MAATWERK havo/vwo
voor zorgleerlingen
in Drachten Een miniproject van Johan Kloos in het kader van Onderwijsconsulenten+
Trotse mensen verdwalen liever dan dat ze de weg vragen. Winston Churchill
Een publicatie van: Onderwijsconsulenten+ - Postbus 19521 - 2500 CM DEN HAAG - Tel. 070 - 3122887 www.onderwijsconsulenten.nl -
[email protected]
Maatwerk voor zorgleerlingen op het HAVO/VWO in Drachten Inhoudsopgave Introductie ..............................................................................................................................................................3 Aanleiding, probleemstelling en draagvlak..........................................................................................................4 Doelgroepomschrijving..........................................................................................................................................4 Doelstelling/ambitie................................................................................................................................................5 Projectorganisatie ..................................................................................................................................................5 Uitgangspunt ..........................................................................................................................................................5 Kenmerken VO-VSO .............................................................................................................................................6 Naar voorwaarden in de school ..........................................................................................................................7 Naar aandachtspunten.........................................................................................................................................7 Naar aanbevelingen ............................................................................................................................................8 Inventarisatie van de potentiële leerlingen ..........................................................................................................8 Organisatiemodellen ..............................................................................................................................................8 Globale praktische kaders...................................................................................................................................10 Bijzondere begeleidingsvraag .............................................................................................................................10 Huisvesting............................................................................................................................................................11 Inrichting van school en klaslokaal ..................................................................................................................11 Organisatie van het onderwijsaanbod, de onderwijsarrangementen ..............................................................11 Leswijzer ..........................................................................................................................................................11 Onderwijspersoneel ..........................................................................................................................................13 Organisatie van het zorgaanbod, de zorgarrangementen.................................................................................14 Mentoraat op Het Drachtster Lyceum ...............................................................................................................14 Organisatie van de begeleiding van leerlingen met ASS..................................................................................14 Taakomschrijvingen mentor en rugzakbegeleiders ..........................................................................................14 Mentoraat op CSG Liudger, locatie Raai ..........................................................................................................17 Organisatie van de begeleiding van leerlingen met ASS..................................................................................17 Taakomschrijvingen zorgcoördinator, mentoren, docenten, zorgpersoneel .....................................................18 Plaatsingsprocedure, intake en gevolgen voor de schoolorganisatie ...............................................................20 Conceptbegrotingen .............................................................................................................................................22 AWBZ en onderwijs.............................................................................................................................................24 Ondersteuning en begeleidingsstructuur ...........................................................................................................25 Het onderwijs/zorgarrangement.........................................................................................................................25 Leerpunten uit andere projecten ........................................................................................................................25 Stellingen vanuit het speciaal onderwijs ............................................................................................................26 Bijlage 1 Intentieverklaring Maatwerk Drachten .....................................................................................27 Bijlage 2 Kenmerken van een doelgroepvriendelijke school ....................................................................28 Bijlage 3 Protocol doelgroep........................................................................................................................29 Bijlage 4 Taken en competenties van de persoonlijk begeleider ..............................................................30 Bijlage 5 Leerpunten HJZ en andere initiatieven .....................................................................................31
