Waarderingsgrondslagen
D2170^1
Waarderingsgrondslagen Drs. D.H. van O¡eren1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 I
1
Inleiding Uitgangspunten bij de waardering Hoofdindeling waarderingsgrondslagen Historische kosten Actuele waarde Relatie tussen historische kosten en actuele waarde Andere waardebegrippen Verschillende waardebegrippen voor verschillende doeleinden Besluit Bijlage Samenhang tussen balansposten en waarderingsgrondslagen
D2170D2170D2170D2170D2170-
3 4 5 7 8
D2170- 10 D2170- 12 D2170- 13 D2170- 16
D2170- 17
Drs. D.H. van O¡eren is als universitair docent Externe Verslaggeving verbonden aan de afdeling Accountancy en Informatiemanagement (AIM) van de Universiteit van Amsterdam.
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
1
D2170^3
Inleiding
Waarderen is het toekennen van geldsbedragen aan de activa en vreemd vermogensposten van de balans. Activa zijn de verschillende bedrijfsmiddelen zoals die op de balans voorkomen. De balansposten van het vreemd vermogen zijn de schulden op lange en korte termijn en de verschillende voorzieningen. Een gebruikelijke indeling van de waarderingsgrondslagen is een hoofdindeling in twee grondslagen. De ene grondslag, de historische kosten, gaat uit van de vroeger betaalde prijzen. De andere grondslag, de actuele waarde, gaat uit van de prijzen zoals die op het waarderingsmoment gelden. Oude prijzen zijn dus het uitgangspunt voor de historische kostprijs; huidige prijzen zijn het uitgangspunt voor de actuele waarde. Binnen deze hoofdindeling in twee grondslagen zijn nog verschillende onderverdelingen te maken. Uiteraard is de keuze van de waarderingsgrondslag van invloed op de getoonde cijfers op de balans. Hierna vindt bespreking van de verschillende waarderingsgrondslagen plaats. Het belangrijkste doel van deze bijdrage is om de verschillende waarderingsgrondslagen in samenhang te bespreken en aan te geven welke waarderingsgrondslag in welke situatie het beste bruikbaar is. Het blijkt dan dat verschillende waarderingsgrondslagen onder verschillende omstandigheden beter inzicht geven in de grootte en samenstelling van vermogen en resultaat. In het spraakgebruik zijn waarde en prijs verwante begrippen. In economische zin is het nuttig deze begrippen te scheiden. De waarde van een goed is dan te zien als het subjectieve en abstracte begrip dat de betekenis voor de welvaart van een persoon aanduidt. De prijs van een goed is het objectieve en concrete geldbedrag waarvoor de koper het goed verwerft van de verkoper. Blijkbaar is de waarde van het verworven goed voor de koper hoger dan de waarde van het geld dat hij kwijtraakt. Voor de verkoper ligt dat precies andersom. Voor hem is de waarde van het afgegeven goed lager dan de waarde van het ontvangen geld. Deze bijdrage heeft de volgende structuur. De uitgangspunten bij de waardering, het continu|« teitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel zijn de onderwerpen van paragraaf 2. De daarop volgende paragraaf behandelt de twee grondslagen voor de waardering: de historische kosten en de actuele waarde. Bespreking van de twee verschillende varianten van de historische kosten vindt plaats in paragraaf 4, waarna paragraaf 5 de drie varianten binnen de actuele waarde behandelt. Daaropvolgend geeft paragraaf 6 het verband aan tussen de waardering volgens de historische kostengrondslag en de actuele waardegrondslag. Naast deze hoofdindeling zijn er nog vele andere termen bekend die met het zelfstandig naamwoord `waarde' zijn verbonden. De bespreking van zeven waardebegrippen is ondergebracht in paragraaf 7. In totaal worden dus twaalf
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^4
Waarderingsgrondslagen
verschillende waardebegrippen besproken. De keuze voor een bepaald waardebegrip is afhankelijk van de context waarin de waardering plaatsvindt en de aard van de activa en het vreemd vermogen. Het gebruik van de waarderingsgrondslagen onder verschillende omstandigheden is daarom het onderwerp van paragraaf 8. Paragraaf 9 vormt het besluit van deze bijdrage. De samenhang tussen balansposten en waarderingsgrondslagen is in bijlage I opgenomen.
2
Uitgangspunten bij de waardering
Het continu|« teitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel zijn de twee beginselen die gewoonlijk stilzwijgend het uitgangspunt vormen bij het toepassen van de waarderingsgrondslagen. Het continu|« teitsbeginsel is het beginsel van de ongestoorde voortgang van de onderneming. Bij de waardering van de activa en het vreemd vermogen komt dit beginsel tot uitdrukking door de waardering van de activa en het vreemd vermogen te plaatsen in de betekenis die ze hebben binnen het kader van de bedrijfsvoering. Zou niet zijn voldaan aan het continu|« teitsbeginsel, dan zouden de activa en het vreemd vermogen zijn gewaardeerd tegen de prijs die ze op het waarderingsmoment bezitten. Meestal is die laatste voor activa lager en voor vreemd vermogen hoger dan de continu|« teitswaarde. Dat is met een voorbeeld aannemelijk te maken. Als de onderneming ophoudt te bestaan, dan verliezen de activa en ook het vreemd vermogen hun betekenis voor de bedrijfsvoering van de onderneming. Opkopers verwerven de activa voor een lage prijs en zoeken daarvoor een nieuwe gebruiksmogelijkheid. De beloning voor de opkopers is dan het verschil tussen de prijs waarvoor zij de activa hebben verkocht en de prijs die zij hebben betaald. Daarvoor hebben ze verschillende diensten verricht. Dat begint met het afvoeren van de activa. Daarna moeten zij een nieuwe gebruiksmogelijkheid vinden voor de activa en ze ter plaatse a£everen. Afhankelijk van bijvoorbeeld de verschillende gebruiksmogelijkheden van de activa zal dit makkelijker of moeilijker gaan. Hoe specialistischer een actief is, hoe groter het risico voor de opkoper en dus ook hoe lager de prijs zal zijn die hij bereid is te betalen. Zo is het ook bij het vreemd vermogen. Vervroegd a£ossen van leningen kost gewoonlijk een boete. Ook gaat bedrijfsbee«indiging gewoonlijk samen met ontmantelingskosten en kosten voor het afvloeien van personeel. Hiervoor moet de ondernemingsleiding ten laste van het resultaat voorzieningen vormen. Als er twijfel bestaat aan de continu|« teit van de onderneming, dan dient de opsteller van de jaarrekening hiervan melding te maken. Ook moet hij de waardering van de activa en het vreemd vermogen aanpassen aan de situatie van discontinu|« teit.
