Watt? En nu verder… Tussenevaluatie Energiebeleid Provincie Overijssel HOOFDRAPPORT1
team Beleidsinformatie team Concerncontrol
Juni 2013
1
De tussenevaluatie Energiebeleid provincie Overijssel is gebaseerd op een kwantitatief onderzoek (deelrapport ECN (2013). De effecten van het energiebeleid van de Provincie Overijssel. Juni 2013) en een kwalitatief onderzoek (deelrapport provincie Overijssel (2013). Watt? En nu verder… Deelrapport kwalitatief onderzoek. Juni 2013). In het hoofdrapport staan op hoofdlijnen de belangrijkste bevindingen uit beide deelrapporten. In de deelrapporten zelf wordt meer diepgaand ingegaan op de bevindingen per cluster (energiebesparing bedrijven en woningen, verkeer en vervoer, bio-energie, zon, wind, bodemenergie en energie-infrastructuur).
Colofon
Uitgave
provincie Overijssel Datum
juni 2013 Auteurs
Arne Willigenburg Susanne Nolten Herman Hazelhorst Ilja Jacobs Dick Hoek
Inlichtingen bij
Dick Hoek PD Beleidsinformatie
[email protected] Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl
[email protected]
Inhoudsopgave
Samenvatting
7
1
Inleiding
11
2
Bevindingen op hoofdlijnen
13
2.1
Wat werkt
13
2.2
Beleidseffecten
14
2.3
Conclusies en aanbevelingen
17
3
Uitkomsten per cluster
21
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3
Energiebesparing bedrijven Wat werkt Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
21 21 22 24
3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Energiebesparing woningen Wat werkt Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
26 26 27 28
3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Verkeer en vervoer Beleid Beleidseffect Conclusies en aanbevelingen
30 30 30 31
3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3
Bio-energie Wat werkt Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
32 32 33 35
3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3
Zon Wat werkt? Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
37 37 38 38
3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3
Wind Wat werkt Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
40 40 41 41
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
5
3.7 3.7.1 3.7.2 3.7.3
Bodemenergie Wat werkt Beleidseffecten Conclusies en aanbevelingen
43 43 44 45
3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3
Energie-infrastructuur Wat werkt Beleidseffect Conclusies en aanbevelingen
46 46 46 47
4
Burgers aan het woord
49
Deelrapporten
53
Bijlage
55 57 59 61
6
-
Bijlage 1 Wat is Appreciative Inquiry of waarderend onderzoeken? Bijlage 2 Geïnterviewde personen en organisaties Bijlage 3 Gouden aanbevelingen bijeenkomst 10 april 2013
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Samenvatting
Doelstelling: 20% hernieuwbare energie in 2020 Provincie Overijssel heeft een stevige ambitie waar het gaat om het energiegebruik en de inzet van hernieuwbare energie in Overijssel. Met het Programma Energiepact Overijssel heeft de provincie zichzelf in 2008 als ambitie gesteld om de uitstoot van CO 2 in 2020 verminderd te hebben met 30% ten opzichte van 1990. In 2010 is ervoor gekozen het Programma Energiepact te versnellen en te streven naar het halen van de ambitie in 2017. Inmiddels is het Energiepact opgevolgd door het programma Nieuwe Energie. Hierin staat niet langer CO2-reductie centraal maar het aandeel hernieuwbare energie (in combinatie met het initiëren van werkgelegenheid en innovatie). Doelstelling is nu 20% hernieuwbare energie in 2020. Voor het bereiken van deze doelstelling is zowel energiebesparing als de opwekking van hernieuwbare energie van belang. Tussenevaluatie: kwantitatieve en kwalitatieve aanpak De evaluatie is via twee sporen aangepakt: een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. In het kwantitatieve deel heeft het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) de effecten van het vastgestelde provinciaal energiebeleid (tot 2015 of eerder) doorgerekend voor de jaren 2007, 2011 en 2020 (ECN, 2013). In het kwalitatieve hebben onderzoekers van provincie Overijssel door middel van interviews en een bijeenkomst op 10 april 2013 teruggekeken op zes jaar energiebeleid in Overijssel (2007-2012). Tevens is een extra peiling onder het Burgerpanel Overijssel uitgevoerd. Van beide onderdelen zijn afzonderlijke rapportages gemaakt. In deze rapportage worden de resultaten in samenhang beschreven. Centrale vraag is: Welke conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de succesvolle inzet van het provinciale energiebeleid en het realiseren van beleidseffecten (t.a.v. hernieuwbare energie, CO2-reductie, werkgelegenheid) en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan om het beleid de komende jaren effectiever te laten zijn? Provinciaal beleid doet er toe, maar doel hernieuwbare energie wordt niet bereikt Bij vrijwel alle vormen van hernieuwbare energie vindt in de periode van 2007-2020 een sterke groei plaats. Dit is echter onvoldoende om het doel van 20% hernieuwbaar in 2020 te halen. In 2020 is op basis van het huidige beleid het aandeel hernieuwbare energie 11%. Het provinciale beleid heeft zeker invloed, met name op het opwekken van hernieuwbare energie. De invloed op energiebesparing is minder groot. Het totale energiegebruik daalt licht in 2020. De oude CO2-doelstelling om in 2020 30% CO2 te reduceren ten opzichte van 1990 zou wel zijn gerealiseerd. Aandeel hernieuwbare energie (%)
12 10 8 6
4 2 0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
7
Hernieuwbare opwekking uit biomassa biedt meeste perspectief Van alle clusters die in het beleid zijn onderscheiden, draagt het cluster bio-energie veruit het meest bij, zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie. Bovendien blijkt dat de investeringen in bio-energie, in vergelijking tot de andere clusters, ook de meeste werkgelegenheid oplevert. Binnen het cluster bio-energie wordt het meest verwacht van de verbranding van biomassa. Dit blijkt uit zowel de doorrekening van de beleidseffecten als uit de gesprekken met betrokkenen. De productie van biogas door vergisting neemt wel toe, maar minder dan bij verbranding. Het effect van het beleid op energiebesparing bij bedrijven en huishoudens is een factor 2 à 3 kleiner dan op hernieuwbare opwekking (bio-energie, zon, wind en bodemenergie). Dit geldt voor zowel de afgelopen periode 2007-2012 als in de periode tot 2020. Vooral beleid gericht op hernieuwbare opwekking heeft effect op werkgelegenheid De directe werkgelegenheidseffecten van het energiebeleid van Overijssel zijn naar verwachting circa 5.500 arbeidsjaren in de periode 2012-2020. Dit is inclusief fabricage van hernieuwbare productiecapaciteit, die naar verwachting voornamelijk in het buitenland plaats zal vinden. De investeringen in hernieuwbaar vermogen hebben een groter effect op de werkgelegenheid dan de energiebesparingsmaatregelen. Succesvolle mix in aanpak en werkwijze Ten aanzien van aanpak en werkwijze werkt het delen van successen, een lokale aanpak, inzicht bieden en laagdrempelig aanbieden aan inwoners en bedrijven. Samenwerken, partijen bij elkaar brengen en energie verbinden met andere (beleids)thema’s of maatschappelijk verantwoord ondernemen is effectief. Verder is het goed dat instrumenten worden afgestemd met de praktijk en zijn personen met energie en visie bepalend voor het resultaat. Het stimuleren van samenwerken en het bij elkaar brengen van partijen is een sterk punt van provincie Overijssel. Er wordt breed gedragen dat een mix van technieken nodig is om de doelstelling te kunnen halen en dat de provincie hier op inzet. Wat de provincie kan verbeteren is het zorgen voor meer continuïteit van beleid en gedragsverandering niet uit het oog te verliezen. Dilemma’s in de rol van de provincie zijn die van ‘loslaten of betrokken blijven’ en ‘straffen, belonen of verleiden’. Subsidies hebben effect, andere financieringsvormen goede aanvulling Ten aanzien van financieringsvormen wordt duidelijk dat subsidies een stimulerende werking hebben gehad en dat andere financieringsvormen als risicodragend participeren, een lening verstrekken of een leaseconstructie een goede aanvulling zijn. Ondanks de toegevoegde waarde hebben subsidies niet altijd het gewenste resultaat (bijvoorbeeld onvoldoende uitvoering of uitstelgedrag) en mogen subsidieregelingen eenvoudiger. Ook vormt de (lage) energieprijs met name voor bedrijven geen prikkel om te investeren in duurzame energie. Kansen voor verder optimalisatie in financieringsvormen bieden Energiefonds Overijssel en de provincie die zelf duurzame eisen kan stellen bij aanbestedingen en andere financieringsafspraken en kan optreden als ‘launching customer’2 . Goed klimaat voor innovatie Ten aanzien van innovatie blijkt uit de interviews dat in Overijssel een goed klimaat voor innovatie wordt ervaren met ook een positieve invloed op de werkgelegenheid. Vanuit het cluster bio-energie en het cluster energiebesparing bedrijven komt de voorkeur voor een hoogwaardige toepassing van grondstoffen naar voren. Dilemma is het kiezen voor innovatie of bewezen techniek. Hierin zal de provincie een evenwicht moeten vinden. Duidelijk is dat er diverse potentieel succesvolle (nieuwe) technieken en toepassingen zijn die kansvol zijn om substantieel bij te dragen aan het doelbereik. Om zulke innovatieve technieken verder te kunnen ontwikkelen, is het nodig dat bedrijven zich langere tijd op innovatie kunnen blijven richten. Energie uit zon heeft meeste draagvlak Aan het burgerpanel Overijssel zijn een aantal vragen voorgelegd over energie. Uit de antwoorden blijkt dat energie uit zon het meeste draagvlak heeft. 85% is positief over zonne-energie. Het laagst scoort windenergie (50% positief). Er is echter ook een grote groep (29%) die neutraal staat ten opzichte van windenergie. Opvallend is dat Overijsselaars ‘minder autogebruik’ vaker noemen als energiebesparende maatregel dan de rest van Nederland. Verder wordt duidelijk dat 13% van de inwoners van Overijssel het energieloket kent en dat 24% weet dat er een duurzaamheidslening en –premie bestaat. Aanbevelingen Blijf bio-energie een belangrijke positie geven in het programma Nieuwe Energie, maar stel de verwachtingen van het potentieel van mestvergisting bij. Benut het potentieel van biomassaverbranding en laat het principe van “zelfvoorziening” niet belemmerend werken. Faciliteer koplopers en stimuleer anderen hierbij aan te haken door successen te delen. Kies zo veel mogelijk voor een lokale aanpak waarbij de drempel voor inwoners en bedrijven om mee te doen zo laag mogelijk is. 2
De provincie kan als ‘launching customer’ (eerste grote klant) innovatie en de verspreiding van innovatieve producten en diensten stimuleren.
8
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3
Ga door met het stimuleren van samenwerking. Plaats energie in het bredere perspectief van milieu, natuur en landschap, wonen, economie en ruimtelijke ordening. Richt je ook op gedragsverandering en niet alleen techniek. Bouw het inzetten van verschillende financieringsvormen verder uit. Treed als overheid op tijd terug en laat de markt zijn werk doen. Hierbij wel betrokkenheid blijven tonen. Stimuleer portfolioaanvragen3 bij Energiefonds Overijssel, bijvoorbeeld door het voorbereiden van deze aanvragen te faciliteren. Neem duurzaamheidseisen op in financieringsafspraken. Zet niet alleen in op bewezen technieken, maar ook op innovatie.
Een bundeling van meerdere projecten tot één aanvraag.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
9
10
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
1
Inleiding
Doelen provinciaal energiebeleid Met het Programma Energiepact Overijssel heeft de provincie zichzelf in 2008 als ambitie gesteld om de uitstoot van CO2 in 2020 verminderd te hebben met 30% ten opzichte van 1990, wat een verlaging van de uitstoot met 2.200 kiloton per jaar betekent. In 2010 is gekozen het Programma Energiepact te versnellen en te streven naar het halen van de ambitie in 2017. Inmiddels is het Energiepact opgevolgd door het programma Nieuwe Energie. Hierin staat niet langer CO2-reductie centraal, maar het aandeel hernieuwbare energie (in combinatie met het initiëren van werkgelegenheid en innovatie). Voor het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie is zowel energiebesparing als het opwekken van hernieuwbare energie van belang. Om met de tussenevaluatie een zo groot mogelijk lerend vermogen met meerwaarde voor de toekomst te creëren, richt de tussenevaluatie zich op zowel de reductie van CO2 als het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie. Vraagstelling tussenevaluatie In de Commissievergadering van 30 juni 2010 is bij de behandeling van het statenvoorstel “Versnelling CO2 -reductie in Programma Energiepact; uitvoering motie Kolkman-Kerkdijk” aan PS toegezegd in 2013 een herijkingsmoment in te lassen, teneinde het Energiepact en het uitvoeringsprogramma aan een tussenevaluatie te onderwerpen. In het onderzoek staan twee vragen centraal: Hoe is de doelbereiking van het Energiepact en het programma Nieuwe Energie tot nu toe en wat is de verwachting voor het halen van de doelstelling 20% hernieuwbare energie in 2020, in relatie tot de prestaties van de provincie en het gecreëerde investeringsklimaat? En welke ontwikkelingen worden tot 2030 voorzien en wat betekent dat voor de inzet van het programma in de jaren voor 2020. Welke succesvolle inzet laat het Energiepact en het programma Nieuwe Energie tot nu toe zien en hoe kunnen deze successen optimaal benut worden om de doelstelling om 20% hernieuwbare energie in 2020 te halen? Aanpak onderzoek De tussenevaluatie is via twee sporen aangepakt: een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. In het kwantitatieve deel heeft het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) de effecten van het provinciaal energiebeleid doorgerekend voor de jaren 2011 en 2020 (ECN, 2013). Dit is gedaan conform de aanpak die ook door de Rijksoverheid wordt gehanteerd. Uitgangspunt is het vastgestelde beleid tot 2015 (of eerder). het kwalitatieve deel hebben onderzoekers van provincie Overijssel door middel van interviews en een bijeenkomst op 10 april 2013 teruggekeken op zes jaar (2007-2012) energiebeleid in Overijssel. Dit is gedaan onder begeleiding van TNO Management Consultants via de methode van Appreciative Inquiry (AI). Dit is een onderzoeks- of verandermethode die zich concentreert op de positieve ervaringen van mensen. AI (of: waarderend onderzoek) gaat er vanuit dat alles wat aandacht krijgt groeit (zie bijlage 1). Er is gesproken met 50 personen en 36 organisaties (zie bijlage 2) en is gezocht naar wat de afgelopen zes jaarheeft gewerkt in het provinciale energiebeleid, wat beter kan en waar kansen voor de toekomst liggen. Eerste resultaten zijn besproken in een brede bijeenkomst op 10 april 2013 (zie bijlage 3). Tevens is een extra peiling onder het Burgerpanel Overijssel uitgevoerd. De resultaten van beide deelonderzoeken (kwantitatief en kwalitatief) zijn verwerkt in deze rapportage. In deze rapportage staat de volgende vraag centraal:
Welke conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de succesvolle inzet van het provinciale energiebeleid en het realiseren van beleidseffecten (t.a.v. hernieuwbare energie, CO2 -reductie, werkgelegenheid) en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan om het beleid de komende jaren effectiever te laten zijn?
Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de hoofdbevindingen van het onderzoek. Daarbij gaat het enerzijds om de ervaren successen ( ‘wat werkt’) in de periode 2007-2012.Met andere woorden; wat heeft gewerkt
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
11
bij het realiseren van meer hernieuwbare energie en het besparen van energie? Dit is een weergave van de opvattingen van geïnterviewden. Anderzijds gaat het om de effecten van het provinciale energiebeleid tot nu toe en de verwachte effecten in 2020 (‘beleidseffecten’). Hiervoor zijn de berekeningen van ECN gebruikt. ECN heeft zich daarbij gebaseerd op het vastgestelde beleid tot 2015. Waar mogelijk wordt een verband gelegd tussen de ervaren successen en het bereikte effect. Het hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers Hoofdstuk 3 beschrijft de belangrijkste bevindingen voor de zeven onderscheiden energieclusters (energiebesparing bedrijven, energiebesparing woningen, bio-energie, zon, wind, bodemenergie en energie-infrastructuur). Dit hoofdstuk heeft dezelfde opbouw d.w.z. de ervaren successen (geïnterviewden), de beleidseffecten (berekening ECN) en conclusies en aanbevelingen (onderzoekers). Hoofdstuk 4 beschrijft de uitkomsten van een extra peiling van het burgerpanel Overijssel.
12
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
2
Bevindingen op hoofdlijnen
2.1
Wat werkt Op hoofdlijnen zijn er door de geïnterviewden successen genoemd ten aanzien van de aanpak en werkwijze, financieringsvormen (subsidies en leningen) en innovatie in de periode 2007-2012. Deze worden in de volgende paragrafen toegelicht.
