Waddengas: snel of uitstel? Jan Willem van Gelder Waddenmagazine, September 2004 -------------------------------------------------------------------------------Volgens de voorstanders biedt het winnen van waddengas de Nederlandse samenleving een hoop voordelen. Maar dan moet het wel zo snel mogelijk gebeuren. Nu kan het nog, is de stelling, straks is het te laat. Deze haast maakt achterdochtig. Liggen er inderdaad gouden bergen in het verschiet, of verdampen die als sneeuw voor de zon als de beslissing tot winnen wordt uitgesteld, uit zorg voor het kwetsbare waddenmilieu? De argumenten voor het snel winnen van waddengas kritisch bekeken. Aardgasbaten Winning van het Waddengas levert geld op, geld voor de schatkist en geld voor de twee oliemaatschappijen die deelnemen in de winningsvergunning Noord-Friesland: de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Mobil Producing Netherlands. De overheid neemt, via Energie Beheer Nederland, voor 40% in de winningsvergunning deel, maar ontvangt daarnaast nog cijnzen, bonussen en vennootschapsbelasting. Ongeveer 70% van de bruto-opbrengst komt bij de overheid terecht. Uit de overige 30% worden de investeringen en de operationele kosten betaald; het restant is de netto-winst van de oliemaatschappijen. De NAM, een joint-venture van het Nederlands-Britse olieconcern Shell en de Amerikaanse oliemaatschappij ExxonMobil, heeft een aandeel van 40% in de winningsvergunning en krijgt dus tweederde van deze netto-winst. Mobil Producing Netherlands, een volle dochter van ExxonMobil, neemt voor 20% deel en ontvangt eenderde van de winst. Hoewel de aandacht in deze discussie vooral op Shell gericht is, heeft ExxonMobil dus de meeste baat bij winning van het Waddengas. Hoeveel gas zit er? Bepalend voor de omvang van de aardgasbaten zijn het volume en de verkoopprijs, twee factoren die beiden nog behoorlijk onzeker zijn. Volgens de NAM bevindt zich 40 miljard m3 in de vijf velden die vanaf Moddergat en Lauwersoog gewonnen kunnen worden. Van deze bewezen gasvoorraad ligt 25 à 35 miljard m3 klaar om te winnen, de benodigde infrastructuur is aanwezig. De overige 5 à 15 miljard m3 zijn wel aangetoond, maar daarvoor dienen nog bijkomende investeringen te worden gedaan voordat winning mogelijk is. Of die investeringen er komen is nog niet bekend, dus of er uit deze vijf velden meer dan 25 miljard m3 gewonnen wordt is nog onzeker. Ook onzeker zijn de zogenaamde futures, de aardgasvelden die de NAM nog in de Waddenzee denkt te kunnen vinden als nader geologisch onderzoek wordt toegestaan. Op basis van de huidige geologische kennis denkt het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geologie (een onderdeel van TNO) dat er nog 30 tot 130 miljard m3 te vinden valt, maar waarschijnlijk is deze hoeveelheid niet in zijn geheel economisch winbaar. Zeker omdat de NAM zichzelf de beperking heeft opgelegd om niet meer in de Waddenzee zelf te boren, maar alleen nog schuin vanaf het vasteland of de eilanden (wat de winningskosten verhoogt). Het ministerie van Economische Zaken schat de economisch winbare hoeveelheid futures op 19 tot 33 miljard m3. De Adviesgroep Waddenzeebeleid constateert op basis van deze cijfers dat de totale hoeveelheid Waddengas (reserves en futures samen) ligt tussen de 44 en 170 miljard m3. Prijsontwikkeling
