NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
Wandelen langs de linies jaargang 12, juni 2013
02
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 4
CULTUURHISTORIE Staats-Spaanse Linies ‘op eigen benen’ Zeven Heren en Vrouwen gered Over de conservering van de Veerse stadhuisbeelden
6 7 8 9 10
12 •
13 14 15 16 17 • •
18 • • 19 •
20 21 24
MONUMENTEN Twee Zeeuwse bouwwerken voorgedragen voor status rijksmonument De verhuizende schuur Over de ontmanteling van een Zeeuws-Vlaamse schuur Oudste nog bestaande scheepswerf in Zeeland viert feestje Restauratieprojecten bij ROP Zeeland Het Rijk ruimt op Lastige zoektocht naar nieuwe gebruikers van monumentaal Zeeuws vastgoed Proefinspectie funerair erfgoed door SCEZ en SLZ Tips voor buitenschilderwerk MUSEA Museumweekend in Zeeland goed bezocht In memoriam Willem den Herder Feest van herkenning Reminiscentieproject voor licht dementerende ouderen in Zeeland Streekmuseum De Meestoof 40 jaar Volkscultuur Nieuws: 800-jarig Axel blaast tradities nieuw leven in Zeeuwse Traditionals In memoriam Adrie Quaak STREEKTALEN Uutgesproken Zeeuws Vertellen in het Zeeuws op 14 juni Nederlandse Dialectendag 2013 in Hasselt (B) Vrijwilligersgroep taal Leuke Zeeuwse woorden en waar komen ze vandaan? Streektaal Varia ARCHEOLOGIE Archeologisch nieuws Onderzoek en meldingen Vondst voor het voetlicht: Zoektocht naar de ‘Walcheren’ (1689), december 2012
26
ERFOEDEDUCATIE Zeeuwse leerlingen bekijken oorlogsgeschiedenis in Duitsland
28
ERFGOED ALLERLEI Publicaties
31
Colofon | KORTelings | MOnuMENTaal
Bij de omslag De Stenen Beer in Sluis (Vildaphoto, Misjel Decleer). Zie verder MOnuMENTaal op pagina 31.
SCEZpresse Het Rijk neemt een dubbele positie in waar het gaat om de zorg voor de rijksmonumenten. Enerzijds is het Rijk eigenaar van meer dan 1.800 rijksmonumenten en anderzijds verstrekt het Rijk de status van rijksmonument aan waardevolle objecten. Een rijksmonument is door zijn cultuurhistorische waarde en schoonheid van nationaal belang. Nederland telt ruim 50.700 gebouwde rijksmonumenten. Ruim 1.800 daarvan zijn dus in eigendom van het Rijk. Voor deze monumenten geldt dat het Rijk ze niet alleen beschermt via de Monumentenwet, maar ook zorg draagt voor het behoud en het beheer ervan. De Rijksgebouwendienst heeft aangekondigd 45 rijksmonumenten te willen afstoten omdat ze geen primaire rijkstaak meer vervullen. Voor Zeeland gaat het om vier gebouwen: de Sint-Baafskerk in Sluis, de Grote Kerk en de Schotse Huizen in Veere en de Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee. De aankondiging van het afstoten van deze bijzondere objecten door het Rijk is één ding, de verantwoorde realisatie daarvan is een tweede. De kerkelijke gebouwen zijn buitengewone, in meerdere opzichten monumentale objecten die niet eenvoudig rendabel geëxploiteerd kunnen worden. Het Rijk dient in het verdere vervreemdingsproces dan ook grote zorgvuldigheid te betrachten en de eigen verantwoordelijkheid voor deze monumenten niet te licht te nemen. Waar het Rijk terugtreedt als eigenaar en beheerder, doet zij een stap vooruit als beschermer in het kader van de Monumentenwet. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft 89 bouwwerken en locaties uit de periode 1959-1965 voorgedragen als rijksmonument. Voor Zeeland gaat het om de Zeelandbrug (1963-1965) en de Pasveersloot in Dreischor (1960). De minister zal later in het jaar een besluit nemen over het toekennen van de rijksmonumentale status aan deze objecten. De Zeeuwse knoop is door slim ondernemerschap inmiddels veel meer dan het oorspronkelijke sieraad dat vanaf het eind van de negentiende eeuw in verschillende verschijningsvormen deel uitmaakt van de Zeeuwse streekdracht. De Zeeuwse knoop (of knop) kennen we tegenwoordig ook als bakvorm, bonbon en zeepje. En laten we het knopje als dropje niet vergeten. Het voor de Zeeuwse knoop kenmerkende motief is oud, maar hoe oud precies eigenlijk? Honderd jaar, tweehonderd jaar, nog ouder misschien? In deze Zeeuws Erfgoed wordt de ‘Zeeuwse-knoopfibula’ gepresenteerd. Hij is gevonden in Domburg en dateert uit de negende-elfde eeuw. Het motief van de Zeeuwse knoop zou dus zomaar duizend jaar oud kunnen zijn. Wim Scholten, directeur
Een ogenschijnlijk gewoon monument, maar wel een monument met een ongewoon hoog dak en een minstens zo ongewone schoorsteen. Ik fietste er bijna aan voorbij. Op de gedenksteen staan de namen van de dertien stichters. De eerste steen is gelegd op 11 april 1864. Het gebouw is de voormalige droogtoren van de meestoof Willem III in Noordgouwe. Onder de hoge kap werden de wortels van de meekrap gedroogd met behulp van een oven. De schoorsteen is de gemetselde nokschacht die als trekgat fungeerde. Van de middeleeuwen tot laat in de negentiende eeuw is de meekrap het meest winstgevende landbouwproduct van Zeeland geweest. De meestoof is genoemd naar koning Willem III (1817-1890), de betovergrootvader van de huidige koning Willem-Alexander.
Cultuurhistorie
Staats-Spaanse Linies ‘op eigen benen’ Op zaterdag 6 april opende in museum Het Bolwerk in IJzendijke de expositie ‘Staats en Spaans in de clinch’. Bij diezelfde gelegenheid werd in de historische kerk van IJzendijke het publieksboek ‘De Staats-Spaanse Linies. Monumenten van conflict en cultuur’ gepresenteerd. De Staats-Spaanse Linies vormen een stelsel van verdedigingswerken, ontstaan tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de Spaanse Successieoorlog (1701–1714), latere aanpassingen niet meegerekend. Ze omvatten vestingsteden zoals Damme, Sluis en Hulst en honderden forten, schansen en redoutes, waarvan een aantal met elkaar waren verbonden door liniedijken en -vaarten. Ze werden aangelegd op strategisch belangrijke plaatsen, zoals langs stroomgeulen en kreken en op de weinige hoge en droge delen in het landschap. De linies vormden de grens tussen de Noordelijke (‘Staatse’) en Zuidelijke (‘Spaanse’) Nederlanden. Een belangrijk wapen in deze streek was het water. Om het eigen territorium te verdedigen en de vijand te hinderen, werden hele gebieden onder water gezet. Veel van die verdedigingswerken zijn nog in het landschap terug te vinden. Sommige nog goed herkenbaar, andere wat minder en de rest alleen met een geoefend oog of helemaal niet meer. In de meeste gevallen gaat het om bouwwerken van aarde en water (weinig stenen elementen). De Staats-Spaanse Linies strekken zich aan weerszijden van de landsgrens uit van Knokke-Heist tot Antwerpen. De dichtheid aan (restanten van) verdedigingswerken in dit betrekkelijk kleine gebied is uniek te noemen. Betekenis van de linies De Staats-Spaanse Linies vormen een uniek cultuurlandschap dat herinnert aan de gedeelde geschiedenis van twee buurlanden. Ze hebben uiteindelijk in dit deel van de Lage Landen de grens bepaald tussen Nederland en België. De linies vormen ook een belangrijk leefen verbindingsgebied voor planten en dieren, waaronder bedreigde soorten. Bovendien leveren de Staats-Spaanse Linies een belangrijke toevoeging aan het toeristisch-recreatieve ‘product’ Zeeuws-Vlaanderen en dus ook een bijdrage aan een economische impuls voor de regio.
Fort Berchem bij Terhofstede, opgeknapt en ontsloten (foto Winant Halfwerk). (gedeeltelijke) reconstructies plaats: Forten Sint-Joseph, Sint-Jacob en Sint-Livinus (Koewacht), Olieschans (Aardenburg), Batterij Zwartenhoek (Westdorpe), Hans Vrieseschans (Oostburgsche Brug), Fort Berchem (Terhofstede) en de liniedijk onder IJzendijke. In andere gevallen werd gekozen voor een landschappelijke accentuering, zoals bij de Bordeelschans (Draaibrug), Mauritsfort, Fort Sint-Jan (Zuiddorpe), Marolleschans (Nieuwvliet), Fort Nijevelt en redoute Spek en Brood (Oostburg) en een vijftal locaties langs de Passageulelinie tussen Bakkersdam en De Ponte. De laatste hand wordt gelegd aan de restauratie van de Oostbeer bij Philippine. Over de wallen van Hulst is een rolstoeltoegankelijk pad aangelegd. Verspreid door Zeeuws-Vlaanderen zijn ruim dertig informatiepanelen geplaatst. Andere producten zijn meestal samen met de (Vlaamse) projectpartners opgeleverd: museum Het Bolwerk in IJzendijke, informatiecentra in Fort Liefkenshoek en Damme, het stripboek Suske en Wiske en de Laaiende Linies en het rijk geïllustreerde publieksboek De Staats-Spaanse Linies. Monumenten van conflict en cultuur van Jan J.B. Kuipers. Voorts onder andere de website www.staatsspaanselinies.eu, een educatief pakket, een goed bezochte fortennacht, verscheidene colloquia en veel promotiemateriaal.
Project Staats-Spaanse Linies Sinds circa 2004 is hard en grensoverschrijdend gewerkt aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de linies. In het Zeeuwse was de Provincie Zeeland in alle projecten de trekker. Zeeuwse partners waren de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis, Het Zeeuwse Landschap, Staatsbosbeheer, Stichting Landschapsbeheer Zeeland, het waterschap en Zeeland Seaports; in veel gevallen werd de uitvoering geregeld door de Dienst Landelijk Gebied. In Zeeuws-Vlaanderen zijn tot en met 2013 vier uitvoeringsgerichte projecten gerealiseerd. Er vonden hierbij tal van
Het is nu tijd dat de Staats-Spaanse Linies ‘op eigen benen’ gaan staan. Er is nog veel te doen! Het is belangrijk dat partijen in ZeeuwsVlaanderen zich dit unieke erfgoed toe-eigenen, en dat de drie gemeenten, de VVV, museum Het Bolwerk, terreinbeherende instanties, betrokken maatschappelijke organisaties, bewoners en bedrijfsleven gezamenlijk de handschoen oppikken.
Het fraai gerestaureerde/gereconstrueerde Fort Sint-Jacob bij Koewacht (Vildaphoto, Ludo Goossens).
De (grotendeels) gerestaureerde Olieschans in Aardenburg (Vildaphoto, Misjel Decleer).
Zeeuws Erfgoed
www.staatsspaanselinies.eu
3 juni 2013/02 • C
ULTUURHISTORIE
Over de conservering van de Veerse stadhuisbeelden
Zeven Heren en Vrouwen gered In Museum De Schotse Huizen is een unieke beeldenserie te bewonderen: de zeven Heren en Vrouwen van Veere, zestiende-eeuwse stadhuisbeelden gemaakt van kwetsbare Avendersteen. Vier eeuwen lang trotseerden ze weer en wind, tot ze in 1950 een veilig onderkomen kregen in het museum. Helaas ging het aftakelingsproces van de beelden door. Daarom is een reddingsoperatie ondernomen, die vastgelegd is in een boek. Familiegroep Veere is de enige plek in de Lage Landen met een complete serie originele stadhuisbeelden. Brugge, Gouda, Den Bosch, Haarlem: alle oorspronkelijke beelden zijn verloren gegaan. De Veerse stadhuisbeelden zijn de oudste en de best bewaarde, de complete familie is nog bij elkaar. En dan gaat het ook daadwerkelijk om een familiegroep: de hoge edelen van de geslachten Van Borsele en Van Bourgondië-Beveren, waarvan twee van de zeven hun eigen beeltenis nog hebben gezien. Ze zijn gemaakt in 1517-1520 door de Mechelse beeldhouwer Michiel Ywijnsz. In de beginperiode waren de zeven bontgekleurd en verguld. Resten van deze polychromie zijn nog steeds te zien. De sculpturen zijn beschoten tijdens de Beeldenstorm, geteisterd door de elementen en aan hun lot overgelaten in een langzaam afbrokkelende stad. Aan het Veerse stadhuis hangt sinds 1936 een nieuwe beeldenserie, de oude beelden kregen een plek in de ontvangstzaal van Museum De Schotse Huizen. De toestand van de zeven kwam aan het licht toen de Rijksgebouwendienst de vloer van de zaal wilde renoveren. Na onderzoek van de Hogeschool van Antwerpen bleken de beelden in alarmerende conditie. Dit leidde tot de oprichting van de Stichting Behoud Veerse Stadhuisbeelden, die dankzij gepassioneerde fondsenwerving een conserveringsbehandeling kon bekostigen.
Een overzicht van de beeldenzaal in De Schotse Huizen (foto Simone den Dikken). Consolidatie Van augustus tot en met november 2012 zijn de beelden onderzocht en behandeld door medewerkers van het Brusselse restauratieatelier van Jacques Vereecke. Na een uitgebreid onderzoek is gekozen voor consolidatie (‘verharden’). Een conserveringsbehandeling die het verkruimelen van de steen stopzet en aftakeling een halt toeroept. Daarnaast zijn de beelden grondig schoongemaakt. De consolidering is omkeerbaar, met gebruik van producten die stabiel blijven bij veroudering en zo nodig ook verwijderd kunnen worden. Gips en ijzeren stangen, de vroegere herstelmaterialen, waren dat helaas niet. Met roest en vervormingen tot gevolg. Er is niet gekozen voor restauratie omdat de beelden zelf een hele geschiedenis van herstelwerkzaamheden hebben meegemaakt: restauratie betekent uitwissen van deze sporen en herstellen naar een ‘oorspronkelijke’ staat waar weinig harde feiten over bestaan. De hersteloperatie behelsde onder meer injecties met mortels, proefmonsters, UV-onderzoek en werk met piepkleine kwastjes en stofzuigers. Soms in het holst van de nacht, in mysterieus blauw licht, als een soort CSI voor erfgoed. Er waren ook veel raadsels: uit hoeveel oppervlakken (steen, olie, verf, reparaties) bestaan de beelden? Waarom verpoedert het oppervlak? Zitten er nog schadelijke zouten binnenin? Wat betekent de barst die dwars door de ogen van Wolfert VI loopt? De behandelingen werden in situ uitgevoerd, het publiek kon alles meemaken. De operatie is vorig jaar succesvol afgerond, met de waarschuwing dat de beelden nooit meer van hun plek mogen komen. Dankzij deze reddingsactie kunnen we nog steeds oog in oog staan met de unieke, bijna vijfhonderd jaar oude stadhuisbeelden van Veere.
Restaurator Jacques Vereecke werkt in UV-licht (foto Arie den Dikken).
Zeeuws Erfgoed
4 juni 2013/02 • C
ULTUURHISTORIE
De mensen achter de beelden Vier generaties in steen: echtparen en hun kinderen. Het eerste beeld is van Hendrik II van Borsele. Zijn kleinzoon Loys of Lodewijk legde in 1477 de eerste steen van het stadhuis. Het ventje was nog maar zeven jaar, maar ze hebben hem vast de bouwtekeningen laten zien: ‘kijk, dit gaat het worden en in de mooie nissen komt later ook een beeld van jou’. Daar is het helaas niet van gekomen, want Loys is jong gestorven en nooit heer van Veere geworden. Toen in 1517 de eerste beelden werden besteld en geleverd was het niet Loys maar zijn zuster Anna die afgebeeld werd... Ter gelegenheid van de voltooiing van de conservering heeft Museum De Schotse Huizen een publicatie uitgebracht. Onder de titel ‘Zeven heren en vrouwen verbeeld - de zestiende-eeuwse stadhuisbeelden van Veere’. Behalve over het conserveringsproces vertelt het boekje over de mensen achter de beelden, de hoogste aristocraten van Zeeland. Waarvan alle mannen Vliesridders waren, een eer bestemd voor alleen de hoogste Europese adel. Samen vertellen ze de opkomst en ondergang van Veere. Een verhaal van zeeslagen, stadsversterkingen en grote rijkdom. Maar ook van overstromingen, het verdwenen kasteel Zandenburg, jong gestorven kinderen en strenge huwelijkspolitiek. Het boek is geschreven door Marloes Matthijssen en verkrijgbaar in Museum De Schotse Huizen.
Hendrik II van Borsele - Janna van Halewijn - Wolfert VI - Charlotte van Bourbon-Montpensier - Anna van Borsele - Filips van Bourgondië-Beveren Adolf van Bourgondië-Beveren (foto’s Stichting Behoud Veerse Stadhuisbeelden, vormgeving Martijn de Wilde).
