W E
- gevers - nemers - bedrijf
R
- plein
K
- tafel
- kamer
Servicepunt Werk
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ................................................................................................................ 1 1.1.
Leeswijzer....................................................................................................... 1
2.
Waarom een nieuwe wet? ....................................................................................... 3
3.
Hoe is het nu geregeld? ......................................................................................... 4
4.
3.1.
Wet werk en bijstand....................................................................................... 4
3.2.
Wet sociale werkvoorziening ........................................................................... 4
3.3.
Wajong ........................................................................................................... 5
3.4.
Re-integratie in de regio ................................................................................. 5
Wat gaat er veranderen? ......................................................................................... 7 4.1.
Sociaal Akkoord .............................................................................................. 7
Werkbedrijf ............................................................................................................ 7 125.000 banen ...................................................................................................... 9 4.2.
Participatiewet ................................................................................................ 9
Gewijzigde wetten ................................................................................................. 9 Nieuw Beschut Werk............................................................................................. 10 Loonkostensubsidie ............................................................................................. 11 5.
Over wie hebben we het?...................................................................................... 12 5.1.
6.
Doelgroepen ................................................................................................. 13
Wat gaat kost dit de gemeenten nu? ..................................................................... 15 6.1.
Huidige situatie............................................................................................. 15
6.2
Huidige inkomsten ........................................................................................ 16
6.3
Financieel perspectief ................................................................................... 16
6.4 7.
Financiële prioritering van de doelgroepen .................................................... 17
Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?............................................................... 21 7.1.
Servicepunt Werk .......................................................................................... 21
Samenbrengen taken in Servicepunt Werk ............................................................ 22 Consequenties ..................................................................................................... 23 Specifieke aandachtspunten ................................................................................. 24 7.2.
3D-samenhang ............................................................................................. 24
7.3.
Oegstgeest en Wassenaar.............................................................................. 24
8.
Voorstel beslispunten .......................................................................................... 26
9.
Afkortingenlijst .................................................................................................... 28
Bijlage 1 Participatiewet, inkomensondersteuning en uitvoeringsmodellen .................. 29 Bijlage 2 – Participatiewet, re-integratie, Werkbedrijf en Werkgeversservicepunt ......... 30
1. Inleiding Op 1 januari 2015 gaat de nieuwe Participatiewet in. Hiermee wil het kabinet één regeling realiseren voor alle mensen die kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben. In de Participatiewet worden de Wwb (Wet werk en bijstand), de Wsw (Wet sociale werkvoorziening) en een deel van de Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) samengevoegd. De doelgroep wordt verruimd en de gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er fors bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De Participatiewet heeft – ook voor de Duin- en Bollenstreekgemeenten aanzienlijke gevolgen op het gebied van sociale werkvoorziening, re-integratie en inkomensondersteuning. Gemeenten moeten keuzen maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien. De gemeenten in de Duin- en Bollenstreek werken samen aan de voorbereiding van de Participatiewet. In deze notitie worden de eerste lijnen geschetst voor de uitvoering van de Participatiewet. De uitvoeringsorganisaties van de huidige wetten (MareGroep, ISD Bollenstreek en het team Werk en Inkomen gemeente Katwijk) maken onderdeel uit van de voorbereidingsgroep. Ook de gemeenten Oegstgeest en Wassenaar (twee gemeenten die mede zijn aangesloten bij de (MareGroep) Gemeenschappelijke Regeling Kust- Duin en Bollenstreek) worden nauw betrokken bij de voorbereidingen. Het voorbereidingstraject is nu zover dat er zicht bestaat op de doelgroepen en de mogelijke uitvoeringsvarianten. De portefeuillehouders stellen voor om de reintegratietaak van de Participatiewet in één (subregionale) uitvoeringsorganisatie onder te brengen. De notitie mondt uit in dit voorstel, waarvan het de bedoeling is dat elke regiogemeente dit ter besluitvorming voorlegt aan het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad.
1.1.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de Participatiewet toegelicht. Welke problemen wil het Rijk oplossen met deze nieuwe wet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de uitvoering van de Wwb, Wsw en Wajong door
In hoofdstuk 4 wordt uitgelegd wat er nu gaat veranderen. Welke gevolgen heeft de Participatiewet voor de huidige wetten en uitvoeringsorganisaties? Over wie het nu precies gaat, wordt in hoofdstuk 5 uitgelegd. De mensen die onder de Participatiewet vallen zijn verdeeld in acht verschillende doelgroepen. De doelgroepen
Hoofdstuk: Inleiding
de huidige uitvoeringsorganisaties.
1
worden beschreven en toegelicht met een voorbeeld. Er is een prioritering aangebracht in de doelgroepen. De reden voor de prioritering wordt in 5.2 toegelicht. Hoofdstuk 6 geeft inzage in het beschikbare budget voor de komende periode. De inkomsten voor de gemeenten worden vergeleken met de kosten van de afgelopen jaren. De toekomstige uitvoeringsorganisatie voor de Participatiewet wordt in hoofdstuk 7 beschreven. Het gaat hierbij om de re-integratietaak van de Participatiewet in casu het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling. De inkomensondersteunende taak (het verlenen van een bijstandsuitkering) blijft georganiseerd zoals het beschreven is in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 7 wordt ook toegelicht hoe de decentralisatie van Werk samenhangt met de andere twee decentralisaties (Jeugd en Zorg).
Hoofdstuk: Inleiding
In het laatste hoofdstuk (8) staan de beslispunten uit deze notitie.
2
2. Waarom een nieuwe wet? De arbeidsmarkt moet toegankelijker worden voor mensen met een beperking. Iedereen moet de mogelijkheid krijgen om een baan te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Te veel mensen blijven in de huidige regelingen, Sociale Werkvoorziening (Wsw) en Wajong, zitten en stromen niet uit naar een reguliere baan. Ook de uitstroom uit de Wet werk en bijstand (WWB) kan verbeterd worden. De Rijksoverheid verwacht dat, na de huidige recessie, de vraag naar arbeidskrachten toeneemt. Om aan deze vraag te voldoen is het belangrijk dat iedereen die mee wil doen, mee kan doen. Het rapport1 Naar een toekomst die werkt uit 2008 adviseerde hoe meer mensen aan het werk kunnen worden gebracht en hoe de werking van de arbeidsmarkt kan worden verbeterd. Dit rapport vormde een van de grondslagen voor de ‘Wet Werken naar Vermogen’. Het wetsvoorstel ‘Werken naar Vermogen’ werd februari 2012 ingediend bij de Tweede Kamer. Het kwam echter niet tot een stemming, omdat het kabinet Rutte I in april 2012 demissionair werd. Eind 2013 werd een gewijzigd voorstel van de ‘Wet Werken naar Vermogen’ ingediend, met de titel ‘Participatiewet’. Op 20 februari 2014 heeft de Tweede Kamer met de Participatiewet ingestemd. De Eerste Kamer bespreekt op 24 juni de Participatiewet [De planning is erop gericht het
voorstel, eventueel gezamenlijk met het voorstel Wet werk en bijstand, op 24 juni 2014 plenair te behandelen, link]. De verwachting is dat de Participatiewet op 1 januari 2015 in werking treedt. De gedachte achter de Participatiewet is, uitgaan van de eigen kracht van mensen en ondersteuning bieden waar het nodig is. Het doel is: alle mensen doen volwaardig mee levensonderhoud en zijn op andere manieren maatschappelijk actief.
1
Naar een toekomst die werkt, Advies Commissie Arbeidsparticipatie, 16 juni 2008
Hoofdstuk: Waarom een nieuwe wet?
aan de maatschappij. Zij hebben een baan, kunnen voorzien in hun eigen
3
3. Hoe is het nu geregeld? In dit hoofdstuk wordt de uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) beschreven.
3.1.
Wet werk en bijstand
De uitvoering van de Wet werk en bijstand is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Op 1 januari 2004 is de Wwb ingevoerd. De sociale dienst voert de Wwb uit, zij betalen de uitkeringen uit en begeleiden mensen naar een betaalde baan. Dit gebeurt door werkzoekenden opleidingstrajecten aan te bieden. En bij werkgevers te informeren naar hun personeelsbehoeften en de werkzoekenden hierop aan te laten sluiten. De gemeenten Katwijk en Oegstgeest voeren de werkzaamheden voor de Wet werk en bijstand uit binnen de eigen gemeentelijke organisatie. De gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen hebben zich verenigd in de gemeenschappelijke regeling ISD Bollenstreek. ISD staat voor Intergemeentelijke Sociale Dienst. De afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Wassenaar is ondergebracht bij de gemeente Leidschendam-Voorburg.
3.2.
Wet sociale werkvoorziening
De verantwoordelijkheid voor de Wet sociale werkvoorziening ligt bij de gemeenten. Zij ontvangen een bijdrage van het Rijk waarvoor zij werkplekken moeten realiseren. De Rijksbijdrage is verbonden aan een taakstelling voor het aantal te realiseren werkplekken. Als de gemeente deze taakstelling niet realiseert, moet dat deel worden
De uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening wordt voor alle gemeenten2 gedaan door MareGroep NV. De gemeenten zijn aandeelhouder van MareGroep NV via de Gemeenschappelijke Regeling Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB). De sociale werkvoorziening is opgericht voor mensen met een beperking die niet in een reguliere baan konden werken. In de loop van de jaren heeft de sociale werkvoorziening haar werkzaamheden uitgebreid en is het accent verschoven van productiewerkzaamheden groenvoorziening naar detachering en begeleid werken.
2
Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Wassenaar.
Hoofdstuk: Hoe is het nu geregeld?
terugbetaald.
4
3.3.
Wajong
Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wajong-regeling. Zij beoordelen welke jongeren in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering, betalen de uitkeringen en zoeken werkplekken voor Wajongers.
3.4.
Re-integratie in de regio
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat meerdere organisaties in de Duin- en Bollenstreek werkgevers benaderen voor hun cliënten. De sociale diensten met de Wwb’ers, de sociale werkvoorziening voor de Wsw’ers en het UWV voor de Wajongers en mensen met werkloosheidsuitkering (WW’ers). Hieronder volgt een uitgebreidere beschrijving van de activiteiten van de verschillende organisaties bij het re-integreren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Van het personeelsbestand van MareGroep (850 Wsw-medewerkers) werkt 32% gedetacheerd bij een regulier werkgever en is 9% werkzaam binnen de regeling begeleid werken (in dienst bij een werkgever met subsidie en begeleiding vanuit MareGroep). In totaal zijn er 190 verschillende werkgevers binnen de regio waar medewerkers van MareGroep werkzaam zijn. De overige medewerkers zijn werkzaam binnen diensten groenvoorziening en postbezorging 23%, facilitair 6% en binnen productie (beschut) 30%. MareFlex B.V. is de dochteronderneming van MareGroep die commerciële trajecten uitvoert voor verschillende opdrachtgevers, zoals: Work first trajecten voor de ISD Bollenstreek en de gemeente Katwijk, sociale activering voor het UWV en arbeidsdeskundige adviezen over re-integratie aan bedrijven/organisaties en uitvoering trajecten in kader van de Wet verbetering poortwachter.
werkgevers, het acquireren van nieuwe werkgevers en het genereren van arbeidsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, met de nadruk op kandidaten in het kader van begeleid werken. De accountmanagers zijn lid van alle (overkoepelende) ondernemersverenigingen in deze regio en wonen de bijeenkomsten daarvan bij. Zowel MareGroep als MareFlex zijn in het bezit van het keurmerk VCU (veilig uitzenden van medewerkers). MareFlex is in het bezit van het keurmerk Blik op Werk (keurmerk van de re-integratiebranche), is lid van OVAL (brancheorganisatie) en is een door het UWV erkende jobcoachorganisatie.
Hoofdstuk: Hoe is het nu geregeld?
