Wandeling door natuurgebied ’t Zwanenbroekje (eventueel aanvullen met boerenlandpaden/evz in de Ooipolder en het gebied bij de Notre Dame)
Natuurgebied ’t Zwanenbroekje
VAN VEERPONT NAAR VOETGANGERSBRUG DE SPRINGPLANK Op het pontje: In het zuiden ziet u hoe het polderland overgaat in de heuvelrug. Dit landschap is voornamelijk gevormd in de voorlaatste ijstijd. Toen strekte zich in Nederland vanuit het noorden een reusachtige gletsjer uit tot ongeveer de lijn Haarlem, Utrecht, Nijmegen. De gletsjer duwde de ondergrond van zand, grint en leem opzij en voor zich uit en stuwde deze op tot hoge heuvels van wel 200 meter hoogte. Nadat het ijs gesmolten was lag er ten noorden van deze stuwwal een laag gelegen gebied. De rivier hernam haar loop. Door erosie zijn de heuvels afgesleten maar ook nu nog wel 70 tot 80 meter hoog. Leemlagen in de ondergrond waren door de ijsmassa scheef omhoog geduwd. Het regenwater kan daar niet weg en komt als bronwater uit de stuwwal. Waar het water dat op de stuwwal valt diepere lagen bereikt komt het aan de voet van de stuwwal aan de rand van de polder als kwelwater naar boven. Het Meer is een restant van de vroegere rivier uit de tijd dat de Waal nog niet bedijkt was en zich vlechtend met meerdere rivierlopen een weg door het land zocht. Door de rivier is grint en zand en klei afgezet. De kleinste deeltjes klei kwamen het verst en daalden pas neer in de strook langs de heuvels. Deze klei is zeer compact en zwaar, niet geschikt voor akkerbouw. Wel voor beweiding of als hooiland (komgronden genaamd). Door het Meer wordt alle overtollige water afgevoerd naar de Waal niet alleen uit de Ooijpolder maar ook uit de Duitse Duffelt en uit het gebied bij Groesbeek. Dat gebeurt door het Hollands-Duitsgemaal. Vroeger was de grondwaterstand hoger maar door de belangen van de landbouw is deze sterk verlaagd. ’s Zomers en ’s winters op hetzelfde peil. Tot voor kort moest je om als wandelaar vanaf Ubbergen de polder in te komen via het Hollands-Duitsgemaal in Nijmegen of via de Hubertusweg bij het kruispunt in Beek gaan. Vroeger heeft er wel een bruggetje gelegen, een eind terug richting Nijmegen, het Sint Jorisbruggetje. Dat is opgeruimd toen in de jaren vijftig van de vorige eeuw het Meer gekanaliseerd werd dwz uitgediept en verbreed met steile oevers. De nieuwe voetgangersbrug, de Springplank, waar we naar toe lopen, is het sluitstuk in de verbinding van het reeds lang bestaande netwerk van wandelpaden op de stuwwal met het nieuw aangelegde stelsel van boerenlandpaden in de polder. In de polder moest de wandelaar tot voor kort zich behelpen met de asfaltwegen samen met het gemotoriseerde verkeer. Het wandelpad over ’t Zwanenbroekje was het eerste nieuwe pad in de polder waarbij dit niet het geval was. Het trekpontje over het Meer is in september 2006 geopend
’t Zwanenbroekje vanaf het kerkje van Persingen
Wandelpad langs het Meer: rechts de nieuwe rietmoerassen; deze zijn in december 2008 gegraven. Het is het herstel van de vroegere situatie. Vogelbescherming en andere organisaties hechten hier veel waarde aan. Zij hopen dat zich hier bijzondere rietvogels zullen vestigen zoals de Roerdomp en de Grote Karekiet. Het gebied gaat ook dienen als klimaatbuffer als naar verwachting in de toekomst meer water zal moeten worden opgeslagen. Het geld voor de aanleg werd oa verkregen van de Postcodeloterij. Links: de oever van het Meer was tot voor kort erg steil. Dat vormde een handicap voor dieren die wilden oversteken. Nu is er een natuurvriendelijke oever, waarin vissen en watervogels kunnen schuilen, paaien, nesten bouwen en opgroeien. Het riet en de wilgen worden hier niet in een keer gemaaid maar in delen. U kunt zien dat hier bevers actief zijn. Wilgenboompjes zijn omgeknaagd en weggesleept. Bruggetje: hier stroomt alle water door dat in het stroomgebied van Beek uit de bronnen en de beken op de stuwwal komt en in en rond het dorp uit de hemel valt. Vlak bij het dorp zijn vijvers met riet (helofytenfilters) gegraven waar het water door stroomt en gezuiverd wordt. De beek en de rest van het systeem is rond 2000 aangelegd. Voor die tijd werd al het schone
water uit de heuvelrug in het riool geloosd. In Beek waren vroeger vanwege de bijzondere kwaliteit van het water veel wasserijen. In het dorp zijn nu fraaie stenen goten gemaakt om het water te geleiden.