Naar verwachting blijft de gasprijs sterk gekoppeld aan de olieprijs. Op dit moment noteert een maandcontract voor ruwe olie (Brent) op de spotmarkt meer dan 32 dollar per vat. Dat komt ongeveer overeen met 0,17 euro per kubieke meter aardgas. Maar het Waddengas wordt op dit moment nog niet gewonnen, van belang is dus de toekomstige prijsontwikkeling van ruwe olie en aardgas. Een toonaangevende bron op dit gebied is de Energy Information Administration (EIA) van het Amerikaanse ministerie van Energie. Volgens de laatste EIAvoorspellingen voor de periode 2005 tot 2025 zal de olieprijs zich blijven bewegen tussen de 17 en 35 dollar per vat. De referentieprijs die de EIA hanteert klimt geleidelijk op van 23,3 dollar in 2005 naar 27,0 dollar in 2025. Bij de huidige dollarkoers komt een olieprijs van 17 tot 35 dollar per vat overeen met een gasprijs van € 0,091 tot € 0,187 per kuub. Als er maar 44 miljard m3 te winnen valt levert het Waddengas dan minimaal € 2,8 tot 5,8 miljard aan aardgasbaten op. De maximale opbrengst voor de staatskas, als er echt 170 miljard kuub te winnen valt, komt op maar liefst € 15,5 tot 31,8 miljard. Als we de maximumschattingen laten voor wat ze zijn, kunnen we als referentiepunt vaststellen dat winning van het Waddengas de Nederlandse staat hoogstwaarschijnlijk tenminste € 2,8 miljard aan extra aardgasbaten op zal leveren. Daar zouden nog een flink aantal miljarden bij kunnen komen, afhankelijk van de ontwikkeling van de gasprijs en de hoeveelheid gas die daadwerkelijk economisch winbaar blijkt, maar zeker is dat allerminst. Investeringsplan Van de extra aardgasbaten die het Waddengas zal opleveren - minimaal € 2,8 miljard - wil de Adviesgroep Waddenzeebeleid zo'n 750 à 800 miljoen euro steken in "een omvangrijk investeringsplan voor de versterking en het beheer van de waddennatuur, en voor een duurzame ontwikkeling van het waddengebied". Het gaat daarbij onder meer om investeringen in natuurontwikkeling, vermindering van bedreigingen door onder andere calamiteiten en biologische exoten, duurzame ontwikkeling op het gebied van recreatie, toerisme en verkeer, investeringen in een duurzame energiehuishouding en versterking van de kennis van de natuur- en de sociaaleconomische ontwikkeling van de Waddenzee. Een sympathiek idee, dat overigens wel erg veel weg heeft van de aanbevelingen van de commissieLangman in 1997. Deze commissie concludeerde dat het Noorden van Nederland een relatieve achterstand van 43.000 arbeidsplaatsen had, die weggewerkt zou moeten worden door een centraal stimuleringsfonds voor Noord-Nederland te creëren. Daarin zou voor de jaren 2000-2010 volgens exminister Langman 10 miljard gulden (€ 4,5 miljard) gestort moeten worden, afkomstig uit de aardgasbaten. Van deze plannen is maar weinig terecht gekomen. In plaats van een centraal stimuleringsfonds kreeg het Noorden het Kompasprogramma, een complex van oude en nieuwe steunmaatregelen waarvan de uitvoering grotendeels onder controle van Haagse ambtenaren en bewindslieden bleef. Het Friesch Dagblad constateerde vorig jaar dat dit programma verzand is in bureaucratie, waardoor er geen geld beschikbaar is voor zaken als openbaar vervoer en (kennis)infrastructuur waar het Noorden echt behoefte aan heeft. Hoewel het investeringsplan van de commissie-Meijer meer specifiek gericht is op de Waddenzee dan het centraal stimuleringsfonds van de commissie-Langman, hoeft het geen verwondering te wekken dat dit nieuwe plan in het Noorden met enige scepsis is ontvangen. Jammer, vindt professor Coby van der Linde, hoofd van het Internationaal Energieprogramma van instituut Clingendael in Den Haag: "Het zou heel uniek zijn als de overheid een deel van de aardgasbaten afstaat voor de ontwikkeling van het Waddengebied. Het creëren van local benefits voor de bevolking in winningsgebieden is iets dat we in Nigeria en Rusland bepleiten, dus het is goed als we dat ook in eigen land doen."