De afdeling account en verkoop is belast met het onderhouden van het netwerk van
5
De klantmanagers van de Gemeente Katwijk voeren de re-integratietaak uit. Bij het uitvoeren van hun re-integratietaak kunnen zij diverse instrumenten inzetten. Een deel van deze instrumenten wordt extern ingekocht. Hierbij wordt altijd individueel maatwerk geleverd. De klantmanager is de regiehouder van het ingezette traject. De ISD Bollenstreek heeft een afdeling re-integratie. De klantmanagers participeren in de door MareFlex uitgevoerde Work first trajecten (sollicitatietraining en intake), beheren een aantal werkgelegenheidsprojecten (repaircafé, heftruckproject, e.d.) en voeren individuele ‘bemiddeling naar werk’ trajecten uit. Werkgeversservicepunt Duin- en Bollenstreek. Voorsorterend op de mogelijke wetswijzigingen is in de loop van 2013 (in pilotvorm) gestart met het Werkgeversservicepunt Duin- en Bollenstreek (verder WGSP). Het WGSP wordt gevormd door de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest en Teylingen. De ISD Bollenstreek en MareGroep nemen ook deel. UWV is niet vertegenwoordigd, maar is gaandeweg nauwer betrokken. In het kader van de Participatiewet wordt in deze pilot gewerkt aan het opzetten van een vraaggerichte en uniforme dienstverlening voor werkgevers. Begin maart 2014 is er een evaluatierapport verschenen. Op basis daarvan is besloten het WGSP in de huidige vorm vooralsnog te continueren. Gemeente Oegstgeest werkt op het gebied van werk en inkomen, Wmo, economische zaken nauw samen met de Leidse regio, de deelname aan de GR KDB vormt hierop een uitzondering. Gemeente Wassenaar heeft haar afdeling Werk en Inkomen, samen met gemeente Voorschoten, ondergebracht bij gemeenten Leidschendam Voorburg, de deelname aan
Hoofdstuk: Hoe is het nu geregeld?
de GR KDB vormt hierop een uitzondering.
6
4. Wat gaat er veranderen? De Participatiewet heeft consequenties voor de bestaande wetten, Wwb, Wsw en Wajong, welke worden uitgewerkt in paragraaf 4.2. Het voorstel voor de Participatiewet is gewijzigd door het Sociaal Akkoord. Hierin werden praktische afspraken gemaakt tussen de sociale partners (werkgevers en werknemers) en het kabinet. Met deze afspraken moeten de gemeenten rekening houden bij het uitvoeren van de Participatiewet. Vandaar dat hieraan eerst aandacht wordt besteed.
4.1.
Sociaal Akkoord
Het kabinet en de sociale partners sloten in april 2013 het Sociaal Akkoord, hierin zijn afspraken gemaakt over de aanpak om zoveel mogelijk mensen een eerlijke kans te geven op werk en economische zelfstandigheid. In het Sociaal Akkoord is afgesproken dat er 35 regionale Werkbedrijven komen en dat er 125.000 extra banen komen voor mensen met een arbeidsbeperking. Werkbedrijf Alle gemeenten zijn wettelijk verplicht om een Werkbedrijf op te richten. Het Werkbedrijf staat in het Sociaal Akkoord en in hoofdstuk 3 van de Memorie van Toelichting op de Participatiewet. Met dit laatste heeft het een wettelijke status en daarmee meer gewicht gekregen.
-
gericht op de begeleiding naar werk van mensen met een beperking;
-
er komen 35 Werkbedrijven, die zorg dragen voor de plaatsing;
-
gemeenten hebben de lead en werken samen met UWV en sociale partners;
-
werkgevers hebben aangegeven dat zij op regionaal niveau betrokken zullen zijn bij de financiering van de Werkbedrijven;
-
lokale werkgevers nemen deel aan het bestuur van de Werkbedrijven, die met een commerciële inslag worden geleid.
Verdere uitwerking gebeurt door de sociale partners met gemeenten (VNG en Stichting van de Arbeid) in overleg in de zogenoemde landelijke ‘Werkkamer’.
Hoofdstuk: Wat gaat er veranderen?
De kaders voor het Werkbedrijf, zoals aangegeven met het Sociaal Akkoord, zijn:
7
In de toelichting op de Participatiewet is het volgende nog opgenomen over de Werkbedrijven: -
Kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de 35 Werkbedrijven bij de organisatie van beschut werk worden ingezet. Gemeenten betrekken bij het organiseren van beschut werk het Werkbedrijf.
-
Uitgangspunt bij de Werkbedrijven is te komen tot een praktische en werkbare invulling die gemeenten en bedrijven helpt en onnodige bureaucratie voorkomt. De uitwerking is erop gericht om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak voor bedrijven en mensen met een arbeidsbeperking te komen.
-
Het Werkbedrijf is vormvrij. In elke regio zal onder regie van het Werkbedrijf een aantal functionaliteiten worden aangeboden. Het gaat hierbij om activiteiten zoals de dienstverlening aan werkgevers, het zorgdragen voor een eenduidige inzet van instrumenten (zoals loonkostensubsidie, proefplaatsing en jobcoaching), de verstrekking van voorzieningen (zoals werkplekaanpassingen), de inzet van de no-riskpolis en het maken van afspraken over de organisatie van beschut werk. Het is aan de regio om te bepalen wie de uitvoering hiervan doet, er is ruimte voor regionale differentiatie.
Op 29 januari 2014 heeft de Werkkamer haar (eerste) uitgangspunten bekendgemaakt. Opgemerkt wordt dat het Werkbedrijf een bestuurlijk regionaal samenwerkingsverband is van regiogemeenten, werkgevers en vakbonden. Het Werkbedrijf heeft de rol van aanjagen, elkaar aanspreken en monitoren van voortgang van de (te maken dan wel gemaakte) regionale samenwerkingsafspraken. Van belang is daarbij o.a. om tevens verbinding te leggen met lopende initiatieven rondom de gezamenlijke en/of private partijen). De regionale uitvoering gebeurt onder regie van het Werkbedrijf door gemeenten, UWV, Sw-bedrijven, werkgevers- en werknemersorganisatie en/of private partijen. Hieruit kan (genoegzaam) geconcludeerd worden dat het niet in de lijn van de verwachtingen ligt dat het Werkbedrijf feitelijk uitvoerende taken verricht. Dit zal op een andere manier vorm moeten krijgen. Zoals aangegeven richt het Werkbedrijf zich op de begeleiding naar werk van mensen met een arbeidsbeperking. Mensen zonder arbeidsbeperking vallen niet onder de scope van het Werkbedrijf.
Hoofdstuk: Wat gaat er veranderen?
werkgeversdienstverlening (bijvoorbeeld werkgeversservicepunten van gemeenten, UWV
8
Verder is vermeldenswaard dat de Werkbedrijven vorm moeten worden gegeven op het niveau van de 35 arbeidsmarktregio’s. Voor ons is dat de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Door het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland worden op dit vlak al initiatieven ontplooid en ingestoken op de bovengenoemde lijn. De subregio’s worden hierbij nauw betrokken. Vanuit de Werkkamer zullen nog meer stukken verschijnen, op basis waarvan het (regionale) Werkbedrijf nadere vorm krijgt. 125.000 banen Werkgevers en overheid hebben toegezegd dat zij de komende jaren (tot 2020) zorgen voor 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Werkgevers zorgen voor 100.000 extra banen in 2020, de overheid voor 25.000 extra banen. Deze banen worden de ‘garantiebanen’ genoemd. In 2016 wordt voor het eerst gemeten of werkgevers en overheid voldoende banen hebben gerealiseerd. Is dat niet het geval dan treedt de quotumregeling in werking. Bedrijven zijn dan verplicht om een bepaald aantal mensen met een arbeidsbeperking in dienst te hebben. Mensen met een arbeidsbeperking komen met voorrang in aanmerking voor de 125.000 nieuwe banen. De garantiebanen zijn bestemd voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarbinnen geldt de eerste twee jaar een voorrangsregeling voor de huidige Wajongers en mensen met een Wsw indicatie die op de wachtlijst voor de Wsw staan. Het Werkbedrijf, hierboven beschreven, is verantwoordelijk voor het begeleiden van mensen met een arbeidsbeperking naar de garantiebanen. Hoe dat er in de praktijk gaat
4.2.
Participatiewet
Gewijzigde wetten De Participatiewet wijzigt de volgende wetten: 1) Wet werk en bijstand (Wwb) Deze wet wordt volledig opgenomen in de Participatiewet, waarmee de Wwb verdwijnt. 2) Wet sociale werkvoorziening (Wsw) Deze wet blijft bestaan voor mensen die op 1-1-2015 een Wsw-dienstbetrekking hebben of via de Wsw begeleid werken. Zij behouden hun wettelijke rechten en
Hoofdstuk: Wat gaat er veranderen?
uitzien is nog niet bekend.
9
plichten. Vanaf 1 januari 2015 stopt de instroom van nieuwe mensen in de Wsw. Op het moment dat alle huidige Wsw’ers gepensioneerd zijn, verdwijnt de Wsw. 3) Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze wet blijft bestaan voor alle mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn en voor de huidige Wajongers. De huidige Wajongers worden herkeurd op arbeidscapaciteit. Maar zij blijven onder de verantwoordelijkheid van het UWV en gaan niet over naar de gemeenten. Mensen die zich na 1 januari 2015 aanmelden voor een Wajong uitkering en waarvan wordt vastgesteld dat zij gedeeltelijke arbeidscapaciteit hebben, worden doorgestuurd naar de gemeenten. Zij kunnen een aanvraag indienen voor een bijstandsuitkering en een re-integratietraject. De gemeente controleert, voor het toekennen van een uitkering, of mensen voldoen aan de wettelijke voorwaarden. Het inzetten van re-integratie instrumenten gebeurt op basis van een beleidsplan en verordening. Voor de Duin- en Bollenstreek gemeenten moeten deze nog opgesteld worden. Nieuw Beschut Werk Dit is een nieuw instrument in de Participatiewet als tegemoetkoming voor het vervallen van het werken in de sociale werkvoorziening. Het is de keuze van een gemeente om dit instrument in te zetten (het is dus geen verplichting). Als gemeenten er voor kiezen om dit te organiseren, dan gaat dat in samenwerking met het Werkbedrijf. Nieuw Beschut Werk is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat instrument Nieuw Beschut Werk kan de gemeente deze mensen toch in een dienstbetrekking laten werken. Het UWV stelt vast of iemand in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen en of iemand zoveel begeleiding nodig heeft dat Beschut Werk voor de hand ligt. Na drie jaar wordt de loonwaarde opnieuw vastgesteld.
Hoofdstuk: Wat gaat er veranderen?
hij deze mensen in dienst neemt (veelal een loonwaarde van minder dan 30%). Met het
10
Loonkostensubsidie Om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen krijgt de gemeente de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken. De hoogte van de subsidie hangt af van de loonwaarde van de werknemer. De loonwaarde wordt op de werkplek vastgesteld op basis van een transparante en betrouwbare methode. De loonwaarde wordt elk jaar (en in geval van Nieuw Beschut Werk: elke drie jaar) opnieuw vastgesteld. De loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde. De subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De werkgever betaalt aan de werknemer cao-loon of als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon. Het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde komt voor de rekening van de gemeente. In de Holland Rijnland regio is een werkgroep gestart die een voorstel uitwerkt hoe loonkostensubsidie ingezet kan worden. Vanuit de subregio Duin- en Bollenstreek wordt daarin geparticipeerd. De voorstellen/adviezen van deze werkgroep zullen nauw worden betrokken bij de te vormen uitvoeringsorganisatie van de Participatiewet in de DB-
Hoofdstuk: Wat gaat er veranderen?
streek.