Aanpak en werkwijze Successen delen Goede voorbeelden, kennis en (eerlijke) successen delen helpen om de massa mee te krijgen. Binnen bio-energie krijgen succesvolle ervaringen navolging door succesverhalen te delen en partijen te blijven informeren en enthousiasmeren. De bijeenkomsten van BEON en de jaarlijkse energiedag worden hier als goede voorbeelden genoemd. Lokale en persoonlijk aanpak geeft vertrouwen Daar waar wordt gewerkt met lokale adviseurs, lokale aanbieders en buurtbewoners die bekend zijn met de lokale situatie is er vertrouwen. Dit geeft betrokkenheid en draagvlak. Een persoonlijke aanpak trekt mensen en bedrijven over de streep. Maatwerk is belangrijk en legt verbinding. Het faciliteren van lokale en/of eigen initiatieven werkt. Inzicht geven en laagdrempelig aanbieden Als mensen en organisaties weten wat energiebesparing hen kan bieden, zetten ze makkelijker die stap. Hierbij helpt het om zaken laagdrempelig/eenvoudig aan te bieden. Bij bedrijven en huishoudens is energie geen ‘corebusiness, maak het dus zo gemakkelijk en duidelijk mogelijk. Belangrijk is dat handen en voeten worden geboden bij energiebesparing. De term ontzorgen wordt hier vaak voor gebruikt. Belangrijk is om het eenvoudig en simpel te houden en in de taal van burgers en ondernemers. Samenwerking en partijen bij elkaar brengen Sterk aan het beleid van provincie Overijssel is het bij elkaar brengen van partijen. Het delen van kennis en netwerken en het leren van anderen is een belangrijke factor voor succes. Ook samenwerken in de keten leidt tot verbeteringen en mogelijkheden. Samen staan voor een ambitie maakt sterk. Daarnaast werkt het samen vormgeven aan de uitvoering positief. Verder werkt duurzame samenwerking. Duurzaam in de zin van een langere periode samen optrekken en leveringszekerheid maar ook duurzaam in de zin van kwaliteit in plaats van altijd de laagste prijs (ook in aanbestedingen). Energie in breder perspectief, werk met werk maken Daar waar werk met werk wordt gemaakt bij energiebesparing of energie-opwekking wordt de kans van slagen groter. Het verbinden van energie met beleidsterreinen als milieu (mest), natuur en landschap (hout, gras en riet) wonen (geluidsisolatie), economie (innovatie), RO (warmte) biedt kansen. Ook energie niet zelfstandig maar breder benaderen helpt, zoals bijvoorbeeld het koppelen aan natuurlijke investeringsmomenten, binnenklimaat, welzijn personeel en de totale exploitatie. Energiebesparing bij bedrijven en organisaties is kansvol als het in het bredere palet van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt meegenomen. Energieprojecten kunnen meeliften met andere projecten. Denk ook aan hoogwaardige toepassing van grondstoffen waardoor minder materiaalgebruik nodig is in het productieproces. Instrumenten afstemmen met praktijk Het gezamenlijk opstellen van een subsidieregeling afgestemd op de praktijk werkt. Voorbeeld is de subsidieregeling die LTO Noord samen met de provincie maakte in het kader van het project ‘Asbest van het dak, zonnepaneel erop’.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
13
Personen met visie zijn bepalend voor het resultaat Energiebesparing en projecten starten vaak met het enthousiasme van een enkeling in de buurt of op de werkvloer. Enthousiasme op het juiste niveau (bestuurders, directie) zorgen daarmee ook voor een organisatie of samenleving met ambitie. Regelmatig wordt de rol van gedeputeerde Rietkerk genoemd. Naast enthousiasme en visie is de bereidheid om tijd te steken in energie belangrijk. Personen maken het verschil maar dat maakt het ook wel kwetsbaar. In de interviews werd het belang van personen kernachtig samengevat met de uitspraak “het is de vent en niet de tent”. De voorbeelden zijn er te over.
Financieringsvormen Subsidies geven een duwtje Subsidies4 worden gewaardeerd om de stimulerende en zekerheid gevende werking. Duidelijk is dat de tenderregeling zeker heeft geholpen bij het realiseren van projecten. Ook wordt het gewaardeerd als subsidie breed ingezet kan worden. Het compenseren van de onrendabele top haalt mensen over de streep. Alternatieve financieringsvormen goede aanvulling Naast de traditionele inzet van subsidies komt er steeds meer aandacht voor andere financieringsvormen. Te zien is dat overheden hun nek uitsteken door risicodragend mee te doen en daarmee initiatieven stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn de projecten voor aardwarmte in de Koekoekspolder en het warmtenet Hengelo.
Innovatie Innovatie en goed innovatieklimaat Innovatie is en blijft belangrijk want iedere techniek is eindig. Bovendien leidt succesvolle innovatie tot meer en betere rendabele technieken. Meedoen met innovatie biedt een goed innovatieklimaat in Overijssel en is goed voor de werkgelegenheid, ook al is de toepassing wereldwijd. Er zijn goede verwachtingen dat Energiefonds Overijssel een belangrijke bijdrage kan leveren aan innovatie. Overijssel is volgens de geïnterviewden een provincie met veel innovatieve bedrijven. Hoogwaardige toepassing Deze rode draad komt vooral naar voren bij bio-energie en bedrijven. Vanuit het programma Nieuwe Energie ligt de focus wat betreft biomassa op hoe biomassa energie kan opleveren. In de praktijk is te zien dat energie maar één van de toepassingen van biomassa is en dat gebruik van biomassa voor energie vaak niet de eerste keuze is. Bedrijven kiezen als eerste voor een hoogwaardige toepassing. Ook zien bedrijven dat energiereductie is te behalen door een betere productontwerp dat leidt tot minder materiaalgebruik of hergebruik van materiaal.
2.2
Beleidseffecten Bij vrijwel alle vormen van hernieuwbare energie vindt in de periode van 2007-2020 een sterke groei plaats. Dit is echter onvoldoende om het doel van 20% hernieuwbaar in 2020 te halen. De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Provinciaal beleid doet er toe, maar doel wordt niet bereikt In 2020 is er een aanzienlijk effect van het beleid op het aandeel hernieuwbare energie. In het scenario zonder het beleid van Overijssel is het aandeel hernieuwbare energie in 2020 circa 6%. Met het beleid van Overijssel komt het aandeel hernieuwbare energie uit op circa 11%. Ook het reeds uitgevoerde beleid heeft al effect gehad. In 2011 was het aandeel hernieuwbare energie 4,5%. Zonder het beleid van de afgelopen jaren was het aandeel hernieuwbare energie in 2011, 3,2% geweest.
4
In de interviews is nadrukkelijk gevraagd naar de ervaringen met provinciale subsidies zoals de tenderregeling. Dit neemt niet weg dat ook landelijke subsidies zoals bijvoorbeeld de SDE-regeling aan de orde zijn gekomen maar wel in mindere mate.
14
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Figuur 1: Aandeel hernieuwbare energie (%) 12
10
8
6
4
2
0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Energiegebruik daalt licht in 2020 Het totaal energetisch eindgebruik is in 2007 en 2011 110 PJ en neemt daarna af tot 105 PJ in 2020. Tussen 2007 en 2020 daalt de warmtevraag en stijgt de elektriciteitsvraag. De grootste gebruiker van energie is in 2011 het cluster bedrijven (39 PJ). Op de voet gevolgd door verkeer in vervoer (37 PJ). Huishoudens verbruiken in 2011, 28 PJ. De verhoudingen in het energiegebruik tussen de verschillende cluster veranderen weinig. Het cluster energievoorziening neemt relatief het meest af. De oorzaak is de verwachting dat de elektriciteitscentrale Harculo bij Zwolle niet meer in werking zal zijn in 2020. De ontwikkelingen in de periode 2007-2020 staan in de onderstaande grafiek weergegeven. Figuur 2: Energiegebruik in Overijssel per cluster (PetaJoule/jaar) 120 100 80 60 40
20 0 2007 verkeer en vervoer bedrijven
2011
2020
huishoudens energievoorziening
Bron: ECN
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
15
Hernieuwbare opwekking stijgt flink De opwekking van hernieuwbare energie stijgt tot 11,4 PJ in 2020. In 2007 was het 2,8 PJ en in 2011 4,9 PJ. Het gebruik van bio-energie door verbranding, vergisting en door het gebruik van biobrandstoffen in het wegverkeer is voor driekwart verantwoordelijk voor de hernieuwbare opwekking in 2020. Figuur 3: Opwekking hernieuwbare energie (PetaJoule/jaar) 12,0
10,0
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2007
2011
2020
biomassa verbranding
biomassa vergisting
biomassa gebruik
bodemenergie
wind
zon
Bron: ECN Oude CO2-doelstelling was wel haalbaar De ambitie van het Energiepact Overijssel was oorspronkelijk om in 2020 een reductie van de jaarlijkse CO2-uitstoot te realiseren van 2.200 kiloton per jaar ten opzichte van 1990. Om de ambitie te realiseren zou de uitstoot moeten worden verlaagd tot 5.000 kiloton CO2 per jaar in 2020. In 2011 is echter van deze doelstelling afgestapt. In de raming daalt de CO 2-emissie van 5.980 kiloton in 2007 naar 5.680 kiloton in 2011 en 4.860 kiloton in 2020. Deze daling zou voldoende zijn om de ambitie te realiseren. Oorzaken: verminderen elektriciteitsproductie en meer hernieuwbare opwekking De CO2 -emissie voor de jaren 2007, 2011 en 2020 zijn gebaseerd op de energiebalansen die door ECN zijn opgesteld per sector. Het gebruik van fossiele brandstoffen (aardgas, olie, steenkool) is met behulp van emissiefactoren vertaald naar CO2-emissies. Voor het basisjaar 1990 zijn de cijfers gebaseerd op de database van het RIVM. De emissiereductie is voornamelijk het gevolg van een afname van de elektriciteitsproductie (de elektriciteitscentrale Harculo wordt minder gebruikt), een toename van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en de toepassing van energiebesparende maatregelen. Tabel 1: CO2-emissie in 1990, 2007, 2011 en 2020 (kiloton/jaar) Cluister Huishoudens Handel, diensten en overheid Industrie Verkeer en vervoer Land- en tuinbouw Energievoorziening Totaal Bron: ECN en Emissieregistratie RIVM
16
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
1990 1.393 553 944 1.857 60 2.344 7.150
2007 1.100 740 750 2.620 120 650 5.980
2011 1.150 750 630 2.580 160 410 5.680
2020 960 680 470 2.310 50 390 4.860
Vooral beleid gericht op opwekking heeft effect op werkgelegenheid in 2020 De directe werkgelegenheidseffecten van het energiebeleid van Overijssel zijn naar verwachting circa 5.500 arbeidsjaren in de periode 2012-2020. Dit is inclusief fabricage van hernieuwbare productiecapaciteit, die naar verwachting voornamelijk in het buitenland plaats zal vinden. Exclusief fabricage gaat het om circa 4.500 arbeidsjaren. In 2007-2011 zijn de werkgelegenheidseffecten circa 800 arbeidsjaren (inclusief fabricage) en circa 600 arbeidsjaren (exclusief fabricage). De investeringen in hernieuwbaar vermogen hebben een groter effect op de werkgelegenheid dan de energiebesparingsmaatregelen. In de periode 2007-2011 leverde energiebesparingsmaatregelen bijna 300 arbeidsjaren op. In de periode 2012-2020 zijn dit ruim 900 arbeidsjaren. Deze aantallen zijn exclusief de arbeidsjaren voor energiebesparing in de industrie. Deze kan niet worden bepaald vanwege het ontbreken van bruikbare data. In de onderstaande grafiek zijn de werkgelegenheidseffecten als gevolg van hernieuwbare opwekking weergegeven. Figuur 4: Directe werkgelegenheidseffecten van hernieuwbare opwekking (arbeidsjaren)
5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 inclusief fabricage
exclusief fabricage
inclusief fabricage
2007-2011 biomassa
exclusief fabricage
2012-2020 zon
wind
bodem
Bron: ECN Verschillen met cijfers Staat van Overijssel en jaarrekening In de Staat van Overijssel en de jaarrekening wordt gerapporteerd over het aandeel hernieuwbare energie. Voor de berekening is tot juni 2013 uitgegaan van een totaal energetisch eindverbruik van 125 PetaJoule. Deze hoeveelheid is gebaseerd op een studie uit 2008. ECN heeft berekend dat het eindverbruik in 2011, 110 PJ bedroeg. Desondanks zijn de verschillen in percentages gering. In de jaarrekening staat voor het jaar 2011 een aandeel hernieuwbare energie genoemd van 4,7%. ECN komt op 4,5% in 2011. ECN rekent bij het bepalen van het aandeel hernieuwbare energie de productie van biobrandstoffen niet mee. In de jaarrekening en in de Staat van Overijssel is de productie van biobrandstoffen wel meegerekend. In de jaarrekening en in de Staat van Overijssel is dus zowel de hoeveelheid opwekking als het energiegebruik overschat ten opzichte van de resultaten van ECN.
2.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Bij vrijwel alle vormen van hernieuwbare energie vindt in de periode van 2007-2020 een sterke groei plaats. Energie uit biomassa is en blijft veruit de belangrijkste bron voor hernieuwbare energie. Het effect van het provinciaal beleid is hier het grootst. Bodemwarmte levert in 2020 een behoorlijke bijdrage, maar is wel afhankelijk van het realiseren van aardwarmteprojecten in de Koekoekspolder. Energie uit zon draagt weinig bij aan het bereiken van de doelstelling. Het energiegebruik van bedrijven stijgt licht. Zonder provinciaal beleid zou het energiegebruik meer gaan stijgen. Deze inschatting is wel sterk afhankelijk van de economische groei. Het energiegebruik van huishoudens daalt behoorlijk in 2020, maar dit is slechts voor een deel het gevolg van provinciaal beleid. In de onderstaande tabel staat per cluster weergegeven wat de situatie is voor de jaren 2007, 2011 en 2020.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
17
Tabel 2: Energiegebruik, hernieuwbare opwekking en % hernieuwbare energie in 2007, 2011 en 2020 met en zonder provinciaal beleid (PetaJoule/jaar) 2007
2011
2011
2020
2020
zonder met zonder met provinciaal provinciaal provinciaal provinciaal beleid beleid beleid beleid Energiegebruik Energiegebruik bedrijven
38,6
39,8
39,4
41,2
40,0
Energiegebruik huishoudens Energiegebruik verkeer en vervoer
26,5 36,8
28,2 36,5
28,1 36,5
25,5 34,7
25,1 34,7
Energiegebruik energievoorziening Totaal
8,2 110,0
6,3 110,8
6,3 110,2
5,1 106,5
5,1 104,8
Productie biobrandstoffen5 Bio-energie
0,7 2,7
0 3,2
0,9 4,5
0 4,8
2,5 8,3
Windenergie Zonne-energie
0,0 0,0
0,0 0,0
0,1 0,0
0,0 0,3
0,7 0,4
Bodemenergie Totaal
0,1 2,8
0,4 3,6
0,4 5,0
1,3 6,4
2,1 11,4
2,5%
3,2%
4,5%
6,0%
10,9%
Hernieuwbare opwekking
Aandeel hernieuwbare energie Bron: ECN en Provincie Overijssel
Bio-energie maakt op dit moment een belangrijk deel uit van het energiebeleid. De opwekking van hernieuwbare energie komt in 2011 voor 90% uit biomassa. In 2020 neemt bio-energie nog sterk toe. Doordat ook andere hernieuwbare bronnen toenemen is in 2020 wordt het aandeel ca. 70%. Van alle clusters die in het beleid zijn onderscheiden draagt het cluster bio-energie veruit het meest bij, zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie. Bovendien blijkt dat de investeringen in bio-energie ook de meeste werkgelegenheid opleveren (2785 arbeidsjaren, exclusief fabricage). Binnen het cluster bio-energie wordt het meest verwacht van de verbranding van biomassa. Dit blijkt uit zowel de doorrekening van de beleidseffecten als uit de gesprekken met betrokkenen. De productie van biogas door vergisting neemt wel toe, maar minder dan bij verbranding. Door de problemen met het exploiteren van mestvergisters zijn de verwachtingen van deze optie minder groot dan een aantal jaren geleden. Aanbeveling Blijf bio-energie een belangrijke positie geven in het programma Nieuwe Energie, maar stel de verwachtingen van het potentieel van mestvergisting bij. Benut het potentieel van biomassaverbranding en laat het principe van “zelfvoorziening” niet belemmerend werken. Over de volle breedte van het energiebeleid van provincie Overijssel komen een aantal algemene succesfactoren naar voren die bijdragen aan het dichterbij brengen van de doelstelling in 2020. Deze werkzame ingrediënten hebben betrekking op aanpak en werkwijze, financieringsvormen (subsidies en leningen) en innovatie. Ten aanzien van aanpak en werkwijze werkt het delen van successen, een lokale aanpak, inzicht bieden en laagdrempelig aanbieden aan inwoners en bedrijven. Samenwerken, partijen bij elkaar brengen en energie verbinden met andere (beleids)thema’s of maatschappelijk verantwoord ondernemen is effectief. Verder is het goed dat instrumenten worden afgestemd met de praktijk en zijn personen met energie en visie bepalend voor het resultaat. Het stimuleren van samenwerken en het bij elkaar brengen van partijen is een sterk punt van provincie Overijssel. De provincie verbindt partijen. Er wordt breed gedragen dat een mix van technieken nodig is om de doelstelling te kunnen halen en dat de provincie hier op inzet. Wat de provincie kan verbeteren is het zorgen voor meer continuïteit van beleid en gedragsverandering niet uit het oog te verliezen. Dilemma’s in de rol van de provincie zijn die van ‘loslaten of betrokken blijven’ en ‘straffen, belonen of verleiden’. Mogelijkheden voor optimalisatie in de aanpak en werkwijze bieden het nog meer faciliteren van koplopers en het meer zichtbaar maken van resultaten.
5
In de methode om het aandeel hernieuwbare energie te bepalen telt alleen het eindgebruik van biobrandstoffen mee en niet de productie van biobrandstoffen.
