PASSIE EN PASEN LITURGIE 2015 THEMA : Ik voor u, wij met Hem Aanvangstekst : 1 Petrus 2 : 21 Want hiertoe bent u geroepen, omdat ook Christus voor ons geleden heeft; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u Zijn voetsporen zou navolgen; Zingen : Ps. 147 : 1, 2, 6 1 Laat 's HEEREN lof ten hemel rijzen; Hoe goed is 't, onzen God te prijzen! 't Betaamt ons, psalmen aan te heffen, Die lieflijk zijn, en harten treffen. De HEER wil ons in gunst aanschouwen; Hij wil Jeruzalem herbouwen; Vergâren en in vreê doen leven, Hen, die uit Isrel zijn verdreven. 2. Hij heelt gebrokenen van harte, En Hij verbindt z' in hunne smarte, Die, in hun zonden en ellenden, Tot Hem zich ter genezing wenden. Hij telt het groot getal der starren, Die 't scherpst gezicht op aard' verwarren. Hij roept dat talloos heir te zamen, En noemt die alle bij haar namen. 6. De HEER betoont Zijn welbehagen Aan hen, die need'rig naar Hem vragen, Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden, En door Zijn hand zich laten leiden; Die, hoe het ook moog' tegenlopen, Gestadig op Zijn goedheid hopen. O Salem, roem den HEER der heren; Wil Uwen God, o Sion, eren! Welkom en groet Gebed Schriftlezing en meditatie ( eigen keus) Zingen : Heer, onze God, hoe heerlijk is Uw Naam (J.d.H. 89) Heer, onze God, hoe heerlijk is Uw naam, die U ons noemt door sterren, zon en maan. Hemel en aarde spreken wijd en zijd, tonen het wonder van uw heerlijkheid. Heer, onze God, die aard' en hemel schiep, zeeën en land met macht te voorschijn riep. Wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt en ons uw heerlijkheid en luister schenkt?
1
U komt ons, Heer, in Christus tegemoet. U geeft ons, Heer, verlossing door zijn bloed. U roept ons, mensen, in uw heerlijkheid: leven om Jezus' wil in eeuwigheid! Daarom zal, Heer, ons lied een loflied zijn, dat in ons zingt met eindeloos refrein. Prijzend uw liefde, heffen wij het aan: Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam! Gedicht : Vragenderwijs Ik vroeg het aan de vogels de vogels waren niet thuis ik vroeg het aan de bomen hooghartige bomen ik vroeg het aan het water waarom zeggen ze niets het water gaf geen antwoord als zelfs het water geen antwoord geeft hoewel het zoveel tongen heeft wat is er dan, wat is er dan er is alleen een visserman die draagt het water onder zijn voeten die draagt een boom op zijn rug die draagt op zijn hoofd een vogel (Willem Bernard van der Graft, 1884 – 1958) Schriftlezing : Matth. 26 : 26 – 29 26 En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. 27 Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29 Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader. Zingen : Gebed des Heeren : 3 3 Uw koninkrijk koom' toch, o Heer'! Ai, werp den troon des satans neer! Regeer ons door Uw Geest en Woord; Uw lof word' eens alom gehoord, En d' aarde met Uw vrees vervuld, Totdat G' Uw rijk volmaken zult.
2
Schriftlezing : Jesaja 53 : 2b - 10a 2b Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. 3 Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. 4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. 6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. 7 Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. 8 Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. 9 Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. 10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Gedicht : Gethsémané Jezus, den laatsten der nachten, ging naar den hof der olijven, liet zijn discipelen blijven buiten de duistere gaard; Toen koos Hij drie uit hun midden, met Hem te waken, te bidden, maar door het bidden en wachten werden hunne ogen bezwaard. Kon dan niet één met Hem waken? Eén in die smartelijke uren met Hem de droefheid verduren van Zijn verwerping, Zijn smaad? Moest Hij, dien zwartsten der nachten, eenzaam den kruisdood verwachten, eenzaam de bitterheid smaken van den triomf van het kwaad?