11
5. Over wie hebben we het? De Raad van State berekende in zijn advies over de Participatiewet dat de gemeentelijke doelgroep tot 2018 toeneemt met 94.000 mensen. Doordat de huidige Wajongers niet worden overgedragen aan de gemeenten zal dit eindtotaal lager uitvallen. Om een beeld te geven van de aantallen waarover we het hebben in de Duin- en Bollenstreek, staat hieronder een overzicht van de aantallen van maart 2014: Gemeenten
Aantal
Aantal
Aantal Wsw’ers
Totaal aantal
WWB’ers in
IOAW/IOAZ in
in 2014 (maart)
mensen
2014 (maart)
2014 (maart)
Hillegom
197
11
79
287
Katwijk
687
32
260
979
Lisse
173
12
79
264
Noordwijk
224
16
89
329
Noordwijkerhout
143
6
46
195
Teylingen
211
16
122
349
Totaal
1.635
93
675
2.403
Gemeenten
Aantal beroepsbevolking:
Totaal
Percentage van de
20-65 jaar in 2013
doelgroep
beroepsbevolking
Hillegom
12.345
287
2,32%
Katwijk
36.664
979
2,67%
Lisse
13.009
264
2,03%
Noordwijk
15.517
329
2,12%
Noordwijkerhout
9.213
195
2,12%
Teylingen
20.680
349
1,69%
Totaal
107.428
2.403
2,24%
Bron: CBS
Hoofdstuk: Over wie hebben we het?
Bronnen: ISD Bollenstreek, Werk en Inkomen Katwijk, MareGroep
12
Het aantal Wsw’ ers en Wwb’ers uit de gemeenten Oegstgeest en Wassenaar zijn niet opgenomen in deze tabellen. Deze zijn buiten beschouwing gelaten, omdat de gemeenten Oegstgeest en Wassenaar niet volledig zullen deelnemen aan de subregionale uitvoeringsorganisatie.
5.1.
Doelgroepen
Deze groep van circa 2.400 mensen kan verdeeld worden in verschillende doelgroepen. Van de doelgroepen zijn geen strak omlijnde definities te geven. In plaats daarvan is gekozen voor een schets van de mensen die in een doelgroep te vinden zijn. -
Mensen met een arbeidsovereenkomst in de Wsw
Patrick is een vlotte kerel, maar kan door zijn fysieke beperkingen slechts 2 of 3 uur per dag werken. Hij is begonnen op de productieafdeling van MareGroep. In zijn individuele ontwikkelingsplan hebben Patrick en zijn begeleider afspraken gemaakt over zijn loopbaan. Bij de postbezorging is het mogelijk om een paar uur per dag te werken. Nu rijdt hij al jaren de post rond in de regio.
-
Mensen met een indicatie voor Nieuw Beschut Werken
José is een aardige vrouw met een licht verstandelijke beperking en onderliggende psychische problematiek. José woont begeleid. Zij moet absoluut een voorspelbaar dagpatroon met begeleiding hebben. Dit zou haar op een werkplek binnen een afdeling bij MareGroep geboden kunnen worden. José kan dan trots zijn op haar
-
Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt
Klaas is een stevige vent, begin dertig en heeft veel humor. Hij had een eigen bedrijf wat door de recessie failliet ging, voordat hij in de bijstand terecht kwam kreeg hij een tijdelijk contract via een oom. Na het aflopen van het contract en de WW is Klaas toch bij de gemeente terecht gekomen. Klaas kan direct aan de slag en wordt naar een aantal uitzendbureaus gestuurd.
Hoofdstuk: Over wie hebben we het?
werk en voelen dat zij echt meedoet in de maatschappij.
13
-
Mensen met een middellange afstand tot de arbeidsmarkt
Ineke is een alleenstaande moeder van 32 jaar. Zij heeft een aantal jaar thuisgezeten met twee kleine kinderen en had een slecht huwelijk. Ze is nu gescheiden maar is haar zelfvertrouwen volledig kwijt. Ze heeft haar zorgopleiding afgebroken bij de komst van haar eerste kind. Op dit moment is zij niet in staat om een volledig loon te verdienen. Zij kan aan een baan geholpen worden met een subsidie. Samen met scholing kan zij op haar werkplek haar verdienvermogen verhogen en uitstromen uit de uitkering.
-
Mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt
Nico is op z’n zestiende begonnen bij een vrachtbedrijf. School was niks voor hem en ze konden een harde werker goed gebruiken. Na twintig jaar raakte Nico zijn baan kwijt toen het bedrijf failliet ging. Nico had geen diploma’s en kon geen baan vinden. Ondertussen zit hij al vijftien jaar in de bijstand. Voordat Nico een baan kan vinden, moet hij eerst een arbeidsritme opbouwen en een diploma of erkenning van zijn werkervaring krijgen.
-
Mensen waarvoor arbeidsparticipatie alleen mogelijk is met veel ondersteuning en zorgbegeleiding.
Marie is een onzekere vrouw, midden veertig. Ze leidt aan verschillende psychosen en heeft door zelfmedicalisering verslavingsproblematiek ontwikkeld. Ze is eenzaam en afhankelijk van haar zieke moeder waar ze bij in huis woont. Ze heeft Marie verkeert nog niet in de situatie dat zij kan werken op een reguliere werkplek. Zij komt niet in aanmerking voor een beschutte werkplek. Begeleiding en ondersteuning kunnen ertoe bijdragen dat Marie zelfstandiger wordt.
Buiten deze 2.400 mensen zijn er mensen die geen recht hebben op een uitkering, doordat hun partner een inkomen heeft of omdat zij wonen bij hun ouders. Deze nietuitkeringsgerechtigden (nuggers) krijgen geen uitkering, maar kunnen wel aanspraak maken op de gemeentelijke faciliteiten voor re-integratie. Ditzelfde geldt voor mensen die een uitkering op grond van de Algemene Nabestaanden Wet (ANW) ontvangen.
Hoofdstuk: Over wie hebben we het?
haar school niet afgemaakt.
14
6. Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
6.1.
Huidige situatie
De sociale diensten (ISD Bollenstreek en afdeling Samenleving (team Werk en Inkomen) van de gemeente Katwijk) en MareGroep bieden ondersteuning bij re-integratie, zetten instrumenten in en benaderen werkgevers voor werkplekken en werkervaringsplekken voor de verschillende doelgroepen. Dit geldt ook voor de gemeenten Oegstgeest en Wassenaar maar die zijn hier voor de inzet van de sociale diensten buiten beschouwing gelaten. Bij de financiële gegevens met betrekking tot MareGroep zijn deze gemeenten wel meegenomen. De uitgaven op het terrein van re-integratie en werkgeversbenadering van de huidige uitvoeringsorganisaties zijn geïnventariseerd. Deze bedragen zijn bij elkaar opgeteld om een beeld te geven van het totale bedrag dat de gemeenten op dit moment uitgeven aan re-integratie. Het is echter niet de bedoeling en niet mogelijk om de organisaties met elkaar te vergelijken op basis van deze bedragen. ISD Bollenstreek
€ 1.167.092
Gemeente Katwijk
€ 1.649.140
MareGroep
€ 2.372.000 (inclusief Wassenaar en Oegstgeest)
Totaal
€ 5.188.232
Hierin zijn opgenomen de personele inzet, overheadkosten en inzet van instrumenten. in Wsw verband werken. Alle geldstromen voor het sociaal domein (jeugd, zorg en werk) worden gebundeld met uitzondering van het inkomensdeel voor de uitkeringen. Daarom is deze geldstroom buiten deze berekening gehouden. Voor de kosten van MareGroep geldt dat een derde deel van de mensen beschut werkt (binnen de productieafdelingen) en dat de opbrengsten van dit werk beperkt zijn en de kosten niet gedekt worden door de rijksbijdrage en opbrengsten van de productie. De rijksbijdrage is gekoppeld aan de taakstelling van levering en invulling van formatieplaatsen (fte’s). MareGroep biedt werk en ondersteuning aan 722 fte’s. Hiervan zijn 277 mensen gedetacheerd bij werkgevers en werken 77 mensen in begeleid werken. Voor deze groepen geldt dat er opbrengsten zijn. Landelijk gezien scoort MareGroep hoog bij het percentage wsw-ers dat gedetacheerd is en begeleid werkt. Een kleine groei hierin lijkt nog mogelijk.
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
Niet inbegrepen zijn de kosten van de uitkeringen en de loonkosten van de mensen die
15
Overzicht kosten en opbrengsten detachering en begeleid werken: Salariskosten
€ - 6.300.000
Overhead en begeleiding
€ - 1.430.000
Opbrengsten (inleenvergoeding)
€
2.625.000
Rijksbijdrage
€
7.415.000
Uitgekeerde loonkostensubsidie (BW)
€-
Totaal
€
700.000 1.610.000
De kosten van de groep huidige groep beschut werken (productieafdelingen) zijn: Salariskosten
€ -8.000.000
Overhead en begeleiding
€ -3.185.000
Opbrengsten(productie)
€ 1.500.000
Rijksbijdrage
€ 7.350.000
Totaal
€ -2.335.000
Deze cijfers zijn gebaseerd op inkomsten en uitgaven in 2013. In bovenstaande opsomming ontbreken de inkomsten en uitgaven van de groepen Diensten en Facilitair van MareGroep. De volledige gemeentelijke bijdrage kan niet berekend worden op basis van bovenstaande opsommingen. Deze opsomming geeft alleen een beeld van de kosten en opbrengsten van de groepen Beschut Werken, Detachering en Begeleid Werken.
Huidige inkomsten
Voor de kosten van re-integratie van de sociale diensten wordt het participatiebudget ingezet. Dit is een geoormerkte bijdrage die op uitgaven niveau verantwoord wordt aan het Rijk. In 2013 was het participatiebudget voor ISD gemeenten € 942.901 en voor Katwijk € 927.367. De totale rijksbijdrage voor realisatie van de Wsw taakstelling was € 18.230.000 in 2013 voor 722 fte.
6.3
Financieel perspectief
Vanaf 2015 worden de rijksbijdragen ontschot en in een sociaal deelfonds samengevoegd. Dit met uitzondering van het inkomensdeel (gebundelde uitkeringen). De rijksbijdrage per Wsw fte was € 25.758. Die wordt in stappen teruggebracht tot € 22.700 in 2020. De Wet sociale werkvoorziening blijft bestaan voor de mensen die nu een Wsw dienstverband hebben. De huidige groep Wsw-ers behoudt zijn rechten. Deze
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
6.2
16
groep neemt af in de toekomst, met ongeveer 5% per jaar. Het gat tussen de kosten en de opbrengsten, per fte, neemt toe. De loonkostensubsidie wordt een onderdeel van het inkomensdeel en kan daaruit vergoed worden. Op de totale rijksbijdrage (participatiebudget en Wsw budget) vindt een bezuiniging plaats, wat dat betekent voor 2015 en volgende jaren is nog niet bekend. De verwachting is dat de meicirculaire 2015 meer duidelijkheid geeft. Onderstaand een beeld van de verwachte kosten en inkomsten van de Maregroep Begroting Begroting Begroting Begroting 2014 2015 2016 2017
Bedrijfsresultaat
-20.650
-20.150
-19.245
-18.140
rijksbijdrage Wsw/ Participatiewet
18.900
18.100
16.600
15.400
Exploitatieresultaat
-1.750
-2.050
-2.645
-2.740
Bijdrage MareGroep 1.150 1.050 1.000 950 Gemeentelijke bijdrage 600 1.000 1.645 1.790 In deze begroting is uitgegaan van bestaand beleid en een vermindering van het aantal fte’s van 5% gemiddeld per jaar. De begroting is gebaseerd op alle nu deelnemende gemeenten dus inclusief Oegstgeest en Wassenaar
ISD
2014
Katwijk
6.4
2015
2016
2017
920
985
1.005
1.025
828
848
848
848
Financiële prioritering van de doelgroepen
Uit bovenstaande blijkt dat de noodzakelijke gemeentelijke bijdrage voor het tekort van de Maregroep groter wordt door de verwachte terugloop van de rijksbijdrage per fte. De ramingen voor de bijdrage van het participatiebudget zijn berekend op de nu bekend zijnde gegevens. Gemeenten ontvangen vanaf 2015 minder budget dan nu besteed wordt aan de Wwb, Wsw en Wajong. Dat betekent dat gemeenten niet alle mensen dezelfde begeleiding en ondersteuning kunnen geven. Met deze informatie in het achterhoofd hebben de betrokken portefeuillehouders een prioritering in de doelgroepen aangebracht.
