WAT E R B E H E E R S P L A N V E L U W E
2002 TOT 2006
Weloverwogen met
water
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Veluwe Denkend aan de Veluwe, zien wij sprengen en beken, fris stromend naar groene laagten gaan; kwelrijke gebieden en vruchtbare landbouwgrond in elkaar overgaan. En in deze unieke omgeving verzonken, de boerderijen, verspreid door het land watermolens, watervallen, dorpen, het Apeldoorns kanaal en dijken in een groots verband. De lucht hangt er laag en de zon wordt er langzaam in mistige nevel gesmoord, en in de nabijheid wordt de schelle roep van een ijsvogel, door de beekprik gevreesd, gehoord.
(Een gebiedsgerichte benadering, vrij naar Hendrik Marsman (1899-1940)
pag. 3
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Voorwoord Waterschap Veluwe is verantwoordelijk voor de waterhuishouding, de waterkering en de zuivering van het afvalwater in ons beheersgebied. De omgeving waarin wij onze taken uitvoeren is continu in beweging. De economische groei en de toenemende behoefte aan wonen, werken, recreëren en aan infrastructuur zorgen ervoor dat onze omgeving in een relatief hoog tempo verandert. De hoogwaterproblemen op het eind van de vorige eeuw en de verwachte klimaatsverandering in de komende periode zorgen ervoor dat wij de inrichting van onze waterhuishouding in de komende periode zullen moeten herzien. Dat kunnen en willen wij niet alleen doen, maar in samenwerking met andere partijen. Een waterschap stelt eens in de vier jaar een beheersplan op waarin het aangeeft hoe het zijn taak in de komende periode wil gaan uitvoeren. In bijgaand beheersplan hebben wij dat gedaan voor de periode 2002 tot 2006. In onze Visie 2010 hebben wij opgeschreven dat wij verwachten als waterschap in 2010 in een netwerk van samenwerkende organisaties te werken. Dit waterbeheersplan betreft de eerste periode tot aan 2010. Ook in deze periode willen wij steeds meer samenwerken met andere partijen.
Hierbij denken wij vooral aan de provincie, gemeenten, nutsbedrijven, terreinbeherende instanties e.d. In dit waterbeheersplan hebben wij ook al een aantal maatregelen opgenomen die volgens ons belangrijk zijn om de waterhuishouding te verbeteren, maar die wij slechts in nauwe samenspraak met anderen kunnen realiseren. Soms zelfs zullen de maatregelen volledig door anderen moeten worden gerealiseerd. Een goed voorbeeld van de toenemende samenwerking is de ‘Startovereenkomst Waterbeleid 21e Eeuw’, die in februari 2001 getekend is tussen het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen. Ik ben ervan overtuigd dat samenwerking tussen organisaties in de toekomst steeds belangrijker zal worden en ik hoop dat dit waterbeheersplan daaraan zal bijdragen om zo te komen tot een inrichting van de waterhuishouding in ons beheersgebied waarbij een ieder het watergebruik heeft dat hij wenst. Gert Verwolf Dijkgraaf Waterschap Veluwe.
pag. 5
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1.1 De betekenis van dit plan
7
1.2 Hoe kwam dit waterbeheersplan tot stand
7
1.3 Leeswijzer
7
2
9
Voor welk gebied geldt dit plan
2.1 Watersysteem
pag. 6
7
9
2.2 Waterketen
10
3
11
Onze visie op integraal waterbeheer
3.1 De rol van Waterschap Veluwe nu en in de toekomst
11
3.2 Onze leidende principes
11
3.3 Een boeiende werkomgeving
14
4
15
Doelstellingen, maatregelen
4.1 Beleidskaders en functies
15
4.2 Watersysteem
18
4.3 Waterketen
31
4.4 Waterkering
35
5
37
Gebiedsgerichte uitwerking
5.1 Inleiding
37
5.2 Stroomgebieden
38
6
Instrumenten
55
6.1 Vergunningverlening
55
6.2 Handhaving
56
6.3 Calamiteitenplan
58
6.4 Financiële regelingen
58
6.5 Actief grondbeleid
59
6.6 Communicatie
59
6.7 Monitoring en rapportage
60
7
Financiële consequenties
61
Bijlagen
63
1 Inleiding 1.1 De betekenis van dit plan Waterschap Veluwe zet iedere vier jaar zijn visie en de plannen voor de komende periode op papier. We vinden het belangrijk dat iedereen inzicht heeft in wat we doen. Voor de komende periode is dat dit Waterbeheersplan Veluwe 2002-2006 geworden. Daarin omschrijven we de plannen met de oppervlaktewateren binnen de grenzen van ons waterschap. Ook geven we aan wat we gaan doen met de dijken en rioolwaterzuiveringen die wij beheren. De Veluwe is geen eiland. Bij het schrijven van dit beheersplan hebben we dan ook rekening gehouden met de wettelijke verplichtingen en met de plannen van Europese, nationale en provinciale overheden voor het oppervlaktewater. Schoon water is belangrijk voor een goed milieu. En de waterstand is van belang voor bijvoorbeeld een gemeente die een nieuwe woonwijk voorbereidt. Daarom zijn ook plannen op het terrein van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid meegenomen. Waterschap Veluwe mag aan de in dit beheersplan geformuleerde doelstellingen worden gehouden. Alleen met zwaarwegende argumenten mogen we er van afwijken. Het plan vormt tevens de basis voor nog te nemen besluiten van Waterschap Veluwe. Maar voorop staat dat het plan geïnteresseerde lezers informatie geeft over het beleid in de periode 2002-2006.
1.2 Hoe kwam dit waterbeheersplan tot stand
1.3 Leeswijzer
Water is voor iedereen van belang. Dat geldt ook voor het beheer van dat water. Bij het schrijven van dit waterbeheersplan wilden we zoveel mogelijk reacties horen. We legden de plannen voor aan de groepen die vertegenwoordigd zijn binnen het bestuur van het waterschap, aan andere overheden en aan diverse belangengroepen die actief zijn in ons werkgebied. Het waterschap hoopt met deze inspraakrondes het draagvlak voor dit waterbeheersplan en voor de concrete maatregelen die daaruit voortvloeien, te hebben verhoogd. Burgers en overige belanghebbenden kregen de gelegenheid schriftelijk, digitaal en tijdens inspraakavonden te reageren.
We hebben ons best gedaan van dit waterbeheersplan een voor iedereen lezenswaardige nota te maken. In het volgende hoofdstuk geven we aan voor welk gebied dit plan geldt en in hoofdstuk 3 staat onze visie op onze taak als waterbeheerder. In hoofdstuk 4 zijn de doelstellingen opgenomen. We omschrijven de stand van zaken, de lange termijn doelstelling (het streefbeeld) en voor de korte termijn de voorgenomen maatregelen voor de planperiode 2002-2006. In hoofdstuk 5 zijn de doelstellingen nogmaals, nu per stroomgebied, gegroepeerd. Hoofdstuk 6 geeft aan welke instrumenten we zullen gaan inzetten. In hoofdstuk 7 zijn de financiële consequenties van dit waterbeheersplan opgenomen.
pag. 7
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Zwolle Noordeind Hattemerbroek Wezep
Elburg
Hattem
Oldebroek Oostendorp Hooge Enk 't Harde Doornspijk
Wapenveld Hoorn Vorchten Heerde
Nunspeet
Veessen
Hulshorst
Harderwijk
Hierden
Epe
Oene
Vierhouten Emst Ermelo
Elspeet
Vaassen
Terwolde
Speuld Uddel
Putten
Deventer
De Vecht Teuge
Garderen
Twello Wilp
Hoog-Soeren
Apeldoorn
Wilp-Achterhoek Posterenk Bussloo
Empe De Hoven
Lieren Hoenderloo
Voorst
Klarenbeek
Beekbergen
Loenen
Hall
Eerbeek
Brummen
Laag-Soeren
Leuvenheim Spankeren
pag. 8
Zutphen
2 Voor welk gebied geldt dit plan? Waterschap Veluwe heeft een oppervlakte van ongeveer 136.000 ha. Het gebied wordt begrensd door de IJssel, door de randmeren en door een lijn die ruwweg loopt van Putten naar Dieren/Brummen. Daarbinnen liggen de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Voorst. Daarnaast vallen ook delen van de gemeenten Rozendaal, Barneveld, Nijkerk, Rheden, alsmede delen van Deventer, Zutphen, Olst/Wijhe (ten westen van de IJssel), binnen het gebied van Waterschap Veluwe. In het beheersgebied wonen ruim 415.000 mensen.
2.1 Watersysteem 2.1.1. Waterhuishoudkundig systeem
2.1.2. De waarde van het water
Water, waterbodems, oevers, de in en om het water levende dieren en planten, maar ook sluizen, stuwen en gemalen maken samen deel uit van het waterhuishoudkundig systeem. Bepalend voor het waterhuishoudkundigsysteem Veluwe is het hoog gelegen Veluws natuurgebied, met naar de IJssel en de Randmeren toe lager gelegen gronden. Een dwarsdoorsnede van dit gebied lijkt veel op de doorsnede van een omgekeerd soepbord. Hoog ligt de Veluwse stuwwal, met een enorme voorraad schoon grondwater. Dat grondwater stroomt in de richting van de randen van de Veluwe. Daar vind je ook de meeste sprengen en beken, die uitmonden in de IJssel of de randmeren. (Een kaart van dit watersysteem vindt u als bijlage 4.) Door het oostelijke deel van het waterschap loopt, van noord naar zuid, het Apeldoorns Kanaal. Daar komen ook weer sprengen en beken op uit. Sommige sprengen, zoals de Vrijenbergspreng, zijn zelfs speciaal gegraven om het Apeldoorns Kanaal van water te voorzien. De polders langs de noordwestzijde van de Veluwe en in de IJsselvallei vormen een ander karakteristiek gebied. Kenmerkend is daar het systeem van rechte sloten en weteringen. Voor de polders en de IJsselvallei zijn de waterstanden geregeld in een peilbesluit. Als dat echt nodig is kunnen we zelfs water uit de randmeren of de IJssel in laten om het waterpeil te handhaven. Daarnaast beheert Waterschap Veluwe nog het water in steden en dorpen, zoals bijvoorbeeld stadsgrachten, vijvers en singels. Al deze wateren samen maken deel uit van het waterhuishoudkundig systeem. Langs de IJssel beheert Waterschap Veluwe 70 kilometer dijk en langs de randmeren nog eens 12 kilometer.
De vele sprengen en beken zijn uniek voor de Veluwe, vooral voor de oostkant. Ze hebben een grote ecologische, cultuurhistorische, recreatieve en landschappelijke waarde. De meeste sprengen zijn in de 16e en 17e eeuw gegraven om met waterkracht papier, koper-, koren- en oliemolens aan te drijven. Tegenwoordig gebruiken enkele wasserijen het schone beekwater. In en om de sprengen vinden we veel bijzondere planten- en diersoorten die schoon en stromend water nodig hebben. De beken op de Noord-Veluwe worden hoofdzakelijk gevoed met kwelwater. Een belangrijke uitzondering vormt de Hierdensebeek. Dit is een echte laaglandbeek, die wordt gevoed met regenwater. Een groot aantal sprengen, beken en vennen rekenen we tot de waardevolle natuur. De gronden op de Veluwe worden gebruikt als natuurgebied, voor de landbouw en voor stedelijke bebouwing. In de polders gaat het voornamelijk om landbouw. Dit stelt minder zware eisen aan de waterkwaliteit.
pag. 9
W
AT E R B E H E E R S P L A N
2.2 Waterketen Een waterketen geeft de opeenvolgende stappen in het watergebruik. Dat begint bij het oppompen en het voor gebruik geschikt maken. Vervolgens onderscheiden we het transport, het gebruik, het transport van het afvalwater, het verwerken ervan en tenslotte het lozen van het gezuiverde afvalwater (effluent). Drinkwaterbedrijven zijn verantwoordelijk voor het oppompen en leveren van water aan huishoudens en bedrijven. Ook industrie en landbouw pompen water op om het ergens in het productieproces te
gebruiken. Het rioolbeheer is een gemeentelijke taak. Transporteren en zuiveren van het afvalwater zijn taken van het waterschap. Naast huishoudelijk en industrieel afvalwater bestaat het rioolwater uit regenwater. Binnen het beheersgebied van Waterschap Veluwe zijn ca. 40 gemalen aanwezig, die via 150 km leiding het afvalwater naar de 8 rioolwaterzuiveringen transporteren. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in tabel 2.1 en op de kaart afvalwatersysteem (bijlage 5).
Tabel 2.1.Aangesloten kernen en lozingspunten. R.w.z.i.
Aangesloten kernen
Lozingspunt
Apeldoorn
Apeldoorn, Emst, Hoenderloo, Hoog Soeren, Vaasen, Wenum-Wiesel, Beekbergen, Loenen, Oosterhuizen.
IJssel
Brummen
Brummen, Eerbeek, Hall, Leuvenheim, de Hoven(Zutphen).
IJssel
Elburg
Doornspijk, Elburg, Elspeet, ’t Harde, Hooge Enk, Hulshorst, Nunspeet, Uddel, Vierhouten.
Drontermeer
Epe
Epe, Oene.
de Grift(via Dorpsbeek)
Harderwijk Ermelo, Harderwijk, Hierden, Kootwijkerbroek, Putten, Stroe, Garderen.
Veluwemeer
Hattem
Hattem, Hattemmerbroek, Oldebroek, Oosterwolde, Wezep.
IJssel
Heerde
Heerde, Veessen, Vorchten, Wapenveld.
IJssel
Terwolde
Appen, Empe, Gietelo, de Hoven(Deventer), Klarenbeek, Posterenk, Teuge, Terwolde, Twello, Voorst, Wilp.
IJssel
Bij het zuiveren van afvalwater blijft zuiveringsslib over. Om de hoeveelheid zuiveringsslib te minimaliseren wordt het slib zoveel mogelijk vergist. Bij de vergisting ontstaat biogas. Dat gebruiken we onder andere voor energieopwekking. Het vergiste slib gaat naar de VARTECH-installatie.
Vanzelfsprekend is er een relatie tussen het watersysteem en de waterketen. De waterketen onttrekt water aan het watersysteem om het er na gebruik en zuivering weer in terug te brengen.Verschillende bedrijven en organisaties hebben een taak in dit samenspel. In de planperiode kijken we naar een betere samenwerking met gemeenten, nutsbedrijven en mogelijke andere partners.
Illustratie: Unie van Waterschappen
pag. 10
3 Onze visie op integraal waterbeheer 3.1 De rol van Waterschap Veluwe nu en in de toekomst
3.2 Onze leidende principes 3.2.1 De watersysteembenadering
Waterschap Veluwe is verantwoordelijk voor de waterhuishouding en waterkering in de breedste zin van het woord. De prioriteiten in ons waterbeheer liggen bij dijkbeheer en een op de functie afgestemde waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit). Het waterschap wil dat de gebruikers (mens, plant en dier) de juiste hoeveelheid water van goede kwaliteit op de juiste plek krijgen en dat ze beschermd worden tegen overstromingen. De ecologie van een watersysteem beschouwen wij als een onderdeel van de waterhuishouding. Water heeft echter ook een belevingswaarde vanuit andere belangen: natuur, cultuurhistorie, landschap, recreatie. Met name in stedelijk gebied speelt de beleving van water door de burger een belangrijke rol. Wij nemen die belevingswaarden mee bij de inrichting en het beheer van de waterhuishouding en watersystemen. De omgeving waarin wij onze taken vormgeven is continu in beweging. De economisch groei, de toenemende behoefte aan wonen, werken en infrastructuur (ook in het landelijk gebied), de afname van de oppervlakte agrarisch gebied en de vraag naar rust en ruimte voor natuur en recreëren zorgen dat onze omgeving in een relatief hoog tempo verandert. Het belang van goed waterbeheer moet bij al deze veranderingen vroegtijdig worden ingebracht. Dit doen wij aan de hand van leidende principes, waaraan handelingen van onszelf en van derden worden getoetst. Deze leidende principes zijn eenduidig geformuleerd en bieden voor een langere periode een stevig fundament voor het beleid. Het betreft: - de watersysteembenadering; - de waterketenbenadering; - veiligheid; - water als mede-ordenend principe in de ruimtelijke ordening; - niet afwentelen; - ecologisch gezonde water- en (natte) landnatuur, ook in de stad.
Ons beheersgebied is opgedeeld in 8 stroomgebieden, zie bijlage 4. Binnen deze stroomgebieden is er een interne samenhang binnen de waterhuishouding (het oppervlaktewater en het grondwater) en een externe samenhang met de ruimtelijke inrichting en het milieu. Zo heeft bijvoorbeeld de aanleg van een bedrijventerrein invloed op de waterafvoer en de waterkwaliteit en bepaalt de aanleg van een watergang of de gewenste grondwaterstand gerealiseerd kan worden. Deze benadering waarin de samenhang tussen de waterhuishouding en de omgeving centraal staat, wordt de watersysteembenadering genoemd. De mens beïnvloedt met zijn handelen het watersysteem. De natuurlijke processen zijn daardoor op veel plaatsen veranderd. Het huidige watersysteem vertoont op sommige plekken problemen die voortkomen uit de beïnvloeding door de mens. In de planperiode richten we daar nadrukkelijk onze aandacht op. Het is onze taak te zorgen dat het gebruik van het watersysteem ook voor toekomstige generaties mogelijk blijft tegen aanvaardbare kosten. Waterschap Veluwe zal steeds aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt voor de diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen van bepaalde keuzes zijn. De watersysteem- en stroomgebiedseigenschappen zijn daarbij het uitgangspunt. Door rekening te houden met de diverse functies die water kan hebben, kunnen kosten worden bespaard. Per stroomgebied stellen we visies op. Als basis voor deze visies zullen watersysteemanalyses worden uitgevoerd. Deze analyses en visies gebruiken we om voor het hele gebied in de planperiode het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime in kaart te brengen. Zo wordt duidelijk welke functies naast elkaar mogelijk zijn. Afstemming op de ruimtelijke ordening wordt vergemakkelijkt. Op sommige locaties zijn ingrepen nodig om bepaalde functies mogelijk te maken. Hierbij houden wij rekening met de natuurlijke dynamiek van systemen. Ook de risico's die bepaalde systemen of maatregelen meebrengen, gaan wij in de planperiode nadrukkelijker in beeld brengen. Binnen het watersysteem zijn grond- en oppervlaktewater onlosmakelijk met elkaar verbonden. Waterschap Veluwe ziet zichzelf in de toekomst als dé watersysteembeheerder. Dat betekent dat op termijn het grondwaterbeheer bij het waterschap komt. Waterschap Veluwe gaat de rol die het kan spelen bij grondwaterbeheer in de planperiode verder vorm geven. Wij willen de mogelijkheden die de waterhuishouding biedt gebruiken om de hoeveelheid en de kwaliteit van de grondwatervoorraad te verbeteren. Daarvoor kunnen anti-verdrogingsmaatregelen nodig zijn, zoals bijvoorbeeld het in de bodem infiltreren van oppervlaktewater, het dempen van sloten of het beperken van de afvoer.
pag. 11
W
AT E R B E H E E R S P L A N
3.2.2 De waterketenbenadering
3.2.3 Veiligheid
De waterketenbenadering heeft betrekking op alle aspecten van waterwinning, gebruik en lozing. Populair gezegd betreft de waterketen al het water in een pijp en/of bak; van winning tot het moment dat het ergens op het watersysteem wordt geloosd. Waterketens staan dan ook niet los van het watersysteem maar haken op allerlei momenten daarop aan. Dit stelt eisen aan de waterketen. In samenwerking met gemeenten voeren we optimalisatiestudies uit. We kijken hierbij naar een optimale inhoud van het geheel van rioleringssystemen, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie. Uitgangspunt is dat de maatschappelijke kosten minimaal worden gehouden, bij een gelijkblijvend milieurendement. We kiezen voor een brongerichte benadering, zodat zoveel mogelijk water binnen het watersysteem blijft. Belangrijk hierbij is het afkoppelen (of nietaankoppelen) van regenwater, waarmee afvoer van dit regenwater via het afvalwatersysteem wordt voorkomen. Ook zullen we de mogelijkheden onderzoeken om op termijn effluent nuttig toe te passen binnen ons watersysteem. Dan is wel een verdere kwaliteitsverbetering nodig. Om dit te bereiken kan Waterschap Veluwe zwaardere eisen stellen aan de effluentkwaliteit van zijn eigen rioolwaterzuiveringsinstallaties. Samen met de waterwinnende bedrijven (waterleidingmaatschappijen, industrieën en landbouw) gaan we ook andere oplossingen zoeken om de verdroging te compenseren. Bijvoorbeeld door het infiltreren van oppervlaktewater. Voor het Apeldoorns Kanaal is hiermee een begin gemaakt, bij de Klaarbeek te Epe is dit al gerealiseerd.
Eén van de belangrijkste taken van Waterschap Veluwe is de zorg voor voldoende bescherming van ons beheersgebied tegen hoog water. Als zich een hoogwatersituatie voordoet, willen we die bij voorkeur niet afwentelen op andere gebieden of grote buitenwateren. De verwachting is dat door klimaatveranderingen en verstedelijking de rivierafvoeren toenemen en de zeespiegel rijst. Daarnaast zal de bodemdaling in het westen en in het noorden van ons land doorzetten. Nu de noodzakelijk geachte dijkversterkingen zijn afgerond, wil Waterschap Veluwe actief en creatief mee zoeken naar oplossingen voor de veiligheid op lange termijn, binnen en buiten ons gebied. Met technische hulpmiddelen kan veel, maar wij willen inzichtelijk maken wat de consequenties daarvan zijn voor het karakter van het gehele watersysteem. Wij kiezen voor duurzame, natuurlijk functionerende watersystemen met veerkracht. Rekening houdend met de natuurlijke dynamiek, zal het water weer ruimte moeten krijgen. We moeten aansluiting zoeken bij natuurlijke processen. De strijd tègen het water moet worden omgevormd tot het ruimte geven áán het water.
In het bebouwd gebied komen de watersysteem- en waterketenbenadering zeer nadrukkelijk bij elkaar. De stedelijke wateren vormen samen met onder meer de groene structuren de verbinding met het ommeland. Stedelijke wateren zijn onderdeel van regionale watersystemen en op allerlei manieren haakt de waterketen in het bebouwd gebied hierop aan. De verwevenheid van watersysteem en waterketen en de vraag van burgers naar aantrekkelijk ingerichte oevers of veilige en ecologisch gezonde oppervlaktewateren, onderstrepen het belang van een visie op stadswateren.
pag. 12
3.2.4 Water als mede-ordenend principe in de ruimtelijke ordening Waterschap Veluwe wil aan het water zelf nog meer ruimte bieden. Water is door de jaren heen steeds meer in een keurslijf gedrongen. Om dit probleem op te lossen is een andere benadering nodig. Belangrijk hierbij is dat wij een visie hebben waar we met het watersysteem naartoe willen. De reeds eerder genoemde watervisies die wij per stroomgebied gaan opstellen zijn hierbij richtinggevend. Deze watervisies zullen wij vervolgens veel nadrukkelijker inbrengen in het overleg met gemeenten. Wij willen reeds in een vroeg stadium pro-actief met gemeenten meedenken bij het opstellen van ontwikkelingsschetsen en structuurvisies. Daarnaast zullen wij in overleg met provincie en gemeenten de watertoets uitwerken. Met dit instrument moet een goede inrichting van het watersysteem in de toekomst gewaarborgd worden. De afgelopen jaren bood Waterschap Veluwe het water al meer ruimte bij beekherstelprojecten en stedelijke uitbreidingsplannen (retenties, bergingsvijvers ed.). Het gaat hier om de opvang van
extreme afvoer in de beek- en poldersystemen. In de afgelopen planperiode startten wij samen met de omliggende waterschappen een studie naar de geschikte en minder geschikte locaties binnen ons beheersgebied voor verschillende vormen van grondgebruik. Het resultaat is beschreven in de Blauwdruk voor Oost-Nederland. Deze studie zal uitgewerkt gaan worden naar waterkansenkaarten. Het beheer van de dijken richt zich op het instandhouden van het waterkerend vermogen, met bijzondere aandacht voor het ontwikkelen van natuurwaarden. Het waterschap wil nadrukkelijk betrokken zijn bij de uitwerking van de beleidslijn Ruimte voor de rivier. 3.2.5 Niet afwentelen Het leidend principe "niet afwentelen" betekent voor ons dat oplossen van een (water)probleem voor de één niet een nieuw probleem mag creëren voor de ander. Dit geldt voor zowel de waterkwantiteit, de waterkwaliteit als het kostenaspect. Vasthouden, bergen en dan pas lozen Eén van de belangrijkste adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw in haar rapport Waterbeleid 21e eeuw, is de strategie van vasthouden en bergen en later pas lozen van(regen)water. Dit houdt in dat we het water in eerste instantie zoveel mogelijk bovenstrooms vasthouden in bodem- en oppervlaktewater, vervolgens waar nodig (tijdelijk) bergen in retentiegebieden en pas daarna afvoeren naar elders. De invulling van dit leidende principe is steeds gebiedsafhankelijk. In de planperiode willen wij ons hier nadrukkelijk over buigen. Wij gaan daarbij uit van de natuurlijke processen en de veerkracht van een watersysteem. Dit met het doel duurzaam om te gaan met het systeem. Voor het bovenstrooms vasthouden van water valt te denken aan het verondiepen én het verbreden van waterlopen, flexibel peilbeheer, afkoppelen van verharde oppervlakken en laten meanderen van watergangen. Door het onderhoud meer te differentiëren streven we, uitgaande van aanvaardbare risico's, naar meer natuur in en langs de watergangen.