Werkgelegenheid Een derde argument voor winning is de werkgelegenheid die dat zou opleveren. Woordvoerder Reinier Treur van de NAM geeft echter toe dat de directe werkgelegenheid zeer beperkt zal zijn. "Tijdens de fase van aanleggen van benodigde infrastructuur voor winning van het bewezen Waddengas zullen enkele tientallen mensen werk hebben; tijdens de fase van produceren betreft het enkele plaatsen aan werkgelegenheid. Bij verdere exploratie en winning van de futures zullen tientallen arbeidsplaatsen ontstaan." Maar, voegt Treur daar aan toe, indirect heeft gaswinning ook een aanzuigende werking op toeleverende industrieën en locale ondernemingen. Voorzieningszekerheid Het vierde argument voor winning van het Waddengas - naast aardgasbaten, investeringsplan en werkgelegenheid - is het argument van de voorzieningszekerheid. Ook in de meest optimistische scenario's neemt duurzame energie in 2050 nog maar de helft van het Europese energiegebruik voor zijn rekening. Fossiele brandstoffen zullen dan nog steeds verantwoordelijk zijn voor een zeer groot deel van het energiegebruik, maar tegen die tijd zijn de Europese olie- en gasvoorraden zo goed als op. Deze verontrustende boodschap werd in november 2000 door de Europese Commissie prominent op de agenda geplaatst in een zogenaamd Groenboek met de titel "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening". Daarin stelde de Europese Commissie: "De afhankelijkheid van Europa van ingevoerde energie blijft toenemen. 50% van de energiebehoeften van de Unie wordt gedekt door ingevoerde producten en als er niets wordt ondernomen, zal dit cijfer binnen 20 à 30 jaar zijn opgelopen tot 70%. Deze externe afhankelijkheid houdt economische, sociale, ecologische en fysieke risico's in voor de EU." Voor de aanvoer van aardgas wordt de EU dan in hoge mate afhankelijk van politiek minder stabiele regio's als Rusland, Noord-Afrika het Midden-Oosten en de Kaspische Zee-regio. Nederlandse reserves Op het eerste gezicht lijkt er weinig reden om deze terechte zorg over de Europese voorzieningszekerheid in verband te brengen met het Waddengas, dat zelfs op Nederlandse schaal niet erg veel gewicht in de schaal legt. Van de totale Nederlandse aardgasreserve in aangetoonde velden van 1.689 miljard m3 (op 1 januari 2003), maakt de 40 miljard m3 Waddengas ruim twee procent uit. Van die Nederlandse gasvoorraad bevindt zich volgens NITG-TNO nog 1.110 miljard m3 in het Groningenveld, de voorraad in de kleine velden is veel geringer (579 miljard m3). Behalve de bewezen reserve zijn er ook nog de futures, de hoeveelheid gas in velden die op basis van de huidige geologische kennis nog gevonden zouden kunnen worden. NITG-TNO schat het volume van de Nederlandse futures op dit moment op 240 tot 490 miljard m3, waarvan zoals gezegd 30 tot 130 miljard m3 onder de Waddenzee. Als we de Nederlandse futures optellen bij de bewezen reserves, komen we op een geschatte Nederlandse gasvoorraad van 1.929 tot 2.179 miljard m3. Bij het huidige productieniveau van circa 70 miljard m3 gas per jaar, kan er dus nog gedurende circa 30 jaar gas worden geproduceerd in Nederland. Onder de Waddenzee bevindt zich maximaal 170 miljard m3 aan bewezen reserves plus futures, goed voor tweeënhalf jaar Nederlandse gasproductie. Minimaal gaat het om 44 miljard kuub, goed voor ruim zeven maanden gasproductie. Met andere woorden: of we het Waddengas nu wel of niet winnen, als we hetzelfde productietempo handhaven valt over ongeveer dertig jaar het doek voor de Nederlandse gasproductie. In de praktijk zal het geleidelijker gaan. ExxonMobil voorspelt dat het Groningenveld "zeker nog een kwarteeuw tot 's werelds grootste producenten zal blijven behoren, waarna de productie nog eens 25 jaar op een lager peil kan worden aangehouden."