2
Introductie Drie scholen in Drachten, CSG Liudger, OSG Singelland Het Drachtster Lyceum en VSO De Zwaai nemen aan het begin van het schooljaar 2009/2010 het initiatief om zich te oriënteren op mogelijke samenwerking rond de knelpunten, de aanpak en de ondersteuning van LGF-leerlingen op HAVO/VWO-niveau. Met name wordt hierbij gedacht aan leerlingen met kenmerken van internaliserende problematiek. De directies van de scholen gaan akkoord met een onderzoek naar de vraag of binnen de huidige scholen een adequate combinatie van HAVO/VWO-onderwijs en zorg tot stand kan komen op basis van vraaggericht werken voor deze leerlingen. Daarbij dient er uitzicht te zijn op het behalen van een diploma of certificaten. Een brede werkgroep voert het onderzoek uit en stelt vast dat voornoemde opdracht positief beantwoord kan worden. De directies geven vervolgens opdracht om invulling te geven aan de realisering ervan, en de werkgroep bereid hiertoe een project voor dat start aan het begin van het schooljaar 2010/2011. In deze blauwdruk wordt beschreven hoe invulling is gegeven aan de opdracht van de directies. Ingegaan wordt op de keuze voor de groepssamenstelling, de werkwijze en andere voorwaarden. Aan het eind van dit verslag worden aandachtspunten genoemd voor een vervolg, opgetekend uit een ander lopend project. Ook wordt een aantal stellingen gegeven. Er wordt geen ruchtbaarheid gegeven aan de projectvoorbereiding van de werkgroep. De directies en het personeel van de scholen worden op de hoogte gehouden via een nieuwsbrief. Aan het begin van het project wordt op basis van een inventarisatie verwacht dat het om hooguit zes leerlingen gaat; inmiddels zijn voor dit schooljaar al minstens zeventien leerlingen aangemeld! Dit bewijst hoezeer dit initiatief in een behoefte voorziet. De scholen gaan het nieuwe schooljaar in met de vergaarde kennis en de gecreëerde voorwaarden. Hiermee zijn ze er nog niet. Er zullen nog oplossingen gevonden moeten worden voor de 'beren' die op het toekomstige onderwijspad komen. Zij zullen niet worden afgeschoten, maar met kennis van zaken worden gekooid. Johan Kloos, Onderwijsconsulent+ Juni 2010
3
Aanleiding, probleemstelling en draagvlak Drie scholen voor regulier en speciaal voortgezet onderwijs in Drachten voor HAVO/VWO oriënteren zich in het kader van Passend onderwijs op mogelijke samenwerking rond de knelpunten, de aanpak en de ondersteuning van LGF-leerlingen. De twee scholen voor regulier onderwijs en de school voor voortgezet speciaal onderwijs die het HAVO/VWO-pakket aanbieden, vragen zich af hoe ze tegemoet kunnen komen aan de toenemende vraag van onderwijs op maat voor leerlingen in de HAVO/VWO-sector. Zij zien een toename van het aantal rugzakleerlingen, maar ook van niet-geïndiceerde leerlingen met vergelijkbare problematiek. Bovendien constateren ze dat vakdocenten en mentoren onvoldoende kunnen inspelen op de begeleidingsvraag van deze leerlingen door tijdgebrek, door onvoldoende competentie op dit gebied en door de aandacht die men aan de andere leerlingen wil besteden. Het voorstel is ontstaan vanuit het oriënterende overleg in het schooljaar 2008/2009. De betrokken scholen waren overtuigd van de noodzaak om voor deze doelgroep een passend traject in te zetten. Zij verwachten voldoende draagvlak te vinden in de scholen.
Doelgroepomschrijving Algemeen • geïndiceerde LGF-leerlingen met vergelijkbare zorgbehoefte; • niet-geïndiceerde leerlingen met vergelijkbare problematiek; • ca. zes leerlingen per HAVO/VWO-locatie per leerjaar; • globaal: vijf (klassen) x zes (leerlingen) x twee (locaties) = 60 leerlingen. Per locatie ca. 30 leerlingen op een totaal van ca. 1000 leerlingen (3%). Naar zorgbehoefte Besloten wordt naast de algemene kenmerken een omschrijving van de zorgbehoefte en de te creëren voorwaarden in de school te hanteren. Kinderen/jongeren die in aanmerking (willen) komen voor het project moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: • er moet sprake zijn van een psychiatrische grondslag (op basis van een psychiatrische diagnose waaruit de problematiek blijkt); • er kan sprake zijn van niet-gediagnosticeerde vergelijkbare problematiek; • er moet sprake zijn van minimaal HAVO/VWO-niveau; • er kan sprake zijn van een clusterindicatie 2, 3 of 4; • er is sprake van het ontbreken van (één of meerdere) algemene leervoorwaarden, zoals tekortkomingen op het gebied van werkhouding, zelfstandigheid, taakgerichtheid, aandacht, motivatie en instructiegevoeligheid, beperkte communicatieve redzaamheid, beperkte sociale redzaamheid, beperkte zelfredzaamheid, regelmatig problemen in de interactie met leerkrachten/leerlingen; • de leerling heeft in het verleden blijk gegeven 'leerbaar' te zijn, dat wil zeggen dat de leerling ontwikkelingsmogelijkheden heeft om te groeien binnen de grenzen van de beperking.