Schoonhouden in plaats van achteraf zuiveren Het schoonhouden van regenwater, grondwater en oppervlaktewater heeft prioriteit. Aangepast materiaalgebruik en aanpassen van bijvoorbeeld werk-, teelt- en productiewijze kunnen voorkomen dat verontreinigingen in het water terechtkomen. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden zijn nog niet optimaal doorgevoerd, daardoor zijn we nu nog veel geld kwijt voor het zuiveren. Wij vinden het erg belangrijk dat schoon water schoon blijft. Met het voorkomen van verontreiniging en het schoonhouden van water geven wij invulling aan het voorzorgprincipe. Dit betekent onder meer dat het ingezette beleid en de maatregelen voor de aanpak van diffuse bronnen worden voortgezet en dat puntlozers aandacht blijven krijgen. Een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs Een optimale verdeling van het water is nu en in de toekomst een belangrijke taak voor het waterschap. De toegekende gebruiksfuncties aan gebieden en watergangen zijn bepalend voor de te realiseren oppervlaktewaterpeilen en grondwaterstanden. Wij vinden daarbij ook dat de eisen die een bepaalde functie aan het watersysteem stelt tegen een acceptabele inspanning gerealiseerd moeten kunnen worden. Het is niet gewenst dat we bepaalde functies met veel kunst en vliegwerk moeten realiseren. Wat een acceptabele inspanning is zullen we per geval met de betrokken partijen moeten beoordelen. In de planperiode brengen wij per gebruiksfunctie de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie in beeld. De kennis die hierdoor ontstaat, biedt inzicht in de inspanning die nodig is om die situatie ter plaatse te bewerkstelligen. 3.2.6 Ecologisch gezonde water- en (natte) landnatuur; ook in de stad Er is sprake van ecologisch gezonde water- en (natte) landnatuur als de omstandigheden voor plant en dier zo zijn dat deze zich er kunnen handhaven of zich er na een verstoring opnieuw kunnen vestigen. Binnen ons gebied is veel waardevolle water- en (natte) landnatuur aanwezig. We willen deze natuurwaarden behouden, ontwikkelen en versterken en daartoe samen met derden de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie realiseren. Water heeft ook een belangrijke belevingswaarde. In stedelijk gebied spelen wij hierop in door samen met de gemeenten de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze in te richten en het beheer en onderhoud mede af te stemmen op de aanwezige natuurwaarden. Echter, nog niet overal voldoet de kwaliteit van waterbodem of oppervlaktewater aan de daarvoor geldende normen. Dit geldt zowel voor het landelijke als het stedelijke gebied.
pag. 13
W
AT E R B E H E E R S P L A N
3.3 Een boeiende werkomgeving Zoals inmiddels duidelijk mag zijn, is de Veluwe een geweldig gebied om creatief aan nieuwe mogelijkheden te werken. Hierbij is goed (samen)werken van groot belang. Waterschap Veluwe werkt samen met bijvoorbeeld gemeenten, andere waterschappen, provincie, drinkwaterbedrijven, bedrijfsorganisaties, natuurbeheerders en andere maatschappelijke organisaties. In de komende periode willen wij onze rol gaan verleggen van reactieve naar duidelijk pro-actieve partner. Wij zijn een organisatie die geraadpleegd wordt door andere partijen, om haar kennis van het functioneren van de regionale watersystemen. Waterschap Veluwe wil heel nadrukkelijk een spin in het waterweb zijn. In de planperiode willen wij nadrukkelijk bij de allereerste stadia van ruimtelijk schetsontwerp en planvorming worden betrokken.
pag. 14
Ons motto 'Weloverwogen met water' blijft ook voor de komende periode van groot belang. Wij zullen voortdurend prioriteiten moeten stellen op grond van strategische ontwikkelingen binnen en buiten onze organisatie. Een open overlegstructuur en maatschappelijk draagvlak zijn daarbij van groot belang. Dit speelt zowel in het landelijke als in het stedelijke gebied. Waterschap Veluwe geeft aan het stedelijk waterbeheer speciale aandacht. Het gaat hierbij niet alleen om het beheer en onderhoud van het stadswater. Waterschap Veluwe streeft ernaar dat gemeenten in de ruimtelijke ordening vroegtijdig rekening houden met het oppervlaktewater als belangrijk element. Wij zullen daarvoor de mogelijkheden en beperkingen aangeven. In het landelijk gebied zullen diverse landinrichtingsprojecten worden uitgevoerd in de planperiode. Waterschap Veluwe zal ook daarbij voor een stroomgebiedsgerichte aanpak kiezen. Al de genoemde ontwikkelingen maken de uitbreiding gewenst van kennis op het gebied van grondwater, ecohydrologie, ruimtelijke ordening en de onderlinge samenhangen binnen integraal waterbeheer. Daarnaast zijn samenwerken en een heldere presentatie van waterzaken de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden, een tendens die zich in de planperiode nog voortzet. In- en externe communicatie spelen bij de twee laatstgenoemde aspecten een grote rol. Communicatie is niet alleen een taak van de gelijknamige afdeling, maar is de afgelopen jaren voor een groot deel van de medewerkers van het waterschap van essentieel belang geworden. Heldere contacten met de ingelanden en met andere organisaties zijn op alle niveaus van de organisatie gewenst.
4 Doelstellingen, maatregelen 4.1 Beleidskaders en functies 4.1.1 Inbreng vanuit andere beleid De invulling van de waterschapstaken wordt sterk beïnvloed vanuit Europa, het Rijk en de provincie. Hun inbreng ligt besloten in diverse beleidsnota’s. De belangrijkste zijn: • de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn verwoordt het streven binnen de Europese Unie naar ecologisch goed functionerende watersystemen. De stroomgebiedbenadering is daarvoor de basis. Ons waterschap maakt deel uit van het stroomgebied van de Rijn. De hoofdlijnen in deze Kaderrichtlijn zijn: • behoeden voor verdere achteruitgang, beschermen en verbeteren van aquatische en terrestrische ecosystemen en wetlands; • bevorderen van duurzaam watergebruik door de beschikbare waterbronnen voor de lange termijn te beschermen; • bijdragen aan het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. e "4 Nota Waterhuishouding" van het rijk. Deze nota is vastgesteld • in 1998 en heeft als planperiode 1998-2006. Naast een verdere uitwerking en verdieping van de watersysteembenadering wordt in deze nota voor vier thema’s specifieke aandacht gevraagd: veiligheid, verdroging, emissies en waterbodems. • "Anders omgaan met water". Dit is het kabinetsbesluit inzake het advies "Waterbeleid voor de 21e eeuw" van de commissie Waterbeheer 21e eeuw. Men wil water meer ruimte bieden en waterproblemen niet benedenstrooms afwentelen. Men kiest
•
•
de strategie: vasthouden – bergen – afvoeren. Om dit te realiseren is een "Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw" getekend tussen het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen. Hierin is de voorbereidingen van een bestuursakkoord tussen genoemde partijen in 2002 vastgelegd. Het bestuursakkoord moet een pakket concrete maatregelen bevatten om de gewenste inrichting te realiseren. "Wateragenda 2000-2004" van de provincie. Het waterhuishoudingsplan 1996-2000 is met vier jaar verlengd. Evaluatie van dit plan en de nieuwe beleidsontwikkelingen leiden tot acties waaraan de provincie in de komende jaren wil werken: de wateragenda. De voor het waterschap belangrijkste agendapunten zijn: aanpak wateroverlast in regionale watersystemen, water als ordenend principe (G.G.O.R./Watertoets), diffuse bronnen, verdrogingsbestrijding, wateren met specifieke ecologische doelstellingen en de waterketenbenadering. "Water is overal". Deze notitie van de Unie van Waterschappen is een uitwerking van de Unie-rapporten "Water centraal" en "Samenwerken in de keten". De toenemende relatie tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen vraagt om een nadere taakafbakening voor de waterschappen op een aantal belangrijke onderwerpen. De Unie werkt dit in deze notitie uit voor de relatie water – ruimtelijke ordening, het grondwaterbeheer, het stedelijk waterbeheer en het waterketenbeheer.
De inhoud van de hiervoor genoemde nota’s is meegenomen in de voornemens van Waterschap Veluwe in dit waterbeheersplan 20022006. Het waterbeheer is sterk in ontwikkeling. Naast de genoemde nota’s zijn er meer verschenen. We wilden hier geen volledige opsomming geven. Wel zijn die nota’s geselecteerd die het meest relevant zijn voor onze voornemens. Goed waterbeheer staat niet op zich zelf. Er zijn nadrukkelijke relaties met het ruimtelijke ordeningsbeleid en ander omgevingsbeleid. Deze relaties zijn waar mogelijk ook al meegenomen in de hiervoor genoemde ‘waternota’s’. Bij de uitvoering van zijn taken zal Waterschap Veluwe binnen het beheersgebied in nauw overleg met met name gemeenten, GLTO en terreinbeheerders voor een goede afstemming op gebiedsniveau zorgen.
pag. 15
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.1.2 Werken aan de waterhuishouding Het Waterhuishoudingsplan van de provincie Gelderland 1996-2000 en de actualisering hiervan in de Wateragenda 2002-2006 geven algemene doelstellingen die vertaald worden in functies voor (delen van) onze watersystemen. Hierbij gelden een basisniveau voor het hele gebied en specifieke functies voor delen van het gebied of de watergangen. Voor elke functie wordt nader omschreven waaraan het systeem moet voldoen. Voor het waterschap zijn deze functies belangrijke uitgangspunten. Het basisniveau Voor het basisniveau zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: • bereiken van een optimaal grond- en oppervlaktewaterregime voor alle functies in het gebied; • beperken van de overstromingskans bij hoge afvoeren tot een aanvaardbaar risico; • realiseren van de minimumkwaliteit en op termijn de streefwaarden voor oppervlaktewater en waterbodems volgens de 4e Nota Waterhuishouding; • ontwikkelen en behouden van goede leefomstandigheden in en langs het water voor algemene planten- en dierensoorten.
Functie I Water voor Landbouw Het belang van de landbouw staat hierbij voorop. De doelstellingen zijn: • afstemmen van de waterhuishouding op de gewenste grondwaterstand voor het landbouwkundig gebruik door minimaliseren van wateroverlast en vochttekorten; • het zo mogelijk beschikbaar stellen van water voor bijvoorbeeld beregening. Verder zijn inrichting en beheer gericht op de natuur: • veilig stellen/verbeteren van verspreid liggende natuur; • veilig stellen/verbeteren van verspreid liggende, waardevolle wateren; • behouden van waardevolle weidevogelgebieden; • ontwikkelen van ecologische verbindingszones.
Wateraardbei bij de Klaarbeek
We onderscheiden daarnaast zes specifieke gebiedsfuncties. Van functie I naar functie V neemt het natuurbelang toe en het landbouwbelang af.
Functie II Water voor landbouw en niet-kwelafhankelijke landnatuur De inrichting en het beheer van het watersysteem zijn primair gericht op de natuur. Aan de bij functie I genoemde doelstellingen is toegevoegd een anti-verdrogingsdoelstelling. Verdroogde gebieden worden beschermd tegen verdere verdroging. Daarnaast richten inrichting en beheer zich op de landbouw. Daarbij wordt de waterhuishouding afgestemd op een zo groot mogelijk deel van de landbouwgronden.
pag. 16
Functie III Water voor landbouw en kwelafhankelijke landnatuur Ten opzicht van functie II is hier de anti-verdrogingsdoelstelling uitgebreid. Bij de kwelafhankelijke natuur wordt het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime mede bepaald door de stroming en de kwaliteit van het kwelwater.
Waardevol weidevogelgebied De inrichting en het beheer zijn gericht op de bescherming van weidevogels. Dit kan betekenen dat in een gebied met functie I bijvoorbeeld de grondwaterstanden verhoogd moeten worden. Dit stemmen we af met de landbouw.
Functie IV Water voor landbouw en kwelafhankelijke land- en waternatuur Aanvullend op Functie III wordt gewerkt aan extra mogelijkheden voor migratie van fauna in de watergang en een betere waterkwaliteit. Functie V Water voor land- en waternatuur van het hoogste ecologische niveau De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn gericht op: • het bereiken van het voor de natuur gewenste grond- en oppervlaktewatersysteem; • het uitsluiten van stoffen die het water kunnen verontreinigen; • het veilig stellen en ontwikkelen van de land- en waternatuur van het hoogste ecologische niveau. Functie VI Water voor stedelijk gebied De inrichting en het beheer van het watersysteem is gericht op: • het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime; • de belevingswaarde van water; • duurzaam ecologisch functioneren van het watersysteem. Daarnaast onderscheidt het waterhuishoudingsplan: Wateren van het hoogste ecologische niveau (HEN-wateren); Binnen het beheersgebied van Waterschap Veluwe vindt u 38 beken met de functie HEN-water. De inrichting en het beheer van deze wateren richten zich op: • veiligstellen en ontwikkelen van de waternatuur van het hoogste ecologisch niveau; • behouden en herstellen van karakteristieke wateren en oeverzones en van karakteristieke waternatuur. Wateren met specifieke ecologische doelstellingen; Deze wateren komen voor binnen de gebieden met functie I, II of III en hebben actueel of potentieel een hogere ecologische waarde dan hun omgeving. De inrichting en het beheer richten zich op bescherming van deze wateren door: • afstemmen van het peilbeheer op de aanwezige gebiedsfuncties; • behouden en mogelijk versterken van karakteristieke vormen van water en oevers. Ecologische verbindingszones In de Nota Groene Connecties van de provincie Gelderland staan voorstellen voor de Ecologische verbindingszones, die de gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) met elkaar moeten verbinden. Het waterschap fungeert hierbij als trekker voor de zones langs watergangen. Zwemwater In ons beheersgebied kennen zes locaties de functie zwemwater. Zwemwater moet veilig zijn, er worden met name strengere bacteriologische eisen aan gesteld.
Beekprik
4.1.3
Relatie functiedoelstellingen en beheersproducten waterschap Uit de hiervoor genoemde externe nota’s zijn voor Waterschap Veluwe concrete doelstellingen af te leiden voor het waterbeheer, watersysteem en de waterketen. De waterschappen in Nederland hebben hun activiteiten ingedeeld in verschillende thema’s. In het vervolg van dit hoofdstuk worden onze voornemens beschreven conform deze indeling. Maatregelen voor de doelstelling ‘veiligheid’ zijn met name verwoord bij ‘beheer en onderhoud’, ‘beekherstel’, ‘ecologische verbindingszones’ (meervoudig ruimtegebruik), ‘herprofileren/baggeren’ en ‘landinrichting’. Maatregelen voor de doelstelling ‘gewenste grond- en oppervlaktewaterregime’ komen terug bij ‘verdroging’, ‘landinrichting’ en ‘handhaving waterpeil’. ‘Natuurmaatregelen’ bij ‘beekherstel’, ‘verdroging’ en ‘ecologische verbindingszones en natte natuur’. Verbeteren van de waterkwaliteit zal vooral plaatsvinden door maatregelen zoals verwoordt bij ‘diffuse bronnen’ en door het inzetten van de instrumenten vergunningverlening en handhaving. De ecologische kwaliteit van het watersysteem zal verbeteren door de waterkwaliteitsmaatregelen in combinatie met inrichtingsmaatregelen. Die zijn verwoord bij ‘beheer en onderhoud’, ‘beekherstel’ en ‘ecologische verbindingszones’. Doelstellingen ten aanzien van ‘stedelijk waterbeheer’, ‘rioleringsbeleid’ en ‘aanpak waterbodems’ komen terug bij de gelijknamige thema’s. Intensiveren van de samenwerking met andere partijen en van de samenhang tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening is aan de orde bij de planvorming en uitvoering van maatregelen. Deze aspecten komen bij alle thema’s voor.
pag. 17
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2 Watersysteem 4.2.1 Planvorming
4.2.2 Beheer en onderhoud van watergangen
Waar we naar toe willen zijn gezonde en veerkrachtige watersystemen, die hun waarde voor de toekomst behouden. In de vorige paragrafen omschreven we de verschillende eisen die aan het watersysteem gesteld kunnen worden, onze visie en de ambities van Waterschap Veluwe. In deze uitgebreide paragraaf 4.2. vindt u per beleidsterrein de voorgenomen doelen en mijlpalen beschreven.
Het hoofddoel bij beheer en onderhoud van watergangen en kunstwerken is het waarborgen van een goede waterhuishouding die aansluit bij de functie van de watergangen en van het aangrenzende gebied. De watergangen zijn afhankelijk van hun belang onderverdeeld in A-, B- en C-watergangen. Het waterschap onderhoudt de 1.400 kilometer A-watergangen zelf, B- en C-watergangen moeten de aangrenzende grondeigenaren onderhouden.
Vooruitlopend op het in werking treden van dit waterbeheersplan zullen wij in 2001 voor ons gehele beheersgebied een watervisie opstellen. Hierin zullen globaal de functies en de inrichting van onze watersystemen worden beschreven, zoals Waterschap Veluwe die zou willen zien. Dit zal in 2001 ingebracht worden in het op te stellen Reconstructieplan (zie hiervoor ook 4.2.5 Landelijk Gebied) en in het op te stellen Bestuursakkoord Waterbeleid 21e Eeuw. Deze visie zal vervolgens verder uitgewerkt worden tot visies per stroomgebied. Daarbij geven we aan hoe we de strategie bergen, vasthouden, afvoeren denken te realiseren, hoe de nieuwe normering wateroverlast in ons gebied wordt ontwikkeld en hoe het gewenst grondwater- en oppervlaktewaterregime wordt uitgewerkt. Kortom, planvorming voor een totale herbeoordeling van ons watersysteem gebaseerd op de inzichten voor de 21e eeuw. Mede op basis van deze stroomgebiedsvisies worden de concrete maatregelen uitgewerkt. Uitgangspunt hierbij is, dat deze gebiedsgerichte benadering ertoe zal leiden dat meerdere problemen integraal kunnen worden aangepakt. Het maken van plannen zal natuurlijk in overleg met de andere partijen in ons beheersgebied plaatsvinden.
4.2.2.1. Stand van zaken Voor het beheer maken we gebruik van de Keur en de legger. De Keur is een juridisch instrument, dat door het waterschap opgestelde regelgeving bevat. In de legger zijn de afmetingen van watergangen en kunstwerken, zoals bijvoorbeeld duikers en bruggen opgenomen. Ook bepaalt de legger wie het onderhoud moet verrichten. Maaionderhoud is een belangrijke activiteit om de watergang in een goede staat te houden. Langs sprengen en beken vind je vaak kwetsbare en waardevolle vegetaties en fauna, die waar nodig handmatig worden onderhouden. De overige A-watergangen worden machinaal onderhouden. Ook daarbij hebben we natuurlijk aandacht voor de dieren en planten langs de watergangen. Het beheer van de B-watergangen wordt gecontroleerd tijdens de schouw. Er zijn mogelijkheden de natuur langs de watergangen meer kansen te bieden zonder afbreuk te doen aan de aan- en/of afvoercapaciteit die behoort bij de functie. Die mogelijkheden zijn: • minder intensief maaien van de oevers; • later maaien van de oevers in verband met het broedseizoen van vogels; • selectief maaien, zodat drijvende waterplanten en waardevolle oevervegetaties gespaard blijven; • actief verwijderen van ongewenste watervegetaties; • maaisel afvoeren om op kansrijke plaatsen schralere oevers te krijgen met een meer gevarieerde, bloemrijke vegetatie. Aandachtspunten bij het onderhoud van watergangen zijn onder andere: • later en minder maaien kan leiden tot meer verspreiding van ongewenste kruiden en een te groot volume per maaibeurt; • het deponeren van maaisel op oevers en onderhoudspaden leidt tot verrijking en verruiging; • de onderhoudspaden zijn, voor zover aanwezig, te smal om met standaardmaterieel maaisel af te voeren; • de breedte van de watergangen is vaak onvoldoende om minder intensief of selectief onderhoud toe te passen; • afvoeren in stedelijk gebied.
pag. 18
4.2.2.2 Lange termijn Bij het lange termijn onderhoudsbeleid willen we, rekening houdend met aanvaardbare risico’s, voldoen aan de waterhuishoudkundige eisen die behoren bij de functie van de watergang en omgeving. De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn: • afstemmen van het onderhoud op de gebruiksfuncties van de watergang en de omgeving; • minimaal ingrijpen in de natuurlijke processen om de natuurwaarden te beschermen en te versterken; • doelmatig en efficiënt werken.
Wat willen we in de planperiode bereiken: • onderhoudsplannen voor het (maai)onderhoud in alle stroomgebieden; • waterplannen voor het stedelijk water, opgesteld in overleg met de gemeenten; • bij het herprofileren en baggeren van watergangen deze natuurvriendelijker inrichting en zo mogelijk zo inrichten dat water beter wordt vastgehouden; • migreerbaar maken van watergangen, daar waar dat effect heeft of de watergang onderdeel is van een ecologische verbindingszone.
4.2.2.3 Planperiode In de planperiode werken we voor elk stroomgebied het maaionderhoud verder uit. Richtinggevend zijn hierbij de streefbeelden die behoren bij de functies, typen en doelstellingen van de watergangen en hun omgeving. Voor het stedelijk gebied overleggen we met de betreffende gemeenten. Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan het ontwikkelen van natuur- en belevingswaarde.
Gemaal Veluwe,Wapenveld
pag. 19
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.3 Beekherstel Bij beekherstel gaat het om beken en sprengen met een hogere ecologische doelstelling. Die beken en sprengen willen we maximaal tot ontwikkeling laten komen, rekening houdend met de hydrologische, ecologische, economische, cultuurhistorische, landschappelijke en recreatieve belangen. 4.2.3.1 Stand van zaken Samen met rijk en provincie is een beekherstelprogramma opgesteld voor de oostflank van de Veluwe tussen het Apeldoorns Kanaal en het Veluwemassief. Later zijn de waardevolle beken aan de noordzijde van de Veluwe daaraan toegevoegd. Ten zuiden van Apeldoorn kruisen een aantal beken het Apeldoorns Kanaal, waarna ze doorlopen naar de IJssel. Deze beken worden in het kader van de ruilverkaveling Brummen-Voorst hersteld en natuurvriendelijk ingericht. Rijk en provincie betalen mee aan deze maatregelen. Inmiddels zijn voor een tiental gebieden beheers- en onderhoudsplannen opgesteld en zijn de bijbehorende maatregelen uitgevoerd. We bestuderen de gevolgen van de uitgevoerde maatregelen door monitoring. Waar nodig vindt aangepast beheer plaats (bijvoorbeeld handmatig onderhoud i.p.v. machinaal). Gronden die voor beekherstel nodig zijn worden op basis van vrijwilligheid verworven van de eigenaren. Kansen voor beekherstel liggen er ook in het stedelijk gebied door het weer zichtbaar maken van beken. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de Winkewijert in Apeldoorn.
Belangrijke aandachtspunten bij beekherstel zijn: verontreinigde waterbodems en oevermaterialen. Het beekherstel en de sanering van de aangetroffen verontreinigingen worden dan op elkaar afgestemd; • de medewerking om gronden af te staan. Deze wordt geringer, wat vertragend kan werken. Nadrukkelijk zal worden gezocht naar alternatieven zoals het sluiten van beheersovereenkomsten en het voeren van actieve grondpolitiek (zie ook het hoofdstuk 6 Instrumenten); • conflicterende belangen, zoals: - herstel waterafvoer versus verdrogingsbestrijding; - cultuurhistorie versus ecologie/migreerbaar maken; - ecologische inrichting/vernatting versus landbouwkundig gebruik; - natuurlijke inrichting versus recreatieve druk; - realisatie natuur versus grondprijzen; - milieuhygiënische kwaliteit versus cultuurhistorie.