Zeeuws Erfgoed
Schotse Huizen: culturele ontmoetingsplek Museum De Schotse Huizen werkt samen met Restaurant De Struyskelder, gevestigd in de kelders van het pand, aan een nieuw cultureel concept. Er worden plannen gemaakt voor een museumcafé op de begane grond en transformatie tot ‘multifunctioneel Veers ontmoetingscentrum’ met culturele activiteiten voor alle leeftijden. Het nieuwe seizoen start met jazz en de zogenaamde Hoogaarsdagen, samen met Stichting Behoud Hoogaars, ter begeleiding van de zomerexpositie over Hoogaarzen in het museum. Ook zijn er lezingen, kinderworkshops en een handwerkcafé. In de museumwinkel worden eigen producten verkocht, zoals boeken, handwerkpatronen, Schotse sieraden en artikelen gebaseerd op de Schots-Veerse tartan. In het handwerkcafé start een uniek project: 25 vrijwilligers borduren mee aan een wandtapijt van 125 meter breed over de Schotse diaspora. Veere maakt vijf panelen, die eind van dit jaar met de overige panelen (van 25 landen!) worden samengevoegd in Schotland. Dit jaar wordt ook een Zeeuwsbrede doorstart gemaakt met ‘Feest van herkenning’, een reminiscentieproject dat licht dementerende ouderen helpt herinneringen op te halen uit het verleden aan de hand van museumvoorwerpen. Een project naar aanleiding van een trainingsprogramma over museumvoorwerpen in de zorg, georganiseerd door SCEZ.
Proefmonsters voor controle op zouten in de steen (foto Jacques Vereecke).
5 juni 2013/02 • C
ULTUURHISTORIE
Twee Zeeuwse bouwwerken voorgedragen voor status rijksmonument De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort heeft 89 waardevolle en kenmerkende bouwwerken en locaties uit de wederopbouwperiode 1959-1965 voorgedragen als rijksmonument. In de selectielijst staan twee Zeeuwse objecten: de Pasveersloot in Dreischor en de Zeelandbrug tussen Zierikzee en Colijnsplaat. Het aanwijzingsprogramma is een vervolg op de ‘Top 100’ van minister Plasterk uit 2008, die betrekking had op de architectuur uit de periode 1940-1958. Net als bij deze wederopbouwmonumenten gaat het om excellente bouwwerken in de ontwikkeling van de architectuur, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst. Deze toonbeelden zijn geselecteerd aan de hand van een aantal categorieën, waaronder economie, verzuiling en verzorgingsstaat. Ook is gekeken naar de verschillende
architectuurstromingen en het oeuvre van architecten. Extra aandacht is uitgegaan naar groenaanleg, afwerking en materiaalgebruik, en een evenwichtige regionale spreiding. De Rijksdienst vroeg onder andere de Zeeuwse gemeenten en de SCEZ om suggesties te doen met betrekking tot de op te stellen selectielijst. Tientallen Zeeuwse objecten werden voorgedragen, waarvan na een zorgvuldige weging de Pasveersloot en de Zeelandbrug voor de nationale selectie werden geselecteerd. De selectielijst met in totaal 89 potentiële nieuwe rijksmonumenten is op 18 maart door minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor advies overhandigd aan de Raad voor Cultuur. Naar verwachting zal de minister dit najaar de definitieve lijst bekendmaken.
Zeelandbrug
Pasveersloot
Precies vijftig jaar geleden werd een begin gemaakt met de bouw van de Zeelandbrug. Deze eerste verbinding over open zeewater moest Zeeland beter ontsluiten naar de rest van Nederland. Want hoewel de kort daarvoor aangelegde wegen over de deltadammen Zeeland open hadden gelegd voor het verkeer, bleef de Oosterschelde een obstakel. Dit kwam vooral doordat de bestaande veerverbinding tussen Zierikzee op Schouwen-Duiveland en Kats op Noord-Beveland de groeiende verkeersdruk niet aankon. Om zowel de handel als het toerisme te bevorderen besloot de Provincie Zeeland tot de aanleg van een ruim vijf kilometer lange tolbrug tussen Zierikzee en Colijnsplaat.
De Pasveersloot aan de Welleweg in Dreischor is een waterzuiveringsinstallatie naar een ontwerp van de Middelburgse ingenieur Aale Pasveer. De met kinderkopjes beklede sloot uit 1960 deed tot 2001 dienst als bacteriologische zuiveringsinstallatie. Daarna werd het vanwege de beperkte capaciteit buiten bedrijf gesteld. Na een grondige renovatie door de Stichting Beschermd Erfgoed Schouwen-Duiveland werd de Pasveersloot in 2003 als industrieel monument overgenomen door het Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg in Dreischor.
Begin 1963 werd gestart met de bouw. Uiteindelijk kwamen 52 gebogen brugelementen te rusten op 54 pijlers. Om de doorgang van de scheepvaart niet te belemmeren, werd tevens een 40 meter lang beweegbaar gedeelte in de brug opgenomen. Op 15 december 1965 werd de - toen nog Oosterscheldebrug geheten - Zeelandbrug door koningin Juliana officieel voor het verkeer in gebruik genomen. Het was op dat moment de langste brug van Europa, een positie die pas in 1998 werd prijsgegeven met de oplevering van de Vasco da Gamabrug in Lissabon. Vijftig jaar na aanvang van de bouw is de Zeelandbrug nog steeds de langste brug van Nederland en staat hij symbool voor zowel de provincie Zeeland als de grote infrastructurele projecten die in de periode van de (late) wederopbouw het vervoer over de weg moesten vergemakkelijken.
Een Pasveersloot, ook wel oxydatiesloot genaamd, was een goedkope manier om water te zuiveren. In de sloot werd rioolwater in geringe hoeveelheden rondgepompt. Bacteriën uit het rioolwater zorgden voor de zuivering van het water, waardoor na een paar dagen het water voor zo’n tachtig procent schoon was. Het onderzoek naar deze methode werd door Pasveer in 1953 bij TNO in Delft gestart en bleek al gauw succesvol: reeds in 1954 verscheen de eerste Pasveersloot in Voorschoten. Mede vanwege de aanvaardbare kosten van de methode was de Pasveersloot van grote betekenis voor de zuivering van rioolwater en kreeg het ontwerp wereldwijd navolging.
(foto Ben Seelt, DNA Beeldbank Zeeland)
Zeeuws Erfgoed
(foto Ramon de Nennie)
6 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Over de ontmanteling van een Zeeuws-Vlaamse schuur
De verhuizende schuur Landbouwschuren zijn geen statische objecten. Al eeuwenlang worden ze aangepast aan een veranderende bedrijfsvoering, nieuwe technieken en heersende modetrends. Zo werden in Zeeland de karakteristieke, gepotdekselde dwarsdeelschuren verlengd of juist verkleind, werden ze geheel of gedeeltelijk versteend en kreeg menig schuur een golfplaten dakbedekking. De veranderingen in de landbouwsector zijn de afgelopen decennia echter dermate grootschalig en ingrijpend geweest, dat veel historische landbouwschuren aan de bedrijfsvoering zijn of worden onttrokken. Onpraktisch in het gebruik en duur in onderhoud wachten deze achttiende- en negentiende-eeuwse kathedralen van het Zeeuwse landschap een onzeker lot. Vaak ligt verval en sloop op de loer. Dat redding soms uit onverwachte hoek kan komen, blijkt uit het verhaal van ‘de verhuizende schuur’. Meldpuntmelding In april 2012 kwam bij het Meldpunt Erfgoed Zeeland een melding binnen over de voorgenomen sloop van een historische landbouwschuur aan de Aandijkseweg 1 in Zaamslag. De eigenaar, de familie Nijssen, had een omgevingsvergunning voor sloop aangevraagd; de vervallen schuur speelde in de huidige bedrijfsvoering geen rol van betekenis meer, terwijl de kosten van herstel onevenredig hoog bleken. Aangezien de schuur geen beschermde status had, werd de vergunning zonder problemen door de gemeente Terneuzen verleend. Opnieuw leek een karakteristieke schuur uit het Zeeuwse landschap te verdwijnen. Kort na de melding bij het Meldpunt kreeg een particulier, Sjaak Murre uit ’s-Gravenpolder, een tip van Sandra Dobbelaar van Stichting Landschapsbeheer
Zeeland. Hij werd al gauw enthousiast over het idee van verplaatsing van de schuur; eind negentiende eeuw was op zijn eigen boerenerf de landbouwschuur met een gelijke omvang afgebroken. Door de Zeeuws-Vlaamse schuur naar zijn erf in ’s-Gravenpolder te verplaatsen zou hij de oorspronkelijke situatie in hoge mate kunnen herstellen. Volledige ontmanteling Hergebruik of herbestemming van historische landbouwschuren is kostbaar en vaak onrendabel. Verplaatsing van een schuur brengt nog eens extra kosten met zich mee; de reden waarom schuurverplaatsingen tegenwoordig bijna niet meer voorkomen. Door de werkzaamheden grotendeels zelf uit te voeren, probeert Murre dit laatste obstakel te vermijden. Zo besteedt hij al sinds de zomer van 2012 heel wat vakantie- en avonduren aan de ontmanteling van de schuur. Zonder specifieke voorkennis en ervaring, maar vooral door goed te kijken, pelt hij de schuur stukje bij beetje af: het riet, de panlatten, het potdekselwerk, de bakstenen binnenmuren... Uiteindelijk staat alleen het hart van de schuur, het houten gebintwerk, nu nog overeind. Een volgende fase komt in zicht, het demonteren van de gebinten en vervolgens het vervoeren en opnieuw opbouwen ervan aan ‘d’n overkant’. Het project heeft inmiddels de aandacht getrokken van diverse personen en organisaties en Murre heeft dan ook van diverse kanten, vooral in de vorm van advies, steun aangeboden gekregen. Het zal echter nog heel wat inspanning vergen voordat de schuur er staat, maar reeds nu al kan gesproken worden van een uniek project.
www.meldpunterfgoedzeeland.nl www.boerderijenzeeland.nl
Hoog boven op de ladder Sjaak Murre, de man achter de verhuizing (foto Marjan van den Bos).
Documentaire De ontmanteling van ‘de verhuizende schuur’ wordt sinds de late zomer van 2012 in documentairevorm door een filmploeg vastgelegd. Marjan van den Bos, Theo Rietveld en Rinke Slump werden gegrepen door de schoonheid van de schuur én niet minder door de man achter de geplande verhuizing, Sjaak Murre. Want zou het hem gaan lukken? Was het houten gebintwerk niet te zwaar aangetast door de houtworm en de boktor? En waren ontmanteling en vervoer als ‘bouwpakketje’ haalbaar? In de zon, maar ook vaak bij wind en regen én bij invallende duisternis werden tot nu toe alle fases van de ontmanteling vastgelegd. Het verhaal van een eeuwen- oude schuur en van iemand die gelooft in zijn ideeën en zijn droom probeert te realiseren.Van de filmopnames en de interviews heeft de documentaireploeg een trailer samengesteld, genaamd ‘De Verhuizende Schuur’, te zien op www.youtube.com.
Zorgvuldig wordt het nog te hergebruiken riet verwijderd en tot bossen opgebonden (foto Lucien Calle).
Zeeuws Erfgoed
7 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Oudste nog bestaande scheepswerf in Zeeland viert feestje Dit jaar bestaat de Historische Scheepswerf C.A. Meerman in Arnemuiden 250 jaar. Het jubileum wordt het hele jaar door gevierd met diverse activiteiten. Zo werd op 12 april in het Historisch Museum van Arnemuiden een tentoonstelling over de historische hoogtepunten van de werf geopend. Een dag later organiseerde de werf een symposium voor scheepseigenaren, restaurateurs en andere geïnteresseerden. Maar er gebeurt meer. Vanaf 1 juni verzorgt de werf, in samenwerking met Museum De Schotse Huizen in Veere, een tentoonstelling met beeldende kunst over de zeilende visserij in Zeeland en op 13 juli aanstaande zal op de werf een Open Dag met historische schepen en maritieme ambachten plaatsvinden. De tentoonstelling met hoogtepunten uit de 250-jarige geschiedenis van de scheepswerf is nog tot en met 15 oktober in het Historisch Museum van Arnemuiden te zien. Dat de scheepswerf in Arnemuiden het jubileumjaar aangrijpt om flink uit te pakken is niet verwonderlijk. De werf is nu eenmaal de oudste nog bestaande en in werking zijnde werf in Zeeland en tevens een van de laatst overgeblevene. De werf bevindt zich in oorspronkelijke staat en trekt ieder jaar veel bezoekers. De scheepswerf dateert uit 1763, toen het stadsbestuur van Arnemuiden aan Pieter Boers uit Sliedrecht vergunning verleende voor de oprichting van een scheepstimmerwerf met sleehelling. Enige tijd later, in 1786, kwam de werf in handen van Jacobus Meerman. Ruim tweehonderd jaar, tot de verkoop in 2003, bleef de werf in handen van de familie Meerman. Vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog werden de werfactiviteiten minder; vanaf 1962 werden op de werf geen schepen meer gebouwd, terwijl in 1986 ook de onderhouds- en restauratieactiviteiten aan de platbodems werden beëindigd. Een geleidelijk verval was het gevolg. Met de aankoop door de gemeente Middelburg in 2003 en de daaropvolgende restauratie werd de scheepswerf nieuw leven ingeblazen. Tegenwoordig worden er, onder andere door de Stichting Behoud Hoogaars, op de werf weer regelmatig schepen gerestaureerd en vinden er diverse onderhoudswerkzaamheden plaats. Het grote publiek kan al deze scheepswerfactiviteiten van dichtbij gadeslaan, zeker met de komende festiviteiten op komst. Met betrekking tot de scheepswerf in Arnemuiden kan men dan ook terecht spreken van een levend museum.
Tijdens de presentatie van de Arnemuider visserstruien wordt aan gedeputeerde Kees van Beveren een trui overhandigd.
Project Vier Werven De Historische Scheepswerf C.A. Meerman in Arnemuiden maakt deel uit van het Vier Werven Overleg, een grensoverschrijdend samenwerkingsverband van vier museale scheepswerven in Zeeland en Vlaanderen. De overige deelnemende werven aan dit verband zijn het Centrum Nautisch Rupelmonde, de Scheepswerven Baasrode en de Museumhaven Zeeland in Zierikzee. Sinds begin van dit jaar zijn de vier werven partners in het interregionale project ‘Vier Werven’. Dit project beoogt een duurzaam samenwerkingsverband rond het varend erfgoed in de Scheldemondregio en wordt mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Scheldemondfonds. De gezamenlijke promotie vormt een belangrijk onderdeel binnen het project. Momenteel werken medewerkers van de deelnemende werven hard aan de uitgave van een flyer, een brochure, een dvd-film en informatiepanelen. Naar verwachting zal de flyer nog voor het zomerreces worden gepresenteerd. Evenementen van de aangesloten werven in de periode begin juni-half september 2013: - 13 juli Open Dag Scheepswerf C.A. Meerman in Arnemuiden n.a.v. het 250-jarig bestaan - 7 en 8 september ‘Weekend op de Helling’ in het Centrum Nautisch Rupelmonde (B) - 14 en 15 september ‘Scheldefeesten’ op de Scheepswerven Baasrode (B)
Restauratieprojecten bij ROP Zeeland Deze zomer komt een wens uit van de Vereniging tot Behoud van de Historie van Philippine. De stenen beer bij Philippine wordt in ere hersteld. De gemeente Terneuzen, de Provincie Zeeland en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling financieren de restauratie, die geheel als opleidingproject wordt uitgevoerd. Het rijksmonument King George 1 in Middelburg krijgt momenteel ook een grondige opknapbeurt. Hiermee wordt verdergaand verval van deze meer dan tweehonderd jaar oude objecten gelukkig voorkomen. Oostbeer bij Philippine Een van de overblijfselen van de Staats-Spaanse Linies is de in 2011 opgegraven stenen beer in de dijk tussen de Sint-Pieterspolder en de Vergaertpolder bij Philippine in Zeeuws-Vlaanderen. De Oostbeer, een gemetselde dam in een vestinggracht, is omstreeks 1750 gebouwd. De dam werd blootgelegd in het kader van het zichtbaarder maken van de Staats-Spaanse Linies. De linies bestonden uit forten, schansen, liniedijken en vestingsteden aan weerszijden van de landsgrens tussen Knokke-Heist en Antwerpen. De stenen beer is indertijd waarschijnlijk gebouwd ter versterking van de vesting Philippine. De militaire betekenis behelsde ook een ‘waterstaatkundige’ functie. Zo werden er op verschillende plaatsen (inundatie)sluizen aangelegd. Deze maakten het mogelijk om bij oorlogsdreiging de voor de linies gelegen stukken land snel onder water te kunnen zetten. De restanten van de Staats-Spaanse Linies gelden nu als cultuurhistorische bezienswaardigheden (zie pagina 3). Na afronding van het archeologisch onderzoek is het Aannemersbedrijf Leenhouts uit Oostburg op 7 januari gestart met de restauratie van de Oostbeer. De oplevering is naar verwachting half mei. Omdat het om specialistisch werk gaat, werkt er op het ROP-project één leerling niveau 3 metselen. Voor leermeester en leerling een uitdaging aangezien er net als bij de Bierkaai in Hulst gewerkt wordt met bijzonder historisch materiaal, waarvan een deel boven en het andere deel onder water staat. De kunst van het vakmanschap is om de kwaliteit en de uitstraling van de historische materialen zo goed mogelijk te benaderen. Pand King George I in Middelburg King George I, het pand aan de Singelstraat 7 in Middelburg, staat op de lijst van rijksmonumenten beschreven als een eenvoudig monument uit de achttiende eeuw. Dat komt overeen met het jaartal 1789 bovenaan
Het pand aan Singelstraat 7 in Middelburg. de gevel. Dit jaartal kan echter ook op een verbouwing duiden, wat zou betekenen dat het pand (beduidend) ouder is. De naam van het pand, King George I, blijkt overigens niet de oorspronkelijke naam te zijn; volgens de Middelburgsche Naamwijzer heeft het pand in het verleden ‘De Carper’ geheten. De BV Monumentenbeheer Middelburg heeft het pand King George I recentelijk aangekocht en wil het casco laten restaureren om het vervolgens zijn oorspronkelijke bestemming van woonhuis terug te geven. Monumentenbeheer Middelburg heeft wel als voorwaarde gesteld dat de verbouwing als restauratieopleidingsproject uitgevoerd zal worden. Daarnaast zal het leer-werkbedrijf Orionis Walcheren in het kader van re-integratie mensen aan het project laten deelnemen. Zij gaan zich onder andere bezighouden met facilitaire dienstverlening, schilderen en timmeren. Inmiddels heeft een Scalda-leerling BOL-4 in het kader van een stage bij het architectenbureau De Bouwwinkel in Middelburg het pand ingemeten en ingetekend. De betrokken partijen hebben op 17 april het convenant getekend; tevens het startsein van het restauratieproject. De hoofdaannemer, Bouwgroep Peters uit Middelburg, wil met inzet van een leermeester de aan dit project deelnemende leerlingen opleiden in de restauratiebouw. In de volgende uitgaven van Zeeuws Erfgoed houden wij u op de hoogte van de vorderingen.