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^5
Het voorzichtigheidsbeginsel bepaalt de keuze tussen verschillende waardealternatieven in geval van twijfel. Volgens dit beginsel is de laagste waarde de relevante waardering bij de activa en de hoogste in geval van het vreemd vermogen. Vroeger was het voorzichtigheidsbeginsel het belangrijkste waarderingsbeginsel. Administrateurs, controllers en accountants zagen geen problemen bij een te¨ lage voorstelling van de bezittingen of een te¨ hoge voorstelling van de verplichtingen. Het bekende voorbeeld van voorzichtige waardering was de presentatie van alle bedrijfsmiddelen voor e¨e¨n gulden op de balans. Moderne opvattingen hechten nog maar beperkte mate aan het voorzichtigheidsprincipe. De moderne opvattingen stellen dat het voorzichtigheidsbeginsel een inbreuk vormt op de zelfstandige waardering en dat het daardoor de betrouwbaarheid van de waardering verlaagt. Waardering van alle bedrijfsmiddelen voor e¨e¨n gulden op de balans is zeker als voorzichtig te beschouwen, maar geeft in het geheel geen inzicht in de waarde van de bedrijfsmidden. Deze opmerking houdt niet in dat waardering op onvoorzichtige wijze mag gebeuren. Onvoorzichtige waardering (activa te¨ hoog, vreemd vermogen te¨ laag) vormt ook een inbreuk op de zelfstandige waardering en is om die reden ook verwerpelijk. Het gaat om stelselmatige toepassing van de gekozen waarderingsgrondslagen, zonder eenzijdige vertekening.
3
Hoofdindeling waarderingsgrondslagen
De bekende waarderingsgrondslagen laten zich in twee hoofdvormen samenvatten. Bij de ene hoofdvorm is het uitgangspunt de in het verleden betaalde prijs of de in het verleden gemaakte kosten. Dit is de historische kostenmethode. Bij de andere hoofdvorm is de prijs zoals die op het waarderingsmoment geldt het uitgangspunt voor de waardering. Dit is de waarderingsmethode volgens actuele waarde. Binnen deze twee hoofdvormen zijn verschillende varianten, of verschijningsvormen, te onderkennen. Zo zijn waardering volgens de verkrijgingsprijs en volgens de vervaardigingsprijs varianten binnen de historische kostenwaardering. Bij de waardering volgens de grondslag van de actuele waarde zijn drie varianten te onderscheiden. Dit zijn de vervangingswaarde, de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde. Binnen deze verschillende verschijningsvormen zijn in speci¢eke gevallen nog andere varianten te onderscheiden. Waardering volgens historische kosten heeft als belangrijk voordeel dat deze grondslag objectief is vast te stellen. Op het aanschafmoment is er immers een rekening opgemaakt die zonder aanpassingen dienst doet als grondslag van de waardering. Het nadeel van waardering op historische kosten doet zich voelen als de prijzen na het aanscha¤ngsmoment gaan stijgen. Deze prijsstijgingen komen niet tot uitdrukking in de balans. Hierdoor toont de balans een te¨
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^6
Waarderingsgrondslagen
lage waarde van de activa. Aan dit nadeel komt waardering tegen actuele waarde tegemoet. De balans toont de waarde van de activa, nadat die zijn aangepast voor de prijsveranderingen na het aanscha¤ngsmoment. Het nadeel hiervan is de subjectiviteit van de aanpassingen. Zolang er objectieve marktgegevens voorhanden zijn voor de te waarderen activa, zoals bij ter beurze genoteerde effecten, is de subjectieve vertekening onbelangrijk. Maar voor unieke bedrijfsmiddelen, zoals specialistische machines, bestaan dergelijke marktnoteringen niet en neemt de invloed van subjectieve schattingen toe. Bovendien geldt dat hoe langer de levensduur van de activa is, hoe groter de invloed van subjectieve schattingen is. Een ander voordeel van de historische kostenwaardering boven waardering volgens actuele waarde is de relatieve administratieve eenvoud. Historische kostenwaarderingen blijven gebaseerd op de oorspronkelijke grondslag, terwijl actuele waarden voortdurend aanpassingen vragen naar de laatste stand van zaken. Ook de acceptatie van deze twee hoofdvormen van de waardering verschilt. Objectiviteit van de historische kosten is een belangrijke reden voor de ¢scale acceptatie. De ¢scus eist dat waardering plaatsvindt op ondubbelzinnige grondslagen. De oorspronkelijke aankoopprijs voldoet hieraan; de geschatte actuele waarde niet. Een opmerkelijke uitzondering op dit ¢scale standpunt