WAAR MAG IK OP HOPEN? Het leven vlak voor en na de dood bij Ricoeur, Luther en Stolp
door: Ignace Frénay
Auteur: I.P.M. Frénay, studentnummer PThU: P-1746 / RUG: S-0934267 Essay ter afsluiting van de PThU-cursus ‘Tot het einde toe levend’, nummer GPAO-1415-30B, in het kader van de verplichte Permanente Educatie voor predikanten, cyclus 2011-2016. Aantal ECTS: 2. Docenten: Prof. dr. F. de Lange, prof. dr. Th.A. Boer, prof. dr. J. Hoek, prof. dr. M.N. Walton. Mensingeweer, mei 2015
Verheug je op de liefde die je wacht Wees niet bang voor de reis die begint met de dood. De liefde van de engelen zal je dragen. En gestorven geliefden die je zijn voorgegaan, staan klaar om je te begeleiden en tot steun te zijn. Wees niet bang voor de reis die begint met de dood. Een liefde, groots en verwarmend, zal je omhullen, zodat je het gevoel zult krijgen: eindelijk ben ik thuis. Deze liefde, ze zal je vanaf het eerste begin omhullen zodat je voeten als vanzelf een weg vinden om te gaan. Wees niet bang voor de reis die begint met de dood. Alles wat je aan inzicht, wijsheid en begrip op aarde hebt verworven, zal er honderdvoudig gezegend worden en je rijk en gelukkig maken. Wees niet bang, maar verheug je op de Liefde die je als een zon zal verwarmen, als een moeder zal troosten en als een vader beschermen. Wees niet bang, maar verheug je op de Liefde. door Hans Stolp (2013, p.6)
2
VOORWOORD
In de cursus ‘Tot het einde toe levend’ was het uitgangspunt telkens: ‘Living up to death, one cannot experience one’s own death. Therefore, never consider someone dying as moribund’ 1.Levenskunst wordt zo verbonden met stervenskunst, en zo lang er leven is, is er hoop. Maar wat is de hoop van de stervende? Volgens Martin Walton (college 13 januari 2015) is de vraag “Waar hoopt u op?” een van de belangrijkste vragen die de pastor kan stellen aan het ziekbed van de stervende. In dit korte werkstuk leg ik enkele inzichten van Paul Ricoeur, Martin Luther en Hans Stolp naast elkaar. Met name de visie van Hans Stolp2 intrigeert me, omdat die een andere benadering kiest dan de klassiek-theologische: hij hangt het esoterisch christendom aan, en laat zich inspireren door de antroposofie van Rudolf Steiner. Zelf voel ik mij daar ook mee verwant, - ik ben 14 jaar leraar Frans geweest aan een Vrijeschool - , en ik zou hier willen onderzoeken wat de verschillen en overeenkomsten zijn met de klassieke visie, en of ze elkaar uitsluiten of aanvullen. Ik bespreek daartoe enige kenmerken uit de besproken literatuur. Voor mij als pastor is dit een belangrijk thema, omdat ik bij mij in de gemeente onvrede ontmoet over de klassieke inzichten over het hiernamaals, en een grote belangstelling voor alternatieve benaderingen. Zo heb ik al een gespreksgroep ‘Karma en reïncarnatie’ gehad – op verzoek van gemeenteleden zelf -, en behandelen we op gespreksavonden thema’s als bijna-dood-ervaringen (aan de hand van Pim van Lommel3), en paranormale begaafdheid. Ik zou het al heel wat vinden, wanneer in de kerk ruimte is voor een gesprek over de verschillende benaderingen, zonder dat het tot een (ver)oordelen komt. Onbevooroordeeld kennisnemen van diverse zienswijzen draagt daar aan bij.
Mei 2015
Ignace Frénay
1
De Lange,2014,p.1 (voor de titels: zie lit.lijst, p.8 )
2
Stolp, 2011 Van Lommel, 2007
3
3
INLEIDING
Carlo Leget (2008, p.101) onderscheidt vijf (“wijdverbreide“) mogelijkheden waarop mensen omgaan met existentiële vragen over het leven na de dood: -
-
we kunnen niets met zekerheid zeggen over een leven na de dood; we houden de mogelijkheid van een leven na de dood in theorie open, maar gaan er toch maar van uit dat dit geen reële optie is (deze positie lijkt me innerlijk tegenstrijdig –IF); vanuit innerlijke overtuiging zegt men dat er is wel degelijk een hiernamaals is (subjectieve variant); vanuit de religieuze traditie waartoe men behoort zegt men dat er een hiernamaals is (objectieve variant) uiteindelijk weten we niets over wat er na de dood is en we houden de grenzen van ons weten open.
