Hoogheemraadschap van Rijnland Archimedesweg 1 postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 30 63 063 fax (071) 51 23 916
[email protected] Meer weten over het hoogheemraadschap van Rijnland? kijk op: www.rijnland.net
Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken Samenvatting
Droge voeten, schoon water
WATERGEBIEDSPLAN
NIEUWKOOP EN OMSTREKEN samenvatting
Archimedesweg 1 postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 063 063 telefax (071) 5 123 916
CORSA nummer: CONCEPT versie: auteur: Marieke Desmense oplage: datum: 14 april 2011 projectnummer:
2
Voorwoord
Geachte lezer, Begin 2011 legde Rijnland in de meeste polders van het Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken twee varianten voor het toekomstig waterbeheer voor aan de bewoners en gebruikers. De informatieavonden over deze varianten zijn in alle gevallen heel goed bezocht. Die betrokkenheid doet me erg goed. De hoge opkomst is ook een signaal dat onze keuzes in sommige gevallen pijn doen. Rijnland heeft mede op basis van de mening van de bewoners en gebruikers per polder een keuze gemaakt. Wij hebben daarin het algemeen belang het zwaarst laten wegen. We nemen de maatregelen immers om de polders rond Nieuwkoop voor iedereen bewoonbaar en bruikbaar te houden, nu en in de toekomst. Met alleen een besluit om ‘het te gaan doen’ zijn we er nog niet. Het belangrijkste komt nog, namelijk de uitvoering. En dit betreft een breed pakket aan maatregelen. Een aantal voorbeelden: we realiseren waterberging, verhogen of verlagen het peil, we verbreden watergangen voor een betere doorstroming, verleggen grenzen van peilvakken en verbreden duikers. Daarnaast gaan we een traject in waarin onderbemalingen tegen het licht worden gehouden. Hiermee maken we de polders klaar voor de toekomst. Dit doen we niet alleen voor onszelf of omdat het moet volgens de regels uit ‘Den Haag’. Dit doen we vooral om te voorkomen dat de gebruikers van de polders (veelal agrariërs) in natte of juist droge perioden grote problemen krijgen met hun bedrijfsvoering. Met de tijd die komen gaat hebben we in veel gevallen de hulp nodig van de bewoners en gebruikers van de polders. Maar andersom krijgt u ook nog de gelegenheid om ons te laten weten wat u van de plannen vindt tijdens de formele inspraakprocedure voor de peilbesluiten en inrichtingsplannen. De inzet van Rijnland is om samen met alle belanghebbenden constructief en voortvarend te werk te gaan, zodat we snel aan de slag kunnen met het toekomstbestendig maken van de polders. Met vriendelijke groet, Namens het College van dijkgraaf en hoogheemraden,
Aad Straathof
3
4
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...............................................................................................................5 Samenvatting .................................................................................................................7 1. Watergebiedsplan wat & hoe ......................................................................................9 1.1 Wat is een watergebiedsplan .................................................................................9 1.2 Hoe is het plan tot stand gekomen? .....................................................................11 1.3 Leeswijzer .........................................................................................................12 1.4 Meer informatie .................................................................................................12 2. Droge voeten, schoon water, betrouwbaar peilbeheer ..................................................13 2.1 Droge voeten .....................................................................................................13 2.2 Schoon water.....................................................................................................14 2.3 Betrouwbaar peilbeheer ......................................................................................15 3. Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder ..............................................................17 3.1 Wat zijn de knelpunten? .....................................................................................18 3.2 Wat zijn de oplossingen? ....................................................................................19 3.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Bergen in eigen peilvak’ ............................................20 4. Polder Nieuwkoop ...................................................................................................25 4.1 Wat zijn de knelpunten? .....................................................................................26 4.2 Wat zijn de oplossingen? ....................................................................................28 4.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Huidige peilvakindeling’ ............................................28 5. Polder Nieuwkoop en Noorden..................................................................................35 5.1 Wat zijn de knelpunten? .....................................................................................36 5.2 Wat zijn de oplossingen? ....................................................................................37 5.3 Peilvoorstel .......................................................................................................38 6. Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen ...........................................41 6.1 Wat zijn de knelpunten? .....................................................................................42 6.2 Wat zijn de oplossingen? ....................................................................................43 6.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Peilvakken samenvoegen’ ..........................................44 7. Zuid- en Noordeinderpolder .....................................................................................49 7.1 Wat zijn de knelpunten? .....................................................................................50 7.2 Wat zijn de oplossingen? ....................................................................................52 7.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Peilvakindeling op basis van bodemtype’.....................52 8. Het resultaat ..........................................................................................................59 8.1 Keuze voorkeursvariant en vaststellen watergebiedsplan.........................................59 8.2 Kosten ..............................................................................................................59 8.3 Voor de schop de grond in gaat… ........................................................................59 8.4 Op orde.............................................................................................................60
5
6
Samenvatting In 2006 is het Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken gestart als één van de drie pilots voor watergebiedsplannen. Op dit moment zijn de knelpunten in het gebied bekend en is een verkenning van de mogelijke maatregelen uitgevoerd. Het resultaat is een variantenstudie waarin voor alle polders behalve de Polder Nieuwkoop en Noorden twee varianten zijn uitgewerkt waarmee de knelpunten worden opgelost. Voor Polder Nieuwkoop en Noorden is alleen een nieuw peilvoorstel uitgewerkt. Voor vrijwel alle polders zijn de peilbesluiten verlopen, er komen veel niet-gereguleerde peilafwijkingen voor in het plangebied, de polders voldoen niet aan de normering voor wateroverlast en er zijn verschillende hydraulische knelpunten. Met de voorgestelde maatregelen en het nemen van nieuwe peilbesluiten brengt Rijnland het watersysteem zowel juridisch als in de praktijk op orde voor nu én om bij toekomstige klimaatveranderingen te kunnen functioneren. De ingelanden krijgen daarmee waar zij recht op hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot het beschermingsniveau voor wateroverlast. Voor de Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder is een maatregelenpakket gekozen waarin binnen elke peilvak maatregelen worden genomen om te voldoen aan de normen voor wateroverlast. Problemen door overtollig water uit de hoger gelegen, bebouwde peilvakken worden dus ter plekke opgelost. Maar mogelijk is er een nog kosteneffectievere oplossing: een ‘tussenberging’ waarin water tijdelijk kan worden geborgen. Een technische uitwerking en kostenraming moet uitwijzen of de tussenberging ook een kosteneffectievere maatregel is dan de nu gekozen maatregelen. Deze uitwerking wordt uitgevoerd na vaststellen van het watergebiedsplan. Polder Nieuwkoop kenmerkt zich door de grote hoeveelheid peilafwijkingen. Er is een aantal verschillende peilvakindelingen bekeken om te bepalen of hiermee grotere peilgebieden kunnen worden gerealiseerd en het aantal onderbemalingen kan verminderen. Uiteindelijk bleek echter dat de benodigde investeringen niet opwegen tegen de beperkte ontsnippering van het watersysteem die mogelijk is. De peilvakindeling blijft daarom op hoofdlijnen zoals deze nu is. Voor twee peilgebieden in Polder Nieuwkoop wordt een relatief grote peilverhoging voorgesteld. De reden hiervoor is het aanwezige opbarstrisico. Voordat hier een definitief (peil)besluit over kan worden genomen moet nog goed worden uitgezocht of de kosten voor uitvoering van dit peilvoorstel voor zowel ingelanden (opbrengstreductie) als maatschappij (uitvoering van de maatregelen) in verhouding staan tot de maatschappelijke opbrengst (de vermindering van het opbarstrisico). Voor Polder Nieuwkoop en Noorden was de enige opgave om een nieuw peilvoorstel uit te werken. Dit nieuwe voorstel is tot stand gekomen na overleg met o.a. gemeente Nieuwkoop, Vereniging Natuurmonumenten, de rietsnijders uit het gebied en andere vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Er wordt een flexibel peil voorgesteld waarbij het peil binnen een marge van 2 à 4 centimeter mag stijgen en dalen. De marge lijkt klein, maar omdat de plassen groot zijn gaat het om heel veel water. De inlaat neemt op deze manier fors af en dat komt de waterkwaliteit ten goede. In de praktijk verandert er overigens weinig. Ook nu stijgt of daalt het peil met 2 centimeter als een droge of natte periode verwacht wordt.
7
De hoofdbemaling van de Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen wordt uitgevoerd door de molenviergang. Deze is uniek in de wereld. In het peilvoorstel wordt één bestaand peilvak samengevoegd met het hoofdpeilvak. Om te voldoen aan de normen voor wateroverlast moet relatief veel extra oppervlaktewater worden gegraven. Omdat de kosten van het graven van open water niet in verhouding staan tot de schade die daardoor wordt voorkomen wordt, voordat er een definitief besluit kan worden genomen, een schadevergoedingsregeling opgesteld voor varianten waarin wel en niet volwaardige elektrische gemaalcapaciteit wordt gerealiseerd of extra open water wordt gegraven. Op basis van kosteneffectiviteit kan daarna de keuze worden gemaakt tussen deze schadevergoedingsregeling of de technische maatregelen. De Zuid- en Noordeinderpolder heeft in de huidige situatie een peilvakindeling die niet helemaal logisch is. De peilvakindeling is daarom een optimalisatie van de huidige situatie. De peilvakindeling volgt het bodemtype. Voormalige peilafwijkingen (die in de praktijk nog steeds als onderbemaling fungeren, maar in het vigerende peilbesluit als peilvak zijn opgenomen) worden niet meer als peilvak, maar weer als onderbemaling opgenomen. Niet alle peilafwijkingen komen op basis van deze peilvakindeling in aanmerking voor een vergunning. Er worden beperkte, locale maatregelen genomen om de paar knelpunten m.b.t. de normering voor wateroverlast op te lossen. Ook worden maatregelen genomen om de afwatering van het peilvak langs de Oude Rijn naar het poldergemaal te verbeteren. Dit wordt gedaan door een aantal watergangen te verbreden.