is de regeling van de belasting op onroerende zaken. De waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak is in dat geval de he¤ngsgrondslag. Echter, niet de belastingplichtige maar de ¢scus zelf stelt die waarde vast, waardoor de ¢scus geen schade leidt door de subjectieve schatting van de actuele waarde. Waardering volgens historische kosten is in de Verenigde Staten het uitgangspunt. In tijden van hoge in£atie is daar wel gee«xperimenteerd met toepassing van actuele waarden, maar het uitgangspunt was en bleef historische kostenwaardering. In de Verenigde Staten moeten jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen voldoen aan de generally accepted accounting principles (gaap). Binnen dit strenge raamwerk is geen plaats voor subjectieve elementen en dus ook niet voor actuele waarden. In Nederland zijn beide hoofdvormen toegestaan. De praktijk kiest duidelijk voor de historische kostengrondslag. Een bekende toepassing van waardering volgens actuele waarden uit het verleden was de jaarrekening van Philips. In verband met internationale vergelijking is Philips overgegaan op historische kostenwaardering. Een actueel voorbeeld van totale toepassing van de actuele waarde in de jaarrekening is die van Heineken. Ook komt gedeeltelijke toepassing van actuele waarden in jaarrekeningen nog wel voor en dan vooral voor de post Bedrijfsgebouwen en -terreinen. Bij prijsdalingen is toepassing van actuele waarden algemeen geaccepteerd. Als waardering volgens het stelsel van de historische kosten systematisch hoger uitkomt dan die volgens actuele waarden, dan vereist de minimumwaarderingsregel dat afwaardering plaats-
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^7
vindt tot ten hoogste de actuele waarde. De internationaal gebruikte term hiervoor is de lower of cost and market rule of de impairment test.
4
Historische kosten
Waardering volgens de historische kosten kent twee varianten. De eerste variant heeft als uitgangspunt de in het verleden betaalde prijs. Dit is de verkrijgingsprijs en deze is dus van toepassing op gekochte bedrijfsmiddelen. Bij de tweede variant zijn de in het verleden bestede kosten het uitgangspunt. Dit is de variant die bekend staat als de vervaardigingsprijsmethode en is dus van toepassing bij de waardering van zelf vervaardigde bedrijfsmiddelen. De vraag is nu uit welke elementen deze twee varianten van de historische kostenwaardering bestaan. De verkrijgingsprijs bestaat uit de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten zijn de direct toerekenbare kosten om het bedrijfsmiddel in gebruik te kunnen nemen. Een volledige opsomming van de bijkomende kosten is ondoenlijk omdat die per type bedrijfsmiddel verschillen. Duidelijke voorbeelden van de bijkomende kosten zijn de kosten van het bouwrijp maken van een stuk grond, kosten van transport, installatiekosten, rente van schulden en transportverzekering. Ook transactiegebonden kosten van bemiddelaars en overheden (vergunningen en belastingen die direct met de transactie zijn verbonden) behoren tot de verkrijgingsprijs. Als voor de verkrijging van een zeker bedrijfsmiddel uitgebreid juridisch, ¢nancieel of ¢scaal advies wordt ingewonnen behoren de kosten hiervan ook tot de verkrijgingsprijs. Handelskortingen, rabatten, subsidies en eventueel andere direct toerekenbare kortingen verlagen de verkrijgingsprijs. Tot slot nog de volgende opmerking. Uiteindelijk bepaalt het systeem van kostentoerekening van de onderneming of bepaalde kosten deel uitmaken van de verkrijgingsprijs of dat ze als bijvoorbeeld ¢nancieringskosten of kosten van diensten van derden in de administratie zijn verwerkt. Binnen het kader van de verkrijgingsprijsmethode zijn dus nog veel toerekeningskeuzen te maken. Waardering op verkrijgingsprijs is van toepassing op alle bedrijfsmiddelen die in transacties met derden zijn verworven. Voor alle van derden verworven immaterie«le, ¢nancie«le en materie«le vaste en vlottende activa komt de variant verkrijgingsprijs van de historische waarderingsgrondslag in aanmerking. De vervaardigingsprijs bestaat in ieder geval uit de aanscha¤ngskosten van de gebruikte grond- en hulpsto¡en en de overige kosten, die een rechtstreeks verband hebben met de vervaardiging. Het is ook toegestaan een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden tot de vervaardigingsprijs te rekenen.
