Warandelezing Gehouden op 2 december 2008 door Rabotopman Bert Heemskerk
Dames & heren,
We waren vorige week met negen bankiers bij de Vaste Kamercommissie voor Financiën voor een hoorzitting over de kredietcrisis. Vier representanten van grote banken en vijf van kleinere banken. De kamerleden, tien man sterk, stelden eigenlijk steeds weer dezelfde vragen. Hoe heeft het zo ver kunnen komen, voelt u zich niet schuldig? Hoe heeft u kunnen falen in uw ‘core competence’: het inschatten van risico’s?
Ik heb getracht naar eer en geweten uit te leggen wat onze interpretatie is. Ons inziens is de echte oorzaak van de huidige kredietcrisis het feit dat we overal in de wereld luchtbellen, ‘bubbles’ hebben gecreëerd. Bubbles in de onroerend goed sector en de huizenmarkt in de Verenigde Staten, waar de prijzen in enkele jaren met meer dan 100% stegen, maar ook in Spanje, Ierland, Verenigd Koninkrijk en ook in China en Dubai. Zeepbellen ook in grondstoffen, de olieprijs driemaal over de kop, de sojabonen, suiker, ja zelfs melk. En vervolgens zeepbellen in de aandelenmarkten, die sinds 2002 in enkele jaren over de kop gingen in Verenigde Staten, Europa, maar vooral ook in China, India, Rusland en onze AEX, die steeg van 200 in 2002 naar bijna 600 in 2007. En het zal duidelijk zijn, die zeepbellen worden / zijn nu stuk voor stuk doorgeprikt. De prijzen kelderen.
Wat was de rol van de banken? Zij zijn zeker niet de veroorzakers, dat waren we met z’n allen maar zij maakten deze zeepbellen wel mogelijk door naast hun eigen bedrijf een ring van beleggers te creëren, die allen bereid en gretig waren om in de indirecte kredietverlening te stappen. Tot de negentiger jaren van de vorige eeuw werd het mondiale volume van kredietverlening bepaald door het volume spaargelden en deposito’s van cliënten bij banken. ‘Core liabilities’ heet dat. En je zorgde als voorzichtig bankier dat je een zogenaamde ‘net lender’ was in de interbancaire markt. Het was tenslotte gevaarlijk om voor je kredietverlening afhankelijk te zijn van je bancaire concurrenten.
Die nieuwe tertiaire kring van indirecte kredietverleners waren verzekeringsmaatschappijen, money market funds, beleggingsmaatschappijen, pensioenfondsen en hedge funds. Alle waren mondiaal op zoek naar dat stukje hoger rendement dan op Staatspapier. En dat kregen ze door de in doosjes verpakte, gebundelde leningen, de zogenaamde ‘conduits’, de ‘SIV’s’, de ‘securitisaties’ te kopen van de zakenbanken. En op deze wijze ontstond er, naast het totale bankleningenvolume in 2006 van euro 125.000 miljard groot, een indirect
1
leningenvolume van bijna nog eens 15.000 miljard. En hierdoor konden de immer stijgende prijzen worden gefinancierd. Bij dat securitiseren, in doosjes verpakken, speelden de rating agencies de rol van Centrale Bank. Zij bepaalden op grond van modelberekeningen wat de kwaliteit van de inhoud was: AAA, A+ of BBB etc. en hoe lager de rating hoe hoger de prijs en het rendement en vice versa.
En dit securitiseren vormde het hoogtepunt van een eerder, in de tachtiger jaren, ingezet proces van desintermediation: het ontkoppelen van de relatie bank – cliënt. Marius Jonkhart, destijds directeur NIB, voorspelde destijds al: het opnemen van gelden van cliënten en het verstrekken van kredieten aan cliënten, de rol van het traditionele bankwezen, zou volledig verdwijnen.
En iedereen deed mee aan dit spel. De banken, omdat ze hierdoor vermogen, solvabiliteit konden vrijspelen of als ze de doosjes zelf hielden, liquiditeit creëerden, omdat ze de leningen nu gebundeld desgewenst zó konden verkopen of konden belenen. De Centrale Banken bekeken al deze nieuwe structuren en keurden ze goed. Er werd immers meer liquiditeit en solvabiliteit gecreëerd. Dat vinden Centrale Banken prachtig. En de rating agencies hadden er een nieuwe winstgevende activiteit bij, zo ook de accountants. Iedereen was dik tevreden, ook het bedrijfsleven. General Motors kon zo meer autofinancieringen verstrekken, Xerox en Oce meer financieringen voor kantoorapparatuur tot en met de studentenleningen en de zogenaamde ‘subprime’ leningen.
En bij deze laatste categorie ging het mis en vervolgens ging alles mis.