18
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Aanbevelingen Faciliteer koplopers en stimuleer anderen hierbij aan te haken door successen te delen. Kies zo veel mogelijk voor een lokale aanpak waarbij de drempel voor inwoners en bedrijven om mee te doen zo laag mogelijk is Ga door met het stimuleren van samenwerking. Plaats energie in het bredere perspectief van milieu, natuur en landschap, wonen, economie en ruimtelijke ordening. Richt je ook op gedragsverandering en niet alleen techniek Ten aanzien van financieringsvormen wordt duidelijk dat subsidies een stimulerende werking hebben gehad en dat andere financieringsvormen als risicodragend participeren, een lening verstrekken of een leaseconstructie een goede aanvulling zijn. Ondanks de toegevoegde waarde hebben subsidies niet altijd het gewenste resultaat en mogen subsidieregelingen eenvoudiger. Ook vormt de (lage) energieprijs geen prikkel om te investeren in duurzame energie. Kansen voor verder optimalisatie in financieringsvormen bieden Energiefonds Overijssel en de provincie die zelf duurzame eisen kan stellen bij aanbestedingen en andere financieringsafspraken en kan optreden als ‘launching customer’6 . Aanbevelingen Uitbouwen van het inzetten van verschillende financieringsvormen. Treed als overheid op tijd terug en laat de markt zijn werk doen. Hierbij wel betrokkenheid blijven tonen. Stimuleer portfolioaanvragen7 bij Energiefonds Overijssel, bijvoorbeeld door het voorbereiden van deze aanvragen te faciliteren. Neem duurzaamheidseisen op in financieringsafspraken Ten aanzien van innovatie blijkt uit de interviews dat in Overijssel een goed klimaat voor innovatie wordt ervaren met ook een positieve invloed op de werkgelegenheid. Vanuit bio-energie en bedrijven komt de voorkeur voor een hoogwaardige toepassing van grondstoffen naar voren. Dilemma wat naar voren komt is het kiezen voor innovatie of bewezen techniek. Hierin zal de provincie een evenwicht moeten vinden. Duidelijk is dat er diverse potentieel succesvolle (nieuwe) technieken en toepassingen zijn die kansvol zijn om substantieel bij te dragen aan het doelbereik. Om zulke innovatieve technieken verder te kunnen ontwikkelen, is het nodig dat bedrijven zich langere tijd op innovatie kunnen blijven richten. Aanbevelingen Zet niet alleen in op bewezen technieken, maar ook op innovatie.
6
De provincie kan als ‘launching customer’ (eerste grote klant) innovatie en de verspreiding van innovatieve producten en diensten stimuleren. 7 Een bundeling van meerdere projecten tot één aanvraag.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
19
20
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3
Uitkomsten per cluster
3.1
Energiebesparing bedrijven Overijssel heeft ongeveer 73.000 bedrijven en instellingen. De bedrijven en instellingen zijn verantwoordelijk voor een derde van het energiegebruik in Overijssel. Met grote bedrijven heeft het Rijk vanaf de begin jaren 90 branchegericht afspraken over energiebesparing. De afspraken zijn vastgelegd in het convenant Meerjarenafspraak Energie (MJA/MEE). In Overijssel zijn circa 120 van deze grote bedrijven die zorgen voor ongeveer een derde van het energiegebruik door bedrijven in Overijssel. Twee derde van het energiegebruik wordt veroorzaakt door middelgrote en kleine bedrijven die niet deelnemen aan een convenant. Energiebesparing bedrijven heeft betrekking op zowel grote als midden en kleine bedrijven.
3.1.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen in de periode 2007-2012 genoemd. Lokale aanpak Cruciaal bij energiebesparing bedrijven zijn maatwerk en vertrouwen. Het werken met lokale energieadviseurs werkt goed omdat zij de bedrijven goed kennen. Samenwerken van gemeenten en lokale ondernemersverenigingen en lokaal communiceren wat mogelijk is geeft vertrouwen. Het benutten van praktijkervaringen en kennis van lokale ondernemers helpt. Als lokale ondernemers er aan (kunnen) trekken komt energiebesparing van de grond. Ook bedrijven zelf werken graag met lokale ondernemers. Persoonlijk aanpak, maatwerk, vertrouwen Vertrouwen bij bedrijven is essentieel om energiebesparing te kunnen realiseren. Een persoonlijke aanpak en maatwerk zijn daarbij belangrijk om tot een vervolgstap en uitvoering te komen. Een vertrouwensrelatie met bedrijven is belangrijk om wat gedaan te krijgen. Samenwerking in de keten ontstaat makkelijker als er onderling vertrouwen is. Persoonlijk contact met een bedrijf werkt goed. Enthousiasme van personen met oog voor uitvoering “Het is de vent en niet de tent” is een van de uitspraken die in de gesprekken naar voren komt. Op heel veel plekken begint energiebesparing met het enthousiasme van personen. De enthousiaste parkmanager, de adviseur die verder kijkt dan de scan, de locatiemanager die aan de slag gaat met de tender, de facilitair manager die een gebouwbeheersingssysteem bouwt, de technisch directeur die van energie besparen een sport maakt, de manager locatiebeheer die vrijwillig in een milieucommissie zitting neemt maar ook het enthousiasme van werknemers op de werkvloer. Niet alleen het enthousiasme is belangrijk maar ook de tijd die deze personen krijgen om met energiebesparing aan de slag te gaan. Personen maken het verschil maar dat maakt het ook wel kwetsbaar. Kennis en inzicht in energiegebruik en besparingsmaatregelen Belangrijk is dat bedrijven laagdrempelig kennis wordt aangereikt. Met voldoende kennis en een sterk verhaal kom je beter binnen bij bedrijven om vervolgens met medestanders aan de slag te gaan. Het gaat om kennis in brede zin d.w.z. kennis van het bedrijf en combinatiemogelijkheden van maatregelen. De rol van adviseurs met hun kennis en netwerken wordt hier ook genoemd. Ze kennen de subsidiemogelijkheden en nemen werk uit handen. Daarnaast wordt ook genoemd het belang van monitoring en benchmarks. Ook (gestandaardiseerde) energiescans en haalbaarheidsonderzoeken zijn instrumenten om inzicht te geven in het energiegebruik. Uit de interviews komt naar voren dat de kennis bij bedrijven vaak wel aanwezig zijn maar dat het ontbreekt aan ‘handjes’.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
21
Samenwerken en netwerken Energiebesparing bij bedrijven komt van de grond daar waar samen wordt gewerkt en gebruik wordt gemaakt van (lokale) netwerken. Zo zijn de derde ronde meerjarenafspraken met de grotere bedrijven succesvol door de aandacht voor de keten en ketenbenadering. Versnelling in energiescans is gekomen daar waar gemeenten met adviseurs gingen samenwerken. Veel energiescans komen voort uit het netwerk van de adviseurs of lokale initiatieven. Een bedrijf noemt letterlijk dat het grootste succes is ‘dat we het hier met z’n allen doen’. Ander voorbeeldis een bedrijf dat samenwerkt met een lectoraat bij Hogeschool Windesheim. Verder werkt het als ondernemers samenwerken in hun eigen netwerk. Duurzame samenwerking hoort hier ook bij d.w.z. over een langere tijd samenwerken met vaste partners aan duurzaamheid. Energie meenemen in totale exploitatie Met een goed (exploitatie)verhaal lukt het bijna om energiebesparingsmaatregelen bij bedrijven te realiseren. Een overtuigende onderbouwing voor of door het management gaat echter niet altijd alleen over de directe terugverdientijd maar bijvoorbeeld ook om een betere marktpositie omdat de klant duurzaamheidseisen stelt. Maatschappelijk verantwoord ondernemen Het gaat niet altijd direct om de euro’s omdat, zeker bij grootgebruikers, de lagere energieprijs geen prikkel geeft om energie te besparen. Naast geld is maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijke succesfactor. Duurzaamheid merk je steeds meer bij bedrijven, overheden en instellingen. De bewustwording van bedrijven is groter geworden omdat energiebesparing loont. Duidelijk is dat energiebesparing ‘meelift’ met dit duurzaamheidsdenken. Energiebesparing is dan ook kansvol als het in het bredere palet van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt meegenomen. Voorbeeld is hogeschool Windesheim die vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid een grootschalig zonnepanelenproject met de woonwijk Schellerheem op poten zet. Of een bedrijf dat energiemaatregelen direct koppelt aan binnenklimaat en welzijn van werknemers in de productiehal. Focus en projectmatige aanpak Een succesfactor is ook een project- of programmatische aanpak. Niet alles willen maar focussen op de belangrijkste zaken. Bijvoorbeeld door via pilots bewezen technieken als energiezuinige stallen in de praktijk te brengen. In het provinciale beleid is dit bijvoorbeeld te zien in de keuze voor het MKB en 1.000 energiescans of bij de brancheorganisatie van de chemische industrie (VNCI) waar (landelijk) is gewerkt met 11 pilots. Bedrijven uit de pilot vertellen vervolgens het verhaal bij collega bedrijven. Leren van voorbeelden Leren van voorbeelden in de provincie, in de branche, landelijk of het buitenland werkt ook. Zo zijn landelijke ervaringen en onderzoeken vertaald in een Overijsselse aanpak van het MKB. Per branche zijn er overzichten met mogelijke energiemaatregelen beschikbaar die bedrijven kunnen gebruiken in hun plannen. Tenderregeling en subsidies helpen Duidelijk is dat de tenderregeling zeker heeft geholpen bij het realiseren van projecten. Geïnterviewden geven aan dat zonder tenderregeling niet zoveel energiescans van de grond zouden zijn gekomen.
3.1.2
Beleidseffecten De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Energiegebruik bedrijven stijgt licht In de grafiek is voor de jaren 2007, 2011 en 2020 weergegeven wat het energiegebruik van bedrijven was, of zal zijn. Voor de jaren 2011 en 2020 is ook aangegeven wat de situatie met en zonder beleid is. In 2007 bedroeg het energiegebruik van bedrijven 38,5 PJ. Met beleid van provincie Overijssel stijgt het gebruik in 2020 naar 40 PJ. Zonder beleid van provincie Overijssel zou dit 41,2 PJ zijn. Overigens is in het rapport van ECN de sector energievoorziening meegerekend bij het cluster bedrijven. Wanneer de sector energievoorziening wordt meegenomen bij het energiegebruik van bedrijven, is sprake van een lichte daling. Omdat het beleid van de provincie er niet op is gericht op de sector energievoorziening te beïnvloeden, is die niet in de onderstaande grafiek meegenomen. De belangrijkste bedrijven binnen de sector energievoorziening zijn de Harculo-centrale van GDF Suez/Electrabel van 356 MWe en de warmtekracht centrale van Essent in Enschede van 57,5 MWe.
22
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Figuur 5: Energiegebruik bedrijven (PetaJoule/jaar) 45 40 35
30 25
20 15
10 5 0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Energieprijs heeft veel invloed op doelbereiking De energieprijzen zijn voor de ontwikkeling van het energiegebruik van bedrijven van groot belang. Hoe hoger de prijs, hoe groter de prikkel is om energie te besparen. Veel bedrijven vallen onder het tarief voor grootverbruikers. Bedrijven die veel energie gebruiken, betalen met dit tarief 40% tot 60% minder voor gas en elektriciteit (bron: CBS). Voor de grootste bedrijven in Overijssel is ook de prijs van CO2 van belang vanwege het Europese emissiehandelsysteem. Bedrijven kunnen met dit systeem emissierechten kopen of verkopen. Het doel van dit systeem is om emissiebeperkende maatregelen daar te treffen waar dat het goedkoopst kan. De prijzen voor CO 2 zijn echter op dit moment historisch laag en prikkelen daarom maar weinig om maatregelen te treffen. Grote industriële bedrijven die niet meedoen aan emissiehandel vallen onder de Meerjarenafspraken (MEE en MJA3). De branches spreken op nationaal niveau af welke inspanning wordt geleverd om energie te besparen. Voor alle bedrijven is de Energie-investeringsaftrek van belang. Dit is een maatregelen van de rijksoverheid om investeringen in energiebesparing en –opwekking te stimuleren. Restwarmtelevering Twence levert grote bijdrage De belangrijkste bijdrage levert de restwarmtelevering door Twence. Vanwege de inspanning van provincie Overijssel om het leveren van restwarmte door Twence mogelijk te maken wordt dit als beleidseffect van de provincie beschouwd. Ook financiering provincie draagt bij energiebesparing bedrijven De tenderregeling, de Geld-terug-actie en de energieleningen voor MKB bedrijven dragen bij aan de energiebesparing. De Geld-Terug-Actie loopt van november 2011 tot december 2013. Hierbij kan 25% van de investering in energiebesparing terugontvangen worden. De investering dient minimaal €4.000,- te zijn en de subsidie is maximaal €2.500,- per MKB-onderneming of non-profitorganisatie. In 2012 en 2013 wordt een budget van €1.000.000,- ingezet. Tot april 2013 is €1,36 miljoen aan energieleningen voor MKB bedrijven beschikt. Voor deze MKB Energieleningen is een totaal budget van € 4.000.000,- beschikbaar. Dit budget wordt met name besteed aan energiebesparing in handel, diensten, overheid en industrie en aan zon-PV. De tenderregeling is een subsidieregeling voor energiebesparing en hernieuwbare energie die opengesteld is in de periode 2008-2014. Voor de tenderregeling is in de jaren 2008 t/m 2011 6,9 miljoen euro beschikbaar gesteld. Verder zijn er energiescans en haalbaarheidsstudies uitgevoerd door bedrijven met subsidie van de provincie. Voor de toekomst is Energiefonds Overijssel van groot belang Energiefonds Overijssel levert financiële bijdragen aan projecten door middel van participaties, leningen en garanties. Voor het effect van het provinciale beleid is de inzet van Energiefonds van groot belang.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
23
Grote diversiteit aan bedrijven Binnen het cluster bedrijven is een grote diversiteit aan bedrijven actief. Veel energiebeleid (bijvoorbeeld de meerjarenafspraken en het emissiehandelssysteem) is gericht op grootverbruikers van energie. De kleinere en minder energie-intensieve maakindustrie heeft vaak minder kennis over energiebesparingsmogelijkheden. Energie speelt bij deze bedrijven een minder grote rol in de bedrijfsvoering vanwege een beperkter aandeel van energiekosten in de totale kosten. Gebouwgebonden energiegebruik is voor deze bedrijven relatief belangrijk. Subsidiëring en faciliterend beleid, zoals het aanbieden van kennis, kan kleinere bedrijven helpen de besparingsmogelijkheden in kaart te brengen en uit te voeren. De energiescans zijn daarom terecht gericht op het MKB en op (sport)verenigingen. De Overijsselse bedrijven (en landelijk) vallen praktisch allemaal onder het MKB. Economische omstandigheden hebben veel invloed Bij het berekenen van het beleidseffect en de gevolgen voor het energiegebruik is voor de periode 2013-2017 uitgegaan van een gemiddelde macro-economische groei in Nederland van 1,7% per jaar. Een lagere of hogere groei leidt tot minder of meer energiegebruik. Tegelijkertijd zijn de economische omstandigheden van belang voor de investeringsruimte van in hernieuwbare energie en energiebesparing. Ook de verdeling van de groei over economische activiteiten maakt uit.