4
Doelstelling/ambitie De scholen willen onderzoeken op welke wijze er invulling gegeven kan worden aan de vraag naar een meer adequate en passende ondersteuning van bovengenoemde doelgroep, rekening houdend met de wet op Passend onderwijs. Als eerste aanzet geldt: • bewuste afweging bij plaatsing in groepen; • tijdige signalering van leerlingen met gedragsproblematiek; • bovengenoemde leerlingen behouden in het reguliere traject en op het ingezette niveau; • ondersteuning van kernteams, docenten en mentoren; • het bieden van meer structuur rondom de leerlingen uit bovengenoemde doelgroep met als eerste uitwerking het creëren van een centrale plek in de school; • een meer flexibele inzet van LGF.
Projectorganisatie De projectgroep start de voorbereidingen met de volgende deelnemers: OSG Singelland - Het Drachtster Lyceum CSG Liudger Locatie Raai VSO De Zwaai SWV 3.01 SWV 3.02 ZOF AB REC3 AB RENN4 Ouders uit de ouderraad van Het Drachtster Lyceum en de ouderwerkgroep Passend Onderwijs Friesland SOSO/Onderwijsconsulenten+: Johan Kloos (hierna ook: OC+). In een later stadium wordt een netwerkconsulent van BJZ benaderd om mee te denken over de invulling van de zorg. Verder wordt iemand aangezocht om het project administratief te ondersteunen. Informatievoorziening De werkgroep verzendt intern een (e-mail) nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief wordt samengesteld door de OC+ Johan Kloos en iemand van het SWV. Bevoegdheden/besluitvorming Enkele leden van de werkgroep hebben volledig mandaat, anderen dienen terug te koppelen naar de eigen werkgever. Intentieverklaring/convenant Zie bijlage 1. Deze intentieverklaring beoogt aan te geven dat de werkgroepleden toestemming hebben van hun directies (besturen, portefeuillehouders) om in de werkgroep te participeren. Taken en verantwoordelijkheden van de deelnemende instellingen De onderwerpen die aan de orde komen zijn hieronder genoemd. In de vergadering wordt bepaald hoe de taakverdeling is en wie de verantwoordelijkheid heeft.
Uitgangspunt Het uitgangspunt bij de aanpak van het project is het creëren van een onderwijs/zorgcombinatie, toegesneden op de specifieke problemen van de leerling onder het motto: één kind, één plan. Doel is de leerling de gewenste ontwikkeling te laten doormaken. De volgende aspecten spelen daarbij een rol.
5
1. Een adequate onderwijsvoorziening binnen de scholen voor deze doelgroep is dringend gewenst in de regio Drachten. 2. De betreffende kinderen zijn of worden geïndiceerd voor het onderwijs binnen een cluster. Voor diegenen die in aanmerking komen zal bekeken worden of een aanvraagprocedure voor een PGB kan worden gestart. 3. Bij de verkenning van de mogelijkheden wordt nagegaan of de pilot tegelijk in de onderbouw en bovenbouw start, of begint in de onderbouw. 4. Voor het realiseren van de onderwijsvoorziening in de scholen zullen docenten worden gerekruteerd uit de deelnemende school voor voortgezet onderwijs en deskundigen uit REC3/REC4. 5. Bezien zal worden hoe de ambulante begeleiding ingezet kan worden vanuit REC3/REC4. 6. De participerende zorg- en onderwijsinstellingen binnen de scholen zijn bereid zich gezamenlijk maximaal in te spannen om een en ander te realiseren.
Kenmerken VO-VSO Naar leerling VO • er moet sprake zijn van het gegeven dat een leerling in een reguliere groep/speciale groep binnen het VO kan participeren; • leerlingen hebben vooral een planningsstructuurprobleem.
VSO • voor de leerling is een kleine setting essentieel in verband met de veiligheidsbeleving; • de leerling moet zich erkend en niet bijzonder voelen; • de leerling heeft de structuur van een vaste groep, dagindeling en leeraanbod nodig; • de leerling is gebaat bij één vaste, deskundige docent met orthopedagogische en orthodidactische gerichtheid; • de leerling volgt onderwijs binnen cluster 4; • de leerling kan een combinatie van behandeling (zorg) en onderwijs nodig hebben; • de leerling heeft mogelijk een individueel aangepast systeem nodig. Binnen cluster 4 onderwijs worden de leerlingen ingedeeld op leeftijd en uitstroomprofiel (leerniveau). Internaliserend en externaliserend gedrag is geen indelingscriterium.