•
maaiboot voor onderhoud watergangen
pag. 20
4.2.4 Verdroging en droogteschade 4.2.3.2 Lange termijn Samen met rijk en provincie is het beekherstelprogramma opgesteld. Voor nog 16 waardevolle beken en sprengen moeten voor 2010 beheers- en onderhoudsplannen zijn opgesteld en uitgevoerd. In overleg met gemeenten, willen wij de herstelde beken en sprengen een "beschermde status" geven in gemeentelijke bestemmingsplannen. 4.2.3.3 Planperiode In de planperiode zullen wij: • 10 beheers- en onderhoudsplannen opstellen voor (clusters van) beken en sprengen; • 7 beheers- en onderhoudsplannen uitvoeren voor (clusters van) beken en sprengen; • door monitoring de effecten van de uitvoering van beheers- en onderhoudsplannen evalueren. De resultaten nemen we mee in de nog resterende beekherstelplannen; • de beekherstelplannen samen oppakken met eventueel verontreinigde waterbodem en oevers; • in samenwerking met gemeenten beekgedeelten in stedelijk gebied weer zichtbaar maken. In hoofdstuk 5 kunt u zien welke (clusters van) beken en sprengen in de planperiode in uw omgeving aangepakt zullen gaan worden.
De grondwaterstanden zijn de afgelopen decennia gedaald. Dat komt onder andere door wateronttrekkingen, hydrologische ingrepen, cultuurtechnische maatregelen en stedelijke ontwikkelingen. We spreken van ‘verdroging’ als door te lage grondwaterstanden, vermindering van kwelstromen of het droogvallen van watergangen schade optreedt aan de natte land- en waternatuur in natuurgebieden. De verdrogingsbestrijding is daarom primair gericht op het bereiken van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.). 4.2.4.1 Stand van zaken In 1997 tekende Waterschap Veluwe samen met andere partijen die bij verdrogingsbestrijding een belangrijke rol spelen, de intentieverklaring verdrogingsbestrijding. In 2000 was voor 18% van het verdroogde gebied een verdrogingsbestrijdingsproject uitgevoerd of in uitvoering en was de voorbereiding voor 32% van het verdroogde areaal opgestart. Er zijn geen nieuwe plannen vastgesteld. De tussendoelen zijn gerealiseerd, maar nog in geen enkele situatie wordt de doelstelling volledig bereikt. Specifiek op verdrogingsbestrijding gericht, zijn de volgende projecten uitgevoerd of in uitvoering: • Kortebroek te Vaassen; • Veldbeek/Appelsche Maalschap; • project onttrekking Klaarbeek en infiltratie bij Epe; • project onttrekking water uit Apeldoorns Kanaal bij Eerbeek en infiltratie. Het waterschap streeft tevens naar het voorkomen van verdroging door onder andere intensievere betrokkenheid bij het opstellen van bestemmingsplannen, integratie van verdrogingsproblematiek bij vergunningverlening en het opstellen van peilbesluiten. Met een subsidieregeling stimuleert het waterschap het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Dit ontlast de r.w.z.i.’s, terwijl de infiltratie van regenwater bijdraagt aan de verdrogingsbestrijding. Recent is bij de provincie de ‘verdrogingskaart’ aangepast en is een ‘natuurdoeltypenkaart’ opgesteld. Aandachtspunten bij de verdrogingsbestrijding zijn: vaststellen van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. Dit is nog niet altijd bekend. Door gewijzigd ruimtelijk gebruik is de historische grond- en oppervlaktewatersituatie veelal niet maatgevend. • toepassen van "de ladder van Weersink", die uitgaat van de trits: - voorkomen van schade; - ondervangen van schade door technische maatregelen of kavelruil; - financieel compenseren indien vernattingsschade niet te voorkomen is. Het creëren van draagvlak voor de vernattingsschaderegeling is nodig om medewerking van betrokkenen te verkrijgen. Aanpassingen die ten koste gaan van de effectiviteit van een project, worden vermeden.
•
pag. 21
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.4.2 Lange termijn In 2020 moet de gewenste grond- en oppervlaktesituatie voor alle verdroogde gebieden bereikt zijn (25.500 ha). Een tussendoel is dat dit in 2010 voor 10.200 ha (= 40%) is gerealiseerd. De voornemens voor verdrogingsbestrijding voor het herstel van natte natuur zijn opgenomen onder 4.2.7. 4.2.4.3 Planperiode Het verdrogingsbestrijdingsbeleid kent twee sporen. Ten eerste moet een herstelbeleid leiden tot de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie. Ten tweede dient het beschermingsbeleid een achteruitgang van bestaande of herstelde natuur te voorkomen. Het herstelbeleid zal daarbij op drie manieren worden ingevuld: • landinrichting. Verdrogingsbestrijding vindt plaats binnen een landinrichtingsproject. Vooruitlopend op een landinrichtingsproject (in voorbereiding) gaan we geen aparte verdrogingsbestrijdingsprojecten uitvoeren. Een belangrijk overlegorgaan hiervoor is de "Veluwecommissie" (zie ook 4.2.5 Landelijk Gebied); • uitvoeren van onder andere het herstelprogramma beken en sprengen en de peilbesluiten. Dit gebeurt zodanig dat de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie van de betreffende verdroogde stroomgebieden voor een groot deel gerealiseerd wordt; • verdrogingsbestrijdingsprojecten, waarbij gekozen wordt voor die gebieden waar het meeste effect wordt verwacht. Voor deze selectie is een model ontwikkeld waarmee prioriteiten gesteld kunnen worden. De voorkeur gaat uit naar verdrogingsbestrijding in combinatie met het realiseren van andere beleidsdoelen, bijvoorbeeld door in het verdroogde gebied ook de waterbodems te saneren. Het accent van het project blijft echter liggen op de verdrogingsbestrijding. Wat willen we in de planperiode bereiken? • na afloop van de planperiode vinden we in 25% van de verdroogde gebieden (= 6.375 ha) de G.G.O.R.; • Waterschap Veluwe richt zich op het realiseren van de G.G.O.R. in de landinrichtingsgebieden Epe-Vaassen West, Nijkerk-Putten en Harderwijk-Elburg. Uitvoering van de projecten zal voornamelijk plaatsvinden in de volgende planperiode; • verdrogingsbestrijding binnen het Veldbeekgebied en Hierdensebeek geven we hoge prioriteit, vanwege de verwachte effectiviteit op basis van het afwegingsmodel; • het afkoppelen van verhard oppervlak blijven we stimuleren. Dit moet met name door anderen gebeuren. Wij hopen dat in de planperiode 100 ha zal worden afgekoppeld; • we gaan onderzoeken of het effluent van r.w.z.i.’s ingezet kan worden als waterbron voor verdrogingsbestrijding.
pag. 22
Beschermingsbeleid Voorkomen moet worden dat er een achteruitgang van bestaande of herstelde natuur kan plaatsvinden. Water moet daarom mede bepalend zijn bij bestemmingswijzigingen. Daartoe zullen wij actief de gemeenten binnen ons beheersgebied benaderen over de rol van water bij de ruimtelijke ordening. Hiertoe zullen wij onze watervisie inbrengen. Dit ter bescherming van bestaande natte natuurelementen. Droogteschade Onder droogteschade verstaan we de negatieve effecten van een daling van de grondwaterstand op andere sectoren dan de natuur. Op basis van de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie kan door agrarisch waterbeheer de waterhuishoudkundige situatie op het bedrijf geoptimaliseerd worden, waarbij een evenwicht gevonden wordt tussen wateroverlast en vochttekorten. In een aantal proefprojecten zullen de toepassingsmogelijkheden van agrarisch waterbeheer bekeken worden. Droogteschade kan ook beperkt worden door peiloptimalisatie. Dit is beschreven bij 4.2.10. Vernattingsschade Uitvoering van anti-verdrogingsprojecten zal in veel gevallen ook effecten hebben op aangrenzende (landbouw)percelen. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij door dergelijke projecten ongewenste vernatting en schade optreedt voor, bijvoorbeeld, de landbouw. In deze gevallen wordt de ‘ladder van Weersink’ gehanteerd. Daarbij wordt een aantal opties in vaste volgorde afgewogen. Allereerst wordt getracht door een optimale begrenzing van het natuurgebied waarop het project zich richt, schade te voorkomen. Als dan toch nog vernattingsschade ontstaat, wordt vervolgens nagegaan of schade met technische ingrepen is te voorkomen. Als dit niet mogelijk blijkt, bekijken we of ruilen van percelen een oplossing biedt. Een laatste optie is financiële compensatie van de schade. De uitgangspunten en berekeningsmethode voor berekenen van het schadebedrag zijn vastgelegd in de door de CoBeVe opgestelde Compensatienota, die geldt voor de hele provincie Gelderland.
4.2.5 Landelijk gebied Herinrichting in het landelijk gebied is een middel om de economische, de waterhuishoudkundige, de ruimtelijke en de kwaliteit van het milieu te verbeteren en zo de leefbaarheid in een gebied duurzaam te ontwikkelen.
4.2.5.1 Stand van zaken Binnen landinrichtingsprojecten wordt de waterhuishouding geoptimaliseerd. Het waterschap is met name betrokken bij de planvorming en begeleidt projecten die direct van invloed zijn op het watersysteem. Bij landinrichting heeft de verantwoordelijke gebiedscommissie een verregaande bevoegdheid over de gronden. Dit biedt goede kansen om de doelen voor het watersysteem te realiseren. De Reconstructiewet Concentratiegebieden zal bepalend worden voor de inrichting van het landelijk gebied in de komende jaren. Deze wet moet op dit moment nog in de Eerste Kamer behandeld worden. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat deze wordt aangenomen. Deze wet verplicht de provincie tot het opstellen van een Reconstructieplan, waarin de gewenste inrichting van het landelijk gebied beschreven wordt. De provincie Gelderland is hier begin 2001 mee begonnen. In het projectteam voor het Reconstructieplan Veluwe doet ook het waterschap mee. Wij brengen hier onze watervisie in. Het opstellen van dit plan wordt aangestuurd door een commissie met bestuurders van alle betrokken partijen op de Veluwe: de Veluwecommissie. Namens alle ‘waterpartijen’ zit de dijkgraaf van Waterschap Veluwe hierin. Knelpunten bij de landinrichting tot op heden zijn: • de zeer lange uitvoeringstermijn (10-15 jaar); • beperkte invloed van het waterschap op landinrichtingsplannen.
4.2.5.2 Lange termijn Het Reconstructieplan bepaalt voor 12 jaar de herinrichting van het landelijk gebied. De landinrichtingsprocessen zijn hierbij ondergeschikt aan het Reconstructieplan. Bij het opstellen en uitvoeren van het Reconstructieplan speelt het waterschap een belangrijke rol. Het waterschap wil niet alleen meepraten over inhoudelijke aspecten, maar ook een grotere procesmatige rol gaan spelen binnen de gebiedsprocessen. Hierbinnen worden dan tevens anti-verdrogingsen beekherstelprojecten en waterkwaliteitsverbeteringen uitgevoerd. 4.2.5.3 Planperiode bijdragen aan opstellen Reconstructieplan door het inbrengen van onze visie en waterkansenkaarten; • bijdragen aan de uitvoering van het Reconstructieplan voor de wateronderwerpen; • meewerken aan afronding landinrichtingsproject Brummen-Voorst; • uitvoeren beekherstel/anti-verdrogingsprojecten en wateroverlastbestrijding in ruilverkaveling Harderwijk – Elburg; • beekherstel langs Schuitenbeek en benedenloop Veldbeek in het kader van de herinrichting Nijkerk – Putten tegelijkertijd met BOP Veldbeek; • meewerken aan plan van aanpak voor de landinrichtingen Epe-Vaassen West en Oost.
•
pag. 23
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.6 Stedelijk gebied Water krijgt in het stedelijk gebied een steeds prominentere plaats. Stedelijke wateren vormen veelal een onderdeel van regionale watersystemen. 4.2.6.1 Stand van zaken Waar het gaat om stedelijk waterbeheer werkt Waterschap Veluwe intensief samen met de gemeenten. In onze nota Stedelijk waterbeheer (1999) is aangegeven dat het beheer van het oppervlaktewater binnen het stedelijk gebied in het vervolg de taak van het waterschap is. Bij stedelijke uitbreidingen is de watersysteembenadering de leidraad. Zo wordt nadrukkelijk bekeken of de inrichting van de uitbreiding niet zal leiden tot verdroging van de omgeving of tot wateroverlast benedenstrooms. Aandachtspunten bij het waterbeheer in het stedelijk gebied zijn: • onze inbreng in de planvorming; • het achterstallig onderhoud van met name beschoeiingen; • de recreatiedruk en de belevingswaarde van water, die hoge eisen stellen aan het onderhoud; • de verontreiniging van veel waterbodems, vanuit de historie en door de overstorten (zie ook 4.2.9). Ook in de toekomst zullen nog overstorten plaatsvinden (zie ook 4.3.1); • wateroverlast, die op enkele locaties (nog steeds) een probleem is. Maatregelen in het kader van verdrogingsbestrijding en het beperken/opheffen van grondwateronttrekkingen kunnen (grondwater)overlast doen ontstaan of verergeren; • de wijze van financiering van de watercomponent in stedelijke uitbreidingsplannen.
Gracht Elburg
pag. 24
Stedelijk waterbeheer biedt ook kansen die we in nauwe samenwerking met gemeenten kunnen oppakken. Hierbij denkt het waterschap aan: • het meedenken met gemeenten bij de planvorming. Als waterschap willen wij reeds betrokken worden bij het opstellen van structuurvisies. Hiervoor willen wij waterkansenkaarten inbrengen; • duurzamere locatiekeuzen maken voor uitbreidingen. Bij het realiseren ervan aanhaken bij de belevingswaarde van water en bij duurzaam bouwen; • het op ruimere schaal afkoppelen van regenwater van de riolering (of bij nieuwbouw niet aankoppelen), waarbij de NW4 doelstelling zoveel mogelijk wordt gerealiseerd zodat verdroging wordt bestreden en er mogelijkheden ontstaan voor het gebruik van regenwater; • bij het aanleggen van nieuwe riooloverstorten ervoor zorgen dat er geen afwenteling plaatsvindt op het aangrenzende landelijk gebied; • een meer ecologische inrichting van het stadswater, waarbij de samenhang met het aangrenzende landelijk gebied tot uiting komt en de belevingswaarde van het oppervlaktewater wordt vergroot. 4.2.6.2 Lange termijn De nota "Stedelijk waterbeheer" schetst het kader voor het lange termijnbeleid. Dit beleid zal in gemeentelijke waterplannen moeten worden uitgewerkt. In het waterplan worden visies van gemeente en waterschap op elkaar afgestemd. Het waterplan biedt het voordeel dat alle waterprojecten in een gemeente, ook projecten van een beperkte omvang, worden uitgewerkt vanuit een totaalvisie op het watersysteem. Het waterplan gaat onder andere in op de mogelijkheden in te spelen op ecologische potenties in het stedelijk gebied, op de aanpak van verdroging of juist van vernatting/wateroverlast. Op de lange termijn (2010) worden de navolgende doelstellingen bereikt: • de inrichting van het watersysteem in het stedelijk gebied is dermate adequaat dat ten aanzien van wateroverlast wordt voldaan aan de daarvoor gestelde normen; • duurzaam bouwen is, voor de wateraspecten (van anti-verdroging tot bescherming waterkwaliteit), vastgesteld beleid en algemene praktijk binnen het waterschap; • er wordt minimaal grondwaterneutraal gebouwd; • neerslag en bronneringswater worden maximaal hergebruikt. 4.2.6.3 Planperiode In de planperiode zal/zullen: • een samenwerkingssituatie worden gecreëerd waarbij gemeente en waterschap gezamenlijk het stedelijk gebied inrichten; ieder vanuit zijn taak; • de overdracht van het stedelijk water, met bijbehorende afspraken over (achterstallig) onderhoud gerealiseerd worden; • met een aantal gemeenten met veel oppervlaktewater gezamenlijke waterplannen opgesteld worden. Hierbij wordt in ieder geval gedacht aan Apeldoorn, Harderwijk, Elburg en Hattem; • onderhoudsplannen per gemeente/kern worden opgesteld; • een proefproject inzake hergebruik van bronneringswater worden uitgevoerd; • een proefproject duurzaamwaterketenbeheer worden uitgevoerd; • in samenwerking met gemeenten en waterleidingmaatschappijen de verdrogingsbestrijding en de wateroverlast binnen het stedelijk gebied worden uitgewerkt.
4.2.7 Ecologische verbindingszones en natte natuur In het beheersgebied zijn diverse ecologische verbindingszones (EVZ’s) geprojecteerd als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Als vervolg op de Visie Groene Connecties is er een plan van aanpak opgesteld door de Gelderse waterschappen. Hierin zijn de doelstellingen, de inrichtingsmodellen, de verantwoordelijkheid voor planvorming en realisatie, alsmede de personele en financiële consequenties weergegeven. In het beheersgebied van Waterschap Veluwe is 120 kilometer natte zones geprojecteerd, waarvoor het waterschap de trekkersrol zal vervullen. Op het hoge deel van de Veluwe liggen meer dan 100 vennen en pingo's – geïsoleerde stukjes natte natuur. Daarnaast hebben zich in de zandwinplassen, leemputten, kolken en tichelgaten interessante stukjes natte natuur ontwikkeld.
4.2.7.1 Stand van zaken In de afgelopen tijd zijn stukken ecologische verbindingszones gerealiseerd voor zover dit door grondaankoop mogelijk was. Genoemd kunnen worden: • enkele natte zones met retenties langs de Grift ter hoogte van Emst en Epe; • beekherstelprogramma Oude beek/Beekbergsebeek; • project landgoederen Brummen-Voorst; • Oost Veluwe naar de IJssel. Totaal zijn in het Emsterbroek twee gebiedjes van totaal 1,5 km gerealiseerd, dit is ongeveer een kwart van de totale zone; • project de Fliert. Ook zijn bij de uitvoering van beekherstelprojecten en bij bijvoorbeeld gemaal Veluwe migratiebarrieres opgeheven.
Ecologische Verbindingszone bij Emst
pag. 25
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.8 Herprofileren/Baggeren Aandachtspunten zijn: • de medewerking van de grondeigenaren om gronden af te staan is nog niet groot in verband met angst voor beperkingen in de bedrijfsvoering; • het realiseren van EVZ’s als uitvloeisel van landelijk beleid kan een aanknopingspunt zijn om een beheersvergoeding te krijgen. 4.2.7.2 Lange termijn De ecologische verbindingszones moeten voor 2013 gerealiseerd zijn. Locaties met natte landnatuur die niet binnen de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones vallen, moeten op een adequate wijze worden beschermd. De verdrogingsbestrijding in de gebieden met natte landnatuur zal voor 2013 afgerond zijn, dan moeten ook de reconstructiemaatregelen voltooid zijn. 4.2.7.3 Planperiode Bij het ontwikkelen van ecologische verbindingszones wordt aansluiting gezocht bij de plannen in het kader van de Reconstructiewet. Bij het realiseren van de EVZ is Waterschap Veluwe voor twee zones trekker. Zone 20 wordt gevormd door de Grift en de evenwijdig hieraan lopende weteringen. Zone 22 is de verbinding van de Veluwe, ter hoogte van Eerbeek, met de IJssel. De waarde van plekken met natte landnatuur anders dan de EVZ’s, brengen we in kaart en we geven aan hoe de natte natuur het beste beschermd of hersteld kan worden. Hieruit volgt een prioriteitstelling op basis van urgentie en/of mogelijkheden tot aansluiting bij andere maatregelen. De gebieden worden in de gebiedsplannen natuur en landschap opgenomen en zullen de noodzakelijke bescherming krijgen. Waterschap Veluwe zal een bijdrage leveren aan het detailleren van de natte natuur in de Gelderse natuurdoelenkaart. Waterschap Veluwe zal in de planperiode: • een plan opstellen voor de ecologische verbindingszones langs de Grift en de Weteringen (zone 20) en een plan opstellen voor de ecologische verbindingszone van Eerbeek naar de IJssel (zone 22); • de locaties met natte landnatuur, inclusief de invloedsgebieden hebben geïnventariseerd; • in overleg met gemeenten de natte natuurwaarden de vereiste planologische bescherming geven; • voor de locaties met natte landnatuur in de IJsselvallei maatregelen hebben uitgevoerd en activiteiten weren die een nadelige invloed hebben (bijv. diepe drainages).
pag. 26
Herprofileren/baggeren wordt vaak aangeduid als groot onderhoud. Hierbij worden de watergangen weer op de afmetingen gebracht zoals die ontworpen zijn en zoals ze in de legger zijn opgenomen. In de komende periode heeft de kabinetsbeslissing "Anders omgaan met water" (vasthouden – bergen – afvoeren) invloed op de gewenste dimensionering. Herprofileren en baggeren worden vaak gelijktijdig uitgevoerd. 4.2.8.1 Stand van zaken In 1999 is onze beleidsnota Waterbodems vastgesteld, waarin de problematiek wordt geanalyseerd en oplossingsrichtingen worden aangedragen. De afgelopen jaren is gemiddeld zo’n 12.000 m3/jaar gebaggerd. Bij goede taakuitoefening zal dit in de komende circa 20 jaar ca. 70.000 m3/jaar moeten zijn, waarvan ongeveer 25% probleemspecie (klasse 3 en 4). Voordat met baggeren kan worden begonnen, wordt de hoeveelheid en de kwaliteit bepaald door onderzoek. Aandachtspunten zijn: • het vrijkomen van verontreinigde specie, terwijl de verwerkingsmogelijkheden op aangrenzende percelen steeds beperkter zijn; • het gebrek aan tijdelijke opslagplaatsen (TOP’s); • veterinair verdachte baggerspecie kan vrijkomen in de buurt van overstorten; • smalspooronderhoud, dat hoge eisen stelt aan het instandhouden van onderhoudspaden en taluds. 4.2.8.2 Lange termijn Op de lange termijn moeten de genoemde knelpunten opgelost zijn. Het aanbrengen van beschoeiingen wordt tot een minimum beperkt. 4.2.8.3 Planperiode Voordat we met baggeren beginnen, worden hoeveelheid en kwaliteit van de baggerspecie onderzocht. In de beleidsnota Waterbodems is aangegeven dat de komende jaren een grotere inspanning nodig is voor het baggeren van watergangen. Baggeren en het herprofileren van oevers worden vaak gecombineerd. Herprofileren vindt ook plaats om de onderhoudspaden en taluds te herstellen. Door eenzijdig schouwpaden te vergraven en oevers flauwer aan te leggen kunnen we het plaatsen van beschoeiingen beperken. Waterschap Veluwe zal in de planperiode: ten einde het herprofileren/baggeren meer structuur te geven, per stroomgebied een groot onderhoudsplan opstellen, waarin de inspanning voor deze taak is verwoord; • per jaar, afhankelijk van de grootte, in één of twee stroomgebieden de watergangen onderzoeken en zonodig baggerwerk uitvoeren; • waar mogelijk watergangen natuurvriendelijker inrichten en het aanbrengen van beschoeiingen verminderen. Voor het vasthouden en bergen van water kunnen watergangen breder en ondieper worden ingericht.
•
4.2.9 Waterbodems en baggerspecie Saneren van verontreinigde waterbodems richt zich op het wegnemen van risico’s voor de volksgezondheid en het milieu en op het wegnemen van het verspreiden van risico’s. 4.2.9.1 Stand van zaken Er is een beperkt aantal projecten uitgevoerd (o.a. Geelmolense beek; Stadswateren Harderwijk en 5 vijvers in de Maten, Apeldoorn). Gezamenlijk met andere waterbeheerders en de provincie zijn wij op zoek geweest naar definitieve stortlocaties. Een stortlocatie in eigen gebied en in eigen beheer is geen optie gebleken. We kunnen wel storten in het Ketelmeerdepot (sinds 1999) en het depot Drempt (vanaf ca. 2001?). Verdere aandachtspunten zijn nog: • het ontbreken van een compleet inzicht in de omvang van de problematiek (kwaliteit en kwantiteit van specie, incl. oevers); • het landelijke en provinciale beleid (incl. normen, wet- en regelgeving), dat nog steeds volop in ontwikkeling is; • de tussenopslag, verwerking en afzetmogelijkheden tegen acceptabele kosten, die nog steeds beperkt zijn en waaraan veel randvoorwaarden en eisen zijn verbonden. 4.2.9.2 Lange termijn De lange termijndoelstelling (2015) is dat klasse 3 en/of 4 niet meer voorkomt in het beheersgebied van Waterschap Veluwe. Om tot dat doel te komen zijn de volgende tussendoelen geformuleerd: • saneren klasse 3 en 4 waterbodems: - in 2010 zijn alle urgente waterbodemsaneringen, saneringen in beken en sprengen en saneringen in stedelijk gebied uitgevoerd; - in 2015 zijn alle overige waterbodemsaneringen uitgevoerd. • verwerking en afzet van specie: - voldoende eigen structurele tussendepots voor tijdelijke opslag van verontreinigde specie, veterinair verdachte specie en eventueel maaiafval; - zandscheiding waar dit rendabel/haalbaar is; - afzet bij voorkeur door gebruik/toepassing in het kader van actief bodembeheer, hergebruik en reiniging en pas in het laatste geval, bij anderen, storten.