8
1. Watergebiedsplan wat & hoe In het Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken lezen bewoners en bedrijven op welke manier het Hoogheemraadschap van Rijnland knelpunten in het waterbeheer oplost. De knelpunten komen voort uit Europese en landelijke opgaven, maar ook uit ervaringen van bewoners en bedrijven met de dagelijkse praktijk van het waterbeheer. 1.1 Wat is een watergebiedsplan Waterbeheer in de nabije omgeving In een watergebiedsplan brengt het Hoogheemraadschap van Rijnland knelpunten in het waterbeheer in samenhang in beeld: knelpunten met wateroverlast, droogte, waterkwaliteit, ecologie en het waterpeil. Zo komen oplossingen in het vizier die meerdere doelen dienen. Een natuurvriendelijke oever kan bijvoorbeeld knelpunten in de ecologie en in de beheersing van wateroverlast oplossen. Dit soort oplossingen bespaart geld, ruimte en overlast. Een watergebiedsplan is toegespitst op een aantal polders. Mensen die wonen of werken in dat gebied krijgen informatie over het waterbeheer in hun directe omgeving. Via de inspraak kunnen zij daar bovendien invloed op uitoefenen. Europese, landelijke en regionale opgaven De werkzaamheden van het Hoogheemraadschap van Rijnland komen voort uit Europese, landelijke en regionale opgaven. Voorbeelden daarvan zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Beleidskader Peilbeheer Zuid-Holland en het Waterbeheerplan van Rijnland. Daarnaast hebben gemeenten, bewoners en bedrijven hun wensen voor verbetering van het waterbeheer kenbaar gemaakt. De meeste knelpunten in dit gebied betreffen wateroverlast en peilbeheer. Hoofdlijnen en details Het watergebiedsplan geeft knelpunten in het waterbeheer en de gekozen oplossingen op hoofdlijnen weer. Gedetailleerde omschrijvingen van de oplossingen komen in peilbesluiten en een inrichtingsplan. Die worden hierna opgesteld. De peilbesluiten geven per peilvak een overzicht van de peilen. Het inrichtingsplan bestaat uit kaarten waarop afmetingen van bijvoorbeeld slootverbredingen nauwkeurig zijn ingetekend. Achtergrondinformatie is te vinden in het inventarisatierapport en het variantenrapport. Deze rapporten bevatten technische beschrijvingen van knelpunten, mogelijke oplossingen en overwegingen voor de keuze. Wat niet Een aantal onderdelen van het waterbeheer blijft in het watergebiedsplan buiten beschouwing: - het toetsen en versterken van waterkeringen: voor het toetsen gelden wettelijke normen en methoden; versterkingsplannen volgen afzonderlijke overleg- en inspraaktrajecten; - regulier beheer en onderhoud van waterkeringen en watergangen zoals baggeren: het watergebiedsplan gaat hier alleen op in als een afwijkende vorm van beheer of onderhoud bijdraagt aan het oplossen van knelpunten; - omgaan met calamiteiten: na uitvoering van dit watergebiedsplan voldoet het waterbeheer aan de normen voor wateroverlast. Bij extreme omstandigheden kan toch een calamiteit optreden. In dat geval treedt het calamiteitenplan in werking en plaatst Rijnland bijvoorbeeld noodpompen. Het watergebiedsplan leidt niet tot veranderingen in het calamiteitenplan. Meer informatie: inventarisatierapport § 1.1 en 1.2 9
Karakter Nieuwkoop en omstreken Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken gaat over het waterbeheer in zes polders rond Nieuwkoop. Het gebied wordt begrensd door het Aarkanaal in het westen en de Meije in het oosten. De kernen Nieuwkoop, Nieuwveen, Zevenhoven, Ter Aar en Aarlanderveen liggen in het plangebied. Ook de Nieuwkoopse plassen liggen in het peilgebied. Het plangebied Nieuwkoop en omstreken is van oudsher een waterrijk veengebied. Tussen 900 en 1400 is het veen stukje bij beetje ontgonnen en in cultuur gebracht. De oudste ontginningen liggen langs de kleine rivieren en veenstroompjes zoals de Aar en de Drecht. Grote stukken veen werden afgegraven om er turf van te maken. De grote plassen die na het turfsteken achterbleven, zijn later drooggelegd. Een voorbeeld van zo’n droogmakerij is de Polder Nieuwkoop, die in 1809 is drooggelegd. Deze polder ligt lager dan de omringende polders, waar geen turf is gewonnen. De oudste polders rond Nieuwkoop zijn de Zuideinderpolder (ca 1566) en de Noordeinderpolder (ca 1571). Agrarisch gebruik overheerst in Nieuwkoop en omstreken. Polder Nieuwkoop en Noorden, het Nieuwkoopse plassengebied, is grotendeels natuurgebied. In het gebied liggen de kernen van Nieuwkoop, Nieuwveen, Zevenhoven, Ter Aar en Aarlanderveen.
Meer informatie: inventarisatierapport hoofdstuk 2
10
1.2 Hoe is het plan tot stand gekomen? Zoeken naar het gewenste waterbeheer Rijnland heeft de volgende methode gevolgd bij het zoeken naar het gewenste waterbeheer in Nieuwkoop en omstreken: •• stap 1: inventariseren: de actuele toestand van grond- en oppervlaktewater beschrijven; •• stap 2: knelpunten analyseren: de actuele en de optimale toestand vergelijken; •• stap 3: maatregelen in beeld brengen: verschillende oplossingen voor knelpunten zoeken; •• stap 4: beste variant kiezen: de beste peilen en inrichtingsmaatregelen vaststellen. Deze methode sluit aan bij de zogenoemde GGOR-methode, die waterschappen volgen bij het bepalen van het Gewenste Grond- en OppervlaktewaterRegime. Bijdrage van belanghebbenden Tijdens de zoektocht naar het gewenste waterbeheer heeft Rijnland belanghebbenden op de hoogte gehouden met nieuwsbrieven. Belanghebbenden zijn bewoners en bedrijven in het beheergebied, grondeigenaren die zelf buiten het beheergebied wonen en belangenorganisaties. Tijdens de analyse van knelpunten (stap 2) en het zoeken naar oplossingen (stap 3) heeft Rijnland op verschillende plaatsen in het gebied informatiebijeenkomsten georganiseerd. De belanghebbenden hebben daarbij aangeven welke knelpunten zij in het waterbeheer ervaren en aan welke oplossingen zij de voorkeur geven. Daarnaast heeft het hoogheemraadschap tijdens stap 1 gesprekken gevoerd met eigenaren van bedrijven die een onderbemaling of hoogwatervoorziening hebben. Keuze voorkeursvarianten vaststellen watergebiedsplan Het college van dijkgraaf en hoogheemraden kiest per polder uit de verschillende varianten een voorkeursvariant, rekening houdend met de voorkeuren van de ingelanden. Het watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken bestaat daarna uit de voorkeursvarianten voor de verschillende polders. De Verenigde Vergadering stelt het watergebiedsplan vast. Het watergebiedsplan is een plan op hoofdlijnen dat wordt uitgewerkt in peilbesluiten en inrichtingsplannen. Inspraak en definitief besluit Het plan op hoofdlijnen wordt uitgewerkt tot peilbesluiten en inrichtingsplannen. De peilbesluiten en inrichtingsplannen doorlopen een openbare vaststellingsprocedure. Het watergebiedsplan en de achtergrondrapporten horen daar als toelichting bij. Belanghebbenden kunnen in de inspraakperiode hun visie kenbaar maken. Rijnland past de documenten na de inspraak waar nodig aan en stelt ze dan definitief vast. De verwachting is dat de eerste maatregelen in 2012 in de inspraak worden gebracht. De laatste peilbesluiten en inrichtingsplannen zullen waarschijnlijk in 2013 worden vastgesteld. Meer informatie: inventarisatierapport § 1.3 en 1.4
11
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de Europese, landelijke en regionale opgaven die in Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken van belang zijn. Ook staan hier op hoofdlijnen de oplossingsrichtingen en de uitgangspunten die het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft gekozen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het gebied. In de hoofdstukken 3 t/m 7 zijn de opgaven, oplossingsrichtingen en maatregelen nader uitgewerkt per polder. Drie vragen staan in deze hoofdstukken centraal: wat zijn de knelpunten, hoe pakken we het aan en wat is het resultaat? Ofwel, in andere woorden: wat kan beter, welke maatregelen zetten we in en wat merken we ervan? Het watergebiedsplan is de eerste stap op weg naar een beter watersysteem. Voordat het gewenste systeem praktijk wordt, zijn nog een aantal andere stappen te doorlopen. Die stappen zijn beschreven in hoofdstuk 8. 1.4 Meer informatie Het watergebiedsplan bevat informatie op hoofdlijnen. Wie meer details wil weten over de maatregelen of de technische achtergronden kan de volgende documenten downloaden via www.rijnland.net/watergebiedsplannen: • inventarisatierapport: technische achtergronden over knelpunten; • variantenrapport: technische achtergronden over mogelijke oplossingen. Bij iedere paragraaf van dit watergebiedsplan staan verwijzingen naar hoofdstukken uit de achtergrondrapporten.
12
2. Droge voeten, schoon water, betrouwbaar peilbeheer Het waterbeheer in Nieuwkoop en omstreken moet voldoen aan normen voor droge voeten, schoon water en betrouwbaar peilbeheer. Europese, landelijke en regionale richtlijnen vormen het kader. Rijnland geeft daar invulling aan met aandacht voor de grondgebruikers en de bijzondere kenmerken van het gebied. 2.1 Droge voeten
Opgave In de afgelopen jaren heeft Nederland verschillende malen wateroverlast meegemaakt. Naar verwachting wordt het in de toekomst vaker extreem nat en extreem droog weer, als gevolg van klimaatverandering. Daarom maken Nederlandse overheden in het Nationaal Bestuursakkoord Water afspraken over de bestrijding van wateroverlast. In 2015 moeten alle wateren op orde zijn. Dat betekent dat het watersysteem moet voldoen aan landelijke normen voor wateroverlast. Er gelden vijf verschillende normen: voor grasland, akkerbouwgebied, hoogwaardige landbouwgebieden (met name boom- en bollenteelt), glastuinbouw en bebouwd gebied. De normen geven aan hoe groot de kans op wateroverlast maximaal mag zijn. Zo mag grasland eens in de tien jaar deels onder water staan en bebouwd gebied niet vaker dan eens in de honderd jaar. Als het watersysteem op orde is, zijn calamiteiten met wateroverlast dus niet geheel uitgesloten. In dergelijke extreme situaties treedt het calamiteitenplan van Rijnland in werking om de schade zoveel mogelijk te beperken. Oplossingsrichting Rijnland Rijnland heeft voor het boezemwater en voor iedere polder afzonderlijk berekend hoe groot de kans op wateroverlast nu is en welke maatregelen nodig zijn om de normen te halen. Net als de andere waterbeheerders gaat het hoogheemraadschap ervan uit dat de klimaatverandering zich voltrekt volgens het zogenoemde ‘middenscenario’ voor 2015. Met uitzondering van de Polder Nieuwkoop en Noorden voldoet geen van de polders van Nieuwkoop en omstreken aan de normen voor wateroverlast. In de Zuid- en Noordeinderpolder is slechts op enkele bebouwde percelen de wateroverlast groter dan de norm. In alle andere polders komen knelpunten verspreid door de hele polder en over verschillende vormen van landgebruik voor. Rijnland maakt als oplossing bij voorkeur de oppervlakte open water groter. Daarmee ontstaat waterberging en dat is de meest duurzame oplossing. Als dat onvoldoende oplevert, zijn andere maatregelen mogelijk. Lokaal kan het ophogen of omkaden van terreinen soelaas bieden. Rijnland kiest steeds voor effectieve en betaalbare oplossingen. Volgens de landelijke normen zijn de beschikbare waterberging en de gemaalcapaciteit bepalend voor de kans op wateroverlast. In Nieuwkoop en omstreken is gebleken dat ook sprake van wateroverlast kan zijn als de waterberging en gemaalcapaciteit op orde zijn en de polder aan de normen voldoet. De wateroverlast treedt in dat geval op doordat het water niet vlot genoeg wegstroomt, omdat watergangen, duikers, stuwen of bruggen te krap zijn. Dit speelt in alle polders in meer of mindere mate. Rijnland maakt daar bredere watergangen, grotere bruggen en ruimere duikers. Meer informatie: - inventarisatierapport § 3.1 en 3.3 en bijlage 9, 12 en 13 - variantenrapport - www.rijnland.net/beleid/waterakkoorden/nationaal - www.knmi.nl/klimaatscenarios
13
2.2 Schoon water
Opgave De Europese Kaderrichtlijn Water vereist dat alle Europese wateren in 2015 in een goede toestand verkeren. De wateren moeten voldoen aan normen voor chemische stoffen en biologische kenmerken. Waterbeheerders mogen het einddoel onder voorwaarden uitstellen tot 2021 of 2027, bijvoorbeeld om de kosten op een acceptabel niveau te houden. Oplossingsrichting Rijnland De afgelopen jaren heeft Rijnland de waterkwaliteit en de ecologie van alle wateren getoetst aan de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Voor de grotere wateren in het beheergebied heeft Rijnland samen met provincies, gemeenten en belangenorganisaties maatregelen voor de goede toestand gekozen. Drie van deze wateren ligt in Nieuwkoop en omstreken: de Nieuwkoopse plassen en de hoofdwatergangen van Polder Nieuwkoop en de Zuid- en Noordeinderpolder. De KRW-maatregelen worden in aparte projecten uitgevoerd; de maatregelen zijn geen onderdeel van het watergebiedsplan. Rijnland heeft wel gekeken of het mogelijk was om maatregelen te laten meeliften in het watergebiedsplan: bijvoorbeeld de aanleg van een natuurvriendelijke oever in de Zuid- en Noordeinderpolder. Deze zou kunnen worden gecombineerd met het verbreden van watergangen om de waterberging of doorstroming te verbeteren. Omdat uiteindelijk geen andere maatregelen nodig bleken op locaties waar KRW-maatregelen worden uitgevoerd, blijft de uitvoering van de KRWmaatregelen een apart project. Het overige water in de polders van Nieuwkoop en omstreken bevat te veel voedingsstoffen en in de droogmakerijen bevat het water relatief veel zout. In Nederland komen deze overschrijdingen op veel plaatsen in het landelijk gebied voor. De voedingsstoffen spoelen van het agrarische land af of komen vrij uit de waterbodems. Via het waterbeheer zijn deze bronnen slechts heel beperkt terug te dringen. Ook op biologische kenmerken van de wateren scoort Nieuwkoop en omstreken laag tot gemiddeld: de oevers zijn te steil, er groeien te weinig waterplanten en de visstand is niet gevarieerd. Meer informatie: - inventarisatierapport § 3.5 en bijlage 1, 6, 14, 15 en 16 - variantenrapport - www.kaderrichtlijnwater.nl - www.rijnland.net/nieuwkoopseplassen
14
Helder water Sinds eind jaren tachtig is de waterkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen, bijvoorbeeld door het plaatsen van de defosfateringsinstalatie, al flink verbeterd. Desondanks is water van de Nieuwkoopse Plassen nog te troebel en bevat het te veel algen. Rijnland streeft er samen met haar partners naar om van de Nieuwkoopse Plassen een gebied van internationale kwaliteit te maken. Daar heeft Rijnland op Europees niveau afspraken over gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Een belangrijke sleutel voor de verbetering van de waterkwaliteit is het beperken van de hoeveelheid relatief voedselrijk water dat wordt ingelaten in de plas. Voedselrijk water stimuleert algengroei waardoor de plas troebel blijft. Beperken van de inlaat van water kan bijvoorbeeld door het gebruik van water uit de plas voor omliggende functies te beperken, door waar mogelijk een beperkte mate van flexibel peil in te voeren en door de afdichting van de sluizen te verbeteren. Naast maatregelen om de inlaat te beperken neemt Rijnland ook maatregelen om de inrichting te verbeteren en stroming tussen relatief schonere en minder schone delen van het plassengebied te beperken. Het water in de vogelkolonies en de Meijegraslanden bevat veel voedingsstoffen en wordt daarom gescheiden van het schonere water in de plassen. Zo wordt stap voor stap de waterkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen verbeterd.