6
Naar voorwaarden in de school VO • voldoende structuur in de reguliere lessen; • wekelijks overleg over de afgelopen week en de komende week; • rust, regelmaat, zekerheid; • inspelen op de individuele zorgvraag; • de ouders zijn bereid mee te werken als partners in de zorg; • naast de motivatie van de leerling wordt die van de ouders als belangrijk ervaren; • het is noodzakelijk om met hulpverleners die bij de leerling betrokken zijn contact te hebben om een sluitende aanpak in de begeleiding te krijgen.
VSO • de leerling moet over een cluster 4 indicatie beschikken; • eventueel is plaatsing als gastleerling mogelijk (er moet wel uitzicht zijn op een indicatie cluster 4).
Naar aandachtspunten VO • het blijft voor docenten moeilijk om in de volle klassen een zorgleerling de hulp te bieden die hij/zij eigenlijk nodig heeft; • motivatie van de leerling is erg bepalend voor het effect van de hulp; • de leerling accepteert niet de aangeboden hulp; • de leerling wil geen uitzonderingspositie in de klas/les; • de leerling loopt vast bij bepaalde opdrachten; • er is onvoldoende competentie en deskundigheid in de scholen; • de zorg binnen het huidige onderwijs is onvoldoende gebleken. Deze hulp moet 6-8 weken geboden zijn, en dit moet aangetoond worden door middel van een handelingsplan en rapportage van de mentor (aanmeldingsformulier); • vooral in de bovenbouw is sprake van grote problemen; • vaak is een LGF-begeleider nodig ('brand blussen', 'conflicten' oplossen); • in de reguliere lessen zijn er geen enorm grote problemen. De meeste problemen doen zich voor bij expressievakken en CKV; • ook bij vrijere opdrachten zijn er regelmatig problemen; • begeleiders krijgen moeilijk informatie vooraf, bijvoorbeeld planning van praktische opdrachten, inleveren betoog, houden spreekbeurt e.d.; • contacten met hulpverleners worden als stroef ervaren; • voor de rugzakbegeleiders is niet altijd duidelijk waar hun plichten, rechten en verantwoordelijkheden liggen.
VSO Geen knelpunten binnen R-4.
7
Naar aanbevelingen VO • een vaste ruimte voor deze leerlingen, letterlijk en figuurlijk, voor een time out of gesprekken met begeleiders, als acute hulp/aanpak gewenst is; • als de vraag toeneemt meer docenten interesseren en opleiden; • vast tijdstip inroosteren waarop leerling en begeleider elkaar spreken. • aparte groep voor vakken als cultuur en kunstzinnige vorming; • bevorderingsnormen (onderbouw geregeld en bovenbouw nodig) en regels in PTA (bovenbouw) moeten worden aangepast. Er zijn escapemogelijkheden voor zorgleerlingen nodig; • sommige zorgleerlingen hebben extra tijd nodig in toetssituaties. Dit moet geregeld worden met een zogenaamde 'tempopas'.
VSO
Inventarisatie van de potentiële leerlingen Deze inventarisatie wordt uitgevoerd door de Ambulante Begeleidingsdiensten van REC 3 en 4. De potentiële leerlingen zijn díe leerlingen, die nu de school bezoeken en die aangemeld worden voor het eerste schooljaar. Het is van belang deze inventarisatie vanaf groep 7 van het basisonderwijs te doen. Mochten daar leerlingen zijn die geen indicatie behoeven voor de basisschool, maar wel voor het voortgezet onderwijs, dan kan het indicatietraject op tijd ingezet worden. Het grootste aantal leerlingen zal instromen bij het VMBO. Er zal ook een aantal leerlingen doorstromen naar OAC, Heerenveen, Gorredijk en Gomarus. Vanuit behandelcentrum Woodbrookers wordt gedacht aan één leerling per schooljaar. Voor het schooljaar 2010/2011 zijn in totaal 11 zorgleerlingen (van de 265 leerlingen) in OSG Singelland - Het Drachtster Lyceum aangenomen en 9 zorgleerlingen (van de 151 leerlingen) in CSG Liudger Locatie Raai.