De Oostbeer bij Philippine.
Zeeuws Erfgoed
9 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Het Rijk ruimt op
Sint-Baafskerk in Aardenburg.
In Nederland doet zich de unieke situatie voor dat het Rijk grote uitverkoop houdt ten aanzien van zijn culturele erfgoed. De Rijksgebouwendienst heeft namelijk aangekondigd af te willen van een groot deel van de in zijn vastgoedportefeuille ondergebrachte monumenten, voor zover deze geen taak meer vervullen voor de huisvesting van rijkstaken. Let wel: deze gebouwen verliezen niet hun status als rijksmonument, maar wel de borging dat het Rijk zorg draagt voor het behoud ervan. Welke monumenten worden in Zeeland in de uitverkoop gezet en wat is hun toekomst?
Het Rijk beheert in totaal meer dan 1.800 objecten met de status van rijksmonument. De monumenten in eigendom van het Rijk worden gebruikt en beheerd door de verschillende rijksvastgoeddiensten, zoals de Dienst Vastgoed Defensie, de Rijksgebouwendienst, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer. Ze vervullen een functie in het zogenaamde ‘primaire proces’, ofwel de directe taken van het Rijk. Voorbeelden van dergelijke gebouwen zijn gevangenissen, gerechtsgebouwen, sluizen, kazernes en kantoren. De Rijksgebouwendienst en Staatsbosbeheer zijn de enige rijksdiensten die op enige schaal monumenten in beheer hebben die niet bedoeld zijn om in te zetten voor het primaire proces. De Rijksgebouwendienst beheert circa 165 monumentencomplexen, waarvan er 120 worden ingezet ten behoeve van het primaire proces. Het gaat om penitentiaire inrichtingen, rechtbanken, kantoren, musea, et cetera. De overige 45 complexen van de Rijksgebouwendienst kennen geen rijksgebruik. Dit zijn de zogenaamde ‘monumenten met erfgoedfunctie’ (MEF’s). Deze portefeuille bestaat uit onder meer kerkelijke gebouwen, landhuizen en gedenknaalden. Onderhoudsplicht Ook in Zeeland kent de Rijksgebouwendienst dergelijk bezit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in de provincie Zeeland veel kerkgebouwen als gevolg van bombardementen verwoest. De Staat heeft bij de wederopbouw een aantal kerkgebouwen hersteld. Dit is het geval bij het Abdijcomplex in Middelburg en de Sint-Baafskerk in Aardenburg. Als tegenprestatie zijn (delen van) de kerkgebouwen eigendom geworden van de Staat. Het Abdijcomplex in Middelburg is overigens niet in eigendom verkregen, wél heeft de Staat een onderhoudsplicht tot 2050. De andere kerken zijn in bezit van de Staat gekomen doordat de toren functioneerde als baak of uitkijkpost (militaire en kustnavigatiefunctie). Dit betreft de Grote Kerk in Veere en de Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee. Al deze gebouwen zijn rijksmonumenten en worden niet meer of slechts gedeeltelijk gebruikt voor de eredienst of andere religieuze activiteiten. Ze hebben hoofdzakelijk een culturele, toeristische, maatschappelijke functie gekregen. In een enkel geval wordt de ruimte verhuurd aan organisaties die gesubsidieerd worden door de Provincie Zeeland of de desbetreffende gemeente en soms nog door andere subsidiënten. Het onderhoud van (delen van) het gebouw wordt door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd. De activiteiten per locatie en gebouw kunnen hier zoveel mogelijk op inspelen. Naast de kerkgebouwen heeft de Rijksgebouwendienst nog één andere MEF in eigendom, de Schotse Huizen in Veere. Rendabel De visie van het Rijk op een compacte overheid heeft mede ertoe geleid dat het Rijk heeft besloten de MEF’s zoveel mogelijk af te stoten. Een structurele toekomstvisie op de wijze waarop deze gebouwen behouden en geëxploiteerd kunnen worden is door dit besluit noodzakelijk geworden. Monumenten moeten rendabel geëxploiteerd worden om de onderhoudskosten te kunnen dekken. Het lastige van het vervreemden van bijzondere
Zeeuws Erfgoed
10 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Lastige zoektocht naar nieuwe gebruikers van monumentaal Zeeuws vastgoed objecten uit rijksbezit is echter dat veel gebouwen zoals verdedigingswerken, grafmonumenten en paleizen een memoriefunctie hebben, waar geen verdienmodel op losgelaten kan worden. Ook voor de Zeeuwse kerken is dat lastig. Daarnaast kan de vraag gesteld worden of dit soort monumenten wel aan ‘de markt’ overgelaten kan worden. De memoriefunctie kan immers evenzeer als een rijkstaak worden gezien. Juist in een tijd van globalisering waarbij ‘de Nederlandse identiteit’ steeds meer in de belangstelling is komen te staan, wordt er uitverkoop gehouden van het nationale erfgoed. Ook is het nog niet duidelijk in hoeverre het Rijk met een bruidsschat over de brug zal komen, bestemd voor die partijen die bepaalde monumenten willen overnemen.
onderzoekt de SCEZ welke oplossingen denkbaar zijn om alle puzzelstukjes ten aanzien van het rijksbezit, een mogelijke NMO en de vele andere Zeeuwse monumenten waarvoor een vorm van professioneel beheer noodzakelijk is, bij elkaar te brengen. Het oprichten van een Zeeuwse stichting is één van de vele opties. Het jaar 2013 zal vooral gebruikt worden ter inventarisatie van deze opties. De uitkomst zal afhankelijk zijn van intensief beraad tussen de betrokken partijen, maar zal in ieder geval de garantie moeten geven dat ook de iconen van Zeeland voor de toekomst behouden kunnen blijven. Grote Kerk in Veere.
Exploiteren Inmiddels is er een Nationale Monumentenorganisatie (NMO) in oprichting om in te spelen op de wens van het Rijk en andere overheden om monumenten af te stoten. Door het beheer van monumenten samen te brengen in één organisatie kunnen schaalvoordelen worden bereikt, onder meer in het kennisniveau ten aanzien van specialismen (restauratietechniek, exploitatie, herbestemming en dergelijke); een zekere schaalgrootte is nodig om professioneel en slagvaardig te kunnen opereren. Ook is de NMO in de markt gezet om monumenten te beheren die in het bezit zijn van andere partijen, zoals decentrale overheden of lokale stichtingen voor stadsherstel. Los van de formele eigendomskwestie blijft het een voortdurende vraag hoe grote kerkgebouwen als de Sint-Baafskerk in Aardenburg of de Grote Kerk in Veere gebruikt en geëxploiteerd kunnen worden. Zelfs met het Rijk als eigenaar is daar nog geen goed antwoord op gekomen, terwijl er al boekenkasten vol zijn geschreven met rapporten over voorstellen tot herbestemming of een andere exploitatie. De Rijksgebouwendienst constateerde zelf al dat de afstand tot deze monumenten toch wat groot is. Onrendabel Naast deze ‘kanjers’ uit Rijksbezit telt de provincie Zeeland nog diverse andere categorieën ‘onrendabel’ erfgoed, ofwel gebouwtypen die op grote schaal hun functie verliezen en in aanmerking komen voor herbestemming. Deze categorieën zijn met name inderdaad - kerken, maar ook boerderijen en industrieel erfgoed. Voor sommige objecten wordt soms al jaren getracht een oplossing te vinden. Naast de specifieke problemen die met het gebouwtype samenhangen, is er ook het probleem dat de provincie Zeeland perifeer is gelegen ten opzichte van de Randstad, een lage(re) economische dynamiek kent en bovendien voor een deel te maken heeft met bevolkingskrimp. Genoemde factoren maken dat ‘de markt’ niet altijd in staat is de problemen op te lossen en de vrijgekomen gebouwen op een acceptabele wijze herbestemd te krijgen. Hierdoor is het raadzaam de mogelijkheid van een vangnetstructuur te onderzoeken waar dergelijk ‘onrendabel’ erfgoed bij ondergebracht kan worden. In het kader van het project Zeeuwse Ankers, de Culturele Biografie van Zeeland,
Zeeuws Erfgoed
11 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Proefinspectie funerair erfgoed door SCEZ en SLZ Al geruime tijd leeft er binnen de SCEZ de wens om meer aandacht te schenken aan het funerair erfgoed in Zeeland. In de vorige aflevering van Zeeuws Erfgoed kon u lezen over de in Middelburg gehouden contactdag, waarbij de Zeeuwse monumentenwachters en de collega’s uit Vlaanderen informatie uitwisselden over het inspecteren van begraafplaatsen en kapellen. Naar aanleiding van deze dag is er door de SCEZ samenwerking gezocht met Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ).
aan de hand van de plattegrond van de begraafplaats kon een goed beeld worden verkregen van de aanwezige graven en de ouderdom ervan. De opgestelde rapporten worden de komende periode geëvalueerd en doorgesproken. Afhankelijk van de uitkomsten zal er mogelijk een vervolgtraject worden opgezet. Uit de proefinspectie is al wel gebleken dat een gezamenlijke aanpak door SCEZ en SLZ een meerwaarde heeft voor de instandhouding van funerair erfgoed in Zeeland.
Een begraafplaats is nu eenmaal meer dan een verzameling grafmonumenten. Het ensemble van paden, grafstenen en -monumenten, bomen en de overige beplanting maken een begraafplaats tot een plek die de moeite waard is om op een juiste en gepaste wijze mee om te gaan. SLZ heeft in de afgelopen jaren met eigen medewerkers en met hulp van vrijwilligers diverse begraafplaatsen in kaart gebracht. Het ging hierbij om de inventarisatie van en het planmatig onderhoud aan het ‘groene’ deel van de begraafplaatsen. De SCEZ wil dit graag in breder verband benaderen om zo door middel van een totaaloverzicht alle facetten van de begraafplaats in één onderhoudsplan te kunnen beschrijven. Als proefproject is hierbij de keuze gevallen op het kerkhof van de RK kerk van Zuiddorpe. Op dit kerkhof is een verscheidenheid aan begroeiing aanwezig maar daarnaast ook gedenktekens, grafmonumenten en een processiegang in de vorm van acht halfopen kapellen. De Monumentenwacht heeft samen met SLZ de inspectie uitgevoerd. Alle grafmonumenten van vóór 1950 zijn gedocumenteerd en de onderhoudstoestand is beschreven. Tijdens de inspectie heeft er kennisoverdracht tussen Monumentenwacht, SLZ en kerkbestuur plaatsgevonden. Dit ging met name over de gebruikte materialen op de begraafplaats en de aanwezige vegetatie. De beheerder van de begraafplaats informeerde de inspecteurs over de monumenten en kapellen en
Lucien Calle van Stichting Landschapsbeheer Zeeland wijst de collega’s van SCEZ en vrijwilligers van het kerkbestuur van de RK kerk van Zuiddorpe op de aanwezige vegetatie op de kerk.
Tips voor buitenschilderwerk De zomerperiode is bij uitstek geschikt om buitenhoutwerk van een nieuwe laag verf te voorzien. De temperaturen zijn aangenaam, de dagen lang en de luchtvochtigheid doorgaans laag. Met de juiste voorbereiding, verfkeuze, gereedschappen en werkwijze levert dit een perfect dekkend en strak resultaat op. De Monumentenwacht voorziet u graag van tips om langer te genieten van een goed onderhouden monument.
de zon aan. Laat de zon indien mogelijk eerst passeren en ga dan pas aan de gang. Fel zonlicht op pas geschilderd houtwerk kan blaasjes veroorzaken en geeft een allesbehalve fraai eindresultaat. Schilder het buitenwerk nooit laat in de avond. Na een warme dag koelt het buiten ’s avonds vaak wat af en gaat warme lucht condenseren op het nog natte schilderwerk. Het vocht slaat neer op de verf waardoor het zijn glans verliest.
Beoordeel vooraf de aanwezige verfstructuur. De nieuwe verflaag moet goed kunnen hechten op de ondergrond. Afbrokkelende (delen van) oude verflagen dient u eerst te verwijderen. Raadpleeg hierbij het laatste inspectierapport van de Monumentenwacht op het onderdeel hersteladvies voor (buiten)schilderwerk. Als u niet zeker bent van uw zaak kunt u al voor een klein bedrag de Monumentenwacht inschakelen en bij hen advies inwinnen over het verfsysteem en de uitvoering.
Verricht geen buitenschilderwerk bij zeer winderig weer en in een stoffige omgeving. Zandkorrels en stofdeeltjes worden tegen het schilderwerk geblazen en hechten zich aan de vers aangebrachte verflaag. Stel schilderwerkzaamheden uit wanneer regen op korte termijn te verwachten is of wanneer de ondergrond of het houtwerk nog nat is van een eerdere regenbui.
Voorbereiding en uitvoering Maak de te schilderen oppervlakken schoon en ontvet deze nog vóór het schuren met bijvoorbeeld verdunde ammonia. Veel doe-het-zelvers maken de fout door direct met schuren te beginnen maar vergeten daarbij dat het op het schilderwerk aanwezige stof, vuil, zand en vetten op deze wijze in de bestaande verflaag terecht komt. Het schuurpapier loopt met viezigheid en schuurstof ook eerder vol. Zorg voor een goede, gelijkmatige verdeling van de verf over het te schilderen oppervlak, niet te dik, maar ook niet te dun. Weersomstandigheden Bij buitenschilderwerk op houtwerk schildert u zoveel mogelijk achter
Zeeuws Erfgoed
Liggende delen Geef extra aandacht aan ‘liggende’ houten delen als (onder)dorpels, overstekken, afdekkingen van dakkapellen, kops houtwerk bij ramen, aftimmeringen, overgangen naar andere houten delen, boven- en onderzijde én de zijkanten van deuren en ramen mee te nemen. Laat voldoende (droog)tijd tussen het aanbrengen van meerdere verflagen. Wacht totdat een verflaag door en door droog is. Houd bij de uitvoering van schilderwerk rekening met bovenstaande tips en bescherm uw monument voor enkele jaren tegen invloeden van weer en wind. Neem bij het zemen van het glaswerk van ramen en deuren het schilderwerk van de houten delen mee en maak deze vrij van vuil en andere aanslag. Zo geniet u langer van een fris en sprankelend monument.
12 juni 2013/02 • M
ONUMENTEN
Musea
Museumweekend in Zeeland goed bezocht Op 6 en 7 april heeft in Zeeland de 32e editie van het Nationaal Museumweekend plaatsgevonden. Motto was ‘Doe een museum’. Naar schatting ‘deden’ ruim 8.500 bezoekers dit weekend een museum in Zeeland. In de meeste van de 25 deelnemende Zeeuwse musea was de entree 1 euro, dit in tegenstelling tot de gratis entree van de voorgaande jaren. Dat lijkt het publiek niet te hebben weerhouden. Om het publiek te trekken hadden de musea allerlei speciale activiteiten georganiseerd. Die varieerden van streekdrachtdemonstraties in winterse taferelen in Museum De Schotse Huizen tot paaldansen in de ‘zeerotische’ omgeving van het muZEEum en van kunst uit de Schildersweek Domburg in het Marie Tak van Poortvliet Museum tot veel kitsch bij de taxaties in het Historisch Museum De Bevelanden. Koploper was het Zeeuws Museum in Middelburg. Hier passeerden maar liefs 1.469 bezoekers de entree om onder meer de nieuw ingerichte modezalen te bekijken. Ook het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk zat met 1.094 bezoekers in de top van de Zeeuwse musea. Onder de titel ‘Harteplicht’ was hier materiaal uit eigen depot en archief te bezichtigen.
Aankondiging Museumweekend bij Historisch Museum De Bevelanden in Goes.
Het Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen pakte uit met een ‘Zeerotisch weekend’, waar 701 bezoekers op afkwamen. Er waren demonstraties paaldansen, de bezoeker kon een ‘tatoeage’ laten zetten en er waren speciale ‘zeerotische’ hapjes in de brasserie te nuttigen. Naast het vertrouwde museumpubliek trokken deze speciale activiteiten ook nieuw publiek. Er heerste een goede sfeer en de museummedewerkers ontvingen veel positieve reacties op het uitdagende programma. Het Historisch Museum De Bevelanden in Goes trok 352 bezoekers. De taxatie- en restauratieadviesmiddag op zaterdag was een groot succes. Deskundigen van het Zeeuws Veilinghuis en Art Conservation bogen zich over schilderijen, antiek, sieraden en andere snuisterijen. Er werd veel kitsch ingebracht, maar er werd ook een litho van M.C. Escher ‘ontdekt’, met een geschatte waarde van vijf- tot tienduizend euro. Verschillende musea organiseerden ‘doe-het-zelfactiviteiten’ rond het thema van het Museumweekend. De circa 150 bezoekers van het Fruitteeltmuseum in Kapelle konden deelnemen aan een veiling van appels met de veilingklok. Bij Terra Maris, Museum voor natuur en landschap in Oostkapelle, met 438 bezoekers, konden de bezoekers zelf het alarm instellen bij een ‘noodsituatie’, vissen in de tuin van het museum of van strandvondsten sleutelhangers maken.