Deze indeling vind ik niet helder. Ik kom in de (pastorale) praktijk de volgende posities tegen: -
ik geloof wel dat er iets (of Iets) is, maar kan er verder eigenlijk zeggen (agnosticisme); er is niets, misschien word wat ik geleefd heb opgenomen in het van God’ (Ricoeur); (on)persoonlijk voortbestaan: opgenomen worden in het Eeuwig persoonlijk voortbestaan: ik ga naar de hemel (of naar de hel) – zus’ armen; dit is de klassiek-gelovige positie (Luther) ik krijg een herkansing (Karma en reïncarnatie - Hans Stolp).
niks over ‘geheugen licht; veilig in Je-
In dit werkstuk ga ik in op de posities van Ricoeur, Luther en Stolp.
§ 1.
RICOEUR – GEEN TROOST DOOR HET HIERNAMAALS
In het postuum uitgegeven werk Vivant jusqu’à la mort (2007) schetst Ricoeur in grote en niet altijd consistente lijnen zijn gedachten over leven en dood. Hij gelooft niet in een hiernamaals: hij ziet dit als een soort verdubbeling van dit leven. In de woorden van De Lange (2014, p.16): “He dismantles the narcissistic desire to continue existing, courageously thinking through the fears and hopes of those who have to die and who cannot or do not want to believe that they will live on in a personal afterlife.” De tekst van Ricoeur kan daarom beschouwd worden als een krachtig getuigenis van een rouwproces (De Lange 2014, p.6). Ricoeur poogt zich z’n dood voor te stellen door de ogen van anderen, en zijn doel is de liefde voor het leven aan hen door te geven. In het stervensproces verschijnt het Essentiële dat door de taal heenbreekt, en degene die naast de stervende staat is de getuige van het Essentiële. Maar wat is dit? Volgens Ricoeur/De Lange is de transcendentie van het Essentiële immanent, geen openbaring van een metafysische bovenwereld, maar de manier waarop de levenskracht zichzelf manifesteert in de persoon die tot het einde toe levend is (De Lange 2014, p.8). Het is het Leven in het leven; en dat is Opstanding. Dat kan alleen wanneer men door het rouwproces heen is gegaan: 4
[Deux lignes de pensée:… a)] L'accomplissement jusqu'à son terme du travail de deuil: l'exercer aux dépens de l'attachement a soi. Le «détachement», selon Maïtre Eckhart, poussé jusqu'au renoncement aux projections imaginaires du soi identitaire après la mort propre: le même (indifféremment idem et ipse ?) dans le même temps, celui de la propre vie avant la mort et celui des sur-vivants qui me survivront: voila ce qui est à perdre. La mort est vraiment la fin de la vie dans le temps commun a moi vivant et a ceux qui me survivront. La survie, c'est les autres. (Ricoeur 2007, p.75/76, vetgedrukt door mij - IF)
Dit rouwproces, deze ars moriendi, staat echter niet op zichzelf, maar heeft als doel: “le transfert sur l ‘autre de l’amour de la vie”. Hiermee wijst Ricoeur, aldus De Lange, een weg in de geestelijke zorg voor wie hun geloof in een hiernamaals zijn kwijtgeraakt. Toch worstelt Ricoeur ook telkens met wat blijft, en wat de uiteindelijke zin van het leven is. Rien n'est perdu de ce qui a été. Signification minimale: nul ne pourra faire que cet être n'ait pas existé. Mais a cette signification manque la grace du sens préservé. Ne pas avoir existé en vain: « du point de vue de Dieu» (?) est vrai ce que l'imaginaire projette comme providence protectrice, épargnante - à savoir: nul cheveu de ta tête ne tombe que Dieu ne l'ait consenti. Cela veut dire: tout fait sens, rien n'arrive en vain. Schème? inscription dans la mémoire de Dieu. … Peut-être peut-on ajouter: reprise du paradoxe «les premiers seront les derniers »: dans la préservation de l'avoir-été ceux qui en apparence ont le moins « reçu » et « donné » recevront plus. On garde ainsi quelque chose de l'idée de réparation des injustices dans une autre vie. Thème qui a motivé bien des plaidoyers pour la survie. Mais le penser autrement que survie du même. Inscription corrective dans l'Éternel. (Ricoeur 2007, p.82/83, vetgedrukt door mij - IF)
M.i. haalt hij met deze zinnen toch weer iets binnen van een toekomstverwachting over de dood heen. Ik kom bij de bespreking van Hans Stolp terug op dit idee van “réparation des injustices dans une autre vie”.
§ 2.