3
'k Wil bij Uw droefheid verwijlen, in Uwe smarten verzinken, Gij, die den beker moest drinken, die de verzoening bracht, wie zal de angsten doorgronden van deze nachtlijke stonden? Wie zal de duisternis peilen van dezen duistersten nacht? (Uit : “Gebroken kleuren”, Jacqueline van der Waals) Zingen : U bent mijn schuilplaats Heer (Op toonhoogte : 162) U bent mijn schuilplaats Heer, U vult ons hart steeds weer, met een verlossingslied. Telkens als ik angstig ben, steun ik op U. Ik vertrouw op U. Als ik zwak ben, ben ik sterk in de kracht van mijn Heer. Schriftlezing : Lucas 19 : 36 – 40 36 Toen Hij nu verder ging, spreidden zij hun kleren onder Hem uit op de weg. 37 Toen Hij reeds dicht bij de helling van de Olijfberg was gekomen, begon de hele menigte van de discipelen zich te verblijden en God met luide stem te loven om alle machtige daden die zij gezien hadden. 38 En zij zeiden: Gezegend is de Koning, Die daar komt in de Naam van de Heere. Vrede in de hemel en heerlijkheid in de hoogste hemelen. 39 En sommigen van de Farizeeën uit de menigte zeiden tegen Hem: Meester, bestraf Uw discipelen. 40 En Hij antwoordde hun en zei: Ik zeg u dat de stenen zouden roepen, als dezen zouden zwijgen. Gedicht : Via Dolorosa Langs de Via Dolorosa in Jeruzalem die dag, verdrongen zich de mensen in de straat. Daar staarden ze Hem na: de man die sterven moest op Golgotha. Langs de Via Dolorosa, heel die lange lijdensweg, ging de Christus, onze Koning als een lam. Maar omdat Hij van ons hield met heel zijn hart, is Hij gegaan, langs de Via Dolorosa, heel de weg naar Golgotha. Er kwam bloed uit al zijn wonden, uit de striemen op zijn rug, uit de kroon van doornen om zijn hoofd geklemd. En Hij droeg met elke stap de hoon van hen die schreeuwden: “Kruisigt Hem!”.
4
Zijn kruis werd een troon, zijn bloed wast ons schoon en het stroomt door het hart van Jeruzalem. Langs de Via Dolorosa, heel die lange lijdensweg, ging de Christus, onze Koning als een lam. Maar omdat Hij van ons hield met heel zijn hart, is Hij gegaan, langs de Via Dolorosa, heel de weg naar Golgotha (Tekst: Billy Spraque. vertaling: Rikkert Zuiderveld) Zingen : Ps. 34 : 3, 4 3 Zij sloegen 't oog op God; Zij liepen als een stroom Hem aan. Hij liet hen nimmer schaamrood staan, En wendde straks hun lot. Hij, die door smart op smart, Gedrukt werd, zond tot God zijn bee. Terstond verdween 't ondraaglijk wee, Uit zijn benepen hart. 4 Des Heeren engel schaart Een onverwinbre hemelwacht, Rondom hem, die Gods wil betracht. Dus is hij wel bewaard. Komt, smaakt nu en beschouwt De goedheid van d' Alzegenaar. Welzalig hij, die in gevaar, Alleen op Hem betrouwt. Schriftlezing : Hebr. 5 : 7, 8, 9 7 In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord. 8 Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden. 9 En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.
Gedicht : Hij droeg onze smarten T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, Noch die verraderlijk u togen voor ’t gericht, Noch die versmadelijk u spogen in ’t gesicht, Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten, T’en zijn de krijgslui niet die met hun felle vuisten De rietstok hebben of de hamer opgelicht, Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht, Of over uwe rok saam dobbelden en tuisten –
5
Ik ben ‘t, o Heer, ik ben ‘t die u dit heb gedaan, Ik ben de zware boom die u had overlaân, Ik ben de taaie streng waarmee Gij ging gebonden, De nagel en de speer, de gesel die u sloeg, De bloed-bedropen kroon die uwe schedel droeg, Want dit is al geschied, helaas! om mijne zonden. (Uit: “Over-Ysselsche Sangen en Dichten”, Jacobus Revius, 1586 - 1658)
Schriftlezing : Rom. 8 : 32 32 Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Muzikaal intermezzo (eventueel een stukje uit de Mattheüspassion of koorzang op CD of Sela op CD) Schriftlezing : Joh. 20: 1 – 9 1 En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen van het graf afgenomen was. 2 Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar de andere discipel, die Jezus liefhad, en zei tegen hen: Ze hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben. 3 Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij kwamen bij het graf. 4 En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar toch ging hij er niet in. 6 Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. 7 En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats. 8 Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde. 9 Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan. Zingen : Christus onze Heer verrees (Ned. Herv. Bundel 61) 1 Christus, onze Heer, verrees, halleluja! Heil'ge dag na angst en vrees, halleluja! Die ten dode ging aan ’t kruis, halleluja, bracht ons in Gods vrijheid thuis, halleluja! 2 Prijst nu Christus in ons lied, halleluja, die in heerlijkheid gebiedt, halleluja, die aanvaardde kruis en graf, halleluja, dat Hij zondaars 't leven gaf, halleluja! 3 Maar zijn lijden en zijn strijd, halleluja, heeft verzoening ons bereid, halleluja! Nu is Hij der heem'len Heer, halleluja! Eng'len juub'len Hem ter eer, halleluja! 6