Op de taxatie- en restauratieadviesmiddag in Historisch Museum De Bevelanden in Goes bogen specialisten van het Zeeuws Veilinghuis en Art Conservation zich over schilderijen, antiek, sieraden en andere snuisterijen.
In Museum De Schotse Huizen in Veere, met circa 350 bezoekers, stonden de activiteiten in het teken van de nieuwe tentoonstelling ‘Zwoegen en zwieren - een jaar rond in Walcherse dracht’. Veel leden van de stichting Het Walcherse Costuum bezochten de tentoonstelling in streekdracht. In Stadhuismuseum Zierikzee, met circa 500 bezoekers, kwamen Cristóbal de Mondragón, Job Baster, Pieter Mogge en vele andere bekende Zierikzeeënaars van 4 vroeger naar het museum. Een uitdagend programma in het muZEEum in Vlissingen. Bezoekers konden een ‘tatoeage’ laten zetten.
Zeeuws Erfgoed
13 juni 2013/02 • M
USEA
Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp bereikte de maximale bezoekerscapaciteit. Het museum was alleen zaterdag geopend en trok die dag 296 bezoekers. Medewerkers hadden de handen vol met het schenken van koffie voor het publiek en het serveren van wat lekkers daarbij. Het Museumweekend is voor veel Zeeuwse musea traditioneel de start van een nieuw museumseizoen. Dit jaar zorgde het mooie lenteweer er ook voor dat veel bezoekers de musea per fiets bezochten. Wie dat gedurende het museumseizoen wil doen, kan daarbij ook gebruik maken van de Routewaaier Zeeuwse Musea, te koop bij de VVV’s en deelnemende musea (zie ook www.scez.nl/musea).
Zeerotisch weekend’ met demonstratie paaldansen in het muZEEum in Vlissingen.
Voor een overzicht van alle Zeeuwse musea en hun tentoonstellingen, zie www.zeelandmuseumland.nl. In 2014 is er op 5 en 6 april weer een nieuwe landelijk Museumweekend.
Leden van de stichting Het Walcherse Costuum bezochten in streekdracht de tentoonstelling ‘Zwoegen en zwieren - een jaar rond in Walcherse dracht’ in Museum De Schotse Huizen in Veere.
In memoriam Willem den Herder Op 11 april van dit jaar is Willem den Herder overleden. Hij was een bijzondere man met een brede belangstelling voor het cultureel erfgoed in zijn omgeving. En niet alleen dat, hij zette zich ook actief in voor het behoud van het erfgoed. Willem stond in zijn functie van voorzitter van de Stichting Maatschappelijke Belangen in Goes (voorheen Instelling Maatschappelijke Belangen en daarvoor het Burgerlijk Armbestuur) aan de wieg van de restauratie en de rehabilitatie van de Goese binnenstad, die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw zijn beslag kreeg. Speciaal hiervoor werd in 1981 de Stichting tot Behoud en Ondersteuning van Monumenten te Goes opgericht. Ook van deze stichting was Willem voorzitter. Beide stichtingen houden kantoor in het fraaie, zeventiende-eeuwse Huis Hoope aan de J.A. van der Goeskade in Goes. Bestuursvergaderingen werden door Willem op karakteristieke wijze geleid. Gezeten aan het hoofd van de regententafel, in een ruimte waarin de door Willem zo gekoesterde tradities en historie vrijwel tastbaar aanwezig zijn, werden agendapunten voortvarend en in welgekozen bewoordingen door hem aan de orde gesteld en afgehandeld om daarmee ruimschoots de tijd te creëren voor ontspannen discours met ruimhartige presentatie van een hapje en drankje. Hij was een gastheer pur sang. Willem was vanaf 1995 ook bestuurslid van het Steunfonds voor de Zeeuwse Musea. Op zijn uitnodiging werden de bestuursvergaderingen eveneens in Huis Hoope gehouden. Willem heeft zijn kennis en contacten met veel enthousiasme ingezet voor de tientallen museumprojecten die het steunfonds in de afgelopen jaren heeft ondersteund. Samen met zijn partner Dieuwke Jensma was hij een graag geziene gast bij de donateursbijeenkomsten van het steunfonds. Voor zijn vele maatschappelijke activiteiten ontving hij in 2006 een Koninklijke Onderscheiding: Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Willem werd 70 jaar.
Zeeuws Erfgoed
14 juni 2013/02 • M
USEA
Reminiscentieproject voor licht dementerende ouderen in Zeeland
Feest van herkenning
Dementerende ouderen kunnen in het eerste stadium van hun ziekte nog redelijk tot goed vertellen over vroeger. Het ophalen van positieve herinneringen aan vroegere jaren (reminiscentie) geeft hen plezier en voldoening. Enthousiaste vrijwilligers gaan hiervoor met hen in gesprek. Als bagage hebben zij een unieke koffer, die door tien Zeeuwse musea is samengesteld rond verschillende historische thema’s zoals landbouw, school, streekdracht, huishouding en de bevrijding. De museumvoorwerpen in de koffers roepen herinneringen op aan vroeger. Voorgeschiedenis In een trainingsprogramma over museumvoorwerpen in de zorg, georganiseerd door de SCEZ, is gekeken of musea in Zeeland een specifiek aanbod kunnen ontwikkelen voor zorginstellingen. Voor bepaalde mensen is het namelijk niet mogelijk om naar een museum te gaan. Hoe kunnen deze personen toch genieten van museumvoorwerpen? Kan het museum zijn collectie naar de zorginstelling brengen? Naar aanleiding van het trainingsprogramma heeft de conservator van Museum De Schotse Huizen (Veere) een ‘herinneringskoffer’ samengesteld rond de Walcherse streekdracht en het leven op de boerderij. Een vrijwilliger van het museum en een activiteitenbegeleidster van verpleegcentrum Nieuw-Sandenburgh in Veere (onderdeel Zorgstroom) hebben in 2012 geëxperimenteerd met deze koffer. Het succes van deze pilot, de overtuiging van beide partijen van het belang van de activiteit, de behoefte aan meer themakoffers én de mogelijkheid geboden door het Fonds Sluyterman van Loo en de Stichting RCOAK hebben ertoe geleid dat het initiatief is genomen om een aanbod te ontwikkelen voor heel Zeeland. Hierbij zullen voorwerpen van de Zeeuwse musea naar Zeeuwse zorginstellingen overgebracht worden.
Jan Louwerse, vrijwilliger van Museum De Schotse Huizen, leidt het gesprek in zorginstelling Nieuw-Sandeburgh in Veere.
de oudere nog kan. Voor mensen die voortdurend geconfronteerd worden met afnemende capaciteiten is dit een verademing. Het kan een steun zijn bij het opmaken van de eigen levensbalans; om duidelijk te maken wie en wat zij zijn en hoe zij zichzelf zien. Voor ouderen die hun oriëntatie in het heden kwijt zijn, kan de oriëntatie in het verleden zorgen voor meer grip op het leven. De begeleiding kan de oudere helpen om eventuele scheefgroei in de beleving van het eigen verleden recht te trekken. Door het werken in groepen raken deelnemers over het algemeen vrij snel vertrouwd met elkaar, waardoor nieuwe contacten kunnen ontstaan. Dat is een groot voordeel gezien de oudere leeftijd waarop het verlies van contacten eerder regel dan uitzondering is.
Fotokaartspelletjes zijn ook onderdeel van de herinneringskoffer. Voor zorgsector De herinneringskoffer is een reminiscentieactiviteit bedoeld voor alle instellingen die met licht dementerende ouderen werken, van zorginstellingen tot dagcentra. Het werken met de herinneringskoffer gebeurt in groepsverband met maximaal acht deelnemers. De voordelen van groepsreminiscentie zijn de stimulans die de deelnemers van elkaar krijgen, de herkenning in elkaars verhalen, de sociale contacten en het onderlinge plezier. De activiteitenbegeleider zorgt samen met de vrijwilliger dat alle deelnemers persoonlijke aandacht krijgen. De activiteit is uiteraard ook geschikt voor geestelijk vitale ouderen, maar de koffer is specifiek bedoeld om licht dementerende ouderen te activeren, waarbij een beroep gedaan wordt op het gedeelte van het geheugen dat nog intact is.
Herinneringskoffer De herinneringskoffer is een koffer met oude voorwerpen uit musea, zoals een griffel en lei, een gestopte sok, een koffiemolen en Sunlight zeep. Deze voorwerpen helpen ouderen om herinneringen aan vroeger op te roepen en daarover te praten. Deelnemers ervaren het als een ‘feest van herkenning’. Daarnaast bevat de koffer ook spelletjes die op de desbetreffende locatie blijven, zodat ze door de bewoners van de zorginstelling vaker gespeeld kunnen worden. De koffer wordt altijd door een vrijwilliger van een museum gepresenteerd. Deze vrijwilliger (een 55-plusser) is specifiek voor deze doelgroep geschoold, kent de inhoud van de koffer en leidt de bijeenkomst samen met een activiteitenbegeleider van de zorginstelling, die de groep kent.
Koffer aanvragen De herinneringskoffer wordt ter kennismaking tot eind 2014 gratis aangeboden aan Zeeuwse zorginstellingen. Dit aanbod wordt mogelijk gemaakt door subsidies van Fonds Sluyterman van Loo en de Stichting RCOAK. Na 2014 zal een vergoeding aan zorginstellingen gevraagd worden.
Voor dementerenden Met de herinneringskoffer worden ouderen met dementie gestimuleerd om te vertellen over vroeger. Men doet hierbij dus een beroep op wat
‘Feest van herkenning’ is een initiatief van Museum De Schotse Huizen en wordt mogelijk gemaakt door financiële steun van Fonds Sluyterman van Loo en Stichting RCOAK.
Zeeuws Erfgoed
Inlichtingen Projectleider S.H. (Sylvia) van Dam Merrett Museum De Schotse Huizen 0118-502151
[email protected]
15 juni 2013/02 • M
USEA
Koffer aanvragen J. (Janneke) de Wit SCEZ 0118-670886
[email protected]
Streekmuseum De Meestoof 40 jaar
Al veertig jaar herbergt het Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland het cultureel erfgoed van Tholen en Sint-Philipsland. De museumgebouwen en collecties vertellen de geschiedenis van de eilanden en de cultuur van de dorpen. Voor het jubileumjaar 2013 heeft het museum twee exposities samengesteld: ‘Thoolse Landverhuizers’ en ‘Samen Lappen We Het’. Op de feestelijke jubileumbijeenkomst op 4 april vond onder andere de presentatie van het Jubileumboek plaats, hield dr. J.L. Krabbendam een inspirerende toespraak over het thema ‘emigratie’ en werd de Thoolse merklap onthuld. Bijzonder was de aanwezigheid van mevrouw M.J. RenesVan Geer, de initiatiefnemer en oprichter van het museum en thans eerste voorzitter. Samen Lappen We Het Ter ere van het 40-jarig bestaan van het museum borduurden zo’n 45 vrijwilligers een 23 meter lange merklap. Op deze merklap is ieder expositiejaar, vanaf de oprichting van het museum, weergegeven. Dit nieuwe, bijzondere museumstuk is te bezichtigen in het museum. Thoolse Landverhuizers Emigreren is al zo oud als de mensheid. De mens is altijd op zoek naar een plaats waar het beter toeven is. Ook van de dorpen op Tholen en Sint-Philipsland lieten inwoners haven en goed achter en om de wijde wereld in te trekken. In de expositie ‘Thoolse Landverhuizers’ worden de verhalen van deze families getoond. Wat lieten ze achter, wat namen ze mee? Hoe verliep hun reis? Wat is er van hen geworden? Rond 1840 begonnen veel inwoners van Tholen het eiland te verlaten. Zij vertrokken per boot naar Amerika. Zij vertrokken uit geloofsovertuiging of vanwege ziektes, armoede of werkloosheid. Dominee Van Raalte en dominee Scholte waren de eersten die naar Amerika trokken. Daar was men vrij in de manier van geloven. Veel inwoners van Tholen en Sint-Philipsland kwamen in Grand Rapids, Michigan terecht. Later kwamen landen als Zuid-Afrika en Argentinië in beeld en veel later Australië en Nieuw-Zeeland. Hele families emigreerden, zoals de familie Linthout, Mol, Van Dijke, De Blaaij Pleune, Rosevelt, Willemse, Van Doorn, Fase, Breure, Hage, Guiljam en Priem. Ze komen allemaal in de tentoonstelling aan bod. Emigreren is afscheid nemen. Het hoognodige werd ingepakt en meegenomen. De rest werd weggeven of verkocht. Zo’n verkoping werd een ‘boeldag’ genoemd. In de wisselexpositie is te zien wat er zoal verkocht werd. Wat zou ú beslist meenemen naar uw nieuwe land? Breng het mee naar het museum en stop het in de HEIMWEE-koffer, of schrijf het op een briefje.
www.demeestoof.nl
Zeeuws Erfgoed
16 juni 2013/02 • M
USEA
VOLKSCULTUUR NIEUWS
800-jarig Axel blaast tradities nieuw leven in
Axel viert in 2013 dat het achthonderd jaar geleden stadsrechten kreeg. Het herdenkingsjaar werd op nieuwjaarsdag ingeluid met ‘change ringing’ (wisselluiden) van de kerkklokken en het carillon in de stadhuistoren. Daarna speelde de beiaardier het ZeeuwsVlaams volkslied. Op dezelfde dag werd in de Kleine Kreek voor de eerste maal een Nieuwjaarsduik gehouden. Verder werd een speciale vlag Axel800 ontworpen en was ‘plat Axels’ op een januariochtend de voertaal op de basisschool. In september is in Axel ‘Door Ons Gedaen’ te zien, de langste merklap ter wereld, die in Zeeland werd geborduurd. Stadsomroeper Geschiedenis speelt op vele manieren een rol in de viering van achthonderd jaar stadsrechten. Dat gebeurt zoals tegenwoordig vaker gebruikelijk is: door verdwenen tradities nieuw leven in te blazen of door tradities van elders over te nemen. Het change ringing is een Engelse traditie die in de zeventiende eeuw tot bloei kwam en inmiddels bij plechtige gelegenheden ook in Nederlandse steden te beluisteren is. Axel herstelde ook de stadsomroeper in ere. Stadsomroepers waren in het verleden een vertrouwd beeld op straat. Ze kondigden belangrijke gebeurtenissen en mededelingen van het stadsbestuur af. Gedurende het jubileumjaar is in Axel bij bijzondere gelegenheden de roep te horen van Pim van Hilten alias Wullem d’n Uutbeller. Van Hilten mag daartoe de reservebel van zijn collega uit Philippine lenen. Op 1 juni vond in Axel ook een Stadsomroepersconcours plaats, met een wedstrijd voor de kampioenschappen van Nederland, Zeeland en de Lage Landen. Keuredag Op zaterdag 8 juni vindt vanaf 13.30 uur in Axel de Keuredag van de Vier Ambachten (Assenede, Boekhoute, Axel en Hulst) plaats.
Zeeuwse Traditionals
Roep van Wullum d’n Uutbeller (foto Stichting Axel800). De Keuredag is een initiatief uit 1992, 750 jaar nadat de ambachten een ‘Keure’ (wetboek) kregen. In de middeleeuwen werd de keure bewaard in een houten koffer (‘couffre’) met vier sloten, waarvan elk ambacht een van de sleutels bezat. Tijdens het beleg van Axel (1586) gingen couffre en keure verloren. Ruim vierhonderd jaar later besloten de heem- en oudheidkundige verenigingen om de traditie tot leven te wekken. Ze lieten een nieuwe couffre maken, met vier sloten, die alleen open kunnen als alle verenigingen present zijn. Dat gebeurt tijdens de Keuredag. De vertegenwoordigers (‘baljuws’) van de verenigingen zijn daarbij in historische kledij gestoken. Voor meer informatie over de festiviteiten in Axel:
www.axel800.nl
In memoriam Adrie Quaak
Bij de SCEZ is onder de titel Zeeuwse Traditionals een dubbel-cd verschenen met veldopnames van 52 oude Zeeuwse liedjes uit de jaren 1950-1990. Jeanine Dekker en Marco Evenhuis maakten de selectie en schreven er een boekje bij. De presentatie van de dubbel-cd en het boekje vond plaats op vrijdag 15 maart in dorpshuis Ons Dorpsleven in Ritthem. De heer Jan Melse nam het eerste exemplaar van de dubbel-cd in ontvangst. Als jongen zong hij samen met zijn vader een van de opgenomen liedjes. De dubbel-cd met boekje is voor 15 euro te koop in de grotere Zeeuwse boekhandel en aan de balie van de SCEZ, Looierssingel 2, Middelburg.
Jeanine Dekker, adviseur volkscultuur, overhandigt het eerste exemplaar aan Jan Melse (foto Joop van den Bremen).