4.2.9.3 Planperiode • een geautomatiseerd en gebruikersvriendelijk waterbodem- en oeverinformatiesysteem ontwikkelen om de doelstellingen in de planperiode mogelijk te maken; • de totale omvang van de problematiek (kwaliteit, kwantiteit, veroorzaking) in stedelijk gebied in kaart brengen. Verder worden de bagger/saneringsplannen opgesteld zodat 50% van de problematiek in de planperiode wordt aangepakt; • de totale omvang van de problematiek in het landelijk gebied in kaart brengen. Voor alle WBB-gevallen wordt (eerste fase) nader onderzoek uitgevoerd; • inzicht krijgen in de mate van voorkomen van veterinair verdachte baggerspecie. Veterinair verdachte specie wordt afgevoerd naar een van de tijdelijke depots; • waterbodem- en oeversanering volledig integreren in beheers- en onderhoudsplannen beekherstel en wel zodanig dat uitvoering beekherstelprogramma geen vertraging oploopt; • voorzien in de structurele behoefte aan tussendepots, lokaal en regionaal. Bij (enkele van) deze tussendepots zijn zandscheidingsfaciliteiten. Zandscheiding wordt zoveel mogelijk toegepast, waar dit rendabel/haalbaar is; • beheersen en stroomlijnen van de tussenopslag, het verwerken en afzetten van verontreinigde specie. Modern en integraal baggerspeciemanagement is operationeel. Het waterschap is een bekende en betrouwbare partner op de afzet-/hergebruiksmarkt van (verontreinigde) specie. Daar waar mogelijk wordt samengewerkt met andere waterschappen en gemeenten; • zoveel mogelijk specie wordt, binnen de mogelijkheden van het Bouwstoffenbesluit, door actief bodembeheer en functiegericht saneren, in het eigen gebied verwerkt/hergebruikt. Dit beleid wordt samen met de gemeenten en de provincie ontwikkeld.
pag. 27
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.10 Handhaven waterpeil Dit aspect omvat alle activiteiten die nodig zijn om de juiste hoeveelheid water op de juiste plaats te handhaven en zo te zorgen voor een gewenste grondwaterstand die hoort bij de gebruiksfunctie van het gebied. Hierdoor ontwikkelt het peilbeheer zich van een statisch naar een meer flexibel en geoptimaliseerd peilbeheer. Waar mogelijk, zal het peilbeheer worden afgestemd op de opvolgende elementen uit de drietrapsstrategie vasthouden van water en bergen van water in extreme omstandigheden. Pas daarna komt mogelijk afvoeren aan de orde. 4.2.10.1 Stand van zaken Behalve voor het Apeldoorns Kanaal, zijn voor alle peilbesluitgebieden peilbesluiten aanwezig. In de afgelopen periode zijn het peilbesluit Hattem en Terwolde opgesteld. De automatisering van diverse stuwen maakt plaatselijk een flexibeler peilbeheer mogelijk. Peilbeheer kan een bijdrage leveren aan het voorkomen van vochttekorten en het tegengaan van verdroging. Geoptimaliseerd peilbeheer reageert sneller op afvoerpieken, waardoor wateroverlast verminderd kan worden. Aandachtspunten ten aanzien van peilbeheer: • het waterpeil is nog niet overal voldoende afgestemd op de functie. Hiervoor zal maatwerk gerealiseerd moeten gaan worden (G.G.O.R.); • de beschikbaarheid van gegevens en het inzicht in het waterhuishoudkundig systeem moet de komende periode geoptimaliseerd worden; • een aantal belangrijke stuwen is nog niet geautomatiseerd; • peilbeheer in stuwpeilgebieden is maar beperkt mogelijk om de doelstellingen te bereiken ; • peilbeheer gaat soms gepaard met het inlaten van gebiedsvreemd water. Dit is in veel gevallen voor de waterkwaliteit ongewenst. 4.2.10.2 Lange termijn Op lange termijn streven we naar een grondwatersituatie die behoort bij de gebruiksfuncties van het gebied. Tussendoelen zijn hierbij: • dat het peilbeheer in de peilbesluitgebieden voor 2010 is afgestemd op het G.G.O.R.; • dat voor een verdere optimalisatie van het peilbeheer in 2010 alle belangrijke stuwen geautomatiseerd zijn.
pag. 28
4.2.10.3 Planperiode Problemen met wateroverlast liggen nog vers in het geheugen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 (onze visie) en paragraaf 4.2.1 (planvorming) zullen wij in de planperiode het watersysteem opnieuw beoordelen; alle stroomgebieden worden doorgerekend op basis van de nieuw vastgestelde normeringen. Zo geven we inhoud aan het gestelde in de kabinetsbeslissing "Anders omgaan met water". Uitgangspunt hierbij is eerst vasthouden en bergen en daarna pas afvoeren. Daarnaast zal/zullen: • de peilbesluiten Hattem en Terwolde worden herzien, dan wel verlengd; • de peilbesluiten Oosterwolde en Apeldoorns Kanaal opgesteld worden; • de streef- en stuwpeilen worden herzien in alle stroomgebieden; • bij 50% van alle belangrijke stuwen optimalisatie van het peilbeheer toegepast zijn; • de belangrijke stuwen geautomatiseerd zijn ten behoeve van de optimalisatie van het peilbeheer; • de noodzaak tot inlaat van gebiedsvreemd water wordt nader onderzocht.
4.2.11 Recreatief medegebruik 4.2.11.1 Stand van zaken Steeds vaker is Waterschap Veluwe partner in het realiseren van recreatieve voorzieningen. Onze nota Recreatief medegebruik van 1999 is hierin richtinggevend. Bij locaties met de functie zwemwater heeft het waterschap de wettelijke taak om gedurende het zwemseizoen de waterkwaliteit te controleren. Momenteel wordt nieuwe Europese normen in heel Nederland ingevoerd. Voor Gelderland wordt gewerkt aan een vertaling/interpretatie. Vervolgens moet dit in ons gebied toegepast worden. Aandachtspunten bij de huidige zwemlocaties zijn: • de locaties Uddelermeer (eutrofiering), Kievitsveld te Emst (bacteriologische kwaliteit) en de uitmonding van de Bijsselsebeek te Nunspeet (bacteriologische kwaliteit); • toxine-vorming door blauwalgen in warme perioden. 4.2.11.2 Lange termijn Waterschap Veluwe is zich bewust dat watergangen, onderhoudspaden en waterkeringen voor de burgers ook een recreatieve waarde hebben, zoals vissen, zwemmen, varen, schaatsen, wandelen, fietsen e.d.
4.2.11.3 Planperiode Vóór de planperiode inventariseren we de onderhoudspaden die opengesteld kunnen worden om knelpunten op te lossen in de wandelpaden- of fietspadenstructuur. Dit gebeurt in overleg met aanliggende eigenaren. Voor 2003 komen er bordjes bij onderhoudspaden die duidelijk opengesteld zijn. Langs bestaande routes komen informatiepanelen op locaties waar vermeldenswaardige waterstaatkundige werken te zien zijn. In de planperiode onderzoeken we in overleg met de hengelsportfederaties of het wenselijk is het aantal wateren met de functie hengelwater uit te breiden; uitvoering zal na de planperiode plaatsvinden. Daarnaast gaan we na of meer watergangen voor de functie "recreatief vaarwater" in aanmerking komen. In provinciaal verband verschijnt voor 2002 een notitie waarin mogelijk een wijziging van de zwemwatercriteria voor oppervlaktewater wordt voorgesteld. Dit kan tot gevolg hebben dat het aantal oppervlaktewateren met de functie zwemwater wordt uitgebreid. Daarbij zal door het waterschap meer aandacht geschonken worden aan de bestrijding van toxine-vormende blauwalgen in zwemwater.
pag. 29
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.2.12 Diffuse bronnen Nu de emissies vanuit puntbronnen voor het merendeel zijn opgeheven of controleerbaar zijn, zijn de diffuse bronnen de belangrijkste veroorzaker van waterkwaliteitsproblemen. Diffuse bronnen zijn onder andere uit- en afspoeling van meststoffen, land- en waterverkeer, bestrijdingsmiddelen, overstorten, effluenten, afspoeling van verhard oppervlak en atmosferische depositie. 4.2.12.1 Stand van zaken De aanpak van de diffuse bronnen staat nog in de kinderschoenen. Landelijk is in 1997 het Actieprogramma verschenen. Dit heeft onder andere geleid tot de oprichting van regionale platforms, de Regioteams. Waterschap Veluwe neemt deel in het Regioteam Gelderland. Een belangrijk nieuw instrument is de in 2000 van kracht geworden AmvB Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Verwacht wordt dat de reductie van de bemesting van gras- en bouwland een bijdrage levert aan het verminderen van fosfaat- en stikstofconcentraties in oppervlaktewater. Vanuit het Regioteam zijn de diffuse bronnen van waterverontreiniging in Gelderland geïnventariseerd en zijn werkplannen en actieprogramma’s opgesteld. Hiaten in de kennis zijn momenteel: • er zijn te weinig gegevens over de aanwezigheid en de verspreiding van organische microverontreinigingen in oppervlaktewater en voor een aantal stroomgebieden ook in waterbodems; • er is te weinig kennis over de vrachten van probleemstoffen en de relatie tussen vrachten en bronnen en de relatie tussen vrachten en overschrijding van waterkwaliteitsnormen. 4.2.12.2 Lange termijn Waterschap Veluwe wil de diffuse belasting van de watersystemen duurzaam terugdringen tot een niveau dat voldoet aan de door rijk en provincie vastgestelde kwaliteitsdoelstellingen voor grond- en oppervlaktewater en waterbodems/-oevers Concreet betekent dit onder meer: • de kwaliteit van drinkwater dat met eenvoudige zuiveringstechnieken uit oppervlaktewater kan worden bereid, blijft ook op de langere termijn betrouwbaar; • de waterrecreatie vindt zonder risico’s voor de gezondheid van mens, dier en plant plaats. Om dit te bereiken moet al het grond- en oppervlaktewater ten minste voldoen aan het basisniveau zoals dit in het provinciale WHP is en wordt vastgelegd; • de waterkwaliteit is in overeenstemming met de functie-eisen. Hierbij zal in de natte land- en waternatuur de menselijke invloed op de waterkwaliteit tot een minimum worden teruggebracht.
pag. 30
4.2.12.3 Planperiode De aanpak van diffuse bronnen vindt plaats in samenwerking binnen het ‘Regioteam diffuse bronnen Gelderland’. In de loop van 2002 stelt het regioteam een nieuw werkplan voor twee jaar op. Op basis van dat nieuwe werkplan zullen wij dan onze voorgenomen activiteiten aanpassen. Reeds te voorzien zijn de volgende activiteiten: opstellen van stoffenbalansen voor 10% van het beheersgebied; uitbreiden van het meetprogramma. Dit moet gebaseerd zijn op de probleemstoffen in relatie met de potentiële bronnen. Programma opstellen uiterlijk 2001; uitvoeren gedurende 4 jaar erna; evaluatie in 2005 afronden; • afsluiten van en inhoud geven aan convenanten duurzaam bouwen met alle gemeenten in de planperiode; • inventariseren van de lozing op waardevolle wateren door verwaaiing en afspoeling van wegen en de mogelijke maatregelen; plan van aanpak in 2002; uitvoering: 2002-2006; • plan voor het (versneld) verwijderen van gecreosoteerd en gewolmaniseerd hout van beschoeiingen en kunstwerken; uitvoering: 2002-2010; • onderzoek inzake de lozing vanuit r.w.z.i.’s op eigen water; uitvoering: 2001-2004.
• •
4.3 Waterketen 4.3.1 Rioleringsbeleid Voor het waterschap is het gemeentelijke rioolstelsel om twee redenen van belang. Ten eerste voert het riool afvalwater aan naar de r.w.z.i.’s. Ten tweede is er door de overstorten een belangrijke relatie tussen het rioleringsstelsel en het oppervlaktewatersysteem. Deze overstorten zijn van invloed op zowel de kwantiteit als de kwaliteit van water en waterbodem. Dit kan zelfs leiden tot risico’s voor de volksgezondheid en het welzijn van dieren. 4.3.1.1 Stand van zaken In de afgelopen periode stelden alle gemeenten in het beheersgebied in overleg met Waterschap Veluwe een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op. Daarin zijn maatregelen opgenomen die aan de basisinspanning voor rioleringen voldoen. Tevens geeft het GRP de termijnen waarop de maatregelen gerealiseerd zullen worden en de financiering ervan. Recent is het waterschap ertoe overgegaan om samen met de gemeenten een geheel afvalwatersysteem (riolering, transportleiding en r.w.z.i.) te optimaliseren. Inmiddels zijn voor drie afvalwatersystemen optimalisatiestudies uitgevoerd of in uitvoering: Harderwijk (met Putten en Ermelo), Apeldoorn (met een deel van Epe) en Brummen (met Zutphen de Hoven).
4.3.1.2 Lange termijn Het rioolbeheer ligt bij de gemeente. Het waterschap tracht met een goed stimuleringsbeleid zijn doelstellingen te realiseren. Die doelstellingen zijn: • studies en maatregelen inzake het optimaliseren van afvalwatersystemen zijn, in samenwerking met gemeenten, voor het gehele beheersgebied uitgevoerd in 2010; • de ‘risicovolle overstorten’ uit het actieprogramma waterkwaliteit en diergezondheid zijn gesaneerd en de effecten van de overige overstorten op het watersysteem voldoen aan de hiervoor geldende normen.Voor alle overstorten is een goede vergunningverlening geregeld en vindt handhaving plaats; • schoonwaterlozingen zijn van de riolering afgekoppeld waar dat technisch en financieel haalbaar is; • de vuillast van alle riooloverstorten (waterkwaliteitsspoor) wordt teruggedrongen.
werkzaamheden aan de riolering
Waterschap Veluwe heeft het beleid om de aanleg van IBA’s te voorkomen, door een subsidieregeling voor de aanleg van riolering in het buitengebied. Afkoppelen wordt op veel plaatsen overwogen. Waterschap Veluwe stuurt in het overleg hierover met (vooral) gemeenten aan op het realiseren van de rijksdoelstelling voor afkoppelen uit de NW4. De subsidieverordening voor afkoppelen speelt hierbij een positieve rol. Een eventuele verhoging van de bijdrage voor afkoppelen biedt kansen om het afkoppelen krachtiger te stimuleren. Waterschap Veluwe ontwikkelt ten behoeve van de gemeenten afkoppelkansenkaarten.
pag. 31
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.3.1.3 Planperiode Begin 2006 moet aan de basisinspanning zijn voldaan. In het kader van afvalwatersysteemstudies kijken we naar de problematiek van schoonwaterlozingen op de riolering. Bij schoonwaterlozing gaat het om water dat in kwalitatief opzicht voldoet aan de normen voor lozing op oppervlaktewater maar dat desondanks wordt geloosd op de riolering. Als voorbeeld kan worden gedacht aan koelwater en bronneringswater bij bouwprojecten. Ook het binnentreden van grondwater in de riolering kan onder bepaalde omstandigheden een belangrijke oorzaak zijn. Andere projecten in de planperiode zijn: • afronden van alle optimalisatiestudies voor de afvalwaterketen; • het komen tot een planmatige terugdringen van het aandeel schoonwater in de DWA-stroom (Droog Weer Afvoer) naar de r.w.z.i.’s; • het realiseren van de doelen voor het afkoppelen, zoals die (als aanbeveling) zijn geformuleerd in NW4. Dit houdt in dat bij bestaande bebouwing 20% van het aangesloten verhard oppervlak wordt afgekoppeld van de riolering en dat bij nieuwbouwlocaties 60% van het verhard oppervlak niet wordt aangesloten op de riolering. Het gegeven percentage nieuwbouwlocaties wordt in het algemeen haalbaar geacht. Het percentage voor bestaande bebouwing is in de praktijk pas op langere termijn te realiseren. Veelal zijn daarvoor ingrijpende en kostbare maatregelen nodig. Afkoppelen wordt aanzienlijk makkelijker te realiseren wanneer wordt ‘meegelift’ met (renovatie)werkzaamheden aan wegen, riolering en gebouwen. Dan is tevens een aanzienlijke kostenbesparing mogelijk.
4.3.2 Zuiveringstechnische werken Met zuiveringstechnische werken bedoelen we alle werken voor het zuiveren van afvalwater, zoals gemalen, transportleidingen en r.w.z.i.’s in beheer van Waterschap Veluwe. 4.3.2.1 Stand van zaken Voor de effluentkwaliteit van onze r.w.z.i.’s is het Lozingenbesluit WVO bindend. Rijkswaterstaat heeft als vergunningverlenende instantie Waterschap Veluwe tot uiterlijk 1 januari 2003 uitstel verleend voor de verplichtingen volgend uit het Lozingenbesluit. Dit betekent:
•
•
De r.w.z.i.’s Apeldoorn en Harderwijk moeten worden aangepast volgens het Lozingenbesluit. De voorbereidingen voor beide projecten zijn in volle gang. In Apeldoorn en Harderwijk moet het verwijderingsrendement voor de totale stikstofvracht uit het gebied op tenminste 75% worden gebracht. Naast de gebiedseis voor stikstof, worden per 2003 ook de effluenteisen voor stikstof en fosfor voor Apeldoorn en Harderwijk afzonderlijk aangescherpt conform het Lozingenbesluit. De r.w.z.i.’s Elburg en Heerde voldoen reeds aan de eisen; Evalueren effluentnabehandeling r.w.z.i. Harderwijk Het effluent van de r.w.z.i. Harderwijk wordt geloosd op het Veluwemeer. De laatste jaren is de oppervlaktewaterkwaliteit daar sterk verbeterd. Met Rijkswaterstaat is overeengekomen om in 2005, twee jaar na de ingebruikname van de vernieuwde r.w.z.i., te bekijken of een uitbreiding met een vierde trap noodzakelijk is om het risico van een verslechterende waterkwaliteit in het randmeer te voorkomen.
In Apeldoorn en Harderwijk moet niet alleen de effluentkwaliteit worden verbeterd. Ook de maximale hoeveelheid afvalwater die per tijdseenheid kan worden verwerkt (= hydraulische capaciteit) moet worden vergroot. De vereiste hydraulische capaciteit is vastgesteld op basis van afvalwatersysteemstudies.
•
•
•
pag. 32
Aanpassen r.w.z.i. Brummen; Dit omvat zowel uitbreiding van de hydraulische, als de biologische zuiveringscapaciteit. Met ingang van 2002 zal ook het effluent van de r.w.z.i. Brummen voldoen aan de eisen volgens het Lozingenbesluit; Desinfectie De effluenten van de r.w.z.i.’s Harderwijk en Elburg moeten in de zomerperiode worden gedesinfecteerd met chloorbleekloog, omdat in de Veluwerandmeren recreatie plaatsvindt; Verwerking van verpompbare afvalstoffen Zolang de belasting van een r.w.z.i. lager is dan de ontwerpbelasting, kunnen we de reservecapaciteit gebruiken om biologisch afbreekbare, verpompbare afvalstoffen van elders te verwerken. Deze capaciteitsbenutting heeft een tijdelijk karakter. Benutten van de reservecapaciteit beperkt de stijging van het heffingtarief. Voor de verwerking van verpompbare afvalstoffen worden geen investeringen uit de heffingsinkomsten gedaan. Deze dienst zal geheel op privaatrechtelijke basis worden geregeld;
rioolwaterzuivering in aanbouw
•
Membraanfiltratie In de afgelopen jaren deden zich belangrijke ontwikkelingen voor op het gebied van membraanfiltratietechnieken. Ook binnen de afvalwaterzuivering zijn er voor deze techniek nu interessante toepassingen. Membraanfiltratie kan bijvoorbeeld gebruikt worden als vierde trapszuivering voor het produceren van water dat voldoet aan de eisen voor bodeminfiltratie (verdrogingsbestrijding) of voor bepaalde toepassingen in industrie of huishoudens. Om ervaring op te doen met deze techniek zal op het terrein van de r.w.z.i. Apeldoorn een kleine membraanfiltratie installatie worden geplaatst. Deze installatie gaat ‘grijs water’ produceren voor het hoofdkantoor;
•
Maatwerk voor grote industriële lozingen Waterschap Veluwe wil bedrijven met een omvangrijke afvalwaterproductie ervan weerhouden hun afvalwater in eigen beheer te (gaan) zuiveren. Daartoe zijn er twee soorten stimuleringsregelingen; de ‘aanhaakregeling’ en de ‘anti-afhaakregeling.’ In paragraaf 6.4 (Financiële regelingen) staat een nadere omschrijving van deze regelingen.
Op dit moment zijn de aandachtspunten: de lozingssituatie bij de r.w.z.i. Apeldoorn in relatie tot een mogelijke aanscherping van de waterkwaliteitseisen in het stroomgebied van Apeldoorns Kanaal/de Grift; • de kwaliteit van het op het riool geloosde afvalwater ten aanzien van de verhouding BZV en stikstof. Deze verhouding is sterk bepalend voor het rendement van onze r.w.z.i.’s.
•
De kansen zijn: meer taken voor Waterschap Veluwe bij de besturing van rioolgemalen, als gevolg van de vertaling van de OAS-studies naar de praktijk. Een volgende stap kan zijn het overnemen van het beheer en onderhoud van gemalen en transportstelsels van gemeenten. Een situatie waarin het waterschap de gehele afvalwaterketen stuurt, leidt tot optimalisatie van het gehele systeem; • innovatieve ontwikkelingen op het gebied van zuiveringstechnieken; met name technieken waarmee een zodanige kwaliteitsverbetering van het effluent kan worden bereikt dat hergebruik binnen bereik komt. Om deze reden zal Waterschap Veluwe deelnemen in een fonds, beheerd door de Unie van Waterschappen, dat dient voor de financiering van onderzoek naar nieuwe technieken.
•
pag. 33
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.3.2.2 Lange termijn De doelstelling bij het beheer en onderhoud van zuiveringstechnische werken is kortweg: voldoen aan de geldende vergunningen tegen de laagste kosten. Deze doelstelling geldt voor zowel de korte als lange termijn. 4.3.2.3 Planperiode De belangrijkste doelstellingen binnen de planperiode met betrekking tot exploitatie en uitbreidingen van zuiveringstechnische werken zijn: • Realiseren uitbreiding Apeldoorn De uitbreiding van zowel de hydraulische als de biologische zuiveringscapaciteit dient per 1 januari 2003 te zijn voltooid. • Realiseren uitbreiding Harderwijk De uitbreiding van zowel de hydraulische als de biologische zuiveringscapaciteit dient per 1 januari 2003 te zijn voltooid. • Uitbreiden r.w.z.i. Hattem Nog binnen de planperiode maken we een begin met de aanpassing van de installatie. Deze moet in elk geval hydraulisch worden uitgebreid. Of daarnaast ook uitbreiding van de biologische zuiveringscapaciteit noodzakelijk is, hangt af van de uitkomsten van de afvalwatersysteemstudie. • Continueren maatwerk ten behoeve van grote afvalwaterproducenten Waterschap Veluwe zal het reeds ingezette beleid (aanhaakregeling) voor grote afvalwaterproducenten voortzetten. Het aantal bedrijven dat in aanmerking komt voor een speciale overeenkomst blijft naar verwachting beperkt. • Continueren verwerking van verpompbare afvalstoffen Indien de ervaringen met de verwerking van verpompbare afvalstoffen positief zijn, zal deze activiteit met het gereedkomen van de uitbreidingen in Apeldoorn en Harderwijk verder kunnen worden uitgebouwd; zolang de maximale belasting niet is bereikt. • Continueren slibverwerking Voor de verwerking van slib heeft het Waterschap Veluwe tot november 2007 een overeenkomst met VARTECH B.V. Eind 2004/2005 moeten onderhandelingen worden gestart tussen beide partijen over eventuele verlenging van de overeenkomst na november 2007.
pag. 34
•
•
•
Stimuleren van toepassingen voor membraangefiltreerd effluent De ontwikkelingen op het gebied van membraantechnieken blijven we volgen. In Apeldoorn komt er een experimentele opzet. Opgedane kennis gebruikt Waterschap Veluwe om, eventueel in samenwerking met externe partijen (drinkwaterbedrijf, gemeenten, industrie), toepassingen van membraangefiltreerd effluent te realiseren. Hergebruiken effluent als anti-verdrogingsmaatregel Het ligt voor de hand om voor het bestrijden van verdroging te kijken naar mogelijk hergebruik van effluent. Effluent van een r.w.z.i. dat voldoet aan de eisen volgens het Lozingenbesluit kun je niet zonder meer lozen op binnenwater of in de bodem infiltreren. In de planperiode bestuderen we de mogelijke afstemming tussen het aanbod van effluent en de kwaliteitsen kwantiteitsbehoefte in het kader van verdrogingsbestrijding. Uiteraard spelen ook ‘plaats van aanbod’ en ‘plaats van behoefte’ daarbij een rol. Mogelijk ontstaat in de periode na 2006, wanneer de grote projecten zijn afgerond, meer financiële ruimte om, hergebruik van (zonodig nabehandeld) effluent binnen het eigen beheersgebied te realiseren. Bestrijden geuremissie door r.w.z.i.’s Voor zover de situatie met betrekking tot stankoverlast door r.w.z.i.’s nog niet voldoet aan de Nederlandse emissie richtlijnen, zullen binnen de planperiode alsnog de noodzakelijke maatregelen worden genomen. De maatregelen bestaan doorgaans uit het afdekken en eventueel ventileren van bepaalde procesonderdelen. Bij ventilatie wordt de afgezogen lucht behandeld voordat deze in de buitenlucht wordt gebracht.