2.3 Betrouwbaar peilbeheer
Opgave Rijnland streeft naar betrouwbaar peilbeheer en peilen die het grondgebruik goed ondersteunen. De provincie Zuid-Holland heeft in het Beleidskader Peilbeheer Zuid-Holland aangegeven hoe een zorgvuldige afweging over het peilbeheer tot stand moet komen. Vertrekpunt daarbij is dat het peilbeheer de bestaande functies ondersteunt. Het peilbeheer wordt vastgelegd in een formeel peilbesluit per peilvak.
15
Oplossingsrichting Rijnland Rijnland ondersteunt met het peilbeheer de functies uit de structuurvisie van de provincie Zuid-Holland. Binnen de streekplanfunctie ‘agrarisch’ maakt Rijnland onderscheid tussen peilbeheer voor akkerbouw en voor grasland. Waar zowel grasland als akkerbouw plaatsvindt, zoals in Polder Nieuwkoop, zoekt Rijnland een peil dat voor beide gebruiksvormen acceptabel is. Bodemgesteldheid, maaiveldhoogte, natuurwaarden, bebouwing en infrastructuur bepalen mede de hoogte van het gewenste peil. De peilen die de afgelopen jaren praktijk waren in Nieuwkoop en omstreken, voldoen meestal aan de wensen van de gebruikers en passen bij de omgevingskenmerken. Voor veel peilvakken is het voorstel deze peilen weer formeel vast te leggen in de nieuwe peilbesluiten die bij dit watergebiedsplan horen. Voor een paar peilvakken wordt een grotere wijziging voorgesteld: in de Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen en de Zuid- en Noordeinderpolder worden kleine peilvakken samengevoegd met het hoofdpeilvak. Het peil van de kleine peilvakken wijzigt daardoor. Voor Polder Nieuwkoop wordt een forse peilverhoging voorgesteld voor drie peilvakken. Daarmee wordt het risico op opbarsting vermindert. De verwachting is dat de peilverhoging kan, doordat de drooglegging nu relatief groot is voor het landgebruik. Nader onderzoek moet uitwijzen welk effect de peilverhoging heeft op de gewasopbrengst op de betreffende percelen. Betrouwbaar peilbeheer vereist dat watergangen, bruggen, duikers en gemalen berekend zijn op vlotte aan- en afvoer van water. In de meeste polders komen locaties voor waar de afvoer van water problemen geeft. Daardoor staat het water in de sloten soms hoger dan gewenst. Dat veroorzaakt wateroverlast, al voldoet het gebied aan de landelijke normen voor wateroverlast. Het watergebiedsplan voorziet in bredere watergangen en het verruimen van duikers en bruggen, om het peil goed te kunnen beheren. Soms willen particulieren lokaal een hoger peil (hoogwatervoorziening) of een lager peil (onderbemaling) instellen dan het peilbesluit voorschrijft. Om het watersysteem beheersbaar te houden en versnippering te voorkomen, wil Rijnland deze peilafwijkingen beperken. Eigenaren moeten daarom opnieuw een vergunning aanvragen. Rijnland toetst het bestaansrecht van afwijkende peilen vervolgens aan de Beleidsregel Peilafwijkingen, zodat iedereen een gelijke behandeling krijgt. In Polder Nieuwkoop komen de meeste peilafwijkingen voor: de polder bestaat voor circa 50% uit peilafwijkingen. Maar ook in alle andere polders zijn peilafwijkingen aanwezig. Een eerste verkenning wijst uit dat een klein aantal peilafwijkingen waarschijnlijk niet vergunbaar is. Voor wel vergunbare peilafwijkingen zullen voorwaarden aan het peil en de pompcapaciteit gelden. Meer informatie: - inventarisatierapport § 3.2 en bijlage 2, 3, 10 en 11 - variantenrapport
16
3. Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder Het karakter van de Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder De twee oorspronkelijke polders die samen de Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder vormen zijn ontstaan rond 1590. De droogmaking werd voltooid rond 1885. De huidige polder bestaat uit een uitgeveend en drooggemaakt deel en een deel bovenland. Dit is terug te zien in de maaiveldhoogte: het drooggemaakte deel heeft een gemiddelde hoogte van NAP -4,55 m, het bovenland ligt ca 3 meter hoger. De ondergrond van het bovenland bestaat voornamelijk uit veengronden. Het drooggemaakte deel van de polder heeft meer klei in de ondergrond. Het grootste deel van de polder bestaat uit grasland. Met name in het bovenland ligt bebouwing: kassen, bedrijfsgebouwen en de stedelijke bebouwing van Ter Aar. De polder in getallen: 326 hectare in totaal 23 hectare water 3 40 m /min gemaalcapaciteit 5 peilgebieden 4 onderbemalingen 12 hoogwatervoorzieningen in 1987 vastgesteld peilbesluit
17
3.1 Wat zijn de knelpunten? Droge voeten Op veel plaatsen in de polder is de kans op wateroverlast groter dan de norm. De hooggelegen peilvakken storten over op het laaggelegen hoofdpeilvak. Dat vergroot de kans op wateroverlast in de lage delen. De duiker onder de Kerkweg is te krap. Het water kan daardoor niet makkelijk bij het gemaal komen en stuwt op achter de duiker. Met name het zuidelijke deel van de polder ondervindt regelmatig overlast. Dit deel ligt het laagst én ligt achter de te krappe duiker. Schoon water Het polderwater bevat veel voedingsstoffen en chloride. Voedingsstoffen als fosfor komen onder meer vrij bij veenafbraak. Het zout is een gevolg van kwel, een kenmerk van diepe polders. Betrouwbaar peilbeheer Het peilbesluit is verlopen. Het peilbeheer is versnipperd door vier onderbemalingen en een groot aantal hoogwatervoorzieningen. De meeste peilafwijkingen zijn niet vergund. De te krappe duiker onder de Kerkweg belemmert een goed peilbeheer. Ook de inlaten uit de duiker langs de Korteraarseweg zijn een slecht beheersbaar onderdeel van het watersysteem. Meer informatie: inventarisatierapport § 4.1
18
Knelpunten Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder
3.2 Wat zijn de oplossingen?
De oplossingen zijn ingestoken op het vinden van de meest doelmatige oplossing van de wateroverlast. Hiervoor zijn twee strategieën bekeken: een strategie waarbij voor elk peilvak de knelpunten in het peilvak zelf worden opgelost en een strategie waarbij centraal, in het hoofdpeilvak, naar oplossingen gezocht wordt. Beide strategieën vragen om een nieuwe oplossing voor de afwatering. Opties zijn: de bouw van een nieuw gemaal voor een hoger gelegen peilvak of het regelbaar maken van de stuwen tussen de hoger gelegen peilvakken en het hoofdpeilvak. Er zijn twee varianten uitgewerkt. Deze varianten onderscheiden zich ten opzichte van elkaar met betrekking tot de strategie om met overtollig water uit de hoger gelegen, bebouwde peilvakken om te gaan. In variant A ‘Bergen in eigen peilvak’, moeten de maatregelen om te voldoen aan de normen voor wateroverlast in eigen peilvak worden genomen. In variant B ‘Bergen in de laagste delen’, worden de maatregelen gezocht in het laaggelegen, landelijke peilvak. Variant A ‘Bergen in eigen peilvak’ is gekozen als voorkeursvariant en maakt onderdeel uit van dit watergebiedsplan. Meer informatie: variantenrapport hoofdstuk 3 19
3.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Bergen in eigen peilvak’
meer informatie: variantenrapport § 3.3 Beschrijving De essentie van ‘Bergen in eigen peilvak’ is dat knelpunten met betrekking tot wateroverlast binnen het peilvak waar ze in voorkomen worden opgelost. De afvoerende stuwen van de hoger gelegen peilvakken worden zo aangepast dat er geen wateroverlast wordt afgewenteld op andere peilvakken. Per peilvak wordt extra open water gegraven of worden lokale maatregelen genomen om te voldoen aan de normen voor wateroverlast. De bestaande peilvakindeling blijft behouden. Bij het peilvoorstel voor peilvak OR-4.08.1.1 wordt daarbij het uitgangspunt voor droogmakerijen gevolgd. Wel is onderzocht of veenconservering door het volgen van het uitgangspunt voor veenweidegebieden mogelijk is. Dat bleek niet het geval: de daarbij behorende peilverhoging leidt tot een verveelvoudiging van de knelpunten m.b.t. de normen voor wateroverlast en een minder goede facilitering van de functie. Tenslotte worden de hydraulische knelpunten opgelost.