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^8
Waarderingsgrondslagen
Het is direct duidelijk dat de directe kosten van gebruikte grond- en hulpsto¡en en de overige directe kosten, zoals lonen en salarissen van het productiepersoneel en afschrijvingskosten van de gebruikte machines, tot de vervaardigingsprijs behoren. Wanneer de waardering volgens de vervaardigingsprijs beperkt is tot alleen de directe kosten is er sprake van een gedeeltelijke (partie«le) presentatie van de waarde van de bedrijfsmiddelen op de balans. Uit de aan het begin van deze alinea gegeven omschrijving van het begrip vervaardigingsprijs blijkt dat reeds de partie«le presentatie voldoet aan de omschrijving. De indirecte kosten en de kosten van schulden kunnen (en niet: moeten) deel uitmaken van de vervaardigingsprijs. Als de indirecte kosten aan de zelfvervaardigde bedrijfsmiddelen worden toegerekend, moet dat natuurlijk op systematische grondslag geschieden. Toerekening van de vaste (of constante) vervaardigingskosten moet zijn gebaseerd op basis van de normaal te achten bezetting. De opslag voor indirecte kosten is gebaseerd op een administratief bepaald verband tussen deze kosten en het vervaardigen van het te waarderen bedrijfsmiddel. Ine¤cie«nties behoren uitdrukkelijk niet tot de vervaardigingsprijs. Dit zijn periodelasten die het resultaat onmiddellijk verlagen. Kosten van een latere fase van het productieproces, zoals reclamekosten, verkoopkosten en kosten van a£evering, zijn gewoonlijk geen deel van de vervaardigingskosten omdat het kosten zijn die samenhangen met de verkoopactiviteit en niet met de productieactiviteit. Waardering op vervaardigingsprijs is van toepassing op alle bedrijfsmiddelen die in eigen beheer zijn geproduceerd. Te denken valt hierbij aan bepaalde immaterie«le en materie«le vaste activa en ook sommige voorraden. Tot de zelf vervaardigde immaterie«le vaste activa worden kosten van onderzoek en ontwikkeling gerekend. Zelf vervaardigde goodwill (ook wel aangeduid als `eigen goodwill') komt niet voor activering in aanmerking. Voorbeelden van materie«le vaste activa die tegen vervaardigingsprijs zijn gewaardeerd, zijn in de eigen onderneming voortgebrachte machines, installaties en bedrijfsgebouwen. Zelf gepleegd onderhoud aan vaste activa met een levensduurverlengend e¡ect komt in principe voor activering tegen vervaardigingsprijs in aanmerking. Voorbeelden van voorraden waarvoor waardering tegen vervaardigingsprijs relevant is, zijn onderhanden werk, hal¡abrikaat en gereed product.
5
Actuele waarde
Waardering volgens de grondslag van de actuele waarde nam in de traditionele Nederlandse bedrijfseconomische opleidingen altijd een belangrijke plaats in. Professor Limperg heeft de basis voor deze waarderingsmethode in de jaren 1920-1950 gelegd en uitgewerkt. Later hebben zijn leerlingen de vervangingswaardetheorie vervolmaakt. Er zijn ook praktische toepassingen van bekend. Be-
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^9
kende en grote ondernemingen als Philips en Vendex hebben tijden lang de actuele waardegrondslag als uitgangspunt van waardering en winstbepaling gebruikt. Heineken doet dat nog steeds. Ook in de sfeer van openbare nutsbedrijven is gee«xperimenteerd met waardering op actuele waardegrondslag. Tegenwoordig wint de actuele waardegrondslag aan betekenis bij het waarderen van ¢nancie«le instrumenten, zoals opties. Ook in het buitenland is waarderen volgens actuele waarde bekend, maar vooral in theorie. Nestle¨, het Zwitserse voedings- en genotsmiddelenconcern is e¨e¨n van de weinig bekende toepassingen in de praktijk. In het midden van de jaren zeventig van de twintigste eeuw is in de Vierde EEG-Richtlijn de mogelijkheid opengelaten om naast waardering volgens de historische uitgaafprijsgedachte, ook waardering volgens actuele waarde toe te staan. In de Nederlandse wetgeving is deze mogelijkheid opgenomen; in de Duitse bijvoorbeeld niet. Toepassing van de actuele waarde in Nederland is beperkt tot de materie«le en ¢nancie«le vaste activa en de voorraden. In de wettelijke bepalingen worden drie varianten onderscheiden: de vervangingswaarde, de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. Volledigheidshalve volgen hier eerst de de¢nities zoals die in de wet zijn gegeven: De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig zou zijn om in de plaats van een goed dat bij de bedrijfsuitoefening is of wordt gebruikt, verbruikt of voortgebracht, een ander goed te verkrijgen of te vervaardigen dat voor de bedrijfsuitoefening een in economisch opzicht gelijke betekenis heeft. De opbrengstwaarde is het bedrag waartegen een goed bestens kan worden verkocht, onder aftrek van de nog te maken kosten. De bedrijfswaarde is de waarde, ten tijde van de waardering, van het aan een goed of samenstel van goederen toe te rekenen deel van de netto-omzet die kan worden verkregen met de uitoefening van het bedrijf waartoe het dient of is bestemd. Deze wettelijke de¢nities zijn nogal omslachtig. Hieronder volgt enige toelichting. Eerst is het nuttig te kijken naar de markt, de inkoop- of de verkoopmarkt van de onderneming, waarop deze varianten van actuele waarde betrekking hebben. De vervangingswaarde is een waardebegrip dat hoort bij de inkoopmarkt. Op de inkoopmarkt koopt de onderneming immers haar productiemiddelen. Voor vervanging van een machine of van de voorraad plaatst de onderneming een order bij haar leveranciers, dus op de inkoopmarkt. Opbrengstwaarde en bedrijfswaarde zijn waardebegrippen die bij de verkoopmarkt horen. Bij opbrengstwaarde is de waarderingsgrondslag direct gekoppeld aan de beste opbrengst. Bij de bedrijfswaarde gaat het om de opbrengst die met het bedrijfsmiddel kan worden bereikt door het nog in te zetten bij de productie. Een voorbeeld maakt het verband tussen deze drie varianten van actuele waarde duidelijk. Een transportonderneming heeft een
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^10
Waarderingsgrondslagen
vrachtwagen. Bij de autodealer kost deze wagen A 500 000. Dit is de vervangingswaarde. De tweedehandsmarktprijs voor precies dezelfde vrachtwagen is A 490 000. Dit is de opbrengstwaarde. De ondernemer heeft bij zijn investeringscalculatie uitgerekend dat de netto contante waarde van deze vrachtwagen uitkomt op A 510 000. Hiermee heeft hij de bedrijfswaarde bepaald. Waarderen volgens de grondslag actuele waarde betekent dus een keuze uit drie waarderingsgrondslagen. De omstandigheden bepalen de keuze. Concreet betekent dit dat de waarderingsgrondslag vervangingswaarde is, als vervanging het waarschijnlijkst is. Opbrengstwaarde is de waarderingsgrondslag als verkoop van het bedrijfsmiddel zo snel mogelijk gebeurt zonder dat vervanging een ree«le optie is. De bedrijfswaarde is de waarderingsgrondslag in d|èe omstandigheden dat vervanging onwaarschijnlijk is en dat het bedrijfsmiddel nog in gebruik is totdat het economisch versleten is. Tot die tijd levert het nog een bijdrage aan het ondernemingsresultaat. Waardering volgens vervangingswaarde is gewoonlijk het meest toegepast. Alleen in situaties van (gedeeltelijke) verbreking van de continu|« teit is waardering tegen opbrengstwaarde of bedrijfswaarde van belang.