4.4 Waterkering Waterschap Veluwe heeft als beheerder van waterkeringen hiervoor een apart beheersplan. Daarmee voldoet het schap aan de eisen uit de Wet op de waterkering. De wet verlangt dat het beheersplan het beleid inzake vergunningen en ontheffingen weergeeft, alsmede alle inspanning die ter vervulling van deze taak worden verricht. Het Beheersplan waterkeringen kent een planperiode van maximaal vijf jaar en een eigen totstandkomings- en vaststellingstraject. Gelet op de relatie met het watersysteem (NW4 en Anders omgaan met water) en – voor de financiering - met de meerjarenbeleidsbegroting, is het huidige beleid hier kort weergegeven. Langs de IJssel en langs het Drontermeer liggen dijken die het aangrenzende gebied beschermen. Dit is met name van belang bij hoge waterstanden in de IJssel. De waterkeringen voldoen aan de eisen uit de Wet op de waterkeringen. Dit betekent dat ze in het gebied Dieren-Hattem (dijkringgebied 52) een waterstand moet kunnen keren die één keer in de 1.250 jaar optreedt. Voor het gebied tussen Hattem-Kampen en Elburg (dijkringgebied 11) geldt een veiligheidsniveau van 1:2000. Voor het beheer zijn de Keur, de legger en het beheersregister belangrijke beheersinstrumenten. Op grond van de Keur worden de waterkeringen geïnspecteerd en worden activiteiten van burgers en bedrijven geregeld. De legger vermeldt de afmetingen waaraan de dijken moeten voldoen. Het beheersregister bevat naast de actuele afmetingen ook de fysieke eigenschappen van het dijklichaam en de ondergrond. De legger-gegevens en de actuele afmetingen in het beheersregister worden regelmatig met elkaar vergeleken. Iedere vijf jaar wordt getoetst of de waterkeringen nog voldoen aan de gestelde eisen.
4.4.1 Stand van zaken De dijken langs de IJssel zijn na de dijkverbetering op het vereiste veiligheidsniveau. Voor de randmeerdijken is er nog geen rijksnorm. Daar volstaan we met het instandhouden van de huidige afmetingen. Bij het onderhoud van de dijken langs de IJssel kijken we primair naar het instandhouden van het waterkerend vermogen. Daarnaast zijn er kansen voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. Met het maai- en hooibeheer streven we naar een stroomdalflora, bestaande uit een erosiebestendige kruiden- en bloemrijke vegetatie. Meidoornhagen worden in stand gehouden door jaarlijks onderhoud. Veebeweiding van de IJsseldijken wordt met het oog op de gewenste flora en de veiligheid afgebouwd. Het beheer van de randmeerdijken is, in tegenstelling tot de IJsseldijken, wel gericht op schapenbeweiding. Aandachtspunt is dat nog niet alle gronden langs de dijk in eigendom bij het waterschap of pachtvrij zijn. Ongewenste activiteiten komen hierdoor nog regelmatig voor en het gewenste maai- en hooibeheer kunnen we nog niet overal realiseren. IJsseldijk ter hoogte van Welsum
pag. 35
W
AT E R B E H E E R S P L A N
4.4.2 Lange termijn
4.4.3 Planperiode
Conform de Wet op de waterkeringen zijn de nieuwe maatgevende hoogwaterstanden (MHW) recent vastgesteld. Verhoging van de MHW zou een nieuwe ronde dijkverbetering tot gevolg kunnen hebben. Dit zou een volgende stap kunnen betekenen in de spiraal van dijkverhogingen/hogere waterstanden/dijkverhogingen. Bij een dijkdoorbraak zal dit leiden tot steeds rampzaliger gevolgen. Rivierverruiming is voor de lange termijn een goed alternatief, al zijn lokale dijkverbeteringen niet uit te sluiten. Dit was voor het rijk reden om de beleidslijn Ruimte voor de Rivier verder uit te werken. Hierbij zullen tevens oplossingen bekeken worden als binnendijkse retentiegebieden, ‘groene rivieren’ en het gecontroleerd laten overstromen in zeer extreme situaties met dreigende dijkdoorbraken. Het waterschap zal hierbij nauw betrokken zijn.
•
Doelstellingen • alle waterkeringen langs de IJssel moeten tenminste voldoen aan de veiligheidsnormering van 1/1250 jaar respectievelijk 1/2000, ook als er in de toekomst sprake mocht zijn van hogere afvoeren; • alle primaire waterkeringen worden onderhouden op een wijze die optimale veiligheid garandeert, waarbij tevens de natuur- en landschapswaarden worden ontwikkeld en versterkt door middel van adequaat maai- en hooibeheer.
•
•
•
• •
pag. 36
in de planperiode zal het beheersplan opgesteld worden, dat het beleid verwoordt ten aanzien van de veiligheid, bebouwing, beplanting en beweiding. Hierin zal ook een nader standpunt over beweiding worden ingenomen; de dijkverbetering langs de IJssel is recent afgerond. Dit betekent dat hier een maai- en hooibeheer toegepast wordt dat gericht is op het verkrijgen van een erosiebestendige grasmat en het instandhouden, c.q. verbeteren van fauna en flora. De dijken worden jaarlijks één à twee keer gemaaid waarna het maaisel wordt afgevoerd; in de planperiode wordt het beheersregister afgerond, zodat in 2005 een volledige vergelijking kan plaatsvinden tussen, onder andere, de ontwerpgegevens en de actuele situatie. Onmisbare instrumenten hierbij zijn een legger en een beheerregister in een GIS-bestand, waardoor onderlinge koppeling mogelijk wordt; Waterschap Veluwe wil nadrukkelijk betrokken zijn bij de verdere uitwerking van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier en van de kabinetsbeslissing "Anders omgaan met water". Dit tevens om een goede afstemming te verzorgen tussen het regionale watersysteem en het hoofdwatersysteem; het Hoogwater Informatiesysteem (HIS) wordt ingevoerd ter ondersteuning van de dijkbewaking; de keermiddelen bij de kunstwerken in de IJsseldijk zullen op het vereiste veiligheidsniveau worden gebracht.
5 Gebiedsgerichte uitwerking 5.1 Inleiding De maatregelen die in de planperiode zullen worden uitgevoerd, hebben we in dit hoofdstuk verdeeld over de acht stroomgebieden binnen Waterschap Veluwe. (Zie onderstaand kaartje, waarop tevens aangegeven de grootte in ha.). Na een korte beschrijving van de
stroomgebieden, formuleren we de voorgenomen maatregelen. De volgorde van de maatregelen volgt zoveel mogelijk de productindeling uit het vorige hoofdstuk.
Polder Hattem 3500 Buitendijkse gebieden 3000
Drontermeer 14000
Veluwemeer 26000 Noordelijke IJsselvallei 22000
Wolderwijd - Nuldernauw 23000
Apeldoorns Kanaal en de Grift 21000
Zuidelijke IJsselvallei 22000
pag. 37
W
AT E R B E H E E R S P L A N
5.2 Stroomgebieden 5.2.1 Stroomgebied Wolderwijd/Nuldernauw Dit stroomgebied wordt begrensd door de randmeren Wolderwijd en Nuldernauw in het noordwesten en door de stuwwal bij Garderen in het zuidoosten. De kernen Harderwijk, Ermelo, Putten en Garderen maken er deel van uit. Het gebied is ca 23.000 ha groot. Het bestaat voor meer dan de helft uit (droge) bos- en heideterreinen behorend tot het Veluwemassief en voor bijna de helft uit cultuurgronden. De cultuurgronden behoren vrijwel geheel tot de zandgronden. Alleen in een smalle strook langs de randmeren komen kleigronden voor. Dekzandopduikingen en enkgronden worden afgewisseld met eerdgronden in de beekdalen. De afwatering vindt op natuurlijke wijze plaats via watergangen en beken die uitmonden in de randmeren. De randmeren zijn in beheer bij het rijk. Er treedt lokaal enige kwel op als gevolg van ondiepe grondwaterstromen in de strook langs de randmeren en in
het benedenstroomse gebied van de Veldbeek. De Schuitenbeek en de Veldbeek zijn de belangrijkste beken. Rond de boven- en middenlopen van deze beken liggen natte heidegebieden met hoge natuurwaarden. De Veldbeek, de Blarinckhorsterbeek en de beek Groot Hell zijn aangewezen als water van het hoogste ecologische niveau (functie V). Het omliggende gebied van de Veldbeek heeft functie III (water voor landbouw en kwelafhankelijke natuur) en functie IV (water voor landbouw en kwelafhankelijke land- en waternatuur). Dit gebied is lokaal verdroogd. De overige cultuurgronden zijn aangemerkt als functie I-gebied (water voor landbouw). Peilbeheer is beperkt mogelijk door de grote helling van het gebied. Het rijk zal de Schuitenbeek, om kwaliteitsredenen, gaan afleiden naar het Eemmeer. In het gebied is een ecologische verbindingszone model das-kamsalamander geprojecteerd tussen Putten en het Nuldernauw. Specifieke maatregelen stroomgebied Wolderwijd/Nuldernauw
r.w.z.i. Harderwijk
Wolderwijd
Watersystemen Beekherstel 1 Volenbeek 2 Veldbeek
Harderwijk (A,B,C)
Verdrogingbestrijding 3 Molenbeek en Bulsinkbeek (2005)
Waterketen
ernau w
(A) Optimalisatiestudie afvalwatersystemen Harderwijk (B) Waterplan Harderwijk (C) Aanleg en inrichting watersystemen stedelijke uitbreidingen
Ermelo (A,D)
Nuld
(D) Planmatig aanpak afkoppelen verhard oppervlak
1
1
1
eer
Eemm
Overig
Putten (A,C)
3 2
Garderen (A) 2
2
Grondwateronttrekking Landgoed Landinrichtingsproject Nijkerk-Putten A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
2
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04 02•02•007
pag. 38
De Volenbeek/Groevenbeek en de Schoonderbeek zijn de enige sprengenbeken die in dit gebied voorkomen. Stedelijke uitbreiding vindt hoofdzakelijk plaats in het laaggelegen gebied Drielanden in Harderwijk. Het westelijk deel van het gebied is opgenomen in het landinrichtingsproject Nijkerk-Putten. Voor Ermelo-Putten is een herinrichting in voorbereiding. Bij Putten en Harderwijk vindt grondwateronttrekking plaats voor drinkwater en industrie. Het afvalwater uit het gebied gaat naar de r.w.z.i. in Harderwijk. Na zuivering wordt het gereinigde water geloosd op het Veluwemeer. In de planperiode zullen in dit stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart(2002). Beheer en onderhoud waterlopen voor de A-watergangen zal een maaionderhoudsplan, afgestemd op de functies, worden opgesteld(2002).
•
Beekherstel Volenbeek Bij het herstel van de Volenbeek willen we de watervoerendheid en de cultuurhistorische waarden herstellen en de landschappelijke waarden en natuurwaarden versterken. Daarbij wordt rekening gehouden met de landbouwkundige functie van het gebied (2002 en 2003).
•
•
Veldbeek Doel van dit herstelplan is enerzijds de natuurwaarden te versterken door de verdroging van natuurgebieden tegen te gaan en anderzijds de wateroverlast in het landbouwgebied te verhelpen (2004 en 2005).
Landinrichting In de planperiode werken we samen met de landinrichtingscommissie aan de eerste uitvoeringsmodule van de herinrichting Nijkerk-Putten. In deze eerste module zijn opgenomen: • het voorbeeldproject verdrogingsbestrijding landgoed Oldenaller als uitwerking van het project Goed Water Centraal (2002); • de aanleg van de retentievoorziening Veldbeek, samen met de uitvoering van het beekherstelproject (2004). Stedelijk water in samenwerking met de gemeenten zal de aanleg en inrichting van waterpartijen in Drielanden (Harderwijk) plaatsvinden (2002-2004); • samen met de gemeente Harderwijk stellen we een waterplan op voor de kern Harderwijk (2003); • samen met de gemeente Ermelo plannen we het afkoppelen van verhard oppervlak (2002 en 2003).
•
Rioleringsbeleid verbreden doelstelling afkoppelen (uitvoering 2004); uitvoeren maatregelen OAS-studie Harderwijk in samenwerking met de gemeenten (2002, 2003); • uitwerken waterkwaliteitsspoor in samenwerking met de gemeenten (2003).
• •
pag. 39
W
AT E R B E H E E R S P L A N
5.2.2 Stroomgebied Veluwemeer Dit is het gebied dat ligt tussen Harderwijk en Elburg en afstroomt naar het Veluwemeer. Aan de zuidoostzijde wordt het begrensd door de waterscheiding tussen de Oost- en de Noord-Veluwe die loopt door het Gortelsche bos en het Kroondomein. Ook het stroomgebied van de Hierdensebeek hoort bij dit gebied. In dit gebied liggen de kernen Harderwijk, Hierden, Hulshorst, Nunspeet, Doornspijk, Elspeet, Uddel en Vierhouten. Het gebied is ca. 26.000 ha groot. 70% bestaat uit droge bos- en heidegebieden en ca. 30% uit cultuurgronden. De cultuurgronden bestaan voor het merendeel uit zandgronden. In een strook langs het Veluwemeer komen kleigrond en moerige gronden voor. Deze strook kenmerkt zich door de sterke kwel (2-3 mm/dag) en door een dicht net van ondiepe watergangen en beken. De afwatering vindt op natuurlijke wijze plaats. Peilbeheer wordt alleen in het vlakke gebied rond Doornspijk toegepast. In een groot deel van dit deelgebied is er door de sterke helling en door de sterke kwel geen behoefte aan stuwing. Alleen in het gebied ’t Goor bij Elburg wordt water uit het Veluwemeer ingepompt om de watergangen in het zomerseizoen op peil te houden. ’t Goor is een karakteristiek weidegebied (‘merk’) waar nog gemeenschappelijke beweiding voorkomt. Het wordt omzoomd door de primaire waterkering.
In het gebied tussen Elburg en Harderwijk is een landinrichtingsproject in voorbereiding. Het stroomgebied van de Hierdensebeek is door een kleilaag in de ondergrond een afzonderlijke hydrologische eenheid. Langs de Hierdensebeek liggen de landgoederen Staverden, Leuvenum en Essenburgh die zich kenmerken door hun kleinschaligheid. Deze bezitten hoge natuur- en landschapswaarden. Grote delen van het stroomgebied van de Hierdensebeek en het lage gebied tussen Harderwijk en Elburg zijn vanwege hun hoge natuurwaarden aangewezen als functie IV-gebied (water voor landbouw en kwelafhankelijke land- en waternatuur). Het lage gebied tussen Elburg en Harderwijk is ook een belangrijk weidevogelgebied. Het gebied rond kasteel Staverden is aangewezen als gebied van het hoogste ecologische niveau. Deze gebieden zijn lokaal verdroogd. De Hierdensebeek, de Killenbeek en de Varelse beek zijn aangewezen als water van het hoogste ecologische niveau, de andere beken als waardevol water. In Nunspeet vindt stedelijke uitbreiding plaats. Grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie vinden plaats in respectievelijk Speuld en Nunspeet. Het afvalwater uit het gebied, met uitzondering van Hierden, gaat naar de r.w.z.i. in Elburg. Na zuivering wordt het gereinigde water geloosd op het Drontermeer.
rwzi Elburg (A)
Specifieke maatregelen stroomgebied Veluwemeer
ELBURG Watersystemen Beekherstel 1 Hulshorsterbeken (2003/2004) 2 Bijsselse beken (2003/2005) 3 Doornspijker beken (2004) 4 Nunbeek (2005) 5 Hierdensebeek (2004)
't Goor Hoge Enk(A) 3 Doornspijk (A)
3 6 3 3
2 2
Veluwemeer
6
2 2 1
Waterkwaliteit 7 Eutrofiëringaanpak Uddelermeer (2002)
Nunspeet (A,B)
1 5
Verdroging/wateroverlast 6 Molenbeek en Bulsinkbeek (2005)
Molenbeek en Bulsinkbeek
1
Waterketen
Bloemenkampen
(A) Optimalisatiestudie afvalwatersystemen r.w.z.i. Elburg (2005,2006)
Hulshorst (A) Hierden
Essenburgh
EPE
(B) Opheffen lozing "schoon" regenwater op riool Nunspeet (2003)
HARDERWIJK Overig Vierhouten (A)
Grondwateronttrekking Landgoed Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
4
ERMELO
Leuvenum Elspeet (A)
VAASSEN
Staverden
Speuld Uddel (A)
PUTTEN
7
APELDOORN
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04 02•02•001
pag. 40
Rioolwaterzuivering Elburg In de planperiode zullen in dit stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart(2002 en 2003). Beheer en onderhoud waterlopen voor de A-watergangen zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld, afgestemd op de functies (2003).
•
Beekherstel Hulshorsterbeken Doel is de inrichting van de Killenbeek, de Tochtsloot en de Varelse beek af te stemmen op de natuurontwikkeling van het gebied Bloemkampen. Verdrogingsbestrijding is hierbij een specifiek uitgangspunt. (uitvoering 2004/2005)
•
•
Cluster Bijsselsche beken Doel is de Bijsselsche beek, de Nodbeek, de Vreebeek en de Pangelerbeek te beschermen en natuurlijker in te richten, alsmede verdroging tegen te gaan. (planvorming 2003, uitvoering 2005)
•
Cluster Doornspijkerbeken Doel is de inrichting van de Bulsinkbeek, de Horsterbeek en de Klarenbeek af te stemmen op de natuurontwikkeling in het gebied De Gagel en op verdrogingsbestrijding van het landgoed Klarenbeek. (planvorming 2004)
Landinrichting In nauwe samenwerking met de Landinrichtingscommissie wordt voor Harderwijk-Elburg gewerkt aan de eerste uitvoeringsmodule. • het gebied Bloemkampen is verdroogd. Verondieping van de Hierdensebeek en andere watergangen zal als oplossingsrichting onderzocht worden in het beekherstelplan Hulshorsterbeken (2004); • de wateroverlast nabij de Molenbeek en bij de Bulsinkbeek zal worden opgelost in het beekherstelplan Doornspijkerbeken (2005). Stedelijk gebied de hoeveelheid hemelwater en overstortwater uit de kern Nunspeet veroorzaakt voor een groot deel de wateroverlast op de Molenbeek. Samen met de gemeente Nunspeet pakken we het afkoppelen van verhard oppervlak planmatig aan (2005).
•
Rioleringsbeleid Voor het afvalwatersysteem van de r.w.z.i. Elburg zal een afvalwatersysteemstudie worden uitgevoerd waarin tevens aandacht aan de problematiek van schoonwaterlozingen zal worden geschonken (2003); • Uitvoeren maatregelen waterkwaliteitsspoor in samenwerking met de gemeenten (2005, 2006).
•
Zuivering afvalwater in de planperiode wordt de hydraulische en de biologische zuiveringscapaciteit van de r.w.z.i. Harderwijk uitgebreid (uitvoering 2002).
•
Daarnaast starten we in 2002 met maatregelen die de eutrofiering van het Uddelermeer moeten verminderen.
pag. 41
W
AT E R B E H E E R S P L A N
5.2.3 Stroomgebied Drontermeer Het overtollige water uit de polders Oldebroek, Oosterwolde en het stroomgebied van de Puttenerbeek wordt afgevoerd naar het Drontermeer. Het gebied is ca 14.000 ha groot. De polders Oldebroek en Oosterwolde worden permanent bemalen door gemaal De Wenden. De Puttenerbeek kan onder vrij verval lozen op het havenkanaal bij Elburg dat in open verbinding staat met het Drontermeer. In het gebied liggen de kernen Elburg, ’t Harde, Hoge Enk, Oldebroek, Noordeinde, Oosterwolde, ’t Loo en een deel van Wezep. Het stroomgebied van de polder Oldebroek en het stroomgebied van de Puttenerbeek bestaan uit hoge bos- en heidegronden van het Veluwemassief, een overgangszone met landgoederen en een open poldergebied. De hoge heide- en bosgronden en de overgangszone bestaan uit zandgronden en het open poldergebied uit veen- en eerdgronden (broeklanden). Het poldergebied is rijk aan kwel en is aangemerkt als waardevol weidevogelgebied. Inlaatgemalen voorzien de landgoederen IJsselvliedt, Vollenhof en Oldhorst in de overgangszone van voldoende water. Door het poldergebied is een ecologische verbindingszone geprojecteerd van het model kamsalamander.
De polder Oosterwolde is ca 3.000 ha groot en bestaat uit veen- en zeekleigronden. Het laagste maaiveld in deze polder ligt ca. 0.60 m beneden NAP. In de polder Oosterwolde ligt een weidevogelreservaat. In de strook langs het Drontermeer vindt wegzijging plaats naar de diep gelegen polder Oostelijk Flevoland. In de zomer is inlaten van water nodig om de watergangen op peil te houden. De waterbeheersing in het gebied is verbeterd in het kader van de ruilverkavelingen Hattem-Wezep (omstreeks 1970) en Oosterwolde (omstreeks 1985). Het gebied heeft functie I (water voor landbouw). Het gebied ten zuiden van Elburg is als lokaal verdroogd aangemerkt. Stedelijke uitbreiding vindt hoofdzakelijk plaats in Elburg en in mindere mate in Oldebroek (West) en ‘t Harde. Grondwateronttrekking voor drinkwater vindt plaats bij ‘t Harde en Elburg en voor industrieel gebruik bij Wezep. Het afvalwater uit de kernen ’t Harde en Elburg gaat naar de r.w.z.i. Elburg en wordt na zuivering geloosd op het Drontermeer. Het afvalwater uit de andere kernen wordt afgevoerd naar de r.w.z.i. Hattem. Het gereinigde water uit deze installatie komt in de IJssel.
Landinrichting Harderwijk-Elburg
Noordeinde
Watersystemen Peilbeheer 1 Herziening peilbesluiten Oldebroek en Oosterwolde 2 Optimalisatie peilbeheer Lummerwetering Beekherstel 3 Puttenerbeek
term
eer
1 Verdrogingsbestrijding 4 Landgoed Schouwenburg 5 Landgoed Zwaluwburg
2
Dron
2
1
Stedelijk water 6 Aanleg en inrichting stedelijk watersysteem
Oosterwolde (B)
Waterketen Wezep (B)
Velu wem eer
3 6
Overig
Elburg (A,C)
't Loo (B) Oldebroek (B)
3
(A) Optimalisatiestudie rwzi Elburg (B) Optimalisatiestudie rwzi Hattem (C) Opstellen waterplan
5 4
3
Grondwateronttrekking Landgoed Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
't Harde (A)
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04
pag. 42
gemaal de Wende, Noordeinde In de planperiode zullen in dit stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart(2002 en 2003).
• •
Beheer en onderhoud waterlopen voor dit deelgebied zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld (2005).
•
•
Verdroging De landgoederen Schouwenburgh en Zwaluwenburgh zijn verdroogd. Herstel is deels mogelijk. Dit zal in het kader van de landinrichting Harderwijk-Elburg uitgevoerd worden bij de eerste uitvoeringsmodule (2005).
•
Peilbeheer het peilbesluit in de polder Oldebroek wordt herzien (2002); voor het optimaliseren van het peilbeheer gaan we de stuwen in de Lummerwetering automatiseren (uitvoering 2004).
Rioleringsbeleid het afvalwatersysteem van de kernen Elburg-’t Harde is onderdeel van de OAS-studie van het afvalwatersysteem r.w.z.i. Elburg (zie 5.5.2); • het afvalwatersysteem van de overige kernen is onderdeel van de vervolgstudie van het afvalwatersysteem r.w.z.i. Hattem (zie 5.5.4). Waterkeringen in de planperiode zullen de legger en het beheerregister gecompleteerd worden, zodat we in 2005 een volledige toetsing kunnen uitvoeren.
• Stedelijk water in de gemeenten Elburg (plan De Pal) en in Oldebroek-west vinden gefaseerd stedelijke uitbreidingen plaats (uitvoering respectievelijk 2002 en 2005); • samen met de gemeente Elburg stellen we een waterplan op(2005).
