Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip-rapport 10A022
Colofon
Titel
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Status rapport
Eindrapport
Projectnummer
10A022
Datum uitgave
mei 2010
Samenstellers
Andrea Grim, adviseur Watersnip Advies John van Gemeren, senior adviseur Watersnip
Foto’s
Watersnip
Naam en adres opdrachtgever
Gemeente Reeuwijk Postbus 3 2810 AA Reeuwijk
Contactpersoon opdrachtgever
Mw. C. de Zoete
Alle auteursrechten ten aanzien van dit rapport worden uitdrukkelijk voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Watersnip Advies, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Watersnip Advies is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden, met name wanneer hetgeen beschreven in dit rapport uitgevoerd wordt door anderen dan Watersnip Advies; opdrachtgever vrijwaart Watersnip Advies voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Inhoudsopgave 1
INLEIDING ...................................................................................................................... 3
2
MEERVLEERMUIS (MYOTIS DASYCNEME) .......................................................................... 5 2.1 BIOTOOP EN LEEFWIJZE .................................................................................................. 5 2.2 SCHADE VAN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN OP DE MEERVLEERMUIS ....................................... 5 2.3 MAATREGELEN OM SCHADE TE VOORKOMEN ......................................................................... 6 2.3.1 Minimaliseren lichtverstoring ................................................................................ 6 2.3.2 Kwaliteitsbehoud vliegroute door goed begroeide oevers .......................................... 7 2.3.3 Vrije vliegroute ................................................................................................. 10
3
RINGSLANG (NATRIX NATRIX) ....................................................................................... 11 3.1 3.2 3.3 3.4
4
BIOTOOP EN LEEFWIJZE ................................................................................................ 11 SCHADE VAN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN OP DE RINGSLANG............................................ 11 MAATREGELEN OM SCHADE TE VOORKOMEN ....................................................................... 11 COMPENSATIE PROVINCIAAL COMPENSATIEBEGINSEL ............................................................. 12
OVERIGE MAATREGELEN ............................................................................................... 13 4.1
HET OPSTELLEN VAN EEN ECOLOGISCH WERKPROTOCOL VOOR DE BOUWWERKZAAMHEDEN VAN DE
WONINGEN ......................................................................................................................... 13
4.2
HET LATEN OPSTELLEN VAN EEN ECOLOGISCH WERKPROTOCOL VOOR DE AANLEG VAN EEN TIJDELIJK
WINKELCENTRUM ................................................................................................................. 13
5
LANDSCHAPSECOLOGISCHE VISIE BREEVAART ............................................................... 15 5.1
VOORGESTELDE MAATREGELEN VERSUS LANDSCHAPSECOLOGISCHE VISIE .................................... 15
6
FLORA EN FAUNAPARAGRAAF BESTEMMINGSPLAN ........................................................ 17
7
BRONNEN .................................................................................................................... 19
BIJLAGE I:ECOLOGISCHE MAATREGELEN VOOR ONTWIKKELING BREEVAART – OUDE TOL ........ 21
Watersnip Advies
1
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies
2
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
1 Inleiding Gemeente Reeuwijk heeft een nieuwbouwlocatie in ontwikkeling. De locatie ligt in het kilometervak met de Amersfoortse coördinaten: 109,541 (figuur 1). Het plangebied bestaat uit een aantal percelen, de gebruikt werden als weilanden. Aan de westzijde wordt de MFA-locatie gebouwd. De initiatieven voor de oostzijde van het aangegeven plangebied zijn ver in ontwikkeling en deels bijna in uitvoering. De gemeente Reeuwijk is voornemens direct langs de Breevaart woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerruimtes, te realiseren. De huizen komen op schiereilanden langs de Breevaart. Verder komt er in de Breevaart ruimte voor aanlegsteigers voor boten. 110 Hiervoor zal nieuw water gegraven worden. Op Figuur 1: Nieuwbouwlocatie Oude Tol de percelen die verder van de Breevaart af liggen komt een aantal rijen met nieuwe woningen. Hieronder (in figuur 2) is een deel van de ontwerptekening opgenomen van de schiereilanden met woningen aan de Breevaart.