Die ‘subprime’ leningen werden namelijk verstrekt aan armere Amerikanen, die leefden in de zogenaamde ‘red line districts’ in de steden. Makelaars hadden een rode lijn getekend om gebieden waar Afro Americans, Latino’s, alleenstaande moeders, mensen zonder vast inkomen etc., woonden. Het was het plan van de eerste regering Bush en Greenspan om deze mensen ook in staat te stellen huizenbezitter te worden.
En banken bleken maar al te graag mee te willen werken, sommige uit ‘social responsibility’ bewustzijn, andere om meer geld te verdienen. Totdat de huizenprijzen in de Verenigde Staten na een stijging van bijna 200% gingen dalen en de rente van de FED tegelijkertijd steeg van 1% naar 4,5%. Toen bleek dat die triple A gewaardeerde subprime doosjes veel risicovoller waren dan de modellenmakers voorspeld hadden. De rest weten we. In augustus 2007 moest Banque BNP Paribas een money market fund sluiten, omdat de beleggers de activa, onder andere bestaande uit subprime doosjes, wantrouwden.
2
Vervolgens verloren de beleggers ook het vertrouwen in de kwaliteit van alle doosjes of daar nu subprime leningen, bedrijfsleningen of studentenleningen in zaten. Iedereen probeerde deze zo snel mogelijk te verkopen, waardoor de prijzen duikelden. Banken hebben met succes tot maart 2008 getracht een zogenaamde ‘fire sale’ te vermijden, door deze doosjes weer terug op de balans te nemen. Hiervoor was meer funding nodig, die steeds schaarser werd en vervolgens werd duidelijk dat een aantal, met name zakenbanken, onvoldoende solvabel bleken om de afgewaardeerde doosjes te financieren. Vandaar de problemen bij Bear Stearns, Lehman Brothers etc., die gedwongen werden de activa tegen ‘rock bottom’ prijzen te verkopen, waardoor de marktprijzen verder kelderden. Doordat heel de tertiaire financiële sector in één keer verdween, ontstond er één grote kredietkrapte, waardoor prijzen voor kredieten mondiaal sterk stegen.
Eerst werd er nog gesproken over ‘decoupling’ in China en India. Maar al ras bleek dat de ‘world’ echt ‘flat’ is. De in problemen geraakte grote banken opereren namelijk wereldwijd. We weten immers dat de financiële markten met elkaar verbonden zijn. Als de marges in de kredietverlening stijgen, dan dalen de prijzen van obligaties, maar ook van zogenaamde ‘credit default swaps’ en ook van de aandelen. Allereerst de aandelen in de financiële sector, maar vervolgens ook in de zogenaamde reële sector, omdat alle prijzen van onroerend goed, grondstoffen etc., implodeerden. Niemand kan hier aan ontkomen en een wereldwijde recessie is het gevolg.. We leefden wereldwijd boven onze stand. De bankiers, dat kun je ze verwijten, maakten het mogelijk.
Er is banken in de Verenigde Staten wel verweten dat zij onvoldoende zorgplicht betracht hebben. Dat is juist. In de subprime spreekt men van zogenaamde ‘Ninja’ kredieten, ‘no income, no job, no assets’. Maar anderzijds was er in het licht van destijds geen taxatie nodig, want de huizenprijzen stegen immers toch steeds, geen behoefte aan overleggen van een salarisafschrift, want men was veelal niet in vaste dienst en begon men met de zogenaamde lage ‘teaser rates’, omdat men niet meer kon betalen en later zou alles wel goed komen. Allemaal fout, maar wel te begrijpen, ook al kun je dit nooit billijken.
Hoe lang duurt deze crisis en waar ligt de oplossing? Tot de vraag (naar krediet) en het aanbod (van krediet) weer in evenwicht is. De vraag wordt bepaald door groei of daling van de economische activiteit en de prijzen en het aanbod uiteindelijk door de beschikbare spaargelden en deposito’s voor banken. De overheden en Centrale Banken hebben tijdelijk de rol van de tertiaire financiële sector overgenomen door de activa van banken te bevoorschotten. Maar dat is geen eindoplossing. Dat evenwicht is er pas als de
3
economische activiteit en de prijzen dusdanig zijn gedaald, dat de banken voldoende kapitaal hebben om deze te financieren.
Eigenlijk is deze crisis dus het omslagpunt naar een gezondere economie. Dat doet pijn, heel veel pijn. Maar anders was de patiënt letterlijk ooit geëxplodeerd, was de ballon geknald, terwijl we nu de economie laten imploderen of anders gezegd zachtjes laten leeglopen. De patiënt blijft dus wel in leven.