Organisatiemodellen Er kunnen vier modellen worden geformuleerd: 1. Onderwijs en begeleiding van de leerlingen in reguliere klassen in het regulier onderwijs. 2. Een aparte klas voor de leerlingen die het onderwijs volgen op de reguliere VO-school. 3. Een aparte klas voor leerlingen die alle leerjaren doorlopen op een gespecialiseerde school. 4. Een klas gesitueerd tussen het VO en VSO: SVO. In onderstaande tabel wordt per model een aantal voor- en nadelen genoemd. Het moge duidelijk zijn dat de tabel geen uitputtend overzicht geeft en dat sommige voordelen of nadelen in de praktijk anders kunnen uitpakken.
8
Model 1. Leerling gewoon in de klas op het RO
2. Een aparte klas in het reguliere VO
3. Een aparte klas op een VSO
4.
Een aparte klas tussen het VO en het VSO: SVO
Voordelen • geen stigmatisering van de doelgroep; • een rijke leeromgeving (modelling van andere leerlingen); • samen met kinderen uit de eigen buurt naar school. • leerlingen krijgen ruimere mogelijkheden om hun autisme te (h)erkennen; • hoog leerrendement door inzet vakdocenten; • rijke leeromgeving; • meebewegen met kinderen uit de eigen buurt. • leerlingen leren hun autisme (h)erkennen; • heldere, gestructureerde omgeving; • werken in kleine groepen; • structuur/werkwijze van toepassing - dat wil zeggen, 'normaal' voor alle leerlingen.
Nadelen • nog weinig expertise aanwezig op de reguliere scholen; • mogelijk te veel nadruk op cognitieve ontwikkeling; • brede draagkracht nodig in de school (vraagt o.m. extra inzet van docenten). • tijdige toewijzing 'rugzakjes' onmisbaar; • mogelijke stigmatisering door rest van de school.
• leerlingen leren hun autisme (h)erkennen; • heldere, gestructureerde omgeving; • werken in kleine groepen; • structuur/werkwijze van toepassing - dat wil zeggen, 'normaal' voor alle leerlingen • hoog rendement door inzet vakdocenten
• detachering van docenten uit reguliere VO noodzakelijk om ontwikkeling vakkennis te realiseren; • tijdige toewijzing 'rugzakjes' onmisbaar; • mogelijke stigmatisering door rest van de school.
• minder sterke nadruk op cognitieve ontwikkeling; • detachering van docenten uit reguliere VO noodzakelijk om ontwikkeling vakkennis te realiseren.
De voorlopige analyse van de modellen in combinatie met de visie van de scholen leidt tot de keuze van model 1: het kind in de groep. In de praktijk zal moeten blijken of dit het beste bij de doelgroep past. Zo nodig wordt een ander model gekozen of wordt een combinatie van verschillende modellen toegepast, omdat voor de verschillende leerlingen met de doelgroepkenmerken altijd specifieke vormen van onderwijs en begeleiding nodig zullen zijn.
9
Globale praktische kaders De werkgroep heeft de opdracht een onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een project te realiseren waarin een adequate combinatie van onderwijs en zorg tot zijn recht kan komen binnen de huidige scholen. De werkgroep heeft hiertoe de volgende onderwerpen beschreven: • de doelgroep; • de doelstelling; • het uitgangspunt; • de inventarisatie van het te verwachten aantal leerlingen in schooljaar 2010/2011; • het organisatiemodel. De werkgroep maakt een beschrijving van de globale praktische kaders en legt het projectdocument voor aan de schooldirecties, die hun goedkeuring moeten geven om daadwerkelijk met de voorziening te starten.