Zeeuws Erfgoed
Op 14 februari overleed Adrie Quaak. Na een loopbaan in het onderwijs maakte Adrie zich sterk voor het cultureel erfgoed in Zeeland, in het bijzonder de streekdrachten en dialecten. Hij streefde vanaf het begin naar meer samenwerking tussen de Zeeuwse streekdrachtverenigingen. In 1990 werd hij de eerste voorzitter van Ons Boeregoed in Kruiningen. Tien jaar later behoorde hij tot de initiatiefnemers van de overkoepelende stichting De Zeeuwse Streekdrachten, waarvan hij vanaf 2007 drie jaar lang het voorzitterschap waarnam. Hij wist bovendien velen te boeien met zijn verhalen in Zuid-Bevelands dialect. Allen die de volkscultuur in Zeeland een warm hart toedragen, kennen de markante verschijning van Adrie Quaak - in boerenpak! - en zullen hem zo in herinnering houden. Adrie werd 73 jaar. (foto René Blom)
17 juni 2013/02 • M
USEA
Streektalen
Vertellen in het Zeeuws op 14 juni
Uutgesproken Zeeuws
Dag na dag kwamen er nieuwe verhalen binnen gedurende april. Een jury beraadslaagde in de loop van de meimaand wie de gelukkige tien werden. De titels spreken aan, maar het is nog wachten tot 14 juni voor de tien geselecteerden hun verhaal brengen. Op vrijdag 14 juni worden de tien verhalen verteld in de Haestinge, Sportlaan 4d in Sint-Maartensdijk. De avond begint om 19.30 uur. Alles wijst erop dat het een gezellige avond wordt met veel leuke, spannende of ontroerende verhalen. Inschrijven voor de wedstrijd kan niet meer, maar u kunt
wel komen luisteren op vrijdagavond 14 juni. Aanmelden kan via het mailadres
[email protected]. De kaarten en het programmaboekje (entree 5 euro) liggen dan voor u klaar op de avond zelf aan de balie. Uiteraard hoopt de organisatie dat u massaal komt luisteren en dat ‘Uutgesproken Zeeuws’ even succesvol is als de liedjeswedstrijd ‘Zing Zeeuws’. Er zijn drie geldprijzen te verdienen, maar natuurlijk gaat het vooral om de gezelligheid van het samenzijn en het vertellen. De wedstrijd is georganiseerd door Stichting De Zeeuwse Taele in samenwerking met de SCEZ en wordt financieel mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland en het Delta Zeeland Fonds.
Nederlandse Dialectendag 2013 in Hasselt (B) Ook dit jaar is de dialectendag/streektaalconferentie niet direct in de buurt. Na twee keer Nederland is het weer de beurt aan een Belgische plaats. Editie 2013 speelt zich af in Hasselt in de Oude Gevangenis, waar we u uiteraard slechts een dag zullen vasthouden. De gerenoveerde gevangenis is nu een deel van de Hasseltse universiteit.
Het project ‘Spraakma(k)kers. Limburg in taalvariatie’ wordt op de dialectendag afgesloten. Lezingen en middagprogramma van die dag staan in het teken van digitaliseringsprojecten.
Het thema van de dag dit jaar is ‘digitalisering’. In een steeds digitaler wordende maatschappij waar zowel kinderen als senioren hun weg hebben gevonden naar tablets en computers, is het logisch dat allerlei informatie die vroeger enkel in boeken te vinden was, nu meer en meer op het internet zijn plaats aan het veroveren is. Dat gebeurt ook in Zeeland, maar daarover verder meer. In het ochtendprogramma wordt een kort overzicht geboden door Tanneke Schoonheim van wat er allemaal leeft in het Nederlandse taalgebied rond digitalisering van (streek)taal. De projectleider en projectmedewerkers van het project ‘Spraakma(k)kers. Limburg in taalvariatie’ lichten dit Belgisch-Limburgse project toe. Dit project wilde alle Limburgers oproepen om te reflecteren over hun eigen taal en de variatie erin, niet alleen wat dialecten
betreft. De huidige maatschappij is immers een smeltkroes van verschillende nationaliteiten en dat heeft zijn invloed op de taal. Een persoon spreekt misschien wel vijf verschillende talen met mensen uit zijn of haar directe omgeving. Kinderen spreek je anders aan dan ouders of werkgevers enzovoort. Jacques van Keymeulen verduidelijkt wat taal en erfgoed met elkaar te maken hebben, de Limburgse erfgoedcellen lichten de erfgoedwaarde van taal toe en de projectmedewerkers vertellen iets over de praktische gang van zaken bij dit project. Nieuwsgierig geworden naar de verschillende variëteiten, neem dan een kijkje op www.spraakmakkers.be om te horen of u iets van dat mooie Limburgse dialect en zijn variëteiten begrijpt. In de derde lezing en ook in het namiddagprogramma komen allerlei Nederlandse en Belgische projecten aan bod in workshops en op een informatiemarkt. De dag wordt afgesloten met een quiz en een optreden. Zin om erbij te zijn, vraag dan de folder aan via
[email protected],
[email protected] of bij de adviseur streektalen, Veronique De Tier,
[email protected].
Vrijwilligersgroep taal Sinds vorig jaar werkt de SCEZ samen met de Zeeuwse Dialect Vereniging en De Zeeuwse Taele aan het digitaliseren van de Zeeuwse woordenboeken. Door het enorme werk van een paar vrijwilligers (waarvoor hierbij graag van harte dank!) is al bijna de helft van het alfabet bewerkt. U kunt al een kijkje nemen in de werkversie www.zeeuwsewoordenbank.nl. Daarna volgt nog het supplement. Ondertussen wordt ook gewerkt aan het woordenboek van Kruiningen en het woordenboek van Flakkee. In de toekomst zult u dus in deze vier woordenboeken samen kunnen zoeken als u op zoek bent naar de betekenis van een of ander Zeeuws woord. Ook het Zeeuws Etymologisch Woordenboek van Frans Debrabandere komt online via de etymologiebank. Hierin kunt u dan de herkomst van de Zeeuwse woorden opzoeken. En bent u benieuwd wat uw naam betekent? Dan kunt u ook online terecht in het familienamenwoordenboek van diezelfde auteur. U vindt een pdf van dit woordenboek op de site www.naamkunde.net. Op www.meertens.knaw.nl/nfb kunt u zelfs de verspreiding van uw naam opzoeken. De SCEZ is nog altijd op zoek naar vrijwilligers die willen meehelpen met digitaliseringsprojecten en andere projecten rond taal. In juni gaat een
Zeeuws Erfgoed
project rond streektaal in de zorg van start. Bent u geïnteresseerd om hierover een informatiemiddag bij te wonen, geef dan uw naam op bij de adviseur streektalen. Ook Zeeuwen die hun dialect nog goed kennen, kunnen hun bijdrage leveren door korte enquêtes in te vullen.
Op 26 februari kwamen in Axel veel belangstellenden luisteren naar eventuele mogelijkheden om mee te werken aan projecten rond de streektaal. Ook de pers was zeer geïnteresseerd.
18 juni 2013/02 • S
TREEKTALEN
Leuke Zeeuwse woorden en waar komen ze vandaan? Leuke Zeeuwse woorden en waar komen ze vandaan? Op de website van de Zeeuwse Klapbank wil de adviseur streektaal zo nu en dan een Zeeuws woord nader toelichten. Hebt u een vraag over de betekenis en achtergrond van een Zeeuws woord, die u altijd al hebt willen stellen, grijp dan uw kans. Misschien vindt u dan binnenkort een antwoord op de website www.zeeuwseklapbank.nl of in deze nieuwsbrief. Onlangs vroeg iemand naar aanleiding van de schommelkaart in het vorige nummer de betekenis van het Zeeuwse woord touter, dat schommel betekent. Touter is samen met schommel, het meest voorkomende dialectwoord in Zeeland. Verder hoor je nog wel ruutouter (Westkapelle), balançoire en bijze. Touter is afgeleid van touteren, een werkwoord dat ‘schudden’ betekent. Dat geldt ook voor bijze, dat afgeleid is van bijzen, dat eveneens ‘heftig bewegen’ betekent. Het woord schommel zelf heeft ook te maken met beweging. In de Zeeuwse dialecten kan je hier en daar zelfs een fles schommelen ‘schudden’. De ruu in ruutouter is een voorvoegsel dat ook in andere dialecten voorkomt (onder andere als rui). Het is verwant met ruien en nu nog te vinden in het woord opruien. Ook hier zou de grondbetekenis ‘bewegen’ zijn. De meeste woorden voor schommel hebben dus te maken met beweging, wat eigenlijk heel logisch is. Touter komt niet enkel voor in Zeeland, zoals u kon zien op de kaart die in de vorige aflevering van Zeeuws Erfgoed werd gepubliceerd. Een dialectkaart van de schommel vindt u onder andere op de website www.zeeuwseklapbank.nl.
Voor een schommel bestaan honderden dialectwoorden. Kent u de Zeeuwse? (collectie Woordenboek van de Vlaamse Dialecten).
Streektaal Varia De Zeeuwse Klapbank krijgt een vast onderkomen Jaren geleden toerde de tentoonstelling ‘De Zeeuwse Klapbank’ met luisterfragmenten uit de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw rond in het Zeeuwse land. De dialectfragmenten zijn nu nog te beluisteren op de website www.zeeuwseklapbank.nl, maar eind dit jaar kunt u hiervoor ook terecht in het Belfort in Sluis. De fragmenten uit de tentoonstelling zullen daar, naast andere presentaties rond dialect, woordenboeken en woordenboekenmaker Van Dale te bekijken en vooral te beluisteren zijn. Meer nieuws daarover in de volgende uitgave van Zeeuws Erfgoed.
eurn ekster weunt oge (ze heeft lange benen), ze’t een mulle van lintjes (ze is een babbelkous), jet gene nagle vu aan zijn gat te scharten (hij is arm), schoap ès de preute of (moe zijn) en scheur je puuste (maak dat je wegkomt). Vorig jaar werd tijdens een zelfde soort verkiezing het woord zurkeltrutte verkozen tot mooiste dialectwoord. Het betekent ‘belachelijke, naïeve vrouw’, of ‘zuurpruim’ en is ook in Zeeland hier en daar bekend. Ook van de opgegeven uitdrukkingen kennen we er een aantal in Zeeland. In het Woordenboek van de Zeeuwse dialecten vinden we bijvoorbeeld Hin nìhels èn om je hat te krauw’n (doodarm zijn) uit Kruiningen.
Wedstrijd ‘Leukste Zeeuwse uitdrukking’ De uitdrukking ’t zwien deur de bjet’n joag’n is in een verkiezing van de provincie West-Vlaanderen, Focus-WTV, Radio 2 en de Krant van West-Vlaanderen verkozen tot mooiste West-Vlaamse uitdrukking. Het betekent ‘uitbundig feesten, uit je bol gaan’. De letterlijke vertaling is ‘het zwijn door de bieten jagen’. Andere populaire uitdrukkingen waren
Kent u nog zulke leuke uitdrukkingen in het Zeeuws? Wat vindt u de leukste? Uw uitdrukking met de betekenis ervan kunt u mailen naar
[email protected] met de vermelding ‘Zeeuwse uitdrukking’ tot 15 augustus (per inzender slechts een uitdrukking!). Op basis daarvan wordt een shortlist gemaakt en in het najaar wordt samen met u de leukste Zeeuwse uitdrukking gekozen.
Zeeuws Erfgoed
19 juni 2013/02 • S
TREEKTALEN
Archeologie
Archeologisch nieuws
Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in Het Schuitvlot Looierssingel 2 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 4 juni, 2 juli, 6 augustus en 3 september van 15.30 tot 16.30 uur.
Oprichting samenwerkingsverband OAS De gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Tholen en de SCEZ hebben het Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband (OAS) opgericht om het archeologiebeleid van de gemeenten en de uitvoering daarvan in regionaal kader verder gestalte te geven. Binnen het samenwerkingsverband detacheert de SCEZ een archeoloog, waardoor de gemeenten structureel de beschikking hebben over een vast aanspreekpunt voor de archeologie. De eerste archeoloog van het OAS is drs. Ilona Haas. Zij is vanaf juni 2009 werkzaam als adviseur archeologie bij de SCEZ en adviseert al enkele jaren deze zes gemeenten bij de uitvoering van hun archeologische taak. Het OAS is een verdere ontwikkeling van de archeologische dienstverlening van de SCEZ aan de gemeenten. Uitgangspunt is een duurzaam, gebiedsgericht samenwerkingsverband waarbinnen kennis, menskracht en middelen efficiënt worden gedeeld. Doel is ondersteuning van de wettelijke gemeentelijke taken op het gebied van de archeologie met waarborg van kwaliteit en continuïteit. Partijen vinden de samenwerking een goed middel om de archeologie (en in brede zin de cultuurhistorie) te
benutten om de regio en de gemeenten als vestigingsplaats en toeristische trekpleister aantrekkelijker te maken. Ilona Haas houdt zich bezig met beleidsadvisering, publieksgerichte werkzaamheden en andere taken op het gebied van de gemeentelijke archeologie. Haar standplaats is het Stadskantoor in Goes, maar zij zal ook periodiek bij de andere gemeenten in huis aanwezig zijn.
Ilona Haas op haar werkplek bij de afdeling Vergunning en Handhaving van de gemeente Goes (foto gemeente Goes).
Koud, maar geanimeerd
Veertiende Zeeuwse AmateurArcheologen Dag (ZAAD) De verplaatsing van de ZAAD naar de Sint-Baafskerk in Aardenburg bleek geen al te gelukkige keuze: het was er te koud, de afbeeldingen bij lezingen bleken niet of nauwelijks zichtbaar en de lunch was niet zoals we gewend waren. Maar de bijna honderd deelnemers, waaronder vele niet-amateurarcheologen, lieten zich niet uit het veld slaan en hielden dapper stand tot en met de laatste lezing. Hulde hiervoor! Het programma was grotendeels gewijd aan Romeins Aardenburg en de regio daaromheen. Een verdere tegenslag was dat dr. Wouter Dhaeze (Stad Oudenburg), die de regio zou inleiden, door ziekte op het laatste moment moest afzeggen. Gelukkig werd dit opgevangen
door dagvoorzitter Tom Hazenberg (Hazenberg Archeologie, Leiden), die Aardenburg plaatste in de reeks van onderzoeken in het kader van het Odysseeprogramma langs de Romeinse Noordzeekust van Nederland, van Texel tot Aardenburg (zie www.romeinsekust.nl). Guus Besuijen voerde ons daarna langs alle door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek uitgevoerde opgravingen in Aardenburg, onder leiding van Jaap Ypey, Jan van Hinte, vooral Jan Trimpe Burger en laatstelijk Robert van Heeringen. Hij sloot af met de stand van onderzoek zoals gepresenteerd door Trimpe Burger. Ester van der Linden (Hazenberg Archeologie, Arnhem) sloot het ochtendprogramma af met een prima
Dank voor uw medewerking!
De deelnemers aan de ZAAD 2013 maken zich, goed ingepakt en dicht bijeen bij het projectiescherm, op voor het middagprogramma.
Zeeuws Erfgoed
20 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
algemene inleiding op de productiewijze en -plaatsen van het Romeinse luxe aardewerk terra sigillata. De bestudering van de Aardenburgse versierde terra sigillata en de pottenbakkersstempels daarop hebben aangetoond dat de vroegste Romeinse bewoning in Aardenburg rond 150 of enkele jaren daarvoor moet liggen. Drie Aardenburgse castella Voor het middagprogramma waren de stoelen dichter bij het projectiescherm geplaatst om toch zoveel mogelijk van de afbeeldingen te zien. Robert van Dierendonck (SCEZ) opende met de jongste resultaten uit het Odyssee-onderzoek van Romeins Aardenburg. Aardenburg kent niet één, maar drie verschillende Romeinse castella, waarvan de eerste twee met hout-aarden vestingwerken. Pas rond 260 wordt de stenen versterkingsmuur gebouwd, die rond 290 wordt verlaten of verwoest. Een zelfde ontwikkeling schetste Sofie Vanhoutte (Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen) voor de Romeinse versterkingen van Oudenburg, maar dan aan de hand van recent onderzoek dat in deze eeuw is uitgevoerd. Oudenburg had drie hout-aarden versterkingen, krijgt in dezelfde tijd als Aardenburg een stenen ommuring, maar blijft in gebruik tot het einde van de vierde eeuw. Na de theepauze zorgde Annemarieke Willemsen (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden (RMO)) voor een mooie laatmiddeleeuwse kers op de Romeinse taart. Zij presenteerde het onderzoek van enkele door het RMO aangekochte collecties van riem- en ander leerbeslag, waarvan het merendeel gevonden in Zeeland. Het blijkt vooral te gaan om bling-bling voor alle rangen en standen, letterlijk schitterende modeaccessoires op kleding en op lederen objecten als riemen, beurzen, tassen en dierenhalsbanden. Ze waren in massaproductie gemaakt in lood-tinlegering
en koperblik, als imitaties van zilver en goud. Een tentoonstelling hierover is nog te zien in het RMO tot 13 september aanstaande. De ZAAD, dit jaar georganiseerd door de SCEZ in samenwerking met de gemeente Sluis, werd afgesloten met een borrel in het gelukkig warme Gemeentelijk Archeologisch Museum. Voorafgaand lichtte Arco Willeboordse (gemeente Sluis) de plannen toe om het museum, dat gaat verhuizen naar het voormalige gemeentehuis van Aardenburg aan de Markt, om te vormen tot een themamuseum voor de Zeeuwse archeologie.
Schenkingen oud-voorzitter AWN Zeeland De heer J. (Joop) van den Berg, oud-voorzitter van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), afdeling Zeeland, schonk de afgelopen jaren boeken, tijdschriften, veldtekeningen, archeologische vondsten en divers materiaal aan de SCEZ. De boeken en andere documentatie zijn opgenomen in de mediatheek. Het archeologisch materiaal, bestaande uit aardewerk en botmateriaal, is in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw door de AWN gevonden en opgegraven op verschillende terreinen in de provincie en dateert vooral uit de Romeinse tijd. De vondsten en tekeningen zijn voor onderzoek en documentatie opgeslagen in het Zeeuws Archeologisch Depot. De SCEZ is de heer Van den Berg erkentelijk voor de gedane schenkingen.
Onderzoek en meldingen SCHOUWEN-DUIVELAND Vondsten uit Zierikzee De heer S. Nelisse uit Noordgouwe meldde op 29 maart diverse voorwerpen van lood/tin uit Zierikzee. Hij had deze gevonden bij graafwerkzaamheden aan de Blokweg. De vondsten waren afkomstig van een klein oppervlak van ongeveer 5 x 5 meter en dateren uit de veertiende/vijftiende eeuw.
