. - De kinderen leren een eigen mening formuleren, en kunnen hun mening motiveren.
@ Materiaal
- Kidsgids - Voor de quiz: drie cirkels op de grond (bvb. hoepels, met krijt, met papierplakband,… ), multiple choice vragen (zie
bijlage) - Voor het rollenspel: trefwoorden (zie bijlage), eventueel verkleedkledij en attributen @ Verloop
1. Quiz • Verdeel de groep in kleine teams van maximum 4 kinderen. • Vooraan zijn 3 cirkels afgebakend op de grond. Ze stellen elk een mogelijk antwoord voor (1 – 2 – 3) • De begeleider geeft alle teams een vraag met 3 mogelijke antwoorden (zie vragen in bijlage). De kinderen bespreken in groep welk antwoord volgens hen het juiste is. • Op een signaal van de begeleider gaat 1 kind van elk team zo snel mogelijk in een cirkel staan. • De kinderen motiveren waarom hun team dat antwoord gekozen heeft. • Het juiste antwoord wordt dan door de begeleider meegedeeld. Er kan eventueel een score bijgehouden worden.
www.kidsgids.be
35.
@ Verwerking 2. Rollenspel • Laat de kinderen in de Kidsgids achtereenvolgens doekader 26 (p. 27) en doekader 24 (p. 25) invullen. • Overloop samen de juiste oplossingen (te vinden in de Kidsgids op p. 33). • Verdeel de groep nu opnieuw in kleine groepjes van 4 à 5 kinderen. Laat hen zelf een situatie bedenken waarbij een minderjarige in aanraking komt met het gerecht. Om hen op weg te zetten krijgt elk groepje enkele trefwoorden mee die in het situatie zeker aan bod moeten komen en vernoemd moeten worden (zie bijlage). • Laat de groepjes vanuit hun zelf bedachte situatie een rollenspel uitwerken. Alle kinderen van het groepje moeten een rol toebedeeld krijgen. • Elk groepje breng nu het rollenspel voor de andere kinderen. Die moeten op het einde raden wat de 3 opgegeven trefwoorden waren.
Nodig eens een advocaat uit in de klas. Meer inlichtingen over de actie ‘Advocaat in de klas’ krijg je bij de lokale balie. Het adres van de balie in jouw buurt vind je op www.advocaat.be, klikken op lokale balies.
Folderreeks ’t Zitemzo van Kinderrechtswinkels vzw: het Belgisch jeugdrecht in 10 thema’s. Ook downloadbaar via www.’tzitemzo.be ‘Waarom draagt de rechter een jurk’, Katrien Vandewoude, Clavis/Mozaïek 2003
www.kinderrechtswinkel.be www.kinderrechten.be Justitiehuis: Adressen vind je via www.desocialekaart.be
www.kidsgids.be
36.
Quiz: Vragen & antwoorden 1. In België kunnen kinderen die iets heel ergs misdaan hebben de doodstraf krijgen krijgen.. a. Niet waar b. Waar, en dat is maar goed ook. c. In Vlaanderen kan dat niet, maar in Wallonië wel. Sinds 1996 bestaat de doodstraf in België niet meer, niet voor volwassenen en niet voor kinderen. In sommige landen bestaat de doodstraf wel nog: bvb. in de Verenigde Staten en in China. 2. Wat is een propro-Deoadvocaat? a..Een advocaat die graag deodorant gebruikt. b. Een advocaat die gratis mensen helpt, als ze niet voldoende geld hebben om een advocaat te betalen c. Een advocaat die er speciaal voor kinderen is. Iedereen heeft recht op een advocaat, ook kinderen en ook mensen die het financieel moeilijk hebben. Minderjarigen hebben altijd recht op gratis bijstand van een advocaat. 