Wat zit er in het ontwerpakkoord ?
Ter herinnering, tegen 31 januari moesten vier deeldossiers hun beslag krijgen: -
welvaartsvastheid voor de sociale uitkeringen; loonvorming; kader-cao’s voor een fatsoenlijke eindeloopbaan (SWT en landingbanen); en tot slot de verlenging van de tijdelijke IPA-gebonden maatregelen.
Dit conform het overlegkader dat de regering op 15 januari ll. meedeelde. Welvaartsvastheid, kader-cao’s en verlenging tijdelijke SWT-regelingen werden de voorbije weken intensief besproken in werkgroepen. De G10 boog zich zelf over de loonvorming, de verlenging van de andere tijdelijke regelingen en het door hakken van knopen uit de werkgroepen. Daar kwamen gaandeweg ook vragen bij over bijkomende reparaties aan de RVAbesparing die de regering had beslist. Met in het bijzonder vragen over die hardvochtige verplichting aan alle werklozen (met of zonder SWT) om tot hun 65 jaar beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt en permanent zoekinspanningen te moeten doen. Dat werd gaandeweg een vijfde dossier. Dit leidde tot een ontwerptekst. We leggen die ter raadpleging voor, richting onze Algemene Raad van 10 februari. Dit ontwerpakkoord is de uitkomst van slopende onderhandelingen. Binnen een ongemeen moeilijk kader, met een aanhoudende economische crisis enerzijds en een regering van rechtse snit anderzijds. Het verplichtte ons – zoals ze in West-Vlaanderen zeggen – te zaaien naar de zak. Met permanent de dreiging dat, als het overleg zou afspringen, we niks hebben. Zelfs niet de uitvoering van het mini-compromis over SWT en landingsbanen. Met het risico dat we met deze regering, met drie vakbondsvijandige partijen, voor jaren buitenspel staan. Dat speelde allemaal mee om toch tot de finish door te gaan. Tot het finishen van een ontwerptekst althans. Want een akkoord kan het pas worden na instemming van de Algemene Raad.
1 |01-02-2015
Loonvorming De indexsprong kregen we niet weg. Voor de federale regering was dat een ideologische obsessie geworden. Al gaan we blijven zeggen dat dit dom, dom, dom is. Met de triple O van overbodig, onrechtvaardig, ondoelmatig. En met de V van vervangbaar. Het dwong ons er toe via overleg met de werkgevers tot het uiterste te gaan om na twee jaar loonblokkering de vrijheid van onderhandeling in sectoren en bedrijven te herstellen, binnen een redelijke marge voor loononderhandelingen. We zijn uitgekomen op 0.8% marge vanaf 1.1.2016, met twee luiken: -
-
0,5% brutomarge (dus met meerekening van patronale bijdragen en andere lasten). Sectoren mogen dit vrij invullen, maar er wordt aanbevolen in te zetten op vergrijzing, langer werken, mobiliteit, tweede pijler, vorming…) en/of financiële elementen die voordelig zijn voor werkgevers en werknemers; 0.3% van de loonmassa in netto, zonder extra lasten voor de werkgever.
In dit kader worden voor twee alternatieve loonvoordelen de grensbedragen verhoogd: -
-
voor de maaltijdcheques van 7 naar 8 euro per dag (zonder stijging van het persoonlijk aandeel van de werknemer); met vraag aan de regering dat werkgever 1 euro extra kan inbrengen als aftrekbare kost; voor de bonusplannen (niet-resultaatgebonden voordelen, geregeld door cao 90): jaarlijks plafond naar 3200 euro op 1.1.2016.
Welvaartsvastheid 2015-2016 De regering meldde de sociale partners dat ze 627,2 miljoen euro vrijmaakt voor het overleg over de welvaartsvastheid, voor de drie stelsels (werknemers, zelfstandigen en bijstand) samen, waarvan ongeveer de helft in 2015. Voor de werknemers werd het meest gunstige scenario genomen van het Planbureau: 488,6 miljoen euro. We landden uiteindelijk op volgend voorstel, opgebouwd rond vier principes: -
alle minima en forfaits + 2%; alle berekeningsplafonds + 1.25% (behalve voor de pensioenen, waar voor alle uitkeringen boven het minimum werd ingezet op selectieve verbeteringen, met nadruk op de lagere pensioenen); zoals vorige rondes: uitkeringen die 6 jaar oud worden (5 jaar voor pensioenen) krijgen 2% verhoging (behalve in werkloosheid); volledig benutten van het resterende budget voor selectieve verbeteringen.