6
Relatie tussen historische kosten en actuele waarde
Het uitgangspunt in deze paragraaf is dat de continu|« teit is gewaarborgd, waarbij de vervangingswaarde de toe te passen variant van de actuele waardegrondslag is. Als de prijzen voortdurend stijgen, is de vervangingswaarde van het bedrijfsmiddel hoger dan de historische uitgaafprijs. De vraag is dan of deze waardestijging in de externe verslaggeving winst is, of dat het een verandering van het eigen vermogen van de onderneming is. Op deze vraag zijn veel antwoorden gegeven. Een verdedigbaar antwoord op deze vraag luidt dat de waardestijging van een bedrijfsmiddel dat nog in de onderneming aanwezig is, in vaktermen de ongerealiseerde herwaardering, een toename van het eigen vermogen van de onderneming is. Pas als het bedrijfsmiddel de onderneming heeft verlaten als de waardestijging is gerealiseerd, is die waardestijging winst. Rekenkundig komt dit op het volgende neer. Het verschil tussen de boekwaarde van bedrijfsmiddelen op de balans volgens actuele waarde en volgens historische uitgaafprijs is de ongerealiseerde waardestijging. Dit is een toename van het eigen vermogen van de onderneming. Het verschil tussen de kostprijs op de winst- en verliesrekening volgens actuele waarde en volgens historische uitgaafprijs is de gerealiseerde waardestijging. Dit is het winstelement. Volgens deze gedachte is de winst volgens actuele waarde precies gelijk aan de winst volgens historische kosten. De actuele waarde van de kosten van de verbruikte bedrijfsmiddelen is weliswaar ho-
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^11
ger dan die volgens de historische kosten, maar de gerealiseerde herwaardering compenseert dit verschil. De opbouw van de winsten verliesrekening verschilt we¨l. Bij de actuele waarde is er een resultaat op de verkoop (opbrengst verkopen min kosten van de verkopen op basis van actuele waarde) en een voorraadresultaat (gerealiseerde waardestijging) te zien. Voorstanders van deze methode van waardering en winstbepaling stellen dat hierdoor inzicht ontstaat in de bijdragen aan het totale resultaat van twee bedrijfsfuncties, die van het verkopen en die van het voorraad aanhouden. In onderstaande ¢guur is deze relatie tussen actuele waarde en historische kostprijs samengevat.
Omschrijving
Relatie
Balans: Boekwaarde van bedrijfsmiddelen
Boekwaarde op basis van actuele waarde min boekwaarde op basis van historische kosten = ongerealiseerde herwaardering
Winst- en verliesrekening: Kosten van gebruikte en verbruikte bedrijfsmiddelen
Kostprijs op basis van actuele waarde min kostprijs op basis van historische kosten = gerealiseerde herwaardering.
Figuur
1.
Relatie tussen actuele waarde en historische kostprijs
De meer traditionele opvatting over toepassing van de actuele waarde stelt dat alle waardestijgingen van bedrijfsactiva die tot de normale omvang van de onderneming behoren, aanvullingen behoren te zijn op het eigen vermogen van de onderneming. In dit geval is de winst berekend volgens actuele waarde dus lager dan de winst berekend volgens historische kosten. Bovendien is het verantwoorde eigen vermogen bij actuele waarde hoger dan bij historische kosten. Dit betekent dus dat het gepresenteerde rentabiliteitscijfer van het eigen vermogen, berekend volgens de actuele waardegrondslag lager is dan dit cijfer berekend volgens historische kosten. In deze traditionele zin konden alleen waardestijgingen van bedrijfsmiddelen boven de normale capaciteit winst zijn. De theorie heeft nimmer objectieve aanwijzingen gegeven voor het onderscheid tussen normale en boven- of ondernormale capaciteit. Bij latere toepassingen van waardering volgens actuele waarde is gekeken naar de ¢nancieringsvorm van de activa. Als de activa met schulden waren ge¢nancierd, was de waardestijging winst. Bij ¢nanciering met eigen vermogen was de waardestijging te zien als toename van het eigen vermogen. In de realiteit was het moeilijk objectieve ¢nancieringsregels te vinden en was het dus even moeilijk de waardestijging te scheiden in een winstdeel en een eigen vermogensdeel.
