“Wat zijn de (directe) gevolgen van het in de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel met betrekking tot de bezuinigingen op “Passend Onderwijs”? “Wij dragen als gemeenschap – en daarom ieder van ons als individu – gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen, burgers in wording” (Dries van Dantzig).
door Rein Haakma 2011 Integrale opdracht masterclass 1
Master Social Work
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Hanzehogeschool Groningen
Met dank aan mijn “kritische vrienden” voor het zorgvuldig meelezen.
Pagina 2
VOORWOORD. Dit artikel is gemaakt in het kader van de master opleiding Social Work aan de Hanze hogeschool en de Noordelijke Hogeschool in Leeuwarden. Het doel is om vanuit de samenstelling van verschillende visies een eigen visie te formuleren. Van belang zijn daarbij de sociaal ethische verantwoordelijkheden, de gevoeligheid voor behoeften en wensen in de maatschappij en het zicht op recente ontwikkelingen. Tot slot volgt er een vertaalslag van de onderzoeksresultaten (naar aanleiding van de literatuurstudie) naar een voorlopige conclusie en advies. Er was gelet op de actualiteit veel informatie voorhanden. Behalve de landelijke en regionale kranten en vakbladen is internet en zeer rijke bron van informatie: zoals internet sites en blogs van belangenorganisaties, maar ook van de overheid zelf of organisaties aan de overheid gerelateerd (Centraal Bureau van de Statistiek e.a.). Daarnaast zijn vakpublicaties van vooral het Nederlands Jeugdinstituut, diverse universiteiten en informatie uit het curriculum van de Hogeschool gebruikt. Lang niet al het materiaal kon uiteraard een plek in de publicatie krijgen. Ik ben werkzaam als Schoolmaatschappelijk Werker bij het regionaal Expertise Centrum Noord Nederland voor cluster 4 leerlingen (RENN4).
Pagina 3
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD. .................................................................................................................................... 3 INHOUDSOPGAVE .............................................................................................................................. 4 INLEIDING ............................................................................................................................................ 5 1.
Wat zijn de kenmerken van de doelgroep in het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs” ? ........ 6
2. Wat zijn de directe gevolgen van de bezuinigingen voor het speciaal onderwijs op macro, meso en microniveau?.................................................................................................................................... 6 2.1.
De gevolgen van de bezuinigingen op macro niveau. ............................................................. 6
2.2.
De (mogelijke) gevolgen van de stelselherziening op meso niveau, RENN4. ......................... 7
2.3.
De gevolgen van de bezuinigingen op micro niveau, RENN4. ................................................ 7
3. Welke mens- en maatschappij visies komen naar voren uit dit wetsvoorstel ? Hoe verhouden zich deze visies met andere visies?...................................................................................................... 8 3.1.
De liberale mens- en maatschappijvisie. ................................................................................. 8
3.1.1.
Inclusief onderwijs.................................................................................................................... 8
3.1.2.
De “technomaatschappij”. ........................................................................................................ 9
4.
De confessionele mens- en maatschappij visie. .......................................................................... 9
4.1.
Trias Pedagogica. .................................................................................................................... 9
4.2.
Pedagogische civil society. .................................................................................................... 10
4.3.
Sociaal constructivisme. ........................................................................................................ 10
5.
Het probleem van de kosten van de verzorgingstaat. ................................................................ 10
6.
Samenvatting: ............................................................................................................................ 11
7.
VOORLOPIGE CONCLUSIE EN ADVIES. ................................................................................ 12
Pagina 4
INLEIDING Op 9 februari 2011 stond ik tussen meer dan tienduizend actievoerders in Nieuwegein om te demonstreren tegen de aangekondigde bezuinigingen in het speciaal onderwijs. Deze bezuinigingen komen voort uit het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs”, van de hand van minister Marja van Bijsterveldt van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om te beginnen wil ik verkennen wat de kenmerken zijn van de doelgroep in het wetsvoorstel “Naar passend Onderwijs” (zie paragraaf 1). Vervolgens wil ik nagaan wat de gevolgen zijn van deze wet (en dan met name de bezuinigingen) op macro niveau (ten aanzien van het geheel van het beleid en de landelijke consequenties), meso niveau (ten aanzien van sector en de regionale samenwerking) en het micro niveau (gelet de school en de leerling en) (zie paragraaf 2). Daarna wil ik op zoek gaan naar de mens - en maatschappij visies die uit dit wetvoorstel naar voren komen en hoe deze zich met andere visies verhouden en/of er mee in tegenspraak zijn (zie paragraaf 3). Tot slot wil ik enige conclusies en aanbevelingen geven (zie paragraaf 4).