Veebrug: ’t Zwanenbroekje wordt begraasd door Rode Geuzen. Dit is een nieuw runderras dat door de stichting FREE, die ook de dieren in de uiterwaarden en in de Millingerwaard beheert, wordt ontwikkeld. Het gaat om een kruising van het Brandrode rund, een hollands ras uit het rivierengebied, met de Saler, een zeer gehard ras uit de Cevennen in Frankrijk. Doel is een ras te fokken dat het hele jaar buiten kan zijn, weerstand heeft tegen ziektes en zonder hulp kan bevallen. Er zijn op ’t Zwanenbroekje al verschillende kalfjes geboren. Begrazing is nodig om te voorkomen dat het hele gebied dicht groeit en verruigt. Door niet te veel dieren in het gebied te laten grazen gaan de kruiden bloeien en zetten zaad. Dat draagt bij aan de toename van de soortenrijkdom van planten. De dieren kiezen de kruiden die ze nodig hebben om de balans in hun gezondheid te bewaren. In de winter eten de runderen ook de harde delen van de planten en ook wel bast van wilgen. Wilgenbast bevat salicine, het bestanddeel waaruit de werking van een aspirine bestaat. Februari/maart is kritisch wat betreft het voedselaanbod: de grasmat is dan kaal en het gras bevat weinig voedingsstoffen. Soms moet er in deze periode hooi worden bijgevoerd. Omdat er in het gebied geen volwassen bomen staan hebben we boomstronken neergelegd waaraan de runderen zich kunnen schuren. Behalve met runderen vindt langs de kwetsbare randen van het gebied ook begrazing met schapen plaats. Om de runderen in staat te stellen naar eigen keuze de graslanden aan de andere kant van de beek te bereiken hebben we deze brug gebouwd. Het geld is verzameld middels een actie waarbij mensen een plank voor de brug konden doneren. De namen van de gevers of hun (klein) kinderen staan op de bielzen vermeld. Voor meer informatie zie: “Begrazing op ’t Zwanenbroekje”, J.Swarte, 2011
Vistrap winter NOC
Vispassage: Trekminnende vissen keren in de voortplantingstijd terug naar hun geboortegronden. Daar paaien ze en zetten hun eieren af. De larven groeien in de bovenstroom van de beken op en trekken later weg. Met stuwen wordt het waterpeil bovenstrooms op een bepaald peil gehouden. Maar dat vormt een belemmering voor de vissen die terug willen. Daarom wordt er een vistrap omheen geleid. Een stuw met vistrap is te zien langs het fietspad bij de verkeersweg bij de waterkerskwekerij. Op deze plek is geen stuw maar je kunt wel zien dat het waterpeil richting stuwwal hoger is dan aan het begin van de vistrap. Er is onderzocht of vissen ook gebruik maken van deze voorziening. Dat is inderdaad het geval. Er zijn bij deze vistrap negen soorten gevonden: Bermpje, Bittervoorn, Blankvoorn, Kolblei, Paling, Riviergrondel, drie- en tiendoornige Stekelbaars en Winde (in het beekje bij Ubbergen ook Alver, Blauwband, kleine en grote Modderkruiper, Snoek, Vetje en Zeelt; Blankvoorn, Kolblei en Winde werden daar niet gevonden). Essenhakhoutgriend, links van het pad: hier zijn 100 essen geplant, eveneens door een actie voor grootouders en kleinkinderen. Veel kinderen hebben de bomen zelf geplant. Elke boom krijgt een bordje met hun naam en geboortedatum. Als de bomen groter zijn worden ze geknot. Op de knotten gaan op den duur bijzondere mossoorten groeien. Struweelhagen Aan deze oostkant van het pad kijkt u uit op het deel van ’t Zwanenbroekje dat er het laatst, eind 2008, is bijgekomen. Er zijn door vrijwilligers rondom de percelen struweelhagen geplant. Deze zullen uitgroeien tot het formaat van de hagen die langs het wandelpad groeien. Hagen trekken veel insecten aan waarvan vogels profiteren. Zij bieden