LUTHER- VOORBEREIDEN OP DE ONTMOETING MET DE HEER
Inhet onderstaande parafraseer ik geregeld, en zonder verdere bronvermelding Jan Hoek, 2015. Luther schreef in 1519 voor Frederik de Wijze een preek over de voorbereiding op het sterven. Hij staat daarmee in de traditie van de Middeleeuwse ars moriendi van b.v. Caspar Olevianus (1536-1587), duidelijk gericht op het hiernamaals: ‘Ik wilde dat mijn reis tot Godt niet lang wierde uitgestelt; ik begeer ontbonden, ende met mynen Christus te zyn.’ Luther nam als voorbeeld: Von der Nachfolge des willigen Sterbens Christi, door Johann von Staupitz, uit 1515. ‘Von Staupitz benadrukt dat de stervende zich sterk dient te concentreren op Christus, hij moet leren sterven zoals de Heer (imitatio passionis Domini). Het gaat om indringend mediteren over de passie van Jezus en Hem stap voor stap navolgen. Zo zullen goede machten de stervende omgeven: de engelen, de heiligen met hun voorbede, moeder Maria. In liefde en vertrouwen sterven is het laatste goede werk dat van de christen gevraagd wordt en wat door Gods genade kan worden volbracht.’ (vetgedrukt van mij - IF).
5
Luther geeft vele, ook praktische aanwijzingen voor wat de stervende te doen staat in de laatste levensfase. Hij moet zijn leven hier écht afronden, een testament maken, om vergeving vragen enz. Hoe kijkt Luther aan tegen de dood? Het is een nieuwe geboorte: zoals we via een nauw geboortekanaal geboren worden in deze wereld, met alle pijn en doodsgevaar die daarmee gepaard gaan, zo gaan we op dezelfde manier door de engte heen naar de wijde en vreugdevolle nieuwe wereld van God. „Es geht darum, das Dunkel des Todes schon im Voraus zu überwinden durch den Blick auf das Licht, das auf den Glaubenden zukommt“. De stervende moet zich het schrikbeld van de hel voorstellen, maar meer nog Christus, als beeld van de genade. In het geloof weet de stervende dat hij niet alléén de laatste gang hoeft te gaan. De engelen, de heiligen, de moeder Gods zelf dragen hem. In het sterven wordt de gemeenschap der heiligen ervaren. Jan Hoek citeert Paul Althaus: „Der Ort, da wir unsere Entschlafenen und uns selber im Tode wissen dürfen, ist Gottes in seinem Worte mir begegnende Liebe, die mich hält und bewahrt zum neuen Leben. Mehr braucht man nicht zu wissen.“ Bij Luther is er dus duidelijk sprake van een (positieve) toekomstverwachting die het stervensproces kleurt en zin verleent.
§ 3.
HANS STOLP – NIEUWE RONDE, NIEUWE KANSEN
Om de positie van Hans Stolp te begrijpen, is het van belang om te weten van wat voor mensbeeld4 hij uitgaat. In navolging van de grondlegger van de antroposofie, Rudolf Steiner, is er bij Stolp geen sprake van de gebruikelijke tweedeling van lichaam en ziel, maar van een driegeleding van lichaam, ziel en geest. Vooronderstelling is het bestaan van een geestelijke wereld (binnen een exitusreditus-schema). Er is niet alleen sprake van een voortbestaan van de geest na de dood, maar ook van een vóór-bestaan (pre-existentie). Het wezen van de mens, zijn geest, is eeuwig, en bekleedt zich in dit leven met een lichaam en een ziel. Dit leven is een leerschool, en de resultaten daarvan nemen we mee naar volgende levens. Karma (=het zelfgekozen levenslot) en reïncarnatie zijn dus nauw verbonden. Leven en dood verhouden zich tot elkaar als waken en slapen. Voor alle duidelijkheid: reïncarnatie wordt hier gezien als een voortgaande ontwikkeling; men zal b.v. niet als slak terugkeren als men zich in dit leven aan de ondeugd van de traagheid heeft bezondigd, zoals dat in het Hindoeïsme wel denkbaar is, maar wel zal men na de dood spijt krijgen (als men dat niet al in dit leven heeft), en zich voornemen om het ‘de volgende keer’ beter te doen.