3.1.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen energiebesparing bedrijven is het goed dat zo veel mogelijk is gekozen voor een lokale en projectmatige aanpak gericht op het midden- en kleinbedrijf. Ook het met een gestandaardiseerde scan inzicht geven in energiegebruik en maatregelen als eerste stap is een logische. Het in korte tijd wegzetten van gestandaardiseerde scans sluit echter nog onvoldoende aan op succesfactoren als het opbouwen van vertrouwen, duurzame samenwerking, het integraal benaderen van bedrijfsprocessen, maatwerk en het ‘handen-en-voeten-geven’ aan de uitvoering bij bedrijven. Belangrijk is om koploperbedrijven te blijven faciliteren en stimuleer het delen van kennis en goede voorbeelden. Subsidieregelingen kunnen eenvoudiger en meer flexibel. Daarnaast zou er meer bestendigheid in beleid en regelingen moeten komen. Blijf de aanpak vooral nog richten op het midden- en kleinbedrijf maar breng via een projectmatige aanpak meer focus aan en maak de stap naar uitvoering. In het dilemma van straffen, belonen of verleiden lijkt de route van vertrouwen, verleiden en van energie een sport maken kansrijk. Koplopers faciliteren en successen delen Om meer bedrijven mee te krijgen met energiebesparing, helpt het als koploperbedrijven hun successen (lokaal) delen met andere bedrijven. Ook via communicatie op een aansprekende manier aandacht geven aan goede voorbeelden werkt. Hier liggen kansen en de provincie zou dit nog verder kunnen versterken. Positief is de rol van Theo Rietkerk als boegbeeld van bedrijven, innovatie en energie. Aanbevelingen Faciliteer koplopers nog meer en laat hen goede voorbeelden delen met branchegenoten of (lokaal) netwerk. Blijf delen van kennis en samenwerking stimuleren. Eenvoud, flexibiliteit en bestendigheid beleid Beleid en beschikbare (subsidie)regelingen zijn onvoldoende bekend bij bedrijven en instellingen. Het is niet alleen onbekendheid maar ook de veelheid en complexiteit van regelingen. Zelfs adviseurs hebben moeite om het overzicht te krijgen. Daarnaast wordt de administratieve last en de starheid van regelingen genoemd. Verder wordt bestendigheid van beleid en regelingen gemist. Op dit moment is bij 1.000 bedrijven een energiescan uitgevoerd. Dit is 1,5% van alle bedrijven- en instellingen in Overijssel en eind 2013 stoppen regelingen. Zorg voor een meer stabiele horizon zodat bedrijven gebruik kunnen maken van een regeling bij een natuurlijk investeringsmoment. Aanbevelingen Zorg voor meer eenvoudige en flexibele subsidieregelingen en communiceer hier beter over. Zorg voor meer bestendigheid in beleid en regelingen. Lokale en projectmatige aanpak Goed aan de aanpak van de provincie is dat zo veel mogelijk is gekozen voor een lokale en projectmatige aanpak gericht op het midden- en kleinbedrijf. Ook het met een gestandaardiseerde scan inzicht geven in energiegebruik en maatregelen als eerste stap is een logische. Van een optimaal beleid is echter nog geen sprake. Zo wordt het succes te veel afgemeten aan het aantal
24
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
aangevraagde scans. Het in korte tijd wegzetten van gestandaardiseerde scans sluit nog onvoldoende aan op succesfactoren als het opbouwen van vertrouwen, duurzame samenwerking, het integraal benaderen van bedrijfsprocessen, maatwerk en het ‘handen-en-voeten-geven’ aan de uitvoering bij bedrijven. Aanbevelingen Blijf de focus houden op het midden- en kleinbedrijf. Hiermee worden bedoeld de bedrijven- en instellingen die niet onder de meerjarenafspraken (MJA/MEE) vallen. Bij de bedrijven die onder de meerjarenafspraken vallen, heeft de provincie te weinig toegevoegde waarde. Blijf werken aan het al dan niet via een energiescan bieden van inzicht in het energiegebruik van bedrijven en behoud de insteek van de lokale aanpak en vertrouwde netwerken. Ga voor een duurzame vertrouwensrelatie met bedrijven en niet voor uitsluitend een vluchtig contact via een goedkope scan. Breng binnen het midden- en kleinbedrijf meer focus aan via een projectmatige aanpak van branches. Betrek hier ook toezicht, communicatie, branche-organisaties en energiedeskundigen bij. Maak resultaten van de aanpak zichtbaar en werk met benchmarks van bedrijven zodat energie een sport wordt. Meer inzicht bij de provincie in het energiegebruik bij bedrijven kan helpen bij het kiezen van de branches. Maak het energiebesparingsbeleid meer uitvoeringsgericht. Zorg voor ‘handen en voeten’ voor bedrijven om met een energiescan aan de slag te gaan. Richt subsidies op de uitvoering van maatregelen. Zorg voor meer maatwerk en een meer integrale aanpak van energie bij bedrijven door energie te koppelen aan andere facetten van de bedrijfsvoering zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, inkoop, personeelsbeleid, ARBO etcetera. Omgaan met het dilemma van straffen, belonen of verleiden Een dilemma dat uit het onderzoek voortkomt is die van straffen, belonen of verleiden. De kleinere en minder energie-intensieve maakindustrie heeft vaak minder kennis over energiebesparingsmogelijkheden (bron: ECN). Energie speelt bij deze bedrijven een minder grote rol in de bedrijfsvoering vanwege een beperkter aandeel van energiekosten in de totale kosten. Subsidiëring en faciliterend beleid, zoals het aanbieden van kennis, kan kleinere bedrijven helpen de besparingsmogelijkheden in kaart te brengen en uit te voeren. Tegelijk blijkt dat er behoefte is aan minder vrijblijvendheid in energiebesparing. Bedrijven willen niet gestraft worden maar ook niet lijden onder de kwaden. Daarnaast zijn er wettelijke voorschriften die moeten worden nageleefd. De route van vertrouwen, verleiden en van energie een sport maken lijkt kansrijk. Een voorwaarde hiervoor is dat er bij de provinciale en gemeentelijke organisaties geen verkokering optreedt. Meer kennis bij vergunningverleners en handhavers van energiemaatregelen en subsidieregelingen biedt kansen om bedrijven te verleiden om maatregelen te treffen en te voorkomen dat er maatregelen moeten worden opgelegd en gehandhaafd . Aanbevelingen Zorg voor interne dwarsverbanden tussen het programmateam en vergunningverleners en handhavers. Zorg voor voldoende kennis van energiemaatregelen en stimuleringsregelingen bij vergunningverleners en handhavers van zowel provincie als gemeenten.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
25
3.2
Energiebesparing woningen Energiebesparingen in woningen komen tot stand doordat bewoners, al dan niet gestimuleerd en gesubsidieerd door gemeente, provincie en rijk zuiniger omgaan met energie of hun woning verduurzamen/renoveren. Voor huurwoningen zijn de woningcorporaties een belangrijke partner om woningen te verduurzamen.
3.2.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen uit de periode 2007-2012 genoemd. Een buurtgenoot komt eerder binnen Om de huishoudelijke klanten te bereiken is het van belang om direct contact met ze te hebben en toe te lichten wat voor hen het effect kan zijn van verduurzamen. Voor de klant moet het herkenbaar zijn wat iemand komt aanbieden en moet het liefst ook de verkoper van het product een bekende zijn. Dan is er vertrouwen en dat motiveert om mee te doen. Klanten ontzorgen Huishoudens willen best investeren in duurzaamheid maar kijken wel eerst naar de eigen portemonnee en of het gemakkelijk gaat. Hierbij is het belang het de klant zo gemakkelijk mogelijk te maken en ze te helpen bij de keuze door het inzetten van rekenmodellen en al met doordachte offertes van (liefst lokale) aanbieders te komen. Bied ‘maatwerk’ arrangementen aan Het is bij huishoudens van belang om je aan te passen aan de klant. Waar je voorbeelden ziet van het ontzorgen van de klant met standaardoplossingen, werkt maatwerk heel goed bij woningcorporaties. De klanten van de woningcorporaties zijn zeer divers en moeten op een voor hen passende manier benaderd worden om mee ‘te investeren (via de huurprijs)’ in hun huurhuis. Door maatwerk aan te bieden en niet hele blokken woningen/flats op dezelfde manier aan te pakken, kan een groep huurders bereikt worden die in de massa wellicht niet meegedaan had. Samenwerking tussen bewoners, woningcorporaties, bedrijven en overheid werkt In deze tijd is het moeilijk om verduurzaming op de agenda te houden. Partijen moeten én willen samenwerken om zo het benodigde draagvlak te krijgen om acties van de grond te krijgen. Samen sta je sterker en samen zul je het moeten gaan doen. Duurzaamheid financieel bereikbaar maken Veel mensen en organisaties merken de effecten van de financiële crisis. Investeren in duurzaamheid kan dan een stap te ver lijken. Toch zijn er verschillende initiatieven die maken dat mensen ook nu nog willen investeren. Daarbij kunnen naast extra stimulering, bijvoorbeeld op duurzaamheidleningen of met subsidies, ook andere slimme oplossingen bedacht worden. Voorbeelden hiervan zijn eerder al genoemd: ‘huren van zonnepanelen in Hoonhorst’ en ‘verdisconteren van kosten in de huurprijs door woningcorporaties’. Het wedstrijdelement stimuleert Opvallend is het aantal wedstrijden dat gehouden is om tot actie te komen. Zowel bij individuele huishoudens, buurten, als woningcorporaties worden mensen getriggerd om in actie te komen door het wedstrijdelement (bijvoorbeeld Duurzaam Dorp, prijsvraag van woningcorporatie Viverion en de Wattcher in Enschede). Mooi is dat ze na de actie door blijven gaan met hun ‘project/actie’ en de burgers en woningcorporaties het stokje van de overheid (deels) overnemen.
26
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3.2.2
Beleidseffecten Bij de sector huishoudens is het eindgebruik van energie in 2020 met beleid van Overijssel 25,1 PJ. Zonder beleid van Overijssel is het energiegebruik 25,5 PJ. De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Figuur 6: Energiegebruik huishoudens (PetaJoule/jaar) 30 25 20
15 10
5 0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Op nationaal niveau convenanten afgesloten Naast de prijzen van energie is het rijksbeleid een belangrijke factor bij het besparen van energie bij huishoudens. Het Rijk, Aedes, de Woonbond en Vastgoed Belang hebben hun doelstellingen vastgelegd in een convenant Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Als de convenanten zijn uitgevoerd, hebben de 2,4 miljoen corporatiewoningen in 2021 gemiddeld energielabel B. Het Rijk heeft ook een convenant “Meer met minder” gesloten met, bouw-, installatie- en energiebedrijven om energiebesparing te realiseren. Daarnaast zijn Energie Prestatie Normen voor gebouwen vastgesteld en komen er Ecodesign richtlijnen van de Europese Unie o.a. gericht op elektrische apparaten Provincie maakt financieren van maatregelen gemakkelijker De belangrijkste bijdragen aan de vermindering van het energiegebruik komen van de leningen aan de woningbouwcorporaties door Energiefonds Overijssel en de duurzaamheidsleningen en -premies voor energiebesparing in woningen. Voor de duurzaamheidsleningen is uitgegaan van een maximale leenruimte van 40 miljoen euro. Daarnaast dragen subsidies uit de tenderregeling en de medefinanciering van gemeentelijke projecten door het Essent Bespaarplan bij. Het Essent bespaarplan omvat 3,1 miljoen voor medefinanciering van gemeentelijke projecten voor energiebesparingsmaatregelen. Het is met name gericht op de particuliere woningbezitter in de bestaande woningvoorraad. Uitgangspunt voor het bepalen van het beleidseffect is dat de middelen aan renovaties van woningen zijn besteed. Restwarmte Twence ook voor huishoudens Vanwege de inspanning van provincie Overijssel om het leveren van restwarmte door Twence mogelijk te maken wordt dit als beleidseffect beschouwd. De lokale overheid is van belang bij aanleg van een warmtenet in een wijk, omdat vooral de lokale overheid het collectieve voordeel kan beoordelen en bepaalde drempels hiervoor kan wegnemen.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
27
Beleidseffect maatregelen huishoudens kleiner dan bij bedrijven De betaalbaarheid van maatregelen wordt vergroot door het verstrekken van leningen aan particulieren en doordat woningcorporaties Energiefonds Overijssel kunnen benutten. Ondanks deze maatregelen is het verschil tussen het energiegebruik van huishoudens met en zonder beleid in 2020 ongeveer een derde van het effect van energiebesparing bij bedrijven. Werkgelegenheidseffect energiebesparing kleiner dan bij hernieuwbare opwekking De investeringen in hernieuwbare opwekking hebben een groter effect op de werkgelegenheid dan de investeringen in energiebesparingsmaatregelen bij huishoudens. In de periode 2007-2011 leverde energiebesparingsmaatregelen 284 arbeidsjaren op. In de periode 2012-2020 is dit 678 arbeidsjaren. Hernieuwbare opwekking (exclusief fabricage) leverde in de periode 2007-2011 333 arbeidsjaren op (exclusief fabricage). In de periode 2012-2020 is de verwachting dat het er 3.554 arbeidsjaren zullen worden (exclusief fabricage).
3.2.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen energiebesparing woningen heeft de crisis zijn effect op acties die partners in de markt kunnen en willen inzetten op energiebesparing woningen. Desondanks zijn er toch mooie resultaten bereikt in met name de bestaande bouw en via lokale initiatieven. Binnen het thema kan inmiddels wel de vraag worden gesteld of de markt ondertussen al niet zo ver is dat zij dit thema voor een deel ook zelf kan oppakken. Vertrouwen en nabijheid zijn belangrijk. Blijf dus inzetten op initiatieven dichtbij de burger (lokaal) en voorkom ‘stilvallen’ na betrokkenheid als provincie. Overweeg om lokale voortrekkers te faciliteren. Bedenk ook goed of een initiatief als een Overijsselse aanpak lokaal genoeg is. Het ontzorgen via maatwerk of standaardpakket is een belangrijke succesfactor. Innovatie blijft nodig. Tot slot zou de provincie zich juist nu kunnen richten op de werkgelegenheid in de bouwsector waar kansen liggen op het gebied van renovatie. Provincie: welke rol is er nog? Het wordt steeds duidelijker dat lokaal initiatieven opgepakt worden om duurzaamheid te realiseren. Soms naar aanleiding van subsidieregelingen, prijsvragen enz. Op nationaal niveau zijn er convenanten met de belangrijkste partijen afgesloten. Uit de doorrekening van de beleid blijkt dat het effect van provinciale maatregelen beperkt is (0,4 PJ in 2020). De vraag is ook of de markt ondertussen al niet zo ver is dat zij dit thema zelf kan oppakken voor wat betreft het thema huishoudens en welke rol de provincie nog moet willen spelen. Aanbeveling Heroverweeg de rol van de provincie bij woningen wanneer de markt voldoende is ontwikkeld Vertrouwen en nabijheid Vertrouwen is nodig om bij de klant ‘binnen’ te komen. Het werkt goed om hiervoor bekenden, lokale adviseurs en de gemeenten in te zetten en contact te laten leggen. De provincie heeft hier op ingespeeld met de wedstrijd ‘Duurzaam Dorp’ en energieloketten bij gemeenten. Aanbevelingen Blijf inzetten op initiatieven dichtbij de klant, initieer deze waar je dat nodig vindt om een eerste actie te bewerkstelligen. Probeer ook te zorgen voor goede overdracht naar de lokale partijen zodat initiatieven niet ‘stilvallen’ na de betrokkenheid van de provincie.
28
Overweeg het ‘inhuren’ van bekenden. Geef mensen in het veld een vergoeding voor wat zij zelf organiseren in plaats dit geld te besteden aan inhuur van marktpartijen. Woningeigenaren/huurders worden vaak over de streep getrokken door lokale voortrekkers. Een mogelijkheid is om die voorlopers trekkers meer tijd te laten investeren door hier een vergoeding tegenover te stellen. Dat kan een financiële vergoeding zijn voor uren, maar wat te denken van een zonnepaneel?
Bedenk goed of een initiatief als een Overijsselse aanpak lokaal genoeg is. Er wordt door de provincie gesproken over een Overijsselse aanpak en een communicatiestrategie die de provincie laat ontwikkelen. Gezien de ervaringen in het veld op dit thema is het de vraag of een Overijsselse aanpak niet te ver af staat van woningbezitter die veel lokaler georganiseerd is en zich met zijn buurtschap of stad verbonden voelt.
Denk na over de aanpak grootschalig of kleinschalig. Werken naar kleinere schaal en pas daarna grotere aantallen biedt meer ruimte en flexibiliteit voor innovatie en business cases. Wat is het meest effectief: grootse of een kleinschalige aanpak? Eerst op grotere schaal verder ontwikkelen zodat daarna kleinere partijen mee kunnen doen of eerst toepassingen
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
op kleinere schaal doorontwikkelen? De lokale aanpak gaat voor de kleinschalige aanpak verder uitwerken en dan breder inzetten.
Bied afhankelijk van de klant maatwerk of standaardpakketten aan, ontzorg de klant daarbij zoveel mogelijk. Klanten hebben graag dat duidelijk is wat voor- en nadelen van een product zijn en wat het oplevert. Als dat duidelijk is kunnen zij kiezen om het al dan niet te doen. Dit kan voor één product of voor maatwerk zijn.
Innovatie of bewezen techniek? Er zijn voorbeelden van successen door nieuwe technieken in de massa te gebruiken zodat het goedkoper wordt, maar ook om technieken op kleine schaal door te ontwikkelen en dan voor meer woningen in te zetten. Het stimuleren van de twee aanpakken is verschillend en bewezen techniek levert op de korte termijn wellicht ook wel meer effect op. Op de lange termijn is, zijn nieuwe innovaties nodig om duurzaamheid te blijven. Aanbeveling Houd aandacht voor het innoveren Werkgelegenheid: een dilemma De afgelopen periode is de bouwsector, die stevig vertegenwoordigd is in Overijssel, in zwaar weer terechtgekomen. De traditionele bouwsector was eerder voornamelijk gericht op volume. Dat neemt nu drastisch af. Zowel bij nieuwbouw als renovatie liggen kansen voor energiebesparing en werkgelegenheid. Voor wat betreft het renoveren van woningen is er wel een mogelijkheid voor de sector om een nieuwe weg in te slaan. Duidelijk is dat dit, bij de meeste bedrijven, nog niet vanzelf gaat. Tegelijkertijd stelt ECN vast dat de werkgelegenheidseffecten van de investeringen in energiebesparing bij huishoudens kleiner zijn in vergelijking tot de investeringen in hernieuwbare opwekking. Het uitsluitend opschroeven van de investeringen in de energiebesparing in de woningbouw lijkt daarom niet de weg te zijn om meer werkgelegenheid te krijgen. Andere maatregelen zijn nodig. Aanbeveling Overweeg een rol te nemen om werkgelegenheid in de bouwsector te garanderen door bijvoorbeeld zwaarder in te zetten op opleidingen. Faciliteer de bouwsector. Er lopen een beperkt aantal kleinschalige initiatieven om medewerkers in de bouw bijvoorbeeld om te scholen voor het werken bij renovaties of om andere werkprocessen te volgen. Dit om de bouwsector door deze moeilijke tijd ‘heen te helpen’ en daarbij doelen voor hernieuwbare energie te bereiken.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
29
3.3
Verkeer en vervoer Onder het verkeer en vervoer valt het gehele scala van gemotoriseerde vormen van mobiliteit: wegverkeer, mobiele werktuigen, binnenvaart, recreatievaart en railverkeer.