bescherming aan vogels die er hun nesten bouwen en aan kleine zoogdieren. Deze gebruiken de hagen ook als dekking als zij trekken. Vleermuizen oriënteren zich op de lijn van de haag. Uitzicht over het westelijk deel van ’t zwanenbroekje: Als u in de verte kijkt ziet u ook hagen staan. Toen er begonnen werd aan ’t Zwanenbroekje zag je enkel een groen laken van weiden, monocultures, afgescheiden door sloten en afrasteringen. Elk perceel had een naam. Dat was nodig omdat de percelen verpacht werden. Het meest westelijke perceel dat het eerst is aangekocht heette: “ ‘t Zwanenbroekje met Geerhoekje”. Er zijn hagen aangeplant en een wilgengriend, de sloten zijn verbreed met glooiende oevers, bij Ubbergen is een beekje gegraven, dat het water uit het Bronnenbos op de stuwwal afvoert en er zijn poelen gegraven. Het plan van inrichting is er op gericht aan zoveel mogelijk soorten planten en dieren een leefomgeving te bieden. Vlak voor het einde van het wandelpad, naar het zuiden: hier kijkt u op de verkeersweg N325 van Nijmegen naar Beek en verder richting Duitsland. Deze weg, aangelegd rond 1950 was een zegen voor de dorpen langs de oudere Rijksstraatweg, waar alle verkeer door heen kwam. Voor de uitwisseling van dieren tussen de stuwwal en de polder vormt zij echter een geduchte barrière. Er zijn langs en onder de weg technische voorzieningen getroffen om passage mogelijk te maken: rasters langs de weg, faunatunnels er onder, ook een passage voor amfibieën bij de duiker waar het water van het Bronnenbos onder de weg doorgaat. Op ’t Zwanenbroekje brengen we soms hulpmiddelen aan om het dieren die er komen aantrekkelijk te maken om zich te vestigen. Op een van de verhogingen in de verte is zand gestort afkomstig van de nieuwe parkeergarage van de Maartenskliniek op de stuwwal. In de berg bevindt zich een vluchtburcht waar dassen gebruik van kunnen maken. In de andere bult bevindt zich een grote, overbodig geworden duiker, die als winterverblijf voor vleermuizen dienst kan doen. Het wilgenbos biedt dekking aan wild. Ondanks de nabijheid van de lawaaiige verkeersweg is er al eens een reekalf geboren. De letters op de luchtfoto geven een beeld van alle voorzieningen die in en rond ’t Zwanenbroekje ten behoeve van de verbindingen voor natuur en mensen getroffen zijn.
Voetgangersbrug de Springplank: Deze brug verbindt het netwerk van wandelpaden op de heuvels via het wandelpad over ’t Zwanenbroekje en de veerpont met het recente stelsel van boerenlandpaden in de polder. Aan de zuidkant van de verkeersweg ligt een bijzonder moerasgebied. Het wordt gevoed door het water uit het Bronnenbos. Tot voor kort stond midden in dit gebied het gebouw van de havo Notre Dame met een weg er naar toe vanaf Ubbergen. De nieuwbouw van deze school is in 2011 afgerond. Het nieuwe gebouw staat dichter bij de verkeersweg. De toegangsweg is eveneens verplaatst parallel aan de N325. Het bijzonder waardevolle natuurterrein aan de voet van de stuwwal bij het Bronnenbos wordt hiermee vergroot. Het wordt door het Gelders Landschap ingericht en beheerd. April 2011, Jos Swarte