Maaivelddaling (totaal sinds vaststellen vigerend peilbelsuit)
m NAP
m NAP
m NAP
mm/jaar
cm
-5,49
-5,47
-4,60
-4,56
-1,5
4,0
4.08.1.2
-2,62
-2,59
-2,58
-1,84
-1,98
-1,2
3,1
4.08.1.3
-2,27
-2,24
-2,30
-1,55
-1,84
-1,0
4.08.1.4
-2,27
-2,25
-2,30
-1,79
-1,79
-1,0
Maaivelddaling
m NAP
-5,47
Gemiddelde hoogte 'veen'
Gemiddelde maaiveldhoogte
m NAP 4.08.1.1
Praktijkpeil
Peilvoorstel
Vigerend Peilbesluit
Peilvak
maaiveld
Peilvoorstel
*
2,6
*
2,6
*
4.08.1.5 -1,97 -1,93 -2,00 -1,44 -1,44 -1,0 2,6 Voor deze peilvakken is niet de maaivelddaling belangrijk, maar de maximaal verwachte gebouwzetting. *
*
*
*
De peilvakindeling verandert niet ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn vijf peilvakken. Peilvak OR-4.08.1.1 is het hoofdpeilvak. Hierin bevindt zich ook het gemaal. De overige peilvakken wateren via stuwen af op dit hoofdpeilvak. Voor het peilvak OR-4.08.1.1 wordt een peil voorgesteld dat gelijk is aan het huidige peilbesluit. Dit is volgens het uitgangspunt om in droogmakerijen de peilen niet te verlagen. De enige functie in het peilvak is grasland. Deze functie wordt goed gefaciliteerd met het voorgestelde peil en de daaruitvolgende gemiddelde drooglegging van 91 cm. Voor de overige peilvakken wordt het uitgangspunt voor veenweidegebieden gevolgd: volgen van de maaivelddaling en maximaal een drooglegging van 60 cm. Voor peilvak OR-4.08.1.2 betekent dit laatste dat het peil niet wordt verlaagd, maar een paar centimeter wordt verhoogd om geen grotere drooglegging dan 60 cm te krijgen. Voor de overige peilvakken wordt vanwege de aanwezige bebouwing niet de opgetreden maaivelddaling gevolgd, maar een maximaal verwachte gebouwzetting. De peilverlaging in die peilvakken is dus gelijk aan de verwachte opgetreden zetting van de bebouwing.
20
Peilvoorstel op kaart Het peilvoorstel is weergegeven op onderstaande kaart met daar op: - de peilvakindeling en voorgestelde peilen - peilafwijkingen die vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (groen gearceerd) - peilafwijkingen die niet vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (rood gearceerd)
21
Maatregelen De volgende maatregelen zijn nodig voor uitvoering van het peilbesluit, voldoen aan de normering voor wateroverlast en oplossen van hydraulische knelpunten: nr. maatregel Uitvoering peilbesluit 1. Peilscheidende stuwen aanpassen aan nieuwe peilbesluit (3 stuwen aanpassen, waarvan 2 in OR-4.08.1.3 en 1 in OR-4.08.1.4) 2. Vervangen 4 vaste stuwen door regelbare stuwen (geraamd onder NBWmaatregelen) (zie 3, 4, 5) NBW-maatregelen 3. Plaatsen regelbare stuw voor de afwatering van peilvak OR-4.08.1.2 naar OR-4.08.1.1 4. Plaatsen regelbare stuw voor de afwatering van peilvak OR-4.08.1.4 naar OR-4.08.1.1 5. Plaatsen regelbare stuw voor de afwatering van peilvak OR-4.08.1.5 naar OR-4.08.1.1 6. Lokale maatregelen voor 0,7 ha akkerbouw en 2,4 ha hoogwaardige landbouw in peilvak OR-4.08.1.1 2 7. Lokale maatregelen voor stedelijk knelpunt van 150 m in peilvak OR4.08.1.2 8. Lokale maatregelen voor 0,5 ha akkerbouw en 1,2 ha glastuinbouw en bebouwing in peilvak OR-4.08.1.4 9. Lokale maatregelen voor 0,2 ha akkerbouw en 2,1 ha glastuinbouw en bebouwing in peilvak OR-4.08.1.5 10. Aanleg 0,5 ha extra open water in peilvak OR-4.08.1.2 Hydraulische maatregelen 11. Verruimen duiker onder de Kerkweg Overige maatregelen 12. Reguleren peilafwijkingen 13. NBW-maatregelen in peilafwijkingen Totaal kosten Totaal kosten per ha (totaal 326 ha)
kosten (€) 9.000
657.000
193.000 0 + pm pm 859.000 2.635
Alternatieven Er is onderzocht of het (kosten)effectiever is om de afvoer uit de hooggelegen delen van de polder (deels) uit te voeren met een nieuw gemaal dat direct uitslaat op de boezem, het Aarkanaal. Dit is niet het geval: een nieuw gemaal kost circa € 1 miljoen. Daarnaast moeten dan nog watergangen worden aangepast om de aanvoer naar het gemaal goed te kunnen regelen. Verder moet een verbinding worden gemaakt tussen de peilvakken OR-4.08.1.2 en OR-4.08.1.4 en is aanpassing van de stuwen nodig die het water nu afvoeren naar het hoofdpeilvak. Daarbij komt dat de capaciteit van het bestaande gemaal verkleind moet worden. De enige maatregel die overbodig wordt door de bouw van het nieuwe gemaal is het verruimen van de duiker onder de Kerkweg. Dit kost bijna € 200.000,-. Het verruimen van de duiker onder de Kerkweg is dus vele malen kosteneffectiever dan de bouw van een nieuw gemaal. Er is onderzocht of een ‘tussenberging’ (piekberging) andere NBW-maatregelen overbodig kan maken en zo een kosteneffectievere oplossing is. De conclusie is dat een tussenberging een effectieve oplossing kan zijn. Dit door het water uit de hooggelegen peilvakken tijdelijk te bergen in de tussenberging en op een later moment af te voeren naar het hoofdpeilvak. Zo 22
worden de meeste knelpunten opgelost. Daarnaast zijn alleen de lokale maatregelen ter plaatse van percelen met akkerbouw en hoogwaardige landbouw in peilvak OR-4.08.1.1 nog nodig. Een technische uitwerking en kostenraming moet uitwijzen of de tussenberging een kosteneffectievere maatregel is dan de maatregelen in variant A. Deze uitwerking wordt uitgevoerd na vaststellen van het watergebiedsplan. Maatregelen op kaart Op onderstaande kaart zijn de maatregelen weergegeven:
De volgende maatregelen staan niet op deze kaart, maar zijn ook onderdeel van het maatregelenpakket: - NBW-maatregelen in peilafwijkingen (te bepalen na vergunningprocedure) 23
24
4. Polder Nieuwkoop Het karakter van Polder Nieuwkoop Polder Nieuwkoop vierde in 2010 het 200-jarige bestaan. In 1796 werd begonnen met de droogmaking van de plassen die waren ontstaan door afgraven van veen voor turfwinning. Ruim tien jaar later was de Nieuwkoopse en Zevenhovense droogmakerij een feit. In 1860 werd de droogmakerij gesplitst in Polder Nieuwkoop en Polder Zevenhoven (deze laatste ligt in het beheergebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht). Tegenwoordig wordt ook de Schilkerpolder beschouwd als onderdeel van Polder Nieuwkoop. Polder Nieuwkoop is een diepe polder met een gemiddelde hoogte van NAP – 5,35 m in het hoofdpeilvak. In de polder komt een zeker reliëf voor door voormalige getijdekreken die een grote afwisseling in bodemgesteldheid (klei, zavel) veroorzaken. De Schilkerpolder ligt hoger, op gemiddeld NAP – 1,61 m en heeft een veenbodem. Het grootste deel van de polder heeft een agrarische functie, met name grasland, maar er komt ook akkerbouw voor. In de polder liggen ook de kernen van Nieuwkoop, Nieuwveen, Zevenhoven, Noordeinde en Noorden. De polder in getallen: 2779 hectare in totaal 173 hectare water 3 310 m /min gemaalcapaciteit 6 peilgebieden 45 onderbemalingen 5 hoogwatervoorzieningen in 1944, 1983, 1997 en 2001 vastgestelde peilbesluiten
25
4.1 Wat zijn de knelpunten?
Droge voeten Op veel plaatsen in de polder is de kans op wateroverlast groter dan de norm. Verschillende hoofdwatergangen, negen duikers en een brug zijn te krap bemeten. Hierdoor stroomt het water niet vlot genoeg weg en stuwt het op. Er is een sterke kwel in de polder met risico’s tot verbrakking. Er zijn veel wellen en in een groot deel van het gebied is er een opbarstrisico. Schoon water Het polderwater bevat te veel voedingsstoffen en chloride. Het zout is een gevolg van kwel, een kenmerk van diepe polders. Rijnland heeft een vispassage bij het gemaal gepland om te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Betrouwbaar peilbeheer De peilbesluiten voor deze polder zijn verlopen. De peilen uit de peilbesluiten worden bovendien niet overal nageleefd. Het waterbeheer is sterk versnipperd door de vele peilafwijkingen. De 45 onderbemalingen en vijf hoogwatervoorzieningen beslaan in totaal 30% van het totale oppervlak van de polder. De meeste van deze peilafwijkingen zijn niet met een vergunning geregeld. In de Schilkerpolder liggen veengronden met een te grote drooglegging (meer dan 60 centimeter). Meer informatie: inventarisatierapport § 4.2
26
Knelpunten Polder Nieuwkoop
27
4.2 Wat zijn de oplossingen?
Er is een aantal verschillende peilvakindelingen bekeken om te bepalen of hiermee grotere peilgebieden kunnen worden gerealiseerd en het aantal onderbemalingen kan verminderen. De verschillen in maaiveldhoogte binnen de polder zijn echter zo groot dat vaak binnen een groter peilgebied alsnog één of meer onderbemalingen voor een vergunning in aanmerking komen. Daarmee vielen op één na alle peilvakindelingen af voor verder onderzoek. Voor Polder Nieuwkoop zijn uiteindelijk twee varianten uitgewerkt. In variant A wordt de huidige peilvakindeling op hoofdlijnen behouden. In variant B is onderzocht of grotere peilvakken kunnen worden ingericht om de versnippering van het watersysteem te verminderen. Voordat variant B compleet was uitgewerkt, bleek echter dat de benodigde investeringen niet opwegen tegen de beperkte ontsnippering van het watersysteem die mogelijk is. De variant is daarom niet volledig uitgewerkt. Variant A is daarmee de enige realistische en compleet uitgewerkte variant voor deze polder. Het uitgangspunt bij het maken van het peilvoorstel is dat er geen peilverlaging mogelijk is vanwege het risico op vergroten van kwel en opbarsting. Verhoging van het peil kan waar mogelijk worden ingezet om maaivelddaling, opbarstrisico en het te hoge chloridegehalte te bestrijden. Meer informatie: variantenrapport hoofdstuk 4 4.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Huidige peilvakindeling’
meer informatie: variantenrapport § 4.2 Beschrijving De bestaande peilvakindeling wordt in grote lijnen behouden. In de zuidoosthoek wordt een nieuw peilvak gerealiseerd voor het nieuwe natuurgebied ‘Ruygeborch’ (OR-4.09.6.1). Veel bestaande onderbemalingen komen met deze peilvakindeling in aanmerking voor een vergunning op basis van afwijkende maaiveldhoogte. Voor de peilvakken ’t Haasje / Zevenhoven (OR-4.09.3.1) en Achttienkavels (OR-4.09.4.1) wordt een peilverhoging voorgesteld van meer dan 30 cm. In de kleinere peilvakken wordt extra open water gegraven om meer waterberging te creëren en/of worden lokale maatregelen genomen om wateroverlast te voorkomen. Daarmee wordt voldaan aan de normen voor wateroverlast. In het hoofdpeilvak kunnen knelpunten voor de functies akkerbouw, hoogwaardige landbouw en bebouwing worden opgelost met lokale maatregelen. Er voldoet echter ook een groot oppervlak aan grasland niet aan de normen. Hiervoor is geen kosteneffectieve oplossing mogelijk (er zijn tientallen ha extra open water nodig om deze 27 ha aan knelpunten op te lossen). Daarom wordt voor het hoofdpeilvak een gebiedsnorm voorgesteld. Tenslotte worden de hydraulische knelpunten opgelost door het verruimen van watergangen, duikers en bruggen.