Pagina 5
1. Wat zijn de kenmerken van de doelgroep in het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs” ? De kenmerken van de doelgroep komen naar voren in de verschillende wetswijzigingen die het onderwijs regelen voor leerlingen met een bijzondere en complexe hulpvraag. Vanaf het schooljaar 1998/'99 zijn de volgende wetten van kracht: Wet op het Primair Onderwijs (WPO), de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC). In 2012 zou het stelsel “Passend Onderwijs” ingevoerd worden. Vanaf 1 augustus 2003 zijn de leerlingen op de tien verschillende soorten speciale scholen onderverdeeld in vier clusters (groepen). −
Cluster 1: visueel gehandicapte kinderen, (mogelijk in combinatie met andere handicaps).
−
Cluster 2: dove en slechthorende kinderen, ernstige spraakmoeilijkheden en communicatieve problemen (mogelijk in combinatie met andere handicaps).
−
Cluster 3: lichamelijk en/of verstandelijke beperkingen, kinderen met een langdurige ziekte en een lichamelijke handicap, of met epilepsie, of een meervoudige handicap.
−
Cluster 4: voor kinderen met psychiatrische stoornissen en voor kinderen met ingewikkelde leerproblemen, gedragsproblemen of emotionele problemen. (Rijksoverheid, 2011)
Het gaat om een zeer complexe en kwetsbare doelgroep in het onderwijs. Er is sprake van (ernstige) somatische ziektes, (ernstige) lichamelijke, auditieve en visuele handicaps en beperkingen en van (ernstige) psychiatrische- en ontwikkelingsstoornissen. In een onderzoek naar de kenmerken van specifiek cluster 4 leerlingen, blijkt tevens dat naast de gegeven kenmerken de “de achterliggende gezins- en opvoedingsproblematiek bij bijna de helft van de gezinnen aanzienlijk is” (Stoutjesdijk e.a., 2008, pagina 9).
2. Wat zijn de directe gevolgen van de bezuinigingen voor het speciaal onderwijs op macro, meso en microniveau? 2.1. De gevolgen van de bezuinigingen op macro niveau. Ten tijde van het schrijven van dit artikel is er besloten dat de bezuinigingen een jaar uitgesteld worden tot 2013 en daarna in 3 jaar uitgevoerd worden. Mocht het wetgevingstraject vertraging oplopen, dan gaan de bezuinigingen toch door (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2011). In de bijlage van het ministeriële besluit staan de grafieken (Ministerie van O. C. & W., DUO, 2011. Factsheet Passend Onderwijs, figuur 5) die de aanleiding zijn van deze grootschalige bezuiniging. Dit betreft met name de rugzakjes van cluster 4 in het voortgezet onderwijs, waar een toename van is sinds de invoering in 2007 (Leerling Gebonden Financiering). Deze trend zou echter in de komende jaren zijn afgenomen (Informatiepunt Passend onderwijs, 2011). De volledige 300 miljoen bezuiniging komen vervolgens voor rekening van alle type scholen van het speciaal onderwijs. Van het huidige aantal leerlingen (112.000) zullen er voor 42.000 leerlingen geen plek meer zijn op de scholen voor Speciaal Onderwijs (Informatiepunt Passend onderwijs, 2011). Er wordt ook gesneden in de formatie onderwijzend personeel (OP) en onderwijs ondersteunend personeel (OOP) (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, 2011, Maatregelen vanaf schooljaar 2012-2013 ). Tot slot geeft de manier waarop de speciaal onderwijs scholen gefinancierd gaan worden in combinatie met krimp grote gevolgen voor de exploitatie van de scholen. Pagina 6
De directe consequenties voor de komende jaren zijn (beginnend in 2013): massaontslag van ongeveer 9000 banen (Algemene Onderwijsbond, 2011, 300 miljoen bezuinigen passend onderwijs ook in 2015 veel te fors). Voor 40.000 leerlingen is bij invoering van het nieuwe stelsel geen geld meer (Bond Katholiek Primair Onderwijs, 2011). Er ontstaan grotere klassen in de scholen, tegelijkertijd is er minder ondersteunend personeel. Daarmee verschraalt dit onderwijs niet alleen, maar is er een directe verslechtering van de dagelijkse structuur en kwaliteit die geboden kan worden. Dit raakt alle kinderen van alle clusters. Tevens gaat er in het regulier onderwijs op grote schaal expertise en daarmee een belangrijke signalerende en preventieve functie verloren. Er zal sprake zijn van een toename van schorsingen, verwijderingen en thuiszitten (Algemene Onderwijsbond, 2011). Gedragsproblemen gaan daardoor juist toe- en niet afnemen. Er kan hierdoor een grote kostenverzwaring optreden door bijvoorbeeld een toename van plaatsingen in voorzieningen. 