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
De te verwachten rijksbijdragen voor het Participatiebudget zijn als volgt:
17
De prioritering is het uitgangspunt voor de gemeenten. De vraag van de werkgever is echter leidend. Op basis van de behoeften van de werkgever wordt een match gemaakt met de beschikbare mensen. Dit kan betekenen dat mensen uit een doelgroep die lager op de lijst staan, eerder worden geplaatst dan mensen uit een hogere doelgroep. Gemeenten zijn verplicht om de groep mensen met een Wsw arbeidsovereenkomst (doelgroep 1) te bedienen. Door vermindering van dit deel in de Rijksbijdrage betekent dit een grote belasting voor het totale budget in het sociaal deelfonds. Er blijft weinig geld over voor de andere doelgroepen. Op basis van financiële argumentatie is daarna gekozen voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt en daarna mensen met een middellange afstand. Voor doelgroepen 4 tot en met 8 blijft waarschijnlijk geen financiële ruimte over. Doelgroep 4 is een groep die loonvormende arbeid kan verrichten als er een hoge mate van ondersteuning en structuur wordt gegeven. Deze doelgroep verdient het minimumloon. Tegenover de kosten van gemeenten voor het salaris en de overhead staan weinig inkomsten uit productie. Meer mensen kunnen in aanmerking komen voor Nieuw Beschut Werken door de invulling slim te organiseren, bijvoorbeeld parttime functies creëren. Dit leidt tot een stijging van de kosten per werkplek, onder andere door vervoer, maar ook door een
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
toename van het aantal mensen dat ondersteund wordt.
18
De prioritering ziet er als volgt uit: 1) Mensen met een Wsw-arbeidsovereenkomst en werkzaam in Begeleid Werken 2) Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt 3) Mensen met een middellange afstand tot de arbeidsmarkt 4) Mensen met een indicatie voor Nieuw Beschut Werken 5) Mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt 6) Nuggers en ANW’ers met een arbeidsbeperking en een behoefte aan inkomen. 7) Overige Nuggers en ANW’ers 8) Mensen waarvoor participatie alleen mogelijk is met veel ondersteuning en zorgbegeleiding. De voorgestelde prioritering sluit aan bij de uitgangspunten van de Participatiewet, de huidige WSW-populatie behoudt bestaande rechten en plichten. Voor de mensen die nu begeleid werk doen en die hun arbeidsovereenkomst (om welke reden dan ook) kwijt raken is aan te bevelen die dan tot de Wsw doelgroep te rekenen. Landelijke partijen hebben afgesproken dat in de rijksbijdrage de realisatie van de wsw taakstelling doorberekend blijft worden. Als een persoon die nu begeleid werk doet z’n arbeidsovereenkomst kwijt raakt en niet terug kan vallen op een Wsw plek dan is het meer dan het huidige Wsw dienstverband, omdat de vergoeding in de rijksbijdrage dan niet meer als Wsw taakstelling wordt doorgerekend. Daarnaast maakt de huidige economische situatie dat het voor de sociale diensten niet eenvoudig is om mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt uit te plaatsen. Er zijn eenvoudigweg geen banen beschikbaar voor iedereen. Daarom zijn er re-integratiemiddelen nodig voor deze doelgroep. De verwachting is dat zodra de economische situatie aantrekt, de doelgroep met een korte afstand zelf kan uitstromen, waardoor de re-integratiemiddelen ingezet kunnen worden op de doelgroep met een middellange afstand. Om de mogelijkheden voor (betaald) werk, opleiding en werkervaring te optimaliseren is samenwerking en bundeling in de regio (Werkbedrijf) en subregio (Servicepunt Werk) belangrijk. Op die wijze kan de benadering van en dienstverlening aan werkgevers goed worden georganiseerd.
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
alternatief een WWb uitkering met re-integratie ondersteuning. Dit kost uiteindelijk
19
Voor de doelgroepen die niet bediend kunnen worden met budget voor werk uit het sociaal deelfonds en voor wie geen perspectief is op (betaald) werk zonder ondersteuning blijft onbetaald werk (tegenprestatie), vrijwilligerswerk of (arbeids)matige dagbesteding belangrijk. Hiervoor is aansluiting met het aanbod vanuit Wmo nodig. Dit vraagstuk wordt uitgewerkt. Een ander aandachtspunt is het onderscheid van en de overeenkomst tussen Nieuw Beschut Werk en arbeidsmatige dagbesteding, dit wordt nu gefinancierd vanuit de AWBZ. Wellicht zijn er mogelijkheden tot aansluiting cq. samenvoeging in de aanpak
Hoofdstuk: Wat gaat kost dit de gemeenten nu?
en/of organisatie. MareGroep heeft een AWBZ erkenning.
20
7. Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken? Gemeenten hebben twee taken bij het uitvoeren van de Participatiewet: 1. Inkomensondersteunende taak: verlenen van een uitkering om te voorzien in het levensonderhoud. 2. Re-integratietaak: ondersteuning en begeleiding bieden bij het vinden van een reguliere baan. Deze taken kunnen de gemeenten in de Duin- en Bollenstreek op verschillende manieren aanpakken. Hiervoor zijn verschillende uitvoeringsmodellen beschreven, deze zijn toegevoegd als bijlage 1 en 2. De verantwoordelijke portefeuillehouders van de betrokken gemeenten hebben zich in maart 2014 uitgesproken voor het model ‘Servicepunt Werk’ (voorheen Werkservicepunt, concentraat Werk). Dit betekent dat de uitvoering van de eerste taak (inkomensondersteuning), vooralsnog, ongewijzigd blijft. Gemeente Katwijk voert deze uit vanuit de gemeentelijke afdeling Samenleving, team Werk en Inkomen. De ISD Bollenstreek blijft de uitkeringen verstrekken voor de inwoners van Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen. Mogelijk dat in de toekomst een nadere samenwerking op het gebied van inkomen tot stand kan komen, maar de prioriteit is om eerst het werk-deel goed te regelen, voordat
7.1.
Servicepunt Werk
De regionale samenwerking gaat zich in eerste instantie richten op de samenwerking rondom werk (re-integratietaak). In deze nieuwe opzet (met een zogenoemd Servicepunt Werk) worden de volgende onderdelen samengebracht: -
alle re-integratie activiteiten van de gemeenten en MareGroep/MareFlex in de subregio Duin- en Bollenstreek3;
3
-
alle acquisitie activiteiten vanuit de Wsw-organisatie (MareGroep NV);
-
Werkgeversservicepunt Duin- en Bollenstreek;
-
inzet van re-integratie instrumenten als loonkostensubsidies, no-riskpolis.
Dit zijn de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen.
Hoofdstuk: Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?
(verder) besloten wordt over het onderdeel inkomen.
21
Daarbij wordt een fasering aangebracht door eerst de begeleiding van alle (nieuwe) doelgroepen voor de gemeenten bij elkaar te brengen (inclusief de doelgroep Beschut Werk) om deze vervolgens daarna samen te voegen met de bestaande populatie in de Wsw. Schematisch zien de hierboven beschreven werkzaamheden en de positionering van het
Regionaal: Holland Rijnland, arbeidsmarktregio Subregionaal: Duin- en Bollenstreek (DB-streek) Lokaal: gemeente Waarbij voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen opgemerkt wordt dat (een deel van) de uitvoering van ‘Pwet Inkomen’, ‘Wmo’ en ‘Breed armoedebeleid’ is ondergebracht bij de ISD Bollenstreek. Samenbrengen taken in Servicepunt Werk Allereerst de positionering van het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf moet, zoals beschreven in paragraaf 4.2, gezien worden als een bestuurlijk orgaan. Het is niet de bedoeling dat binnen het Werkbedrijf feitelijke uitvoerende werkzaamheden worden verricht.
Hoofdstuk: Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?
Servicepunt Werk er als volgt uit:
22
Ten tweede de uitvoerende re-integratie werkzaamheden door het Servicepunt Werk. Hier worden werkgevers benaderd en mensen met en zonder arbeidsbeperking begeleid naar werk. De uitvoering gebeurt op subregionaal (DB-streek) niveau onder gemeentelijke regie. De verantwoordelijke portefeuillehouders van de betrokken gemeenten hebben zich uitgesproken voor het tijdelijk benoemen van een projectleider die de opdracht krijgt het Servicepunt Werk in te richten en de samenhang met het regionale werkbedrijf vorm te geven. Concreet de verbinding vorm geven tussen het lokale arbeidsmarktbeleid op het regionale (Holland Rijnland) en subregionale (DB-streek) arbeidsmarktbeleid. Consequenties Het samenbrengen van alle aan werkgevers gelieerde re-integratieactiviteiten (zie paragraaf 3.4 ‘Re-integratie in de regio’) vraagt de nodige aandacht. Het bundelen van de krachten van de vier betrokken organisaties heeft consequenties voor de organisaties en het personeel. Het Werkgeversservicepunt Duin- en Bollenstreek heeft drie reintegratiemedewerkers, ISD Bollenstreek heeft vier medewerkers, MareGroep/MareFlex heeft dertien medewerkers en gemeente Katwijk heeft de re-integratie als deeltaak belegd bij de klantmanagers. De uiteindelijk te kiezen uitvoeringsvorm heeft een volgende belangrijk aandachtspunt. Het wordt meer nodig om zaken met elkaar af te stemmen als het gesplitst is in twee tussen de afdelingen ‘Inkomen’ en ‘Werk’. Gemeenten ontvangen een budget waaruit zij de bijstandsuitkeringen moeten betalen: het inkomensdeel (I-deel). Op basis van een (objectief) verdeelmodel ontvangen de gemeenten een budget waarvan zij de uitkeringen verstrekken. Eventuele tekorten moeten uit de eigen middelen worden aangevuld en eventuele overschotten mogen worden toegevoegd aan de eigen middelen. Op deze wijze worden gemeenten geprikkeld om bijstandsgerechtigden te re-integreren. Gemeenten ontvangen een budget waarmee re-integratieactiviteiten worden gefinancierd: het werkdeel (W-deel). De middelen in het werkdeel zijn geoormerkt: gemeenten moeten deze middelen uitgeven aan re-integratie van hun doelgroep. Op dit moment zijn binnen de afdeling Samenleving van de gemeente Katwjk en de ISDBollenstreek het I- en het W-deel in de uitvoering in één hand georganiseerd. Daardoor is het makkelijk om in te spelen op ontwikkelingen in het andere financieringsdeel (bijv.: als er meer bijstandsuitkeringen zijn, I-deel, kunnen de re-integratie-activiteiten
Hoofdstuk: Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?
organisaties. Denk aan de inzet van het instrument loonkostensubsidie en het overleg
23
worden geintensiveerd, W-deel). Met het opzetten van het Servicepunt Werk wordt het Ideel en W-deel gesplitst. Dit brengt een risico met zich mee. Specifieke aandachtspunten Bij de verdere uitwerking van het Servicepunt Werk moet rekening gehouden worden met onderstaande aandachtspunten: -
financiering van het Werkbedrijf;
-
financiering van de re-integratieactiviteiten;
-
het arbeidsmarktbeleid, waar houdt (sociale) activering op en waar begint reintegratie;
-
rol en taak van het UWV bij het begeleiden van de Wajongers en WW’ers en benaderen van de werkgevers in de regio.
7.2.
3D-samenhang
De invoering van de Participatiewet is een van de drie decentralisaties. De andere twee zijn de Jeugdwet, waarmee jeugdzorg naar de gemeente gaat, en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, waarmee de gemeente extra zorg taken krijgt. Bij de uitvoering van de Participatiewet moet en kan de samenhang met andere decentralisatie taken gevonden worden. Eerder werd al geschreven over de overlap arbeidsmatige dagbesteding voor mensen in doelgroep 8 kan gekoppeld worden aan de instantie die Nieuw Beschut Werken organiseert, vanuit het besef dat werk de beste zorg is. Door de decentralisaties komen gemeenten in aanraking met mensen die voorheen zorg en begeleiding kregen vanuit de ABWZ. De betrokken organisaties bij de uitvoering van de Participatiewet zijn een vindplaats voor deze groep. Door samen te werken kan de aanpak van multiprobleemgezinnen, het voorkomen van schuldenproblematiek en het bieden van dagbesteding (beter) uitgevoerd worden.
