Waarden en normen van de zeventiende eeuwse elite van Venetië en Amsterdam (2004) Een vergelijking met commentaar Sieth Delhaas Ter gelegenheid van en tijdens de Venetiëreis van studentenvereniging Utile Dulci te ‘s Hertogenbosch van de Open Universiteit Nederland van 6 tot 16 September 2004.
Inleiding Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen? Ik houd van geschiedenis en door vergelijking wil ik meer grip krijgen op ons reisdoel Venetië, de stad waarover zoveel is en wordt geschreven. De nadruk op normen en waarden heeft met onze tijd te maken. Deze worden vliegen ons dagelijks om de oren. Kunnen we in dit opzicht van de geschiedenis leren?
Methode Ricoeur Bij het bestuderen van dit thema ben ik uitgegaan van een methode van Ricoeur waarin hij kiest voor de tekst als centrale problematiek. De tekst als communicatie op en door afstand.1 De tekst waarvoor ik heb gekozen is een onderzoek van Peter Burke naar elites in de steden Venetië en Amsterdam in ze zeventiende eeuw.2 Om de vergelijking tussen beide steden te begrijpen is een toelichting van de begrippen ‘vergelijkende methode’ en ‘elites’ nodig. En tenslotte: een antwoord op de vraag waarom Burke kiest voor beide steden.
Toelichting Wat betreft de vergelijkende methode: door zaken met elkaar te vergelijken en tegenstellingen aan te scherpen worden bepaalde kenmerken van een samenleving en/of het ontbreken daarvan duidelijk. Een vergelijkende benadering is bovendien belangrijk bij het zoeken naar verklaringen voor opvallende verschijnselen. Het begrijp elites, dat Burke hanteert is problematisch. Kenmerken van elites in de zeventiende eeuw zijn macht, status en rijkdom. Deze kenmerken overlappen elkaar vaak, 1
M.B. van Buuren, ‘Paul Ricoeur’, in: Filosofie van de algemene literatuurwetenschap (Utrecht 1996)
2
Peter Burke, Venetië en Amsterdam. Een onderzoek naar elites in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1991, London 1974)
1
maar een lid van een elite behoeft niet perse over twee of drie kenmerken te beschikken. In het onderzoek van Burke gaat het om een groep van totaal 563 mannen die in Venetië en Amsterdam gedurende de zeventiende eeuw macht, status en rijkdom hadden. In Venetië zijn dat de verschillende Doges en de procurators van de San Marco. De Doge is het officiële hoofd van de staat. Dus een politiek figuur. De procurators zijn geen politieke leiders. Zij zijn belast met de zorg voor minderjarigen en bekommeren zich om de bezittingen van mensen die zonder testament sterven. In Amsterdam koos Burke als elite de burgemeesters en de leden van de Vroedschap. Zij bezaten de kenmerken van rijkdom, status en macht.
Opmerkingen Ik maak twee opmerkingen over verschuivingen binnen de elite in de periode van de zeventiende eeuw als achtergrondinformatie. De regenten in Amsterdam waren aan het eind van de zeventiende eeuw veel meer een elite dan aan het begin. Waarom? De leden waren rijker geworden in de zogenoemde Gouden Eeuw. De leden van de Vroedschap voelden behoefte, materieel rijker geworden en meer ontwikkelde door buitenlandse reizen, zich te onderscheiden van de rest van het volk. Ze ‘aristocratiseerden’ zoals Roorda het noemt.3 Ze eigenden zich een leefwijze toe die op die van de adel moest lijken. Wat gebeurde er in Venetië in die periode? Deze stad kreeg in de zeventiende eeuw financiële problemen. Rijk geworden kooplieden konden, om de financiële problemen van de stadsstaat te verlichten, voor veel geld adellijke titels kopen. Ze werden niet ingeschreven in het gouden boek met titels van de oude adel. De nieuwkomers moesten genoegen nemen met een zilveren boek. Maar ze kregen wel, net als de oude adel macht, en dus status. Er is nog een aardige tegenstelling tussen Venetië en Amsterdam. In de laatste stad ging de elite zich steeds meer van het volk onderscheiden door de modetaal Frans te gebruiken. In Venetië daarentegen sprak iedereen, tot in de rechtszaal en binnen de Vroedschap, het Venetiaans dialect. Het was ook de taal van de poëzie. Het dialect was voor de Venetianen, van hoog tot laag, een bevestiging van hun eigenheid als Venetiaan. Het verlangen om hun collectieve identiteit niet te verliezen.4 Hier wordt de taal gebruikte om zich als zelfstandige Republiek te onderscheiden van andere Italiaanse steden.