2.2. De (mogelijke) gevolgen van de stelselherziening op meso niveau, RENN4. De huidige landelijke samenwerkingsverbanden (clusters) gaan verdwijnen en tot op heden is er geen ander organisatorisch kader vastgesteld. Er kan echter geen Speciaal Onderwijs noch Passend Onderwijs bestaan zonder een organisatorisch kader. De nieuwe samenwerkingsverbanden worden al genoemd: “Passend onderwijs in een dwangbuis” ( Dullemans, N., 2011), omdat er een geheel nieuwe bestuurslaag gaat ontstaan. De bureaucratie die zou moeten gaan afnemen, kan daardoor juist heel goed gaan toenemen. Dit kan rechtstreeks de belangen van leerlingen en leerkrachten raken, omdat daarmee de budgetten mogelijk gaan naar meer bureaucratie en niet naar het onderwijs aan leerlingen. Naar aanleiding van de brief van de minister zijn de feiten als volgt: het budget gaat vanaf 2013 grofweg van 50 naar 25 miljoen. “Dat er niet ontkomen kan worden aan gedwongen ontslagen” (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2011, pagina 24) betekent concreet voor RENN4 dat er op termijn ontslag volgt voor meer dan 300 personen. RENN4 Sensor, de RENN4 afdeling die zorg draagt voor ambulante begeleiding, ouderbegeleiding, ontwikkeling en onderzoek, gaat volledig verdwijnen. Behalve het verdwijnen van alle expertise en ondersteuning in het regulier onderwijs, komen er drie tot vier leerlingen per klas bij in de speciaal onderwijs scholen. De groepen worden groter en tegelijkertijd zal de begeleidingstijd per leerling flink gaan toenemen, omdat alleen leerlingen met complexere hulpvragen straks naar het speciaal onderwijs kunnen. Bij de problematiek van de leerlingen in cluster 4 is vooral sprake van “externaliserende” problemen (bijv. agressie, regelovertredend gedrag) en van “internaliserende” problemen (bijv. angst en stemmingsproblemen). Er zal een stapeling en verdichting van de problemen op de scholen ontstaan (en dit proces was met het invoeren van de rugzakjes ook al gaande). Grotere groepen in combinatie met zwaardere problemen kan forse consequenties geven voor het “probleem- management” en de leervoorwaarden in de klas. Deze situatie zou onhoudbaar kunnen gaan worden. 2.3. De gevolgen van de bezuinigingen op micro niveau, RENN4. Een leerkracht zegt op school tegen mij: "Weet jij hoe we in deze klas er nog vier stoelen en tafeltjes bij kunnen zetten. Daar is gewoon geen plek voor, we kunnen ze toch niet gaan stapelen? En dan te bedenken dat er nog meer leerlingen bijkomen met problematiek die nog erger is, hoe doe ik dat". De logopedist weet dat ze bij het "risicodeel van de organisatie'" zit, dit betekend dat ze wordt ontslagen. Dat geld ook voor de creatief therapeute. Een aantal vakleerkrachten worden ontslagen (bewegingsonderwijs, techniek, groen, koken). Hoe dit dan ingevuld moet worden weet niemand, maar Pagina 7
het is wel bijna zeker dat dit dan gaat verdwijnen. Binnen dit soort onderwijs is vakonderwijs een van de belangrijkste peilers om kinderen vaardigheden voor hun zelfstandigheid mee te geven. Al deze uren komen de leerlingen weer in de klas. Méér leerlingen, méér uren, met grotere problemen, in dezelfde ruimte, met minder praktische lessen en met veel minder ondersteuning. Hoe moet dat inderdaad? Op school wordt de vraag geopperd wie er nu beter af is: als je ontslagen wordt, of als je mag blijven. Iedereen weet dat er leerkrachten zijn die “om zich heen kijken” en aan het solliciteren zijn. Niemand geeft ze ongelijk, maar voor de organisatie kan dit "weglekken" grotere gevolgen hebben dan de bezuinigingen zelf. De al jaren lang geplande nieuwbouw gaat voorlopig niet door. De tekeningen kunnen de prullenbak in. Alle voorbereidingen moeten weer helemaal opnieuw gedaan worden. Het aantal leerlingen, de bekostiging en de grote van de school is immers een hele grote onzekerheid.