Europese claim op Nederlands gas In Europees perspectief speelt het Waddengas al helemaal geen rol van betekenis. Volgens Eurogas bedroeg de Europese gasconsumptie 425 miljard m3 in 2003, het Waddengas is goed voor één tot maximaal vijf maanden gasconsumptie in West-Europa. Het lijkt dus een beetje vergezocht de discussie over de zekerheid van de energievoorziening te koppelen aan de discussie over het Waddengas. Toch leek Brussel die koppeling tot stand te willen brengen. In september 2002 kwam de Europese Commissie met een ontwerprichtlijn voor maatregelen om de zekerheid van de gasvoorziening zeker te stellen. Tot die maatregelen behoorde, vrij vertaald, een grotere zeggenschap van de Europese Commissie over de olie- en gasvoorraden van de verschillende lidstaten. Dat zou kunnen betekenen dat de Europese Commissie Nederland kan dwingen om het Waddengas te winnen. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich de afgelopen anderhalf jaar echter met succes tegen dit voorstel verweerd. "De ontwerprichtlijn is inmiddels zowel door de Raad als door het Europees Parlement fors geamendeerd", licht EZ-woordvoerder Jan van Diepen toe. "De inzet van Nederland is volop gehonoreerd waar het gaat om de zeggenschap, die volledig bij de lidstaten blijft. Het Nederlandse gas blijft het Nederlandse gas." Maar laten we niet te vroeg juichen, waarschuwt Van der Linde van Clingendael. "De meeste andere lidstaten beschikken niet over belangrijke eigen gasvoorraden. De belangen liggen daar anders, die landen zullen het niet begrijpen als wij besluiten om bewezen gasreserves in de grond te laten zitten. De politieke druk op Nederland zal toenemen." Import uit Rusland De toenemende Europese afhankelijkheid van gasimporten wordt door de NAM echter ook op nog een andere manier verbonden met de discussie over het Waddengas. Als in plaats van het Waddengas "gas van ver per pijpleiding moet komen, bijvoorbeeld uit Rusland, gaat veel energie (tot wel 30%) verloren met het transport. Dat betekent veel extra CO2-uitstoot, hetgeen bijdraagt aan de mondiale klimaatverandering." Het argument is op zich juist, het genoemde percentage is alleen veel te hoog. Verschillende bronnen schatten het energieverbruik als gevolg van gastransport in Rusland op ongeveer 8 procent van het getransporteerde gasvolume. Tussen de Russische grens en Oude Statenzijl (waar het Russische gas Nederland binnenkomt) komen daar nog enkele procenten van bij. Ernstiger is echter dat bij het gastransport in Rusland ook behoorlijke hoeveelheden aardgas weglekken. Dit gas bestaat voor 94% uit methaan, wat als broeikasgas 21 maal zo krachtig is als CO2. Een uitgebreid meetprogramma kwam in 1997 tot de conclusie dat ongeveer 0,8% van het in Rusland getransporteerde gasvolume onderweg ontsnapt. Van der Linde van Clingendael wijst bovendien op de mogelijke milieuschade door gaswinning in Siberië. "Rusland heeft ook milieu, de toendra's waar dat gas vandaan komt zijn bijzonder kwetsbaar. Moet je dan daar meer gaan winnen, alleen omdat de milieuregels minder streng zijn? Dan geef ik de voorkeur aan winning van het Waddengas, omdat de Nederlandse producenten inmiddels heel veel hebben gedaan aan het verminderen van hun ecologische voetafdruk. Stimuleer die ontwikkeling van schone technologie, door winning onder heel strenge voorwaarden toe te staan. Het zou prachtig zijn als Nederland zulk soort schone technologie ontwikkelt en exporteert naar Siberië en andere kwetsbare gebieden." Instandhouding van de gasinfrastructuur Volgens de NAM is winning van het Waddengas niet alleen goed voor Nederland, het moet ook snel gebeuren omdat bij verder uitstel de benodigde infrastructuur in verval raakt of niet meer beschikbaar is. Het gaat daarbij allereerst om de gasputten op de locaties Moddergat en Lauwersoog