451
Figuur 2: Uitsnede ontwerptekening Oude Tol met woningen op schiereilanden
Voorafgaand aan de planvorming zijn diverse flora- en faunaonderzoeken verricht. In de meeste recente rapportage Flora- en faunatoets Oude Tol (Watersnip-rapport 09A037) is aangegeven dat er schade ontstaat voor de diersoorten Ringslang en Meervleermuis door de voorgenomen ontwikkeling. In april is er een gesprek geweest tussen dhr. Terharmsel (Dienst Landelijk Gebied), dhr. J. van Gemeren en mw. M. Heijkoop (Watersnip) en de opdrachtgever mw. C. de Zoete (Gemeente Reeuwijk). Hierin is vastgesteld dat een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora en faunawet kan worden voorkomen indien vooraf dusdanige maatregelen worden getroffen dat schade wordt voorkomen en de gunstige staat van instandhouding behouden blijft.
Watersnip Advies
3
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Dit rapport geeft aan welke maatregelen nodig zijn om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen en schade aan de strikt beschermde soorten te voorkomen. In bijlage I staan de maatregelen a, c, d, e en g op kaart op A3 formaat ingetekend. De volgende maatregelen dienen te worden uitgevoerd: a) Minimaliseren lichtverstoring door gebruik LED verlichting op loopbrug (hoeveelheid lux op wateroppervlak is maximaal 0,5lux); b) Minimaliseren lichtverstoring door voorschrijven gebruik LED verlichting in tuinen en bij steigers en bij nieuwe haven; c) Aanleg geperforeerde rietkraag in de vorm van smalle eilanden van de Noordsloot tot Oudeweg; d) Aanleg natuurvriendelijke oever langs brughoofd bij loopbrug en toegangspad loopbrug naar MFA locatie; e) Extensiveren beheer talud tussen rotonde Oude Tol en Koeienbrug langs de Raadhuisweg; f) Vrije vliegroute onder de brug. Afstand onderzijde brug tot wateroppervlak is minimaal 1,50meter. De vrije breedte onder de brug is minimaal 4.00meter; g) Ecologische inrichting met broedhoop en paddenpoel rond parkeergelegenheid op de hoek Oudeweg met Breevaart; h) Het opstellen van een ecologisch werkprotocol voor de bouwwerkzaamheden van de woningen; i) Het laten opstellen van een ecologisch werkprotocol voor de aanleg van een tijdelijk winkelcentrum; In de toekomst: j) Natuurvriendelijke oevers bij renovatie oeververdediging; k) Nieuwe steigers in clusters bij vervanging van de oeververdediging aan de wegzijde.
Watersnip Advies
4
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
2 Meervleermuis (Myotis dasycneme) 2.1 Biotoop en leefwijze De Meervleermuis is een zoogdier dat zich thuis voelt in waterrijke gebieden. In Nederland komt de Meervleermuis vooral voor in veenweidegebieden en zeekleigebieden. De Meervleermuis is streng beschermd volgens de Flora en Faunawet (tabel 3: soorten bijlage IV van de Habitatrichtlijn). De kolonies van meervleermuizen bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen. De aanwezigheid van een zomerverblijfplaats is in 2007 vastgesteld in flats aan de Van Staverenstraat in de bebouwde kom van Reeuwijk-Brug. Het gaat om een stabiele populatie die jaarlijks wordt gemonitoord door de Rijksuniversiteit van Leiden.
Figuur 3 : Meervleermuis.
De Meervleermuis jaagt in een snelle rechtlijnige vlucht in lange trajecten vlak boven groot open water en langs begroeide oevers van plassen, meren, kanalen, rivieren en vaarten. Ook worden regelmatig meervleermuizen waargenomen boven vochtige weilanden en bosranden, binnen een straal van 500 meter van water. Ze jagen vooral op die insecten die op het wateroppervlak zitten of daar vlak boven vliegen. De prooien worden dan met de relatief grote achterpoten, als het ware van het water geharkt. Boven oevers en langs vegetatie vangen ze insecten uit de lucht. De Meervleermuis is waarschijnlijk onze snelste vleermuis. Bij het jagen behalen ze soms snelheden tot wel 35 km/u. Uit telemetrisch onderzoek van de Rijksuniverisiteit van Leiden blijkt dat de exemplaren van de kolonie in de Van Staverenstraat de Breevaart gebruiken om te jagen en als vliegroute naar het meer bosrijke foerageergebied, de Reeuwijkse Hout. De Meervleermuis is actief van half maart tot half oktober. De vluchten starten meestal direct na zonsondergang (niet eerder) en eindigen 90 minuten voor zonsopkomst. Op de vliegroute en in het foerageergebied is de Meervleermuis relatief ongevoelig voor geluid, en relatief gevoelig voor licht.