3. Welke mens- en maatschappij visies komen naar voren uit dit wetsvoorstel ? Hoe verhouden zich deze visies met andere visies? Deze schokkende bezuinigingen worden vanuit bepaalde visies gerechtvaardigd (gelegitimeerd). In het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs” zijn een aantal van deze opvattingen terug te vinden. Ze verwijzen naar de ideologie van twee maatschappelijke stromingen (mens- en maatschappij visies). Met deze paragraaf wil ik nagaan welke mens- en maatschappij visies in het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs” naar voren komen. Daarna wil ik nagaan of en op welke manier er andere visies mee in tegenspraak zijn. De genoemde stromingen hebben tevens een visie over de kosten van de verzorgingstaat en daarbij wil ik nagaan hoe andere visies zich daarmee verhouden. Tot slot wil ik een samenvatting geven van alle visies in samenhang. 3.1. De liberale mens- en maatschappijvisie. In het wetsvoorstel “Naar passend onderwijs” zijn de volgende citaten terug te vinden: “Het levert niet op wat ervan verwacht werd, de overheid doet alleen wat zij moet doen, verminderen van bureaucratie, een effectief en efficiënt stelsel, minder regeldruk, decentralisatie, doelmatigheid, je levert tijdig, prestaties meten en opbrengst gericht werken” (Ministerie van O., C. en W., 2011). Deze citaten verwijzen naar (Passend) onderwijs als een “product” wat niet voldoet aan de “specificaties” en de “levertermijn” die er blijkbaar aan gesteld waren. Passend Onderwijs “moet tijdig geleverd” en de productie daarvan moet “effectiever en efficiënter”. Deze citaten verwijzen naar mijn mening naar de waarden van het liberale marktdenken. Opvattingen die voortkomen uit een liberale visie van “verdergaande vermarkting van de maatschappelijke verhoudingen en de verbreiding van de warenvorm” (Kunneman, 2009, pagina 37). Binnen deze stroming worden oplossingen gezocht voor de problemen van de moderne samenleving door meer vrije markt, meer wetenschap, meer techniek, en meer individuele vrijheid (Kunneman, 2009). Er is daarbij een steeds grotere nadruk op besturing c.q planning, beheersing en controle. 3.1.1.
Inclusief onderwijs.
Naast een liberale markbenadering is er een visie op onderwijs die in de wettekst (eenmaal) genoemd wordt: “Inclusief onderwijs”. In tegenspraak met de benadering van het speciaal onderwijs vanuit de liberale marktvisie is het begrip “Inclusion”. Het woord “inclusief” komt uit de Unesco verdragen die Nederland heeft ondertekend. Het is met nadruk geen (eind)product wat op een gezette tijd geleverd
Pagina 8
kan worden. Het is een ideaal en vooral een proces - zonder een eind- : “Inclusion is a process. That is to say, inclusion has to be seen as a never-ending search to find better ways of responding to diversity. It is about learning how to live with difference and learning how to learn from difference. In this way differences come to be seen more positively as a stimulus for fostering learning, amongst children and adults” (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, 2005, pagina 15). De “principal” (de overheid) is bovenal drager van dit ideaal. ”Inclusie” gaat over voorwaarden en de manier waarop een omgeving zich aan verschillen aanpast. De overheid is in eerste instantie de hoeder van deze voorwaarden waaronder “inclusie” mogelijk is. Zonder deze voorwaarden en aanpassingen is er sprake van segregatie (uitsluiting). Het recent weigeren van zorgleerlingen in het reguliere voortgezette onderwijs zou je kunnen zien als een tekort aan deze “inclusieve arbeid” (noot schrijver). Inclusie is behalve een traag vooral ook een kostbaar proces: “Inclusion is costly” (U.N.E.S.CO, 2005) en direct in tegenspraak met deze stelselherziening die vergezeld wordt door bezuinigingen. 