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^12
Waarderingsgrondslagen
7
Andere waardebegrippen
In de bedrijfseconomie zijn nog tal van begrippen bekend waarin op de een of andere manier het woord waarde voorkomt. De hier te bespreken waardebegrippen zijn niet zozeer waarderingsgrondslagen voor de jaarrekening, maar meer waarderingsmethoden voor bijzondere typen activa of passiva. De volgende zeven waarderingsmethoden zijn het onderwerp van dit deel: ^ boekwaarde; ^ contante waarde en nominale waarde; ^ fair value en nettovermogenswaarde; ^ liquidatiewaarde; ^ marktwaarde. De boekwaarde van een bedrijfsmiddel is de waarde waarvoor het in de administratie voorkomt. Een duidelijk voorbeeld is een machine. De waardering vindt plaats volgens de methode waarderingsgrondslag (actuele waarde of historische kostprijs) min afschrijvingen. Het doel van afschrijven is de kosten van de machine stelselmatig aan de perioden of producten toe te rekenen. Door jaarlijks de afschrijvingen van de voorafgaande waardering af te trekken, ontstaat de administratieve waarde of boekwaarde. Een extra afschrijving moet plaatsvinden als de marktwaarde lager is dan de boekwaarde. Hiervoor is dit al besproken bij de minimumwaarderingsregel. Behalve bij afwaardering tot lagere marktwaarde, zegt de boekwaarde niets over de huidige opbrengstcapaciteit van de gewaardeerde activa. Boekwaarde is niets meer en niets minder dan een administratieve grootheid. Contante waarde en nominale waarde zijn waardebegrippen die voorkomen bij activa in de geldsfeer en bij voorzieningen. De nominale waarde van bijvoorbeeld schulden is het nominale geldbedrag dat op vervaldatum moet worden betaald, zonder rekening te houden met de tijdswaarde van het geld: de rente. Bij waardering op contante waarde is de rentefactor we¨l een element van de waardering. Schulden of voorzieningen die een lagere rente hebben dan de kosten van het vermogen waarmee de onderneming de contante waardeberekening uitvoert (disconteert), hebben een lagere contante waarde dan de nominale waarde; als de rente van de schulden hoger is dan de discontorente dan is de contante waarde van de schuld hoger dan de nominale waarde. Als de rente van de schuld gelijk is aan de discontorente dan zijn nominale waarde en contante waarde precies gelijk. Fair value is een waardebegrip dat vooral van betekenis is bij de eerste waardering van een overgenomen onderneming (deelneming). De eerste waarde van de overgenomen onderneming bestaat uit de fair value van alle bezittingen min alle schulden en min alle voorzieningen. Fair value is dan de waarde in het economisch verkeer hier-
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^13
van. Per saldo (activa min schulden min voorzieningen is gelijk aan eigen vermogen) is dan de economische waarde van het eigen vermogen van de overgenomen onderneming vastgesteld. Daarna zijn de grondslagen van de moedermaatschappij bepalend voor de waardering en de winstbepaling van de deelneming. Dit is waardering volgens de nettovermogenswaarde. Deze methode staat ook wel bekend als de vermogensmutatiemethode. Liquidatiewaarde is een bijzondere vorm van opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is hierboven omschreven als het bedrag waartegen een goed bestens kan worden verkocht, onder aftrek van de nog te maken kosten. Het gaat dan om een gewone verkooptransactie. Bij liquidatie is er sprake van tijdsdruk. Er is geen tijd om de beste opbrengst te verkrijgen. Verkoop gebeurt tegen elk aannemelijk bod. Marktwaarde is de waarde zoals die op een geregelde markt tot stand komt tussen onafhankelijke marktpartijen. Het verschil tussen marktwaarde en opbrengstwaarde zijn de transactiekosten. Het zal duidelijk zijn dat voor het vaststellen van de marktwaarde een geregelde markt moet bestaan. Bij fair value is een geregelde markt niet noodzakelijk, maar kunnen bijvoorbeeld deskundigen de waarde in het economisch verkeer taxeren. De samenhang tussen de balansposten en de negen waarderingsgrondslagen is in bijlage I opgenomen. De boekwaarde, fair value en liquidatiewaarde ontbreken. Boekwaarde, de waarde zoals de activa in de administratie voorkomen, is niet genoemd omdat het in deze betekenis een waarde is die bij alle activa past. Fair value en liquidatiewaarde zijn er buiten gelaten, omdat het varianten zijn van de actuele waarde in een zeer speci¢eke situatie. Fair value is van toepassing bij het overnemen van een onderneming en geldt in dat geval voor alle activa en het vreemd vermogen. Liquidatiewaarde is van toepassing bij bedrijfsbee«indiging en geldt in dat geval voor alle activa en het vreemd vermogen. Het doel hiervan is de onderlinge samenhang te laten zien tussen de balansposten en de verschillende varianten van de waarderingsgrondslagen. In een blik is zo duidelijk dat voor verschillende balansposten verschillende waarderingsgrondslagen van toepassing zijn, maar ook dat niet alle waarderingsgrondslagen voor alle balansposten kunnen worden gebruikt.