28
29
praktijkpeil (m NAP) winter zomer
peilvoorstel (m NAP)
drooglegging (m)
gemiddelde maaiveld hoogte 'veen' (m NAP)
maaivelddaling (mm/jaar)
maaivelddaling (totaal sinds vaststellen vigerend (m)peilbesluit (m)
-5,92
-5,97
-5,92
0,70
-5,22
n.v.t.
2,8
0,09
-2,27
-2,16
-2,19
0,58
-1,61
-1,59
7,3
0,09
-1,54
-1,56
-1,54
0,36
-1,18
n.v.t.
4,7
n.v.t.
n.v.t.
flexibel tussen NAP -5,40 m en NAP -5,65 m
flexibel
-5.42
n.v.t.
niet bepaal d
niet bepaal d
-6,35
1,29
-5,06
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-6,63
n.v.t.
n.v.t. -5,06
n.v.t.
1,5
0,02
-6,34
n.v.t.
n.v.t.
-6,67
n.v.t.
n.v.t.
-5,02
n.v.t.
6,7
0,11
-6,71
1,25
-5,46
n.v.t.
7,8
0,13
maaiveld vigerend peilbesluit (m NAP) winter zomer
gemiddelde hoogte (m NAP)
Peilvoorstel
peilvak OR4.09.1.1 OR4.09.1.2 OR4.09.1.3
OR4.09.1.4*
n.v.t.
ORn.v.t. n.v.t. 4.09.2.1 (‘oud’ OR-6,72 4.09.2.1A) -6,72 -6,49 (‘oud’ OR-6,36 4.09.2.1B) (‘oud’ OR-6,72 -6,49 -6,77 4.09.3.1) OR-7,01 -7,02 4.09.4.1 * nieuw te vormen peilvak met natuurfunctie
Voor het hoofdpeilvak OR-4.09.1.1 wordt een peil voorgesteld dat gelijk is aan het huidige peilbesluit. Dit is volgens het uitgangspunt van het watergebiedsplan om in droogmakerijen de peilen niet te verlagen. De functies in dit gebied zijn grasland en akkerbouw. De graslanden liggen op de lager gelegen gronden (deels ook veengronden), terwijl de akkerbouw van nature gevestigd is op de hoger gelegen gronden. De gemiddelde drooglegging van 70 cm die in dit peilvak gerealiseerd wordt sluit daardoor goed aan op de eisen van de functies: in de lagere delen, waar de graslanden liggen, is de drooglegging kleiner, terwijl voor de hoger gelegen akkerbouwgronden de drooglegging groter is. Voor peilvak OR-4.09.1.2 wordt een peilverlaging t.o.v. de huidige praktijkpeilen van 3 cm voorgesteld. Bij dit peilvoorstel heeft het veen in het peilvak een gemiddelde drooglegging van 60 cm. Peilvak OR-4.09.1.3 is de Ringvaart van Polder Nieuwkoop. Binnen de invloedsfeer van de Ringvaart en daarmee binnen dit peilvak ligt de historische bebouwing van o.a. Nieuwveen en Zevenhoven. De bebouwing heeft gedeeltelijk een veenondergrond. In verband met de historische bebouwing wordt het peil hier niet gewijzigd. Peilvak OR-4.09.3.1 (droogmakerij met 0% veen) is een samenvoeging van de huidige peilvakken OR-4.09.2.1 en OR-4.09.3.1 (de peilvakken ’t Haasje en Zevenhoven). In dit peilvak is door de lage peilen en de hoge kweldruk een direct risico op opbarsten van de waterbodem aanwezig. Omdat de drooglegging in dit gebied in de huidige situatie gemiddeld 1,66 meter is, lijkt ook met een peilverhoging de akkerbouw nog goed te kunnen worden gefaciliteerd. Rijnland hanteert als droogleggingsrichtlijn voor akkerbouw op klei dat een drooglegging tussen 0,90 en 1,25 m optimaal is. Daarom wordt hier voorgesteld het peil te verhogen tot het peil dat nu de praktijk is in peilvak OR-4.09.2.1B. Dit is het peilvak tussen 30
Nieuwveen en de provinciale weg. De gemiddelde drooglegging voor het peilvak wordt daarmee teruggebracht naar 1,29 m. Voor peilvak OR-4.09.4.1, peilvak Achttienkavels, is het peilvoorstel vergelijkbaar met dat voor peilvak OR-4.09.3.1. Ook in dit peilvak is een direct opbarstrisico aanwezig en wordt een peilverhoging voorgesteld tot een gemiddelde drooglegging van 1,25 meter. Voordat het ontwerp-peilbesluit voor Polder Nieuwkoop in procedure wordt gebracht worden de effecten van de voorgestelde peilverhoging voor deze twee peilvakken op de gewasopbrengst nader onderzocht. Peilvoorstel op kaart Het peilvoorstel is weergegeven op onderstaande kaart met daar op: - de peilvakindeling en voorgestelde peilen - peilafwijkingen die vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (groen gearceerd) - peilafwijkingen die niet vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (rood gearceerd)
31
Maatregelen De volgende maatregelen zijn nodig voor uitvoering van het peilbesluit, voldoen aan de normering voor wateroverlast en oplossen van hydraulische knelpunten. nr. maatregel kosten (€) Uitvoering peilbesluit 731.000 1. 4 stuwen vervangen om de samenvoeging van OR-4.09.3.1, OR4.09.2.1A en OR-4.09.2.1B te realiseren 2. 12 duikers aanpassen 3. Drainage vervangen / herdraineren maximaal 300 ha NBW-maatregelen 2.432.000 +pm 4. Lokale maatregelen voor 3,7 ha akkerbouw en 0,3 ha stedelijk gebied of glastuinbouwgebied in peilvak OR-4.09.1.1 5. Lokale maatregelen voor 0,2 ha hoogwaardige landbouw en 4,2 ha stedelijk gebied in peilvak OR-4.09.1.2 6. Lokale maatregelen voor 0,1 ha stedelijk gebied in peilvak OR-4.09.1.3 7. Aanleg 3,0 ha extra open water in peilvak OR-4.09.3.1 8. Aanleg 1,0 ha extra open water in peilvak OR-4.09.4.1 9. Aanpassen normering peilvak OR-4.09.1.1 naar inundatiefrequentie 1/7 pm – 1/8 jaar. Hydraulische maatregelen 1.847.000 10. Verruimen hoofdwatergang op verschillende locaties, totaal ca 9100 m. 11. Verruimen van 9 duikers 12. Verbreden hoofdwatergang over lengte 1 km i.p.v. verruimen brug OR4.09-ae Overige maatregelen 242.000 + pm 13. Reguleren peilafwijkingen 14. NBW-maatregelen in peilafwijkingen pm 15. Opmalingspompje voor watervoorziening sportvelden + hoogwatervoorziening Noorden Totaal kosten Totaal kosten per ha (totaal 2779 ha)
32
5.252.000 1.890
Maatregelen op kaart Op onderstaande kaart zijn de maatregelen weergegeven:
33
De volgende maatregelen staan niet op deze kaart, maar zijn ook onderdeel van het maatregelenpakket: - Vier stuwen vervangen om de samenvoeging van OR-4.09.3.1, OR-4.09.2.1A en OR4.09.2.1B te realiseren - Twaalf duikers aanpassen om het peilvoorstel voor OR-4.09.3.1 te realiseren - NBW-maatregelen in peilafwijkingen (te bepalen na vergunningprocedure)
34
5. Polder Nieuwkoop en Noorden Het karakter van Polder Nieuwkoop en Noorden Polder Nieuwkoop en Noorden is rond 1632 ingepolderd. De polder is onderdeel van het Hollands-Utrechts laagveengebied. In de polder liggen de Nieuwkoopse plassen. Deze zijn ontstaan na afgraving van het veen. In een deel van het gebied is dat nog terug te zien in de structuur van legakkers en petgaten. De polder ligt hoger dan zijn omgeving: de gemiddelde maaiveldhoogte is circa NAP – 1,45 m. De plassen herbergen bijzondere natuurwaarden en zijn in trek bij recreanten. Omwonenden genieten van de plassen en enkele rietsnijders en vissers verdienen er hun geld. De polder is onderdeel van het in concept aangewezen Natura 2000 –gebied ‘Nieuwkoopse plassen & De Haeck’. Een groot deel van het gebied heeft al de functie natuur en is in beheer bij Vereniging Natuurmonumenten. Ook de Meijegraslanden liggen in de polder: deze graslanden zijn ook onderdeel van het Natura 2000-gebied en aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur, maar voor een groot deel nog in agrarisch gebruik. De polder in getallen: 2003 hectare in totaal 3 115 m /min gemaalcapaciteit 1 peilgebied ca 25 onderbemalingen in 1944 vastgesteld peilbesluit
35
5.1 Wat zijn de knelpunten? Droge voeten De polder voldoet aan de normen voor wateroverlast. Vanwege het grote wateroppervlak van de plassen vindt er door wind opstuwing plaats. In het noorden van de polder kan de opstuwing oplopen tot 20 cm. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het peilvoorstel. Schoon water De waterkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen is nog onvoldoende. In de Kaderrichtlijn Water is afgesproken welke maatregelen worden uitgevoerd om de kwaliteit te verbeteren. Betrouwbaar peilbeheer Het peilbesluit voor deze polder dateert uit 1944 en is dus verlopen. De Meijegraslanden bestaan uit minstens 25 onderbemalingen. Het watersysteem en -beheer is hierdoor erg versnipperd. De onderbemalingen zijn aanwezig vanwege de hoogteligging van het maaiveld onder het peil van de plassen. De meeste zijn aanwezig zonder formele vergunning. De Meijegraslanden zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur en hebben de streekplanfunctie natuur. De bestemming in het bestemmingsplan komt overeen met het feitelijke gebruik als agrarisch grasland. Omdat de gronden pas deels verworven zijn is het onzeker wanneer de natuurontwikkeling wordt uitgevoerd. Vanwege deze onzekerheid is al lang niet meer geïnvesteerd in het watersysteem. Meer informatie: inventarisatierapport § 4.3
36
Knelpunten Polder Nieuwkoop en Noorden
5.2 Wat zijn de oplossingen?
Voor Polder Nieuwkoop en Noorden wordt in het kader van het watergebiedsplan alleen een nieuw peilbesluit genomen. Uitgangspunt zijn de huidige peilen, maar er is onderzocht of er een beperkte mate van flexibel peilbeheer mogelijk is, omdat dat bijdraagt aan de verbetering van de waterkwaliteit. Dit mag geen knelpunt met de overige functies opleveren. Voor de Meijegraslanden wordt in afwachting van de natuurontwikkeling de huidige situatie gehandhaafd. De aanwezige peilafwijkingen worden, in het kader van het nieuw op te stellen peilbesluit, wel formeel geregeld met een vergunning. Er zijn geen knelpunten m.b.t. de normen voor wateroverlast of hydraulische knelpunten. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit worden in het KRW-proces uitgevoerd. Meer informatie: variantenrapport hoofdstuk 5
37
5.3 Peilvoorstel
meer informatie: variantenrapport § 5.2 Beschrijving De Polder Nieuwkoop en Noorden bestaat uit één groot peilvak. De meeste percelen in de Meijegraslanden worden onderbemalen. In het peilvoorstel wordt voor de polder een flexibel peil voorgesteld. Voor de Meijegraslanden loopt een traject m.b.t. de aanleg van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dat betekent dat er een functiewijziging wordt verwacht van agrarisch naar natuur voor (delen van) de Meijegraslanden. In afwachting van de functiewijziging worden de bestaande onderbemalingen gereguleerd via een vergunningprocedure. Wanneer gebiedsdelen worden heringericht wordt dit opgenomen in het nieuwe peilbesluit. Dat kan als nieuw peilvak of weer als onderbemaling.