Uitzonderingspositie Waarom kiest Burke voor de vergelijking van Amsterdam en Venetië? Beide steden nemen een uitzonderingspositie in in het Europa van die tijd. Beide zijn het steden, de enige in Europa, die politiek onafhankelijk waren. Venetië werd op het gebied van rijkdom als de enige rivaal van Amsterdam gezien. Wat Amsterdam betreft, een plaatselijke pamflettist beschuldigde de invloedrijke familie Bicker ervan dat zij er op uit was ‘de Republiek over te nemen en aan
3
D.J. Roorda, e.a., Overzicht van de Nieuwe Geschiedenis. De algemene geschiedenis van het einde der middeleeuwen tot 1870 (Groningen 1983) passim. 4
Burke, 16
2
tweede Venetië te scheppen’. Nederland was toen nog een Republiek, evenals Venetië. De rest van Europa bestond voornamelijk uit monarchieën. In de rest van Europa behoorde de elite ook voornamelijk tot de militaire stand. In beide steden kwam de elite voort uit de burgerij, ook al waren velen in Venetië tegelijkertijd ook van adel. Op handel als inkomstenbron keek de elite in Europa neer als iets minderwaardigs. In Venetië en Amsterdam leidde handel tot succes, had daarom aanzien.
Verschillen Wat zijn de verschillen die aan het licht komen door te vergelijken? De elite in Venetië waren katholieken, in Amsterdam protestanten. Van de Venetiërs ging de loyaliteit uit naar de uitgebreide familie, de ‘extended family, om in cultuurwetenschappelijke termen te spreken. De aandacht van de Amsterdamse elites lag bij het burgerlijk gezin. Het succes, de eer, de rijkdom van de zuiderlingen was gericht op de familie; die van de Amsterdammers op het persoonlijke succes, gerelateerd aan individualiteit. Met hun macht, status en rijkdom richtten de Venetianen zich op uiterlijk vertoon; de Amsterdammers beschouwden zuinigheid als burgerlijke deugd. Om de rijkdom voor de familie en dus haar stabiliteit, te bewaren, huwde slechts één zoon uit een Venetiaans gezin. Op deze manier verbrokkelde het familiekapitaal niet. Ongehuwde broers werden vaak geestelijke of militair. Zij bleven echter wonen in het familiehuis. Van de elite in Venetië huwde dertig procent van de mannen nooit; van de adel zestig procent niet. Bij die laatste informatie zijn hel wat vragen te stellen. Volgens Burke zouden kinderen die in een kerngezin opgroeiden, zoals in Amsterdam. Eerder op succes gericht zijn dan in het Venetiaanse model. Dat zou een van de oorzaken zijn waardoor het economische succes van Amsterdam een het eind van de zeventiende eeuw groter was dan dat van het tanende Venetië/ Er is nog een belangrijk verschil. Venetië was een standenmaatschappij: de geestelijkheid, de adel en overige. Amsterdam was een klassenmaatschappij. Dit was een ongewone situatie in het Europa van toen. Groepen met een zelfde status waren niet formeel afgebakend van elkaar. Status ontstond door rijkdom en macht. Er was een kleine groep adelijken in Nederland die zich hadden gevestigd rond het hof in Den Haag. Burke gaat er vanuit dat Amsterdammers en Venetianen door economische eb politiek achtergronden, meer bereisd waren dan de meeste andere elites in Europa. Dit nog afgezien van de mode van de Grand Tour, waaraan jonge mannen uit beide steden deelnamen, evenals trouwens ook uit andere Europese landen. 3
Burke zegt dat het reizen op jeugdige leeftijd beschouwd kan worden als een opvoeding in tolerantie, ‘wat de opmerkelijke nadruk op tolerantie bij zowel de elite in Venetië als in Amsterdam zou kunnen verklaren. ’Daarbij leg ik de nadruk op het woord elite. Want tolerantie was geen vanzelfsprekende deugd van andere klassen of standen.