3.3.1
Beleid Omdat verkeer en vervoer maar een zeer beperkt onderdeel is van het programma Nieuwe Energie zijn geen betrokkenen geïnterviewd. Er is beperkt beleid gevoerd vanuit het programma Nieuwe Energie om het energiegebruik van verkeer en vervoer terug te dringen. Zo is een innovatieve binnenvaarttanker op LNG in Kampen gebouwd en zijn er in 2012 circa 100 voertuigen extra op groengas en volledig elektrische voertuigen op de weg gekomen. Vanuit het programma gezond en veilig leefmilieu (GVL) en het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) Overijssel stimuleert onze provincie het rijden en varen op groengas en groene elektriciteit. Het zijn goedkopere brandstoffen en ze worden in Overijssel geproduceerd. Door deze programma’s is een beginnend netwerk van 11 CNG tankstations en één LNG tankstation in Overijssel tot stand gekomen. Bij de concessies voor openbaar vervoer is het aanbieden van milieuvriendelijke taxi’s en bussen extra beloond.. Hierdoor rijden er extra zuinige dieselvoertuigen en ook nog eens circa 15 voertuigen op groengas. Binnen de programma’s Goederenvervoer over water en het programma bereikbaarheid wordt ook toegwerkt naar het gebruik van nieuwe enrgie. Te denken valt aan de elektrificatie van de spoorlijn ZwolleEnschede en de spporlijn Zwolle-Kampen en de overstap van auto naar OV of (e-)fiets. . Mede dankzij de provinciale inspanningen draagt Overijssel positief bij aan de vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel wordt in 2013 een verkenning van de provinciale rol bij rijden en varen op nieuwe energie uitgevoerd (verkenning duurzame mobiliteit).
3.3.2
Beleidseffect Het directe effect op het energiegebruik van de maatregelen van Overijssel is beperkt en is niet gekwantificeerd. Het energiegebruik is gebaseerd op berekeningen van ECN. Figuur 7: Energiegebruik verkeer en vervoer (PetaJoule/jaar) 40 35 30 25 20
15 10 5 0 2007 Bron: ECN
30
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
2011
2020
Maatregelen op Europees niveau van grote invloed Personenauto’s en bestelauto’s worden zuiniger doordat op Europees niveau emissie normen zijn ingesteld voor nieuwe voertuigen. Daarnaast is er een afspraak om tot een aandeel van 10% biobrandstoffen te komen in de afzet van brandstoffen aan het wegverkeer. Door het rijk, provincies en gemeenten vindt een gezamenlijke inspanning plaats om het energiegebruik en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verder te verminderen. Verkeer en vervoer verantwoordelijk voor een derde van het energiegebruik In 2011 was verkeer en vervoer verantwoordelijk voor 33% van het energiegebruik. Door het grote aandeel in het energiegebruik is het interessant voor de provincie om na te gaan op welke wijze zij een verdere bijdrage kan leveren aan de vermindering van het energiegebruik.
3.3.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Verken de mogelijkheden om mobiliteit te verduurzamen In 2013 wordt de verkenning ‘Duurzame mobiliteit’ uitgevoerd. Dit richt zich vooral op de inzet van nieuwe energie. Er is een duidelijke relatie met vermindering van het energiegebruik, maar is niet primair het doel van de verkenning. Het aandeel in energiegebruik is groot (33%). Het loont de moeite om te verkennen wat de mogelijkheden van de provincie zijn om ook het energiegebruik door mobiliteit te verminderen. Aanbeveling Verken de mogelijkheden om als provincie het energiegebruik door mobiliteit te verminderen.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
31
3.4
Bio-energie Onder dit cluster valt de energie-opwekking uit biomassa. Biomassa kan op verschillende manieren worden opgewerkt en benut als bron van energie door: -
-
Verbranding van biomassa. De warmte die vrijkomt wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en verwarming. Vergisting van biomassa. Biomassa wordt onder afwezigheid van zuurstof omgezet in water, biogas is een residu. Het biogas kan worden gebruikt om elektriciteit of warmte produceren. Na opwaardering tot aardgaskwaliteit is ook invoeding op het aardgasnet en de toepassing als transportbrandstof mogelijk. Vergassing van biomassa en verwerking met andere innovatieve technologieën, zoals pyrolyse en torrefactie. Dat levert eveneens een biobrandstof op
Bio-energie is zeer belangrijk voor de provincie: 70% van de totale doelstelling moet via dit cluster gerealiseerd worden.
3.4.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen uit de periode 2007-2012 genoemd. Samenwerking in de keten maakt successen mogelijk Aan de basis van een ervaren succes staat vaak dat partijen elkaar hebben weten te vinden en samenwerken in de keten. Het gaat hierbij om een bundeling van elkaar aanvullende kennis, kracht en ervaring. Zo is een aantal voorbeelden te noemen: Twenergy, waar Twence zorgt voor de productie van biogas en Cogas voor de benodigde infrastructuur, de koppeling van Twence aan AKZO voor warmtelevering, de verschillende partijen die de vergister bij ROVA mogelijk hebben gemaakt en de kleinschalige houtverbranding. Er is de wens om duurzaam samen te werken, gericht op de lange termijn, omdat bio-energie een lange adem vraagt. Het Bio-energiecluster OostNederland (BEON) wordt gewaardeerd vanwege de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de deelnemers. Partijen weten elkaar daar te vinden. Inzetten op verschillende opties brengt halen doelstelling dichterbij Waar eerder de ogen vooral gericht waren op mestvergisting, wordt inmiddels ook door de provincie volop ingezet op een diversiteit van technieken voor de benutting van biomassa, zoals GFTvergisting, houtverbranding en pyrolyse. Het wordt breed gedeeld dat het goed is om als provincie in te zetten op verschillende opties, omdat de overtuiging is dat de inzet van meerdere technieken nodig is om de doelstelling nieuwe energie te realiseren. Goed klimaat in Overijssel voor bio-energie Veel van de geïnterviewden over biomassa geven aan dat Overijssel succesvolle leveranciers van technologie heeft binnen haar grenzen, die spelers zijn op de wereldmarkt. Er is een aantal bedrijven dat succesvol is in de productie van energiesystemen. Nu worden veel grote installaties in het buitenland gebouwd. De helft van de omzet wordt in het buitenland gemaakt. In Nederland is er (nog) weinig afzet. De bedrijven staan echter in de startblokken om installaties te bouwen in Overijssel zodra de omstandigheden gunstiger worden. De technologie en de expertise zijn volop aanwezig. Innovatie Geïnterviewden geven aan dat innovatie altijd nodig is, omdat immers iedere techniek op een bepaald moment afgeschreven is. Toch is er sprake van een dilemma, want sommigen geven aan dat de provincie om echt meters te maken richting realiseren van de doelstelling er beter aan zou doen in bewezen technieken te investeren en de innovatie aan anderen over te laten. Daar stellen anderen tegenover dat door innovatie te stimuleren het ook lukt om kennis, kunde en werkgelegenheid binnen de provinciegrenzen te krijgen of houden. Gemerkt wordt dat energiebedrijven eerder budget hadden voor innovatie en nu niet meer. Ook is de ruimte voor fundamenteel exploratief onderzoek bij de universiteiten beperkt, doordat die afhankelijk zijn van subsidie van overheden en bedrijfsleven en daarin niet altijd hun eigen koers kunnen varen. In de markt is ruimte om toegepast onderzoek te doen, exploratief onderzoek vindt hier geen plek.
32
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Hoogwaardige toepassing biomassa krijgt de voorkeur Vanuit het programma Nieuwe Energie ligt de focus wat betreft biomassa op hoe biomassa energie kan opleveren. In de praktijk is te zien dat energie maar één van de toepassingen van biomassa is en dat gebruik van biomassa voor energie vaak niet de eerste keuze is. Op de eerste plaats kiest men voor een hoogwaardige toepassing van biomassa, waarbij de biomassa als grondstof voor een product wordt gebruikt, het zogenaamde biobased-principe. Energie wordt zeker niet uit het oog verloren: de biomassa die overblijft, wordt ingezet om hernieuwbare energie op te wekken. Er wordt vanuit gegaan dat de opwekking van warmte en elektriciteit de bouwsteen is om de hoogwaardige toepassingen haalbaar te maken. Voor energietoepassingen kunnen eerder grote contracten worden afgesloten, maar voor hoogwaardige toepassingen worden ook hogere prijzen betaald. Subsidie stimuleert Subsidies worden gewaardeerd om de stimulerende en zekerheid gevende werking, waarbij de onrendabele top wordt gecompenseerd. Bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van hout: het is nog lastig om voldoende hout uit landschapselementen te halen. Er zijn wel veelbelovende initiatieven. Met landgoedeigenaren is gesproken. Deze zijn echter beducht voor het langdurig vastleggen op houtproductie. De afnemers hebben echter wel zekerheid nodig over de levering. Subsidie heeft een prikkel gegeven toch voor langere tijd afspraken te maken. Met behulp van subsidies kunnen projecten gestart worden die aantonen dat het wel kan werken. Het wordt gewaardeerd als subsidie breed ingezet kan worden. Zo wordt als sterk van de regeling Logistieke biomassaprojecten gevonden dat deze ingezet kan worden in de voorfase, waardoor de regeling zowel houtverbranding als vergistingsprojecten stimuleert, door vergistermateriaal bij de vergister te krijgen. Subsidies hebben bijvoorbeeld ook flink bij gedragen aan de ontwikkeling van een bedrijf als BTG. Successen delen leidt tot vervolg Gevraagd naar hoe voor elkaar is gekregen dat succesvolle ervaringen navolging krijgen is het antwoord eensluidend: succesverhalen delen en partijen blijven informeren en enthousiasmeren. Dit wordt ook als de manier gezien om tot nog meer succesvolle projecten te komen en ook de kritische massa mee te krijgen. Als goede ervaringen op dit vlak worden de bijeenkomsten van BEON en de jaarlijkse energiedag van de provincie genoemd. Geïnterviewden vinden het belangrijk om van elkaar te leren. Een idee dat wordt gegeven is om als provincies van elkaar te leren en in IPOverband geld bij elkaar te leggen voor bijvoorbeeld een paar goede projecten op het gebied van een biomassa gas hub. Die successen kunnen vervolgens verspreid worden.
3.4.2
Beleidseffecten
De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Energie uit biomassa groeit fors Vanwege de inzet van de provincie voor de productie van energie uit biomassa wordt de toename van de productie van biogas, biomassa en biobrandstoffen als beleidseffect beschouwd. In de grafiek is voor de jaren 2007, 2011 en 2020 weergegeven wat de hoeveelheid energie uit biomassa was, of zal zijn. Voor de jaren 2011 en 2020 is ook aangegeven wat de situatie met en zonder beleid is.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
33
Figuur 8: Opwekking bio-energie (PetaJoule/jaar) 12 10 8
6 4 2 0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
vergisting biomassa (biogas)
verbranding biomassa
eindverbruik biobrandstoffen
productie biobrandstoffen
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN en Provincie Overijssel Verbranding afval levert grote bijdrage Het verbranden van afval in de AVI Twence en het verbranden van houtachtige materialen is de belangrijkste bron van hernieuwbare energie uit biomassa. De bijdrage blijft nog flink groeien richting 2020. De opwekking van elektriciteit en de warmtelevering door de afvalverbrandingsinstallatie Twence draagt bij aan de productie van bio-energie, omdat de installatie biogeen afval verbrandt. Verschillende technieken zijn nodig om doelstelling te halen De productie van energie uit mest door vergisting blijft achter bij de verwachtingen van een aantal jaren geleden. Andere technieken maken echter wel een snelle ontwikkeling door. De kleinschalige houtverbranding, maar ook zeker de initiatieven van Twence leveren een belangrijke bijdrage. Mestvergisting is als optie nog niet afgeschreven, ook vanwege de landelijke subsidiemogelijkheden en de mogelijke ontwikkeling van groen gas hubs en het rijden op groen gas. Subsidies hebben effect De tenderregeling van de provincie heeft een substantieel effect gehad op de groei van de opwekking van energie uit biomassa. Dit effect is te zien bij zowel de verbranding als de vergisting van biomassa. Van de 70 operationele installaties voor verbranding en vergisting die bij de provincie bekend zijn, heeft de provincie er 30 gesubsidieerd. De andere projecten zijn zonder subsidie gerealiseerd of zijn gesteund door landelijke subsidieregelingen (SDE). Het succes van de kleinschalige houtverbranding draagt substantieel bij aan de opwekking uit biomassa. Prijs biomassa en stimuleringsbeleid rijk hebben ook invloed Voor de productie van energie uit biomassa is de prijs van de biomassa zelf van belang. Met name waar het gaat om houtverbranding. Hoe duurder fossiele energie is en hoe goedkoper houtachtige brandstof is des te gunstiger zijn de omstandigheden. Een andere relevante invloed is het rijksbeleid. Het rijk stimuleert de productie van hernieuwbare energie met subsidies (SDE+). Dit zal de productie van biogas door vergisters en het aantal houtgestookte installaties bij bedrijven doen groeien. Het gebruik van biobrandstoffen in wegverkeer neemt sterk toe Het eindverbruik van biobrandstoffen vindt plaats door het bijmengen van biobrandstof in benzine en diesel voor motorvoertuigen. Het eindverbruik van biobrandstoffen gaat ook in de toekomst sterk toenemen door de afspraak dat 10% van de brandstof van het wegverkeer uit biobrandstof zal bestaan. Dit is een rechtstreeks gevolg van Europese regelgeving en is daarom geen effect van provinciaal beleid. De productie van biobrandstoffen in Overijssel wordt volgens de gehanteerde methode niet meegerekend bij het bepalen van het aandeel hernieuwbare energie. Omdat het wel onderdeel is van het beleid van de provincie is de productie van biobrandstoffen wel opgenomen in de bovenstaande grafiek. Er zijn succesvolle bedrijven die de nodige technologie kunnen leveren en in staat zijn om innovatieve technieken te ontwikkelen. De pyrolysefabriek die gebouwd gaat worden en wordt ondersteund door de provincie kan een deel van de biobrandstof die wordt bijgemengd leveren. Op deze manier levert de provincie toch een bijdrage.
34
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3.4.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen bio-energie is de samenwerking van partijen in de keten erg belangrijk. Het is dan ook goed om het Bio-energiecluster Oost-Nederland (BEON) te blijven faciliteren en blijf samenwerken in de keten stimuleren. De inzet op meerdere opties blijft nodig met niet te veel pijlen op mestvergisting. Mestvergisting heeft potentie maar is op dit moment nog geen techniek om meters mee te maken (moeilijk rendabel te krijgen). Houtverbranding is kansrijk en zou het voorbeeld van zon (dicht bij de burger) kunnen volgen. Verder zal geaccepteerd moeten worden dat Overijssel niet zelfvoorzienend kan zijn voor houtachtige biomassa en dat dit een internationale markt is. Innovatie en hoogwaardige toepassing moeten gestimuleerd blijven worden met aandacht voor economische haalbaarheid en het ondersteunen van ‘early adopters’. Er ligt een rol voor de provincie als ‘launching customer’ door eisen te stellen aan het gebruik van biobased materialen en het op lange termijn leveren van biomassa uit landschapsbeheer. Tot slot wordt Energiefonds Overijsel als wenkend perspectief gezien voor de initiatieven waar banken niet durven instappen. Het stimuleren en faciliteren van een portfoliobenadering biedt, zeker ten aanzien van kleinschalige houtverbranding, kansen. Samenwerking in de keten leidt tot succes Aan de basis van een ervaren succes staat vaak dat partijen elkaar hebben weten te vinden en samenwerken in de keten. Het gaat hierbij om een bundeling van elkaar aanvullende kennis, kracht en ervaring. Aanbevelingen Ga door met het faciliteren van BEON, partijen weten elkaar hier te vinden. Zo worden succesverhalen gedeeld en partijen geïnformeerd en geënthousiasmeerd. Ga door met en bouw uit dat stimuleringsinstrumenten zich richten op de hele keten. Inzet op meerdere opties nodig De inzet van de provincie op biomassa was in eerste instantie vooral op mestvergisting gericht. Mestvergisting komt nog niet goed van de grond. Inmiddels wordt door de door de provincie volop ingezet op een diversiteit van technieken voor de benutting van biomassa, zoals GFT-vergisting, houtverbranding en pyrolyse. Deze inzet op meerdere technieken is nodig om de doelstelling nieuwe energie te kunnen realiseren. Aanbevelingen Blijf op meerdere opties inzetten, met niet te veel pijlen op mestvergisting Mestvergisting niet te veel financieren, wel inzetten op lobbyen, leren van elkaar faciliteren en dat soort zaken. Stimuleer dat ondernemers die mestvergisting willen opstarten in gesprek gaan met ondernemers die een succesvolle mestvergister hebben draaien. Beschouw mestvergisting als een techniek met potentie en niet als optie om meters te maken voor het halen van de doelstelling van 20% in 2020. Gebruik de kennis van bedrijven in Overijssel (via BEON) en het actieplan van BEON om mestvergisting op een hoger plan te krijgen. Ga houtverbranding op zo’n manier aanjagen dat hetzelfde wordt bereikt als met zon: een geaccepteerde techniek dicht bij de mensen. Dit kan op verschillende manieren gestimuleerd worden, dat hoeft niet met subsidie. Bijvoorbeeld vraagbundeling, successen delen en werken met een projectenportfolio. De mogelijkheden zijn ook afhankelijk van de prijzen van hout en gas.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
35
Overijssel hoeft niet zelfvoorzienend te zijn Het is geen realistisch streven zelfvoorzienend te willen zijn in Overijssel voor houtige biomassa. De vraag naar houtige biomassa is groter dan wat dichtbij beschikbaar is. De markt voor biomassa is een internationale markt. De kosten van transport en de energiebalans en emissies van het transporteren van biomassa over lange afstanden is niet ongunstig en dat is daarmee geen reden is om dit af te wijzen. Aanbeveling Accepteer dat biomassa van over de hele wereld kan komen. Dit heeft een goede energiebalans en is geen argument iets niet te doen. Nieuwe technieken en hoogwaardige toepassing nodig Nieuwe technieken, zoals het gebruik van natte biomassa en pyrolyse, zijn kansrijk om het gebruik van biomassa te stimuleren en met biomassa een grotere bijdrage aan het aandeel hernieuwbare energie te leveren. Ook draagt dit positief bij aan de werkgelegenheid in Overijssel. Voor sommige marktpartijen is het interessanter in te zetten op hoogwaardige toepassingen van biomassa dan op energie. Biomassa die overblijft wordt wel gebruikt voor de opwekking van hernieuwbare energie. De opwekking van warmte en elektriciteit is een bouwsteen om hoogwaardige toepassing mogelijk te maken. Om de nieuwe technieken en toepassingen bruikbaar te maken, is innovatie nodig. Aanbevelingen Zet in op innovatie van nieuwe technieken en hoogwaardige toepassingen. Zorg dat er na innovatie ook aandacht is voor het stimuleren van de economische haalbaarheid en de uitrol in de markt. Het ondersteunen van early adopters is nodig, anders wordt nooit de kritische massa bereikt en is het ondersteunen van de experimenten voor niets geweest. Er ligt een rol voor de provincie als launching customer en het stellen van eisen bij aanbesteding en financiering aan het gebruik van biobased materialen en het op lange termijn leveren van biomassa uit landschapsbeheer, zodat continuïteit in de aanvoer van biomassa ontstaat. Energiefonds Overijssel wenkend perspectief Energiefonds wordt gewaardeerd als lovenswaardig initiatief dat mogelijkheden biedt. Energiefonds Overijssel wordt gezien als reddende engel voor initiatieven waar de banken niet in durven stappen. Het stimuleren en faciliteren van een portfoliobenadering biedt, zeker ten aanzien van kleinschalige houtverbranding, kansen. Bij het bepalen van het beleidseffect op het gebruik van bio-energie is het effect van het fonds een belangrijk onderdeel. Aanbeveling Faciliteer de ontwikkeling van portfolio’s vanuit de provincie of Energiefonds Overijssel. De portfoliobenadering zorgt voor spreiding van risico’s. Door projecten te bundelen in een programma wordt het risico kleiner en de kans op succes groter. De hoeveelheid projecten zorgt voor een dempend effect op het portfolio. Wanneer één van de projecten niet door gaat, kan daar een ander project voor in de plaats komen. Bovendien kunnen de overheadkosten significant omlaag door het als één project te organiseren.