•
pag. 43
W
AT E R B E H E E R S P L A N
5.2.4 Stroomgebied Polder Hattem De provinciegrens met Overijssel begrenst dit stroomgebied in het noorden, de stuwwal in het zuiden. De kernen Wezep, Hattem en Hattemerbroek liggen in dit gebied. Het gebied is ruim 3.000 ha groot en bestaat uit hoge bosgronden van het Veluwemassief in het zuiden, die na een smalle overgangszone overgaan in het poldergebied. De cultuurgronden in het poldergebied bestaan grotendeels uit venige en kleiige gronden die onder invloed van de rivier zijn ontstaan. Vanuit de overgangszone en het poldergebied wordt het overtollige water via gemaal Antlia afgevoerd naar de IJssel. Het poldergebied wordt permanent bemalen. In de polder Hattem treedt kwel op vanuit de hoge gronden waardoor de inlaatbehoefte vanuit de IJssel klein is. De sprengen op het landgoed Molecaten voeren het water via de Molecatensebeek en de waterpartijen in de kern
Hattem af naar het poldergebied. De waterbeheersing in het poldergebied is verbeterd in het kader van de ruilverkaveling HattemWezep (omstreeks 1970). Het poldergebied heeft functie I (water voor landbouw) en wordt tegen hoogwater beschermd door de dijk langs de IJssel. Het is aangemerkt als waardevol weidevogelgebied. Door het poldergebied is een ecologische verbindingszone geprojecteerd van het model kamsalamander. De kernen Hattem en Wezep breiden zich uit in de richting van het poldergebied. De waterbodems van een aantal waterpartijen in Hattem zijn ernstig verontreinigd. Tussen Wezep en Hattem wordt in de hoge gronden drinkwater gewonnen. Het afvalwater uit het gebied komt via de r.w.z.i. Hattem in de IJssel.
Specifieke maatregelen stroomgebied Hattem 2
Watersystemen Peilbeheer 1 Herziening peilbesluit Polder Hattem 2 Aanpassingen gemaal Antilia
Waterketen (A) Optimalisatiestudie afvalwatersystemen (B) Uitbreiding r.w.z.i. Hattem (C) Opstellen waterplan Hattem (B) Overdracht stedelijk water Hattem
1
r.w.z.i. Hattem (A,B)
HATTEMERBROEK (A) Overig
HATTEM (A,C,D)
Grondwateronttrekking Landgoed Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
WEZEP (A)
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04
pag. 44
Stuw in poldergebied In de planperiode zullen in het stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart (2002 en 2003). Beheer en onderhoud waterlopen • voor het poldergebied zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld. (uitvoering 2002); • de A-watergangen in het poldergebied worden hermeten. Waar nodig worden ze gebaggerd en zo mogelijk natuurvriendelijk of extra verbreed ingericht.
Sanering waterbodems we saneren in de planperiode de verontreinigde waterbodems in de kern Hattem.
•
Rioleringsbeleid samen met de gemeente voeren we de OAS-studie r.w.z.i. Hattem uit (2002-2004); • opstellen plan waterkwaliteitsspoor in samenwerking met de gemeenten (2005).
•
Zuivering afvalwater binnen de planperiode start de uitbreiding van de r.w.z.i. Hattem. Mogelijk zal naast uitbreiding van de hydraulische capaciteit ook de biologische zuiveringscapaciteit worden vergroot. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van de OAS-studie.
• Stedelijk water samen met de gemeente Hattem stellen we een waterplan op, waarin tevens de overdracht van de waterpartijen zal worden beschreven (planvorming 2004); • samen met de gemeenten Hattem en Oldebroek zal het afkoppelen planmatig worden aangepakt (2004).
•
Peilbeheer gemaal Antlia wordt bouwkundig en elektromechanisch gerenoveerd (2002 en 2003); • het peilbesluit voor de polder Hattem zal na een evaluatie worden herzien (2005); • de keermiddelen worden aangepast aan de veiligheidseisen.
•
Waterkeringen in de planperiode worden de legger en het beheersregister gecompleteerd zodat in 2005 een volledige toetsing kan plaatsvinden; • voor de IJsseldijken stellen we een beheersplan op waarin het beleid ten aanzien van veiligheid, bebouwing, beplanting en beweiding wordt omschreven (2002). • Implementeren van het Hoogwater Informatie Systeem.
•
pag. 45
W
AT E R B E H E E R S P L A N
5.2.5 Stroomgebied Apeldoorns Kanaal en de Grift beken lozen op het Apeldoorns Kanaal. De Grift komt ter hoogte van Heerde in het vijfde pand van het Apeldoorns Kanaal. Ten zuiden van Apeldoorn voeden de Zwaanspreng, Kayersbeek, Oosterhuizerspreng, Vrijenbergspreng/Veldhuizerspreng en de Rijksbeek te Loenen, ook wel de Oude Beek te Loenen genoemd, het eerste pand van het Apeldoorns Kanaal. De overige watergangen ten zuiden van Apeldoorn kruisen het Apeldoorns Kanaal. In het gebied is het herinrichtingsproject Epe-Vaassen West opgestart. Het rioolwater van de kernen Wapenveld en Heerde wordt gezuiverd op de r.w.z.i. Heerde en geloosd op de IJssel; het rioolwater van de kernen Epe en Oene wordt op de r.w.z.i. Epe gezuiverd en via de Dorpsbeek op de Grift geloosd. De r.w.z.i. Apeldoorn verwerkt het rioolwater van de kernen Apeldoorn, Emst, Vaassen, Wenum-Wiesel, Hoog Soeren, Hoenderloo, Beekbergen, Loenen en Oosterhuizen. Het effluent wordt via de IJsselleiding op de IJssel geloosd.
Dit stroomgebied wordt gevormd door de oostelijke flank van het Veluwemassief en is ca. 21.000 ha groot. In de voorlaatste ijstijd vormde het Scandinavische ijs dat door het IJsseldal gleed de Veluwse stuwwal. In de laatste ijstijd ontstonden vanaf de Veluwe smeltwaterdalen waarlangs het smeltwater richting IJssel stroomde. Van noord naar zuid passeert men smeltwaterdalen en zandrichels. Het regenwater dat in het hoge gebied van de Veluwe infiltreert, komt als kwelwater tussen het droge gebied en het Apeldoorns kanaal weer te voorschijn. Op de grens van droog en nat ontstonden de woonkernen van Hattem, Wapenveld, Heerde, Epe, Emst, Vaassen, Wenum en Apeldoorn. Kenmerkend en waardebepalend voor het gebied ten westen van het Apeldoorns Kanaal is de overgang van de Veluwe naar een natuurlijk cultuurlandschap met sprengen, beekdalen en kwelgebieden. Langs de rand van het Centraal Veluws Natuurgebied ligt er een sterk accent op natuurbehoud en –ontwikkeling. (Functie IV-gebied; water voor landbouw en kwelafhankelijke land- en waternatuur). Ten westen van het kanaal is er een verwevenheid van landbouw en natuur (Functie II; water voor landbouw en niet-kwelafhankelijke natuur). Grote delen van het gebied zijn als verdroogd aangemerkt. De sprengen en beken in het gebied zijn grotendeels aangewezen als wateren van het hoogste ecologische niveau. De overige beken hebben de functie waardevolle waternatuur. De beken die door de dorpskernen stromen en vervuild kunnen worden door overstorten, voeren af naar de Grift; de "schone"
Onder voorzitterschap van de provincie is gezamenlijk met de kanaalgemeenten en het waterschap een Ontwikkelingsvisie Apeldoorns Kanaal opgesteld. De visie kent een dubbele doelstelling: verbeteren van het watersysteem en behouden van de cultuurhistorie. Als onderdeel hiervan wordt voor de planperiode een watersysteemverkenning uitgevoerd. Dit zal leiden tot aanpassingen in de waterverdeling tussen Grift en kanaal. Zeker ten aanzien van het watersysteem zal deze visie voor ons richtinggevend zijn.
Specifieke maatregelen stroomgebied Apeldoorns Kanaal Watersystemen Beekherstel 1 Cluster Wenumse beken 2 Cluster Emster beken 3 Cluster Apeldoornse beken 4 Cluster Vaassense beken 5 Grift
HEERDE
Oene 6 8 5
Waterbodemsanering 6 Grift 7 Apeldoorns Kanaal 8 Eperbeken 9 Hattemse Molenbeek 10 Apeldoorns Kanaal
Waterketen 2
(A) Optimalisatiestudie afvalwatersystemen Heerde en Epe
Emst
(B) Waterplan Apeldoorn (C) Overdracht oppervlaktewater Apeldoorn 2 7
9
4
VAASSEN
4
1 1 1
r.w.z.i. Apeldoorn
Hoog Soeren 3
3
APELDOORN (B,C) 3
Oosterhuizen Beekbergen
pag. 46
Overig Grondwateronttrekking Landgoed Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
4
In de planperiode zullen in het stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart. (2002 en 2003) Beheer en onderhoud waterlopen voor de sprengen en beken in het gebied zal in 2004 een onderhoudsplan worden opgesteld. Het plan wordt afgestemd op de functies van het gebied en de watergangen.
•
Herstelplan Vrijenbergerspreng,Veldhuizerspreng, Oosterhuizerspreng, Kayersbeek en Zwaanspreng De planvorming is in 2001 opgestart; de uitvoering van het plan kan in 2004/2005 plaatsvinden. Het accent bij de uitvoering zal liggen op verdrogingsbestrijding, behouden cultuurhistorische waarden en recreatie.
•
Herstelplan Vaassense beken In 2002 en 2003 stellen we voor de cluster Vaassense beken een beheers- en onderhoudsplan op. Het plan wordt in 2005 uitgevoerd. De Vaassense sprengen hebben vooral in de bovenlopen hoge ecologische waarde en cultuurhistorische waarde over het gehele stroomgebied.
•
Herstelplan Apeldoornse beken Ook in 2002 en 2003 moet een herstelplan voor de Apeldoornse beken opgesteld worden. De beken kunnen als bovenlopen van de Grift in het stedelijk gebied worden beschouwd. Een dergelijk plan is dan ook nauw verbonden met de mogelijkheden die zich in het centrum van Apeldoorn aanbieden. Bij de uitvoering van dit plan sluiten we zoveel mogelijk aan bij de renovatieplannen in het centrum van Apeldoorn.
•
Beekherstelprogramma Herstelplan Wenumse beken In 2003 starten we met het herstelplan voor de Wenumsebeken. Als onderdeel van het plan zullen waarschijnlijk migratievoorzieningen met de Grift worden gerealiseerd. Vooral in de Wenumse beek willen we de ernstige bodemverontreiniging saneren samen met het uitvoeren van het herstelplan.
•
•
Herstelplan Emster beken De planvorming start in 2004. Specifieke aandachtspunten hier zijn verdroging, wateroverlast, saneren waterbodems en de overstort in Emst.
Sprengkop
pag. 47
W
AT E R B E H E E R S P L A N
•
Herstelplan de Grift Als de beken die op de Grift afvoeren zijn hersteld, kan een herstelplan voor de Grift zelf opgesteld worden (2003 en 2004). Dit plan moet nauw afgestemd worden met de "visie Apeldoorns Kanaal", de vorderingen die gemaakt zijn bij het saneren van de waterbodem en de ontwikkeling van een Ecologische Verbindingszone langs de Grift (model kamsalamander/winde). In het stedelijk gebied van Apeldoorn maken we de Grift, in samenwerking met de gemeente, zoveel mogelijk weer zichtbaar.
Waterbodemsanering • Waterbodemsanering de Grift In het kader van de Wet bodem bescherming zal de Grift gesaneerd worden. Deze werkzaamheden moeten aansluiten bij het herstelplan de Grift en het inrichten van de Ecologische verbindingszone. Ook moeten de werkzaamheden aansluiten bij de visie Apeldoorns Kanaal.
Ecologische verbindingszone Ecologische verbindingszone de Grift Over de Grift is tot de woonkern van Apeldoorn een ecologische verbindingszone model kamsalamander en winde gepland. Voor zover het om lijnvormige, watergebonden elementen gaat, is Waterschap Veluwe de uitvoerende instantie. De planvorming start in 2003. In de woonkern van Apeldoorn is over de Grift een ecologische verbindingszone model winde gepland. De uitvoering hangt nauw samen met het realiseren van de het tracé van de Grift in Apeldoorn en de watervoerendheid van dit tracé
•
•
Waterbodemsanering Apeldoorns Kanaal In 2003 starten we met de sanering van het Apeldoorns Kanaal. De planvorming start in 2001.
•
Waterbodemsanering stedelijk gebied In het stedelijk gebied van Apeldoorn wordt de waterbodem in de periode 2002-2006 gesaneerd.
•
Waterbodemsanering Eperbeken De waterbodems van de Eperbeken kunnen waarschijnlijk niet gesaneerd worden gelijktijdig met de uitvoering van het herstelplan. De waterbodemsanering zal in 2002 afgerond worden.
Rioleringsbeleid Dimensioneringsuitgangspunten, optimalisatiestudie en waterkwaliteitspoorbenadering Epe In 2005 zal voor het rioolstelsel dat afvoert naar de r.w.z.i. Epe een optimalisatiestudie voor het afvalwatersysteem plaatsvinden. Deze studie moet de vraag beantwoorden naar de gewenste dimensionering van de uitbreiding van de installatie. • Uitvoeren maatregelen OAS-studie Apeldoorn (w.o. aanpakken problematiek schoonwaterlozingen). Op basis van de OAS-studie worden maatregelen geformuleerd. In samenwerking met de gemeente voeren we die in de planperiode uit. • Waterkwaliteitsspoor De optimalisatiestudie geeft ook aanknopingspunten voor de waterkwaliteitsspoorbenadering. In overleg met de gemeente zullen de maatregelen in 2002-2004 worden opgesteld. • Optimalisatiestudie Heerde Voor de r.w.z.i. Heerde en het rioolstelsel wordt in 2005 een optimalisatiestudie gedaan.
•
Waterbodemsanering Hartense Molenbeek Deze waterbodemsanering zal in 2002 en 2003 plaatsvinden.
•
Landinrichting • Voor het landinrichtingsproject Epe-Vaassen West wordt een plan van aanpak opgesteld. Stedelijk water • Overdracht stedelijk water Met de gemeente Apeldoorn gaan we afspraken maken over onderhoud, saneren van waterbodems en eigendomsoverdracht van het stedelijk water. • Gemeentelijke waterplannen In nauw overleg met de gemeenten zullen per gemeente waterplannen gemaakt worden. Dit plan zal voor Apeldoorn in 2002 afgerond worden.
pag. 48
•
Zuivering afvalwater De uitbreiding van de hydraulische en de biologische zuiveringscapaciteit van de r.w.z.i Apeldoorn zal in de planperiode afgerond worden.
5.2.6 Stroomgebied Noordelijke IJsselvallei Dit is het gebied tussen het Apeldoorns Kanaal en de IJssel. De zuidgrens ligt bij Klarenbeek. Het wordt beschermd door de IJsseldijk. De kernen Apeldoorn-Oost, Klarenbeek, Gietelo, Bussloo, Posterenk, Wilp, De Hoven (Deventer), Twello, Terwolde, Teuge, Oene en Veessen liggen in dit gebied. De totale oppervlakte bedraagt ca. 22.000 ha en bestaat voor het overgrote deel uit cultuurgronden. Nabij Klarenbeek en rond Twello bevinden zich een groot aantal landgoederen. Het gebied tussen Klarenbeek en Twello kenmerkt zich door een aantal zandruggen, afgewisseld door watergangen die uitmonden in het toevoerkanaal bij Terwolde. Het gebied tussen Twello en Wapenveld wordt gekenmerkt door zuid-noord gerichte stroomruggen en komgronden die onder invloed van de rivier zijn ontstaan. Hier liggen een aantal weteringen parallel aan elkaar, die samen met het toevoerkanaal het hoofdsysteem van de afwatering vormen. Bij lage rivierstanden kan het gehele gebied bij Wapenveld vrij lozen naar de IJssel. Bij grote afvoeren en bij hoge rivierstanden wordt het gebied bemalen door gemaal Veluwe in Wapenveld en door gemaal mr. A.C. Baron van der Feltz in Terwolde. In het gebied komt enige kwel voor vanuit het Veluwemassief. Tijdens hoogwaterperioden is er sprake van kwel vanuit de rivier en bij laag water vindt wegzijging plaats naar de rivier. Watertekorten in de weteringen kunnen in dat geval via het toevoerkanaal aangevuld worden door inlaat vanuit de IJssel. De waterbeheersing is door de ruilverkavelingen Heerde-Twello en door verbeteringswerken landbouwkundig
Specifieke maatregelen stroomgebied Noordzijde IJssel
Gemaal Veluwe
4
Wapenveld
Watersystemen Stedelijk water 1 Aanleg en inrichting watersystemen Apeldoorn-Oost en Twello
4
Heerde
4
2 Aanpak wateroverlast Twello en Oene
3
Peilbeheer 3 Automatisering stuwen weteringen 4 Hermeten en (her)inrichten watergangen
3 Veessen
Waterbodem 5 Sanering waterbodems Apeldoorn-Oost
3
Waterketen (A) Optimalisatiestudie afvalwatersystemen r.w.z.i. Terwolde
Epe Oene 2 3
verbeterd. Laaggelegen gebieden worden optimaal ontwaterd via onderbemalingen. Voor Epe-Vaassen Oost is een ruilverkaveling in voorbereiding. De IJsseldijken zijn recent op de vereiste sterkte gebracht. Vrijwel het gehele gebied is aangemerkt als functie I-gebied (water voor landbouw). Het gebied Woudhuis bij Apeldoorn en het Wapenvelderbroek kennen een verwevenheid van landbouw en natuur (functie II; water voor landbouw en niet-kwelafhankelijke natuur) en zijn lokaal verdroogd. Het Wapenvelderbroek en het Voorbroek bij Oene zijn bovendien waardevolle weidevogelgebieden. Langs de weteringen is een ecologische verbindingszone geprojecteerd van het model winde. Stedelijke uitbreiding vindt plaats in Apeldoorn-Oost en Twello. Van de waterbodems in Apeldoorn-Oost is een flink aantal ernstig verontreinigd. Voor een deel is dit van natuurlijke aard (arseen). Drinkwaterwinning vindt plaats nabij Twello. De r.w.z.i. Terwolde behandelt het afvalwater van de kernen Gietelo, Bussloo, Posterenk, De Hoven(Deventer), Klarenbeek, Teuge, Terwolde, Twello, Wilp en Voorst. Het afvalwater van de kernen Oene en Veessen wordt gezuiverd op respectievelijk de r.w.z.i. in Epe en Heerde. Het afvalwater van Apeldoorn-Oost gaat naar de r.w.z.i. in Apeldoorn en via een transportleiding naar de IJssel bij Terwolde.
3 3
Overig
Nijbroek
Vaassen Terwolde
Gemaal AC Baron v/d Feltz
3
Deventer
3 3
Grondwateronttrekking Landgoed Rioolwaterzuiveringsinstallatie Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
1 Teuge
Twello 2 1
5
Wilp Posterenk
Apeldoorm
Bussloo 5
1
Klarenbeek
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04 02•02•006
pag. 49
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Terwoldse Wetering In de planperiode zullen in dit stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden getroffen: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart (2002 en 2003).
• •
Beheer en onderhoud waterlopen • voor het landelijk gebied zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld, afgestemd op de functies (2003); • de A-watergangen worden hermeten. Zonodig worden ze gebaggerd en waar mogelijk natuurvriendelijk of extra breed ingericht (2003).
Ecologische verbindingszone de planvorming voor de ecologische verbindingszones langs de weteringen wordt in de planperiode opgestart (2004).
•
Sanering waterbodems in de planperiode worden de resterende, ernstig verontreinigde waterbodems in de wijken De Maten en Zevenhuizen in nauw samenwerking met de gemeente Apeldoorn gesaneerd (2002-2005).
Peilbeheer • voor de planperiode zal op grond van het peilbesluit Terwolde in het weidevogelgebied met functie II nader onderzoek plaatsvinden. Zonodig zal het peilbesluit gedeeltelijk worden herzien (2002); • automatiseren van de stuwen ten behoeve van de optimalisatie van het peilbeheer (2002, 2003 en 2005); • uitvoeren maatregelen t.a.v. de natte landnatuur in het peilbesluitgebied Terwolde (2004 en 2005).
•
Landinrichting • voor het landinrichtingsgebied Epe-Vaassen-Oost stellen we in de planperiode een plan van aanpak op.
•
Stedelijk water • samen met de gemeente Apeldoorn maken we een waterplan waarin tevens het onderhoud zal worden vastgelegd (2002);
pag. 50
aanleggen en inrichten van waterpartijen in stedelijke uitbreidingen in Apeldoorn, Zutphen (De Hoven) en Twello zal in samenwerking met de gemeenten plaatsvinden (2003-2005); de wateroverlast rond het stedelijk gebied van Twello en Oene zal opgelost worden (2002).
Rioleringsbeleid uitvoeren OAS-studie r.w.z.i. Terwolde.(2002-2004)
•
Waterkeringen in de planperiode worden de legger en het beheerregister gecompleteerd. In 2005 kan dan een volledige toetsing plaatsvinden; • voor de IJsseldijken stellen we een beheersplan op waarin het beleid ten aanzien van veiligheid, bebouwing, beplanting en beweiding wordt uitgewerkt (2002); • implementeren Hoogwater Informatie Systeem.
5.2.7 Stroomgebied Zuidelijke IJsselvallei de vereiste sterkte. Het gebied kent een grote verwevenheid van landbouw en natuur. Langs de rand van het Veluwemassief ligt het accent op de ontwikkeling van natte natuur (functie IV; water voor landbouw en kwelafhankelijke land- en waternatuur). De sprengenbeken in dit gebied zijn aangewezen als water van het hoogste ecologische niveau. In dit gebied is matige verdroging geconstateerd. Het Soerensebroek, het Leusveld en de Empe en Tondense heide zijn gebieden van het hoogste ecologische niveau (functie V). De landgoederenzone is aangewezen als functie III-gebied (water voor landbouw en kwelafhankelijk landnatuur). Een aantal beken die door deze gebieden stromen zijn aangewezen als waardevolle wateren. Het gebied tussen Klarenbeek en Voorst is aangewezen als functie II-gebied (water voor landbouw en niet-kwelafhankelijke landnatuur). In de landgoederenzone en in het gebied tussen Klarenbeek en Voorst is lokale verdroging opgetreden. Tussen Eerbeek en de IJssel is een ecologische verbindingszone geprojecteerd van het model winde. Stedelijke uitbreiding vindt voornamelijk plaats in Eerbeek, Brummen en Zutphen (De Hoven). De waterbodems van een aantal waardevolle beken en enkele waterpartijen in Brummen zijn ernstig verontreinigd. De r.w.z.i. Brummen zuivert het afvalwater uit de kernen Brummen, Eerbeek, Laag Soeren, Hall, Leuvenheim en Zutphen (De Hoven). Loenen en Beekbergen zijn aangesloten op de r.w.z.i. in Apeldoorn. Het gezuiverde water komt in beide gevallen in de IJssel.