Waaraan hechtten de elites? Omdat ik koos voor een vergelijking van normen en waarden bij de elite van Venetië en Amsterdam gedurende de zeventiende eeuw, zou ik de verwachting kunnen hebben gewekt, dat we het gaan hebben over normen en waarden zoals wij deze in onze tijd ter discussie stellen. Ik laat het aan jullie over het antwoord hierop te geven. Bij normen en waarden gaat het in de tekst van Burke om de vraag: waar hechtten de elites van die tijd waarde aan? Waaraan ontleenden ze hun normen? De achterliggende gedachte is dat datgene waaraan de elites waarde hechtten als voorbeeld geldt of kan gelden voor de rest van de bevolking. Dus een overdracht van waarden door de elite aan het volk. Althans dat zou het kunnen zijn. Dat zou ook een punt van onderzoek kunnen zijn voor een latere periode. Zijn die bepaalde waarden van de elite inderdaad een grondslag voor het leven van burgers van die steden geworden? Wat waren de waarden van de Venetianen? Een van de belangrijkste was de gedrukte tekst. Leden van de Venetiaanse elite schreven graag boeken. De populairste genres waren gedichten, toneelstukken, redevoeringen, wijsbegeerte en geschiedenis. Naast een grote verzameling uitgegeven exemplaren is er ook een verzameling van de niet uitgegeven exemplaren bewaard gebleven. Waren deze edelen er trots op dat ze boeken schreven? Nee, ze deden hun uiterste best om anderen te doen geloven dat ze dat schrijven ‘er bij’ deden. Schrijvers van professie hadden een lage sociale status. Dus de edelen wilden daar niet bij horen. Maar de achting voor de amateur schrijver was wel hoog. Schrijven als iets wat je ’s avonds deed, naast je werk als Doge of procurator, dat gaf aanzien. Dus dilettante zijn, is in Venetië iemand die ergens genoegen in schept en zijn kunst heel verdienstelijk kan beoefenen. In tegenstelling tot de betekenis van ons woord dilettant, want dat wil zeggen dat je er niets van brouwt. Er werden veel geschiedenisboeken geschreven, Er was ook veel belangstelling voor. De Venetiaanse regering stelde zelf regelmatig ambtelijke geschiedschrijvers aan. Dit had een pragmatische achtergrond. Geschiedenis kon en hulp zijn bij de politiek. Door politieke grondregels te verwoorden en deze met voorbeelden te illustreren, kon de lezer er politieke visies aan ontlenen. Geschiedenis als leermiddel. In Venetië had de elite min der belangstelling voor natuurwetenschappen. De aristocratische amateur in natuurwetenschappelijk onderzoek werd ontmoedigd. Natuurwetenschappen was alleen interessant als het praktische waarde had. Bijvoorbeeld de telescoop van Galileï voor de marine. Wiskunde moest alleen worden bestudeerd in zoverre het ‘belang had voor het algemeen welzijn’.5
5
Ibidem, 102
4
Een andere waarde van de elite was een intense belangstelling voor de opvattingen van Thomas van Aquino en zijn scholastiek. Het denken van Descartes daarentegen heeft in Venetië nauwelijks invloed gehad. Burke zegt daarover: bij de Venetianen was traditie machtig en de neiging tot vernieuwing zwak.’ Deze opstelling zou terug te voeren zijn op de opmerkelijk prestaties van de Venetianen in het verleden (onder andere Marco Polo). Een teveel terugkijken in de tijd en te weinig vooruit. Conclusie: Mogelijk is dit één van de oorzaken van het economische verval van de stad na de zeventiende eeuw. Ter vergelijking: de Amsterdamse elite schreef ook boeken. Deze gingen echter meer over onderwerpen die met nieuwe ontwikkelingen te maken hadden. Bijvoorbeeld verhandelingen over plantkunde, magnetisme – let wel, dat woord had een andere betekenis dan in onze tijd), medische waarnemingen, atlassen, treurspelen, geënt op de klassieken, religieuze ontboezemingen, algebra, geometrie, over scheepsbouw en verre landen. In Amsterdam was er een grotere belangstelling