36
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3.5
Zon Zonne-energie wordt vooral in combinatie met bebouwing toegepast. Met zon-pv installaties (zonnepanelen) kan elektriciteit worden opgewekt die wordt geleverd aan het elektriciteitsnet. Met zonneboilers wordt warm water geproduceerd. Het warme water wordt direct gebruikt in de woning. In de afgelopen jaren hebben vooral PV-installaties een grote vlucht genomen.
3.5.1
Wat werkt? In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen uit de periode 2007-2012 genoemd. Tender en subsidies zetten aan tot actie Vrijwel alle geïnterviewden zijn positief over de inzet van de subsidie- en tenderregelingen, die de provincie inzet. Zo heeft de gemeente Hengelo door de tenderregeling duurzame opwekking voor het gerenoveerde stadhuis kunnen realiseren. In Dalfsen is een soort zonne-energiecentrale gerealiseerd met het project 2 Megawatt bij bedrijven. Naast de positieve verhalen over subsidies en de tender, zijn er ook geluiden dat de subsidie op zonnepanelen vertragend heeft gewerkt op de markt- ontwikkelingen. Het effect is dat mensen gaan zitten wachten op subsidie. Vraagbundeling biedt meer kans en ontzorgt Bij de uitvoering van projecten is het bundelen van initiatieven en/of een collectieve aanpak als succesfactor genoemd. Het bundelen van de vraag via één organisatie blijkt goed te werken en leidt tot sneller en meer resultaat. Om aan de eisen van een tender te voldoen is de koppeling van afzonderlijke projecten zelfs noodzakelijk om mee te kunnen doen, zoals in Hengelo werd gedaan om de renovatie van het stadhuis te koppelen aan het Milieupark. Samen een subsidieregeling opstellen leidt tot een praktisch werkend resultaat Bij de meeste interviews is gewezen op het belang van een goede subsidieregeling en dat die het meest succesvol is als die afgestemd is op de praktijk. Dalfsen gebruikte bij het opstellen van de subsidieregeling een provinciale subsidie- verordening als voorbeeld, maar bracht een aantal elementen in die specifiek waren. Aan het bedrijfsleven werd een minimaal resultaat van 0,5 Megawatt vermogen gevraagd en als prikkel werd een wedstrijdelement ingebracht. De gemeente Hengelo noemt de werking van de subsidieregeling niet bij de succesfactoren, maar benadrukte wel het belang ervan. De gemeente vindt het positief dat er stimuleringsmogelijkheden zijn. Initiatiefnemers met enthousiasme noodzakelijk Het is nodig dat mensen actie ondernemen en proberen effecten te bereiken. Bij de gemeente Hengelo is de gedrevenheid en het nemen van initiatief van één persoon belangrijk geweest. Door twee projecten op gemeentelijke gebouwen te koppelen in één aanvraag werd voldaan aan de eisen van de tenderregeling. Vantevoren was niet bekend of dit was toegestaan. Het is gewoon geprobeerd. Lokale uitvoering wekt vertrouwen Bij meerdere projecten is gemeld dat het werken met lokale bedrijven, zoals leveranciers en installateurs positief effect heeft. Ook het werken met eigen adviseurs uit de agrarische wereld bij LTO was succesvol. Die bedrijven en adviseurs hebben door hun bekendheid en vertrouwen gemakkelijk toegang tot de markt. Duidelijke visie en koers leiden tot resultaat Er zijn veel mogelijkheden om te komen tot doelen rondom energiebesparing. Door duidelijk af te bakenen waar potentieel zit en daar de actie echt op in te zetten, kan veel meer effect bereikt worden dan op alle deelgebieden een beetje in te zetten. ROVA noemt het opstellen van een Energievisie voor Noordwest Overijssel de eerste stap in de goede richting. Aan de hand van deze visie bleek waar de kansen voor biomassa, zon, energie- besparing en wind in Noordwest Overijssel aanwezig zijn. Hierdoor kon gericht gewerkt worden en
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
37
3.5.2
Beleidseffecten De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Figuur 9: Opwekking energie uit zon (PetaJoule/jaar) 0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0,0
2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Subsidies en prijsdaling zorgen voor explosieve groei zon-PV Voor de ontwikkeling van de hoeveelheid energie-opwekking uit zon zijn de prijzen van energie en de prijzen van PV-installaties belangrijk. De grote groei is voor een deel te verklaren uit de daling van de prijzen voor zonnepanelen. Onzeker is het effect van een mogelijke importheffing Van de Europese Unie op zonnepanelen uit China voor effect zal hebben. Het rijksbeleid heeft ook invloed. Zonnepanelen worden financieel aantrekkelijker gemaakt door subsidies (SDE+) en door de Energie Investeringsaftrek voor bedrijven. De provincie heeft sinds 2007 met verschillende subsidieregelingen het plaatsen van zonnepanelen gestimuleerd. Dit is gebeurd binnen de tenderregeling, het IMG programma en de programma’s 'Asbest van het dak, energie in het bedrijf' en 'Asbest van het dak, zonnepanelen erop'. Energiefonds Overijssel kan in de toekomst zorgen voor een toename van het opgesteld vermogen van zonnepanelen. Door dynamiek in de markt is het moeilijk om de subsidie precies goed af te stemmen en is er risico op oversubsidiëring. Het gebruik van zonneboilers door huishoudens wordt niet als beleidseffect beschouwd van Overijsselse energiebeleid.
3.5.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Het thema zon heeft potentieel en staat dicht bij de burger. Het beleid op dit thema wordt positief beoordeeld. De provincie heeft breed ingezet en via diverse projecten en verschillende constructies geprobeerd zonenergie in Overijssel een push te geven. Door volledige financiering of via tenderregelingen zijn diverse projecten op gemeentelijke bebouwing, bedrijfsgebouwen en agrarische gebouwen gestimuleerd en aangejaagd en zijn er resultaten behaald. De plaatsing van zonnepanelen heeft als een positief bijeffect dat het werkgelegenheid oplevert. Denk daarbij aan de banen die ontstaan bij plaatsing van panelen in de nieuwbouw of bij renovatie en bij de productie.De vraag kan nu worden gesteld welke rol de provincie nog moet spelen op de markt van zonnepanelen. De particuliere markt kan al zonder de provincie, welke rol moet de provincie nog spelen op de markt voor bedrijven? Bij woningen van woningcorporaties kan nog veel gewonnen worden. Verken daarbij andere vormen van financiering. Tot slot is het belangrijk om als provincie na het aanjagen en realiseren van projecten branche en ondernemers de uitvoering zelf te laten vormgeven.
38
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Zonnepanelen voor iedereen Het thema zon is de afgelopen jaren breed in de provincie uitgerold. Doordat de prijzen van zonnepanelen flink gedaald zijn en er landelijk meerdere acties hebben plaatsgevonden om zonenergie bij de huishoudens bekend en geaccepteerd te maken, is de opbrengst sterk gestegen. Aanbevelingen Verken en organiseer andere vormen van financiering. Een markt waar nog veel te winnen is bij de woningen van woningcorporaties. Heroverweeg instrumenten als subsidies. De afgelopen periode hebben subsidies tot vertraging geleid doordat consumenten en bedrijven hun aankopen uitstelden, al wachtend op een nieuwe of betere subsidieregeling. Tenderregeling en subsidies succesvol De financiële ondersteuning voor zonnepanelen heeft duidelijk effect opgeleverd, ook gezien de bereikte hoeveelheid geïnstalleerd vermogen. Aanbevelingen Overweeg welke rol de provincie moet spelen op de markt van zonnepanelen. De particuliere markt kan al zonder de provincie, welke rol moet de provincie nog spelen op de markt voor bedrijven? Maak praktisch werkbare financieringsregelingen, die goede initiatieven niet buiten sluiten. Laat na het aanjagen en realiseren van projecten de branche en ondernemers de uitvoering zelf vormgeven
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
39
3.6
Wind Opwekking van elektriciteit vindt plaats via windturbines. Tegenwoordig zijn windturbines gemiddeld 100 meter hoog. Windturbines zijn niet onomstreden. Bij voornemens om windturbines te plaatsen is regelmatig veel weerstand vanuit de omwonenden. In Overijssel is het niet toegestaan om windturbines overal te plaatsen en gelden er beperkingen die zijn vastgelegd in het provinciaal ruimtelijk beleid.
3.6.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen uit de periode 2007-2012 genoemd. De komst van de Crisis- en Herstelwet Met de komst van de Crisis en Herstelwet werd een actievere rol en houding van de provincie geëist. Vanuit deze wet geldt de juridische plicht voor provincie en Rijk om in zoekgebieden inpassingsplannen te maken. Deze verplichting geldt op het moment dat een gemeente een negatief besluit neemt over een initiatief. De provincie zal al dan niet op verzoek van een initiatiefnemer een inpassingsplan moeten opstellen. De regie hiervan ligt bij de provincie. De inwerkingtreding van de wet heeft geleid tot een actievere rol van de provincie en het daadwerkelijk invullen van locaties. Samen optrekken en kennis delen Wat goed werkt is samen optrekken in windenergieprojecten en kennis delen. Mooi voorbeeld is een windturbineproject waarin Zwolle en Dalfsen intensief samenwerkten en waarbij kennis van een windturbineproject in Zutphen is benut. Bestuurlijk klimaat en duurzaamheidambitie Het bestuurlijk klimaat binnen een gemeente is van cruciaal belang voor de realisatie van windenergie. In Hardenberg stonden bestuur en raad aanvankelijk afwijzend tegenover windenergie. Pas toen er een initiatief uit één van de zoekgebieden kwam draaide het bestuur bij. Belangrijk daarbij was de duurzaamheidambitie van de gemeente waardoor het gemeentebestuur niet langer nee kon zeggen tegen windenergieprojecten. Een eerlijk en consistent verhaal vertellen Windenergie ligt gevoelig. Wat daarbij erg belangrijk is en goed werkt is een eerlijk en consistent verhaal van bestuurders. Door steeds dezelfde boodschap uit te dragen naar alle betrokken partijen toe, en hieraan vast te houden, schepte vertrouwen en duidelijkheid naar iedereen toe. Goede onderbouwing van plannen Daar waar initiatiefnemers windturbineprojecten beter onderbouwen met o.a. onderzoek naar slagschaduw en geluid is er meer ruimte voor realisatie.
40
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3.6.2
Beleidseffecten De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Figuur 10: Opwekking energie uit wind (PetaJoule/jaar) 0,8
0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1
0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Planologische inpassing en subsidies belangrijk Voor de ontwikkeling van windenergie zijn de planologische inpassing en de financiering de belangrijkste factoren. Windenergie wordt door de rijksoverheid gestimuleerd door subsidies (SDE+). In het hoofdlijnenakkoord uit 2011 is afgesproken dat er door de Provincie terughoudend wordt omgegaan met windenergie. Provinciale medewerking blijft beperkt tot (zeer) kansrijke gebieden en bedrijventerreinen. De provincie biedt ruimte om dit uit te breiden tot 80 MW in 2020. Omdat de medewerking van de provincie hiervoor noodzakelijk is wordt dit beschouwd als het effect van Overijssels beleid. In 2011 stond 6 MW aan windturbines opgesteld. In 2012 is 20 MW windvermogen bijgeplaatst. Aangenomen wordt dat het windturbinevermogen van 80 MW wordt gerealiseerd. Terughoudendheid in beleid beperkt mogelijkheden windenergie Het beleid van de provincie is terughoudend ten opzicht van windenergie. Mede door de crisis- en herstelwet werd de provincie gedwongen een actievere rol te spelen. Ondanks de terughoudende rol en de beperkingen die de provincie in de Omgevingsvisie- en verordening heeft vastgesteld, is de verwachting dat 80MW wordt gehaald. Dit roept de vraag op wat mogelijk zou zijn wanneer de provincie wel een actieve rol zou spelen en ook buiten de zoekgebieden mogelijkheden biedt. Dit kan bijvoorbeeld wanneer omwonenden zelf initiatief nemen en weten te profiteren van de opwekking van elektriciteit. De mogelijkheden lijken vooral begrensd te worden door het bestuurlijke klimaat bij gemeenten en de provincie.
3.6.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen wind zijn er voldoende initiatieven voor windturbinelocaties om de ambitie in 2020 te halen. Niet alle potentieel aan windenergie binnen Overijssel wordt echter benut. Dit heeft niet alleen te maken met de (ervaren) strakke ruimtelijke insteek van het beleid via kansrijke zoekgebieden maar ook door onvoldoende politiek en bestuurlijk draagvlak bij gemeenten. Het beeld van gemeenten en initiatiefnemers is dat eventuele geschikte locaties buiten de zoekgebieden niet mee doen. Dit is echter wel degelijk mogelijk als gemeenten hier positief over besluiten (zie Kampen en Deventer) en de initiatieven passen binnen het ruimtelijk provinciaal beleid (w.o. gebiedskenmerken en
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
41
landschappelijke inpassing). Duidelijk is wel dat de provincie buiten de kansrijke gebieden geen actieve rol speelt richting gemeenten en initiatiefnemers. Bij het opstellen van inpassingsplannen binnen de kansrijke zoekgebieden is behoefte aan meer betrokkenheid van de provincie. Belangrijk is dat alle initiatiefnemers en marktpartijen worden betrokken en hun kennis wordt benut. Tot slot kunnen omwonenden nog meer betrokken worden bij initiatieven om zo het draagvlak te vergroten. Het mee laten profiteren van een gebied waar windturbines worden geplaatst biedt kansen. Overweeg voor de kansrijke zoekgebieden een windvereniging op te richten. Meer ruimte bieden voor het plaatsen van windturbines Met het huidige tempo van de invulling van windturbinelocaties en het aantal initiatieven waaraan nog wordt gewerkt, is de inschatting dat de huidige ambitie van de provincie in 2020 behaald zal worden. Door strikt vast te houden aan de doelstelling van 80 Megawatt wordt echter niet alle potentieel aan windenergie binnen Overijssel benut door de strakke ruimtelijke insteek van het beleid. De provincie zou een actievere houding kunnen aannemen bij de kansrijke initiatieven buiten de zoekgebieden, ook al is dit in beginsel een lokale (politiek-bestuurlijke) afweging. Aanbeveling Speel actiever in op projecten die zich aandienen of mogelijk zijn buiten de kansrijke zoekgebieden. Ook daarbuiten is opwekking van windenergie mogelijk. Mogelijkheden liggen er bijvoorbeeld langs infrastructuur en op bedrijventerreinen. Een actievere en meer betrokken rol van de provincie De rol bij het opstellen van inpassingsplannen wordt als te minimaal beschouwd en ook daarbij zou de provincie een grotere rol kunnen spelen en ook in het vervolgtraject. De houding en opstelling van de provincie naar het werkveld toe is sinds de komst van de Crisis- en Herstelwet weliswaar verbeterd, maar ook qua samenwerking met gemeenten, initiatiefnemers en bewoners van gebieden zijn er meer kansen die nu niet benut worden. De betrokkenen verwachten van de provincie een actievere opstelling door veel meer de samenwerking te zoeken met gemeenten, initiatiefnemers en betrokken partijen. Door dichter op de praktijk te zitten, mee te denken en te luisteren, kan de provincie meer invloed uitoefenen. Zorg er ook voor dat in de samenwerking alle partijen betrokken worden, zodat alle kennis benut wordt. Hierdoor wordt meer draagvlak gecreëerd. Een actievere rol en houding zal leiden tot betere en snellere resultaten. De oproep aan de provincie is om de initiatiefnemers niet alleen voor de uitvoering te laten staan. Aanbeveling Betrek standaard alle initiatiefnemers en marktpartijen bij het opstellen van inpassingsplannen; benut hun kennis, en lobby ook bij de gemeenten om de plannen te realiseren Omwonenden meer betrekken bij initiatieven Om het draagvlak voor het thema windenergie te vergroten is het nodig om bewoners bij windturbinelocaties meer bij projecten te betrekken. Uit de peiling onder het burgerpanel blijkt dat 50% positief en 29% neutraal staat ten opzichte van windenergie. Dat is een aanwijzing dat er draagvlak is voor het gebruik van windenergie. Omdat bewoners na de realisatie van een windturbinepark dagelijks met de effecten van geplaatste turbines te maken hebben is het redelijk om de bewoners in het betreffend gebied mee te laten profiteren. Aanbevelingen Laat omwonenden meepraten over een project en betrek ze erbij. Daardoor voelen ze zich serieus genomen en het leidt tot meer draagvlak voor bij realisatie.