2.2 Schade van de ruimtelijke ontwikkelingen op de Meervleermuis De ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie zonder adequate ecologische maatregelen leidt ertoe dat belangrijke vliegroute naar het noordelijk plassengebied en naar de Reeuwijkse hout wordt aangetast. De resterende riet- en oevervegetatie aan de oostzijde van de vaart zal zonder aanvullende maatregelen verdwijnen. Het oevermilieu zal ter plaatse verhard en versteend raken.
Watersnip Advies
5
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
De Meervleermuis is zeer gevoelig voor verstoring door lichtuitstraling langs zijn vliegroutes. De vliegroute loopt van de Van Staverenstraat in de bebouwde kom naar de Reeuwijkse hout. Over de Breevaart is een loopbrug gepland. Deze loopbrug kan een extra obstakel in de nu vrije vliegroute vormen. Ook de verlichting van deze brug kan tot verstoring leiden. Deze ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat deze vliegroute van de Meervleermuis verdwijnt.
2.3 Maatregelen om schade te voorkomen Om schade aan de Meervleermuis langs de Breevaart te voorkomen is het van belang te verstorende factoren tot een minimum te beperken. Aanvullend worden maatregelen getroffen die de kwaliteit van de vliegroute verbeteren en het foerageergebied op andere plaatsen langs de Breevaart terugbrengt. 2.3.1 Minimaliseren lichtverstoring Tijdens de bouw is het van belang dat de lichtuitstraling richting de Breevaart tot een minimum wordt beperkt. Een hoeveelheid van 0.5 lux op het wateroppervlak is het maximum. Dit kan door armaturen met een smalle lichtbundel te gebruiken zodat de uitstraling naar het water wordt beperkt. De armaturen worden gericht vanaf de Breevaart richting de bouwlocatie, zodat de directe belichting van de Breevaart wordt voorkomen. Buiten werktijden dient de hoeveelheid lux op het bouwterrein aan de zijde van de Breevaart tot het minimale te worden beperkt. De nieuwe loopburg zal ook worden voorzien van verlichting. Het ontwerp van de nieuwe brug is nog niet bekend. Om de schade aan de Meervleermuis tot een minimum te beperken is het van belang dat er zo min mogelijk licht rondom de brug uitstraalt. Ideaal is een brugverlichting die op het loopdeel of in de zijwanden richting het loopdeel voor de verlichting zorgt. LED verlichting dient te worden geplaatst vanwege geringe hoeveelheid lux, de mogelijkheid een smalle lichtbundel te creëren. Eventueel kan met groen licht worden gewerkt. Groen licht kan met een geringere lichtopbrengst voor een goed contrast zorgen. Een continue bron van verlichting bij de nieuwe woningen is de tuin- en steigerverlichting. Aan de zijde van de Breevaart is het van belang dat de tuin- en steigerverlichting de hoeveelheid van 0,5 lux op het wateroppervlak niet te boven gaat. Bij de tuinverlichting dient de lichtbundel van de lampen alleen op de tuin te worden gericht en niet op het water. Gebruik van een bewegingsensor wordt aangeraden om de verlichting in de tuin alleen te laten werken als er ook daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt. De steigerverlichting wordt aangebracht om de steiger zichtbaar te maken in het donker. Ook hiervoor geldt dat de uitstraling naar het water de 0,5 lux niet mag overschrijden. Hoe lager de hoeveelheid lux op het water, des te beter. LED verlichting dient te worden gebruikt. Voorlichting aan bewoners De aanwezigheid van de Meervleermuis vraagt een bewust gebruik van licht door de bewoners. Om de bereidheid bij bewoners te vergroten de noodzakelijke maatregelen te treffen en het gebruik van licht aan te passen is het aan te raden de bewoners te informeren over de aanwezigheid van de Meervleermuis, het belang van voorkomen van verstoring en de gewenste maatregelen.