Die laatste zijn omgeven door gebogen halve lijnen. De buitenste rand is versierd met afwissend grotere en kleinere noppen. De bevestigingspunten op de keerzijde zijn intact, alleen de angel ontbreekt. De mogelijk bronzen fibula dateert uit de negende-elfde eeuw en kan afkomstig zijn uit ZuidEngeland (ZAD inv.nr. 0025-94).
WALCHEREN Motief Zeeuwse knoop uit middeleeuws Engeland? Wie denkt dat de Zeeuwse knoop met het bekende motief pas zo’n honderd jaar oud is vergist zich, aldus Henk Hendrikse, depotbeheerder van het Zeeuws Archeologisch Depot. Uit de Zeeuwse bodem komt volgens hem het bewijs dat dit motief met de verschillende bolletjes een geschiedenis heeft die de duizend jaar overstijgt. Opgravingsbedrijf ARCbv uit Groningen voerde eind 2010 een opgraving uit aan de Badstraat in Domburg, wegens de voorgenomen bouw van onder meer ‘Residence Wijngaerde’. Het onderzoeksterrein in het centrum van Domburg lag precies op de plaats waar eind negende eeuw een van de vijf Zeeuwse ringwalburgen werd aangelegd tegen de Noormannen. De opgraving bracht naast resten van huizen ook bijbehorende vondsten zoals aardewerk, hout, botmateriaal en metalen voorwerpen aan het licht. Onder de metalen voorwerpen bevinden zich maar liefst 23 fibula’s. Een fibula is een mantelspeld, vervaardigd uit een koperlegering, ijzer, zilver of zelfs (zeer zeldzaam) goud. Twee van de in Domburg aangetroffen fibula’s zijn vervaardigd uit zilver; een dergelijke vondst is de laatste eeuw niet meer in Zeeland voorgekomen. De gevonden fibula’s behoren tot verschillende typen. De zilveren behoren tot het gelijkarmige type, de overige tot de email-, rechthoek-, munt- of schijffibulae en plateaufibulae. De ‘Zeeuwseknoopfibula’ behoort tot de laatste categorie en is tevens de grootste gevonden fibula met een diameter van 3,4 centimeter. Het centrale gedeelte is verhoogd met één grote nop en vier kleinere noppen eromheen.
Zeeuws Erfgoed
In Domburg gevonden fibula met ‘Zeeuwse-knoopmotief ’.
21 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
Veldkartering Zwanenburgseweg, Oostkapelle Ad Wouters uit Grijpskerke meldde in 2011 een nieuwe vindplaats aan de Zwanenburgseweg in Oostkapelle. Inspectie gaf een beeld te zien van mogelijke resten van een motte (bergje) met gracht. Een globale inventarisatie van een grote hoeveelheid oppervlaktevondsten in 2012 toonde naast Romeins aardewerk vooral aardewerk uit de achtste tot de dertiende eeuw. Hoewel het aardewerk systematisch was verzameld, was niets vastgelegd over de vindplaats(en) en de verspreiding. Dat leidde tot een plan van de SCEZ en de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) om met de afdeling Zeeland van de AWN op de vindplaats, die volgend jaar weer als weiland wordt ingezaaid, een systematische veldkartering uit te voeren. Zo kon een beter beeld gekregen worden van de begrenzing van de vindplaats(en) en de verspreiding en dichtheid van vondsten. De veldkartering is uitgevoerd op 2 februari door twaalf AWN’ers en andere vrijwilligers onder leiding van Bram Silkens (WAD), Bernard Meijlink (WAD) en Robert van Dierendonck (SCEZ). Dinsdag 5 februari is het onderzoek door de WAD afgerond met een aanvullende kartering en boringen. In totaal zijn 312 vakken van 5 x 5 meter gekarteerd en is een noord-zuidraai geboord over de vermoede ligging van de motteberg. Alle vondsten zijn gewassen en worden door een groepje AWN’ers en vrijwilligers beschreven, geteld en gewogen, af en toe met assistentie van beroepskrachten. Wanneer de beschrijving klaar is - wellicht moeten nog een of meer specialisten worden geraadpleegd -komen alle gegevens in een database en kunnen verspreidingskaarten worden gemaakt. In combinatie met de boringen en vergelijkingen met andere vindplaatsen uit die periode kunnen uitspraken worden gedaan over de vindplaats en de waarde ervan voor de Zeeuwse archeologie en het Walcherse archeologiebeleid. 6Zwanenburgseweg, Oostkapelle. De eerste vier raaien worden door de karteerders afgezocht terwijl Jan Vogel (WAD) een metaalvondst detecteert. Op de achtergrond is men nog bezig het vakkensysteem verder uit te zetten.
Zeeuws Erfgoed
Wim Hendrikse en Frans Jonkers wassen de vondsten in de wasruimte van het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ (foto AWN Zeeland).
22 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
ZEEUWS-VLAANDEREN Waarnemingen Kerkplein, Oostburg Op 8 april verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen op het Kerkplein in de binnenstad van Oostburg, na een vondstmelding door de heer Ph. Legrand uit die plaats. Tijdens herstratingswerk op het plein had hij meerdere oude funderingen en andere fenomenen waargenomen. Het betrof twee waterputten, een keldertje met een trapje, twee mogelijke beerputten, een bakstenen gewelf van een niet nader gedefinieerd spoor en zeven funderingen van muren. De archeologische resten dateren grofweg uit de periode zeventiende-negentiende eeuw. De archeologische resten zijn gedocumenteerd en gefotografeerd en vervolgens weer afgedekt.
Muurresten en ronde waterput (achtergrond) op het Kerkplein in Oostburg.
Maria-insigne uit Boulogne in Biervliet
Het Boulogne-insigne uit ‘Heilig en Profaan’ deel 2.
Een tot dusver onbekende variant van een Maria-insigne uit Boulogne, gevonden in Biervliet.
Voorjaar 2012 voerde opgravingbedrijf ARCbv uit Groningen in opdracht van Rijkswaterstaat een archeologisch onderzoek uit aan de zuidzijde van Biervliet. Aanleiding was aanpassing van het tracé van de N61. Het onderzoeksterrein bleek vol bewoningssporen te zitten, zoals restanten van gebouwen, greppels, afvalkuilen en zelfs een gracht met een breedte van 18-20 meter. Het merendeel van de aangetroffen vondsten dateert uit de veertiende eeuw, de bloeitijd van Biervliet. Naast de hoeveelheid keramiek (3.184 scherven) valt de relatief grote hoeveelheid, namelijk 190 metalen voorwerpjes op: kledingaccessoires, munten of pseudomunten, textielloden (inclusief zeldzame van Biervliet) en insignes.
behelst een scheepje op de golven met centaal daarin Maria met Kind; van beide ontbreekt het hoofd. Aan de linkerzijde is nog net een fragment van een engel bewaard, die het scheepje voortroeit. De rand van het insigne is voorzien van een nog niet ontcijferde tekst.
Wegens het faillissement van ARCbv zijn de vondsten aan het Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD) geleverd zonder dat een selectieprocedure was uitgevoerd. Bij controle in het depot trok één fragmentje van tin/lood de aandacht van depotbeheerder Henk Hendrikse. Toen het opgevouwen stukje uitgerold en schoongemaakt was, bleek het om een fragment van een pelgrimsinsigne uit Boulogne sur Mer (Frankrijk) te gaan. Het is de onderzijde van een vermoedelijk schildvormig opgewerkt insigne, waarvan maar één andere afbeelding bekend is. De voorstelling
Zeeuws Erfgoed
Het insigne is een onbekende variant van het andere, in Heilig en Profaan deel 2 (2001, afb.1382) gepubliceerd insigne van dit type. Op ‘ons’ insigne is het scheepje voorzien van overnaadse planken, een andere randtekst en ook Maria draagt een ander kleed. De pelgrimstekens van Boulogne tonen steeds een schip, al dan niet geroeid door een engel, met centraal een afbeelding van Maria. De legende verhaalt dat een schip er in het jaar 633 de haven binnenvoer zonder bemanning, met alleen een Mariabeeld aan boord. Populair in de verkoop waren, gezien de vondsten, ook ampullen met dezelfde voostelling als op de insignes. De andere vondsten van pelgrimsinsignes uit Biervliet zijn een Maria met Kind, mogelijk uit Aken, en een fragmentarisch insigne van het Laatste Oordeel, ook uit Aken; verder een fragment van de bekende Bethlehemscène en een kruisiging, allebei met onbekende herkomst.
23 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
Veldkartering Sint Kruis Op 6 maart voerde de SCEZ een veldkartering uit op een akker langs de Molenweg bij Sint-Kruis, op aanwijzing van en met medewerking van de heer J. de Zwart uit Nieuwvliet. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vonden toenmalig provinciaal archeoloog J.A. Trimpe Burger en vrijwilliger de heer M. Kegel op dezelfde akker al veel vuurstenen voorwerpen uit meerdere fasen van de steentijd aan de oppervlakte. Het doel van de veldkartering was de precieze plek en omvang van de vindplaats in kaart te brengen. Er zijn over een lengte van 200 meter en een breedte van 10 meter in totaal 75 vuurstenen voorwerpen opgeraapt, die waarschijnlijk tot meerdere kleine concentraties behoorden. Ze dateren in hoofdzaak uit de middensteentijd (mesolithicum), ongeveer 8.000-4.000 voor Christus.
Zoektocht
Vuurstenen werktuig uit Sint-Kruis (Molenweg), lengte 6 centimeter. Duikonderzoek naar de ‘Walcheren’ (foto RCE). Vuursteenfragmenten Land van Saeftinghe De heren R. Bleijenberg en C. Reel meldden op 14 februari de vondst van achttien door de prehistorische mens bewerkte vuursteenfragmenten uit het Verdronken Land van Saeftinghe. Het zijn in hoofdzaak afslagen en klingen, blootgespoeld langs de laagwaterlijn als gevolg van erosie van de rand van een veenklif. De vondsten vormen een aanvulling op de honderden vuurstenen voorwerpen, die in de afgelopen achttien jaar in dezelfde omgeving door de SCEZ en gidsen van de Stichting Het Zeeuwse Landschap zijn verzameld. Ze dateren voornamelijk uit het begin van de middensteentijd (vroeg-mesolithicum), ongeveer 7.000 voor Christus. Was er aanvankelijk nog sprake van drie kleine concentraties vuursteen en twee haardkuilen, uit de nieuwe vondsten blijkt dat er waarschijnlijk nog meer resten uit de steentijd onder het veen aanwezig zijn.
Vuurstenenen gekerfde kling uit het Verdronken Land van Saeftinghe.
Zeeuws Erfgoed
In december 2012 is op de Rede van Vlissingen opnieuw enkele dagen gezocht naar resten van het Zeeuwse Admiraliteitsschip ‘Walcheren’, gezonken in 1689. Het veldwerk vond plaats in opdracht van de Provincie Zeeland en was een samenwerking van de Defensie DuikGroep/Koninklijke Marine, de Walcherse Archeologische Dienst, Rijkswaterstaat Zeeland, de Stichting tot Behoud van Onderwaterschatten in Zeeland (STIBOZ) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De zoektocht naar de Walcheren begon 25 jaar geleden met de studie van maritiem historicus Doeke Roos (STIBOZ) naar het Zeeuwse admiralengeslacht Evertsen. De Walcheren is immers gezonken met aan boord luitenant-admiraal Cornelis Evertsen de Jongste. Door nieuw onderzoek van Arthur Scheijde van STIBOZ in de administratie van de Zeeuwse Admiraliteit is beter bekend geworden wat precies is gebeurd. Door harde zuidzuidwestenwind raakte de ‘Walcheren’ bij Vlissingen aan lager wal en stootte op het Westerhoofd van de Oude Haven. Kort daarop sloeg het schip om en zonk voor de Nieuwe Haven. Na de ondergang heeft men allerhande zaken weten te bergen, maar in 1696 was men klaar en werd besloten het wrak op te blazen. Aangenomen dat het wrak op dat moment al een eind in de bodem was weggezakt moeten er nu nog resten liggen, vermoedelijk een compleet bakboord. De vraag is alleen: waar precies, want de historische vermelding ‘voor de nieuwe haven’ in samenhang met het gegeven dat het pas jaren later echt nodig werd geacht het wrak te verwijderen laat ruimte voor een aanzienlijk zoekgebied.
24 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
Vondst voor het voetlicht
naar de ‘Walcheren’ (1689), december 2012
Hier speelde zich het einde van de ‘Walcheren’ af; bewerking door de auteur van een kaart van Blaeu, 1649. Resten van de kombuis? Gedurende het veldwerk waren veel wind en slecht onderwaterzicht beperkende factoren, maar toch is alle dagen op locatie gewerkt. De eerste dag is het hele zoekgebied met een sidescansonar opgenomen. Verspreid over het gebied waren enorm veel ‘contacten’ te zien, maar bij bestudering bleek de resolutie aan de lage kant om hierin archeologische resten te kunnen onderscheiden, zo die al boven de bodem zouden uitsteken. De contacten zouden allemaal moeten worden afgedoken voor interpretatie, maar alleen al vanwege het slechte onderwaterzicht (0-10 centimeter) bleek dat onhaalbaar. Daarom is besloten in te zoomen op een gebied van circa 50 x 50 meter dat in ieder geval goed zou passen in het historische strandingsverhaal. Met een nieuwe sonaropname op maximale resolutie is de zeebodem in dit ingeperkte gebied optimaal in beeld gebracht. Vervolgens zijn de diverse contacten door de duikers geïnspecteerd en geïnterpreteerd. Hiertoe is ook onderwaterarcheoloog Arent Vos (RCE) onder water geweest en zijn er enkele monsters metselwerk boven water gebracht. Het blijkt dat hier een concentratie in stukken gebroken metselwerk ligt van een oud type baksteen en cement. Helaas zijn bakstenen niet nauwkeurig te dateren, maar het metselwerk kán zeventiende-eeuws zijn. Voorlopig hanteren we als werkhypothese dat het hier resten kan betreffen van de kombuis van de ‘Walcheren’. Maar deze werkhypothese moet getoetst worden.
goed project te draaien en om de resten van dat Zeeuwse vlaggenschip terug te vinden waren bindend. Alle betrokkenen spraken na afloop de wens uit dat er nog in 2013 een vervolg zou komen. Los van de inhoudelijke aspecten zou het enige symboliek hebben om het wrak inderdaad in dit jaar te lokaliseren: in 2013 is het 525 jaar geleden dat de geschiedenis van onze marine begon met de Ordonnantie op de Admiraliteit (1488); en het is 200 jaar geleden dat de ‘Koninklijke Marine’ werd opgericht. In Zeeland bestaat sowieso een grote interesse in de maritieme geschiedenis en zeker in dit oude ‘marineschip’ dat heeft deelgenomen aan meerdere zeeslagen en waarop behalve Cornelis Evertsen de Jongste nog drie andere beroemde Zeeuwse admiralen hebben gevaren. De al een kwart eeuw niet aflatende inzet van STIBOZ getuigt van die grote interesse. Arent Vos, senior onderzoeker scheepsarcheologie/scheepsbouw, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed In aflevering 180 van het kwartaalblad ‘Nehalennia’ (verschijning eind juni) verschijnt een uitgebreider artikel over dit onderzoek door dezelfde auteur.
Onder de betrokken partijen was sprake van verschillende professionele achtergronden, wensen en verwachtingen, maar de wil om samen een
Zeeuws Erfgoed
25 juni 2013/02 • A
RCHEOLOGIE
Erfgoededuca Zeeuwse leerlingen bekijken oorlogsgeschiedenis in Duitsland In het kader van het internationale project ‘the untold story’ zijn leerlingen van het Calvijn College Krabbendijke (locatie Appelstraat) van 17 tot en met 19 april op excursie naar Duitsland geweest. Zij hebben de leerlingen van Gesamtschule Weierheide in Oberhausen bezocht, waarmee ze dit schooljaar een samenwerkingstraject zijn gestart. De schoolleiders van het Calvijn College (r) en Weierheide ontmoeten elkaar voor het eerst. Later zullen de directeuren met elkaar verder praten over de internationale samenwerking.
Karsten Leidiger vertelt in het Engels over de geschiedenis van de schuilbunker in Oberhausen.
Rondleiding door de gangen van de bunker.
