WAT IS DE NAAM VAN DIE GOD ...? (Exodus 3 vers 13) In de Bijbel is de naam vaak je ‘identiteitsbewijs’ (kenteken), datgene wat jou van de ander onderscheidt. Het is geen ‘etiket’, maar heel wat keren is het één met degene die de naam draagt. Zo is er een man die Nabal1 (= ‘dwaas’) heet en onverstandig handelt. De mens geeft de dieren een naam en mag zo in liefde over hen heersen. Ook sterren, bergen, plaatsen en tijden krijgen een naam. Kinderen ontvangen een naam van (meestal de) vader of moeder. Soms spreken de ouders een wens of verwachting uit in de naam of ze alluderen op een gebeurtenis. Er zijn er ook die de Godsnaam in de naam zetten, een afleiding van ‘Elohiem’ (God, goden) of JHWH2. De naam heeft ook gevolgen voor iemands reputatie. Mannen van naam zijn beroemde mannen. Sorry dames, vrouwen van naam uiteraard ook, ook al is de Bijbel wat meer bezig met (beroemde) mannen dan met (beroemde) vrouwen. Maar we onderschatten Sarah, Debora, Judith, Maria en vele anderen zeker niet. Dat de naam voortleeft in het nageslacht is belangrijk! Vandaar dat het ‘uitwissen’ van een naam van een mens (maar ook van een stad of volk) erg is. Het leviraatshuwelijk3 benadrukt de belangrijkheid van de nagedachtenis van de naam. Een naam hebben is belangrijk. In de Bijbel is de naam van God (en uiteraard van Jezus) zeer belangrijk! Maar hoe ‘heet’ God? Dat lezen we duidelijk4 in Exodus 3, waarin de verschijning van God aan Mozes centraal staat. God zegt tegen Mozes dat Hij neergedaald is om zijn volk te redden uit de terreur van Egypte. Mozes zegt: “Als ze me vragen: Wat is zijn naam, wat moet ik hun dan zeggen?”. God antwoordt: “Ik ben, die ik ben!” De vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap 1951 kiest voor: “Ik ben die Ik ben”. Gezien het woordspel met de naam HEER (JHWH) en het werkwoord “hájá” is het moeilijk een vertaling te geven die dit woordspel vasthoudt. In een artikel gebaseerd op nagelaten aantekeningen van prof. Schoneveld 5 las ik een andere vertaling van de Godsnaam: “Ik zal er zijn, want ik zal er zijn!”
Zie 1 Samuël 25. Enkele voorbeelden (maar er zijn er veel en veel meer) zijn: Elia = God is de Here; Hizkia = de Here heeft zich machtig getoond; Jesaja = de Heer heeft geholpen; Jeremia = moge de Heer verheffen; Nehemia = de Heer heeft getroost; Obadja = dienaar van de Heer; Samuël = God heeft gehoord; Nathan = God heeft gegeven; Daniël = God heeft recht verschaft. 3 Oosterse gewoonte dat de broer van een kinderloos gestorven man met de weduwe trouwde en de eerstgeborene zoon uit dit huwelijk werd als zoon van de overledene gezien. Zie Deuteronomium 25. 4 Nu ja, duidelijk .... Wat betreft de vertaling van de Godsnaam is er nogal wat variatie (zie blz. 3-5). 5 Prof. Schoneveld was één van ‘mijn’ hoogleraren Hebreeuws en Oude Testament (+ 1974) en was bezig met zijn afscheidscollege aan de Faculteit te Brussel, genaamd: “Proeve van een nieuwe vertaling van "èhjè asèr èhjè" in Exodus 3:14. Eén van zijn zonen, dr. C. Schoneveld, stelde in juni 1975 in Jeruzalem het artikel samen. 1 2
JHWH: vier letters, wel te lezen, niet uit te spreken. Dat ‘kunnen’ de Joden ook niet meer, juist omdat het Hebreeuws vrij snel een dode taal was, maar ook omdat men de Godsnaam door haar heiligheid niet of nauwelijks wilde uitspreken. Men las bij deze vier letters 'Adonaj'. Daarom hebben de Masoreten6 de overgeleverde Bijbeltekst zonder klinkers voorzien van accenten en leestekens om zo de toegankelijkheid te vergroten. Zo zijn bij de Godsnaam vormen ontstaan als Jehova (grammaticaal onjuist) en Jahwèh. Gezien het verband tussen het tetragrammaton (vierletterwoord) JHWH en Hebreeuwse werkwoord hajah in Exodus 3:14 kwam men tot Jahwèh. De Samaritanen –die alleen de Thora als Heilige Schrift hadden– spraken wel de naam Gods uit. Volgens Griekse geschriften zeiden ze Jabè of Javè. De statische vertaling van de LXX “het zijnde” is