voor de natuurwetenschappen. Daartegenover had de Amsterdamse elite weinig belangstelling voor de geschiedenis. Uitgezonderd de patriciërs Cornelisz. en Pieter Cornelisz. Hooft. De oudste had een grote verzameling geschriften uit de klassieken. Zijn zoon was een bekend en gewaardeerd Europees historicus. Burke noemt wel vele voorbeelden van patriciërs die Romeinse en Griekse geschriften bezaten. En ook Amsterdam had een ambtelijk geschiedschrijver. Hooft wees, net als de Venetianen o het belang van de geschiedenis en met name voor de Vroedschap. Hijzelf ontleende zijn argumenten in dit gezelschap regelmatig aan historische gebeurtenissen. Een aardig voorbeeld is wat hij gebruikt uit de Bijbelse geschiedenis. De Bijbel werd in die tijd nog als echte geschiedenis gezien. Mozes, de leider van het volk Israël stond boven Aäron, de hogepriester. Hooft zag dit als bewijs dat de predikanten van Amsterdam de Vroedschap niet hoefden te vertellen hoe te handelen. Het was een bijzonder en ongewoon verschijnsel, vergeleken met andere landen, dat leden van een Vroedschap zoveel belangstelling hadden voor natuurwetenschappen. Velen correspondeerden met andere geleerden over de hele wereld over hun waarnemingen. De Vroedschap had een aantal jaren een van de beste wiskundigen in zijn midden. Deze was bevriend met geleerden als Spinoza, Huygens en Leibniz. Burke constateert in de loop van de zeventiende eeuw een binnendringen in patriciërskringen van een ‘bewuste mathematische denktrant’, die te danken zou zijn aan geleerden als Spinoza en Descartes.
5
Religie Naast de intellectuele waarde komt die van religie in het onderzoek van Burke aan bod. Ondanks het verschil in godsdienst, Venetië katholiek en Amsterdam protestant, hadden de steden op dit terrein veel overeenkomst. Venetië was wel katholiek, maar niet ‘papist’. Venetië was in de ogen van de paus ketters en kreeg zelfs in de zeventiende eeuw een interdict opgelegd.6 De ware katholiek was volgens de Venetianen, naar het voorbeeld van de vroegchristelijke kerk, democratisch, arm, onwerelds en sober. De ‘papistische kerk’ was dit alles niet. Integendeel. Zij was monarchaal, corrupt, en rijk. Een hervorming van de kerk werd, volgens Burke, belemmerd door het drievoudige verbond tussen paus, Spanje en de Jezuïeten. Niet de gehele elite stond natuurlijk achter deze visie, maar wel een zo belangrijk deel dat Venetië de paus kon tarten. De ‘ware’ katholieken volgden dan ook met belangstelling de Dordtse Synode in het verre Nederland (1618-1619). In Amsterdam speelde, naast de dogmatische kwesties – genade en predestinatie – immers ook een machtsstrijd tussen zeggenschap van geestelijkheid over de staat en omgekeerd mee. Daar ging het ook over vrees voor Spanje. Een minderheid van Calvinisten – vaak teruggekeerde ballingen uit Duitsland, Denemarken, Zweden, reformatorische landen, onder andere – namen deel aan de Vroedschap. Na 1583 echter mochten er geen katholieken meer in de Vroedschap worden benoemd. Maar ook toen de katholieken verdwenen bleef de elite toch voorstander van tolerantie in de godsdienst. Zij wilde niets te maken hebben met godsdienstvervolging, theologische scherpslijperij en eerzucht van de geestelijkheid. De basis van opvattingen over het christendom bij deze elites waren vooral begrippen als een ‘goed geweten’ en ‘innerlijcke religieusheydt’. De Prins van Oranje behoorde tot de ‘dogmatischen’ Aardig is te bedenken hoe veel leden van de ‘elite’, waartoe veel geestelijken behoren, in onze tijd dogmatische bedenkingen hadden tegen de keuze van een Prinses van Oranje voor een vrouwelijke vrijzinnige – niet-dogmatische – voorganger bij haar uitvaart. Zij deelde met haar dat het goede geweten en de innerlijke religiositeit belangrijker waren dan dogmatische principes.