7.3.
Oegstgeest en Wassenaar
De gemeenten Wassenaar en Oegstgeest nemen beiden een andere positie in dan de zes Duin- en Bollengemeenten. Zij werken met diverse andere gemeenten samen op diverse terreinen. Oegstgeest en Wassenaar beseffen dat de keuze om andere
Hoofdstuk: Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?
tussen Nieuw Beschut Werken en arbeidsmatige dagbesteding. De zorg of
24
samenwerkingsverbanden aan te gaan, de keuze voor de gemeenten in de Duin- en Bollenstreek niet mag vertragen. De gemeente Wassenaar heeft de intentie om met de komst van de Participatiewet het huidige WSW-bestand in de Maregroep te laten. Hierbij horen prestatieafspraken. Het beleid voor de overige doelgroepen van de Participatiewet wordt door de gemeente Wassenaar in samenwerking met de gemeenten Voorschoten en LeidschendamVoorburg vormgeven. De gemeente Oegstgeest heeft nog geen besluit genomen over de brede bestuurlijke samenwerking en daarmee ook niet over de invulling van de Participatiewet. Oegstgeest zoekt op een vergelijkbare wijze als Wassenaar de aansluiting binnen de subregio. Oegstgeest en Wassenaar onderschrijven beiden dat de andere keuzes van deze gemeenten de besluitvorming in de Duin- en Bollenstreek niet mogen beïnvloeden De Projectleider Servicepunt Werk zal dan ook de mogelijkheden onderzoeken om het Servicepunt Werk organisatorisch te realiseren en daarbij te kijken naar de huidige vormgeving van de Gemeenschappelijke Regeling Kust-, Duin- en Bollenstreek. Hierbij zullen ook de mogelijkheden worden onderzocht als een inkoopovereenkomst, uittreding uit deze gemeenschappelijke regeling door Oegstgeest en Wassenaar of de mogelijkheid van een afgeslankte gemeenschappelijke regeling voor de bestaande
Hoofdstuk: Hoe gaan de gemeenten dit aanpakken?
doelgroep.
25
8. Voorstel beslispunten Om verder te gaan met het vormgeven van de subregionale uitvoeringsorganisatie voor re-integratie worden de volgende beslispunten voorgesteld: Instemmen met de prioritering van de doelgroepen 1. Mensen met een Wsw-arbeidsovereenkomst en werkzaam in Begeleid Werken 2. Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt 3. Mensen met een middellange afstand tot de arbeidsmarkt 4. Mensen met een indicatie voor Nieuw Beschut Werken 5. Mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt 6. Nuggers en ANW’ers met een arbeidsbeperking en een behoefte aan inkomen 7. Overige Nuggers en ANW’ers 8. Mensen waarvoor participatie alleen mogelijk is met veel ondersteuning en zorgbegeleiding. De prioritering is het uitgangspunt voor de gemeenten. De vraag van de werkgever is echter leidend. Op basis van de behoeften van de werkgever wordt een match gemaakt met de beschikbare mensen. Dit kan betekenen dat mensen uit een doelgroep die lager op de lijst staan, eerder worden geplaatst dan mensen uit een hogere doelgroep. De voorgestelde prioritering sluit aan bij de uitgangspunten van de Participatiewet, De huidige WSW-populatie behoudt bestaande rechten en plichten, inclusief de situatie dat het voor de sociale diensten niet eenvoudig is om mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt uit te plaatsen. Er zijn eenvoudigweg geen banen beschikbaar voor iedereen. Daarom zijn er re-integratiemiddelen nodig voor deze doelgroep. De verwachting is dat zodra de economische situatie aantrekt, de doelgroep met een korte afstand zelf kan uitstromen, waardoor de reintegratiemiddelen ingezet kunnen worden op de doelgroep met een middellange afstand.
Hoofdstuk: Voorstel beslispunten
mensen werkzaam in Begeleid Werken. Daarnaast maakt de huidige economische
26
Instemmen met de visie van een subregionale uitvoeringsorganisatie gericht op re-
Hoofdstuk: Voorstel beslispunten
integratie, een servicepunt Werk
27
9. Afkortingenlijst
ANW’ers
Persoon die een nabestaandenuitkering via de Algemene Nabestaandenwet ontvangt
AWBZ GR KDB
Algemene Wet Bijzondere Ziektenkosten Gemeenschappelijke Regeling Kust-, Duin- en Bollenstreek (GR KDB).
Nuggers
Niet-uitkeringsgerechtigde (persoon zonder werk, maar geen recht
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Wajong
Werk werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
WSW
Wet sociale Werkvoorziening
WWB
Wet Werk en Bijstand
WGSP
Werkgeversservicepunt Duin- en Bollenstreek
Hoofdstuk: Afkortingenlijst
op een uitkering).
28
Participatiewet, inkomensondersteuning en uitvoeringsmodellen Waar gaat het heen?
Regio KDB, ambtelijke Werkgroep Uvo Pwet, 19 februari 2014 1
Inhoudsopgave KADERSTELLING ................................................................................................................................................................................................................................. 4 Korte inleidende (historische) schets ............................................................................................................................................................................................ 4 Participatiewet in het kort ............................................................................................................................................................................................................ 4 Inkomensondersteunende taak (bijstandsverlening) nader bezien.............................................................................................................................................. 5 Participatiewet financieel.............................................................................................................................................................................................................. 5 UITVOERINGSOPTIES ......................................................................................................................................................................................................................... 7 Optie 1 Werk en Inkomen apart .................................................................................................................................................................................................... 8 Optie 2 Werk en Inkomen subregionaal ....................................................................................................................................................................................... 9 Optie 2A Subregionale clustering .............................................................................................................................................................................................. 9 Optie 2B Subregionale splitsing................................................................................................................................................................................................. 9 Optie 3 Inkomen gesplitst ........................................................................................................................................................................................................... 10 Optie 3A Subregionale clustering inkomen gesplitst .............................................................................................................................................................. 10 Optie 3B Subregionale splitsing inkomen gesplitst ................................................................................................................................................................. 11 De opties nader bezien................................................................................................................................................................................................................ 12 (Bijzondere) bijstand dicht bij burger ...................................................................................................................................................................................... 12 Cafetariamodel ........................................................................................................................................................................................................................ 12 Doorkijk naar organisatie re-integratietaak, uitvoering Wmo-voorzieningen, breed gemeentelijk armoedebeleid (inclusief Wgs) en Wsw....................... 12 Analyse- en risicomatrix uitvoeringsopties ................................................................................................................................................................................. 13 AFSLUITING...................................................................................................................................................................................................................................... 15 2
Voorzet ........................................................................................................................................................................................................................................ 15 Totaalplaatje organisatie uitvoering Participatiewet .................................................................................................................................................................. 15 Verbinding met Wmo, Wsw en breed gemeentelijk armoedebeleid ......................................................................................................................................... 15 Toekomst ..................................................................................................................................................................................................................................... 16
3
KADERSTELLING Korte inleidende (historische) schets De landelijke overheid wil al geruime tijd het sociale zekerheidsstelsel in Nederland gedeeltelijk herschikken. Daaraan liggen onder andere de volgende beweegredenen ten grondslag. De regering heeft de ambitie om iedereen in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen aan de samenleving. Bij de regering, gemeenten en organisaties als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Divosa en Cedris bestaat er in dat kader breed draagvlak voor een wet die de voorzieningen voor bijstand, beschut werk en jonggehandicapten in één regeling onderbrengt. Aanvankelijk kreeg dit vorm in het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen (Wwnv), maar met de val van het Kabinet Rutte-1 ging dat wetsvoorstel niet door. Het huidige Kabinet Rutte-2 heeft de ingezette lijn voortgezet met het wetsvoorstel Participatiewet.
Participatiewet in het kort Het oogmerk van de Participatiewet is om één regeling te vormen voor mensen met een arbeidsvermogen, daar waar de regelgeving nu versnipperd is. Eén regeling voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. In de Participatiewet worden (delen van) de huidige regelingen Wsw (Wet sociale werkvoorziening), Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) en Wwb (Wet werk en bijstand) samengevoegd. Deze maand is door de staatssecretaris aangegeven dat huidige Wajongers de verantwoordelijkheid van de UWV blijven, voor de gemeenten gaat het dan om de nieuwe instroom van Wajongers na 1 januari 2015. De instroom in de Wsw stopt per 1 januari 2015. De Wajong blijft bestaan voor mensen die duurzaam niet kunnen werken. De Wwb gaat geheel op in de Participatiewet. Gemeenten voeren de Participatiewet uit. De gemeente heeft – in essentie – 2 taken in het kader van de Participatiewet: - de re-integratietaak: ondersteuning bij arbeidsinschakeling, waaronder aanbieden van een voorziening; - de inkomensondersteunende taak: verlening van bijstand (in geldelijke zin).
4
Deze (oriënterende) notitie gaat over en in op de inkomensondersteunende taak van de gemeente. Over de re-integratietaak is een aparte notitie opgesteld (Participatiewet, re-integratie, Werkbedrijf en Werkgeversservicepunt, waar gaat het heen?).
Inkomensondersteunende taak (bijstandsverlening) nader bezien De verlening van bijstand op basis van de Participatiewet kent 2 vormen: a. algemene bijstand en b. bijzondere bijstand. Algemene bijstand kan worden gezien als een ‘loonvervangend’ inkomen. Het wordt verstrekt voor zover en zo lang betrokkene niet zelfstandig in het levensonderhoud kan voorzien (middels inkomsten uit werk of anderszins). Het is in beginsel generiek van aard. Bijzondere bijstand wordt, binnen de Participatiewet, gezien als aanvullende inkomensondersteuning. Het is niet generiek van aard en wordt individueel bepaald. Het wordt gezien als ‘individueel maatwerk’ en afgestemd op de specifieke persoonskenmerken en omstandigheden van de betrokken persoon.
Participatiewet financieel De financiering van de Participatiewet gebeurt met verschillende (afzonderlijke) geldstromen vanuit het Rijk: - de werkcomponent, ter dekking van de re-integratietaak van de gemeenten, en - de inkomenscomponent, ter dekking van de inkomensondersteunende taak van de gemeenten. Deze notitie zoomt nader in op de Rijksfinanciering met betrekking tot de inkomensondersteunende taak. De Rijksfinanciering met betrekking tot de reintegratietaak (participatietaak) blijft hier buiten verdere beschouwing. Voor de gemeenten wordt er, binnen het gemeentefonds, tijdelijk een sociaal deelfonds gecreëerd in ieder geval bestaande uit het Participatiebudget (lees: het werkdeel), nieuwe middelen voor de uitvoering van de Wmo en van de Jeugdwet. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de middelen voor inkomensvoorzieningen (het inkomensdeel) niet toe te voegen aan dat deelfonds, aangezien dit op dit moment geen toegevoegde waarde heeft. Bijstandsverstrekking verschilt dermate van de op participatie gerichte taken in de Wmo, Jeugdwet en de Participatiewet, dat samenvoeging geen mogelijkheden biedt tot doelmatigheidswinst. Het inkomensdeel zal als specifieke uitkering blijven voortbestaan.