3.1.2. De “technomaatschappij”. De liberale visie staat voor een zich steeds meer versnellende economie en techniek. Een andere visie die hiermee in tegenspraak is komt (onder meer) voort uit het praktisch humanisme. “Naarmate de economische productieprocessen kennisintensiever worden, wordt een steeds grotere groep steeds afhankelijker van de solidariteit voor hun kansen op een menswaardig bestaan” (Kunneman, 2009, pagina 225). Het gaat over “onafgestemdheid”, “trage vragen” en hoe er omgegaan wordt met mensen die mogelijk “minder productief” kunnen zijn. Trage vragen en onafgestemdheid gaan over “leerprocessen die betrekking hebben op existentiële vragen en morele dilemma’s, waarvoor geen oplossingen per contract besteld kunnen worden” (Kunneman, 2009, pagina 230, 231, 133). Een trage vraag zou bijvoorbeeld kunnen zijn hoe het voor ouders is om jaar na jaar dagelijks met de beperkingen van hun kind om te gaan of vragen over hoe de toekomst van een kind eruit gaat zien. Het zijn die vragen die vaak weggeduwd worden. Een handicap en een beperking geeft een soort “onafgestemdheid” met de voortrazende wereld. Dat loopt soms niet in de pas. Voor een aantal leerlingen is het “prestaties meten en opbrengst gericht werken“ op de schoolse wijze niet aan de orde. Solidariteit en bezuinigingen verhouden zich dan ook erg slecht met elkaar en het is om deze reden “niet passend” om te bezuinigen. 4. De confessionele mens- en maatschappij visie. De confessionele stroming is een politiek en maatschappelijke beweging waarin de confessie, de geloofsovertuiging, uitgangpunt is van het handelen en het beleid. De confessionele stromingen gaan uit van de “zondigheid van de mens” en daaruit vloeit voort de notie van de eigen verantwoordelijkheid. “Het kabinet spreekt de mensen aan op hun persoonlijke verantwoordelijkheid, eigen kracht van mensen moet weer voorop staan …” zijn ook twee citaten uit het wetsvoorstel (Ministerie van O., C. en W. , 2011). Hier wordt er vooral op gewezen dat mensen op morele gronden meer eigen verantwoordelijkheid behoren te nemen. De bezuinigingen worden hiermee vergezeld met de opvattingen over de eigen (morele) verantwoordelijkheid van burgers. Dit staat voor een stroming die pleit voor het herstel van de traditionele waarden, met de bijbehorende vormen van gemeenschapsdenken en patriarchale maatschappelijke verhoudingen (Kunneman, 2009). 4.1. Trias Pedagogica. Naast deze visie van ”eigen verantwoordelijk voor de burger” waar het gaat om de zorg en het Pagina 9
onderwijs aan kinderen en jongeren, bestaat er een visie die voortkomt uit de Verklaring van de Rechten van het Kind en de notie van de “Trias Pedagogica”. Met het begrip "Trias Pedagogica" wordt bedoeld de driehoek van opvoedkundige rechten en plichten tussen Staat, Ouders en Kind; de zogenaamde StOK-driehoek. De “St” staat voor Staat als geheel (alle staats- en overheidsorganen, gesubsidieerde instellingen, gereglementeerde beroepsgroepen enz.). Het is de gemeenschapsverantwoordelijkheid voor de “gezonde opvoeding”, oftewel de fundamentele waarde van “sociale opvoedingszekerheid met bijbehorend stelsel" (Willems, 2006). Bij de bescherming van de mensenrechten kan de Staat zich niet verschuilen achter “derden” (Zandvliet, 2011). De overheid heeft een eigen verantwoordelijkheid voor het in stand houden van genoeg en kwalitatief voldoende voorzieningen. Bij nalatigheid kan de overheid oorzaak zijn van transisme: een overdracht over de generaties van vermijdbare opvoedings- c.q. ontwikkelingsbeschadigingen. Door de uitgang “-isme” verwijst transisme naar politieke, professionele en/of maatschappelijke laksheid en/of verwijtbare onwetendheid bij de instandhouding daarvan (Willems, 2006). 4.2. Pedagogische civil society. Pedagogische civil society is een zienswijze die zegt dat opvoeden in deze tijd een puur individualistisch project geworden is. Eigen verantwoordelijk zou dan ook niet zozeer moeten verwijzen naar de individuele opvoeding, maar naar de betrokkenheid van de omgeving, zoals het welzijnswerk. Dit is nodig voor de vorming van het kind naar een verantwoordelijk, democratische burger (Winter, 2011). 