Watersnip Advies
6
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
2.3.2 Kwaliteitsbehoud vliegroute door goed begroeide oevers a) Aanleg geperforeerde rietkraag Aan de zijde van de bouwlocatie worden smalle eilanden in de lengte richting van de Breevaart aangebracht. De afstand tussen het eiland en de kavelgrens is maximaal 2 meter. Tussen de steiger en het eiland kan dan precies een boot aanmeren. Aangezien het ontwerp van de locatie nog niet definitief is worden de randvoorwaarden voor de smalle eilanden omschreven. Het kaartbeeld van figuur 5 is bepalend. - Een eiland heeft een minimale lengte van 15 meter. - De breedte van het eiland is miniaal 1,25meter. - De eilanden worden vormgegeven met een beschermingsplank boven de waterlijn aan de Breevaartzijde en op de waterlijn aan de woningzijde. - De eilanden worden aangeplant met Riet en de sterke oeverbindende plant Gele lis. Kleurrijke soorten als Kattenstaart, Koninginnekruid en Dotterbloem worden met een percentage van 20% ter verfraaiing toegevoegd. In het water op de kruising Treebord – ’s Gravenbroekseweg ligt een eiland dat als voorbeeld dient (figuur 4).
Figuur 4: Illustratief eiland ter hoogte van Treebord – ‘s-Gravenbroekseweg
Op de volgende afbeelding is ingetekend op welke plaatsen de eilanden kunnen komen te liggen. De positionering is voornamelijk ter hoogte van de bebouwing en steigers. De steigers bij de woningen zijn in de lengte richting van de Breevaart bereikbaar. De haaks erop geplaatste inhammen blijven goed bereikbaar. Door de eilanden met rietkragen ter hoogte van de bebouwing te plaatsen, wordt tevens een belangrijk deel van de lichtverstoring op het wateroppervlak van de Breevaart vanuit de huizen en tuinen beperkt. In de volgende figuur (figuur 5) zijn 9 eilanden ingetekend met ieder een minimale lengte van 15 meter. Dezelfde figuur is ook op A3 formaat in bijlage I bijgevoegd.
Watersnip Advies
7
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Figuur 5: Maatregelen Breevaart – Oude Tol (in bijlage I staat deze afbeelding op A3 formaat)
b) Natuurvriendelijke oever bij loopbrug Ter hoogte van de brug wordt de oever aan beide zijden verbreed. Het water tussen de pilaren van de brug en de oever worden opgevuld tot een natuurvriendelijke oever. Figuur 6 toont hoe de opvulling langs de brughoofden eruit zullen gaan zien.
Figuur 6: Natuurvriendelijke oever met beschoeiing op de waterlijn
Watersnip Advies
8
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
c) Aanpassen beheer talud langs Raadhuisweg tussen rotonde Oude Tol en Koeienbrug Ook aan de zijde van de Raadhuisweg is het van belang dat er een ruige, bloemrijke vegetatie gaat ontstaan, die veel insecten zal gaan aantrekken. Gedurende het voorjaar en de hele zomer zal deze zone een belangrijke bijdrage leveren aan het voedselaanbod van de Meervleermuis, bestaande onder meer uit nachtvlinders. Hierdoor ontstaat er op de oeverlijn een ruige, bloemrijke vegetatie die veel insecten aantrekt en die aantrekkelijk is als vliegroute voor de Meervleermuis. Om dit te realiseren zal er ten opzichte van het huidige beheer minder worden gemaaid. Het grootste deel van het talud wordt één keer per jaar gemaaid, op of rond 1 oktober. Langs het fietspad wordt een strook van 50cm twee keer per jaar gemaaid om overhangende vegetatie op het fietspad te voorkomen en veiligheid te garanderen. De eerste keer na half juni en de tweede keer na 1 oktober. Het gehele talud gaat hierdoor ‘schoon’ en kort de winter in. Op deze wijze draagt het talud sterk bij aan de vervanging van het foerageergebied van de Meervleermuis. d) Natuurvriendelijke oevers bij renovatie oeververdediging Bij renovatie of vervanging van de oeververdediging aan de wegzijde worden alleen nog natuurvriendelijke oevers aangelegd met een natte zone van minimaal 1,00m breed. De zone wordt aangeplant met Riet en kleurrijke oeverplanten als o.a. Dotterbloem, Kattenstaart en Koninginnekruid. De vegetatie die in de natte oeverzone gaat ontstaan zal aantrekkelijk zijn voor diverse insecten en dus een bijdrage leveren aan het foerageergebied. Dit is overeenkomstig het profiel dat recent door gemeente Reeuwijk is gerealiseerd langs de Burgemeester Lucassenlaan.