Tot dit stroomgebied behoort het gebied tussen Klarenbeek en Beekbergen in het noorden en Dieren in het zuiden. Het is ca. 22.000 ha groot. Het gebied wordt beschermd tegen hoogwater door de dijk langs de IJssel. Het Apeldoorns Kanaal loopt als opgeleide watergang dwars door het gebied. Dit kanaal wordt onder andere gevoed door de Oosterhuizer- en Vrijenbergerspreng. De kernen Beekbergen, Loenen, Eerbeek, Laag Soeren, Hall, Brummen, Leuvenheim, Zutphen (de Hoven) en Voorst liggen in dit gebied. Het gedeelte ten westen van het Apeldoorns Kanaal bestaat hoofdzakelijk uit hoge bos- en heidegronden van het Veluwemassief. Het overige deel wordt gekenmerkt door oost-west gerichte dekzandruggen die afgewisseld worden door beekdalen. Droge en natte kwelrijke gronden (moerige gronden en beekeerdgronden) wisselen elkaar af. Van Brummen tot Voorst ligt een zone met veel landgoederen. Bij Cortenoever en bij Voorst liggen echte kleigebieden met veel reliëf die gevormd zijn onder invloed van de rivier. Het landschap is er open en grootschalig van karakter. De afwatering vindt plaats via de beken en watergangen richting IJssel. Bij lage rivierstanden is vrije lozing mogelijk. Bij hoge rivierstanden pompen de gemalen in Leuvenheim, Cortenoever en Middelbeek het water naar de IJssel. Inlaat van water vindt niet plaats en door de grote helling is peilbeheer door conservering met behulp van stuwen beperkt mogelijk. In het gebied wordt de ruilverkaveling Brummen-Voorst in de planperiode afgerond. De verbetering van de IJsseldijken is recent afgesloten en de dijk voldoet aan
Specifieke maatregelen stroomgebied Zuidelijke IJsselvallei Watersystemen Peilbeheer 1 Renovatie gemalen Cortenoever en Leuvenheim
Apeldoorn Gemaal Middelbeek
Beheer en onderhoud 2 Heimeten A-watergangen Beekherstel 3 Soerense beek 4 Eerbeekse beek 5 Vrijenbergerspreng 6 Veldhuizerspreng 7 Oosterhuizerspreng
Voorst Klarenbeek Beekbergen 7
Landinrichting 8 Herinrichting Voorsterbeek 9 Herinrichting Zilversebroekbeek
8
De Hoven
11
6
Zutphen 9 10
1
5
Waterbodemsanering 10 Eerbeeksebeek en Voorstondensebeek Stedelijk water 11 Inrichting watersystemen (Brummen, Eerbeek en Zutphen)
Gemaal Cortenoever
Waterketen
Loenen 10
(A) Uitbreiding r.w.z.i. Brummen
Hall
Eerbeek 11
Overig
RWZI Brummen
4
Brummen (A) 11 Laag Soeren 3
1
Gemaal Leuvenheim
Grondwateronttrekking Landgoed A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
Leuvenheim
Dieren Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04 02•02•008
pag. 51
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Oekense Beek In de planperiode zullen in dit stroomgebied de volgende maatregelen en plannen worden uitgevoerd: Planvorming • voor dit stroomgebied brengen we op basis van een watersysteemanalyse het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart (2002 en 2003). Beheer en onderhoud waterlopen • voor het landelijk gebied zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld, afgestemd op de functies (2004); • de A-watergangen worden hermeten en zonodig gebaggerd (2005 e.v.). Beekherstel • Soerense beek Doel is de watervoerendheid en de cultuurhistorische waarden te versterken (planvorming 2002, uitvoering 2003 en 2004). • Eerbeekse beek De specifieke uitgangspunten zijn opheffen, overkluizingen, behoud cultuurhistorie en saneren waterbodems (planvorming 2005). Landinrichting • de ruilverkaveling Brummen-Voorst wordt in de planperiode afgesloten (2002, 2003) inclusief de herinrichting van de Voorsterbeek en Zilvensebroekbeek. Stedelijk water • aanleggen en inrichten van waterpartijen in het stedelijk gebied zal in samenwerking met de gemeenten plaatsvinden.
pag. 52
Ecologische verbindingszones de planvorming voor de ecologische verbindingszone Eerbeek-IJssel zal in de planperiode (2004) opgestart worden. (uitvoering vanaf 2005).
•
Sanering waterbodems de waterbodems en de oevers van de Eerbeekse en de Voorstondense beek zullen gesaneerd worden. Dit combineren we met het beekherstel van de Eerbeekse beek. (2004, 2005).
•
Peilbeheer de gemalen Cortenoever en Leuvenheim worden gerenoveerd en de keermiddelen aangepast (2003, 2004, resp. 2004, 2005).
•
Rioleringsbeleid uitvoeren maatregelen voortkomend uit OAS-studie Brummen in samenwerking met de gemeenten (2002, 2003); • opstellen plan waterkwaliteitsspoor in samenwerking met de gemeenten (2003).
•
Waterkeringen in de planperiode zullen de legger en het beheersregister gecompleteerd worden. In 2005 kan dan een volledige toetsing plaatsvinden; • voor de IJsseldijken wordt een beheersplan opgesteld waarin het beleid ten aanzien van veiligheid, bebouwing, beplanting en beweiding wordt uitgewerkt (2002); • implementeren Hoogwater Informatie Systeem.
•
5.2.8 Buitendijkse gebieden Voorgestelde maatregelen en plannen in de planperiode zijn:
De uiterwaarden van de IJssel vormen een karakteristiek en in hoofdzaak door de rivier bepaald landschap. Het gebied is reliëfrijk met geulen en ruggen en wordt vooral in de wintermaanden regelmatig overstroomd door de rivier. De totale grootte van de uiterwaarden bedraagt ca. 3.000 ha. Tot de uiterwaarden behoren een aantal buitenpolders waarvan de Hoenwaard bij Hattem en de Wilpse Kleipolder de belangrijkste zijn. De overstromingskans van de Hoenwaard en de Wilpse Kleipolder is door de aanwezigheid van forse kaden veel geringer dan voor de rest van het uiterwaardengebied. De uiterwaarden zijn nog grotendeels in gebruik als cultuurgrond. Het aandeel dat in beheer is bij natuurbeschermingsorganisaties groeit echter gestaag. Dit ligt in de lijn met de toegekende functie II (water voor landbouw en niet-kwelafhankelijke landnatuur) en de aanwijzing als relatienotagebied. In het kader van de nota Ruimte voor Rijntakken ligt het voor de hand dat in de uiterwaarden het accent nog meer verschuift in de richting van natuurbeheer. De uiterwaarden zijn ook aangewezen als waardevolle weidevogelgebieden. De buitenpolders ten noorden van Hattem, de Hoenwaard, de Wilpse Kleipolder en de Hoven bij Zutphen worden bemalen. De buitenpolders bij Hattem en de Hoenwaard zijn als lokaal verdroogd aangemerkt. Bebouwing is vrijwel niet aanwezig en voor zover dat wel het geval is, is er gebouwd op stroomruggen of terpen.
Planvorming • Voor de polders in dit stroomgebied schrijven we een visie op basis van een watersysteemanalyse, die het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (G.G.O.R.) in kaart brengt (2002 en 2003). Beheer en onderhoud waterlopen • Voor de A-watergangen zal een maaionderhoudsplan worden opgesteld (2005). Peilbeheer • Het gemaal Hoenwaard wordt in de planperiode gerenoveerd (2005). Waterkeringen • De kade langs de Hoenwaard is instabiel waardoor bij elke overstroming afkalving ontstaat. Het gedeelte tussen de Jaagpadbrug en de Hoenwaardsebrug wordt in de planperiode verstevigd (2003).
Specifieke maatregelen stroomgebied Buitendijk
DEVENTER
Watersystemen 1 kade Hoenwaard 2 renovatie gemaal Hoenwaard
TWELLO ZWOLLE
Wilpse
WILP
Kleipolder
HATTEM
1
Hoenwaard
Overig Grondwateronttrekking Landgoed Begrenzing landinrichting Harderwijk-Elburg A-watergangen Grens stroomgebied Wegen Bebouwd gebied Landbouw Bos, heide en zandverstuiving
2
DE HOVEN
ZUTPHEN
WAPENVELD
Steenkstraat 10 Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn [T] (055) 527 29 11 [F] (055) 527 27 04 02•02•004
pag. 53
W
AT E R B E H E E R S P L A N
pag. 54
6 Instrumentarium Om de beleidstaken uit te voeren beschikt het waterschap over een aantal instrumenten. Een deel van die instrumenten, zoals vergunningen, heeft een wettelijke basis. Van belang daarvoor zijn o.a. de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (W.V.O.), de Wet milieubeheer (Wm), de Wet bodembescherming, de Waterstaatswet 1900 en de Wet op de waterkering. Tevens heeft het waterschap zijn eigen verordening: de Keur. Het waterschap stelt beheers- en onderhoudsplannen op voor het onderhouden van watergangen. Waar nodig gaat het waterschap aparte overeenkomsten aan, zoals aan- en afhaakovereenkomsten, samenwerkingsovereenkomsten, jacht- en pachtovereenkomsten, etc.
6.1 Vergunningverlening Het waterschap kan vergunningen afgeven op basis van de Wvo, de Keur, lozingenbesluiten en de Wet milieubeheer. Landelijk beleid en maatschappelijke ontwikkelingen vormen hierbij het uitgangspunt. We volgen deze ontwikkelingen en vertalen ze naar regionale doelstellingen en mogelijke belangen en gevolgen voor het waterschap. Eenduidig omschreven beleid en een goed vergunningenbestand zijn van belang om hoogwaardige producten te kunnen leveren. Wij erkennen dat een efficiënte afhandeling van de aanvragen hierbij van groot belang is. De vergunningen voor het lozen òp en winnen vàn oppervlaktewater zijn gebaseerd op de Wet op de waterhuishouding en de Keur van Waterschap Veluwe 1997. De ontheffingen voor activiteiten in of nabij watergangen en waterkeringen zijn eveneens gebaseerd op de Keur. In de planperiode zullen we beleidsregels uitwerken. Ten aanzien van waterkeringen is hiertoe reeds een aanzet gegeven. We streven naar zoveel mogelijk algemeen geldende regels, waardoor het aantal afzonderlijke ontheffingen vermindert. Alle directe lozingen op oppervlaktewater en indirecte lozingen van bedrijven vallen onder de werkingssfeer van de Wvo. In de planperiode verwachten wij meer duidelijkheid over de gevolgen van de Europese kaderrichtlijn water. Verder treedt een verschuiving op van puntbronnen naar diffuse bronnen. Uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie blijkt dat men het begrip lozing zeer ruim interpreteert. De gevolgen hiervan zullen in de planperiode duidelijk worden. De tendens om voor bepaalde categorieën van lozingen te komen tot algemene regels zet zich door. Inmiddels is begonnen met de gebiedsgerichte uitvoering van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Waar nodig geven we prioriteit aan nadere eisen bij kwetsbare wateren. Bij bedrijven begint de milieuzorg vorm te krijgen in bedrijfsinterne milieuzorgsystemen en bedrijfsmilieuplannen; ook milieujaarverslagen spelen hierbij een rol. De komende jaren zijn meer vergunningen op hoofdzaken te verwachten. Tevens leggen we meer nadruk op de ketenbenadering (preventie – hergebruik – verwerking van stoffen). Als uitvloeisel van de Europese richtlijn IPPC worden in Europees verband beschrijvingen gemaakt van de best available technology (bat) per bedrijfstype. Deze dienen als basis voor de vergunningen aan bedrijven. In de planperiode gaan we prioriteit geven aan het aanpassen van deze vergunningen.
pag. 55
W
AT E R B E H E E R S P L A N
6.2 Handhaving
Een ander punt van aandacht vormen aansluit- en overstortvergunningen voor gemeenten. Hier is een duidelijke relatie met gemeentelijke rioleringsplannen en afvalwatersysteemstudies. In samenhang hiermee zullen we overstortvergunningen actualiseren. Mede met het oog op verdrogingsbestrijding wordt ontwateringsbeleid ontwikkeld. We hebben met name aandacht voor een minder snelle afvoer van water uit bepaalde gebieden en beperking van drainage. In de planperiode is landelijk beleid te verwachten ten aanzien van lozingen met een geringe milieurelevantie (ondergrensbeleid). Vooruitlopend hierop geven we vergunningen voor dergelijke lozingen een lage prioriteit.
Medewerkers van het waterschap handhaven met name rechtsregels en voorschriften op milieugebied, waarbij we bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen achter de hand hebben. Meestal gebeurt dit op basis van de Keur en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren c.a. Jaarlijks stellen we een controleprogramma vast, waarin per vergunningbedrijf wordt bepaald hoe vaak er een Wvo-controle wordt uitgevoerd. Handhaving is een onmisbare schakel in de reguleringsketen. Een algemeen uitgangspunt is dat we de beschikbare middelen voor handhaving efficiënt en effectief moeten inzetten en dat een adequaat niveau van handhaving moet worden bereikt. Natuurlijk controleren we of het beleid ook wordt uitgevoerd en de gestelde wetten en regels daadwerkelijk worden nageleefd. Het Openbaar Ministerie (OM) zond 1999 het document ‘Strategie en milieu’ aan de handhavingpartners. Het OM stelt dat het in hoofdzaak overtredingen van zogenaamde kernbepalingen zal vervolgen. In 2001 verwachten we de nieuwe CIW-nota ‘Landelijke nota handhaving Wvo; een kwestie van kunnen, willen en doen’. Die nota biedt voor alle waterkwaliteitsbeheerders een goede basis om gezamenlijk en op een eenduidige wijze te handhaven. Er treedt een verschuiving op van individuele vergunningen naar algemene regels. Voor de glastuinbouw en huishoudelijke lozingen zijn deze algemene regels reeds in werking getreden, zij het dat de voorschriften gefaseerd van kracht worden. Op 1 maart 2000 is het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (LOV) van kracht geworden. Binnen het beheersgebied van Waterschap Veluwe leggen we bij de uitvoering van het LOV in eerste instantie de nadruk op de bescherming van de waardevolle waternatuur. Dit betekent dat agrariërs en percelen in de stroomgebieden van oppervlaktewateren met een hoge ecologische doelstelling als eerste worden bezocht.
pag. 56
Meer en meer bedrijven maken milieubeheer actief tot een onderdeel van de proces- en bedrijfsvoering. Handhaving dient zich hierop te gaan richten. De vergunning zal zich meer op hoofdzaken concentreren. Bij handhaving van de de W.V.O.-vergunningen zal het accent verschuiven van frequente effluentcontroles naar een meer administratieve controle van de milieuboekhouding. Toezicht en handhaving zullen zich tegelijkertijd meer moeten concentreren op de "achterblijvers" en diffuse verontreinigingen. Ze zullen steeds meer het karakter krijgen van een integrale doorlichting van de bedrijfsorganisatie en bedrijfsprocessen. Behalve over kennis van milieuwetgeving en milieutechniek, zal de handhaver ook over vaardigheden op het vlak van boekhouding en administratieve bedrijfsprocessen moeten beschikken. Binnen het beheersgebied van Waterschap Veluwe vindt men drie samenwerkingsverbanden op handhavinggebied: de regio Apeldoorn, de regio IJsselstreek (gemeenten Voorst en Brummen) en de regio
ISV (Noord Veluwe). Iedere regio stelt zijn eigen lange termijn doelstellingen en werkt projecten uit. Voor projecten waarin water het belangrijkste onderwerp is, zal Waterschap Veluwe trekker zijn. Waterschap Veluwe controleert reeds voor een aantal gemeenten indirecte lozingen. Uitvoeren van dergelijke controles past in de Visie 2010 van Waterschap Veluwe en leidt tot een adequatere handhaving van de milieuregelgeving. In de planperiode zal de samenwerking bij de controle van de indirecte lozingen dan ook worden vergroot. We benaderen alle gemeenten met het aanbod de indirecte lozingen tegen vergoeding te controleren. De Keur van Waterschap Veluwe bevat gebods- en verbodsbepalingen over waterkeringen, watergangen en kunstwerken. Als uitgangspunt bij de handhaving geldt de mate waarin de overtredingen de functie van de waterkeringen en watergangen aantasten, dan wel het onderhoud bemoeilijken of onmogelijk maken.
rioolwaterzuiverings installatie
pag. 57
W
AT E R B E H E E R S P L A N
6.3 Calamiteitenplan Het calamiteitenplan heeft tot doel, binnen de grenzen van het voorzienbare, regels vast te leggen en informatie te verstrekken over het optreden van Waterschap Veluwe bij rampen, calamiteiten en incidenten. Voor een waterschap is er geen wettelijke verplichting tot een rampenplan. Wij vinden het echter noodzakelijk een soortgelijk plan te hebben. Het calamiteitenplan biedt een kader voor het optreden van het waterschap bij rampen, calamiteiten en incidenten met betrekking tot het waterbeheer. Het plan is te karakteriseren als een organisatie-, waarschuwings- en afsprakenoverzicht. Een gedetailleerde invulling van de calamiteitenbestrijding vindt plaats in de calamiteitenbestrijdingsplannen. Deze plannen zijn aan te duiden als maatregelenplannen. De beschrijving van noodzakelijke acties bij bedreigende hoogwatersituaties langs de waterkering van de Ijssel, zijn niet opgenomen in dit plan. Ze zijn beschreven in de afzonderlijke plannen: • Intergemeentelijk rampenbestrijdingsplan Overstroming en dijkdoorbraak Dijkkring Oost-Veluwe (52); • Intergemeentelijk rampenbestrijdingsplan Overstroming en dijkdoorbraak Dijkkring 11, versie IJssel; • Hoogwaterbeveiliging en dijkbewaking (Waterschap Veluwe); • Wassend water (Rijkswaterstaat); • Provinciaal Coördinatieplan voor de Rampenbestrijding. Dit door de provincie in 1996 vastgestelde plan geldt voor hoogwatersituaties en gemeenteoverstijgende situaties. De genoemde plannen worden periodiek geactualiseerd. Tevens vinden periodiek oefeningen plaats om het plan te testen en de betrokkenen te trainen. Waterschap Veluwe is 24 uur per etmaal bereikbaar via een calamiteitennummer in combinatie met een wachtdienstregeling. Bij de afhandeling van klachten en meldingen ligt de prioriteit in eerste instantie bij het opheffen of beperken van de schade. In tweede instantie willen we de oorzaak achterhalen en een mogelijke dader vinden. Deze fase kan vrijwel direct ingaan na het bekend worden van de verontreiniging. Aan het verhalen van de schade wordt hoge prioriteit gegeven.
6.4 Financiële regelingen Waterschap Veluwe ontwikkelde de afgelopen jaren verschillende regelingen om beleid met financiele impulsen te ondersteunen. Aanhaak- en anti-afhaakregeling Soms is het afvalwater van bedrijven in het beheersgebied interessant om de biologische processen in de achterliggende rioolwaterzuiveringsinstallatie te stimuleren. Het beleid van Waterschap Veluwe is er op gericht om in die gevallen een contract met dat bedrijf aan te gaan. In het contract garandeert het bedrijf een aantal jaren zelf niet te gaan (voor)zuiveren en het onbehandelde afvalwater aan het waterschap te leveren. In ruil daarvoor krijgt het bedrijf een vergoeding. Zo wil het waterschap de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallaties optimaal benutten en kosten besparen. Subsidieverordening afkoppelen schoon verhard oppervlak van de riolering 1999 Bij de gangbare rioolstelsels wordt het meeste regenwater dat in het stedelijk gebied valt, via het rioolstelsel afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie. Er zijn mogelijkheden om te voorkomen dat het regenwater terechtkomt in het rioolstelsel (het wordt ‘afgekoppeld’). Dan is het water nog op een andere, zinvolle, manier te gebruiken. Ter stimulering van dit afkoppelen is de subsidieverordening ‘Afkoppelen schoon verhard oppervlak van de riolering 1999’ vastgesteld. Subsidieverordening ongewenste lozingen Waterschap Veluwe kent een stimuleringsregeling voor het beëindigen van ongewenste lozingen. Werken die ongewenste lozingen opheffen, dan wel reduceren, komen in aanmerking voor subsidie. Het moet daarbij wel gaan om lozingen op oppervlaktewateren waaraan een hogere waterkwaliteitsdoelstelling is toegekend. Subsidieverordening Recreatief medegebruik In het kader van de brede kijk wil Waterschap Veluwe het medegebruik door recreanten stimuleren van terreinen, wateren en objecten die een niet-recreatieve hoofdfunctie hebben. De subsidieverordening biedt de mogelijkheid een vergoeding aan te vragen voor bijvoorbeeld het aanleggen van vistrappen, voorzieningen om passage van afrasteringen mogelijk te maken, uitstapplaatsen voor kanoërs en het aanleggen van hengel- en visstijgers. Algemene subsidieverordening De Algemene subsidieverordening Waterschap Veluwe schetst de algemene voorwaarden waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen. Zo dienen de te subsidiëren activiteiten gericht te zijn op het beheersgebied, betrekking te hebben op een project binnen dat beheersgebied en moeten ze ten goede komen aan de ingezetenen. De Algemene subsidieverordening Waterschap Veluwe is verder uitgewerkt in specifieke subsidieverordeningen (zoals hierboven genoemd) en beleidsregels.
pag. 58
6.5 Actief grondbeleid Voor het realiseren van civieltechnische projecten, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van r.w.z.i.’s, het plaatsen van gemalen, of dijkverbetering en voor integrale projecten zoals beekherstel, anti-verdrogingsprojecten en ecologische verbindingszones is grond nodig. Grond in eigendom biedt de beste garantie om gerealiseerde werken in stand te houden, te beheren en te onderhouden, daarom heeft het aankopen van gronden op vrijwillige basis steeds de eerste prioriteit. Grond is schaars en vermindering van hun oppervlakte cultuurgrond is voor veel agrariërs een struikelblok. ‘Ruilgrond’ kan in die gevallen uitkomst bieden. Waterschap Veluwe voert daarom een actief grondbeleid in gebieden waar volgens het waterbeheersplan projecten gerealiseerd moeten worden. Voorafgaand aan de planvorming kopen we reeds gronden aan, zowel voor de realisatie van projecten, als voor grondruil of compensatie. Is verwerving niet mogelijk, dan wordt bij projecten die van wezenlijk belang zijn een overeenkomst inzake aanleg en instandhouding van werken aangeboden. De eigendomssituatie verandert in dit geval niet, alleen naar de aard wordt het onderdeel van het watersysteem. De instandhouding wordt door opname in de legger gewaarborgd en de eigenaar ontvangt een eenmalige schadeloosstelling. Er zijn ook eenmalige schadeloosstellingen ter compensatie van natschade bij anti-verdrogingsprojecten en bij meervoudig landgebruik (cultuurgrond en berging) Als laatste mogelijkheid zal, in uitzonderingsgevallen, onteigening worden toegepast.
6.6 Communicatie Waterschap Veluwe wil alle inwoners van het verzorgingsgebied optimaal informeren over en betrekken bij beleidsontwikkeling en uitvoering. Het is belangrijk dat een veelomvattend meerjarenplan als dit waterbeheersplan met instemming en begrip wordt ontvangen door alle belanghebbenden. Daarbij denken we aan overheden, belangengroepen, standsorganisaties, maar ook aan alle niet-georganiseerde burgers. De belangstelling voor het waterbeheersplan en de deelplannen zal variëren. Belangen en wensen van de verschillende groepen spelen daarin een rol. In eerste aanleg bieden we alle belangstellenden de gelegenheid op dit plan te reageren. Het plan komt in het waterschapshuis ter inzage te liggen, het wordt gericht toegezonden aan bij het waterschap bekende adressen en er komt een inspraakavond om met geïnteresseerden van gedachten te wisselen. Na de definitieve vaststelling van het plan zullen we steeds per project een passend communicatieplan uitwerken om alle betrokkenen over de invulling en uitvoering te informeren. De projectplannen worden ingepast in het jaarplan van de afdeling Communicatie van het waterschap, zodat ze steeds tijdig en in overleg met de verschillende projectleiders worden opgesteld. De verstrekte informatie omvat zowel de concreet voorgenomen activiteiten, als de achterliggende langetermijnvisie. Zo realiseren we heldere informatie, een open overlegstructuur en een maatschappelijk draagvlak rondom de projecten uit dit waterbeheersplan. Bij alle projecten vormt de nagestreefde identiteit van Waterschap Veluwe het kader waarbinnen de communicatie vorm krijgt. Alle in dit waterbeheersplan genoemde projecten hebben niet alleen een extern, maar ook een intern communicatieaspect. Ook daarvoor moet aandacht zijn. Het waterbeheersplan is een veelomvattend plan dat alle medewerkers aangaat. Realisatie van een concreet project is steeds voor de hele organisatie een feit om trots op te zijn. Interne communicatie over deze projecten zal dan ook in ieder communicatieplan worden betrokken.
pag. 59
W
AT E R B E H E E R S P L A N
6.7 Monitoring en rapportage Het hoofddoel van ons waterbeheer is het realiseren en vervolgens beheren van een veilig, duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Hierbij hoort een cyclisch werkproces, bestaande uit vier stappen: 1- Planvorming Alles staat of valt met een goed beleidsplan. Het integraal waterbeheersplan is hiervan een voorbeeld. Het beheersplan heeft een looptijd van 4 jaar. Het is gewenst om na 4 jaar een relatie te kunnen leggen tussen het gestelde doel, het bereikte resultaat en de ingezette middelen. Getracht is om in dit beheersplan de maatregelen zoveel mogelijk te kwantificeren. 2- Uitvoering In dit waterbeheersplan zijn veel voorgenomen activiteiten opgesomd die het waterschap in de planperiode wil gaan uitvoeren. 3- Monitoring Door het waterschap worden reeds geruime tijd veel metingen verricht om inzicht te krijgen in de toestand van het watersysteem. Hierbij onderscheiden we het reguliere meetnet dat de stand van zaken voor het hele beheersgebied volgt en aparte meetinrichtringen voor specifieke projecten, zoals een beekherstelproject of een waterbodemsanering.
Om de monitoring goed af te stemmen op dit waterbeheersplan zal het waterschap vóór 1 januari 2002, de ingangsdatum van het Waterbeheersplan Veluwe, een geactualiseerd meetnet ontwikkelen. Dit meetnet wordt afgestemd met andere beheerders (provincie, drinkwaterbedrijven, terreinbeheerders en gemeenten) en hun meetnetten. Zo kunnen we samen een zo optimaal mogelijk meetnet realiseren, waarmee een goed inzicht in de ontwikkeling van het gehele watersysteem (oppervlaktewater en grondwater) te krijgen is. Tevens moet zo de voortgang in de uitvoering van dit waterbeheersplan gevolgd en getoetst kunnen worden. 4- Evaluatie Momenteel wordt in opdracht van de gezamenlijke provincies (IPO) een integrale, uniforme evaluatie-/rapportagemethodiek ontwikkeld: de regionale watersysteemrapportage (RWSR). Vóór 1 oktober 2002 zal Waterschap Veluwe de RWSR-methodiek ook gebiedsgericht uitgewerkt hebben. De RWSR-rapportage moet in 2004 worden opgesteld. Mede op basis van deze evaluatierapportage zal een volgend waterbeheersplan opgesteld worden. Daarnaast gaan we regelmatig rapporteren over individuele projecten. Planperiode Om het rendement van de in dit waterbeheersplan opgenomen activiteiten na afloop te kunnen beoordelen zal het waterschap: • vóór 1 februari 2002, de ingangsdatum van dit plan, een geactualiseerd meetnet hebben ontwikkeld; • vóór 1 oktober 2002 de RWSR-methodiek volledig uitgewerkt hebben.