8
Verschillende waardebegrippen voor verschillende doeleinden
Schematisch zijn drie stadiums te onderscheiden bij de ontwikke-
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^14
Waarderingsgrondslagen
ling van een onderneming. Bij die verschillende stadiums van ontwikkeling horen verschillende waarderingsgrondslagen. In het begin van een onderneming zijn leiding en eigendom van de onderneming in e¨e¨n hand. De ondernemingsleider heeft geen behoefte aan uitgebreide ¢nancie«le verslaggeving. Door de directe betrokkenheid van hem bij de dagelijkse gang van zaken heeft hij zicht op de operationele en ¢nancie«le ontwikkelingen van zijn onderneming. De ¢scus, de bank en mogelijk de Kamer van Koophandel zijn externe partijen die ¢nancie«le gegevens wensen te ontvangen. Gewoonlijk zal e¨e¨n stelsel, het ¢scale, voldoende zijn. Fiscale verslaggeving is gebaseerd op de historische uitgaafprijs aangevuld met allerlei ¢scale faciliteiten. Als de onderneming groeit, neemt ook de behoefte aan ¢nancieringsmiddelen toe. Hierbij kan worden gedacht aan de grotere familieonderneming die vooral door eigen ¢nanciering kan groeien. Er ontstaat dan een belangentegenstelling tussen de familieleden die direct bij de onderneming zijn betrokken en zij die alleen aandeelhouder zijn. Voor de interne ¢nanciering is het voor de ondernemingsleiding van belang de winst zo laag mogelijk te berekenen, waardoor de dividenduitkeringen kunnen worden beperkt. Het belang voor de familieleden die alleen aandeelhouder zijn, ligt in een hogere dividenduitkering en dus in een hogere winstberekening. De ondernemingsleiding kan een lagere winstberekening bereiken door over te gaan op de grondslag van de actuele waarde waarbij de gehele waardestijging, zowel de gerealiseerde als de ongerealiseerde, wordt toegevoegd aan het eigen vermogen van de onderneming. In het derde stadium is de onderneming nog verder gegroeid en is beursintroductie van de aandelen aan de orde.Van belang is dan onder meer dat de waarderingsgrondslagen vergelijkbaar zijn met die van andere ondernemingen. Aangezien de meeste beursgenoteerde ondernemingen de waarderingsgrondslag historische kosten toepassen, gaat de grote familievennootschap ruim voor de beursintroductie over op de historische kostengrondslag. Een gevolg hiervan is, andere omstandigheden gelijk verondersteld, dat de gepresenteerde winst stijgt. Hoe hoger de winsten, hoe positiever doorgaans het oordeel van potentie«le beleggers is. In tijden van hoge in£atie neemt de belangstelling voor waarderen op basis van actuele waarde sterk toe. In de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw beheersten hoge in£atiecijfers de monetaire politiek van veel westerse economiee«n. In die tijd hebben bedrijfseconomen en ook regelgevers op het gebied van de externe ¢nancie«le verslaggeving onderzoek gedaan naar de verwerking van prijsstijgingen in de jaarrekening van ondernemingen. Hierbij kwamen zij uit op het toepassen van waardering op basis van de actuele waardegrondslag of op het aanpassen door middel van indexcijfers van de
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
D2170^15
historische uitgaafprijs. Ondernemingen die thans in het buitenland worden geconfronteerd met hoge in£atie kunnen overwegen voor de groepsmaatschappijen in die gebieden dergelijke in£ation accounting-stelsels toe te passen. Hoewel integrale toepassing van de actuele waardegrondslag in de externe verslaggeving van Nederlandse ondernemingen bijna niet meer voorkomt, is partie«le toepassing nog wel van belang. Ondernemingen waarderen dan bijvoorbeeld de bedrijfsterreinen op basis van de actuele waarde. Door de herwaardering van de terreinen wordt het eigen vermogen verhoogd. Hierdoor wordt een hogere solvabiliteitsratio (eigen vermogen ten opzichte van het vreemd vermogen) gepresenteerd dan op basis van historische uitgaafprijs zou zijn bereikt. Aangezien op terreinen niet wordt afgeschreven, blijft het gepresenteerde winstcijfer onveranderd. Het kengetal van de rentabiliteit (winst ten opzichte van het eigen vermogen) is lager dan zonder de herwaardering het geval zou zijn. Ook komt het voor dat bedrijfsgebouwen worden gewaardeerd op basis van actuele waarde zonder dat op de gebouwen wordt afgeschreven. Courante winkel- of andere bedrijfspanden zijn wel op deze wijze in de jaarrekening van het vroeger bekende kledingconcern Peek en Cloppenburg verwerkt. De e¡ecten op de gepresenteerde cijfers van vermogen en resultaat en de daarmee verbonden kengetallen zijn overeenkomstig die hiervoor zijn beschreven voor de waardering van bedrijfsterreinen op basis van actuele waarde. Als het inzicht dat vereist, is waardering van beursgenoteerde e¡ecten op basis van beurswaarde verplicht met verantwoording van de ongerealiseerde waardestijging in de winst- en verliesrekening. Het gevolg van deze verwerkingswijze is, dat zowel het vermogen als de winst hoger zijn dan bij toepassing van waardering tegen historische uitgaafprijs. Waardering van voorzieningen tegen contante waarde heeft tot gevolg dat het vreemd vermogen lager wordt voorgesteld dan bij waardering tegen nominale waarde. De solvabiliteitsratio is dan ook hoger. Tevens is de gepresenteerde rentabiliteit (winst ten opzichte van het totale vermogen) hoger door het lagere getoonde totale vermogen. Het zal duidelijk zijn dat bijzondere omstandigheden aangepaste waarderingen vereisen. Bij verkoop van een (deel van de) onderneming is de waarderingsgrondslag voor de desbetre¡ende bedrijfsmiddelen de opbrengstwaarde. Bij gedwongen liquidatie, zoals bij een faillissement, is dat dan de liquidatiewaarde. Een andere bijzondere situatie doet zich voor bij fusie, management buy-in of management buy-out. In dergelijke gevallen is de fair value van de onderneming als geheel van belang. De waarde van de onderneming bestaat dan niet alleen uit de bedrijfsmiddelen min het vreemd vermogen, maar ook uit de waarde van de cash £ow generating capacity van de onderneming als geheel. Elementen hiervan
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
D2170^16
Waarderingsgrondslagen
zijn bijvoorbeeld de niet-verwerkte activa, zoals de deskundigheid van het personeel en het management, relaties met de klanten, reputatie op ¢nancie«le markten, de aanwezige doch niet gewaardeerde uitkomsten van onderzoek en ontwikkeling en ook kredietfaciliteiten en ¢scale e¡ecten. Zelfgevormde goodwill is de vakterm voor dit geheel van de niet-gewaardeerde activa en bestanddelen van het vreemd vermogen.