Overweeg voor de kansrijke zoekgebieden een windvereniging op te richten. Dit is een manier om van onderop initiatieven te laten ontstaan. Vanuit de vereniging kunnen projecten worden gegenereerd binnen randvoorwaarden. Bewoners en omwonenden worden betrokken en kunnen aan projecten meedoen en meedenken over de aanpak. De provincie Flevoland heeft al een windvereniging opgericht en heeft daarmee goede ervaringen. Daar wordt bottom up gewerkt bij het genereren van projecten binnen gestelde voorwaarden. Hoewel de kennis over inpassing en aanschaf van windturbines in Overijssel wat minder is zou dit een goed idee zijn voor de kansrijke zoekgebieden in Overijssel.
Laat het gebied waar windturbines worden geplaatst meeprofiteren. Stel daarom vanuit een project middelen beschikbaar voor omwonenden om ze te compenseren; dit kan op verschillende manieren, maar maak dit aantrekkelijk en kijk naar de behoeften van de bewoners (denk bijvoorbeeld aan het leveren van zonnepanelen met korting).
42
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
3.7
Bodemenergie
Bij bodemenergie wordt de ondergrond benut om warmte te winnen. Dit gebeurd door middel van warmte-koude opslag (open-WKO), bodemwarmtewisselaars (gesloten WKO) en door middel van het gebruik van aardwarmte (geothermie). Warmte-koude-opslag is een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen. Watervoerende lagen in de bodem laten zich uitstekend gebruiken om warmte en koude in op te slaan. I n principe worden twee bronnen geboord tot in een geschikte grondwaterlaag, meestal tussen de 20 en 200 meter diep. 's In de zomer gebruikt men het koele grondwater om gebouwen te koelen, het opgewarmde water slaat men op in de bodem totdat het in de winter wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen. Bodemwarmtewisselaars werken in grote lijnen hetzelfde als open systemen (warmte-koudeopslag), alleen wordt er geen grondwater verpompt. Water met een niet-giftig antivriesmiddel wordt door bodemlussen (twee tot vier per huis) gepompt om warmte of koude aan de bodem te onttrekken. Het energetisch rendement is gemiddeld iets lager dan bij open systemen. Gesloten systemen worden meestal per huis aangelegd, maar een collecief systeem voor een appartementencomplex of meerdere woningen kan ook. In tegenstelling tot koude-warmteopslag en bodemwarmtewisselaars gaat het bij aardwarmte om het gebruik van van nature in de grond aanwezige warmte. Vanaf circa 1,8 kilometer in de aardbodem zijn de watervoerende lagen in onze regio warm genoeg om water van 70 graden Celsius of meer te produceren. Dat is voldoende om woningen of kassen te verwarmen. In Overijssel liggen er voldoende kansen voor de beschikbare energie in de ondergrond. Op veel lokaties is de toepassing van warmte-koudeopslag en bodemwarmtewisselaars mogelijk. Ook kansrijk is het gebruik van aardwarmte in de glastuinbouw. Momenteel wordt in de Koekoekspolder gewerkt aan de realisatie van een aantal aardwarmtebronnen waarop een aantal bedrijven worden aangesloten. Bodemwarmte wordt vooral benut door bedrijven. De energieprijzen en de Energie Investeringsaftrek zijn daarom van invloed op de ontwikkeling van bodemenergie.
3.7.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen in de periode 2007-2012 genoemd. Bereidheid van de provincie om risico te nemen en fors te investeren De realisatie van het eerste aardwarmtecluster was voor Overijssel van groot belang. Vanuit de provincie was er daarom een forse financiële risicovolle investering, robuuste capaciteit- inzet en op diverse onderdelen een zeer actieve bijdrage aan het project. Projectmatig samenwerken Zowel binnen het aardwarmteproject in de Koekoekspolder als bij de WKO-installatie is een projectmatige samenwerking een belangrijke succesfactor. In de Koekoekspolder is intensief samengewerkt tussen provincie, LTO, gemeente Kampen, productschap Tuinbouw en adviesbureaus. De realisatie van een WKO-installatie in het gemeentehuis van Raalte werd een succes nadat gemeente Raalte, provincie en initiatiefnemende plaatselijke ondernemer samen gingen werken aan een oplossing. Leren van voorbeelden Leren van voorbeelden en successen delen is ook een rode draad in de verhalen uit de Koekoekspolder en in Raalte. Het aardwarmteproject in Blijswijk was een voorbeeld voor het project in de Koekoekspolder. Op hun beurt zijn opzet proces, samenwerkingsvorm en resultaat uit het eerste aardwarmtecluster weer een goed voorbeeld voor de volgende clusters in de polder maar kan ook gekopieerd worden naar andere plekken binnen Overijssel en daarbuiten. Het WKO-project in Raalte heeft weer als voorbeeld gediend voor drie andere projecten elders. Innovatie Duidelijk is dat zonder innovatie geen meters worden gemaakt. Hiervoor bleek al dat provincie maar ook gemeente Kampen hun nek uitsteken door innovatie als aardwarmte te ondersteunen. Ook bij de WKO-installatie in Raalte is er de innovatie van lokale installateur die de installatie verder heeft geoptimaliseerd.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
43
De kracht van personen De succesvolle projecten in de Koekoekspolder staan of vallen met het enthousiasme en de kennis van personen: van de projectleider 1e cluster aardwarmte en de tuinbouwers tot de provinciemedewerkers en de initiatiefnemende installateur Inzicht bieden Inzicht in de prestaties van technieken is belangrijk. Zo is binnen het aardwarmtecluster goed zicht de resultaten van de eerste bron en kan daardoor gewerkt worden aan verdere optimalisatie. Binnen het WKO-project van Raalte is software ontwikkeld (die nog niet op de markt was) waarmee het rendement kon worden gemonitord en de installatie kon worden geoptimaliseerd (binnenklimaat).
3.7.2
Beleidseffecten De beleidseffecten zijn gebaseerd op de berekeningen van ECN. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Figuur 11: Bodemwarmte (PetaJoule/jaar) 2,5
2
1,5
1
0,5
0 2007
2011 zonder beleid Overijssel
2011 met beleid Overijssel
2020 zonder beleid Overijssel
2020 met beleid Overijssel
Bron: ECN Toepassing Warmte-koude opslag neemt toe De toepassing van warmte/koude opslag (WKO) en warmtepompen neemt toe. Bij het gebruik van WKO is de provincie vergunningverlener vanuit de Waterwet en faciliteert de provincie door de kansen inzichtelijk te maken met kaartmateriaal. Ondanks de rol van de provincie bij vergunningverlening wordt dit in dit rapport niet als beleidseffect beschouwd van Overijsselse energieprogramma’s. Gebruik aardwarmte heeft groot effect In 2012 is bij in de Koekoekspolder IJsselmuiden door drie glastuinders een geothermisch warmteproject gerealiseerd. De aardwarmtebron bevindt zich op een diepte van circa 1.900 m onder het glastuinbouwgebied 'Koekoekspolder'. Het vermogen van de geothermische bron is 6,5 MWth en het aantal vollasturen 7000. Deze capaciteit is voldoende om in de basislast van de warmtevraag van een glasareaal van 17,5 ha te voorzien door middel van een warmtenet met een lengte van 1,7 km. Naar verwachting zullen in dit gebied in het komende jaar nog twee of drie aardwarmtebronnen worden aangelegd. Bereiken beleidseffect in 2020 afhankelijk van succes aardwarmte Het benutten van aardwarmte in de Koekoekspolder draagt voor een belangrijk deel bij aan het benutten van aardwarmte in 2020. Aardwarmte benutten gaat echter gepaard met grote investeringen. De Koekoekspolder is geschikt voor zeven doubletten. Bij het bepalen van het beleidseffect is aangenomen dat er uitbreiding tot in totaal zes doubletten plaats zal vinden. De Koekoekspolder is naar verwachting de enige locatie in Overijssel waar aardwarmteprojecten gerealiseerd worden. De ontwikkeling van aardwarmte kan in aanmerking komen voor de subsidie
44
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
van het Rijk (SDE+). Het Rijk heeft ook een innovatie- en actieprogramma voor energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot van de glastuinbouw; “Kas als energiebron”. Gezien de inspanning die nodig was om de eerste aardwarmtebron te realiseren is dat niet afdoende. Het benutten van Energiefonds Overijssel lijkt cruciaal.
3.7.3
Conclusies en aanbevelingen
De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen bodemenergie is dankzij de (forse) financiële ondersteuning van de provincie het eerste aardwarmtecluster in de Koekoekspolder gerealiseerd. Het daarin gehanteerde organisatiemodel kan worden toegepast op de volgende aardwarmteclusters. Het is belangrijk dat de provincie de constructieve en meedenkende houding behoud en werkt met een vast contactpersoon vanuit de provincie. Belangrijk voor de continuïteit is dat de financiering van de aardwarmteclusters blijft bestaan. Met Energiefonds Overijssel lijkt de provincie wat uit beeld en zou nog eens goed naar de (financiële) eisen van het fonds kunnen worden gekeken, omdat die op dit moment een drempel voor ondernemers zijn. Bij warmtekoudeopslagsystemen is meer inzicht in de werking en resultaten belangrijk. Kijk of een referentiekader kan worden opgesteld en overweeg bij vergunningverlening monitoringsystemen voor de controle van WKO-installaties. Tot slot kan de provincie stimuleren dat een WKO-installatie volledig bij één beheerder wordt ondergebracht. Door het bij een beheerder te plaatsen en afspraken te maken over de te leveren prestaties kan het volledige potentieel aan hernieuwbare energie worden bereikt. Forse inzet provincie heeft effect Dankzij de forse inzet en financiële ondersteuning vanuit de provincie is het 1e aardwarmtecluster in de Koekoekspolder succesvol gerealiseerd. Uit de berekeningen van ECN blijkt dat het realiseren van meer aardwarmteclusters een grote bijdrage levert aan het vergroten van hernieuwbare opwekking. De inzet van de provincie is daarom ook in de toekomst van belang. Aanbevelingen Behoud het model van stappenplan – businesscase – samenwerking privaat en publiek, zoals dat bij het 1e aardwarmtecluster is georganiseerd. Behoud de constructieve en meedenkende houding en faciliteer en/of lever een forse bijdrage aan onderdelen van een project (bijv. businesscase). Zorg dat financiering blijft bestaan; nodig om vliegwiel op gang te brengen. De kunst van het loslaten De realisatie van het 2e aardwarmtecluster verloopt in de voorbereidende fase moeizamer, met name op het gebied van financiering en het feit dat het in de financieringsfase over is gedragen aan Energiefonds Overijssel. Aanbevelingen Let op het moment van loslaten in het proces; zorg ervoor dat bij overdracht alles goed is geborgd en overgedragen wordt. Wijs binnen de provincie één medewerker aan die verantwoordelijk is voor het totaalproject aardwarmte in de Koekoekspolder Kijk nog eens goed naar de (financiële) eisen van Energiefonds Overijssel en wat gevraagd wordt van de (tuinbouw)ondernemer en maak het (financieel) aantrekkelijk om mee te doen (zeker in de huidige tijd van crisis en de huidige situatie in de tuinbouwsector). Inzicht in opbrengst WKO noodzakelijk WKO-installaties werken niet altijd optimaal waardoor er meer water rondgepompt moet worden dan aanvankelijk de bedoeling was. De ondernemer krijgt dan een naheffing vanuit het grondwatergebruik en wordt de kostenreductie op het (fossiele) energiegebruik niet gehaald. Dat is zuur want de ondernemer heeft geïnvesteerd in duurzaamheid. WKO-installaties bestaan uit drie onderdelen: Bron, Opweksysteem en Afgiftesysteem. Deze onderdelen zijn vaak in beheer bij verschillende bedrijven die onderling niet altijd goed communiceren en samenwerken. Bovendien ontbreekt verantwoordelijkheid op deze manier voor het geheel. Aanbevelingen Stel een referentiekader vast en stimuleer monitoringsystemen voor de controles van de WKO-installaties, Stel monitoring eventueel verplicht bij vergunningverlening, ook voor installaties van voor 2009. Hierdoor zijn onderlinge resultaten beter vergelijkbaar en kan beter worden vastgesteld welke technische oplossingen het beste resultaat geven.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
45
Stimuleer dat de drie onderdelen van een WKO-installatie (bron, opwekking en afgifte) volledig bij één beheerder worden ondergebracht: betere resultaten zijn het gevolg.
3.8
Energie-infrastructuur Onder het thema energie-infrastructuur vallen de voorzieningen voor het transport van energie. De belangrijkste zijn het elektriciteitsnetwerk en het aardgasnetwerk. De ontwikkeling van meer lokale opwekking van energie heeft gevolgen voor de energie-infrastructuur. In Overijssel zijn drie ontwikkelingen actueel. Door het vergisting van biomassa kan groen gas worden geproduceerd. Dit gas kan, na het opwerken tot aardgaskwaliteit, worden ingevoed in het aardgasnet. In een smart grid wordt de lokale opwekking van elektriciteit slim gekoppeld aan het lokale gebruik van energie. Sommige bedrijven produceren veel warmte. Tegelijkertijd zijn er bedrijven en instellingen met een grote warmtebehoefte. Door het aanbod en vraag naar warmte met een warmtenet te verbinden is veel energiebesparing te realiseren. In Nederland hebben de energienetwerkbedrijven de wettelijke taak om het energienetwerk te beheren. Het beheer van de energie-infrastructuur wordt gezien als een maatschappelijke taak, die niet aan de markt kan worden overgelaten. De netwerkbedrijven hebben een monopolie t.a.v. het netwerkbeheer.
3.8.1
Wat werkt In interviews met betrokkenen uit de praktijk zijn de volgende successen uit de periode 2007-2012 genoemd. Partijen die risico’s willen dragen Investeringen in de energie-infrastructuur zijn kostbaar en kennen een lange terugverdientijd. Bij de projecten op grotere schaal zijn partijen die een risicovolle investering durven doen erg belangrijk. Vanuit het bedrijfsleven zijn dit Akzo, Thales, Stork en Siemens. Vanuit de overheid zijn dit de gemeente Hengelo en provincie Overijssel. Deze partijen geven een grote boost aan een warmtenet in Hengelo. Lokale aanpak werkt Bij de projecten op kleinere schaal is het van belang om lokale partijen bij elkaar te brengen. Uit het project in Zwolle “Jouw energiemoment” bleek enorm veel enthousiasme bij de bewoners. Centraal stond de betrokkenheid van mensen en niet de techniek. De vraag was hoe je mensen mee kunt nemen in de toekomst. Bij Jouw Energiemoment was Enexis de initiatiefnemer. Daarnaast zijn o.a. een woningcorporatie, energiebedrijven en de TU Eindhoven betrokken.
3.8.2
Beleidseffect Effecten infrastructuur op energiebesparing bij energiebesparing en biomassa Het effect van het beleid voor de energie-infrastructuur is niet afzonderlijk bepaald, maar meegenomen bij het bepalen van de beleidseffecten voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Het beleid tot 2015 is doorgerekend. Het effect treedt op bij de warmtelevering van Twence aan Akzo/Nobel en aan woningen. In 2011 heeft de warmtelevering van Twence een substantiële omvang bereikt en de stoomlevering is daarna nog verhoogd. De stoomlevering wordt in de periode tot 2020 nog bijna verdubbeld. Grote investeringen hebben groot effect Met het aanleggen van infrastructuur waarmee restwarmte voor productieprocessen en voor ruimteverwarming kan worden gebruikt, kan veel energie worden bespaart. Daarvan zijn twee zeer sprekende successen in Overijssel voorhanden: de stoomleiding tussen Twence en Akzo/Nobel en het warmtenet Hengelo. Deze infrastructuur vertaald zich direct naar een lager energiegebruik in de huishoudens en in de industrie. Leren van experimenten om voorbereid te zijn op de toekomst Naast de grootschalige projecten wordt er op kleinere schaal geëxperimenteerd met smart grids. Het doel is om ervaring op te doen om het energienetwerk ook in de toekomst efficiënt te beheren en
46
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
geen onnodige investeringen te hoeven doen in de energie-infrastructuur. Het effect van dit project zie je niet terug in de cijfers, maar past wel bij de ontwikkelingen die wordt voorzien ten aanzien van het rijden op elektriciteit.