die in de jaren '90 geboord zijn. "Het inwendige van deze gasputten is langzaam aan het corroderen", legt Treur van de NAM uit. "Als de productie te lang wordt uitgesteld zijn deze putten mogelijk niet bruikbaar meer en zullen er extra putten moeten worden geboord." Verder lopen er vanaf de twee locaties pijpleidingen naar het gasbehandelingsstation in Anjum waar water en lichte olie uit het gas worden verwijderd. Treur: "De installatie in Anjum is in 1997 gebouwd voor het Anjumveld en het Waddengas. Hierbij is uitgegaan van een bepaald productieprofiel van Wadden- en Anjumgas. Inmiddels is de druk van het Anjumgas teruggelopen en de productie afgenomen. Daarom zijn er extra investeringen nodig om een kleinere gasstroom te kunnen behandelen. En als de Anjumproductie is afgelopen voordat het Waddengas in productie wordt genomen, verplicht de wet ons om deze installatie weg te halen." Al met al heeft het winningsconsortium al zo'n 300 miljoen euro geïnvesteerd in opsporing en voorbereidende gaswinningactiviteiten in het Waddengebied. Ook als een deel van de infrastructuur vernieuwd moet worden als de gaswinning verder wordt uitgesteld, lijkt het toch niet erg aannemelijk dat daardoor de winning onrendabel zou worden. Vergeleken met velden op de Noordzee die ook rendabel te exploiteren te zijn, zijn de winnings- en transportkosten van het Waddengas immers significant lager. Kleineveldenbeleid Een veel belangrijker argument om haast te maken met de winning van het Waddengas is dat we nu nog kunnen profiteren van de zogenaamde balansfunctie van het Groningen-gasveld. Toen de NAM in 1959 op de akker van boer Boon in Slochteren een aardgasveld aanboorde, was van deze balansfunctie nog geen sprake. Het duurde een paar jaar voor de volle omvang van het Groningenveld (2.700 m3) duidelijk werd en toen luidde het devies: zo snel mogelijk leegpompen want als straks overal kerncentrales staan wordt ons aardgas waardeloos. Zoals bekend liep het anders en na de oliecrisis van 1973 werd het roer dan ook omgegooid. Onder leiding van minister Lubbers van Economische Zaken kwam in 1974 het zogenaamde kleineveldenbeleid tot stand, waarbij het Groningenveld juist zoveel mogelijk werd ontzien. Door gunstige winningsvoorwaarden, zowel fiscaal als technisch, kreeg exploratie en winning van andere, kleine gasvelden voorrang. Met succes, in totaal zijn er de afgelopen dertig jaar kleine velden met een totale omvang van een half Groningenveld bij gevonden. Het kleineveldenbeleid stoelt op gunstige fiscale winningsvoorwaarden en op de afnamegarantie die de (voormalige) nationale gasverkooporganisatie Nederlandse Gasunie aan alle producenten kan bieden. Wie een klein gasveld aanboort kan dat gas zonder uitstel, in een hoog tempo en met een vrij constante stroom aan Gasunie afzetten. Die garantie beperkt voor de maatschappijen de winningskosten: investeringen worden snel terugverdiend en er hoeft niet geïnvesteerd te worden in productie- en transportcapaciteit die in de zomer (als er veel minder gas verkocht wordt) ongebruikt blijft. Het perspectief van lage winningskosten stimuleert weer exploratie-activiteiten en zorgt ervoor dat ook zeer kleine velden (soms ruim onder de 1 miljard kuub) in productie kunnen worden genomen. De balansfunctie van Groningen Gasunie kon deze afnamegarantie alleen geven vanwege de enorme omvang en de hoge gasdruk in het Groningenveld, waardoor de kranen van het Groningenveld naar believen open- en dichtgedraaid kunnen worden. Gasunie kan van deze balansfunctie gebruik maken door een contract met de exploitant van het Groningenveld, de Maatschap Groningen. Daarin neemt de overheid voor 60% deel en de NAM voor 40%. In de zomer, wanneer het gas uit de kleine velden in grote mate toereikend is om aan de vraag te voldoen, wordt de productie van het Groningenveld zeer sterk beperkt. In de winter gaan zonodig