Peilvoorstel De waterkwaliteit is hier nog niet op orde. In het kader van de KRW worden maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit uitgevoerd. Het water is vaak troebel, onder meer doordat veel inlaat van voedselrijk water uit de omgeving nodig is om de peilen uit het peilbesluit te handhaven. Om helder water te krijgen is het nodig de inlaat te beperken. Dat kan door het waterpeil te laten variëren binnen een kleine bandbreedte. Volgens het huidige peilbesluit moet Rijnland een vast peil handhaven. Zodra het peil daar iets boven komt, is het noodzakelijk schoon water uit het gebied weg te pompen. Zakt het water tot onder het vaste peil, dan is inlaat van het voedselrijke water uit de omgeving noodzakelijk. Met dit peilvoorstel mag het peil binnen een marge van twee of vier centimeter stijgen en dalen. De marge lijkt klein, maar omdat de plassen groot zijn gaat het om heel veel water. De inlaat neemt op deze manier fors af. In de praktijk verandert er overigens weinig. Ook nu stijgt of daalt het peil met twee centimeter als een droge of natte periode verwacht wordt. De boven- en ondergrens van het peil zijn niet het hele jaar gelijk. In de winter mag het peil niet hoger worden dan het huidige peil, om hevige regenbuien goed op te kunnen vangen. In het voorjaar mag het peil juist niet lager dan het huidige peil worden, om de groei van riet te bevorderen. Onderstaande figuur geeft het peilvoorstel met de boven- en ondergrens van het flexibele peil door het jaar heen weer:
38
Peilvoorstel op kaart Het peilvoorstel is weergegeven op onderstaande kaart met daar op: - de peilvakindeling - de aanwezige peilafwijkingen die vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing - de lokatie van gemaal en inlaat bij de Ziende
Dit is gelijk aan de huidige situatie.
39
Maatregelen De volgende maatregelen zijn nodig voor uitvoering van het peilbesluit: nr. maatregel Uitvoering peilbesluit 1 Nieuwe peilen als uitgangspunt nemen bij de bemaling van de polder 2 Aanpassen uitstroomvoorziening inlaat Totaal kosten Totaal kosten per ha (totaal 2003 ha) Deze maatregelen staan niet op de kaart.
40
kosten (€) 58.000
58000 29
6. Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen Het karakter van de Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen De Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen is een voorbeeld van een polder die (deels) is ontstaan na een grootschalige gereglementeerde vervening en droogmaking. De droogmaking was in 1788 een feit. Het diepste deel van de polder is verder uitgeveend dan de andere delen. Het diepste peilvak ligt op gemiddeld NAP -4,82 meter, de andere delen liggen ruim 80 cm hoger. In de bodem van de polder komt veel restveen voor met een kleidek daar bovenop. Het landgebruik in de polder is grasland. De hoofdbemalingsfunctie van de polder wordt uitgevoerd door een molenviergang. De molenviergang is uniek in de wereld: het is de enige nog in bedrijf zijnde molenviergang in de wereld die zonder mechanische hulp een polder bemaalt. Als het nodig is, zijn er elektrische hulpgemalen. Deze dateren uit 1994 en worden pas gestart bij windstilte of een defect aan één van de molens. De polder in getallen: 488 hectare in totaal 129 hectare water 4 windmolens die de hoofdbemalingsfunctie vervullen 5 peilgebieden 1 onderbemaling in 2004 vastgesteld peilbesluit
41
6.1 Wat zijn de knelpunten?
Droge voeten In een gebied van ongeveer zestien hectare is de kans op overstroming vanuit de sloten te groot. Drie duikers in de hoofdwatergang zijn te krap. Daardoor stroomt het water niet snel genoeg weg en stuwt het op. De capaciteit van de elektrische hulpgemalen is te klein om bij windstilte de functie van de molens over te nemen en de polder droog te houden. Schoon water Het polderwater bevat veel voedingsstoffen en chloride. Voedingsstoffen als fosfor komen onder meer vrij bij veenafbraak. Het zout is een gevolg van kwel, een kenmerk van diepe polders. Betrouwbaar peilbeheer In deze polder regelen windmolens het peilbeheer, wat grotere schommelingen in het peil oplevert dan in andere polders die met elektrische bemaling worden bemalen. In de polder ligt één onderbemaling. Meer informatie: inventarisatierapport § 4.4
42
Knelpunten Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen
6.2 Wat zijn de oplossingen?
Voor de Drooggemaakte polder aan de Westzijde te Aarlanderveen zijn twee varianten uitgewerkt. Deze varianten onderscheiden zich ten opzichte van elkaar met betrekking tot de peilvakindeling. In variant A wordt de huidige peilvakindeling aangehouden, in variant B worden twee peilvakken samengevoegd. Dit is mogelijk omdat een aantal hydraulische knelpunten worden opgeheven. Daarmee wordt de oorspronkelijke aanleiding om dit peilvak aan te leggen weggenomen. Als gevolg hiervan zijn, naast de peilvakindeling, ook de NBWmaatregelen verschillend. Bij het bedenken van oplossingen voor de knelpunten in deze polder staat de rol van de molenviergang niet ter discussie. Die blijft de zogenaamde ‘primaire maalfunctie’ vervullen. Rijnland hecht waarde aan dit erfgoed. In beide varianten wordt voorgesteld om naast de bestaande windmolens volwaardige elektrische hulpgemalen te plaatsen, zodat ook bij windstilte de polder droog gehouden kan worden. Variant B is gekozen als voorkeursvariant en maakt onderdeel uit van dit watergebiedsplan. Meer informatie: variantenrapport hoofdstuk 6 43
6.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Peilvakken samenvoegen’
meer informatie: variantenrapport § 6.3 Beschrijving Twee peilvakken worden samengevoegd. Deze zijn als gevolg van overlast door opstuwing bij malen van molen De Put ter plaatse van het huidige peilvak OR-4.11.2.2 ontstaan. Er zijn echter andere, hydraulische, maatregelen mogelijk om deze overlast te voorkomen. Hierdoor kan het watersysteem weer worden ontsnipperd en de peilscheiding verwijderd worden. Voor de peilvakken wordt een peilvoorstel gedaan dat past bij de gemiddelde maaiveldhoogtes en bodemkenmerken in de polder. Het dagelijkse peilbeheer wordt uitgevoerd door de windmolens. In het peilbesluit wordt vastgelegd binnen welke marges dit gebeurt en wanneer de elektrische hulpgemalen moeten worden ingezet. Tevens wordt aan de schadeadviescommissie voorgelegd of en onder welke voorwaarden agrariërs die schade ondervinden door de grotere beheermarge vanwege de windbemaling deze schade bij Rijnland kunnen verhalen. Er wordt van uit gegaan dat er volwaardige elektrische gemaalcapaciteit wordt gerealiseerd als hulpgemaal naast de molens. Hiernaast moet ook nog extra open water worden gegraven om te voldoen aan de NBW-normering voor wateroverlast. Om de geconstateerde hydraulische knelpunten aan te pakken worden vier duikers vervangen door een groter formaat.
peilvoorstel (m NAP) winter zomer
drooglegging bij peilvoorstel (m) winter zomer
maaiveld daling (totaal sinds vaststellen vigerend peilbesluit) (m)
OR4.11.1.1 oud OR4.11.1.1 oud OR4.11.2.2 OR4.11.2.1 OR4.11.0.1 OR4.11.0.2
praktijkpeil (m NAP) winter zomer
maaivelddaling (mm/jaar)
peilvak
peilbesluit (m NAP) winter zomer
gemiddelde maaiveld hoogte** (m NAP)
Peilvoorstel
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-4,54
-4,44
0,59
0,49
-3,95
n.v.t.
n.v.t.
-4,52
-4,42
-4,49
-4,45
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-3,95
2,1
0,02
-4,62
-4,52
-4,60
-4,56
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-4,02
3,2
0,02
-5,42
-5,32
-5,45
-5,39
-5,42
-5,35
0,60
0,53
-4,82
2,6
0,03
*
*
*
*
*
*
*
*
-3,07
-3,17
-1,72
-1,86
flexibel 3,47 en flexibel 2,02 en
tussen -2,87 tussen -1,42
-
* peilvakken 0.1 en 0.2, de Molentocht, bestaat grotendeels uit water, geen hoogtemetingen beschikbaar ** is gelijk aan de gemiddelde maaiveldhoogte van de veengronden
In dit peilvoorstel bestaat het peilvak OR-4.11.1.1 uit de huidige peilvakken OR-4.11.1.1 en OR-4.11.2.2. Voor dit peilvak wordt de in het huidige peilvak OR-4.11.1.1 opgetreden maaivelddaling gevolgd met een gelijke peilverlaging bij zowel zomer- als winterpeil. Het peil voor voormalig peilvak OR-4.11.2.2 wijzigt, omdat dit peilvak nu weer deel uitmaakt van peilvak OR-4.11.1.1. Het peil gaat 8 cm omhoog bij winter- en zomerpeil. De drooglegging wordt daarmee 52 cm bij winterpeil en 42 cm bij zomerpeil voor het huidige peilvak OR4.11.2.2. De drooglegging ter plaatse wordt daarmee minder optimaal. De gemiddelde drooglegging van het samengestelde peilvak wordt 59 cm bij winter- en 49 cm bij zomerpeil. De functie grasland wordt daarmee door het voorgestelde peil gefaciliteerd. 44
Omdat de drooglegging in peilvak OR-4.11.2.1 in de winter de 60 cm overschrijdt wanneer de maaivelddaling wordt gevolgd, wordt de maaivelddaling voor dit peilvak alleen bij zomerpeil gevolgd met een peilverlaging. Het winterpeil blijft hetzelfde als bij het huidige peilbesluit. Daarmee is de drooglegging voor deze peilvakken precies 60 cm. De peilvakken OR-4.11.0.1 en OR-4.11.0.2 zijn de watergangen tussen de molens 1 en 2, en 2 en 3 van de molenviergang. In het huidige peilbesluit hadden deze peilvakken een vast peil. Dat komt echter niet overeen met de praktijk: het peil fluctueert afhankelijk van het wel of niet malen van de molens. In het peilvoorstel is dan ook een flexibel peil opgenomen. Dit is gebaseerd op de fluctuatie die in de praktijk voorkomt. De onder- en bovengrens van het flexibele peil liggen 30 cm onder, respectievelijk boven het huidige peilbesluitpeil.