meer platonisch dan Bijbels van aard. God is niet het stille, het in zichzelf eeuwig rustende ‘zijn’, maar een juist in beweging zijnde God. Aan Mozes openbaart God geen metafysica, maar een heilsboodschap. God wil de Israëlieten niet tot wijsgeren maken, maar tot gelovigen. De vulling van die vier letters komt in de Bijbel tot uiting in de woorden: God is liefde. “Ja!” zegt de één. “ Nee, daar merk ik niets van ”, zegt de ander. Kan het zijn dat veel mensen niets merken van Gods liefde omdat ze niet geleerd hebben om die op te merken? Er zijn ook mensen die getuigen dat ze wel iets of veel merken van Gods liefde, ook al loopt het aantal in onze landen terug en kijken we ‘vreemd’ op naar Afrikaanse landen waar mensen die veel en veel minder ‘hebben’ dan wij diepgelovig zijn . Er zijn er die zeggen dat het hun hele leven heeft veranderd en dat zijn niet altijd sentimenteel–zweverige mensen. Geloven is waardevol en heeft zin. Waarom? a) Het heeft een sociale functie: het ‘bindt’ mensen samen. b) Het heeft een ethische functie: het biedt maatstaven voor omgang met mensen/dingen als naastenliefde, zorg voor Gods schepping. c) Het heeft een levensbeschouwelijke functie: het bepaalt het antwoord op vragen als: waar kom ik vandaan, wat is de zin van mijn leven, wat is er na dit leven, welk gezag heeft de Bijbel in mijn leven?. d) Het heeft een psychische functie: het is (toch deels) persoonlijk gekleurd, helpt crisissituaties overwinnen, angsten neutraliseren en de aanvaarding van jezelf en de medemens te bevorderen. In Handelingen lezen we over de jonge, groeiende gemeente en dat ze “... volharden bij het onderwijs van de apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden”. En dan gaat het niet over de goede oude tijd, met superieure gelovigen. Het gaat over mensen die in hun leven door Jezus aangesproken zijn. Mensen die leefden van de belofte van God: “Ik begeleid (ook) jou op je levensweg, door hoogten en diepten ”. In een ‘slogan’ gezegd: God is dichtbij. En dan zijn we terug bij het begin, bij de Godsnaam: Ik zal er zijn! Mogen we van dag tot dag van die belofte leven!
Masora (Hebr.) overlevering): in het jodendom de traditie die de versindeling en vokalisatie van de Bijbeltekst haar bewaarde en overleverde (tussen 7de en 10de eeuw). 6
JHWH vanwege de heiligheid van de Naam leest men “adonai” (mijn HEER / mijnheer).
Exodus 3 vers 14 in de Tenach.
Dat het vertalen van de naam van God niet eenvoudig is, blijkt al uit de vertalingen van Exodus 3 vers 14: SEPTUAGINT (LXX): και ειπεν ο θεος προς μωυσην εγω ειμι ο ων και ειπεν ουτως ερεις τοις υιοις ισραηλ ο ων απεσταλκεν με προς υμας LATIJNSE VULGAAT VAN HIËRONYMUS: dixit Deus ad Mosen ego sum qui sum ait sic dices filiis Israhel qui est misit me ad vos STATENVERTALING: En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! NAARDENSE BIJBEL: Dan zegt God tot Mozes: ik zal er zijn, zoals ik er ben! Hij zegt: zo zul je tot de zonen Israëls zeggen: heeft mij tot u gezonden! NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCHAP 1951: Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. NIEUWE BIJBELVERTALING: Toen antwoordde God hem: “Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: ”IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd”. BIJBEL IN GEWONE TAAL: Toen zei God: ’Ik ben degene die er altijd is. Je moet tegen de Israëlieten zeggen dat ‘Ik ben er altijd’ je gestuurd heeft. GROOT NIEUWSVERTALING: Toen zei God tegen Mozes: ‘Ik ben degene die er altijd is. Je moet tegen de Israëlieten zeggen: ‘‘Ik ben er’’ heeft mij gestuurd. NIEUWE LUTHER BIJBEL: En God sprak tot Mozes: IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL; en Hij sprak: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden. WILLIBRORDVERTALING: Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik ben die er is.’ En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.”