4
Het is uiteraard onmogelijk om in dit bestek recht te doen aan het samenhangende geheel van de antroposofische levensbeschouwing in relatie tot het christelijk geloof. Zie daarvoor b.v. Wim Schuwirth, Eerst zien. Christelijk geloof en inzichten van Rudolf Steiner. Kampen 1996. Dr.J.Verkuyl bestrijdt de inzichten van Steiner in: Antroposofie en het Evangelie van Jezus Christus. Kampen 1986
6
Maar eerst de periode van het sterven. Hans Stolp benadrukt evenals Luther dat wij in die fase omgeven zijn door goede machten, engelen en heiligen (zie boven, p.5), die de stervende helpen om zijn leven hier af te ronden. De reis die de stervende nu gaat afleggen is de transformatie van een aards mens tot een geestelijk wezen (Stolp 2013, p.17). Die transformatie is een stervensproces dat in zekere zin al bij de geboorte begint, en niet pas op het ziekbed. Op die weg worden uiteindelijk lichaam en ziel volledig afgelegd, het enige wat overblijft is de geest, samen met het resultaat van het hier op aarde geleefde leerproces. Vlak na het sterven is er de terugblik, waarin de mens zijn aardse leven beschouwt 5, en ziet en voelt wat door hem aan anderen is aangedaan, aan goed en kwaad (vgl. Mt.25). Dit oordeel wekt het verlangen om het een volgende keer beter te doen. De mens ontmoet mét dit voornemen Christus, die deze zelfgekozen opdracht zegent en sanctioneert. Het stervensproces heeft ook hier de bedoeling los te laten, af te ronden, vergeving te krijgen, dankbaar te zijn voor wat geslaagd is, en vrede te hebben met wat onaf is.
§ 4.
Slotbeschouwing
In dit korte werkstuk kon ik slechts kort ingaan op de behandelde auteurs. Niettemin hoop ik dat ik ze naar hun bedoeling recht heb gedaan. Het geheel overziende is het bij alle drie de auteurs van belang om het stervensproces goed te gebruiken, maar ze verschillen wel in het antwoord op de vraag: “Waar mag ik op hopen?” Ricoeur is degene die het meest consequent afziet van een geloof in het hiernamaals; hij probeert de zin van het sterven te vinden in het overdragen van de liefde voor het leven op de nabestaanden. Bij Luther mag ik mij vertrouwvol overgeven in de handen van God die mij in Christus genadig is en vergeving schenkt, en bij Stolp is er sprake van een ‘wordt vervolgd’: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Alle drie de inzichten spreken mij aan, en ik zou ze niet tegen elkaar uit willen spelen. Alle drie bieden ze een zinvolle levensvisie. Ricoeur staat het dichtst bij het huidige levensgevoel, waarin het geloof in een hiernamaals is verdampt. Maar hij ontkomt m.i. niet helemaal aan een visie op het leven na de dood: als hij het over l’Essentiel heeft, dan haast hij zich dit transcendente begrip immanent moet maken. En zijn ‘inscription dans la mémoire de Dieu’ is zuiver transcendent. Dat kan troost bieden voor wie sterft. Luther heeft een handleiding geschreven in de vorm van een preek die mensen confronteert met de eindigheid van hun bestaan én met de genade van God. Zijn visie kan de angst verminderen en de hoop op een toekomst bij God levend houden.
5
Deze zienswijze wordt bevestigd door wat Pim van Lommel (2007, p.60v) optekent uit de mond van patiënten die een BDE hebben gehad.
7
Stolp geeft m.i. met zijn visie een impliciet antwoord op de vraag die Ricoeur stelt naar de “réparation des injustices dans une autre vie” en de “inscription corrective dans l'Éternel”. (zie boven, p.5). De vraag naar het onbestrafte kwaad en de gerechtigheid Gods wordt door deze visie overtuigend beantwoord. En net als bij Luther is voor hem de dood een nieuwe geboorte. Gods vergeving krijgt gestalte in ‘nieuwe ronde, nieuwe kansen’. Ik realiseer me dat ik geen bijbelse gegevens heb gebruikt bij de beoordeling van deze standpunten, maar daarvoor is de opzet van dit werkstuk te beperkt. Ik zou dat t.z.t. nog wel eens willen uitwerken. Met name I Kor.15 zou daarbij voor mij leidend zijn. Kortom: “Waar mag ik op hopen?” – Er is leven na de dood!
------------------
LITERATUUR: Jan Hoek, Luther en de voorbereiding op het sterven, Powerpointpresentatie bij de PE cursus ‘Tot het einde toe levend’. Groningen, 2015. Frits de Lange, ‘Affirming Life in the Face of Death: Ricoeur’s Living Up to Death as a modern ars moriendi and a lesson for palliative care’. In: Medicine, Health Care and Philosophy (2014)17:509–518 – In onze reader (en in mijn verwijzingen) hernummerd als p.1-19. Carlo Leget, Van levenskunst tot stervenskunst. Over spiritualiteit in de palliatieve zorg. Tielt 2008. Hoofdstuk 3: Het ars-moriendimodel. Pim van Lommel, Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna-doodervaring. Utrecht 2007 Martin Luther, Sermon von der Bereitung zum Sterben, 1519 Hans Stolp, Wat gebeurt er als je doodgaat? Utrecht 2013. Verantwoording van zijn inzichten en uitgangspunten legt hij af in: idem, Waar haal je het vandaan? Mijn weg naar het esoterisch christendom. Utrecht 2011
8