alle kranen open en produceert het Groningenveld op volle toeren. Ook de schommelingen in verbruik tussen dag en nacht kunnen zo worden opgevangen. Naarmate het Groningenveld leger raakt neemt de druk af en kan het deze balansfunctie echter minder goed vervullen. Om de druk op peil te houden wordt nu door de Maatschap Groningen zwaar geïnvesteerd in extra compressoren. Daarnaast zorgen de ondergrondse opslagen in Langelo, Grijpskerk en Alkmaar sinds 1997 voor een aanvullende balansfunctie. 's Zomers gaat er gas uit de kleine velden deze gasopslagen in en 's winters worden ze weer leeggepompt. Behalve een balansfunctie heeft het Groningenveld ook nog een belangrijke mengfunctie. Sinds de jaren zestig is alle gasapparatuur in Nederland, thuis en bij kleine bedrijven, afgestemd op het laagcalorische Groningengas. Uit de meeste kleine velden komt echter hoogcalorisch gas, dat in het buitenland probleemloos afgezet kan worden maar voor de binnenlandse markt moet worden aangepast. Dat kan door menging van kleineveldengas met Groningengas, waardoor het binnen de tolerantiegrenzen van onze gasapparatuur blijft. Groningen maakt winning meer Waddengas mogelijk Nu we nog gebruik kunnen maken van de balans- en mengfuncties van het Groningenveld, zouden we volgens de NAM en zijn partners zo snel mogelijk het Waddengas moeten winnen. Als we nog een of twee decennia wachten, is de gasstroom uit het Groningenveld te klein en te zwak om deze functies te vervullen. Technisch zijn er wel alternatieven mogelijk, Gasunie en NAM zullen op den duur meer investeren in gasopslag en mengfabrieken - nu al wordt in Ommen, Wieringermeer en Pernis hoogcalorisch gas door toevoeging van stikstof omgezet in laagcalorisch gas. Maar de mogelijkheden voor gasopslag zijn in de zompige Nederlandse ondergrond beperkt en omstreden, de bouw van Langelo stuitte destijds op groot verzet van natuurbeschermers. En gasopslag en mengfabrieken zijn veel duurdere opties dan het Groningenveld, waarvoor uiteindelijk de producenten de rekening betalen. Dat betekent weer dat de winningskosten voor de velden onder de Waddenzee toenemen en dat de kans groter wordt dat het niet meer rendabel is om met name de kleinere Waddenvelden in productie te nemen. Omgekeerd heeft snelle winning van het Waddengas tot gevolg dat de balans- en mengfuncties van het Groningenveld langer in stand blijven. Dat helpt niet alleen het kleineveldenbeleid, maar brengt ook geld in het laatje van de Maatschap Groningen vertelt woordvoerder Ben Warner van de Gasunie: "We verdienen nu ook geld doordat we Groningen aan binnen- en buitenlandse gasafnemers kunnen aanbieden als noodvoorziening voor het geval de gasimporten uit bijvoorbeeld Rusland om wat voor reden ook tijdelijk wegvallen. Dat kun je alleen blijven doen zolang Groningen nog behoorlijk gevuld is." Uitstraling op het mijnbouwklimaat Wellicht het belangrijkste argument tegen verder uitstel van de winning van het Waddengas is echter de uitstraling die zo'n beslissing heeft op het Nederlandse mijnbouwklimaat. In olie- en gastermen is Nederland allang een mature area: het productievolume daalt, de kans op grote vondsten is nihil en de winstmarges op de kleine velden zijn niet spectaculair. Als de overheid dan ook nog een maatschappij die al € 300 miljoen geïnvesteerd heeft in zijn concessiegebied het recht blijft ontzeggen om tot winning over te gaan, dan zal de bereidheid tot nieuwe investeringen bij oliemaatschappijen en hun toeleveranciers verder afnemen. Daarmee dreigt een neerwaartse spiraal: in velden in de Noordzee wordt niet meer geïnvesteerd, futures worden niet aangetoond, infrastructuur wordt ontmanteld, kennis en werkgelegenheid gaan verloren, een deel van de Nederlandse aardgasvoorraad wordt definitief niet gewonnen, en de mogelijkheden om in Nederland voorop te lopen bij de transitie naar een duurzame energievoorziening nemen af.