De tekst als communicatie Tijdens het werken aan dit referaat heb ik een aantal dingen ontdekt, die bevestigen wat Ricoeur zegt, namelijk dat de tekst een rol speelt als communicatie door en op afstand. Door met de tekst van Burke bezig te zijn activeert deze mij om scherper te kijken en commentaar te leveren vanuit mijn kennis en te reflecteren op dit thema. In mijn afstudeerscriptie CW heb ik ook gewerkt met het begrip elite. Dat doet hier verder niets ter zake. Wel interessant is om te zien hoe tijden veranderen, te laten horen hoe de elite aan het eind van de twintigste eeuw werd gedefinieerd.
6
Een rooms-katholieke kerkelijke straf, waarbij voor een landstreek of een stad de kerkelijke bedieningen werden geschorst, of waarbij aan personen deelname aan deze bedieningen werden ontzegd. Welke omvang dit interdict voor Venetië had heb ik niet kunnen achterhalen.
6
Ik citeer: ‘De elite is een heterogene groep gezagsdragers’. Deze moet niet alleen worden gezocht binnen de overheid. Daartoe worden ook vakbondsleiders, dagbladredacteuren, geestelijken, ambtenaren en andere vooraanstaande Nederlanders gerekend.7 En, wat ik natuurlijk ook belangrijk vind om te vermelden: de elite in de zeventiende eeuw, Burke, maar ook Huizinga merken dat op, bestond uit louter mannenclubs. Daarin is bij de elite in onze tijd heel duidelijk verandering gekomen. Dankzij de inzet van vrouwen als Aletta Jacobs in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw en Joke Smit in onze tijd.
Voorchristelijke elementen Ik communiceer verder met de tekst van Burke. Ik wil vanuit mijn onderzoek rondom die tekst iets toevoegen aan de bijzondere positie van Venetië en Amsterdam. Ik ben van mening dat de overeenkomst die Burke signaleert in het katholiek zijn van Venetië enerzijds en het protestants zijn van Amsterdam anderzijds, ingewikkelder ligt dan alleen hun kerkelijke achtergrond. Daarvoor heb ik twee aanwijzingen die beide met belangrijke momenten in de ontstaansgeschiedenis van de stad hebben te maken. In de zevende eeuw trokken de bewoners zich in het gebied van wat nu Venetië is, terug in het centrum van de lagune. De invallen van de barbaren duurden voort. Tegelijkertijd zochten de bewoners naar een eigen identiteit. Deze kreeg vorm in 828 na het begin van onze jaartelling, Venetiaanse kooplieden stalen in Alexandrië, Egypte, het stoffelijk overschot van de evangelist Marcus. Venetië had tot dan de Byzantijnse Theodorus als patroonheilige. Met de komst van Marcus was Theodorus overbodig geworden. Op deze manier maakte Venetië zich zelfstandig en los van Constantinopel. Het Oost-Romeinse Rijk had Venetië steeds als een deel van hun provincie behandeld. Voor de nieuwe patroonheilige werd een schitterende basiliek gebouwd. Venetië verzelfstandigde niet alleen tegenover de Oosterse kerk, maar ook ten opzichte van de Westerse. Venetië bleef baas in eigen huis. Het ‘papistische’ Rome werd op afstand gehouden. In de eigen manier van katholiek-zijn van de Venetianen zijn echter ook sporen te vinden van voorchristelijke religieuze elementen. Een belangrijk element daarvoor zie ik in het tot 1796, het einde van de Venetiaanse Republiek, jaarlijks terugkerende ritueel de Sposalizio del Mare, het huwelijk van Venetië met de zee. Dit was de symbolische jaarlijkse vernieuwing van de vereniging van de stad met de zee. De Bucintoro, de officiële gondel van de Doge, het gouden schip, verscheen in vol ornaat. Het schip bracht de Doge vanaf de kade aan de Piazetta tot aan het zeegat van het Lido. In de rug 7
Sieth Delhaas, “Een handjevol vrouwen van een uitstervende generatie…”. Een onderzoek naar de reacties van de overheid op protesten van oudere vrouwen tussen 1989 en 1995 (Vught 2003) 6; James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (3e, ongewijzigde druk; Amsterdam 1999) 10.