Gedicht : Maria Magdalena Zij treurde bij het lege graf. Haar lieve Heiland was verdwenen. Wie nam zo wreed haar Jezus af? Zij kon niet anders meer dan wenen. O hovenier, vertel het mij, waar kan ik toch Zijn lichaam vinden? O zeg het mij en maak mij blij en al Zijn broeders en beminden. Maria! Een bekende stem! Haar roodbeschreide ogen zagen: Hij was het, zij herkende Hem. Zij moest nu verder niets meer vragen. “Rabbouni!” klonk het door de hof. Van vrees en blijdschap ging zij beven. Zij viel aanbiddend in het stof. Hij was van dood en graf ontheven! (Uit : “Rondom Pasen”, Marinus Nijsse) Schriftlezing : Rom. 6 : 4
Kol. 3 : 1 – 3
Rom. 6:4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. Kol.3:1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechter hand van God zit. 2 Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, 3 want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Gedicht : Pasen Hoe kunt ge nog treuren, hoe kunt ge nog klagen, Hoe kunt ge nog twijfelen, hoe kunt ge nog vragen, Wat zucht g’ om uw zonden, wat roept g’ om genade, Wat zoekt ge naar hulp in uw strijd tegen ‘t kwade, Wat vraagt ge naar woorden om Christus te danken, Waarom heeft uw loflied onzuivere klanken? Ga nu eens door het leven met stralende ogen; Want Christus, Die Zich aan het kruis liet verhogen ontving voor Zijn lijden uw vrijspraak, uw leven; Uw zonde, uw verraad zijn vergeven, vergeven! De Heer is verrezen! De Heer is verrezen! Behoeft ge nog MEER om gelukkig te wezen? De dood is nu dóód - overwonnen is ’t lijden, En Pasen betekent een eeuwig verblijden! (Uit : “Gouddraad uit vlas”, Nel Benschop)
7
Zingen : Jezus leeft en ik met Hem (Liedboek 217) 1 Jezus leeft en ik met Hem! Dood, waar is uw schrik gebleven? Hem behoor ik en zijn stem roept ook mij straks tot het leven, opdat ik zijn licht aanschouw, dit is al waar ik op bouw. 2 Jezus leeft! Hem is het rijk over al wat is gegeven. En ik zal, aan Hem gelijk, eeuwig heersen, eeuwig leven. God blijft zijn beloften trouw, dit is al waar ik op bouw. 3 Jezus leeft! Hem is de macht. Niets kan mij van Jezus scheiden. Hij zal, als de vorst der nacht mij te na komt, voor mij strijden. Drijft de vijand mij in 't nauw, dit is al waar ik op bouw. 4 Jezus leeft! Nu is de dood mij de toegang tot het leven. Troost en kracht in stervensnood zal de Levende mij geven, als ik stil Hem toevertrouw: Gij zijt al waar ik op bouw! Lezen : Openb. 20 : 4 – 6 4 En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij werden weer levend en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang. 5 Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding. 6 Zalig en heilig is hij die deel heeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang. Dankgebed
8
Zingen : Spoedig zal komen de hemelse Heer (Op toonhoogte : 335) Spoedig zal komen de hemelse Heer, een komst die de wereld verbaasd. Tijd om te dromen vind je niet meer, de boodschap van God heeft nu haast. Ga in de wereld en kondig het aan, dat mensen de tijden profetisch verstaan. Refrein : Bewaar ons Heer, dat onberispelijk rein, ons leven blijkt te zijn, geen vlek of rimpel meer. Wanneer U komt in heerlijkheid, macht en majesteit, laat ons leven door Uw Geest geheiligd zijn. God heeft de dagen der mensen geteld, de tijd van de wereld is kort. Rampen en slagen en dreigend geweld, heeft Hij reeds voorzegd in Zijn Woord. Leer ons geloven en staan in Uw kracht, maak ons een gemeente die bidt en die wacht. (refrein) Zie in het oosten, het licht van de dag, de nacht loopt nu spoedig ten eind. Dit zal ons troosten en sterken met kracht, dat Hij op de wolken verschijnt. Laten we leven in heilig geloof, dat Hij zal vervullen wat Hij heeft beloofd. (refrein) (Eventueel) Vrij verhaal Jenny Korpershoek – van Mourik
Nijbroek, voorjaar 2015
9