In dit licht heeft het niet zoveel zin om de patiënt via kunstgrepen weer op te blazen. Beter is de ziekte uit te zieken en maatregelen te nemen om een verdere verslechtering te vermijden. Zo zou de Amerikaanse overheid ons inziens niet de ‘toxid’ assets van de banken moeten kopen om de banken dan weer in staat te stellen weer méér hypotheken en consumptieve financieringen te verstrekken. En hierdoor de hoogte van de schulden van de Amerikaanse consument nog verder te vergroten. Dan gaan we echt de verkeerde kant op. Beter ware het om de huizenbezitters zelf te helpen en hen bijvoorbeeld rentesuppletie te geven, zodat ze niet uit hun huizen worden gezet, waardoor de huizenprijzen door gedwongen verkoop, niet verder kelderen.
Wat leren we hier uit? Dat je nooit moet over-crediteren, nooit geld lenen aan arme mensen, die niet kunnen terugbetalen. Bij de eerste Raiffeisenbanken moest iedere arme boer twee stevige borgen meenemen. Zo vermeed je dat de bank onderuit ging. We leren hier uit dat de aloude vertrouwensrelatie, zowel aan de debet- als creditzijde, voor banken en cliënten cruciaal is. Dat kredietverlening een vak is dat je niet moet overlaten aan modellenbouwers. Dat spaarders en deposanten zich ook moeten afvragen of de bank waar hun geld staat, wel voldoende te vertrouwen is. Dat pensioenfondsen, verzekeraars en beleggingsfondsen niet moeten beleggen in niet transparante zogenaamde ‘beleggingsvehicles’.
Heeft hebzucht, ‘greed’, een rol gespeeld? Ongetwijfeld. Maar dan wel de zucht naar meer van álle partijen, niet alleen de bankiers. Ook de spaarders. Bijvoorbeeld in Nederland, die hun spaargelden belegden bij Icesave, een naam waarvan niemand tot juni 2008 ooit van had gehoord. We hebben er in juli 2008 publiekelijk voor gewaarschuwd. De toezichthouders gevraagd actie te nemen, maar hun handen waren vanwege Europese regelgeving gebonden. Daarom pleiten wij nu als Rabobank voor een nieuw Europees depositogarantie systeem, waarbij een fonds gecreëerd wordt door afdrachten van spaarders en banken met als achtervang de overheden. Zodat bij calamiteiten de goede banken niet ook in de afgrond worden gezogen. Want ons huidige Nederlandse systeem is – en dat is
4
onvoldoende bekend – een omslagsysteem, waarbij de goede banken voor de verliezen van hun concurrenten moeten opdraaien. De Staat en De Nederlandsche Bank “fronten” en leggen vervolgens de rekening bij het bankwezen. Dat is de afspraak.
Wel is nu duidelijk dat de Nederlandse Staat bereid is onze grote systeembanken overeind te houden. Dat is een goede zaak. Maar één kleinere Icesave erbij – en wij zien enkele zwakkere banken, die mogelijk niet door hun buitenlandse overheid gered worden – is er voor het goede bankwezen één te veel.
U begrijpt dat het voor ons als Rabobank een hard gelag is om mee te moeten betalen – en dat doen we – aan de verliezen van Icesave, waar we indringend voor gewaarschuwd hebben. Op de recente verhoging van het Nederlandse Deposito Garantie Stelsel (DGS) tot euro 100.000 hebben we dan ook als volgt gereageerd. Enerzijds prachtig, dan worden onze spaarders (ik ben er zelf ook een) verder beschermd en daar zijn we vóór. Anderzijds zeiden we, hef nu zo spoedig mogelijk het Nederlandse DGS op en voer een nieuw, Europees systeem in.
Daar zat ook de volgende gedachte bij ons achter. Als je de Staatsgarantie (lees: bankgarantie) verhoogt tot euro 100.000, dan kan iedere zwakkere bank in plaats van euro 40.000 per cliënt, euro 100.000 naar zich toe trekken door meer te bieden op spaargeld, dan de concurrent: lees bijvoorbeeld Rabobank. De zwakste bank wordt hiermee ‘price setter’ in de Nederlandse spaarmarkt. Er zijn nu kleinere partijen die méér dan 6% op spaargeld bieden, omdat ze van professionele partijen, die de risico’s goed kunnen inschatten, geen geld kunnen krijgen (net zoals deze zomer Icesave), tenzij ze tarieven bieden van 10 tot 15%! Dat zijn de echte risico’s en daar moeten in ons huidige systeem de sterke Nederlandse banken voor borgen. Dat deze banken meer kunnen bieden, omdat ze via internet geld ophalen in plaats van via het dure kantorennet van Rabobank, is onzin. Wij zijn de grootste internetbank met een zeer lage kostenstructuur.