Planvorming (o.a.IWV) denken
doen
Evaluatie (o.a.RWSR)
Uitvoering
toetsen
volgen
Monitoring
pag. 60
7 Financiële consequenties Dit hoofdstuk geeft de financiële consequenties van de in dit waterbeheersplan opgenomen maatregelen. Hieronder zijn de totaal investeringen voor de verschillende thema’s opgenomen. Onder de tabel staat het verschil aan uitgaven tussen de kosten op basis van dit waterbeheersplan en de reeds geaccordeerde kosten uit de Meerjarenbeleidsbegroting 2001-2005 van Waterschap Veluwe. De kostenstijging is met name toe te schrijven aan meer activiteiten in het kader van verdrogingsbestrijding, diffuse bronnen, rioleringsbeleid en zuiveringstechnische werken. In deze tabel zijn niet opgenomen de bestaande subsidieregelingen van het waterschap waarvoor jaarlijks geld beschikbaar is.
Investeringen volgens Waterbeheersplan Veluwe 2002-2006 Bedragen in duizenden guldens Omschrijving
2002
2003
375
275
1.100
1.000
900
900
3.900
710
810
1.025
1.145
3.690
1.890
1.160
1.300
1.160
5.510
350
450
250
325
1.375
50
25
175
260
510
2.300
2.200
2.100
2.100
8.700
400
400
400
1.200
3.645
3.866
5.547
4.427
17.485
Diffuse bronnen
500
500
500
500
2.000
Rioleringsbeleid
550
550
750
750
2.600
78.000
61.000
19.800
0
158.800
1.350
1.450
1.300
1.450
5.550
90.820
73.686
34.047
13.917
212.470
14.025
12.836
11.067
- 7.338
33.590
Planvorming Beheer en onderhoud watergangen Beekherstel Verdrogingsbestrijding/optimalisatie peilbeheer Landelijk gebied Ecologische verbindingszones en natte natuur Stedelijk gebied Herprofileren/baggeren Waterbodems en baggerspecie
Zuiveringstechnische werken Waterkeringen
Totaal Toename Waterbeheersplan t.o.v. Meerjarenbeleidsbegroting 2001-2005.
2004
2005
Totaal 650
pag. 61
W
AT E R B E H E E R S P L A N
pag. 62
Bijlage 1: Begrippenlijst Afvoer Afvoercapaciteit
De hoeveelheid water die per tijdseenheid uit een gebied stroomt. De hoogste afvoer die onder een bepaalde omstandigheid een waterloop of kunstwerk kan passeren, meestal uitgedrukt in kubieke meters per seconde.
Afwatering
Transport van water via een waterlopenstelsel naar een lozingspunt van het afwateringsgebied van waar het water kunstmatig of onder vrij verval uit het gebied wordt geleid.
Afwentelen
Het ongevraagd aan anderen overdragen van problemen met aan- en afvoer van water, of de daarmee gepaard gaande kosten en bestuurlijke verantwoordelijkheid.
Basisniveau
Het minimumniveau waar alle watersystemen in de provincie aan moeten voldoen. Het basisniveau stelt eisen aan de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, de waterbodem en de kwantiteit (peil, stand, stroming).
Beheersgebied Berging
Bergingscapaciteit
Bronbemaling Bufferzone
Bijzondere natuur
Cascade Creosoteren
Diffuse (verontreinigings-)bronnen
Dimensionering Drainage
Droogteschade
Duurzaam
Het gebied waarover de waterbeheerder (bijv. het waterschap) het beheer voert. Het volume water dat aanwezig is in een nader aan te geven deel van de grond of binnen en bepaald gebied, meestal uitgedrukt in kubieke meters. Het volume water dat binnen een bepaald gebied kan worden geborgen tussen het streefpeil en het – volgens de normen – aanvaardbaar hoogste peil, meestal uitgedrukt in kubieke meters. Het droogmaken van bouwputten door (plaatselijke) verlaging van de grondwaterstand. Gebied rondom een natuurgebied waar maatregelen noodzakelijk zijn, met het oog op de vereiste milieu- en wateromstandigheden in het natuurgebied. Natuurlijk voorkomende levensgemeenschappen die relatief zeldzaam zijn, of waar relatief zeldzame plant- of diersoorten deel van uitmaken. Getrapte waterval /stroomversnelling Het behandelen van hout met creosootolie waardoor het hout langer bestand is tegen rotten. Creosootolie bevat teerachtige bestanddelen. Verontreiniging afkomstig van met name verkeer, landbouw en industrie die via atmosferische depositie (nat/droog) en uit- en afspoeling het water bereikt. De maatvoering. Bij een watergang betreft dit breedte en de diepte. Het gereguleerd afvoeren van water over en door de grond (veelal door buizen of greppels) naar een afwateringsstelsel. Landbouwschade door lagere opbrengst van landbouwgewassen en/of hogere productiekosten, als gevolg van watertekort in droge perioden. Kwalificatie van activiteiten en ontwikkelingen, die enerzijds voorzien in de behoefte van de huidige generatie maar anderzijds niet leiden tot beperkingen voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.
Dijkring
Een aaneengesloten ring van primaire waterkeringen die beschermt tegen overstroming door buitenwater in de zin van de Wet op de Waterkering.
Ecologie
Wetenschap van de wederzijdse relaties van de organismen onderling en met hun milieu.
pag. 63
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Ecologische hoofdstructuur
Ecologische verbindingszones
Onderdeel van het Natuurbeleidsplan; samenhangend netwerk van - in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. Routes waarlangs organismen zich kunnen verplaatsen tussen biotopen die voor hen geschikt zijn. Daarbij gaat het vaak om lijnvormige elementen in agrarisch of stedelijk gebied.
Effluent
Het uitstromende, gezuiverde water uit een rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Emissie
De uitstoot van chemische stoffen vanuit een bron. Bijvoorbeeld uitlaatgas van een auto.
Flexibel peilbeheer
Functie
Het toestaan van ruime marges waarbinnen het waterpeil mag fluctueren, met het doel om afwenteling van problemen zoveel mogelijk te voorkomen; d.w.z. water vasthouden om afvoer te beperken, water conserveren om watertekorten aan te vullen, bergingscapaciteit vergroten door water vroegtijdig uit te slaan als veel regen wordt verwacht. Een vorm van grondgebruik of een activiteit, die afhankelijk is van en specifieke eisen stelt aan water vanuit economisch of ecologisch belang (vb. landbouw, recreatie, natuur, scheepvaart, stedelijk gebied).
Gebiedsvreemd water
Water dat van buiten het betrokken gebied afkomstig is.
Gemengd rioolstelsel
Stelsel van rioolbuizen, gemalen en overstortputten waarbij het afvalwater en hemelwater via hetzelfde buizenstelsel wordt getransporteerd.
Gescheiden rioolstelsel
Stelsel van rioolbuizen, gemalen en overstortputten waarbij het afvalwater en hemelwater via twee afzonderlijke buizenstelsels wordt getransporteerd.
Grondwater
Water beneden het grondoppervlak, meestal beperkt tot water beneden de grondwaterspiegel.
Grondwaterstand
De hoogte t.o.v. een referentieniveau van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk nul heeft.
Grond- en oppervlaktewatersituatie
Grijs water Hoogste ecologisch niveau Hydrologie
Infiltratie Integraal waterbeheer
De hoedanigheid van het waterhuishoudkundig systeem m.b.t. de grondwaterstand/het oppervlaktewaterpeil, stroming en kwaliteit. Huishoudelijk was-, bad- en douchewater. Het meest schaarse en kwetsbare deel van de bijzondere natuur. De leer van het voorkomen, het gedrag en de chemische en fysische eigenschappen van water in al zijn verschijningsvormen op en beneden het aardoppervlak, uitgezonderd het water in zeeën en oceanen. Het wegzakken van regenwater in de bodem. Integraal waterbeheer omvat de zorg voor de waterhuishouding met het oog op alle maatschappelijke functies van het gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de interne samenhangen van het watersysteem (grond- en oppervlaktewater, kwaliteit en kwantiteit, waterbodem en oever) en de relaties met de externe omgeving (ruimtelijke ordening, milieu, natuur).
Inundatie
Het onder water lopen van land (overstroming).
Koelwater
Water dat tussen innamepunt en lozingspunt uitsluitend wordt gebruikt voor doorstroomkoeling.
Kwaliteitsdoelstelling (milieu/water) Het geheel van kwaliteitseisen waaraan een bepaald oppervlaktewater of een gedeelte daarvan in de toekomst moet voldoen. Kwel
pag. 64
Grondwater, dat toestroomt uit naastgelegen of hoger gelegen gebieden, en uiteindelijk door opwaartse druk in het oppervlaktewater terechtkomt, of in de bodem opstijgt tot in de wortelzone.
Laagst maatschappelijke kosten
De laagst mogelijke totale kosten van een handeling, met inbegrip van de kosten van negatieve externe effecten of milieufunctieverlies.
Maatgevende afvoer
De afvoer van water (in m3/tijdseenheid) die als maat (=norm) wordt aangehouden bij de technische en ruimtelijke inrichting van het hoofdwatersysteem of het regionale watersysteem.
Maatgevend hoogwaterpeil
Meanderen Micro-verontreinigingen
Milieurendement
Morfologie
Hoogwaterpeil dat optreedt bij maatgevende afvoeren en bepalend is voor de hoogte van dijken en kades. Natuurlijk, bochtig verloop van een beek. Een kwantitatief geringe verontreiniging, die echter vanwege de schadelijke eigenschappen (bijv. bio-accumulatie, toxiciteit) ongewenst is. De duurzame verbetering van het waterhuishoudkundig systeem per hoeveelheid ingezette middelen, rekening houdend met effecten op energie, grondstoffen en afvalstoffen. De vorm; van bijvoorbeeld een beek of een watergang
Natschade
Landbouwschade door lagere opbrengst van landbouwgewassen en/of door hogere productiekosten als gevolg van te hoge waterstanden in natte perioden.
Natuurbehoud
Het instandhouden van bijzondere natuur door natuurbeheersmaatregelen en door het realiseren van de vereiste milieukwaliteiten (onder andere grondwaterstanden en kwel).
Natuurherstel
Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande bijzondere natuur tot gewenst niveau door verbetering van de milieukwaliteit, al dan niet aangevuld door inrichtings- of beheersmaatregelen. De maatregelen kunnen betrekking hebben op de omgeving van de bijzondere natuur.
Natuurontwikkeling
Het creëren van omstandigheden die geschikt zijn voor het ontstaan van bijzondere natuur, op plaatsen die daarvoor eerder niet geschikt waren.
Normen
Nutriënten Ontwatering
Pand
Eisen waaraan de inrichting en het beheer van waterkeringen en watersystemen moeten voldoen om voldoende bescherming te bieden tegen overstroming en tegen wateroverlast bij hoge buitenwaterstanden of hevige neerslag. Normen worden per dijkring of per stroomgebied vastgesteld volgends een landelijke systematiek gebaseerd op risico’s (= kans * gevolg). Voor planten en alen beschikbare voedingsstoffen (fosfor- en stikstofverbindingen). Afvoer van water uit percelen, over en door de grond, eventueel via drains en greppels, naar een stelsel van grotere waterlopen. Het deel van een kanaal met hetzelfde waterpeil tussen twee sluizen.
Peilbeheer
Regelen van het waterpeil in het oppervlaktewater d.m.v. stuwen, sluizen en gemalen en door inlaten en afvoeren van water.
Peilbesluit
Een besluit van de water(kwantiteits)beheerder waarin het oppervlaktewaterpeil wordt vastgelegd.
Retentiegebied
Een gebied, dat structureel onderdeel is van het watersysteem, bedoeld om voldoende bergingscapaciteit te creëren en daarmee te voldoen aan de gestelde normen; water wordt hier geborgen in tijden van hoge afvoer om waterstanden te verlagen tot beneden het maatgevende hoogwaterpeil.
Riooloverstort
Constructie in een rioleringsstelsel waardoor bij hevige regenval het water uit de riolering ongezuiverd direct op het oppervlaktewater wordt geloosd.
pag. 65
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Stroomgebied
Stroomgebiedbenadering
Watersysteembenadering op het niveau van een stroomgebied, waarbij het grond- en oppervlaktewatersysteem in samenhang wordt beschouwd in relatie tot de verschillende vormen van grondgebruik (functies).
Veerkracht
Het vermogen van systemen (of onderdelen daarvan) om zodanig te reageren op veranderende omstandigheden of verstoringen dat essentiële kenmerken hersteld worden.
Verdroging
Schade aan grondwater-afhankelijke natuur die optreedt als door menselijk ingrijpen de grondwaterstand daalt of de kwel afneemt, of als de waterkwaliteit verslechtert door het inlaten van gebiedsvreemd water.
Verstedelijking
Uitbreiding van het areaal stedelijke bebouwing (voor wonen,bedrijven en infrastructuur) in concentraties rond stedelijke kernen of meer verspreid in het landelijk gebied.
Waterbeheer
Het geheel van activiteiten, dat de waterbeheerder onderneemt, om de juiste hoeveelheid water op tijd op de juiste plaats te krijgen, alsmede de zorg voor een goede kwaliteit van watersystemen in al hun facetten.
Waterbeleid
Het geheel van plannen, onderzoeken en bestuurlijke maatregelen, in samenhang met andere beleidsterreinen, dat dient om te komen tot een betrouwbaar, duurzaam en bestuurbaar beheer van water en ruimte.
Waterberging
Oppervlaktewater, grondwater of regenwater dat binnen een watersysteem wordt geborgen, bijvoorbeeld: - in de bodem; - in het oppervlaktewater; - in retentiegebieden; - onder extreme omstandigheden in gebieden die gecontroleerd onder water gezet kunnen worden.
Waterhuishouding
pag. 66
Internationaal: een gebied vanwaar al het over het oppervlak lozende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta, in zee stroomt. Regionaal: een gebied waaruit het afstromende water uiteindelijk via één bepaalde waterloop wordt afgevoerd.
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, wordt gebruikt, verbruikt en afgevoerd.
Watersysteem
Het in een gebied aanwezige, samenhangende geheel van grond- en oppervlaktewater, inclusief oevers, waterbodems en technische infrastructuur.
Wolmaniseren
Het behandelen van hout met wolmanzouten waardoor het hout beter bestand is tegen rotten. Wolmanzouten bevatten zware metalen.
Bijlage 2: Lijst van afkortingen: A.M.v.B.
algemene maatregel van bestuur
B.O.P.
beheers- en onderhoudsplannen
B.R.P.
basisrioleringsplan
B.Z.V.
biologisch zuurstofverbruik
C.I.W.
commissie integraal waterbeheer
C.U.W.V.O.
commissie uitvoering wet verontreiniging oppervlaktewater
D.W.A.
droog weer afvoer
E.H.S.
ecologische hoofdstructuur
E.V.Z.
ecologische verbindingszone
G.G.O.R.
gewenst grond- en oppervlaktewaterregime
G.I.S.
geografische informatie systemen
G.L.T.O.
Gelderse land- en tuinbouworganisatie
G.R.P.
gemeentelijk rioleringsplan
H.E.N.
hoogste ecologisch niveau
H.I.S.
hoogwater informatie systeem
I.B.A.
(systeem van) individuele behandeling van afvalwater
I.P.O.
interprovinciaal overleg
I.P.P.C.
integrated prevention and pollution control
I.S.V.
intergemeentelijk samenwerkingsverband noord veluwe
L.O.V.
lozingenbesluit open teelt en veehouderij
M.H.W.
maatgevende hoogwaterstanden
N.W. 4
4e Nota Waterhuishouding
O.A.S.
optimalisatie afvalwatersystemen
O.M.
openbaar ministerie
Regiwa
regionaal integraal waterbeheer
R.W.S.R.
regionale watersysteemrapportage
R.w.z.i.
rioolwaterzuiveringsinstallatie
T.O.P.
tijdelijke opslagplaatsen
W.B.B.
wet bodembescherming
W.B.P.
waterbeheersplan (waterschap)
W.H.P.
waterhuishoudingsplan (provincie)
W.V.O.
wet verontreiniging oppervlaktewater
pag. 67
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Bijlage 3: Interne klankbordgroep: dhr. B.J. Aalbers dhr. A.L. Brasser (secretaris) mevr. P.M.F. Exel dhr. C.H. Kooijman (voorzitter) dhr. P.R. Massink mevr. E.H. van der Meulen dhr. A.H. Nooteboom dhr. L.C. Tanis dhr. P. Spaan dhr. H. Verheul
Externe klankbordgroep: dhr. W. Athmer (Waterbedrijf Gelderland) dhr. F. van Bellen (Vereninging natuurmonumenten) dhr. G. Beltman (recreatieschap Veluwe) dhr. A.L. Brasser (Waterschap Veluwe, secretaris) mevr. H. Gast (Ministerie LNV, district Oost) dhr. E.B.J. van Harn (NUON, divisie water) dhr. A.M. Hottinga (Staatsbosbeheer reio Gelderland) mevr. J. Jonas (GLTO) dhr. C.H. Kooijman (Waterschap Veluwe, voorzitter) dhr. S.J. Kleve (SoPaG) dhr. Kuipers (Gelders particulier grondbezit) dhr. P.R. Massink (Waterschap Veluwe) dhr. H.J. Reit (provincie Gelderland) dhr. T. Roozen (Stichting Gelders Landschap) dhr. P. Spaan (Waterschap Veluwe) mevr. A. Tap (GLTO) dhr. C. Veltman (VNG Gelderland, gemeente Oldebroek) dhr. B. Wesseling (Rijkswaterstaat, directie Oost Nederland) mevr. J. Wesseling (Gelderse milieufederatie)
pag. 68
Bijlage 7: Overzicht maatregelen en plannen p= plan/ u= uitvoering Deelgebied
2002
2003
Planvorming watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie watersysteemvisie
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8
plan plan plan plan plan plan plan plan
plan plan plan plan plan plan plan plan
Beheer en Onderhoud Watergangen maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan maaionderhoudsplan
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8
plan
Beekherstel Volenbeek Veldbeek e.a. Hulshorsterbeken Bijsselschebeken Doornspijkerbeken Emsterbeken Vaassensebeken Wenumsebeken Apeldoornsebeken De Grift Vrijenbergerspreng e.a. Eerbeeksebeek Soerensebeek
5.2.1 5.2.1 5.2.2 5.2.2 5.2.2 5.2.5 5.2.5 5.2.5 5.2.5 5.2.5 5.2.5 5.2.7 5.2.7
uitvoering
Verdrogingsbestrijding/optimalisatie peilbeheer verdrogingsbestrijding Oldenaller herziening Streefpeilen Old.-Puttenerbeek herziening peilbesluit Hattem nader onderzoek peilbesluit Terwolde maatregelen natte landnatuur peiloptimalisatie Lummerwetering peiloptimalisatie Weteringen renovatie Antlia renovatie Cortenoever
5.2.1 5.2.3 5.2.4 5.2.6 5.2.6 5.2.3 5.2.6 5.2.4 5.2.7
uitvoering plan
2004
2005
plan plan plan plan plan plan plan
uitvoering plan uitvoering
plan plan
plan plan plan plan
plan uitvoering plan plan
plan plan
uitvoering
plan uitvoering uitvoering plan uitvoering
uitvoering plan uitvoering
uitvoering plan
uitvoering
plan plan uitvoering uitvoering uitvoering
plan uitvoering uitvoering uitvoering
plan uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering
pag. 69
W
AT E R B E H E E R S P L A N
Landinrichting herinrichten Nijkerk-Putten • retentie Veldbeek herinrichting Elburg-Harderwijk • verdroging Bloemkampen • verdroging Schouwenburg • wateroverlast Molenbeek e.a. ruilverkaveling Brummen-Voorst • inrichting Zilvensebroekbeek/Voorsterbeek ruilverkaveling Epe-Vaassen • plan van aanpak West • plan van aanpak Oost
5.2.1
uitvoering
5.2.2 5.2.3 5.2.3
uitvoering uitvoering uitvoering
5.2.7
uitvoering
uitvoering
5.2.5 5.2.6
plan plan
plan plan
Ecologische verbindingszones de Grift Weteringen Eerbeek-IJssel
5.2.5 5.2.6 5.2.7
Ecologische maatregelen Uddelermeer
5.2.2
uitvoering
Stedelijk water aanleg vijvers Drielanden aanleg vijvers Elburg/Oldenbroek aanleg vijvers Apeldoorn aanleg vijvers Twello/Oene
5.2.1 5.2.3 5.2.6 5.2.6
uitvoering uitvoering
waterplan Harderwijk waterplan Elburg waterplan Hattem waterplan Apeldoorn wateroverlast Twello en Oene
5.2.1 5.2.3 5.2.4 5.2.5/5.2.6 5.2.6
afkoppelen verhard opp. Ermelo afkoppelen verhard opp. Nunspeet afkoppelen verhard opp. Oldebroek/Hattem
5.2.1 5.2.2 5.2.5/5.2.6
Onderhoudsbaggeren Weteringengebied
5.2.6
Sanering waterbodems de Grift Hartense Molenbeek Eperbeken Vijvers Hattem Vijvers Apeldoorn Eerbeeks/Voorstondensebeek Apeldoorns kanaal
5.2.5 5.2.5 5.2.5 5.2.4 5.2.6 5.2.7 5.2.5
pag. 70
plan
plan plan plan
uitvoering uitvoering uitvoering
uitvoering uitvoering uitvoering
uitvoering uitvoering plan
plan plan plan uitvoering plan
plan plan plan
plan uitvoering uitvoering plan uitvoering plan plan
uitvoering
uitvoering
uitvoering uitvoering
uitvoering
uitvoering uitvoering plan plan/uitvoering
uitvoering uitvoering uitvoering uitvoering
uitvoering
uitvoering uitvoering uitvoering uitvoering
Rioleringsbeleid OAS-studie Hattem OAS-studie Rheden OAS-studie regio Elburg OAS-studie r.w.z.i. Heerde OAS-studie r.w.z.i. Epe OAS-studie Terwolde
5.2.4 5.2.7 5.2.2 5.2.5 5.2.5 5.2.6
plan plan
waterkwaliteitsspoor Apeldoorn waterkwaliteitsspoor Rheden waterkwaliteitsspoor Harderwijk waterkwaliteitsspoor Brummen waterkwaliteitsspoor Hattem waterkwaliteitsspoor Terwolde
5.2.6 5.2.7 5.2.1 5.2.7 5.2.4 5.2.6
plan
Zuivering afvalwater uitbreiding r.w.z.i. en gemalen Harderwijk uitbreiding r.w.z.i en gemalen Brummen uitbreiding r.w.z.i. en gemalen Apeldoorn regio Terwolde
5.2.1 5.2.7 5.2.5 5.2.6
uitvoering uitvoering uitvoering uitvoering
uitvoering uitvoering uitvoering
5.2.8 5.2.4./5.2.6./ 5.2.7 uitvoering 5.2.4/5.2.6/ 5.2.7 plan 5.2.3/5.2.4/ 5.2.6/5.2.7 uitvoering 5.2.1/5.2.2/5.2.3 5.2.4/5.2.6/ 5.2.7
uitvoering
Waterkeringen kade Hoenwaard keermiddelen kunstwerken beheersplan toetsing opname Randmeerdijken implementatie H.I.S.
plan plan
plan plan
plan
plan
plan plan plan
plan plan
plan plan plan plan plan
uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering
uitvoering plan
uitvoering
pag. 71
Weloverwogen
met
Ontwerp en vormgeving: BRP Communicatie, Apeldoorn | Tekst:Waterschap Veluwe, Apeldoorn Fotografie: Foto Holland, Teuge, Ad van Roosendaal | Druk: Felua Groep Apeldoorn Oplage: 500 exemplaren | Publicatie: mei 2001
Wat e r s c h ap Ve l u we | S t e e n b o k s t r a at 1 0 | 7 3 2 4 A X A p e l d o o r n Po s t bu s 4 1 4 2 | 7 3 2 0 AC A p e l d o o r n [T] 055 527 29 11 | [F] 055 527 27 04 | [ e ] wat e r s c h ap @ ve l u we. n l | w w w. ve l u we. n l
Colofon
water