7
van de troon waarop de Doge zat was een opening. Hierdoor gooide de Doge een gouden ring in zee onder het uitspreken van de woorden: ‘We huwen je, o zee, als teken van echte en eeuwige soevereiniteit.’ Sinds enkele decennia, zo vermeldt een toeristische brochure, voltrekt een rooms-katholieke geestelijke dit ritueel. Dat hebben we al vaker gezien dat de kerk voorchristelijke rituelen gebruikt om haar eigen macht te bevestigen. Bij Amsterdam ontdekte ik iets dergelijks. Ondanks allerlei nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld de overheersing door Spanje met zijn dwang tot katholicisme, en de komst van het protestantisme vanaf de zestiende eeuw, is er tegelijkertijd een vasthouden aan een eigen identiteit die terugverwijst naar voorchristelijke symbolen.8 Ik werd me daarvan toevallig bewust – het toeval speelt altijd een verrassende rol bij wetenschappelijk onderzoek – bij de verschijning van het boek Sacrale geometrie.9 De recensie in het dagblad Trouw begint als volt: ‘Om de bouw van het stadhuis van Amsterdam in 1648 te dwarsbomen hadden de gereformeerden op die plek alvast de fundamenten laten heien van een daar geplande kerktoren.10 Volgens professor Gout, medeauteur van het zoek, zit het stadhuis van Amsterdam vol religieuze symbolen die via de Griekse mythologie uit het oude Egypte afkomstig zijn. Een christelijk symbool zal men er niet vinden. Burgers hadden er vrije toegang, net als tot de Nieuwe Kerk. Het stadhuis werd daarom door de gereformeerden als een regelrechte concurrent ervaren van de zojuist verrezen Nieuwe Kerk die er vlak naast lag en nog ligt. Gout wijst er op dat de Griekse godinnen in de Burgerzaal de essentiële waarden van het bestaan van de zeventiende eeuwse elite symboliseren. ‘Het sprak’, aldus Gout, ‘de Amsterdamse elite meer aan dan de christelijke God.’ Deze uitspraak van Gout over de Amsterdamse elite en het voorchristelijke ritueel dat de burgers van Venetië tot het eind van de achttiende eeuw jaarlijks vierden, roepen bij mij allerlei vragen op. Die laat ik hier nu liggen.
Valt er iets te leren? Tot slot. Aan het begin van dit referaat heb ik de vraag gesteld: kunnen we iets leren van de normen en waarden van de Venetiaanse en Amsterdamse elites in de zeventiende eeuw? Waarden en normen zouden belangrijk genoeg zijn om overgenomen te worden door het volk. Wat Amsterdam betreft: boeken, geschiedenisboeken, de klassieken waren belangrijk. Het bijhouden van nieuwe ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied. Tolerantie. Welke waarden zijn belangrijk voor onze hedendaagse elites? Denk aan de definitie die ik hierboven van hedendaagse elites geef. Hoe belangrijk zijn deze waarden om over te dragen
8
Catherine Dupres, Venetië (Brussel 2003) 18-21, 67.
9
Nigel Penninck en prof. Ir. M. Gout, Sacrale geometrie (uitgeverij Synthese 2004).
10
Velde, Koert van der ‘Een leslokaal voor Jan met de pet’, Trouw, 14.8.2004.
8
aan de burgers? Aan volgende generaties? Hoe wordt dit uitgedrukt in de verdeling van aandacht voor informatie, beleid en verdeling van overheidsgeld? Om maar iets te noemen. Valt er van de elite in onze tijd iets aan waarden te leren? En wat de discussie met de tekst van Burke betreft: wie verder kijkt dan wat al vast ligt, doet bijzondere ontdekkingen.
9