Wat geeft dit per categorie sociale uitkeringen? Bijstandsuitkeringen: -
leefloon + 2% op 1.9.2015; inkomensgarantie ouderen (IGO): + 2% op 1.9.2015; inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap: + 2% op 1.9.2015.
2 |01-02-2015
Werkloosheidsuitkeringen (volledige en tijdelijke werkloosheid) en inschakelingsuitkeringen: -
alle minimumuitkeringen en alle forfaits + 2% op 1.9.2015; berekeningsplafonds + 1.25% , op 1.4.2015 reeds, ook voor wie nu al werkloos is, zowel voor volledig werklozen als tijdelijk werklozen.
Onderbrekingsuitkeringen bij tijdkrediet, landingsbaan en loopbaanonderbreking: + 2% op 1.9.2015. Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen: -
-
alle minimumuitkeringen + 2% op 1.9.2015; berekeningsplafonds (nieuwe gevallen): + 1.25% op 1.4.2015; vakantiegeld invaliden (de zgn. inhaalpremie, nu 308,09 euro) wordt na 2 jaar arbeidsongeschiktheid (dus na 1 jaar invaliditeit) verhoogd met 160 euro, dus 468,09 euro (= + 52%) en dit vanaf 2015 (in mei te betalen); uitkeringen die in 2009 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.9.2015; uitkeringen die in 2010 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.1.2016.
Arbeidsongevallen en beroepsziekten: -
-
minima en forfaits + 2% op 1.9.2015; berekeningsplafonds (nieuwe gevallen) + 1.25% op 1.4.2015; uitkeringen die in 2009 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.9.2015; uitkeringen die in 2010 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.1.2016; voor werknemers die een uitkering arbeidsongeval of beroepsziekte cumuleren met pensioen wordt de persoonlijke bijdrage op die eerste uitkering (nu 13,07%) verlaagd tot 8.31% vanaf 1.10.2015; geheel nieuw: werknemers met een zwaar arbeidsongeval die al hulp van derden nodig hebben vóór de periode van definitieve vaststelling van de arbeidsongeschiktheid (dus vóór de zgn. consolidatie) krijgen vanaf 1.7.2015 ook geld voor die ondersteuning (verder uit te werken in Fonds Arbeidsongevallen, voorlopig binnen een budget van 360.000 euro op kruissnelheid); rechtzetting van een ongerijmdheid van de vorige ronde: voor slachtoffers van arbeidsongeval in 2011 komt er alsnog 2% verhoging op 1.9.2015;
Pensioenen: -
-
alle minima + 2% op 1.9.2015 (incl. minimumrecht per loopbaanjaar); plafond van het minimumrecht per loopbaanjaar + 2%; uitkeringen die in 2010 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.9.2015; uitkeringen die in 2015 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.1.2016; vakantiegeld gepensioneerden + 6,9% : voor een gezin wordt het vanaf 2015 (in mei te betalen) 893,48 euro (= + 57,67 ) en voor een alleenstaande 714,8 euro (= + 46,16 euro), met de garantie dat dit volledig cumuleerbaar is met een laag pensioen (geen aftopping op niveau van maandelijks pensioenbedrag meer); uitkeringen die in 2010 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.9.2015; uitkeringen die in 2011 ingingen worden met 2% verhoogd op 1.1.2016; de oudste pensioenen (20 jaar geleden of vroeger ingegaan = vóór 1995) + 1% vanaf 1.9.2015; de zgn. “kleine minima” (= verlaagd minimum voor de jaren als werknemer in een gemengde loopbaan werknemer-zelfstandige) worden volledig gelijkgeschakeld met het minimumpensioen van werknemer vanaf 1.7.2015 (zelfstandigen dragen daartoe een deel bij: de 5 miljoen extra (zie hoger) wordt daartoe ingezet).