3. Wat gebeurt er met kinderen die iets ergs misdaan hebben? a. Kind of niet, ze moeten naar de gevangenis b. Ze moeten een boete betalen, en krijgen een jaar lang geen zakgeld c. De jeugdrechter is er speciaal voor minderjarigen. Hij beslist welke straffen de kinderen krijgen, en wat er verder gebeurt, zodat die kinderen weer op het rechte pad geraken. Een kind kan niet dezelfde straffen krijgen als een volwassene, en dat is maar goed ook! 4. Welke maatregel kan de jeugdrechter nemen wanneer minderjarigen iets mispeuterd hebben? a. Een alternatieve straf: de rechter geeft een speciale straf, zodat je het weer goed kan maken en iets leert uit je fouten (bvb. graffiti verwijderen van gebouwen). b. Naar een instelling: je wordt een tijdje geplaatst in een instelling of in een pleeggezin. c. Een berisping: de rechter geeft je een opmerking, en vertelt jou en je ouders dat wat je deed fout was. De rechter kan verschillende maatregelen nemen. Hij beslist zelf wat voor jou best is. Het is dus niet zo dat een kleine fout een lichte straf krijgt, of een zware fout een zware straf… 5. Wat is hoorrecht? a. Bij een belangrijke beslissing die over jou gaat, heb je soms het recht om aan de rechter eerst je mening te laten horen b. Wanneer de politie iemand ondervraagt omdat die iets misdaan heeft, dan mogen de slachtoffers horen wat er allemaal gezegd wordt. c. Wanneer de rechter een belangrijke beslissing neemt die over jou gaat, dan moet je hem je mening gaan vertellen. Gehoord worden is een recht, je bent nooit verplicht om de rechter je mening te geven. 6. Mag je bij echtscheiding beslissen bij wie je gaat wonen? a. Je mama mag beslissen of je bij haar of bij je papa gaat wonen. b. Jij mag kiezen bij wie je wil wonen. c. Als je ouders niet kunnen beslissen, beslist de rechter bij wie je gaat wonen. Je kan hem wel vragen om jouw mening te horen. Als je 12 of ouder bent, is de jeugdrechter altijd verplicht om je te horen. Als je jonger dan 12 bent, is hij niet verplicht. Je kan hem dan wel een brief sturen waarin je zelf vraagt om gehoord te worden. Hij zal je uitnodigen als hij denkt dat je je eigen mening kan vertellen.
www.kidsgids.be
37.
Getuige
Berisping
Rugzak
Advocaat
Alternatieve straf
Fiets
Jeugdrechter
Hoorrecht
Brief
Beklaagde
Een instelling
Mp3-speler
Het parket
Alternatieve straf
Spuitbus
Pro-Deoadvocaat
Proces-verbaal
Gsm
Griffier
Wet
Computer
Slachtoffer
Dader
Televisie
www.kidsgids.be
38.
De Kidsgids is een informatieve gids voor kinderen jonger dan 12 jaar. De Kidsgids en het educatief pakket ‘Aan de slag met de Kidsgids’ werden samengesteld door Kinderrechtswinkels vzw. Kinderrechtswinkels vzw, Hoogstraat 81, 9000 Gent
[email protected] | www.kinderrechtswinkel.be
‘Aan de slag met de Kidsgids’ en de inhoud van de Kidsgids kan je ook terugvinden op www.kidsgids.be
Aan dit educatief pakket werkten mee: Redactie Auteur: Sophie Van Daele Eindredactie: Karin Maes Vormgeving Lay-out: Cathy Willem Illustraties: Etienne Bruneel September 2006
De Kidsgids is een uitgave van het samenwerkingsverband van CJP, Delta vzw, In Petto, Jeugdwerknet, Kinder- en Jongerentelefoon vzw en Kinderrechtswinkels vzw. Samen met de Kidsgids heeft het samenwerkingsverband ook Life@1215 voor tieners (12-15) en de Jongerengids voor jongeren (>15) uit. De inhoud van Life@1215 en de Jongerengids vind je terug op www.life1215.be en www.jongereninformatie.be
De teksten van de Kidsgids en Aan de slag met de Kidsgids werden geschreven vóór 30 augustus 2006. Hou er dus rekening mee dat sommige gegevens inmiddels gewijzigd kunnen zijn. De samenstellers kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor eventuele onjuistheden in de publicatie. Overname van teksten en illustraties is toegestaan, mits duidelijk leesbare bronvermelding en onder voorbehoud van weigering door de auteur.
Deze uitgaven werden mogelijk gemaakt met steun van de Vlaamse Overheid.
39.