Peilvoorstel op kaart Het peilvoorstel is weergegeven op onderstaande kaart met daar op: - de peilvakindeling en voorgestelde peilen - peilafwijkingen die vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (groen gearceerd) - peilafwijkingen die niet vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (rood gearceerd)
45
Maatregelen De volgende maatregelen zijn nodig voor uitvoering van het peilbesluit, voldoen aan de normering voor wateroverlast en oplossen van hydraulische knelpunten. nr. maatregel Uitvoering peilbesluit 1. nieuwe peilen als uitgangspunt nemen bij de windbemaling van de polder 2. Verwijderen drijverstuw waarmee peilvak OR-4.11.2.2 afwatert naar peilvak OR-4.11.2.1 en verbinding afsluiten door dam(wand). 3. Verwijderen schot tussen peilvak OR-4.11.2.2 en OR-4.11.1.1 NBW-maatregelen 3 4. Bouw nieuw elektrisch hulpgemaal bij molen 3 met capaciteit x m /min 3 5. Bouw nieuw elektrisch hulpgemaal bij molen 2 met capaciteit y m /min 6. Bouw nieuw elektrisch hulpgemaal bij molen De Put met capaciteit z 3 m /min 7. Aanleg 5,0 ha extra open water in peilvak 4.11.1.1 8. Aanleg 1,9 ha extra open water in peilvak 4.11.2.1 Hydraulische maatregelen 9. Vergroten 4 duikers (OR-4.11-ax, OR-4.11-cb, OR-4.11-cl, OR-4.11-cz) Overige maatregelen 10. Reguleren peilafwijkingen 11. NBW-maatregelen in peilafwijkingen Totaal kosten Totaal kosten per ha (totaal 488 ha)
kosten (€) 9.000
8.267.000 4.931.000
3.336.000 387.000 0 + pm pm 8.663.000 17.752
Alternatieven De kosten voor de NBW-maatregelen voldoen niet aan het uitgangspunt voor kosteneffectiviteit dat is vastgelegd in het ‘Beleidskader normering wateroverlast (NBW)’. Hierin wordt als indicatie een verhouding tussen de kosten en baten van 1,5 gehanteerd, maar wordt aangegeven dat het besluit over kosteneffectiviteit uiteindelijk een bestuurlijke (maatwerk) afweging is. Naast de kosten voor volwaardige gemalen (bijna 5 miljoen), bedragen de kosten voor overige maatregelen om te voldoen aan de normen voor wateroverlast ruim 4 miljoen. Als alternatief voor de maatregelen wordt overwogen om voor deze polder geen technische maatregelen te nemen, maar een schaderegeling in te stellen waarop de eigenaren een beroep kunnen doen als wateroverlast optreedt. Deze schaderegeling wordt nu eerst uitgewerkt voordat definitief wordt besloten tot de bouw van de nieuwe hulpgemalen en/of het graven van extra open water.
46
Maatregelen op kaart Op onderstaande kaart zijn de maatregelen weergegeven:
De volgende maatregelen staan niet op deze kaart, maar zijn ook onderdeel van het maatregelenpakket: - NBW-maatregelen in peilafwijkingen (te bepalen na vergunningprocedure)
47
48
7. Zuid- en Noordeinderpolder Het karakter van de Zuid- en Noordeinderpolder De twee oorspronkelijke polders die samen de Zuid- en Noordeinderpolder vormen zijn ontstaan rond 1570. De droogmaking werd voltooid rond 1788. De Hoef- en Schoutenpolder en de Drooggemaakte Hoef- en Schoutenpolder zijn in feite aparte polders die tegenwoordig ook worden gezien als deel van de Zuid- en Noordeinderpolder. Ze worden apart bemalen. In de Zuid- en Noordeinderpolder ligt een overgang van veen- naar kleigronden. De maaiveldhoogte van de verschillende peilvakken varieert tussen gemiddeld NAP -1,52 en NAP -1,89 m. De Drooggemaakte Hoef- en Schoutenpolder ligt veel lager: gemiddeld op NAP 5,08 m. Deze polder is, zoals de naam al aangeeft ontstaan na uitvening en droogmaking. Het grootste deel van de polder bestaat uit grasland. Er is een beperkte hoeveelheid glastuinbouw en de bebouwing van Aarlanderveen ligt in deze polder. De polder in getallen: 1138 hectare in totaal 130 hectare water 3 95 + 7 + 1 m /min gemaalcapaciteit 13 peilgebieden 1 onderbemaling 2 hoogwatervoorzieningen in 1995 vastgesteld peilbesluit
49
7.1 Wat zijn de knelpunten?
Droge voeten Een gebied van ongeveer tien hectare heeft een te grote kans op wateroverlast. De afwatering van de percelen langs de Oude Rijn verloopt moeizaam. De watergangen naar het gemaal zijn te krap, waardoor bij veel regen wateroverlast optreedt en het lang duurt voordat het water weg is. Schoon water Het polderwater bevat te veel fosfaat en zout. Fosfaat komt onder meer vrij bij veenafbraak. Het zout is een gevolg van kwel, een kenmerk van diepe polders. Rijnland heeft voor deze polder twee maatregelen voorgesteld om te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water: een vispassage bij het gemaal en natuurvriendelijke oevers langs de hoofdwatergang. Betrouwbaar peilbeheer De peilbesluiten voor deze twee polders zijn verlopen. Het beheer is versnipperd door de vele peilvakken, die niet allemaal nodig zijn voor de waterhuishouding. Er zijn bovendien verschillende onderbemalingen, of peilvakken die in de praktijk als onderbemaling fungeren, en een hoogwatervoorziening.
Meer informatie: inventarisatierapport § 4.5
50
Knelpunten Zuid- en Noordeinderpolder
51
7.2 Wat zijn de oplossingen?
Er zijn voor de polder twee maatregelpakketten uitgewerkt waarmee de knelpunten worden opgelost. Deze varianten onderscheiden zich in eerste instantie van elkaar met betrekking tot de peilvakindeling. Als gevolg van dit onderscheid zijn ook de oplossingen voor de wateroverlastnormering verschillend. In beide varianten worden ook maatregelen genomen om de afwatering van het peilvak langs de Oude Rijn naar het poldergemaal te verbeteren. Dit wordt gedaan door een aantal watergangen te verbreden. In variant A is de peilvakindeling een optimalisatie van de huidige situatie, de peilvakindeling volgt hier het bodemtype. In variant B wordt een peilvakindeling voorgesteld op basis van de optimale drooglegging. In beide varianten worden voormalige peilafwijkingen (die in de praktijk nog steeds als onderbemaling fungeren, maar in het vigerende peilbesluit als peilvak zijn opgenomen) niet meer als peilvak, maar weer als onderbemaling opgenomen. Niet alle peilafwijkingen komen op basis van deze peilvakindeling in aanmerking voor een vergunning. Variant A is gekozen als voorkeursvariant en maakt onderdeel uit van dit watergebiedsplan. Meer informatie: variantenrapport hoofdstuk 7
7.3 Peilvoorstel en maatregelen ‘Peilvakindeling op basis van bodemtype’
meer informatie: variantenrapport § 7.2 Beschrijving De peilvakindeling in deze variant wordt gebaseerd op het verschil in bodemtype. Dat betekent dat de zuidelijke grens van het hoofdpeilvak, peilvak OR-4.12.1.1, op de overgang van veen naar klei ligt. Dit is gelijk aan de huidige situatie. Daarnaast wordt voorgesteld een aantal peilvakken weer als peilafwijking te beschouwen. Dit zijn peilvakken die in de praktijk altijd als onderbemaling zijn blijven functioneren. Ook worden een aantal peilvakken op basis van waterhuishoudkundige argumenten weer samengevoegd met het hoofdpeilvak. Voor de peilvakken wordt een peilvoorstel gedaan dat past bij de gemiddelde maaiveldhoogtes en bodemkenmerken in de polder. Daarnaast worden maatregelen genomen om de afvoer van de peilvakken langs de Oude Rijn te verbeteren, worden NBW-maatregelen genomen en de hydraulische knelpunten worden opgelost.
52
53
praktijkpeil (m NAP) winter zomer n.v.t. n.v.t.
peilvoorstel (m NAP) winter zomer -2,33 -2,28
drooglegging bij peilvoorstel (m NAP) winter zomer 0,59 0,54
daling
maaiveld daling sinds 1995 (m)
peilbesluit (m NAP) winter zomer n.v.t. n.v.t.
maaiveld (mm/jaar)
peilvak
gemiddelde maaiveld hoogte (m NAP)
Peilvoorstel
n.v.t. n.v.t. -1,74 a OR-4.12.1.1 ‘oud’ OR-2,27 -2,22 -2,23 -2,22 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,73 3,6 0,07 4.12.1.1 onon‘oud’ OR-2,12 -2,11 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,55 bekend bekend 4.12.1.3 onbeken onbeken ‘oud’ ORn.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,79 2,3 0,04 -2,47 -2,42 d d 4.12.1.7 onbeken onbeken ‘oud’ ORn.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,82 10,0 0,18 -2,62 -2,57 d d 4.12.1.8 ‘oud’ OR-2,42 onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,74 6,5 0,12 4.12.1.10 ‘oud’ OR-2,47 -2,42 -2,71 -2,66 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. -1,72 2,2 0,04 4.12.4.1 OR-4.12.1.2 -2,07 onbekend -2,10 0,46 -1,64 b 2,0 0,04 OR-4.12.1.4 -1,92 -1,93 -1,92 0,41 -1,51 4,6 0,08 OR-4.12.1.5 -2,12 -2,14 -2,18 0,65 -1,53 3,3 0,06 OR-4.12.1.6 -2,12 -2,10 -2,19 0,65 -1,54 3,9 0,07 d OR-4.12.3.1 -2,67 -2,55 -2,55 -2,56 -2,52 0,66 -1,86 3,4 0,06 OR-4.13.1.1 -6,02 -5,92 -5,89 -5,89 -5,92 0,84 -5,08 2,4 0,04 a In peilvak OR-4.12.1.1 is de maaiveldhoogte van het veen gemiddeld NAP -1,75 m. De drooglegging van de veendelen wordt in de winter 0,60 m en in de zomer 0,55 m. b In peilvak OR-4.12.1.2 is de maaiveldhoogte van het veen gelijk aan de gemiddelde maaiveldhoogte. c Peilvak OR-4.12.1.4 bestaat voor 100% uit veen. d In peilvak OR-4.12.3.1 is de maaiveldhoogte van het veen gemiddeld NAP -1,92 m. De drooglegging van de veendelen wordt 0,60 m.