Willekeurige afschrijving Het is zeker geen ondenkbaar scenario, maar een andere beleidsmaatregel speelt daarbij een grotere rol. Met ingang van 1 januari 2003 heeft het kabinet Balkenende-1 de zogenaamde willekeurige afschrijving voor kleine Noordzeevelden afgeschaft. Deze fiscale maatregel was in 1998 juist ingevoerd om de geleidelijk afnemende belangstelling voor de kleine Noordzeevelden weer op te krikken. En met succes, het aantal exporatie- en evaluatieboringen nam weer toe. Het lijkt duidelijk dat de willekeurige afschrijving zichzelf terugverdient. Belastingbetalingen worden er door uitgesteld, zodat de producenten minder hoeven voor te financieren. Dat maakt het rendabel om meer velden aan te boren waardoor er uiteindelijk meer aardgasbaten in de schatkist vloeien. Dat de maatregel sneuvelde was dan ook weinig doordacht, denkt Cees van Oosterom van de Nederlandse organisatie van olie- en gasproducenten Nogepa: "We werden tijdens de formatie op een hoop gegooid met andere bezuinigingen op fiscale regelingen." De gevolgen zijn inmiddels duidelijk: het aantal exporatie- en evaluatieboringen daalde van 19 in 2001 en 2002 naar 11 vorig jaar. Nogepa pleit daarom voor herinvoering van de maatregel. Van Oosterom: "Uit onderzoek blijkt dat er dan op de Noordzee 90 tot 126 miljard m3 extra te winnen valt." Op dit moment wordt de afschaffing door de ministeries van Financiën en Economische Zaken geëvalueerd. "Als de evaluatie uitwijst dat het investeringsklimaat ernstig is aangetast, dan zal dat tot heroverweging dienen te leiden", zegt EZ-woordvoerder Van Diepen diplomatiek. Transitie naar duurzame energie Instandhouding van de Nederlandse gassector, inclusief de technische infrastructuur, de opgebouwde kennis en de werkgelegenheid, kan ook helpen om de transitie naar een duurzame energievoorziening mogelijk te maken. Duurzame opwekking van gasvormige energiedragers, zoals biogas en waterstofgas, wordt alom gezien als een van de meest belovende manieren om zo'n transitie mogelijk te maken. De uitgebreide Nederland gasinfrastructuur en kennis op dit gebied maakt geleidelijk inpassing van duurzaam opgewekte gassen mogelijk. "Door te zorgen dat de Nederlandse gassector nog een behoorlijke periode in stand blijft, kunnen we juist bij de transitie naar duurzaam een voortrekkersrol gaan spelen", vindt Van der Linde van Instituut Clingedael. "Onze gasindustrie geeft Nederland wat dat betreft een voorsprong en die moeten we koesteren." Lange termijn denken Al met al maakt de factor tijd de discussie over het Waddengas er niet makkelijker op: de mogelijke nadelen voor het Waddengebied van een snelle winning van het Waddengas zullen snel merkbaar worden, terwijl de gehoopte vruchten (zoals een langere beschikbaarheid van Nederlands gas en een soepeler transitie naar duurzame energie) pas veel later te oogsten zijn. Wie verwacht dat winning van het Waddengas Nederland zal helpen om het huidige begrotingstekort te beteugelen, komt bedrogen uit. "Binnen 10 jaar zal de gasproductie uit de thans in productie zijnde kleine velden met de helft zijn teruggelopen", denkt woordvoerder Treur van de NAM. Winning van het Waddengas zal dus vooral dienen om de verwachte afname van de aardgasbaten te beperken. Het financieren van de 750 à 800 miljoen euro die de Adviesgroep Waddenzeebeleid nu wil investeren in duurzame ontwikkeling van het Waddenzeegebied zal dan ook minder eenvoudig zijn dan de Adviesgroep suggereert. De discussie wordt nog verder bemoeilijkt door het weinig consistente kabinetsbeleid. Onder aanvoering van de Adviesgroep Waddenzeebeleid probeert de overheid nu alle vrienden van de Waddenzee te overtuigen dat de risico's van gaswinning aanvaard moeten worden met het oog op een duurzame toekomst voor onze energievoorziening, terwijl het zelf die toekomst in de waagschaal
heeft gesteld met een ondoordachte korte termijn-bezuiniging op de willekeurige afschrijving. Erg vertrouwenwekkend is dat niet.