4.3. Sociaal constructivisme. Tot slot is er de sociaal constructivistische opvatting over veranderen. Veranderen wordt daarbij gezien als een proces van zelfregulatie in een continue wisselwerking van persoon, omgeving en gedrag. De referentiewaarden van alle betrokken stakeholders (belanghebbenden) geven daarbij een doelrichting aan (Donkers, 2010). Gelet op de verdragsverandering die de overheid voor ogen heeft dat burgers meer “verantwoordelijkheid” moeten nemen, ontstaat deze gewenste verandering niet door alleen de referentiewaarde van één belanghebbende (die van de overheid). De visie vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Trias Pedagogica en de Pedagosche civiel society, hoort onverbrekelijk bij de visie op de eigen verantwoordelijkheid vanuit de confessionele stroming. Individuele en collectieve verantwoordelijkheid zijn twee polen van dezelfde as. 5. Het probleem van de kosten van de verzorgingstaat. De Liberale en confessioneel mens- en maatschappij delen de visie over de stijgende kosten voor de verzorgingsstaat wat betreft het speciaal onderwijs. Het “stelsel voor onderwijsondersteuning is niet houdbaar” en de kosten vliegen de pan uit, omdat er “zoveel mogelijk kinderen als hulpbehoevend bestempeld worden” en er ”steeds meer kinderen een label krijgen” (Ministerie van O., C. en W., 2011). Door de manier waarop de zorgbehoefte van een leerling wordt vastgesteld en hulp wordt toegekend zou er te veel gebruik worden gemaakt van de rugzakjes in het regulier onderwijs. Er zou om dezelfde reden ook teveel gebruik gemaakt worden van de speciaal onderwijs scholen. De cijfers daarover blijken echter niet te kloppen (Volkskrant, 2011), een erg kostbare fout van de onderwijs inspectie. Het is echter de opvatting over “perverse prikkels” (Wolters, Graaf, 2009) in een systeem waardoor een hele systeem onhoudbaar zou zijn. Deze kosten van het onderwijs, als onderdeel van de verzorgingsstaat, zouden vervolgens een maatschappelijk probleem in de staatssfeer veroorzaken Pagina 10
(Wolters, Graaf, 2009). Een voorbeeld van een "perverse" (verkeerde) prikkel doet zich voor bij de prestatie contracten bij de politie. Hierin is een quota van de maandelijks of jaarlijks te behalen aantal proces verbalen geregeld. Het uitschrijven van een proces verbaal gebeurd daarmee "om de verkeerde reden". Indicaties voor de rugzakjes zouden vanuit deze optiek ook "om de verkeerde reden" afgegeven worden. Eenzelfde situatie heeft voorgedaan ten aanzien van de WAO. Teveel mensen die eigenlijk werkeloos waren werden arbeidsongeschikt verklaard. De wijzigingen in de WAO laten echter zien dat de regeling ook zo gewijzigd kan worden dat er toekenning plaats kan vinden "onder de goede condities" waardoor het geschetste probleem zich niet voordoet. Het signaleren van "perverse prikkels" in de overheidsuitgaven zijn dan ook een aansporing om deze weg te nemen en zouden niet een aanval moeten zijn op de principes die aan het systeem ten grondslag liggen (Wolters, Graaf, 2009).Uit onderzoek (Wolters, Graaf, 2009) blijkt tevens dat er geen relatie bestaat tussen (hoge) overheidsuitgaven en (minder) economische groei. Gelet op de grenzen aan de verzorgingsstaat kan het effect van de maatregelen om deze te doen krimpen soms onderschat worden en kan dit per saldo de totale kosten maar zo doen stijgen. De confessionele visie wijst, gelet op het vermeende misbruik van rugzakjes in het speciaal onderwijs, op de eigen verantwoordelijk en is bereid om het hele systeem om deze reden af te schaffen. Dit staat haaks op opvattingen over aanpassingen in het systeem van indicatiestelling, waardoor de uitgaven zeer wel beheersbaar kunnen zijn. Vooral de liberale stroming heeft een economische visie waarin rigoureuze bezuinigingen goed zouden zijn voor economische groei. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat echter niet. 6. Samenvatting: De Liberale mens- en maatschappij visie geeft aan dat “de markt van het onderwijs” niet goed functioneert. Deze visie wordt tegengesproken door de Unesco verdragen over inclusief onderwijs waarin inclusion als een traag en kostbaar proces beschreven wordt (kostbaar in tijd én geld) en de overheid in eerste plaats de drager is van dit ideaal. Daarnaast is er de visie vanuit het praktisch Humanisme die wijst op andersoortige kenmerken van de “vraagzijde van een deel van de onderwijsmarkt” en op de functie van solidariteit. De confessionele mens- en maatschappij visie stelt dat burgers meer zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Trias Pedagogica wijst vervolgens op de verantwoordelijkheid van de overheid en op rechten van kinderen en ouders. Daarnaast is er een visie van de Pedagogische civil society die aangeeft dat het vooral gaat om de vorming van jongeren buiten het privé domein tot democratische burgers en men wijst op de belangrijke functie van het welzijnswerk. Een sociaal constructivistische opvatting over veranderen geeft aan dat veranderen een drieluik is van persoon, gedrag en omgeving. De referentiewaarden van alle belanghebbenden zijn bij veranderen in gelijke mate in het geding en niet alleen van één “stakeholder”. Beide visies vinden bezuinigingen op het speciaal onderwijs onvermijdelijk. Perverse prikkels zijn er de oorzaak van dat het hele stelsel niet houdbaar is. Hiermee in tegenspraak zijn opvattingen die aantonen dat bezuinigingen geen relatie hebben met economische groei. Tevens is er de opvatting over de principal, agent, cliënt verhouding die aantoont dat de juiste prikkels onder de juiste condities ook mogelijk zijn en dat dit geen reden hoeft te zijn om de principes van het hele stelsel te verwerpen.
Pagina 11
7. VOORLOPIGE CONCLUSIE EN ADVIES. De doelgroep van de stelselwijziging “Naar passend onderwijs” betreft een buitengewoon kwetsbare, diverse en complexe groep leerlingen. De bezuinigingen hebben voor deze groepen ingrijpende en verstrekkende gevolgen. De liberale marktvisie waarbij het speciaal onderwijs wordt benaderd als een “slecht werkend marktmechanisme” lijkt gelet op de problemen plausibel. Zonder de voorwaarden van een proces van “inclusion” en de noties van het praktisch humanisme (als morele kennis), zal de liberale markt visie er echter toe leiden dat “het kind met het badwater weggegooid wordt”. Dat de bezuinigingen vergezeld worden door de opvatting dat burgers meer individuele verantwoordelijkheid op zich zouden moeten nemen, lijkt een wenselijke opvatting. De overheid heeft echter ook een eigen verantwoordelijkheid en bij nalatigheid kan er sprake zijn van vermijdbare opvoedings- c.q. ontwikkelingsbeschadigingen. Tevens kan door deze visie er sprake zijn van onvoldoende vorming van jongeren tot democratische burgers. Als veranderingen niet vanuit de referentiewaarden van alle belanghebbenden komen, zal de doelrichting van de verandering niet de gewenste zijn. Meer gerichte, onafhankelijke en samenhangende indicatiestelling kan het stelsel houdbaar maken. 1. Onafhankelijk: zoals bij de AWBZ en de WAO en niet zoals nu geregeld in de wetgeving door de belanghebbende zelf (het regulier onderwijs). 2. Meer gericht: te denken valt aan hoe de WAO gewijzigd is (vanuit capaciteiten, niet vanuit defecten en stoornissen) 3. Met meer samenhang: bijvoorbeeld vanuit passende onderwijs- zorgarrangementen (Nederlands Jeugdinstituut, 2011). Van het grootste belang is dat de ontwikkelingen naar een situatie waarin meer kinderen beter regulier onderwijs krijgen geleidelijker moet gaan. Het moet vanuit passende voorwaarden (en die zijn kostbaar) tot stand komen en daarbij moet ingezet worden vanuit de waarden van alle betrokkenen in een lerend proces zonder einde. De uitsluiting ten gevolge van het niet uitvoeren van het proces van inclusie zal generaties lang gevolgen hebben.