Hier kleeft nog een ander aspect aan, dat is dat als we hogere spaarrentes vergoeden dan ook de hypotheekrente omhoog moet. Maatschappelijk betekent dit dat de (oudere) spaarders de rekening van hun hogere rente neerleggen bij de jongere huizenbezitters en consumptieve financieringen. Heel concreet: de korte rente van de Europese Centrale Bank (ECB) is gedaald tot 3,25%. Euribor (dat is de interbancaire rente) die ligt, vanwege het onderlinge wantrouwen onder banken, veel hoger op bijna 4%. Maar de één jaars spaarrente ligt nog steeds, ondanks de renteverlagingen van de Centrale Banken, op ca. 5%, omdat de zwakkere banken geen geld kunnen aantrekken. Hierdoor ligt ook bij ons de 10-jaars
5
hypotheekrente op ca. 6%. We moeten wel mee in de spaardersmarkt. Twee jaar geleden lag de 10-jaars hypotheekrente op zo’n 4,5%. 10-jaars Staat was toen en nu ca. 3,75%!. Dat is het rente opdrijvend effect van het huidige Nederlandse DGS. Dat is de echte onderliggende reden van de duurdere MKB-kredieten. Niet de gretige bankiers. Zo spoedig mogelijk veranderen dus. Ja en dan was er die vraag waarom banken, ondanks de Staatsteun, nog steeds niet bereid lijken ruimere kredieten te verstrekken aan het bedrijfsleven. Het antwoord van een collega concurrent moge duidelijk zijn. Naast steun stellen de overheid en DNB begrijpelijk ook eisen aan de solvabiliteit. Die moet op een niveau van minimaal 10% volgens BIS I (een norm die Rabobank al jaren hanteert) worden gebracht. Dat leidt ertoe dat minder krediet kan worden verstrekt. Het volume kredietverlening is gelijk aan een factor tien keer het vereiste kapitaal. Verhoog je de eis, dan verlaag je het kredietvolume. Banken doen niets liever dan kredieten verstrekken, maar ‘you can’t have it both ways’. In de problematische jaren negentig werden in Japan en Scandinavië de solvabiliteitsnormen verruimd.
Rabobank heeft overigens geen problemen met de kredietverlening in het MKB en aan particulieren. Onze groei in de kredietverlening is tot nu toe 14%, meer dan ooit!. Wij hebben steeds gehecht aan de sterkste buffers, ca. 13% volgens BIS II. Beursgenoteerde banken hebben dikwijls bewust hun kapitaalbuffers afgebouwd en deze gedeeltelijk teruggegeven aan aandeelhouders, teneinde de koers te steunen. Zoals al vaak gesteld, staan de eisen van beursaandeelhouders op gespannen voet met een solide bankwezen.
Er was een tegenwerping dat niet beursgenoteerde banken niet transparant zijn, lekker alles binnenskamers regelen. Ik heb geantwoord dat Rabobank één van de weinige banken was die bij de publicatie van de jaar- en halfjaarcijfers verteld heeft, dat ook Rabobank behoorlijke verliezen hadden vanwege subprime. Tegelijkertijd steeg de winst verder vanwege de goede gang van zaken in andere delen van de Rabobank Groep. Vrijwel alle andere, beursgenoteerde partijen minimaliseerden het probleem, totdat de bom barstte. Ik snap ook wel dat je met de beurs alleen feiten moet delen en niet je vrees. Want dan keldert de koers. Als coöperatie hebben we daar geen last van en bespreken we alle zaken en problemen openlijk met onze aandeelhouders vier keer per jaar in de Centrale Kring Vergadering (CKV).
En dan waren er uiteraard onze voorstellen voor een écht Nationaal Hypotheek Garantiestelsel (NHG). Ik was kamerlid Frank Weekers van de VVD dankbaar dat hij de vraag stelde of hij ons voorstel goed begrepen had. Iedereen reageerde negatief en hij wel in het bijzonder door het als een ‘bezopen’ voorstel te kwalificeren.
6
Ik heb uitgelegd dat ons voorstel primair ingegeven is door onze hedendaagse maatschappelijke normen en waarden. Anno 2008 is huisuitzetting vanwege het niet voldoen aan de dienst der hypothecaire lening, indien dit buiten schuld is, nauwelijks aanvaardbaar. Ik denk dat jongeren en zwakkeren in de maatschappij het als een groter leed ervaren als ze hun huis (hun ‘home sweet home’) uitgezet worden, dan wanneer ze werkloos of ziek worden. Maar voor deze laatste risico’s is er de WW of de ziektekostenverzekering. Wij willen de spaarders / ouderen tot euro 100.000 beschermen, waarom onze jongeren met hypotheken niet? Je praat in Nederland over 3,5 miljoen hypotheken, de helft van de huishoudens.