Het peil van het huidige peilvak OR-4.12.1.1 vormt de basis voor de peilafweging voor het nieuwe peilvak OR-4.12.1.1. Er is gekeken welke bestaande peilvakken op basis van maaiveldhoogte en bodemtype kunnen worden samengevoegd met het huidige peilvak OR4.12.1.1. Voor het huidige peilvak OR-4.12.1.3 kan dat, wanneer in dat peilvak wordt gebaggerd. Een positief gevolg van het samenvoegen voor dit huidige peilvak is dat er meer oppervlaktewater beschikbaar is voor de watervoorziening van de glastuinbouw in het huidige peilvak OR4.12.1.3 zonder dat dit tot peildalingen leidt. Voor de huidige peilvakken OR-4.12.1.7, OR-4.12.1.8, OR-4.12.1.9, OR-4.12.1.10 en OR4.12.4.1 wordt voorgesteld deze weer als een onderbemaling te beschouwen. Als deze onderbemalingen vervolgens getoetst wordt aan de criteria functie en maaiveldhoogte uit de Beleidsregel Peilafwijkingen, blijkt dat deze, met uitzondering van OR-4.12.19, op basis van die criteria niet in aanmerking komt voor een vergunning. De huidige peilvakken gaan daarmee weer onderdeel uitmaken van peilvak OR-4.12.1.1 Het huidige peilvak OR-4.12.1.9 wordt niet meer als peilvak gezien, maar gaan weer als peilafwijking (onderbemaling) functioneren. Te voeren peil en pompcapaciteit wordt bepaald in de vergunningprocedure. In principe wordt in het peilvoorstel voor alle peilvakken de maaivelddaling gevolgd met een gelijke peilverlaging. Dit is het geval voor de peilvakken OR-4.12.1.5 en OR-4.12.1.6. In peilvakken met voornamelijk bebouwing of infrastructuur (wegen) wordt niet de maaivelddaling gevolgd, maar de (theoretische) gebouwzetting. Dit geldt voor het peilvak OR4.12.1.2. Voor peilvak OR-4.12.1.4, waarin alleen de Ziendeweg gelegen is, is gekozen voor het handhaven van het huidige peil. Er is in de praktijk geen afwijking van het peilbesluitpeil geweest en dit peil heeft geen knelpunten opgeleverd. Door handhaving van het peil wordt de maaivelddaling zoveel als mogelijk tegen gegaan. 54
Omdat de drooglegging van de delen met veen in peilvak OR-4.12.3.1 de 60 cm overschrijdt wanneer de maaivelddaling wordt gevolgd, is de peilverlaging hier kleiner. Daarmee wordt de gemiddelde drooglegging voor de veendelen van dit peilvak precies 60 cm. Peilvak OR-4.13.1.1 is het enige peilvak waar de maaivelddaling niet wordt gevolgd. Peilvak OR-4.13.1.1 is de Drooggemaakte Hoef- en Schoutenpolder en hier is het uitgangspunt geen peilverlaging, omdat dit een droogmakerij is. Voor dit peilvak wordt voorgesteld het huidige praktijkpeil te volgen. Dit is in tegenstelling tot het peilbesluit is een jaarrond peil dat gelijk is aan het zomerpeil uit het vigerende peilbesluit. De praktijk wijst uit dat dit goed werkt. Peilvoorstel op kaart Het peilvoorstel is weergegeven op onderstaande kaart met daar op: - de peilvakindeling en voorgestelde peilen - peilafwijkingen die vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (groen gearceerd) - peilafwijkingen die niet vergunbaar zijn volgens de voorlopige toetsing (rood gearceerd)
55
Maatregelen De volgende maatregelen zijn nodig voor uitvoering van het peilbesluit, voldoen aan de normering voor wateroverlast en oplossen van hydraulische knelpunten. nr. maatregel Uitvoering peilbesluit Opheffen peilscheidingen voor peilvakken die weer deel gaan uitmaken van hoofdpeilvak (verwijderen ca 30 stuwen/schotten, 5 pompen) 2. Maatregelen in peilvakken die weer deel gaan uitmaken van hoofdpeilvak (bijv. baggeren, beschoeiing vervangen) 3. Peilscheidende stuwen aanpassen aan nieuwe peilbesluit (schatting: ca 80 stuwen aanpassen) 4. Gemaalinstellingen OR-4.12.1.1, OR-4.12.3.1 en OR-4.13.1.1 wijzigen o.b.v. nieuwe peilbesluit NBW-maatregelen 5. Lokale maatregelen voor stedelijk knelpunt van 0,03 ha en glastuinbouwknelpunten van 0,7 ha in peilvak OR-4.12.1.1 6. Lokale maatregelen voor stedelijk knelpunt van 0,1 ha en glastuinbouwknelpunten van 1,7 ha in peilvak OR-4.12.1.2 7. Aanleg 0,2 ha extra open water in peilvak OR-4.13.1.1 Hydraulische maatregelen 8. Verruimen 7 watergangen tussen Oude Rijn en hoofdwatergang tot een breedte van 5 m. 9. Wijzigen status 7 watergangen van overig water naar hoofdwatergang 10. Verbeteren (verbreden en verdiepen) van 20% (schatting!) van de wegsloot ten noorden van de Kortsteekterweg 11. Verruimen van 10 duikers (schatting!) in de wegsloot ten noorden van de Kortsteekterweg 12. Wijzigen status wegsloot ten noorden van de Kortsteekterweg van overig water naar hoofdwatergang Overige maatregelen 13. Reguleren peilafwijkingen 14. NBW-maatregelen in peilafwijkingen 15. Overdracht eigendom, beheer en onderhoud van peilvakken die weer als onderbemaling gaan functioneren i.p.v. als peilvak.
kosten (€) 266.000 pm
1.
Totaal kosten Totaal kosten per ha (totaal 1131 ha)
56
pm
129.000
1.542.000
0 + pm pm pm 1.937.000 1.712
+
Maatregelen op kaart Op onderstaande kaart zijn de maatregelen weergegeven:
De volgende maatregelen staan niet op deze kaart, maar zijn ook onderdeel van het maatregelenpakket: - Opheffen peilscheidingen voor peilvakken die weer deel gaan uitmaken van hoofdpeilvak (verwijderen ca 30 stuwen/schotten, 5 pompen) - Maatregelen in peilvakken die weer deel gaan uitmaken van hoofdpeilvak (bijv. baggeren, beschoeiing vervangen) (pm) - Wijzigen status 7 watergangen van overig water naar hoofdwatergang - Wijzigen status wegsloot ten noorden van de Kortsteekterweg van overig water naar hoofdwatergang - Overdracht eigendom, beheer en onderhoud van peilvakken die weer als onderbemaling gaan functioneren i.p.v. als peilvak. - NBW-maatregelen in peilafwijingen (te bepalen na vergunningprocedure)
57
58
8. Het resultaat 8.1 Keuze voorkeursvariant en vaststellen watergebiedsplan
Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden heeft voor elke polder een voorkeursvariant gekozen. Het watergebiedsplan bestaat uit de voorkeursvarianten voor alle polders samen. Het watergebiedsplan is een plan op hoofdlijnen dat wordt uitgewerkt in peilbesluiten en inrichtingsplannen. De Verenigde Vergadering stelt het watergebiedsplan vast. 8.2 Kosten De onderstaande tabel geeft een overzicht van de kosten van alle in dit voorstel beschreven maatregelen in de voorgestelde voorkeursvarianten.
Verenigde Bloklandse- en Korteraarsepolder Polder Nieuwkoop Polder Nieuwkoop en Noorden Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen Zuid- en Noordeinderpolder totaal
Kosten (€) 0,9 miljoen 5,2 miljoen 60.000,-8,7 miljoen 1,9 miljoen 16,8 miljoen
De geschatte kosten voor de uitvoering zijn, voor zover nu bekend, € 16,8 miljoen. Er zijn nog een aantal pm-posten waarvan de kosten pas op een later moment bepaald kunnen worden. Dit betreft eventueel benodigde maatregelen aan bijv. beschoeiing en baggeren in de peilvakken van de Zuid- en Noordeinderpolder die weer deel gaan uitmaken van het hoofdpeilvak. Voor Polder Nieuwkoop moet mogelijk een schaderegeling worden opgesteld, omdat de normen voor grasland niet worden gehaald. Voor de peilafwijkingen in alle polders geldt dat pas na het vergunningentraject duidelijk is of er in de peilafwijking NBWmaatregelen nodig zijn en dus ook daarvoor nog kosten moeten worden gemaakt. De kosten voor de Drooggemaakte polder aan de westzijde te Aarlanderveen zijn verreweg het hoogst. Voor deze polder wordt dan ook nog gekeken of het niet kosteneffectiever is om een schadevergoedingsregeling te ontwerpen in plaats van het bouwen van nieuwe hulpgemalen en het graven van extra open water. 8.3 Voor de schop de grond in gaat.
Maken peilbesluiten en inrichtingsplannen Voor de schop de grond in gaat moeten de plannen op hoofdlijnen worden uitgewerkt tot gedetailleerde inrichtingsplannen en peilbesluiten. Rijnland gaat daar na het vaststellen van het watergebiedsplan mee aan de slag. Voor sommige maatregelen kan het een aantal jaar duren voordat het inrichtingsplan en/of peilbesluit klaar is. Dat is bijvoorbeeld de verwachting voor maatregelen als het verbreden van een watergang, waarvoor met veel perceeleigenaren overeenkomsten moeten worden gesloten. Andere maatregelen zijn relatief eenvoudig en kunnen misschien al wel binnen een jaar worden uitgevoerd. Inspraak en definitief besluit De peilbesluiten en inrichtingsplannen doorlopen een openbare vaststellingsprocedure. Het watergebiedsplan en de achtergrondrapporten horen daar als toelichting bij. Wanneer een inspraakperiode start wordt bekend gemaakt via de website van Rijnland en via advertenties in regionale kranten. Direct belanghebbenden ontvangen er persoonlijk bericht over. Gedurende een aantal weken staan de documenten open voor inspraak. Iedereen kan in 59
deze periode zijn visie kenbaar maken. Rijnland past de documenten na de inspraak waar nodig aan en stelt ze dan definitief vast. Peilbesluiten in praktijk De Verenigde Vergadering stelt de nieuwe peilbesluiten vast. Rijnland zal het peilbeheer niet meteen optimaal kunnen invullen. Dat lukt pas als de gekozen inrichtingsmaatregelen gereed zijn, zoals de bredere watergangen, het nieuwe gemaal en de aanpassingen aan stuwen. In de praktijk verandert er op de meeste locaties niet veel, omdat de nieuwe peilbesluiten vrijwel overal overeenkomen met de huidige praktijkpeilen. Een groot deel van de onderbemalingen en hoogwatervoorzieningen zal waarschijnlijk in aanmerking komen voor een nieuwe vergunning; andere komen te vervallen. De nieuwe peilbesluiten geven Rijnland een eenduidige basis voor het beoordelen van dergelijke peilafwijkingen. Inrichtingsplan in praktijk In het inrichtingsplan staan de noodzakelijke ingrepen gedetailleerd omschreven. Als volgende stap werkt Rijnland de afzonderlijke maatregelen uit in exacte bestekken. Daarin staat bijvoorbeeld ook welk talud de oevers van watergangen krijgen, op welke manier de afwerking plaatsvindt en welke vorm een stuw krijgt. Met deze bestekken kan een aannemer aan de slag gaan. Voor een aantal maatregelen is grond nodig, bijvoorbeeld voor het verbreden van watergangen en de aanleg van het nieuwe gemaal. Rijnland gaat met de grondeigenaren in gesprek. Zodra de grond verworven is en de bestekken klaar zijn, kan de schop in de grond. 8.4 Op orde
Praktisch plan Het is een lang proces geweest om tot dit watergebiedsplan te komen. Rijnland heeft de ruimte genomen om aan burgers en bedrijven te vragen welke knelpunten zij in het waterbeheer ervaren en welke verbeteringen zij wensen. Gesprekken daarover hebben plaatsgevonden tijdens bijeenkomsten, maar ook thuis aan de keukentafel. Deze manier van werken kost tijd, maar levert veel op: het Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken is een praktisch plan geworden dat inspeelt op de wensen van de gebruikers. Baggeren Met het uitvoeren van de maatregelen is het systeem in principe op orde. Echter, er is in de meeste polders sprake van achterstallig baggeronderhoud. Zowel in de hoofdwatergangen als in de overige watergangen. Pas als dit baggerwerk ook is uitgevoerd is het systeem echt op orde. Tien jaar vooruit Rijnland verwacht dat het watersysteem en het peilbeheer in Nieuwkoop en omstreken met de aanpassingen uit dit watergebiedsplan in ieder geval de komende tien jaar op orde zijn. Mogelijk zijn daarna nieuwe aanpassingen nodig, bijvoorbeeld door klimaatverandering, nieuwe vormen van landgebruik of andere inzichten in het waterbeheer. Daarom gaat Rijnland de peilbesluiten maximaal tien jaar na de inwerkingtreding opnieuw evalueren. Ook als het watersysteem op orde is, is een calamiteit niet geheel uit te sluiten. Er zijn altijd weersomstandigheden denkbaar waar het watersysteem niet op berekend is. Voor die uitzonderlijke situaties heeft Rijnland een calamiteitenplan klaar liggen.
60
61
62
Hoogheemraadschap van Rijnland Archimedesweg 1 postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 30 63 063 fax (071) 51 23 916
[email protected] Meer weten over het hoogheemraadschap van Rijnland? kijk op: www.rijnland.net
Watergebiedsplan Nieuwkoop en omstreken Samenvatting
Droge voeten, schoon water