Figuur 7: Recentelijk aangelegde natuurvriendelijke oever langs de Burgemeester Lucassenlaan
Watersnip Advies
9
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
e) Nieuwe steigers in clusters Bij renovatie of vervanging van de oeververdediging aan de wegzijde tussen de loopbrug en de Koebrug kan tegelijkertijd de plaatsing van steigers worden gewijzigd. Door steigerplaatsen te clusteren ontstaat tussen de steigerclusters meer ruimte voor een brede gevarieerde oevervegetatie.
Figuur 8: Steigercluster langs de Breevaart
2.3.3 Vrije vliegroute De loopbrug vormt een obstakel in de vliegroute van de Meervleermuis. Qua vormgeving is het van belang dat de Meervleermuis zijn vlucht direct boven het oppervlak van het water kan vervolgen. De hoogte van de brug moet minimaal 1,50 meter zijn en de breedte van de onderdoorgang minimaal 4,0 meter.
Watersnip Advies
10
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
3 Ringslang (Natrix natrix) 3.1 Biotoop en leefwijze De Ringslang is gebonden aan waterrijke habitats. Leefgebieden van ringslangen vertonen vaak veel ruimtelijke variatie en kleinschaligheid. De Ringslang wordt beschermd volgens de Flora en Faunawet (tabel 3, bijlage 1 AMvB). Tevens is het een soort van de Rode Lijst (status: kwetsbaar). Vanwege de plaatsing op de Rode Lijst is voor deze soort ook het Provinciaal compensatiebeginsel van toepassing. De Ringslang verplaatst zich via het water, o.a. via de Breevaart. Voor hun voedsel zijn ringslangen afhankelijk van amfibieën, vooral kikkers, waardoor ze vaak rond poelen, sloten en in natuurvriendelijke oevers worden aangetroffen. Ringslangen gebruiken warme, vochtige plekken om hun eieren af te zetten. Dit kunnen zijn rottende boomresten of composterende bladhopen of door de mens aangelegde mest-, blad-, houtsnipper- en composthopen. Het aanleggen van broeihopen is inmiddels een beproefd recept gebleken. De Ringslang profiteert van een hoge dichtheid aan eiafzetplekken in een gebied. Overwintering vindt plaats op (hoger gelegen) droge en vorstvrije plekken. In zeer natte gebieden zoals laagveen en uiterwaarden zijn de schaarse hoge en droge structuren van groot belang. In west Nederland zijn dat veelal plaatsen onder takkenbossen en braamstruiken. Buiten de overwinteringperiode hebben ze rustige plekjes nodig waar ze kunnen zonnen. Te veel ruigte en bomen ontnemen de slang deze belangrijke behoefte. Echter, in een te open terrein zijn ze erg kwetsbaar voor predatoren. Grote variatie in en klein gebied is dus van belang. De Breevaart is van belang voor de Ringslang. De Ringslang komt veel voor nabij de geluidswal in de wijk Bloemendaal en langs de oevers van de plas Broekvelden/Vettenbroek. De Breevaart is een belangrijke verbinding tussen deze twee locaties.
3.2 Schade van de ruimtelijke ontwikkelingen op de Ringslang Door de aanleg van de nieuwbouw locatie wordt een belangrijk leefgebied en oevermilieu aan de Ringslang ontrokken. Opwarmen op het weiland is niet meer mogelijk. Verplaatsen via de oevers wordt minder aantrekkelijk. De Breevaart vormt een verbinding tussen twee belangrijke verblijfsplaatsen van de Ringslang. De genoemde ontwikkeling zal een negatief effect hebben op de populatie.