Als, als de huizenprijzen zouden zakken – en dat heeft u mij niet horen zeggen, want Rabobank blijft positief ten aanzien van een stabiele huizenprijzenmarkt – maar als de prijzen toch zouden zakken en de werkloosheid toeneemt tot zo’n 5%, wat het CPB wel voorspelt, en als de rente hoog blijft op 6% in plaats van 4,5% destijds, dan zullen veel jonge hypotheekgevers in de problemen komen en zal het aantal huisuitzettingen gaan toenemen van nu – in een hoogconjunctuur - ca. 2.000 per jaar tot zo’n 10.000 tot 20.000. Dat verandert het straatbeeld en dalen de prijzen verder, omdat bij parate executie de prijzen ca. 25% onder de markt liggen! Dat moeten we met z’n allen vermijden. Dat is geen paniek zaaien, maar waarschuwen voor een mogelijk onheil en met voorstellen komen om dit te vermijden. En dat kunnen we nu door iedere hypotheekgever te verplichten een wettelijk geregelde hypotheekgarantie af te sluiten tegen gemiddeld zo’n 15 basispunten (enkele honderden euro’s per jaar). De ouderen, die dit eigenlijk minder nodig hebben, zijn solidair met de jongeren, net zoals bij de WW, maar betalen ook een lagere premie, zo’n half promille. Deze gelden gaan in een fonds, waaruit mensen die in de problemen komen voor meerdere jaren rentesuppletie krijgen en als het huis tóch rustig verkocht wordt, dan wordt de eventuele restschuld grotendeels kwijtgescholden. Er moet uiteraard een, bijvoorbeeld 10%, regres blijven voor de huizenbezitter en de bank, vanwege zogenaamd ‘moral hazard’. Maar dat probleem kennen we ook bij de huidige NHG, de WW en de ziektekostenverzekering en is derhalve oplosbaar. De rol van de Staat is die van wetgever en tijdelijke achtervang, als er op korte termijn toch brand uitbreekt, wat niemand verwacht. Dan is het fonds nog onvoldoende gevuld. Later krijgt de Staat dit terug. Als de brand uitbreekt, zal de Staat sowieso genoodzaakt zijn in te grijpen, zoals nu in Spanje, waar de overheid rente suppleert ter vermijding van huisuitzettingen en in de Verenigde Staten bij Fannie Mae en Freddie Mac.
Voordeel van een dergelijke regeling is dat banken de premie van gemiddeld 15 promille kunnen vertalen in een lagere hypotheekrente: in plaats van 6% nu naar 5,85 tot 5,90%,
7
aangezien door het fonds en de achtervang van de Staat de hypothecaire lening vrijwel solvabiliteitsvrij wordt. De particulier betaalt dus per saldo nauwelijks meer. Vervolgens is het zo dat de banken het risico op déze zeer transparante Nederlandse hypotheken, met een indirecte Staatsgarantie, wél kunnen doorverkopen naar beleggers tegen redelijke prijzen: Staat plus 50 – 70 basispunten. Dit leidt tot solvabiliteitsverlichting voor het totale Nederlandse bankwezen uiteindelijk van zo’n euro 5 miljard onder BIS II. Die ruimte kan worden ingezet voor bijvoorbeeld het MKB. Voordeel is ook dat het aantal aanbieders weer zal toenemen. Veel partijen zijn het afgelopen jaar verdwenen als aanbieders van hypotheken: Argenta, Bank of Scotland, Gmac etc. Deze kunnen dan weer toetreden, hetgeen de concurrentie ten goede komt.
Het lijkt bizar en ongeloofwaardig dat Rabobank met een voorstel komt dat haar eigen positie bemoeilijkt. Dat was ook de grootste oppositie bij ons intern. Wij zijn goede hypotheekverstrekkers. Straks kent iedereen het kunstje. Maar er zitten meer pijlen in onze marketingmix, waardoor we de concurrentie kunnen weren. En we hebben toch gezegd dat we voor het algemeen belang zijn. Dat komt omdat we een coöperatie zijn met als enig doel het dienen van de belangen van onze leden, onze cliënten. Wij zijn niet opgericht om meer winst te maken. Het doel van Rabobank luidde ingevolge de statuten destijds ‘om den woeker te weren, den landman in zijn nood bij te staan, maar ook de spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid bevorderen’. Dat waren en zijn nog steeds de doelen van Rabobank 2008.
We zijn inderdaad meer een nutsbedrijf dat een groot algemeen nut dient: de financiële belangen van zo’n negen miljoen cliënten in Nederland en even zo velen internationaal. En dan gaat het om veilig betalingsverkeer, zo laag mogelijke hypotheekrenten, redelijke tarieven voor het MKB, redelijke spaartarieven. Daar staan wij als Rabobank voor.