3 |01-02-2015
Tegelijk wordt gevraagd aan de regering (voor het eerst ook aan Gewesten en Gemeenschappen) om broekzak-vestzakoperaties te vermijden, waarbij het voordeel wordt afgebouwd door verlies van andere sociale voordelen die gekoppeld zijn aan het inkomen. Ook is er de vraag om fiscale afroming te vermijden.
Cao’s SWT Binnen de NAR werd bijzonder hard gewerkt aan het klaarzetten van zowel de nieuwe kader-cao’s als de verlenging van de tijdelijke SWT-regimes voor twee jaren. Dit liep zeer vlot. Grote onbekende was vooral wat moest gebeuren met het medisch SWT (voor werknemers met ernstige lichamelijke problemen door het werk), omdat daar in het najaar geen woord over was gerept. Dat bleek zelfs geen punt van discussie. De werkgevers waren bereid ook dit stelsel met twee jaren te verlengen. Daardoor werd vrij snel een akkoord bereikt over het volgende: -
-
-
-
-
aanpassing van de cao 17 van de NAR aan de nieuwe leeftijdsgrens (62 i.p.v. 60 jaar), inclusief de bekomen overgangsregelingen (voor ontslagen van voor 1.1.2015 en voor tijdelijke cao’s op 60 jaar tot 31.12.2017); bij cao van de NAR verlenging met 2 jaren (maar aan 58 i.p.v. 56 jaar) van het kader voor SWT voor bouwvakkers met verminderde arbeidsgeschiktheid, waarop de sector dan moet intekenen; een nieuwe geïntegreerde kader-cao voor SWT voor twee jaren, voor werknemers met een zware arbeidstijdregeling achter de rug (nacht, wisselende ploegen, onderbroken uurroosters, inclusief de regeling na 20 jaar nachtarbeid), met voorwaarde van sectorale toetreding; inclusief een suppletoire cao voor 2015-2016, waartoe bedrijven kunnen toetreden die niet ressorteren onder een werkend paritair comité; een verlenging met twee jaren van de cao medisch SWT; een nieuwe cao voor SWT na 40 jaar loopbaan voor 2015-2016, met dien verstande dat voor de ontslagen in 2015 de minimumleeftijd nog 56 jaar is (cf. lopende wettelijke regeling) en voor de ontslagen in 2016 58 jaar; voor bedrijven in moeilijkheden en herstructurering een cao om voor 2016 op de minimumleeftijd van 55 jaar te blijven (i.p.v. 56 jaar); en voor de rest de noodzakelijke kader-cao’s, voorlopig voor 2015-2016, om voor de bijzondere SWTstelsels (andere dan bedrijven in moeilijkheden en herstructurering) op 58 jaar (i.p.v. 60 jaar) te kunnen blijven in 2017-2018, mits sectorale toetreding vanaf 1.1.2017; dat geldt niet enkel voor de bovenvermelde tijdelijke regelingen, maar ook voor de bestaande regeling voor onbepaalde duur van 58 jaar/35 jaar voor zware beroepen, die anders naar 60/35 jaar dreigt te gaan, ook mits sectorale toetreding; voor bedrijven in moeilijkheden en herstructurering komt er ook een gelijkaardige cao om op 55 jaar te kunnen blijven in 2017-2018.
Kader-cao landingsbanen We bekwamen voor Kerstmis een soepeler overgangsregeling voor landingsbanen beneden 60 jaar voor bedrijven in moeilijkheden/herstructurering, zware arbeidstijdregelingen, arbeidsongeschikten bouw, lange loopbanen (35 jaar). Eerst sprak de regering als toegift van 55 jaar in 2015, 56 jaar in 2016, 57 jaar in 2017, 58 jaar in 2018 en dan ineens 60 jaar in 2020. Nadien kregen we gedaan dat we die 55 jaar vanaf 2016 mogen vasthouden via een tijdelijke, te verlengen kader-cao in de NAR. Voor de zware arbeidstijdregelingen, de bouw en de lange loopbanen is het wel met sectorale toetreding.