VERTALING PETRUS CANISIUS: God sprak tot Moses: Ik ben: "Ik ben!" En Hij vervolgde: Dit moet ge aan de Israëlieten antwoorden: "Ik ben" zendt mij tot u! HET BOEK: Zijn naam is: Ik ben die Ik ben,’ was het antwoord. ‘Zeg maar tegen hen: “Ik Ben” heeft mij gestuurd! OBBINK VERTALING: En God zeide: Ik ben die ik ben. Gij zult aldus tot de kinderen Israëls zeggen: IK BEN heeft mij tot u gezonden. LEIDSE STUDIEBIJBEL (2013): Toen zeide God tot Mozes: Ik ben die ik ben. Voorts zeide hij: Zo moet gij tot de Israelieten zeggen: Ik-ben heeft mij tot u gezonden. ONDERWIJZER_PENTATEUCH: Hierop zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik zal zijn; en Hij zeide: zo zult gij zeggen tot de kinderen Israëls: Hij, die altijd dezelfde zal zijn, heeft mij tot u gezonden. NIJE FRYSKE BIBELOERSETTING: God sei tsjin Mozes: Ik bin dy’t Ik wêze sil. Hy sei: Dit moatsto tsjin ’e Israeliten sizze: Ik-bin hat my nei jimme tastjoerd. BIJBEL IN AFRIKAANS 1953: En God sê vir Moses: EK IS WAT EK IS. Ook sê Hy: So moet jy die kinders van Israel antwoord: EK IS het my na julle gestuur. LA BIBLE LOUIS SEGOND: Dieu dit à Moïse : Je suis celui qui suis. Et il ajouta : C’est ainsi que tu répondras aux enfants d’Israël : Celui qui s’appelle "je suis" m’a envoyé vers vous. LA BIBLE MARTIN: Et Dieu dit à Moïse : JE SUIS CELUI QUI SUIS. Il dit aussi : tu diras ainsi aux enfants d’Israël : celui qui s’appelle JE SUIS, m’a envoyé vers vous. LA BIBLE (F. GODET): Et Dieu dit à Moïse : Je suis Celui qui suis. Puis il dit : Tu parleras ainsi aux fils d’Israël : JE SUIS m’a envoyé vers vous. LA BIBLE OSTERVALD 1996: Alors Dieu dit à Moïse : JE SUIS CELUI QUI SUIS. Puis il dit : Tu diras ainsi aux enfants d’Israël : Celui qui s’appelle JE SUIS, m’a envoyé vers vous. LA BIBLE DARBY 1991: Et Dieu dit à Moïse, JE SUIS CELUI QUI SUIS. Et il dit, Tu diras ainsi aux fils d’Israël, JE SUIS m’a envoyé vers vous. TYNDALE BIBLE: Then said God unto Moses: I will be what I will be: and he said, this shalt thou say unto the children of Israel: I will be did send me to you. YOUNG’S LITERAL TRANSLATION: And God saith unto Moses, ‘I AM THAT WHICH I AM;’ He saith also, ‘Thus dost thou say to the sons of Israel, I AM hath sent me unto you.’
AMERICAN STANDARD VERSION 2009: And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. THE BIBLE IN BASIC ENGLISH: And God said to him, I AM WHAT I AM: and he said, Say to the children of Israel, I AM has sent me to you. 1947 REVISED STANDARD VERSION: God said to Moses, "I AM WHO I AM." And he said, "Say this to the people of Israel, ‘I AM has sent me to you.’" 1885 ENGLISH REVERSED VERSION: And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. 1599 GENEVA BIBLE: And God answered Moses, I Am That I Am. Also he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I Am hath sent me unto you. GODS WORD TO THE NATIONS: God answered Moses, "I Am Who I Am. This is what you must say to the people of Israel: ‘I Am has sent me to you.’" KING JAMES VERSION 2011: And God said unto Moses, "I AM THAT I AM." And He said, "Thus shalt thou say unto the children of Israel, ‘I AM hath sent me unto you.’" 1853 LEESER OLD TERSTAMENT: And God said unto Moses, I will be that I will be: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I will be hath sent me unto you. LUTHER BIBEL: Gott sprach zu Mose: ICH WERDE SEIN, der ICH SEIN WERDE. Und sprach: Also sollst du den Kindern Israel sagen: ICH WERDE SEIN hat mich zu euch gesandt. 1951 REVIDIERTE SCHLACHTER BIBEL: Gott sprach zu Mose: « Ich bin, der ich bin! » Und er sprach: Also sollst du zu den Kindern Israel sagen: « Ich bin », der hat mich zu euch gesandt. 1904 EMIL KAUTSCH TEXTBIBEL: Da erwiderte Gott Mose: Der "Ich bin, der ich bin"; dann sprach er: So sollst du den Israeliten sagen: Der "Ich bin" hat mich zu euch gesandt! ZUERCHER BIBEL 1931: Gott sprach zu Mose: "Ich bin, der ich bin." Und er fuhr fort: So sollst du zu den Israeliten sagen: Der "Ich bin" {der biblische Erzähler hörte in dem Gottesnamen Jahwe einen Anklang an das hebr. Zeitwort "sein" } hat mich zu euch gesandt.