3.3 Maatregelen om schade te voorkomen a) Aanleg geperforeerde rietkraag De maatregel zoals beschreven bij 2.3.2 a) bij de Meervleermuis, de aanleg van smalle eilanden zal ook de Ringslang ten goede komen. Deze eilanden kan de Ringslang gebruiken om te foerageren en even aan land te gaan. Daarbij dient te worden gelet op lage ligging van de beschoeiing aan de zijde van de woningen. b) Natuurvriendelijke oever bij loopbrug De natuurvriendelijke oever bij de loopbrug komt ook de Ringslang ten goede. Net als de eilanden biedt het een plek om te foerageren en te verblijven. c) Natuurvriendelijke oever langs toegangspad vanaf loopbrug naar MFA locatie. Over de gehele lengte parallel aan het toegangspad wordt een natuurvriendelijke oever aangelegd met een beschoeiing op de waterlijn. De oever heeft een natte zone van minimaal
Watersnip Advies
11
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
1,00m breed. De zone wordt aangeplant met sterke oeverbindende en kleurrijke planten als o.a. Gele lis, Dotterbloem, Kattenstaart, Moerasandoorn en Koninginnekruid. d) Aanpassen beheer talud Het talud aan de Raadhuisweg ligt hoger en droger én aan de zonzijde. Indien de Ringslang het talud kan bereiken via een goed vormgegeven natuurvriendelijke oever, dan zal het talud een rol kunnen spelen als opwarmplek. Door de eerste 0,75meter van de oeverzone één keer per jaar te maaien (rond 1 oktober) ontstaat er een rustige zone waar de Ringslang van kan profiteren. e) Aanleg broedhoop en paddenpoel De aanleg van een broedhoop heeft een positief effect op de Ringslang. Bij de brug over de Breevaart bij de Oude Weg is aan de zijde van de bouwlocatie een hoek waar een broedhoop kan worden aangebracht. In deze hoek kan ook een kleine paddenpoel worden aangelegd. In het voorjaar aanwezige kikker- en paddenbroed vormen een belangrijke voedselbron voor jonge ringslangen.
Figuur 9: Mogelijke locatie broedhoop en paddenpoel
f) Natuurvriendelijke oevers bij renovatie oeververdediging Ook voor de Ringslang geldt dat de aanleg van natuurvriendelijke oevers een bijdrage zal leveren aan het foerageergebied. In de natte zone kunnen meer amfibieën voorkomen. Bij een beschoeiing geplaatst op de waterlijn kan de Ringslang zich gemakkelijk vanuit het water naar de oever verplaatsen.
3.4 Compensatie provinciaal compensatiebeginsel De hiervoor beschreven maatregelen zijn voldoende compenserend in het kader van het provinciaal compensatie beginsel.
Watersnip Advies
12
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
4 Overige maatregelen 4.1 Het opstellen van een ecologisch werkprotocol voor de bouwwerkzaamheden van de woningen In het ecologische werkprotocol worden alle maatregelen beschreven waarmee bij de inrichting van het bouwterrein en tijdens de werkzaamheden van de bouw en rekening dient te worden gehouden. Het ecologisch werkprotocol dient op de bouwlocatie aanwezig te zijn.
4.2 Het laten opstellen van een ecologisch werkprotocol voor de aanleg van een tijdelijk winkelcentrum In het ecologische werkprotocol worden alle maatregelen beschreven waarmee bij de inrichting van het tijdelijk winkelcentrum rekening dient te worden gehouden. Het ecologisch werkprotocol dient tijdens de inrichting op de locatie aanwezig te zijn.