9
Besluit
Waardering van bedrijfsmiddelen, voorzieningen en schulden in de externe ¢nancie«le verslaggeving is een complexe zaak. De toegepaste grondslagen voor waardering en winstbepaling hebben directe gevolgen voor de gepresenteerde cijfers van vermogen en resultaat en hebben daarmee ook directe invloed op de beoordeling van de prestaties van de ondernemingsleiding. In hoofdzaak bestaan er twee grondslagen: de historische kostprijs en de actuele waarde. Bij nadere beschouwing blijken er verschillende varianten of verschijningsvormen van historische kostprijs en actuele waarde te bestaan. Bij historische kostprijs zijn dit de verkrijgings- en de vervaardigingsprijs; de actuele waarde kent als verschijningsvormen vervangingswaarde, opbrengstwaarde en bedrijfswaarde. Daarnaast zijn er nog waarderingsgrondslagen die in bijzondere omstandigheden voorkomen (boekwaarde, contante waarde, fair value, liquidatiewaarde, marktwaarde, nettovermogenswaarde en nominale waarde). Waardering volgens de historische kosten komt in de praktijk van de externe ¢nancie«le verslaggeving het meeste voor. Niettemin is waardering op basis van actuele waarde, ook in het midden- en kleinbedrijf, een alternatief dat het overwegen waard is. Hiervoor is aangegeven dat dit vooral geldt in de situatie van groeiende familievennootschap met behoefte aan winstinhouding als ¢nancieringsvorm. Ook kan worden gedacht aan partie«le toepassing van actuele waarde, bijvoorbeeld bij de waardering van bedrijfsterreinen. Controllers of directeuren die verantwoorlijk zijn voor de ¢nancie«le verslaggeving, zouden eens moeten overwegen welke e¡ecten het toepassen van andere waarderingsgrondslagen hebben op de gepresenteerde cijfers van vermogen en resultaat. Adviseren omtrent de toe te passen waarderingen van bedrijfsmiddelen, voorzieningen en schulden behoort tot de kernfunctie van de accountant.
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
Waarderingsgrondslagen
Bijlage I
D2170^17
Samenhang tussen balansposten en waarderingsgrondslagen
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001
18 Hb. ¢n. adm. modellen
Deelnemingen met invloed van betekenis op zakelijk en ¢nancieel beleid Vorderingen op groepsmaatschappijen Andere deelnemingen Vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen Overige e¡ecten Overige vorderingen
Financie«le vaste activa
Bedrijfsgebouwen en -terreinen Machines en installaties Andere vaste bedrijfsmiddelen Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald op materie«le vaste activa Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Materie«le vaste activa
Kosten van oprichting uitgifte van aandelen Kosten van onderzoek en ontwikkeling Concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom Goodwill Vooruitbetalingen op immaterie«le vaste activa
Immaterie«le vaste activa
ACTIVA
Post
*
*
*
*
* * * *
Actuele waarde: opbrengstwaarde
*
*
* * *
Actuele waarde: bedrijfswaarde
*
*
*
* * * *
Actuele waarde: vervangingswaarde
*
* * * *
*
*
Historische kosten: vervaardigingsprijs
* * * *
* *
*
*
Historische kosten: verkrijgingsprijs
*
*
*
*
Marktwaarde Nettovermogenswaarde
*
*
*
*
*
Nominale waarde
Contante waarde
D2170^18 Waarderingsgrondslagen
oktober 2001
* *
*
Historische kosten: verkrijgingsprijs
18 Hb. ¢n. adm. modellen
Gestort en opgevraagd kapitaal Agio Herwaarderingsreserve Wettelijke reserve Statutaire reserve Overige reserve Onverdeelde winst
Eigen vermogen
PASSIVA
Liquide middelen
E¡ecten
*
Vorderingen op handelsdebiteuren Vorderingen op groepsmaatschappijen Vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen Overige vorderingen Vorderingen op aandeelhouders; opgevraagde stortingen Overlopende activa *
Vorderingen
Grond- en hulpsto¡en Onderhanden werk Gereed product en handelsgoederen Vooruitbetaald op voorraden
Voorraden
Vlottende activa
Post
* * *
Historische kosten: vervaardigingsprijs
* * *
Actuele waarde: vervangingswaarde
Actuele waarde: bedrijfswaarde
* * *
Actuele waarde: opbrengstwaarde
*
Marktwaarde Nettovermogenswaarde
* * * * * * *
*
*
* *
* * *
*
Nominale waarde
Contante waarde
Waarderingsgrondslagen D2170^19
oktober 2001
Langlopende schulden (voor meer dan een jaar) Kortlopende schulden (ten hoogste een jaar)
Schulden
Voorziening voor pensioenen Voorziening voor belasting Overige voorzieningen
Voorzieningen
Post
Historische kosten: verkrijgingsprijs
Historische kosten: vervaardigingsprijs
Actuele waarde: vervangingswaarde
Actuele waarde: bedrijfswaarde
Actuele waarde: opbrengstwaarde
Marktwaarde Nettovermogenswaarde
*
*
* * *
Nominale waarde
* *
Contante waarde
D2170^20 Waarderingsgrondslagen
18 Hb. ¢n. adm. modellen
oktober 2001