En dat kan, omdat onze stakeholders, tegelijk onze aandeelhouders zijn, die duurzame belangen hebben bij wat wij doen en niet uit winstbejag. Winst moet ook bij ons, vanwege de continuïteit en de groei en niet om uit te keren.We hebben gezegd dat in onze visie banken eigenlijk allemaal nutsbedrijven zijn, die geen speelbal moeten zijn van vluchtige aandeelhouders, die maar één doel hebben: zo snel mogelijk verkopen tegen de hoogste prijs en vervolgens op naar de volgende prooi. Wij willen niet dat alle banken coöperaties worden, dat is irreëel.
Beursgenoteerd is niets mis mee, mits het meerderheidsbelang bij banken, nutsbedrijven in vaste, duurzame handen is. Referentie aandeelhouders die het lange termijn belang van de
8
bank voor ogen hebben. Het is eigenlijk merkwaardig. We hebben allemaal in onze cursus boekhouden geleerd dat de rechthebbenden op de assets van een bedrijf in eerste instantie de commerciële crediteuren zijn. Als de nood aan de man komt, moeten ze beslag kunnen leggen op de door hen geleverde voorraden. Terecht. Vervolgens komen de bankiers als rechthebbenden, die tegen dekking of convenants krediet verleend hebben. Vervolgens de obligatiehouders en tenslotte de kapitaalverstrekkers, die vormen de laatste buffer en wensen daarvoor terecht het hoogste rendement. Zij komen immers volgens het boekje en ook bij familiebedrijven als laatste aan de beurt
Maar via de beurs zijn diezelfde kapitaalverstrekkers tot de meest vluchtige belanghebbenden geworden. Kijk naar ABN AMRO. De aandeelhouders zijn er met 72 miljard euro vandoor gegaan naar Hongkong en Shanghai, om daar weer het spelletje te spelen. Terwijl de Staat nu moet borgen voor de crediteuren, de spaarders, de obligatiehouders, het personeel. Banken, nutsbedrijven, moeten geen speelbal kunnen zijn van vluchtige aandeelhouders. Het Ministerie van Financiën en DNB zouden hier voorwaarden moeten stellen ten aanzien van een duurzame, veilige aandeelhoudersstructuur.
Wat is er overgebleven van onze nationale helden, de banken, de grote wereldspelers uit zo’n klein landje? Nederland moest weer het financieel centrum van de wereld worden, zoals in de V.O.C.-tijd. En we waren goed op weg en speelden het spel volgens de internationale, Angelsaksische regels. Niet gezapig zeggen een rendement op het eigen vermogen van 10 tot 12%, zoals bij Rabobank, is wel genoeg. Nee, je vergelijken met een peer groep en de hoogste worden met zo’n 20% rendement. En dan uiteraard kapitaal teruggeven aan de aandeelhouders, als je het even niet nodig hebt, want zij weten veel beter wat daarmee te doen dan als het vet op de botten te blijven. We waren er allemaal trots op dat alle beschermingsconstructies werden afgeschaft, certificering opzij werd gezet, beschermingsprefs ingetrokken werden. De Code-Tabaksblat schreef het voor. En weg van de incestueuze cross-shareholdings tussen banken en verzekeraars. De banken moesten alleen letten op hun aandeelhouderswaarde. Op die manier zou de zogenaamde ‘Dutch discount’ op de beurs verdwijnen. We hebben gezien wat er van gekomen is. Terecht zei Rijkman Groenink, als een soort Ecce Homo, op de laatste aandeelhoudersvergadering van ABN AMRO: ‘dit hebt u toch allen gewild’. En zei de President-Commissaris Arthur Martinez ‘we hebben bereikt wat we wilden: de hoogste waarde voor aandeelhouders’.
De beurs en IFRS / fair value is een apart verhaal. We kennen financiële crises eigenlijk pas sinds de Amsterdamsche beurs / bank werd opgericht in 1611 respectievelijk 1614. We
9
hadden vrij snel daarna de eerste financiële crisis: de tulpenbollen crisis. Alle crises zijn steeds zoals in 1929 en 2001 beurscrises geweest. Stelt u zich eens voor als er vandaag geen beurzen waren, geen fair value per vandaag, zou er dan een financiële crisis zijn als vandaag? Ik denk het niet. Ik denk dat de bubbles rustig zouden zijn opgelost, door verstandige mensen, zonder de analisten die steeds weer een beursgenoteerd bedrijf afrekenen op hun (die van analisten) winstvoorspelling. Zo van ‘wij voorspellen een winstgroei van 10%, het bedrijf komt met een groei van 5%. Het bedrijf doet het dus slecht.’ Beursgenoteerde bedrijven zijn speelbal geworden van financiële analisten en vluchtige aandeelhouders. Dat is het Angelsaksische model, een ego, winstgedreven model. We moeten terug naar het zogenaamde Rheinländische model, waar wij, alle stakeholders: cliënten, personeel, crediteuren en aandeelhouders tezamen, in goed overleg de dienst uit maken.