Watersnip Advies
13
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies
14
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
5 Landschapsecologische visie Breevaart In 2004 heeft Watersnip Advies in opdracht van gemeente Reeuwijk een landschapsecologische visie opgesteld voor de Breevaart. In dit rapport wordt aangegeven dat de Breevaart door de unieke combinatie van de functies natuur, water, recreatie en wonen, het visitekaartje vormt voor Reeuwijk-Brug bij de entree vanaf de A12. Belangrijk is dat bij alle ontwikkelingen, alle functies zoveel mogelijk gelijkwaardig meeontwikkelen om de krachtige onderlinge balans niet te verstoren. Wat betreft het behoud en de versterking van de oevers langs de Breevaart zijn de volgende aanbevelingen gemaakt: - het verbeteren van de waterkwaliteit; - het stimuleren van de ontwikkeling van verlandingsvegetaties; - het voorkomen van bebossing van de oevers; - de invloed van golfslag door intensieve waterrecreatie en ongestructureerde aanleg van steigers verminderen; - het voorkomen van de aanleg van harde beschoeiingen langs woningen aan de Breevaart. Voor het behoud van de Breevaart als beeldbepalend element in Reeuwijk-Brug worden verder de volgende aanbevelingen gedaan: - de Breevaart en de natuurlijke oevers in nieuwe woningbouwplannen gebruiken om een prettige leefomgeving te creëren; - recreatief gebruik van de Breevaart mogelijk maken door het gecontroleerd aanleggen van voorzieningen; - de Breevaart als historische watergang behouden en herkenbaar maken. Deze landschapsecologische visie is als beleid vastgesteld door de commissie Ruimtelijke Ordening van gemeente Reeuwijk.
5.1 Voorgestelde maatregelen versus landschapsecologische visie De voorgestelde maatregelen ten behoeve van het behoud van de kwaliteit van het leefgebied en foerageergebied voor de Meervleermuis en Ringslang zijn in overeenstemming met de genoemde aanbevelingen om de kwaliteit van de Breevaart als visitekaartje van Reeuwijk-Brug te handhaven en versterken.
Watersnip Advies
15
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies
16
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
6 Flora en faunaparagraaf bestemmingsplan Op basis van de onderzoeksplicht (Wro) en de plicht tot het vaststellen van een uitvoerbaar plan dient bij het maken van bestemmingsplannen beoordeeld te worden of er belemmeringen aanwezig zijn voor verlening van een eventuele ontheffing voor de activiteiten in het plan. Met betrekking tot de ontwikkelingen op bouwlocatie ‘Oude Tol’ zijn de soorten Meervleermuis (Myotis dasycneme) en Ringslang (Natrix natrix) aangetroffen. Om een ontheffingsaanvraag voor de Flora en faunawet te voorkomen is het noodzakelijk dat er voorafgaand aan de ruimtelijke ingrepen, maatregelen getroffen worden die schade voorkomen en de gunstige staat van instandhouding voor deze soorten garanderen. De genoemde maatregelen beschreven in dit rapport voldoen daaraan. De paragraaf die kan worden toegevoegd aan het bestemmingsplan is separaat aan gemeente Reeuwijk verstrekt met de titel ‘Paragraaf bestemmingsplan ecologisch advies Breevaart – Oude Tol’.
Watersnip Advies
17
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies
18
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
7 Bronnen Geraadpleegde literatuur 1. Bongers, F., Zoogdiervereniging VZZ. 2007. Natura 2000 in praktisch perspectief: de Meervleermuis. De Water, juni 2007, nummer 123. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 2. Gegevensautoriteit Natuur, Het protocol voor vleermuisinventarisaties, 2 april 2009 3. Ministerie van Landbouw, natuurbeheer en voedselkwaliteit, Rode Lijsten, Den Haag 2004 4. Provincie Zuid- Holland, Streekplan Zuid-Holland Oost, 2003 5. Watersnip Advies, Flora- en faunatoets Oude Tol te Reeuwijk-Brug, Watersnip-rapport 09A037, december 2009 6. Watersnip Advies, Landschapsecologische visie Breevaart, augustus 2004 Geraadpleegde internetsites: 7. www.ravon.nl 8. http://vleermuis.net/planologie/maatregelen.html 9. http://www.vleermuizenindestad.nl/node/57
Watersnip Advies
19
Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies
20
Bijlage I:Ecologische maatregelen voor ontwikkeling Breevaart – Oude Tol
Watersnip Advies Advies voor ecologie, landschap, water en recreatie ’s-Gravenbroekseweg 154 2811 GK Reeuwijk +31 (0)182-395460 www.watersnip.info
[email protected]