3.8.3
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn opgesteld door de onderzoekers op basis van de interviews en het kwantitatieve onderzoek naar beleidseffecten van ECN. Binnen energie-infrastructuur is duidelijk dat er partijen nodig zijn die risico’s willen dragen. Investeringen in de energie-infrastructuur zijn groot en kennen een lange terugverdientijd. De provincie neemt op dit punt al risico’s. Belangrijk is om als provincie de netwerkbedrijven (Cogas, Rendo en Enexis) te blijven aanspreken op hun mogelijke bijdrage aan het realiseren van de energietransitie. Dilemma is welke schaalgrootte van projecten het meest effectief is. Op dit moment richt de provincie zich op drie concrete projecten: het warmtenet Hengelo, de stoomleiding Twence en de groen gas hub in Salland. Een overkoepelende visie op energie-infrastructuur moet worden ontwikkeld die actief wordt uitgedragen en tot uitvoering komt. Mogelijk kan worden samengewerkt met Gelderland. Partijen nodig die risico’s willen dragen Investeringen in de energie-infrastructuur zijn groot en kennen een lange terugverdientijd. De inspanning van de provincie heeft zich tot nu toe vooral gericht op het realiseren van een groen gas hub en het warmtenet in Hengelo. De provincie faciliteert en neemt risico’s op zich door te participeren in het warmtenet Hengelo. Enexis stelt zich vooralsnog terughoudend op bij het investeringen in energie-opwekkingsprojecten. Cogas lijkt daarop een andere visie te hebben getuige de betrokkenheid bij Twenenergy. Netwerkbedrijven kunnen een bijdrage leveren aan het versnellen van energieprojecten door de inzet van hun kennis en de mogelijkheden om financieel te participeren. Heel concreet is dit aan de orde bij het Warmtenet Hengelo waar de provincie met Enexis in gesprek is om als investeerder in het warmtenet deel te nemen. De risico’s van grote investeringen, met lange terugverdientijd kunnen dan gespreid worden over publieke en private partijen. Aanbevelingen Blijf de netwerkbedrijven (Cogas, Rendo en Enexis) aanspreken op hun mogelijke bijdrage aan het realiseren van de energietransitie. Het aandeelhouderschap bij Enexis biedt wellicht extra mogelijkheden om invloed uit te oefenen. Zorg voor een heldere visie op energie-infrastructuur De provincie richt zich op drie concrete projecten: het warmtenet Hengelo, de stoomleiding Twence en de groen gas hub in Salland. Een overkoepelende visie op energie-infrastructuur ontbreekt. Verschillende partijen zijn noodzakelijk om projecten van de grond te krijgen (afnemers van energie, netwerkbedrijven en aanbieders van energie). Ook is er een dilemma te zien ten aanzien van de schaalgrootte van projecten waarop de provincie zou moeten inzetten. De vraag is wat het meest effectief is: grote projecten aanjagen met potentieel veel resultaat of met kleine projecten beginnen en deze uitbouwen? Uit de interviews blijkt dat zolang er geen gezamenlijk doel is en men vooral eigen belangen nastreeft, projecten niet van de grond komen. Door een heldere visie neer te zetten met een uitvoeringsstrategie kan dit worden voorkomen. Daarbij is het ook nodig om over de provinciegrenzen te kijken. Een mogelijke samenwerkingspartner is de provincie Gelderland. Aanbevelingen Ontwikkel een visie op de energie-infrastructuur ten aanzien van warmtenetten, groen gas hubs, smart grids en elektrisch vervoer. Draag vervolgens actief deze visie uit en zet beschikbare instrumenten in om tot uitvoering te komen, bijvoorbeeld door het gebruik van restwarmte expliciet op te nemen in het uitvoeringskader van de Omgevingsvisie (of, waar en hoe).
Overweeg hierbij samen te werken met de Provincie Gelderland. Wanneer het noodzakelijk is om te lobbyen dan staat Oost-Nederland sterker dan Overijssel alleen. Bovendien liggen er wellicht ook kansen in de regio die provinciegrenzen overschrijden.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
47
48
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
4
Burgers aan het woord
Naast gesprekken met ruim 50 personen die te maken hebben met het Overijssels energiebeleid, is het Overijssels Burgerpanel bevraagt. Het Overijssels Burgerpanel bestaat uit een wisselende groep inwoners van Overijssel die een aantal malen per jaar per e-mail benaderd worden voor deelname aan een internetenquête. Voor iedere enquête wordt een representatieve steekproef van 1.000 personen gebruikt. Daarnaast is een representatieve steekproef van inwoners van Nederlander gevraagd naar hun mening. Hierdoor kunnen resultaten van Overijssel worden vergeleken met het landelijke gemiddelde. Meeste draagvlak voor zonne-energie 61% van de Overijsselaars vind het belangrijk dat Overijssel in de toekomst haar eigen energie opwekt. Aan het burgerpanel is ook de vraag voorgelegd hoe men staat tegenover het gebruik van de volgende energiebronnen in de eigen directe woonomgeving. Het meeste draagvlak heeft het gebruik van de zon voor het winnen van energie. In Overijssel oordeelt 85% hier positief over en slechts 3% negatief. Ook het gebruik van biomassa en warmte-koude-opslag in de directe woonomgeving wordt positief beoordeeld. Ca. 60% oordeelt positief. Er zijn meer voorstanders voor windmolens in de directe woonomgeving dan tegenstanders. 50% is positief, tegen 18% negatief. 29% staat neutraal tegenover windmolens in de directe woonomgeving. In stedelijk gebied oordeelt men positiever dan in het landelijk gebied. 54% is positief in de steden, 45% in het landelijk gebied. Figuur 12: Houding van inwoners van Overijssel t.o.v. nieuwe energie in de directe woonomgeving (% inwoners van Overijssel)
Zonneenergie
Biomassa
Koude - en warmteopslag
Windmolens
0%
20% Positief
40%
60%
80%
100%
Niet positief, niet negatief
Bron: Burgerpanel Overijssel 2013
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
49
Energiebesparing belangrijk, auto laten staan 82% van de Overijsselaars vindt energiebesparing in huishoudens belangrijk. Tegelijkertijd heeft 35% geen idee wat het eigen elektriciteits- of gasverbruik is. Aan het burgerpanel is gevraagd welke maatregelen getroffen in het eigen huishouden zijn getroffen in 2012. De meest populaire maatregel is de aanschaf van spaarlampen, gevolgd door het lager afstellen van de thermostaat. Opvallend is dat door Overijsselaars vaker minder autogebruik als maatregelen noemen in vergelijking tot Nederlanders (respectievelijk 27% en 20%). Minder autogebruik wordt door Overijsselaars ook significant vaker genoemd als maatregel om in het komende jaar te gaan treffen. Men weet beter de getroffen maatregelen te noemen over het aflopen jaar dan dat men weet welke maatregelen het komende jaar gepland zijn. Kostenbesparing wordt als belagrijkste motief gezien voor energiebesparing, gevolgd door subsidiemogelijkheden. In Overijssel lijkt men gevoeliger voor de mogelijkheid van subsidie dan in Nederland. Subsidiemogelijkheden worden vaker als motief genoemd (30% Overijssel, 23% Nederland). Figuur 13: Energiebesparende maatregelen door inwoners van Overijssel in 2012 en voorgenomen in 2013 (% inwoners)
Ik was al zuinig
Wasdroger minder gebruiken
Korter douchen
Aangepast wasprogramma/ zuinige wasmachine
Apparaten niet standby
Thermostaat lager
Aanschaf spaarlampen 0%
20%
Voorgenomen maatregelen in 2013
40%
60%
80%
Maatregelen getroffen in 2012
Bron: Burgerpanel Overijssel 2013 Energieloket meer bekend in het landelijke gebied 13% van de Overijsselaars kent het gemeenteljike energieloket. In het landelijk gebied is de bekendheid groter (16%) dan in het stedelijk gebied (11%). Bijna 4% heeft wel eens contact gehad met het energieloket. In Twente hebben meer inwoners contact met het gemeentelijke loket (5%) tdan in West-Overijssel (2,5%). Een vergelijkbaar verschil is er tussen platteland (5,9%) en stad (2,5%) Kwart kent duurzaamheidlening en –premie 24% van de Overijsselaars is op de hoogte van de duurzaamheidspremie of duurzaamheidlening. In het landelijke gebied kent men deze vormen van financiering vaker dan in het stedelijk gebied (respectievelijk 27% en 21 %).
50
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Figuur 14: Bekendheid inwoners van Overijssel met energieloket en duurzaamheidspremie –of lening (% inwoners) 30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% Kent het energieloket Twente
West-Overijssel
Contact gehad met energieloket Stedelijke gemeenten
Kent duurzaamheidspremie of -lening Landelijke gemeenten
Bron: Burgerpanel Overijssel 2013
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
51
52
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Deelrapporten
ECN (2013) De effecten van het energiebeleid van de Provincie Overijssel, Petten, juni 2013.
Provincie Overijssel (2013).Watt? En nu verder…Tussenevaluatie Energiebeleid Provincie Overijssel. Deelrapport kwalitatief onderzoek, Zwolle, mei 2012.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
53
54
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Bijlage
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
55
56
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Bijlage 1 Wat is Appreciative Inquiry of waarderend onderzoeken? Appreciative Inquiry is een onderzoeksperspectief dat uniek is voor zijn intentie om te ontdekken, te begrijpen wat ten grondslag ligt aan innovaties. Om te analyseren wat werkt en waardoor dat komt. Om hieruit te leren en de kennis te benutten in situaties die minder goed werken. Hiermee heeft het een breder onderzoeksperspectief omdat het zich zowel richt op wat er niet goed werkt als ook succesfactoren onderzoekt. De deficiëntie benadering waarin nadruk op wat fout gaat ligt, leiden niet zo snel tot generatieve resultaten. Begrijpen hoe iets niet werkt geeft namelijk nog geen inzicht in hoe het wel kan. Het activeert tijdens de interviews de competenties en energie van betrokkenen om gezamenlijk te begrijpen welke factoren en krachten van invloed waren op het ontstaan van succesvolle ervaringen. Het onderzoeken ervan verhoogt dus ook de potentie van de betrokken personen door het ontstaan van reflectie en bewustzijn tijdens de interviews van het onderzoek. De waarderende manier is een proces van bekrachtiging gebaseerd op geloof, vertrouwen en overtuiging wat mensen met elkaar verbindt. Het draagt bij tot het verlangen, bereidheid en commitment om gezamenlijk de toekomst verder vorm en betekenis te geven. Het waardeert het beste ‘wat er is’ en verenigt deze met het verbeelden en construeren van de mogelijkheden van de toekomst. Daarmee bevat het onderzoek ook focus op lange(re) termijngericht op ‘what could be’. AI is een ‘data-based theory building methodology’ voor het in praktijk ontwikkelen van de collectieve wil en kennis van een groep of organisatie. Uit het de gezamenlijke verkenningstocht komen conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksproces met de betrokkenen zelf tevoorschijn. Dit draagt bij tot commitment en draagvlak voor de onderzoeksresultaten daar het collectieve wijsheid is van de mensen zelf betreft. Bron: Appreciative Inquiry; rethinking human organization toward a positive theory of change Hoofdstuk 3 blz. 60-95: Appreciative Inquiry in organizational life David L. Cooperrider en Suresh Srivastva.
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
57
58
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Bijlage 2 Geïnterviewde personen en organisaties Naam Radboud Vorage Fred Harbers Steven Koenderink Erik ter Avest Jan-Jaap Boessenkool Frans Feil Peter Bassler Jeroen Huizinga Robert ter Hoek Henk Kwast René Venendaal Jeroen Doorgeest Timo Veen Willy Bruns Jeroen Hulsbeek Frits Geradts Ruud van de Meeberg Leonie van Dam Melanie Gils Leonie van Dam Gerdy Walgemoet Peter Hermans Rob Hamer Daniël Broer Wim Goosen Sander Schilstra Jan Bults Johan Wempe Anton de Ruiter Lieke van Berkum Wouter Veefkind Arnoud Smit Jeanette Levels-Vermeer Susanne te Riele Gerard Salemink Astrid van Beek Jos Hilberink Ulla-Britt Vos Dirk Jan Matthijsse Coert Peters Huibert Boer Remco Janssen Ronnie Kalter Wout Limburg Gert-Jan Bennink Daniëlle Hunink Sascha Kersten Andree Doree Dirk van der Valk Thom Cremer
Organisatie Aardwarmte cluster AKKP I BV Aebi Schmidt Holten Aebi Schmidt Holten AgentschapNL Baalderborggroep Beon Bgreen BMD Parkmanagement Bouwend Nederland Bruins & Kwast BTG Doorgeest Koeltechniek Raalte Duurzaam Dorp Hoonhorst Duurzaam Dorp Noord-Deurningen Duurzaam Dorp Noord-Deurningen Enexis Fudura Gemeente Dalfsen Gemeente Dalfsen Gemeente Dalfsen Gemeente Enschede Gemeente Hardenberg Gemeente Hardenberg Gemeente Hengelo Gemeente Hengelo Gemeente Hengelo Gemeente Raalte Groengashub Salland Hogeschool Windesheim LTO Noord LTO Noord LTO Noord Metaalunie MKB Nederland Pioneering Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Raedthuys Rova Rova TripelRadvies Tuinbouwer 1e cluser Koekoekspolder Tuinbouwer 2e cluster Koekoekspolder Twence Twence Universiteit Twente Universiteit Twente Van der Valk Advies Wavin
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
59
60
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
Bijlage 3 Gouden aanbevelingen bijeenkomst 10 april 2013 Tijdens de bijeenkomst ‘Watt? En nu verder…’ van 10 april zijn aanbevelingen geformuleerd. Centrale vraag was: “Wat kan de provincie samen met u (blijven) doen om de uitvoering van energieprojecten te versterken?”. De volgende aanbevelingen zijn aan gedeputeerde Rietkerk meegegeven. 1. Faciliteer koplopers Belangrijkste aanbeveling is om koplopers, goede voorbeelden, aanjagers en enthousiaste ‘local hero’s’ te stimuleren. Zet koploperbedrijven in en ondersteun deze. Beloon de koplopers en straf de achterblijvers. Dit zorgt voor een vliegwieleffect. Verbind partijen. 2. Vereenvoudig regelingen Er zijn teveel regelingen die nog eens ingewikkeld zijn. Aanbeveling is om regels te vereenvoudigen zodat ze ook zonder adviseur zijn te begrijpen. De toegankelijkheid van subsidieregelingen moet worden vergroot. Hou het simpel. 3. Kennis en voorbeelden delen Belangrijk is dat goede voorbeelden en kennis worden gedeeld. Maak haalbare voorbeelden zichtbaar en leer van elkaar. Geef innovatieve voorbeeldprojecten in de taal van ondernemers. Ook zou bij subsidieverlening een verplichting kunnen worden opgenomen om kennis en ervaring te delen. Faciliteer dit vervolgens als provincie. Verbind partijen. 4. Werk lokaal Decentralisatie en downscaling geef betrokkenheid en draagvlak. Stimuleer lokaal projecten, systemen, producten en mensen en faciliteer met eenvoudige regelingen. 5. Dilemma: straffen, belonen of verleiden Een dilemma wat in het onderzoek naar voren komt is de keuze tussen straffen, belonen of verleiden. De ene groep vindt dat regelgeving en handhaving werken: energie in de milieuvergunning of EPC aanpassen. Een andere groep vindt dat energie leuk moet blijven, een sport moet zijn en dat vooral ingezet moet worden op verleiden bijvoorbeeld door fanatisme te stimuleren c.q. van enerigebesparing een sport te maken. Weer een andere groep geeft aan dat het een mix van alle drie moet zijn en dat daarbij naar innovatieve instrumenten moet worden gezocht; bijvoorbeeld duurzaam aanbesteden of green deal voor Overijssel. 6. Blijf innoveren Blijven innoveren, maar zet in op haalbare beproefde technologie. Innovatie vooral richten op MKB. 7. Laagdrempelig helpen Belangrijk is dat handen en voeten worden geboden bij energiebesparing. De term ontzorgen wordt hier vaak voor gebruikt. Belangrijk is om het eenvoudig en simpel te houden en in de taal van ondernemers. 8. Maak analyse van belemmeringen Maak een analyse van prikkels waarom mensen niet willen investeren in energieprojecten en vertaal dit naar een aanpak die wel werkt. 9. Richt je ook op gedragsverandering Energiebesparing is meer dan een label A. Het gaat ook om gedragsverandering. 10. Zorg voor continuïteit van beleid Zorg ervoor dat regels niet steeds veranderen. Zorg als provincie voor continuïteit in beleid maar lobby hiervoor ook in Den Haag 11. Let niet allen op het elektriciteitsgebruik maar betrek transport er ook bij 12. Zorg voor makkelijk inzicht in energiegebruik en CO2-besparing (bijvoorbeeld een eenvoudig App) 13. Wees een ondernemende provincie die de stap naar uitvoering maakt door ‘te doen’ en met lef investeert 14. Hou de ambitie vast en toets regelmatig of de doelstelling wordt gehaald en of de juiste instrumenten worden ingezet
Watt? En nu verder… Hoofdrapport
61