Die vluchtige aandeelhouders gaan ook steeds weer met z’n allen dezelfde kant op: omhoog of omlaag. Toen het omhoog ging, vonden we het allemaal leuk, maar nu het omlaag gaat, vinden we het minder leuk. De beurskoersen van vrijwel alle grote banken wereldwijd, zijn gedecimeerd! Dat is ons inziens irreëel. De winsten zijn wel minder, maar niet 1/5 of 1/10 van voorheen. Fair value (dagwaarde) is volgens ons extremely unfair in extreme omstandigheden zoals nu.
Ik ben uiteraard niet voor afschaffing van de beurs, die heeft veel welvaart gecreëerd. Ik heb zelf Van Lanschot naar de beurs gebracht, maar wel de meerderheid gelaten bij een kring van sterke, duurzame aandeelhouders. Ik ben wel vóór beperking van de macht van de beurs. Beurzen en IFRS / fair value werken als thermometers: ze waarschuwen als onze temperatuur stijgt boven 37 graden Celsius. Maar we moeten ons niet vergissen. In een slechte markt is de beurswaarde van een bedrijf niet gelijk aan de koers keer het aantal aandelen. Net zo min als de waarde van een bedrijf in een euforische markt gelijk is aan de hoge koers keer het aantal aandelen.
Blijft de vraag waar maken we ons als Rabobank eigenlijk druk om, waar bemoeien we ons mee? Moeten we niet een toontje lager zingen, moeten we geen schuld bekennen? Voor schuld bekennen is ons inziens geen reden. We hebben met z’n allen fouten gemaakt, achteraf, want we vonden het allemaal prachtig.
Ons druk maken om een betere wereld evenwel, ligt in onze genen. We zijn opgericht door schoolmeesters, dominees, pastores, arme boeren en landadel, die slechts één doel voor
10
ogen hadden: de positie van arme boeren en MKB-ers verbeteren, het land ontwikkelen door zelfredzaamheid en onderlinge solidariteit.
In Nederland is dit eigenlijk goed gelukt. De boerenstand is welvarend, het platteland is een bron van welvaart geworden. We weten dat als je een ontwikkelingsland tot welvaart wilt helpen, je moet beginnen met de ontwikkeling van het platteland, zoals we dit ooit in Nederland deden.
Daarom zijn we als Rabobank Foundation als sinds 1973 actief in zo’n 30 ontwikkelingslanden met microfinancieringen. Adviseren we via RIAS honderden banken in ontwikkelingslanden. Hebben we sinds 2004 Rabobank Development opgericht met als doel belangen te nemen in grote banken in een beperkt aantal ontwikkelingslanden in Oost-Afrika, China en Zuid-Amerika en deze om te vormen tot professionele boerenleenbanken. En het lijkt ons te lukken, het zal ons lukken. Inmiddels hebben we belangen in grote banken in Tanzania, Zambia, Rwanda en Mozambique, China en Paraguay. We vormen deze banken stuk voor stuk om naar boerenbanken en ontwikkelen het platteland. Toen we vier jaar geleden startten met de Nationale Microfinance Bank in Tanzania, de grootste bank, was er niet één krediet aan een boer. Nu zijn er zo’n 350.000 cashewnoten boeren en koffieboeren die via coöperaties van ons kredieten krijgen.
Nogmaals, we zijn in de grond van de zaak een nutsbedrijf en een ontwikkelingsbank. Daarom zijn we grootscheeps in de mondiale markt van financieringen van duurzame energie gestapt. We financieren windmolenparken, zonnepanelen en biobrandstoffen in Nederland, Spanje, India en Brazilië. Daarom profileert Robeco zich ook als duurzame belegger, hebben we het Zwitserse SAM overgenomen: de grootste Europese belegger in clean tech en water. Daarom hebben we producten ontwikkeld, zoals de klimaathypotheek en de climate card.
Daarom sluiten wij ons aan bij de zogenaamde ‘Equator principles’ en de ‘Roundtable on Sustainable Palm Oil’, die onder andere let op een duurzame palmolieproductie. Daarom gaan wij in gesprek met NGO’s over maatschappelijke issues. Rabobank is immers voortgekomen uit een maatschappelijk belang. De boeren kredieten verstrekken, wat de Amsterdamsche en Twentsche Bank weigerden. Trokken hun neus daar voor op. Was te klein grut.