5
Het inkomensdeel, dat de gemeente van het Rijk krijgt, is bestemd als dekking voor de uitgaven in het kader van de algemene bijstandsuitkeringen. Het betreft een zogenoemd ongeoormerkt budget. Dat betekent dat een gemeente een overschot op het budget vrij mag besteden, maar ook dat de gemeente een tekort op het budget zelf moet opvangen. Het inzetten van bijzondere bijstand wordt in de regel gezien als een onderdeel van het (bredere) gemeentelijk armoedebeleid. Gemeentelijk armoedebeleid is meer dan alleen bijzondere bijstand. Het gemeentelijk armoedebeleid heeft ook betrekking op bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen; schuldhulpverlening, maatschappelijke participatie en collectieve zorgverzekeringen voor minima. De middelen voor armoedebeleid én de bijbehorende uitvoeringskosten betalen gemeenten uit de algemene uitkering die ze krijgen uit het gemeentefonds. Het budget voor armoedebeleid wordt ook wel het fictief budget bijzondere bijstand genoemd. Het fictief budget is geen budget in de gebruikelijke zin van dat woord: de middelen zijn onderdeel van de vrij besteedbare algemene uitkering uit het gemeentefonds. Geconstateerd kan dus worden dat er binnen de financiering van de inkomensondersteunende taak van de gemeente 2 separate geldstromen vanuit het Rijk beschikbaar worden gesteld: - een specifieke uitkering binnen het gemeentefonds voor de algemene bijstand en - het fictief budget bijzondere bijstand (onderdeel van de algemene uitkering uit het gemeentefonds) voor de bijzondere bijstand.
6
UITVOERINGSOPTIES Vanuit de hiervoor beschreven kaders kan er voor de uitvoeringsopties gedacht worden aan de navolgende varianten. De beschreven varianten zijn basisvarianten, waarop allerlei ‘verfijningen’ mogelijk zijn en vergen verdere (praktische) uitwerking. Expliciet in deze wordt gesteld dat deze opties niet een uitputtend overzicht bieden, maar een beeld geven van richtingen die ingeslagen kunnen worden. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat hier de uitvoerings/organisatiestructuur met name vanuit de insteek van de inkomensondersteunende taak in beeld wordt gebracht en niet vanuit die van de re-integratietaak (participatietaak). Dit laatste is gebeurd in de afzonderlijke notitie ‘Participatiewet, re-integratie, Werkbedrijf en Werkgeversservicepunt, waar gaat het heen?’. Wel worden, daar waar dit nuttig lijkt dan wel een toevoegende waarde voor de gedachtewisseling kan hebben, al mogelijke ‘dwarsverbanden’ tussen de verschillende opties aangelegd. De uitvoeringsopties zijn ingestoken op subregionaal en lokaal niveau. Bij lokaal wordt bedoeld voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen de gemeenschappelijke regeling ISD Bollenstreek, die doet de uitvoering van Inkomen en Bijzondere bijstand. Het beleid ligt (nu) bij de afzonderlijke gemeenten, evenals (beperkte, aanvullende) onderdelen van het armoedebeleid.
7
Optie 1 Werk en Inkomen apart Kolom Werk
Subregionaal
Kolom Inkomen
Uvo Pwet Werk
Uvo Pwet Inkomen
Lokaal
Deze optie zet twee aparte uitvoeringsorganisaties neer, die de opgedragen taken in het kader van de Participatiewet separaat vorm geven. Er dient uiteraard afstemming tussen de twee organisaties plaats te vinden, vanwege de ‘doorwerking’ van bepaalde activiteiten naar elkaar toe (denk bijvoorbeeld aan de handhaving arbeidsverplichtingen – maatregelenbeleid). De uitvoeringsorganisatie Werk is subregionaal gepositioneerd en niet lokaal. Hiermee wordt aansluiting gevonden met de scenariomodellen in het kader van de re-integratie (participatie). De uitvoeringsorganisatie Inkomen is lokaal gepositioneerd en niet subregionaal. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de inkomensondersteuning door de gemeente dicht(er) bij de burger staat.
8
Optie 2 Werk en Inkomen subregionaal Optie 2 kenmerkt zich ten opzichte van optie 1, doordat de inkomensondersteunende taak (geheel) subregionaal wordt belegd. Binnen deze optie zijn – grofmazig – weer 2 varianten. Optie 2A Subregionale clustering Kolom Werk/Inkomen
Subregionaal
Uvo Pwet Werk + Inkomen
Lokaal
Optie 2B Subregionale splitsing Kolom Werk
Subregionaal
Kolom Inkomen
Uvo Pwet Inkomen
Uvo Pwet Werk
Lokaal
9
Optie 3 Inkomen gesplitst Optie 3 kenmerkt zich ten opzichte van de voorgaande opties, doordat de inkomensondersteunende taak in tweeën is geknipt. Aan de ene kant de (generieke) algemene bijstand, als ‘loonvervangend inkomen’, en aan de andere kant de (individuele) bijzondere bijstand, als aanvullende inkomensondersteuning in de vorm van ‘maatwerk’. Binnen deze optie zijn – grofmazig – weer 2 varianten. Optie 3A Subregionale clustering inkomen gesplitst Kolom Werk/Inkomen
Kolom Inkomen
Uvo Pwet Subregionaal
Werk + Inkomen algemeen
Uvo Pwet Inkomen bijzonder
Lokaal
10
Optie 3B Subregionale splitsing inkomen gesplitst Kolom Werk
Subregionaal
Kolom Inkomen
Uvo Pwet
Uvo Pwet
Werk
Inkomen algemeen
Uvo Pwet Lokaal
Inkomen bijzonder
Ook deze opties zetten verschillende uitvoeringsorganisaties neer, die de opgedragen taken in het kader van de Participatiewet separaat vorm geven. Er wordt ten opzichte van de vorige opties een knip aangebracht in het inkomensdeel. Optie 3A kenmerkt zich daarin dat het generieke inkomensdeel wordt gecombineerd met de re-integratietaak van de gemeente, terwijl in optie 3B dit apart op subregionaal niveau wordt gepositioneerd.
11
De opties nader bezien (Bijzondere) bijstand dicht bij de burger Een van de hoofdaspecten bij de opties is de vraag of (een deel van) de inkomensondersteunende taak (zo) dicht (mogelijk) bij de burger moet zijn ondergebracht. Dit kan met name ingegeven worden vanuit de overweging dat (minimaal) de individuele inkomensondersteuning (bijzondere bijstand) als maatwerk (binnen het grotere geheel van het gemeentelijk armoedebeleid) op lokaal niveau vorm moet krijgen. Dan ligt het niet voor de hand om dit subregionaal te organiseren. De integraliteit tussen de lopende drie grote gemeentelijke decentralisaties en de directe relatie met de zorg/participatietaak in de Wmo zou deze insteek als uitgangspunt kunnen versterken. De (bijzondere) bijstand dicht bij de burger (en dus lokaal georganiseerd) biedt een goede waarborg om een directe relatie te hebben met de integraliteit van de inkomensondersteuning over de verschillende gemeentelijke taken op dat terrein heen. Dit in het totaalbeeld van de inkomens- en schuldenpositie van de individuele burger. Zo liggen er koppelingen tussen inkomen en (de gemeentelijke) schuldhulpverlening en ook maatregelen in het kader van handhaving van de re-integratieverplichtingen van de klant werken door in de individuele inkomenssituatie. Met clustering van deze taken op gemeentelijk niveau lijkt de juiste individuele inkomensondersteuning goed gerealiseerd te kunnen worden. Cafetariamodel Zowel optie 3A als 3B heeft met name de mogelijkheid in zich om voor de verschillende gemeenten in de subregio, indien gewenst, te werken met een zogenoemd cafetariamodel. Afzonderlijke gemeenten kunnen, als zij dat willen, bijvoorbeeld ook de taak van de bijzondere bijstand uitbesteden aan de subregionale uitvoeringsorganisatie en/of back office activiteiten (zoals bijvoorbeeld verhaal, terugvordering, bezwaar, beroep, inkomensbeoordeling, uitkeringenadministratie). Overigens kennen de andere opties, in meer of mindere mate, ook de mogelijkheid om back office activiteiten desgewenst op afstand te zetten, al dan niet met gebruikmaking van het cafetariamodel. Doorkijk naar organisatie re-integratietaak, uitvoering Wmo-voorzieningen, breed gemeentelijk armoedebeleid (inclusief Wgs) en Wsw De kunst is om (in een later stadium) de in deze notitie gepresenteerde opties eventueel te koppelen aan het model 2b, waarvoor gekozen is voor het Werkbedrijf en Werkgeversservicepunt, de uitvoering van de Wmo op het gebied van de (maatwerk)voorzieningen voor individuele burgers en het brede gemeentelijk armoedebeleid (waaronder de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). In deze is daarbij bijvoorbeeld vermeldenswaardig dat Katwijk in de beleidskaders met betrekking tot de uitbreiding van de Wmo opteert voor een lokale aanpak qua uitvoering, in de vorm van het toegroeien naar (generieke) sociale (wijk)teams. In Katwijk is hiervoor gekozen, bij de andere gemeenten moet hier nog een uitspraak over gedaan worden. 12
Daarnaast is er het specifieke aandachtspunt van de herstructurering van de Wsw en het in dat kader functionerende werkvoorzieningsschap.
Analyse- en risicomatrix uitvoeringsopties Met onderstaande analysematrix wordt beoogd een (overzichtelijk) inzicht te geven in de mogelijke voor- en nadelen van de diverse uitvoeringsopties. De indeling kan als subjectief en/of sturend worden ervaren. Het geeft echter in elk geval een beeld van de aspecten, die een rol spelen. Dit sterkt de uiteindelijke afweging en keuze voor verdere vormgeving en uitwerking. Uitvoeringsoptie Optie 1 Werk en inkomen geclusterd apart
Nadelen Afstemming werk en inkomen algemeen (handhaving)
Optie 2A Subregionale clustering
Inkomen bijzonder subregionaal (op afstand gemeente); geen directe aansluiting met lokaal beleid armoede en schulden Subregionale uitvoering in relatie tot eventueel lokaal (afwijkend) inkomensbeleid Beheersbaarheid organisatie (groot takenpakket) Financiële beheerbewaking inkomen niet lokaal Inkomen bijzonder subregionaal (op afstand gemeente); geen directe aansluiting met lokaal beleid armoede en schulden Subregionale uitvoering in relatie tot eventueel lokaal (afwijkend) inkomensbeleid Financiële beheerbewaking inkomen niet lokaal
Optie 2B Subregionale splitsing
13
Voordelen Integrale uitvoering inkomen (volledige dienstverlening inkomen op lokaal niveau) Directe aansluiting met lokaal beleid armoede en schulden Lokale bepaling inkomensbeleid; totaal afwegingskader inkomen op lokaal niveau (dicht bij burger) Directe koppelingsmogelijkheid met Zorg/Participatie Wmo 2 loketten; 1 (gemeentelijk) burgerloket inkomen Heldere scheiding werk en inkomen Financiële beheerbewaking inkomen lokaal Directe relatie werk en inkomen (handhaving) 1 loket; 1 (subregionaal) burgerloket werk en inkomen
Integrale uitvoering inkomen 2 loketten; 1 (subregionaal) burgerloket inkomen Heldere scheiding werk en inkomen
Optie 3A Inkomen gesplitst subregionale clustering
Optie 3B Inkomen gesplitst subregionale splitsing
Gesplitste uitvoering inkomen 2 loketten; 2 burgerloketten inkomen Subregionale uitvoering in relatie tot eventueel lokaal (afwijkend) inkomensbeleid Financiële beheerbewaking inkomen gesplitst Gesplitste uitvoering inkomen Subregionale uitvoering in relatie tot eventueel lokaal (afwijkend) inkomensbeleid 3 loketten; 2 burgerloketten inkomen Afstemming werk en inkomen algemeen (handhaving) Afstemming inkomen algemeen en inkomen bijzonder Financiële beheerbewaking inkomen gesplitst
14
Directe relatie werk en inkomen algemeen (handhaving) Koppelingsmogelijkheid met Zorg/Participatie Wmo Cafetariamodel inkomen en/of back office mogelijk
Koppelingsmogelijkheid met Zorg/Participatie Wmo Cafetariamodel inkomen en/of back office mogelijk
AFSLUITING Voorzet Met deze notitie wordt beoogd een voorzet te geven voor de gedachtewisseling en eventuele keuzebepaling met betrekking tot de toekomstige organisatorische vormgeving van de uitvoering van de Participatiewet. Dit op het onderdeel van de inkomensondersteunende taak.