Zeeuwse scholen internationaliseren De Rijksoverheid stimuleert Europese uitwisselings-programma’s voor het onderwijs. Scholen doen steeds meer aan internationalisering om leerlingen in aanraking te brengen met andere culturen. Daarmee vergroten leerlingen tegelijkertijd hun mogelijkheden voor studie en werk in het buitenland. Het scholenproject ‘the untold story’ is zo’n internationaal uitwisselingsprogramma rond het thema ‘niet-vertelde verhalen uit en over de Tweede Wereldoorlog’. Op dit moment betreft het een samenwerking tussen Zeeland en Duitsland binnen de voortgezet onderwijs; de leeftijd van de leerlingen varieert tussen de 12 en 15 jaar. Vorig jaar september hebben de Duitse en Zeeuwse leerlingen elkaar voor het eerst ontmoet tijdens een tweedaagse uitwisseling in Zeeland. In de decemberaflevering van Zeeuws Erfgoed is hiervan verslag gedaan. Uitwisseling in Oberhausen Ditmaal stond de uitwisseling drie dagen lang in het teken van de oorlogsgeschiedenis van Duitsland. De leerlingen uit Krabbendijke kwamen meer te weten over de situatie in Oberhausen en leerden de persoonlijke verhalen van de mensen ter plaatse kennen. De leerlingen bezochten in dat kader onder andere het plaatselijke Bunkermuseum en hielden interviews met voorbijgangers in het winkelcentrum CentrO. Ze kregen hierdoor begrip voor de situatie van de gewone Duitse burgers tijdens WO II. Om de samenwerking tussen de leerlingen onderling te bevorderen hadden de Duitse docenten allerlei ‘team building’-opdrachten voor hen bedacht. In gemengde groepen moesten de leerlingen in een half uur een brug bouwen van gekleurd papier en stokjes. Een creatieve opdracht die ook nog eens de samenwerking tussen Nederland en Duitsland symboliseerde. Een hilarisch moment was het brandje blussen aan de onderkant van een ‘vliegend tapijt’, waarop tien leerlingen stonden. Zij moesten overleggen hoe ze het kleedje konden omdraaien om het brandje te blussen. Veel gelach en vervolgens weer serieus overleggen. En dat in het Engels, de voertaal van het project. Projectopzet in Zeeland Deelnemende scholen werken binnen het schoolprogramma een paar maanden aan verschillende opdrachten, om de kennis over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in de eigen omgeving te vergroten. De leerlingen bezoeken en onderzoeken oorlogsmonumenten in de buurt van de school en ze nemen interviews af bij WO II-ooggetuigen (of nabestaanden van ooggetuigen). De resultaten van deze opdrachten, die de leerlingen in het Engels moeten formuleren, geven de scholen via eTwinning aan elkaar door. Dit digitale platform maakt deel uit van Comenius, het programma van de EU voor scholen. De beste Zeeuwse interviews worden opgenomen in de databanken van oorlogsmusea in Zeeland. Naast digitale uitwisseling maken twee ‘live’-uitwisselingen naar het buitenland deel uit van het internationale samenwerkingsprogramma.
Het vliegend tapijt ‘staat in de brand!’
atie 1939 - 1945
Uitbreiding Het project is zeer geschikt voor scholen die tweetalig onderwijs (TTO) aan hun leerlingen aanbieden. Het volgende schooljaar doen de leerlingen van de tweede klassen TTO van de Nehalennia Stedelijke Scholengemeenschap in Middelburg mee aan ‘the untold story’. Er wordt hiervoor samenwerking gezocht met een partnerschool uit Engeland.
Samenwerking Voor de ontwikkeling van de leerlingenopdrachten werken de Zeeuwse docenten nauw samen met Dijken Oorlogsmuseum Polderhuis Westkapelle en Stichting Bunkerbehoud. De komende jaren wordt deze groep uitgebreid met meer oorlogsmusea en met archieven in Zeeland. Voor de ontwikkeling van het project en de uitwisselingen naar het buitenland is er financiële ondersteuning van de Provincie Zeeland. De algehele projectcoördinatie ligt in handen van de SCEZ.
Samen een brug bouwen.
Zeeuws Erfgoed
27 juni 2013/02 • E
RFGOEDEDUCATIE
Hans Sakkers (l), gastdocent van de Stichting Bunkerbehoud en het Polderhuis Westkapelle, wordt door de Zeeuwse docenten bedankt voor zijn inbreng in het project. Op de achtergrond de leerlingenwerkstukken gemaakt tijdens de uitwisseling in september 2012.
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven J.A. de Baar, Van de Kauter naar Nieuw-Namen, een dorps- en parochiegeschiedenis (Nieuw-Namen: R.K. kerkbestuur van de parochie van de H. Joseph, 2012) 359 pag.; ill, foto’s, krt., tab., tek. Uitgave naar aanleiding van het 150-jarig bestaan van de parochie, 1859-2009. Het boek laat de ontwikkeling zien van het gehucht de Kauter tot het dorp en de parochie Nieuw-Namen. Er zijn hoofdstukken gewijd aan de vissersvloot, kloosters, burgemeesters en scholen, maar de nadruk ligt op de parochie. Daarbij komen verschillende pastoors en schoolmeesters voorbij. Met bijlagen en bibliografie. John Brosens, Peddelen in de Palingstraat. Een verhaal over de ramp van 1953 (Best: PMA, 2013) 84 pag.; ISBN 978-90-788406-6. De Vlissingse Jas is 11 jaar en moet op 1 februari 1953 met zijn vader in een kano naar de binnenstad van Vlissingen peddelen om zijn opa en oma te redden uit het water. Historisch jeugdverhaal. Christine Bruggink, Suzanne Peters (red.), De Watersnoodramp (Arnhem: Ellessy Jeugd, 2012) 56 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-8660-127-1. Boekje verschenen in de Wij Willen- Wetenreeks voor jeugd vanaf circa 12 jaar. Het boekje kent zes hoofdstukjes over de geschiedenis van Nederland en het water, de ramp, de hulpverlening, de oorzaken van de ramp, het Deltaplan en toekomstige ontwikkelingen. Op elke dubbele pagina is een (gescande) foto in zwart-wit of kleur opgenomen. Achterin staan verwijzingen naar sites, boeken en films over dit onderwerp. Geschikt voor scholieren vanaf circa 10 jaar voor bijvoorbeeld een werkstuk of spreekbeurt. Mark van den Dries, Noodsein boven Zeeland. De crash van een Amerikaanse bommenwerper in een Zeeuwse polder (Soesterberg: Aspekt, 2012) 320 pag.; ill., foto’s, krt, tek.; ISBN 978-94-615321-5-2. Op 18 september 1944 stortte bij Heinkenszand een
Amerikaanse B-24 Liberator neer. Van de tien inzittenden kwamen er twee om, zes werden gevangen genomen en twee anderen wisten te vluchten en werden door het verzet opgevangen. De auteur vertelt over de vluchten van de bemanning, het neerstorten en de gebeurtenissen rondom de neergestorte bemanning nadien; sommigen op de vlucht, anderen op mars naar concentratiekampen in Polen. Erik Driessen, Tranen op het land. Zeeuwen en Brabanders in de Noordoostpolder na de Watersnoodramp (Lelystad: Waterschap Zuiderzeeland, 2013) 111 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-9027353-2. In ringband. Bevat verhalen van een tiental Zeeuwse en Brabantse families die na de Watersnoodramp van 1953 alles kwijt waren en in de Noordoostpolder een nieuw bestaan opbouwden. J. Goedbloed (vertaling) en Lawrence Tallentire, Noordzee 1953=North Sea 1953. Storm en stormvloed buiten Nederland: Storm and storm surge outside the Netherlands (Ouwerkerk: Watersnoodmuseum, 2012) 160 pag.; ill., tab., fig., foto’s; ISBN 978-90807535-0-1. Tweetalig boek. In negen hoofdstukjes wordt de stormramp buiten de Nederlandse grenzen beschreven aan de hand van de stand van techniek in 1953 en nu, de storm, Schotland en haar eilanden, rampen op zee, de storm in de overige landen, de stormvloed, Engeland, België en de overige stormvloeden. Met bijlage met internationale waterhoogten, noten, bronnen en illustratieverantwoording. A.B.J. Goossens, Gestold verleden. 17 mei 1940. Frans oorlogsgeweld op Middelburg (Middelburg: Goossens, 2012) 159 pag.; ill., foto’s, krt. De auteur legt in dit boek de nadruk op de Franse activiteiten met betrekking tot de verwoesting van Middelburg in 1940 en komt met andere conclusies dan auteurs hiervoor hebben gemaakt. Het boekje is onderverdeeld in zeven hoofdstukken die gewijd zijn aan het onderzoek, de meidagen van 1940 in Zeeland, de strijdende partijen, de gevechten, de situatie in Middelburg, onderzoek na de beschieting en de brand, en een
Zeeuws Erfgoed
analyse. Bevat verder een voorwoord, dankbetuiging, samenvatting, conclusie, twee bijlagen, index, gebruikte afkortingen, fotoverantwoording en eindnoten. Peter Kafoe en Piet Roks, Watersnoodramp 1953 en 60 jaar later. Oosterland 1953-2013 (Oosterland: Stichting Dorpsraad Oosterland, 2012) 96 pag.; ill., foto’s. In spiraalband. Fotoboek met korte onderschriften waarbij foto’s uit 1953 in het heden vanaf dezelfde positie zijn gemaakt, waarbij duidelijk wordt welke ingrijpende gevolgen de ramp voor bebouwing en natuur heeft gehad. Jan Kaland (et al.), De wevers dat zijn er geen heren. De calicotfabriek en de wevers van Westkapelle (1839-1870) (Middelburg: de Drvkkery Schrijverspodium, 2012) 138 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-70174-72-9. Boek over de calicotweverij die tussen 1839 en 1970 in Westkapelle stond. Daarnaast worden ook andere weverijen op Walcheren besproken. Bevat een elftal hoofdstukken over onder meer de economische en sociale omstandigheden in de negentiende eeuw, Westkapelle in dat tijdvak, de textielindustrie in Nederland en op Walcheren, de weverij in Westkapelle als bedrijf, de werknemers en het geproduceerde werk, het einde van de weverij en een slotbeschouwing. Met noten, bijlage, archief- en literatuurlijst en illustratieverantwoording. Wouter van Kleef (tekst), Een Zeeuws oog voor waterbouw in Japan : bij de honderdste sterfdag van Johannis de Rijke (1842, Colijnsplaat - 2013, Amsterdam) (Delft: Rijkswaterstaat, 2013) 12 pag., ill., foto’s, krt. Korte biografie over het leven en werk van Johannis de Rijke uit Colijnsplaat, die in Japan beroemd is om zijn waterstaatkundige werken die hij er in de negentiende eeuw liet bouwen. Jan J.B. Kuipers, De Staats-Spaanse Linies. Monumenten van conflict en cultuur (Vlissingen: Den Boer | De Ruiter, 2013). 248 pag.; ill., foto’s, krtn.; ISBN 9789079875443. Rijk geïllustreerd publieksboek over de Staats-Spaanse Linies, het complex van forten, schansen, linies en vestingsteden aan weerszijden van de landsgrens tussen Knokke-Heist en Antwerpen. De linies omvatten zo’n 450 objecten. Ze zijn van Staatse, Spaanse en Franse origine en ontstonden gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tot en met de Spaanse Successieoorlog
28 juni 2013/02 • E
RFGOED
ALLERLEI
(1701-1714), latere aanpassingen tot in de Tweede Wereldoorlog niet meegerekend. Het boek plaatst de linies in de (krijgs)historische context en schenkt eveneens aandacht aan de voorgeschiedenis, spannende episoden, anekdoten en volksverhalen. Maar ook aan landschap en natuur (in een hoofdstuk door gastauteur Winant Halfwerk). Een lexicon van vestingtermen, een atlas en veel kruisverwijzingen komen tegemoet aan de naslagbehoefte. Marloes Matthijssen (tekst), Peter A. Henderikx en Hanneke de Vroe-Oldenkamp (red.), Zeven heren en vrouwen verbeeld. De zestiende-eeuwse stadhuisbeelden van Veere (Veere: Museum De Schotse Huizen, 2013). 48 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90820361-0-7. Publicatie ter gelegenheid van de voltooiing van de conservering van de zeven eeuwenoude beelden van de lokale heren en vrouwen Van Borsele en Van BourgondiëBeveren. In vijf hoofdstukken belicht het boekje de ‘Opkomst en bloeitijd van Veere’, ‘Een stadhuis met allure’, ‘Zeven portretten en een kasteel’, ‘Van het stadhuis naar De Schotse Huizen’ en ‘Behoud voor verder verval’. Met beknopte literatuurlijst. Verkrijgbaar in Museum De Schotse Huizen in Veere. Zie verder pagina 4 en 5. B.J. de Meij, De evacuatie van Ritthem oktober 1944 - juni 1945. Inundatie Ritthem-Walcheren (Vlissingen: W. de Meij, 2013) 99 pag.; ill., foto’s. Oorlogsdagboek van de historieschrijver B.J. de Meij, uitgegeven door Wim de Meij, geschreven in Ritthem vanaf 9 september 1944 tot en met 10 juli 1945 te Nieuwland. Bevat lijst met datums. Jan Nauta en Herman Nauta, Alleen maar water. Elkerzee/Scharendijke in 1953, originele beelden en persoonlijke verhalen (Middelburg: De Drvkkery, 2013) 72 pag.; ill., foto’s; ISBN 97890-70174-73-6. De tweelingauteurs
maakten dit boekje op basis van documentatie die hen door hun ouders (een domineesechtpaar in Elkerzee) werd overgeleverd. Naast ooggetuigenverslagen zijn er foto’s van Jaap van den Berge. Rapa Nui, met bijdragen van Peter Sijnke [et al.]. (Eindhoven: Les éditions du Dodo, 2012) 91 pag.; ill, foto’s, tek., krt.; ISBN 978-949153101-9. Uitgave ter nagedachtenis aan Boudewijn Büch en het 12,5-jarig bestaan van het Zeeuws Archief, in drie uitvoeringen met lichtblauw, groen en natuurlinnen. Bevat bijdragen van Peter Sijnke, Boudewijn Büch, Godfried Vranken en Frans Mouws over het Paaseiland dat door Jacob Roggeveen werd ontdekt. Met literatuuropgave. A. Romeijn, De stadsregering van Tholen (1577-1795). Bestuur en bestuurders van de stad Tholen vanaf de satisfactieovereenkomst met prins Willem van Oranje in 1577 tot de val van de Republiek in 1795. 2 delen (Tholen: gemeente Tholen, 2012) 722 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-94-886006-1-6. In het eerste deel komen hoofdstukken voor over de stad en de mensen die er in wonen en wordt er stilgestaan bij bevolking, economie en stadsbestuur. Verder is er aandacht voor de bestuursperikelen in onder andere het rampjaar 1672 en tijdens de stadhouderloze en stadhouderlijke tijdperken. Het tweede deel bevat een uitgebreid register en een bijlage met alle Schouwse regentenfamilies. Hans Sakkers, Duitse militaire standrechtelijke executies in Zeeland, september-december 1944 (Soesterberg: Aspekt, 2013) 422 pag.; ill., foto’s, krt., tek. ISBN 978-94-61-53277-0. Eerste grote studie over het standrecht in Zeeland tijdens de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot zowel burgers als militairen. Het boek is samengesteld uit twee delen: de periode van de oorlog en die erna, en bevat elf hoofdstukken. In deel 1 worden onder meer behandeld de geschiedenis van de militaire executie, het militaire strafrecht tijdens de strijd om de Westerschelde, executies in Terneuzen, bij Valkenisse, door Oberstabsrichter Wehdeking, de SD, executies in Voorne, Renesse en een analyserend hoofdstuk. Het tweede deel bevat een beschouwing over de monumenten en de vraag of het hier om oorlogsmisdaden handelt. Met slotwoord, drie bijlagen (met onder andere slachtofferlijsten), noten, literatuur,
index en fotoverantwoording. Kees Slager, Verjaagd door vuur en water. Evacuatie- en vluchtelingenverhalen van Zeeuwen (Vlissingen: Den Boer/de Ruiter, 2013) 303 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-7987546-7. Verzameling verhalen over Zeeuwen die voor het oorlogsgeweld in de jaren 1939-1944 op de vlucht sloegen. Per evacuatieperiode zijn hoofdstukken gemaakt van onder meer Schouwen-Duiveland en Tholen (1944), Zuid-Beveland (1939-1940, 1944), Walcheren (1940, 1942, 1944) en Zeeuws-Vlaanderen (1944). Met literatuuropgave en index. P. Stuart, Nehalennia van Domburg. Geschiedenis van de stenen monumenten (Utrecht: Stichting Matrijs, 2013). 2 bd., 112 en 176 pag.; ill., foto’s; ISBN 978 90 5354 463 3. Nehalenniadeskundige Stuart levert met dit in een tekst- en een afbeeldingenband verdeelde boek een van diverse toelichtingen voorziene catalogus van de Nehalenniastenen uit Domburg. Het merendeel van deze in 1647 gevonden monumenten is bij een brand van de kerk van Domburg in 1848 verloren gegaan. Stuart baseert zijn beschrijvingen op de vele afbeeldingen die voordien waren gemaakt en op foto’s van wat resteerde. Ook de door de Oosterscheldevondsten bij Colijnsplaat (sinds 1970) opgedane kennis van de ‘Zeeuwse’ godin Nehalennia en haar monumenten is gebruikt voor deze nieuwe Domburgse beschrijvingen. A. Vogelaar-van Amersfoort, Op een strobaal, 60 jaar geleden … 1 februari 1953 (Middelburg: De Drvkkery, 2013) 94 pag.; ill., tek.; ISBN 978-903363411-6. Dineke en Leen moeten samen met hun ouders en broertje vluchten naar het dak van hun huis voor het water in de stormnacht van zaterdag 31 januari 1953. Gebaseerd op waargebeurde verhalen. Historisch jeugdverhaal. Wim de Vrieze, Ana Maria de Vrieze-da Cunha Rosa en Bas Nijkerk, Trugkieke in de historie van de bijzondere duindorpen Burgh & Haamstede, Westenschouwen, Nieuw-Haamstede, Burghsluis, Koudekerke (Zierikzee: LNO Drukkerij, 2012) 352 pag.; ill., foto’s, krt., tek. Genoemde plaatsen worden in diezelfde volgorde in het boek behandeld met langere en kortere stukjes persoonlijke geschiedenis. Met bibliografie, lijst van archivalia en lijst van medewerkers.