11
Daarom geeft Rabobank een zogenaamd coöperatief dividend terug aan de maatschappij door in alle dorpen en steden, waar we zitten, de goede doelen te steunen. Dat is onze ‘kick back’ naar de maatschappij waarvan we deel uit maken.
Daarom stellen we duurzaamheids- en corporate responsibility eisen ten aanzien van de bedrijven die we financieren. Bedrijven die mensenrechten niet respecteren, die de UN-code niet volgen, die notoire producenten zijn van controversiële wapens, financieren wij niet. En ten aanzien van beleggers voeren we een ontmoedigingsbeleid. Met betrekking tot kernenergie voeren we een beleid dat mee ademt met de maatschappelijke denkbeelden en proberen we te komen met ‘best of class’ opinies.
Daarom hebben we een commissie ethiek, die beoordeelt hoe we moeten omgaan met bijvoorbeeld de seksindustrie, de coffeeshops, de wietproducenten. Dat zijn soms best moeilijke vragen. Niet financieren is snel duidelijk, maar moet je een opstal- of een ziektekostenverzekering weigeren aan een coffeeshophouder? Mag een crimineel geen rekening hebben? Waar moet hij of zij dan wel naar toe?
Dames en heren, Ik kom tot een einde. Ik heb me in dit betoog mee laten voeren door de vragen van de Vaste Kamercommissie voor Financiën. Ik heb getracht antwoorden te formuleren op hun vragen en die van onze cliënten, de NGO’s, de maatschappij. Ik hoop dat men begrijpt dat ons Rabobank antwoord toch een ander antwoord is dan dat van andere banken.
Dat het bij ons steeds gaat om het maken van de juiste keuzes. En daarbij maken we natuurlijk ook fouten of zijn we soms onvoldoende duidelijk, zoals vorig jaar bij de Opmaathypotheek. We hebben het toen wel aan alle cliënten, 120.000 in getal, persoonlijk uitgelegd.
Ik weet dat velen desalniettemin zullen blijven concluderen dat wij mede behoren tot die groep van gretige en graaiende bankiers, die dom als we zijn, de risico’s verkeerd hebben ingeschat en nu de wereld hebben opgezadeld met een recessie of zelfs depressie. Zoals Alexander Pechtold het verwoordde aan het eind van de vele vragen: ‘Het was, zo begreep de D66-leider uit de verklaring van de negen topbankiers, niet de schuld van de banken, niet van de toezichthouders en niet van de aandeelhouders. Ondertussen is er, aldus de laatste schatting, wereldwijd 50 biljoen dollar verdampt. Maar u doet alsof het u allemaal een beetje komt aanwaaien. ‘
12
Ik snap dit ook wel. De burger voelt zich belazerd en bedrogen. Als het nu de Middeleeuwen waren, dan zou er een ware progrom ontstaan, een razzia op de bankiers. Wat we ook zeggen, het is allemaal verkeerd, want het kan niet zo zijn dat we allemaal schuld hebben. De meesten van ons ‘haben es nicht gewusst’ en snappen het nog steeds niet. Ik weet ook dat velen die dit lezen zullen denken weer zo’n bankier, die zijn straatje schoonveegt. Die mooie sier probeert te maken met giften voor goede doelen en dominee preken in de hoop er mee weg te komen. Ik troost me met de gedachte dat zelfs de tollenaars een kleine kans hebben in het Rijk te komen.
Naast bankier blijf ik toch ook filosoof en theoloog. Van je geloof moet je nooit afvallen en je afkomst moet je nooit verloochenen. Ik weet maar al te goed dat volgens het fenomenologisch denken sinds Edmund Husserl: de uiterlijke schijn, de perceptie van mensen, belangrijker is dan wat is, wie je écht bent, waar je voor staat, wat je idealen zijn. De causae finales, de doelen waar we naar streven, zijn veel belangrijker dan onze drijfveren. Zij brengen ons in beweging. Op dat primaat van de schijn en de perceptie zijn de moderne communicatie- en marketingtheorieën gestoeld. Toch denk ik dat dit slechts tijdelijk is en dat de waarheid die zegt, om met Parmenides te spreken: ‘wat is dat is of wat niet is, dat niet is, zal zegevieren.’ ? Dat lijkt op tautologie, maar is het niet. Ik ben blij dat ik voorzitter mag zijn van een democratisch geregeerde bank, waar je geen toontje lager hoeft te zingen, waar woord en wederwoord geldt, waar je je niet hoeft te schamen voor je idealen en drijfveren, mits je maar met beide benen op de grond blijft staan.
13