Totaalplaatje organisatie uitvoering Participatiewet Nadat zowel de keuze voor een uitvoeringsscenario op het vlak van de re-integratietaak als die voor een uitvoeringsscenario op het vlak van de inkomensondersteunende taak kan in de verdere uitwerking toegewerkt en toegegroeid worden naar de definitieve vormgeving van de uitvoering van de participatie wet in zijn geheel.
Verbinding met Wmo, Wsw en breed gemeentelijk armoedebeleid Naast het vormgeven van de uitvoering van de Participatiewet kunnen nog verbindingen gelegd worden met drie andere gemeentelijke taken, te weten de verstrekking van voorzieningen in het kader van de Wmo, het bieden van werk onder aangepaste omstandigheden in het kader van de Wsw of na 1 januari 2015 beschut werk voor nieuwe instroom en het brede gemeentelijke armoedebeleid (waaronder de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). Zoals al eerder in deze notitie aangegeven, liggen er raakvlakken tussen (delen van) de inkomensondersteunende taak van de gemeente in het kader van de Participatiewet (bijzondere bijstand) en de (bredere) participatietaak van de gemeente in de kader van de Wmo. In deze wordt ook verwezen naar de aangekondigde aanvullende financiële middelen voor de Wmo om ingezetenen met beperkingen als gevolg van een chronische ziekte of beperkingen gericht te kunnen compenseren met voorzieningen op grond van de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Ten slotte kan er eventueel een koppeling gemaakt worden tussen het instrument ‘beschut werken’, onderdeel van de gemeentelijke re-integratiemogelijkheden, en de ‘dagbestedingsopvang’, zoals deze mogelijk vormgegeven gaat worden vanuit de nieuwe Wmo. Het is nuttig om te bezien of en zo ja op welke wijze de gemeentelijke uitvoering op dit aspect (over de twee verschillende wetten heen) zo efficiënt en effectief mogelijk kan worden opgezet. De Wsw wordt met ingang van 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Op de organisatie van de uitvoering van de inkomensondersteunende taak in het kader van de Participatiewet sec heeft dat geen invloed, maar op het vlak van de organisatie van de uitvoering van de re-integratietaak kan dit een rol spelen.
15
Het is goed om dat bij het totaalbeeld van de gemeentelijke verantwoordelijkheid op de diverse taakvelden en de uitwerking van de uitvoering daarvan in beeld te proberen te krijgen en dat bij de over- en afwegingen mee te nemen.
Toekomst Met de komst van de Participatiewet gaat er het een en ander veranderen in gemeentelijk uitvoeringsland. Het gesloten Sociaal Akkoord met daarin opgenomen de vorming van regionale Werkbedrijven versterkt dat. Maar waar het uiteindelijk (precies) heen gaat ……………… Het is ook aan ons om dat mede te bepalen.
16
Participatiewet, re-integratie, Werkbedrijf en Werkgeversservicepunt Waar gaat het heen?
Regio KDB, ambtelijke Werkgroep Uvo Pwet, 23 januari 2014
1
Inhoudsopgave KADERSTELLING ................................................................................................................................................................................................................................ 4 Korte inleidende (historische) schets ............................................................................................................................................................................................ 4 Krimpende werkgelegenheid en focus op werkgevers ................................................................................................................................................................. 4 Werkgeversservicepunt KDB ......................................................................................................................................................................................................... 5 Sociaal akkoord.............................................................................................................................................................................................................................. 5 Wetsveranderingen ....................................................................................................................................................................................................................... 6 Participatiewet in het kort............................................................................................................................................................................................................. 6 Participatiewet financieel .............................................................................................................................................................................................................. 7 Re-integratietaak Participatiewet ................................................................................................................................................................................................. 8 Kaders werkbedrijf ........................................................................................................................................................................................................................ 8 Vormgeving Regionaal Werkbedrijf; praktische en concrete vraagstukken ............................................................................................................................... 10 Regionale en/of subregionale arbeidsmarktaanpak ................................................................................................................................................................... 10 UITVOERINGSOPTIES ...................................................................................................................................................................................................................... 12 1. Gescheiden aanpak ............................................................................................................................................................................................................... 12 2. Gezamenlijke aanpak ............................................................................................................................................................................................................ 14 2A. Optie A Werkbedrijf als uitvoeringsorganisatie (uitvoering) ............................................................................................................................................ 14 2B. Optie B Werkbedrijf als bestuursorganisatie (werktafel) ................................................................................................................................................. 15 Analysematrix uitvoeringsopties ................................................................................................................................................................................................. 16 Specifieke aandachtspunten ....................................................................................................................................................................................................... 16 Mogelijke consequenties organisatie takenpakket I-deel........................................................................................................................................................... 17 AFSLUITING ..................................................................................................................................................................................................................................... 18 2
Voorzet ........................................................................................................................................................................................................................................ 18 Voorbehoud................................................................................................................................................................................................................................. 18
3
KADERSTELLING Korte inleidende (historische) schets Met betrekking tot dit onderwerp hebben 2 algemene ontwikkelingen een belangrijke rol gespeeld: 1. Wetsveranderingen 2. Krimpende werkgelegenheid. Allereerst is, sinds het verschijnen van het advies van de commissie fundamentele herbezinning Wsw in oktober 2008, de landelijke overheid bezig met een herbezinning op het sociaal arbeidsrechtelijk stelsel en streeft zij naar – zoals dat inmiddels is gaan heten – één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Aanvankelijk is deze vorm gegeven met het wetsontwerp Wet werken naar vermogen (Wwnv) maar vanwege de val van het Kabinet Rutte I is dat wetsontwerp niet doorgezet. Onder het huidige kabinet (Kabinet Rutte II) is wel voortgeborduurd op dat wetsontwerp en recent is een nieuw wetsontwerp bij de Tweede Kamer van de Staten Generaal ingediend, dat per 1 januari 2015 moet leiden tot de invoering van de Participatiewet. Verder staat, als gevolg van de nog steeds voortdurende algemene mondiale crisis, de werkgelegenheid onder druk. Het is een aanhoudende zorg om de werkgelegenheid zo goed als mogelijk op peil te houden en als overheid samen met vooral de werkgevers te proberen initiatieven te ontplooien om de stagnerende arbeidsmarkt zo veel als mogelijk weer vlot te trekken. Krimpende werkgelegenheid en focus op werkgevers Was van oudsher de focus bij de re-integratie activiteiten voor de werkloze werkzoekende gericht op de individuele werknemer, nu worden de re-integratie activiteiten vooral vanuit het perspectief van de werkgever benaderd. Als gevolg daarvan zijn lokaal dan wel regionaal (al dan niet in samenwerkingsverbanden) zogenoemde Werkgeversservicepunten opgericht, waar vanuit die grondgedachte getracht wordt de werkgelegenheid te bevorderen, vooral voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. 4
Daarbij werd aansluiting gezocht bij de landelijk ingezette verdeling van de arbeidsmarkt in 35 zogenoemde arbeidsmarktregio’s. Een van die regio’s betreft het gebied Holland Rijnland. Werkgeversservicepunt KDB Ook in onze regio is, voorsorterend op de mogelijke wetswijzigingen, in pilotvorm gestart met een werkgeversservicepunt, het Werkgeversservicepunt Kust-, Duin- en Bollenstreek (WGSP KDB). Deze pilot is in de loop van 2013 gestart. Het WGSP KDB wordt gevormd door de gemeenten uit de Kust-, Duin- en Bollenstreek, met uitzondering van de gemeente Wassenaar (Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest en Teylingen). De Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek en de MareGroep nemen ook aan de WGSP KDB deel. Het WGSP KDB werkt samen met het UWV.
Sociaal akkoord Lag aanvankelijk in de plannen van het Kabinet de (financiële) verantwoordelijkheid met betrekking tot gemeentelijke re-integratie activiteiten louter bij de gemeenten, met het sluiten van het sociaal akkoord tussen werkgevers en werknemers in april 2013 is daar wezenlijke verandering in gekomen. Het Sociaal Akkoord stelt hierover immers het volgende: ‘Sociale partners zetten samen met gemeenten op regionaal niveau Werkbedrijven op voor de begeleiding naar werk van mensen met een beperking’. Het Kabinet kan zich op het punt van de Werkbedrijven in het gesloten Sociaal Akkoord vinden. De voorgenomen aanvankelijke contouren van de Participatiewet zijn daarom, mede naar aanleiding van het Sociaal Akkoord, 5
aangepast. Wetsveranderingen Op het gebied van de wetsveranderingen zijn inmiddels eerste formele stappen genomen. De Participatiewet is op 2 december 2013 ingediend bij de Tweede Kamer van de Staten Generaal. Daarmee is het officiële wetgevingstraject van start gegaan, wat moet leiden tot invoering per 1 januari 2015. Als gevolg van de invoering van de Participatiewet zal een andere wet op het sociaal arbeidsrechtelijk domein, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), vanaf 1 januari 2015 na verloop van tijd zijn werking gaan verliezen. De Wsw biedt een aantal mensen met een (arbeids)beperking de mogelijkheid om, onder aangepaste omstandigheden, binnen een dienstverband (betaald) arbeid te verrichten. Na 1 januari 2015 kent deze wet geen nieuwe instroom meer. De verwachting is verder dat begin 2014 de Quotumwet zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. De Quotumwet dient als een stok achter de deur voor het geval dat er de komende tijd door werkgevers geen 125 duizend banen voor mensen met een (arbeids)beperking worden gerealiseerd. Deze door werkgevers en overheid toegezegde garantie komt namelijk voort uit het in april 2013 gesloten Sociaal Akkoord. Participatiewet in het kort Het oogmerk van de Participatiewet is om één regeling te vormen voor mensen met een arbeidsvermogen, daar waar de regelgeving nu versnipperd is. Eén regeling voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. In de Participatiewet worden de huidige regelingen Wsw (Wet sociale werkvoorziening), Wajong (Wet werk en arbeidsondersteu6
ning jonggehandicapten) en Wwb (Wet werk en bijstand) samengevoegd. De instroom in de Wsw stopt per 1 januari 2015. De Wajong blijft bestaan voor mensen die duurzaam niet kunnen werken. De Wwb gaat geheel op in de Participatiewet. Gemeenten voeren de Participatiewet uit. De gemeente heeft – in essentie – 2 taken in het kader van de Participatiewet: - de re-integratietaak: ondersteuning bij arbeidsinschakeling, waaronder aanbieden van een voorziening; - de inkomensondersteunende taak: verlening van bijstand (in geldelijke zin). Participatiewet financieel Er komt voor de gemeenten, onder de werking van de Participatiewet, een gebundeld re-integratiebudget vanuit het Rijk beschikbaar. Aan het huidige re-integratiebudget voegt de regering middelen toe in verband met het afsluiten van de Wajong voor mensen met arbeidsvermogen, de begeleiding van mensen die niet meer de Wsw kunnen instromen en voor het zittend bestand Wsw. Met het gebundelde re-integratiebudget moet de gemeente, naast de re-integratietaak op basis van de Participatiewet, ook de kosten van de uitvoering van de Wsw betalen. Op de budgetten zijn de afgelopen periode en worden de komende periode ook nog efficiencykortingen doorgevoerd door het Rijk. De vraag is of de financiële middelen die in het kader van de Participatiewet vanuit het Rijk aan de gemeenten worden verstrekt voldoende zijn. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) maakt zich daar grote zorgen over.