Pagina 12
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Algemene Onderwijsbond (2011). 300 miljoen bezuinigen passend onderwijs ook in 2015 veel te fors. Geraadpleegd zaterdag 23 april 2011, http://www.aob.nl/default.aspx?id=285&article=48004 Bond Katholiek Primair Onderwijs (2011). BONDSBERICHTEN: Passend onderwijs in Nieuwspoort. Geraadpleegd zaterdag 23 april 2011, http://www.bondkbo.nl/nieuws/1519-bondsberichten-passendonderwijs-in-nieuwspoort.
Centraal Bureau voor de statistiek (2010). Geraadpleegd donderdag 21 april 2011, http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37746SOL&D1=0&D2=4-5,8-14,1827,31,34-40,44-52&D3=a&D4=12,l&HD=080616-1318&HDR=T,G2,G3&STB=G1 Donkers, G. (2010). Grondslagen naar veranderen. Naar een methodiek zonder keuslijf. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Dullemans, N. (2011). Passend onderwijs in een dwangbuis. Geraadpleegd op maandag 18 april 2011, http://www.bondkbvo.nl/nieuws/1743-bondsberichten-passend-onderwijs-in-een-dwangbuis Informatiepunt Passend onderwijs (2011). De zwakste leerling de dupe. Geraadpleegd donderdag 21 april 2011, http://www.google.nl/url?sa=t&source=web&cd=1&ved=0CBgQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.passe ndonderwijs.nl%2Ffiles%2Fmedia%2Fbeleid_passend_onderwijs%2FDe_zwaksteleerlingdedupe.pdf&e i=PZGwTZegFMbtOZ385J4J&usg=AFQjCNFV_AwjuYx0jaSehz7UYLeH1fQtUw Kunneman, H. (2009). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch Humanisme- Deel 1. Amsterdam: Uitgeverij SWP. KBO en KVO (23 februari 2011). Passend onderwijs hoe verder. Geraadpleegd 25 februari 2011, http://www.msmonline.nl/portal.jsp?&mode=detail&gc=WKNL_KL_PNP_KLUWER_OVH_ONDERWIJS MANAGEMENT_news&scenario=lc_home&doc.offset=140&listId=AS_LC_OVH_ONDERWIJSMANAG EMENT_home_List_1. Winter, M. de (2011). Pedagogische civil society. Geraadpleegd zaterdag 23 april 2011, http://www.zorgwelzijn.nl/web/show/id=117831/langid=43/contentid=16873
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Naar passend Onderwijs. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (2011). Maatregelen vanaf schooljaar 2012-2013. Geraadpleegd vrijdag 22 april 2011, http://www.cfi.nl/Public/CFI-
Pagina 13
online/1041Informatieover_Informatie_over/PO/Passend_onderwijs/Toelichting_WECmodel_10032011. aspx?Sector= Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (2011). Factsheet Passend Onderwijs. Geraadpleegd vrijdag 22 april 2011, http://www.passendonderwijs.nl/files/media/nieuws/Factsheet_Passend_Onderwijs.pdf Nederlands Jeugd Instituut (2011). Geraadpleegd vrijdag 10 juni 2011, http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/17/457.html. Rijksoverheid (2011). Geraadpleegd donderdag 21 april 2011, http://www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/vragen-en-antwoorden/welke-soorten-speciaal-onderwijs-so-zijn-er.html Stoutjesdijk. R, Scholte, E.M. & Leloux-Opmeer, H. (2008). Samenvatting. Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs. Een verkenning van de doelgroep en de werkwijze. Rotterdam, Stichting Horizon. United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (2005). Guidelines for Inclusion. Ensuring Access to Education for All. Workshops of UNESCO. Volkskrant (2011). Geraadpleegd vrijdag 10 juni 2011, http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/2421251/2011/05/10/Kabinet-de-fout-in-metgroei-aantal-zorgleerlingen.dhtml Willems, J.C.M. (2006). Kindermishandeling en de rechten van het kind: van transisme naar Trias pedagogica. Voorsorteervak Familie- en gezondheidsrecht, K. Blankma e.a.: Amsterdam (2005, januari 31). Zandvliet, I. (2011). Het belang van het kind in artikel 3 IVRK Concretisering van een rechtsbegrip Amsterdam: Vrije Universiteit, Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Geraadpleegd zondag 24 april 2011, http://www.ecpat.nl/images/20/310.pdf
Pagina 14