Zeeuws Erfgoed
Herman Vuijsje, De Ramp getekend. Hoe de watersnood in kinderboeken werd verbeeld (Zaandam: Sjaalman Media, 2013) 112 pag.; ill., tek.; ISBN 97890-81-58904-8. Uitgave in samenwerking met het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Sinds de ramp zijn er meer dan veertig kinderboeken over het onderwerp verschenen die een hele generatie een herinnering en een beeld bij die ramp meegaf. Vuijsje vraagt zich af wat die tekeningen ons te zeggen hebben en hoe onze verwerking van de ramp en onze visie op natuurgeweld, godsdienst, lijden en dood, onderling hulpbetoon, gemeenschapszin en solidariteit is.
interviews met onder meer Edwin Vinke, Hendrina Cranenburgh, Nathalie de Muynck, John Sletten, Johnny Beerens, Lia Hector, Barbara Oomen en Adri de Buck). Deze gaan onder meer over regionale producten, de zware industrie, de geur en smaak van Zeeland en het hoger en wetenschappelijk onderwijs in de provincie. Mario Molegraaf gaat in op de poëzie van de dichter Emma Crebolder en Jan Kuipers gaat in gesprek met Ton Goossens over diens bevindingen met betrekking tot de veroorzakers van het bombardement van Middelburg in 1940. Verder een groot aantal boeksignalementen en het juryrapport van de Zeeuwse boekenprijs 2012.
• Tijdschriften Nehalennia afl. 179 (2013) 56 pag. De Vleeshal in Middelburg kwam in het bezit van het werk ‘Iconostase 150’ van Yona Friedman; Leen Moelker behandelt in het hoofdartikel dit werk en de (architectuur)filosofie van de maker. Een bijdrage over gedenktekens van de Februariramp in Brouwershaven door Jan Kuipers (tekst) en Heleen Dekker (beeld) vormt de brug met het thema Tholen en Sint-Philipsland waaraan de rest van deze aflevering is gewijd en waarin ook de Ramp aan bod komt. Aan het thema werkten mee J.L. Duijzer, Kees de Koning, J. Quist, A.J. Smits en Rinus Willemsen. Ook de mededelingen van de Zêêuwse Dialectverênigieng vallen binnen het thema. Zeeland 22/1 (2013) 1-60. I.H. VogelsWessels Boer schreef een artikel over de noodlottig verlopen bouw van een fregat op de werf van de MCC in de Franse tijd. Van oud-hoofdredacteur Erik-Jan Weterings is er een bijdrage over de Zeeuwse historicus G.J. Renier. Onder de inleiding ‘mandarijnen op zwavelzuur’ wordt in de inleiding al de aftrap genomen voor een heuse polemiek in de Zeeuwse historiografie met betrekking tot de reacties van W. van den Broeke en T. van Gent op de desurbanisatiereeks van Paul Brusse en Mijnand Wijnhardt. Alle auteurs komen voor de laatste maal aan het woord over het beladen onderwerp. Daarnaast veel boekbesprekingen. Zeeuws Tijdschrift 63 1/2 (2013) 64 pag. In verband met haar afscheid als commissaris van de koningin nam Karla Peijs het gastredacteurschap van dit nummer op zich. Hierin staan artikelen over leven en loopbaan van Peijs (door Oscar Steens) en artikelen van Peijs zelf (aan de hand van
29 juni 2013/02 • E
RFGOED
ALLERLEI
• Heem- en oudheidkundige bladen Schouwen-Duiveland In Stad en Lande, het kwartaaltijdschrift van de Vereniging Stad en Lande (april 2013), staan de jaarverslagen van de verschillende commissies van de vereniging. R. van Langeraad haalt herinneringen op aan zuster Cornelia Pieternella van Zijp-Bijlo, wijkzuster te Kerkwerve van 1927 tot 1958. De Stichting Renesse, die in elke dorpskern op SchouwenDuiveland een beeld van een bekende dorpsfiguur wil laten plaatsen heeft opdracht gegeven een bronzen beeldje van de markante, motorrijdende zuster te maken. B. Blikman-Ruiterkamp vertelt over de voormalige slachthuizen in Zierikzee. Vanwege stank en overlast voor de bewoners werd door de Gezondheidscommissie geadviseerd een gemeentelijk slachthuis te bouwen. Door de hoge kosten ging dit plan niet door. Uiteindelijk hebben alle slachthuizen een andere bestemming gekregen. Van dezelfde auteur is het artikel ‘Het kroningsfeest te Zierikzee (1898)’. Ze neemt de lezer mee naar de septemberdagen in 1898 en vertelt aan de hand van een artikel in de Zierikzeesche Nieuwsbode heel veel bijzonderheden over de feesten ter ere van de kroning van koningin Wilhelmina. Walcheren In De Wete, het ledenblad van de Heemkundige Kring Walcheren (2013, 2), vertelt J. Braat over het vergaan van het stoomschip de Meerkerk in 1946. Hierbij verloren twaalf mensen het leven. Na de redding van opvarenden en het bergen van de lading begon het onderzoek naar de oorzaken van de ramp: had de kapitein te veel gedronken of was het schip te
dicht langs het aanwezige mijnenveld gevaren? De Raad voor de Scheepvaart kwam tot de conclusie dat de kapitein zich als een goed zeeman gedragen had maar dat aan de beloodsing veel verbeterd zou kunnen worden. Voor een groot deel was de ramp met de Meerkerk gewoon domme pech. In ‘Walcheren op wielen’ wordt het Walcherse autobedrijf Joosse beschreven, dat in 2012 honderd jaar bestond. In 1912 nam Johannes Joosse een fietsenzaak over, waarvoor hij nog 420 gulden moest lenen van de vorige eigenaar. Johannes bleek een veelzijdig man te zijn, de zaak floreerde en in 1924 werd een nieuw pand gebouwd in Nieuw- en Sint Joosland, bestaande uit fietsenmakerij en winkel. De fietsenzaak groeide uit tot een steeds groter wordend garagebedrijf, nu met twee vestigingen, een in Vlissingen en een in Nieuw- en Sint-Joosland. Van G. Oldenmenger horen we dat de zogenaamde ‘Romeinse brug’ bij Westhove helemaal niet uit de Romeinse tijd stamt, maar pas dateert uit ongeveer 1961. Twee markante schoolmeesters, B.J. de Meij en diens zoon H.G.J. de Meij worden in beeld gebracht door A. de Klerk. De eerste werd bekend door zijn heemkundige publicaties, de zoon vooral door zijn schilderkunst. J. Kaljouw behandelt de vroegere buitenplaats Groot Engelenburg aan de Oude Vlissingseweg en de ernaast gelegen hofstede Klein Engelenburg, later omgevormd tot buitenplaats Zuidvliet. Uit een van de bekende ‘Vadertjes’ van F. van den Driest leert de lezer veel over de op verschillende plaatsen voorkomende ‘smouzegank’ - steegjes met geen beste reputatie - en over de joden op Walcheren, die bij de kerkbestuurders niet zo goed bekend stonden maar door het Middelburgse stadsbestuur wel gewaardeerd werden. Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2013, 2), laat in de rubriek ‘Zichtbaar verleden’ de kijk van Willem van Oranje zien op Vlissingen in 1672, de stad die de prins als een voorbeeld zag voor andere steden. Naar aanleiding van een brief van Willem van Oranje schrijft P. van Druenen over economische, politieke en religieuze zaken die in die periode speelden. J. Braat vertelt over het gebrek aan discipline bij sommige militairen in de negentiende eeuw, en welke maatregelen het Algemeen Depot van Discipline daartegen kon nemen. In ‘Oud voor nieuw: Een scheeps-
sloperij aan de Vlissingse Binnenhaven’ gaat C. Heykoop in op een verdwenen bedrijfstak in het centrum van Vlissingen. In het midden van de twintigste eeuw ontstond in Vlissingen een scheepssloperij, die enige tientallen jaren bleef bestaan. Tegenwoordig is de scheepssloperij een recyclingsindustrie geworden, die moet voldoen aan strenge milieueisen. G. van der Hoeven doet bij de oude Vlissingers de herinnering opleven aan Johannes Luwema, beter bekend als de straatveger Jokko. In Arneklanken, het kwartaalblad van de Historische Vereniging Arnemuiden (2013, 1), brengt P.J. Feij de lezer naar ‘Arnemuiden in de Franse tijd’ en naar de burgemeesters C. Crucq en C.D. Baars. De armoede in Arnemuiden was nijpend, en werd nog erger door de problemen met het pontveer naar Nieuw- en Sint-Joosland. In de jaren 1903-1905 werd de vissersvloot van Arnemuiden zwaar getroffen. Verder komen onder andere het kerkelijk leven, de wijkverpleging, de economie en het schoolleven ter sprake. P. Baaijens gaat verder met zijn geschiedenis over de telefoon en de post in Arnemuiden en A. Geldof en S. Huibregtse brengen allerlei wetenswaardigheden over de Zeeuwse visserstruien onder de aandacht. De Bevelanden De Spuije (voorjaar 2013) heeft als eerste artikel ‘Kanttekeningen bij de relaties tussen Zeeland en Antwerpen (auteur R. Baetens). Die relatie liet meestal nogal wat te wensen over: telkens weer ontstonden moeilijkheden over de toegankelijkheid van de Schelde. Voor hoofdonderwijzer en liefhebber van heemkunde Wim den Toom (1929-2012) schreef A. Beenhakker een in memoriam en F. de Klerk verzorgde het in memoriam voor historicus professor Cornelis Dekker (1933-2012), kenner en beschrijver van de Zeeuwse geschiedenis. ‘Over de relatie tussen Kats en Kattendijke’ licht G. van der Wal de lezer in. Er zijn verbanden aan te wijzen tussen Cats en Cattendijke: eventuele verwantschap van de Heren van Cats en Cattendijke en overeenkomsten van de wapens van beide plaatsen. K. Sluijter vertelt over schilderijen uit de Gouden Eeuw in het museum in Goes en A. van der Wel over de tentoonstelling ‘Hoe speelgoed uit Goes verdween’. In de Koninklijke Bibliotheek in Brussel vond M. Verweij een tekst die verwijst naar een gewezen pastoor in Kamperland rond 1500:
Zeeuws Erfgoed
Franco Gerardi. F. de Klerk laat ons in ‘Opstand op de dijk’ zien hoeveel misstanden er kunnen plaatsvinden bij inpolderingen in voorbije tijden. Zeeuws-Vlaanderen Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘de Vier Ambachten’ (2013, 1) is voor een groot deel gevuld met verslagen van de verschillende commissies. Verder is een gedeelte van een dagboek van Marien Wandel opgenomen, een dienstplichtig militair die tijdens de Eerste Wereldoorlog in ZeeuwsVlaanderen gelegerd was. Het dagboek is door zijn kleinzoon Tonny Brugge gedigitaliseerd en aangeboden aan de Oudheidkundige Kring de Vier Ambachten. In dit nummer van het tijdschrift is een deel van zijn verslag uit de periode in Hulst opgenomen. Nieuwsbrief, uitgave van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (2013, 1) heeft als eerste artikel ‘Bernard de Gommne (1620-1685), landmeter, vestingbouwer en een vergeten Terneuzenaar’ (auteur K. Stoffels). De Gomme is na 1660 de belangrijkste militaire ingenieur van de Engelse koning Charles II geworden, maar ook in ons land is hij actief geweest als ingenieur in het tweede deel van de Tachtigjarige Oorlog. De Gomme was een geboren Terneuzenaar, aanleiding om uitgebreid over hem te schrijven in deze Nieuwsbrief. Ook van K. Stoffels is het artikel ‘De laatste ambachtelijke smederij van Terneuzen opgeheven’. Het gaat hier om de smederij van de familie Verlinde. Nu de laatste van zes generaties smeden, Willem Verlinde, met pensioen is gegaan, is de laatste ambachtelijke smid uit Terneuzen verdwenen. ‘Waar stond het Spaanse kasteel in Terneuzen’ (P.W. Stuij) gaat over een Spaans fortje dat gebouwd werd in 1575. Het moet vrij klein geweest zijn, daar er na voltooiing maar zestien bedden geleverd moesten worden. Na gegevens gevonden te hebben in de archieven over het fort van Neusen bleek het mogelijk de plaats van het fortje te reconstrueren: het moet gelegen hebben bij het rijshoofd Dronckaertscamera, een van de grote rijshoofden die vanaf 1565 waren aangelegd om Terneuzen te verdedigen tegen de opdringende Honte. Op de tegenwoordige plattegrond van Terneuzen moet het Spaanse fortje gelegen hebben in de hoek tussen de Noordstraat en de Arsenaalstraat, op de plaats die later ‘De Schotse Hoek’ zou worden genoemd. Het volgende artikel is van
30 juni 2013/02 • E
RFGOED
ALLERLEI
R. Willemsen: ‘De Bats, een man om op te bouwen’. Johannes Louis Isaac de Bats werd in 1847 geboren; hij werd burgemeester van Biervliet in 1901, waar bijna iedere inwoner tevreden over was. De Bats was een sociaalvoelend mens, iemand op wie men altijd een beroep kon doen. Verzekeringsagent, kerkbestuurder, bestuurslid van de muziekvereniging, presidentskerkvoogd, lid van de Provinciale Staten en dijkgraaf: De Bats was van alle markten thuis.
Speciale actie: op = op De Abdij van Middelburg, door J. Dekker en K. Heijning (red), is bij uitgeverij Matrijs tot 1 juli 2013 verkrijgbaar voor de speciale aanbiedingsprijs van 24,95 euro (excl. 1,95 euro verzendkosten), 320 pag.; rijk geïllustreerd; ISBN 978-90-5345-296-7. De Middelburgse Abdij vormt het besloten hart van de stad, het politieke centrum van Zeeland. Dit naslagwerk uit 2006 behandelt de Abdijgeschiedenis van 1123 tot na de Wederopbouw. Het laat het gebruik van de Abdijgebouwen, de bouwkundige geschiedenis en de uitstraling van het complex door de eeuwen heen zien, met middeleeuwse tekeningen en afbeeldingen zoals wandtapijten, wapens en zegels. Aangevuld met vier gedetailleerde plattegronden, een calendarium met relevante gebeurtenissen en uitgebreide registers. Kijk voor de kortingsbon op www.scez.nl/abdijmiddelburg of bestel het boek rechtstreeks op www.matrijs.com.
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 12 nr. 2 • juni 2013
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea, streektalen en volkscultuur in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed. Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel en Jan Kuipers Foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust. Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Grafimedia Partners, Middelburg
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 15 juli 2013,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
www.scez.nl
Contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland
Bezoekadres: Het Schuitvlot, Looierssingel 2, Middelburg
MOnuMENTaal
KORTelings | uit dienst
Antoine Vanhemelrijk, webredacteur Tot 1 april 2013 was Antoine Vanhemelrijk werkzaam bij de SCEZ als webredacteur voor het webportaal geschiedeniszeeland.nl. Het webportaal is een samenwerkingsverband van de Zeeuwse Bibliotheek, het Zeeuws Archief en de SCEZ, met directe betrokkenheid van het Zeeuws Museum en het gemeentearchief Schouwen-Duiveland. Antoine was vanaf maart 2005 voor het webportaal werkzaam. Hij was de verbindende factor in de ontwikkeling ervan en droeg zorg voor kwaliteit en continuïteit van thema’s, nieuwsitems en klantcontacten. Hij onderhield de contacten met de andere provinciale webportalen en signaleerde nieuwe ontwikkelingen. De SCEZ en de andere partners van het samenwerkingsverband hadden Antoine graag voor het webportaal willen behouden, maar economische omstandigheden maakten dit niet mogelijk. Zijn werk wordt in beperkte mate voortgezet door medewerkers van de Zeeuwse Bibliotheek. Antoine verricht momenteel werkzaamheden op freelancebasis, met als specialiteit webredactie (www.vanhemelrijk.nl).
Zeeuws Erfgoed
Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Robert van Dierendonck, Ilona Haas, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers en Arent Vos • CULTUURHISTORIE Winant Halfwerk en Marloes Matthijssen • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Wim Jakobsen, David Koren en Jan van Zon • MUSEA Jeanine Dekker, Janneke de Wit en Wim Scholten • STREEKTALEN Veronique De Tier • MONUMENTAAL Jan Kuipers • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking
De Stenen Beer in Sluis behoort met de wallen en het Belfort tot de belangrijke bezienswaardigheden van deze vestingstad, een ZeeuwsVlaamse ‘parel’ van de Staats-Spaanse Linies (zie ook pagina 3 en 9). De Stenen Beer is verbonden met de geschiedenis van de middeleeuwse stadsmuur van Sluis. Nadat de rond 1390 gebouwde Westpoort door Bruggelingen in 1437 was verwoest, volgde in 1444-1456 de bouw van de Nieuwe Westpoort, de huidige Stenen Beer. Voor de bouw gebruikte men stenen van de afgebroken kerktoren van IJzendijke. In 1587 werd de Westpoort bij de verovering van Sluis door Alexander Farnese, beter bekend als de hertog van Parma, opnieuw verwoest. De in 1968-1972 geconserveerde en in 1990-1991 gerestaureerde ruïne omvat de resten van een hoofdpoort met oorspronkelijk onderkelderde flanktorens, een vrijwel verdwenen voorpoort en een stenen beer ter scheiding van het zoute Zwinwater en het zoete water van de stadsgracht. Met de strijd om Sluis in de jaren 1587-1604, toen prins Maurits de stad heroverde, bevinden we ons middenin de ontstaansperiode van de Staats-Spaanse Linies, waarin zich ook de scheiding voltrok van de Staatse (Noordelijke) en Spaanse (Zuidelijke) Nederlanden. Hun grootste uitbreiding kregen de na 1604 verbeterde vestingwerken van Sluis in de jaren 1699-1702, naar plannen van de beroemde vestingbouwkundige Menno van Coehoorn. In deze periode kwam een gordel van bastions tot stand, met tussengelegen ravelijnen (buitenwerken) en courtines (verbindingswallen). Ook in 1746 en 1749 (de tijd van de Oostenrijkse Successieoorlog, 1740-1748) en in 1811 (de Franse tijd) vonden aanpassingen plaats. De vesting Sluis is opgeheven in 1839, de monumentale verdedigingswerken bleven gelukkig behouden.
31 juni 2013/02 • C
OLOFON
| KORTELINGS
M On u M E N Ta a l
Vildaphoto, Misjel Decleer.