7
Re-integratietaak Participatiewet Deze notitie gaat dieper in op de re-integratietaak van de gemeente in het kader van de Participatiewet en de ontwikkelingen op dat vlak. De inkomensondersteunende taak van de gemeente wordt hier niet verder belicht, behoudens zijdelings waar nodig. Kaders werkbedrijf Het Werkbedrijf komt voort uit het Sociaal Akkoord van april 2013. De kaders voor het Werkbedrijf, zoals aangegeven met het Sociaal Akkoord, zijn: - gericht op de begeleiding naar werk van mensen met een beperking; - er komen 35 Werkbedrijven, die zorg dragen voor de plaatsing; - gemeenten hebben de lead en werken samen met UWV en sociale partners; - werkgevers hebben aangegeven dat zij op regionaal niveau betrokken zullen zijn bij de financiering van de Werkbedrijven; - lokale werkgevers nemen deel aan het bestuur van de Werkbedrijven, die met een commerciële inslag worden geleid. Verdere uitwerking gebeurt door de sociale partners met gemeenten (VNG en Stichting van de Arbeid) in overleg in de zogenoemde landelijke ‘Werkkamer’. Vanuit de Werkkamer zelf is tot heden nog geen concrete informatie verschenen. Gelijktijdig met het aanbieden van de Participatiewet heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang in de Werkkamer. Hieruit valt het volgende te herleiden: - het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) zal een rol krijgen bij de vaststelling of iemand in staat is om het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen en of iemand zoveel begeleiding nodig heeft dat beschut werk voor de hand ligt. Er zal 8
een wettelijk kader (landelijke criteria) voor de beoordelingscriteria van het UWV worden vastgelegd; - de loonwaardebepaling (voor de loonkostensubsidie) vindt plaats op de werkplek met betrokkenheid van Werkbedrijf en werkgever; - gemeenten hebben de lead bij de Werkbedrijven met een zware vertegenwoordiging van werkgevers in het bestuur. Ook werknemersorganisaties nemen deel aan het bestuur; - in elke regio wordt een basispakket aan functionaliteiten (onder andere werkgeversdienstverlening, werkplekaanpassingen, noriskpolis) onder regie van het Werkbedrijf georganiseerd; - werkgevers zijn op regionaal niveau betrokken bij de financiering van de Werkbedrijven; - er zijn diverse onderwerpen waarover partijen in de Werkkamer nog verdere praktische (proces)afspraken kunnen maken, zoals de matching van mensen op banen, het instrumentarium voor burgers en voor de ontzorging van werkgevers, de overdracht van Wajongers, de werkafspraken rond loonwaardemeting etc. Ten slotte valt uit de toelichting op de Participatiewet nog het volgende over de Werkbedrijven te halen: - Kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de 35 Werkbedrijven bij de organisatie van beschut werk worden ingezet. Gemeenten betrekken bij het organiseren van beschut werk het Werkbedrijf. - uitgangspunt bij de Werkbedrijven is te komen tot een praktische en werkbare invulling die gemeenten en bedrijven helpt en onnodige bureaucratie voorkomt. De uitwerking is erop gericht om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak voor bedrijven en mensen met een arbeidsbeperking te komen; - het Werkbedrijf is vormvrij. In elke regio zal onder regie van het werkbedrijf een aantal functionaliteiten worden aangeboden. Het gaat hierbij om activiteiten zoals de dienstverlening aan werkgevers, het zorgdragen voor een eenduidige inzet van instrumenten (zoals loonkostensubsidie, proefplaatsing en jobcoaching), de verstrekking van voorzieningen (zoals werkplekaanpassingen), de inzet van de no-riskpolis en het maken van afspraken over de organisatie van beschut werk. Het is aan de regio om te bepalen wie de uitvoering hiervan doet, er is ruimte voor regionale differentiatie.
9
Vormgeving Regionaal Werkbedrijf; praktische en concrete vraagstukken Geconstateerd kan worden dat er over de feitelijke invulling van het regionale Werkbedrijf nog weinig concreet is. Onduidelijk is welke kant het met de Werkbedrijven op gaat. Enerzijds wordt aangegeven dat het Werkbedrijf vormvrij is, anderzijds valt te lezen dat de (van de Werkkamer nog te verwachten) uitwerking van het Werkbedrijf erop gericht is om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak te komen. Enerzijds wordt er gestreefd naar een praktische en werkbare invulling die gemeenten en bedrijven helpt en onnodige bureaucratie voorkomt, anderzijds is er sprake van een bestuur waaraan gemeenten, werkgevers en werknemersorganisaties deelnemen en ook het UWV bij wordt betrokken. Wordt het centraal ‘dichtgeregeld’ in structuren en procedures of komt er decentraal (regionaal) ruimte om een en ander vorm te geven? Voldoende helder op het takenpakket van het Werkbedrijf is dat: - het Werkbedrijf gericht is op de begeleiding naar werk van mensen met een beperking (en daarmee niet op de begeleiding naar werk van mensen zonder een beperking!), - het Werkbedrijf betrokken is bij de loonwaardebepaling (voor de loonkostensubsidie), - onder regie van het Werkbedrijf een basispakket aan functionaliteiten wordt georganiseerd en - het Werkbedrijf bij de organisatie van beschut werk wordt ingezet. De komende tijd zal naar verwachting meer duidelijk gaan worden over de (verdere) richting, waarin het Werkbedrijf zich zal (moeten) gaan ontwikkelen. Regionale en/of subregionale arbeidsmarktaanpak De Kabinetsgedachten en de landelijke ontwikkelingen ‘ademen’ een aanpak van de arbeidsmarkt op regionaal niveau uit. Voor 10
deze regio is dat de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Van gemeentezijde wordt dit in het algemeen onderschreven, maar er is een sterke drang om de concreetheid en de praktische invulling (uitvoering) zo veel als mogelijk op subregionaal niveau vorm te geven.
11
UITVOERINGSOPTIES Vanuit de hiervoor beschreven kaders kan er voor de uitvoeringsopties gedacht worden aan de navolgende varianten. De beschreven varianten zijn basisvarianten, waarop allerlei ‘verfijningen’ mogelijk zijn en vergen verdere (praktische) uitwerking. Nadrukkelijk wordt hierbij opgemerkt dat enkel de uitvoerings/organisatiestructuur voor het zogenoemde W-deel (re-integratie) in beeld wordt gebracht en niet het zogenoemde I-deel (inkomensondersteuning) 1. Gescheiden aanpak De gescheiden aanpak kenmerkt zich door de organisatie van de (gemeentelijke) re-integratie en de benadering van de (gemeentelijke) doelgroep te positioneren vanuit de door de wetgever aangegeven scheiding tussen enerzijds begeleiding naar werk van mensen met een beperking en anderzijds begeleiding naar werk van mensen zonder een beperking.
12
Regionaal
Collectief gemeenten?
Werkbedrijf
Bestuurssecretariaat
Subregionaal
Agentschap Wb Alphen e.o.
Agentschap Wb Leiden e.o.
Agentschap Wb Duin- en Bollen
Wgsp Alphen e.o.
13
Wgsp Leiden e.o.
Wgsp Duin- en Bollen
2. Gezamenlijke aanpak De gezamenlijke aanpak kenmerkt zich door de organisatie van de (gemeentelijke) re-integratie en de benadering van de (gemeentelijke) doelgroep te positioneren vanuit het perspectief van de werkzoekende, zonder onderscheid te maken tussen begeleiding naar werk van mensen met een beperking en zonder een beperking. Binnen de gezamenlijke aanpak zijn er qua organisatiestructuur – grofmazig – 2 aansturingsmogelijkheden. 2A. Optie A Werkbedrijf als uitvoeringsorganisatie (uitvoering) Doelgroep:
+ Regionaal
Werkbedrijf+ Gem, Wg, Wn (,UWV)
Bestuurssecretariaat Subregionaal
Werkservicepunt Alphen e.o.
Werkservicepunt
Werkservicepunt
Leiden e.o.
Duin- en Bollen
14
2B. Optie B Werkbedrijf als bestuursorganisatie (werktafel) Doelgroep:
+
Regionaal
Werkbedrijf Gem, Wg, Wn (,UWV)
Collectief Gem.
opdrachtgever
Subregionaal
Bestuurssecretariaat
Werkservicepunt Alphen e.o.
Werkservicepunt Leiden e.o. +
15
Werkservicepunt Duin- en Bollen
Analysematrix uitvoeringsopties Met onderstaande analysematrix wordt beoogd een (overzichtelijk) inzicht te geven in de voor- en nadelen van de diverse uitvoeringsopties. De indeling kan als subjectief en/of sturend worden ervaren. Het geeft echter in elk geval een beeld van de aspecten, die een rol spelen. Dit sterkt de uiteindelijke afweging en keuze voor verdere vormgeving en uitwerking. Uitvoeringsoptie Gescheiden
Gezamenlijk (werkbedrijf)
Gezamenlijk (werktafel)
Nadelen *2 loketten *Afstemmingsvraagstukken *Concurrentierisico *Wie bepaalt over wat? 2 verschillende doelgroepen en taken *Bestuurlijk en uitvoerend *Extra organisatie *Invulling financiële structuur *Afstand van uitvoeringspraktijk (abstractierisico)
Voordelen *Verantwoordelijkheid helder *Takenverdeling helder *Financieel verdeeltechnisch eenvoudig *1 loket
*1 loket *Bestuurlijk * Overleg- en besluitplatform (strategisch) *Opdrachtgever en –nemer *Geen extra uitvoeringsorganisatie *Werksoort inkomensondersteuning inpasbaar
Specifieke aandachtspunten Bovenstaande uitvoeringsopties zijn basale opzetten. Zonder volledig te zijn, spelen de navolgende specifieke aandachtspunten bij een eventuele verdere uitwerking een rol: - doelgroep, taak en rol van het UWV; - uitwerking beschut werken; - aanhechting lokaal arbeidsmarktbeleid op regionaal/subregionaal arbeidsmarktbeleid; 16
- financiering van de Werkbedrijven/re-integratieactiviteiten; - doorwerking organisatiestructuur re-integratieactiviteiten op organisatiestructuur inkomensondersteuning. Het is zaak hier (te zijner tijd) de vereiste aandacht aan te besteden. Mogelijke consequenties organisatie takenpakket I-deel Organisatieverandering op het gebied van de (gemeentelijke) re-integratieactiviteiten hebben gevolgen voor de andere wettelijke gemeentelijke taak op basis van de Participatiewet, de inkomensondersteuning. Voor de organisatie van de inkomensondersteunende taak, onder de werking van het Werkbedrijf, zou in deze gedacht kunnen worden aan een scheiding tussen het generiek inkomensondersteunend deel (algemene bijstand) en het specifiek inkomensondersteunend deel (bijzondere bijstand). Er ligt een directere relatie tussen de algemene bijstand, als periodiek loonvervangend inkomen, en de re-integratieactiviteiten dan dat dat het geval is bij de bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is veel meer individueel gericht en gebaseerd op maatwerk, waar de algemene bijstand meer grofmazig van aard is. Binnen de nieuwe kaders, nadat de 3 gemeentelijke decentralisaties zijn doorgevoerd, ligt het voor de hand om de beoordeling en verstrekking van de algemene bijstand dicht tegen de re-integratieactiviteiten (van de gemeente) aan te leggen, en daarmee tegen de Werkbedrijven aan, op (sub)regionaal niveau. De beoordeling en verstrekking van de bijzondere bijstand daarentegen zou goed gekoppeld kunnen worden aan de algemene integrale zorgtaak van de gemeente. Een lokale positionering van die taak (binnen het takenpakket Wmo/Zorg) lijkt daarbij de beste optie.
17
AFSLUITING Voorzet Met deze notitie wordt beoogd een voorzet te geven voor de gedachtewisseling en eventuele keuzebepaling met betrekking tot de toekomstige organisatorische vormgeving van de uitvoering van de Participatiewet. Voorbehoud Er is nog veel niet ingevuld. Er is nog veel onduidelijk. Of er landelijk voorgeschreven kaders komen en wat die dan zijn, ook dat is nog niet helder. Wel tekent zich door de (afgelopen) jaren een teneur af. Vanuit die teneur en de vakinhoudelijke kennis en ervaring is deze notitie opgesteld. Maar waar het uiteindelijk (precies) heen gaat ……………….. Het is ook aan ons om dat mede te bepalen.
18