4 |01-02-2015
De werkgevers wilden ineens ook de globale cao 103 op de schop nemen om het recht ten aanzien van de werkgever op tijdkrediet of landingsbaan zonder uitkering af te bouwen. Dit werd doorgeschoven naar latere onderhandelingen, waarbij ook wij wel een reeks punten op tafel zullen leggen. Slechts voor één punt moest er zeker wel een aanpassing van de cao 103 zelf komen: de loopvoorwaarden voor de landingsbaan (5 en 25 jaar). Dat is een van de “losse eindjes” van het eenheidsstatuut, die volgens het mini-compromis van 17 december en de aanvullende verklaringen van de regering in januari moesten worden getrancheerd. Concreet gaat het om de gelijkstelling van de periode gedekt door ontslagcompensatievergoeding voor arbeiders voor de berekening van de loopbaanvoorwaarde (gelijke behandeling met verbrekingsvergoeding). Daar is een akkoord over.
Losse eindjes eenheidsstatuut Wat met al die andere losse eindjes die bij wet, besluit of regeringsinterpretatie moesten worden geregeld? De regering besliste dat ze in de loop van januari op de proppen zou komen met teksten. Voorlopig is nog niks opgedokenDe sociale partners vragen daarom dat de regering met spoed haar deel van de karwei klaart. Van zodra alle maatregelen zijn genomen, zullen de bovenvermelde cao’s van de NAR worden ondertekend (SWT, landingsbanen en marge voor loononderhandelingen).
Vormingsinspanningen Afgesproken werd een stand-still in te voeren voor de sectorale opleidingsakkoorden voor 2015-2016: geen bijkomende inspanningen en geen sancties (voor sectoren zonder bijkomende inspanningen). Intussen wordt gewerkt aan een nieuwe methodologie voor de vormingsinspanningen van bedrijven en sectoren.
Beschikbaarheid werklozen en SWT-ers De nieuwe dwaze verplichting voor zowel gewone werklozen als SWT’ers om tot hun 65 jaar beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt, met enkel een uitzondering voor wie én 60 jaar of ouder was op 31.12.2014 én al in de werkloosheid zat, werd door ons ter discussie op tafel gelegd. Samen ook met de verplichting om tot 65 jaar te moeten ingaan op het outplacement. Aanvankelijk met een bot njet van de werkgevers. We bekwamen nu dat ze het op korte termijn willen bespreken. Samen met het “losse eindje” – in het kader van het eenheidsstatuut – over de financiering van de externe preventiediensten. Een eerste vergadering daarover is voorzien op 4 februari.
Verlenging tijdelijke maatregelen In het ontwerpakkoord zit ook de verlenging met twee jaren van het volledige pakket van tijdelijke afspraken voor 2013-2014: -
de verlenging van de tijdelijke SWT-stelsels (zie hoger); 0.10% voor de risicogroepen; innovatiepremie; vrijstelling van de startbaanverplichting indien 0.15% voor de risicogroepen i.p.v. 0.10%; behoud van de derdebetalersregeling voor het woon- en werkverkeer; behoud op 1800 euro van de boete bij niet-aanbieden van outplacement (wat overbodig, want de federale overheid is hiervoor niet meer bevoegd).
5 |01-02-2015
Eén onderdeel vind je niet terug: de 0.05% voor de begeleiding van werklozen. Dat is omdat die bijdrage in het kader van de zesde staatshervorming inmiddels werd geïntegreerd in de globale bijdrage voor de sociale zekerheid, voor onbepaalde duur. Tot slot… We zijn tot het uiterste gegaan. Via de mobilisatie van het najaar. En door vanuit die versterkte onderhandelingspositie er het beste dat er in zat trachten uit te halen. Aan u om de balans op te maken. Met een dubbele afweging. Enerzijds, wat realiseerden we? Wat is de meerwaarde van dit ontwerpakkoord? Anderzijds, wat verliezen we als dit sneuvelt? Maar vooral wat krijgen we dan in de plaats? Met deze regering? En met deze werkgevers? We beseffen dat dit een moeilijke afweging is. Minstens even moeilijk als de afweging die de onderhandelaars moesten maken.
6 |01-02-2015