Bijzondere begeleidingsvraag Een geïdentificeerde groep leerlingen met de doelgroepproblematiek heeft een bijzondere begeleidingsvraag als groep, en een specifieke hulpvraag als individu in deze groep. Om deze begeleiding en hulpvraag op de juiste wijze te bedienen is er naast het regulier onderwijsaanbod een specifieke benadering nodig om een succesvol traject af te leggen binnen de kaders van de school. Deze leerlingen kenmerken zich met name door een 'onhandige' wijze van communiceren en interactie aangaan met de directe omgeving. Hierdoor worden de leerling én de omgeving ontregeld, een situatie die door alle partijen niet op prijs wordt gesteld. Als binnen de school de didactische deskundigheid en vaardigheid worden aangevuld met (orthoped)agogische deskundigheid en vaardigheid, zal naar verwachting de ontregeling bij deze leerlingen en hun omgeving gereduceerd kunnen worden tot een werk- en leerbare situatie. Deze (orthoped)agogische deskundigheid en vaardigheid kunnen worden ingevuld door een ambulant begeleider of een discipline met vergelijkbare capaciteiten. Bij een aantal van vijftien leerlingen kan deze begeleider ongeveer vijf dagdelen per week beschikbaar zijn voor de leerlingen, ouders en docenten. Deze dagelijkse beschikbaarheid kan als volgt worden ingevuld: • begeleiding van de leerling in de schoolcontext: - individuele gesprekken en begeleiding; - uitleg en ondersteuning bij planning huiswerk; - coaching. • ondersteuning van de docenten bij: - de realisatie van het handelingsplan; - de implementatie van het handelingsplan; - het mede vormgeven van het handelingsplan; - specifieke deskundigheidsbevordering van de docenten; - de introductie van alternatieve leermethoden. - ondersteuning van de ouders: - fungeren als intermediair/mediator tussen school en ouders. • ondersteuning van hulpverlening(sinstanties): - fungeren als intermediair en vraagbaak; - ondersteuning bij (her)indicatie.
10
Het kan gewenst zijn dat de leerlingen van 8.00/9.00 - 17.00 uur op school zijn. In deze tijd vindt het onderwijs plaats, de bijlessen, de huiswerkbegeleiding en de zorg.
Huisvesting De school wil een doelgroepvriendelijke school zijn. De kenmerken van een doelgroepvriendelijke school zijn beschreven in de bijlagen 2 t/m 4. Deze kenmerken worden vertaald in de volgende huisvestingsaspecten voor álle lokalen (omdat deze leerlingen in alle klassen geplaatst kunnen worden).
Inrichting van school en klaslokaal School 1. rustige kleuren voor wanden en vloeren; 2. prikkelarme, harmonieuze inrichting; 3. pictogrammen/visualisaties in het hele gebouw; 4. geen achtergrondgeluid (tv/radio); 5. belangrijke informatie op vaste plaatsen (in algemene ruimte en in lokaal van persoonlijk begeleider); 6. duidelijke, persoonlijke informatie verstrekken (via persoonlijk begeleider), bijvoorbeeld over sportevenementen of schoolfeesten, dus niet overal wervende posters ophangen; 7. niet 'zo maar' algemene ruimtes, gangen en lokalen 'opleuken'. Klaslokaal. 1. elk theorielokaal is prikkelarm ingericht (hetzelfde meubilair in dezelfde opstelling); 2. elk theorielokaal genereert 'rust'; 3. elk theorielokaal heeft onderscheiden, gevisualiseerde werkplekken; 4. alle leerlingen hebben een vaste, eigen werkplek; 5. elk lokaal heeft de beschikking over dezelfde speciale hulpmiddelen (bijvoorbeeld een time-timer) en een 'Cruickshank-hoek' en/of aparte werkplek; 6. materialen en leermiddelen worden op een vaste plaats opgeborgen; 7. toepassing van picto's en/of foto's.
Organisatie van het onderwijsaanbod, de onderwijsarrangementen Leswijzer De volgende aspecten zijn van belang bij het optimaliseren van de leeromgeving. De punten die genoemd worden bij duidelijkheid (in ruimte, tijd en activiteit) zijn goed bruikbaar in alle klassen. De onder duidelijkheid in interactie genoemde punten zijn echter specifiek voor de doelgroepleerlingen. De bedoeling is, dat bij die interactiepunten voor een individuele leerling aan de andere leerlingen wordt uitgelegd waarom er speciale regels en afspraken gelden voor die ene leerling. Elke leerkracht voert de afspraken uit.
11
Duidelijkheid in ruimte • aankleding lokaal - zorg voor zo weinig mogelijk afleidende prikkels in het lokaal; - hang schoolregels op een vaste, duidelijk zichtbare plaats in het lokaal op. • indeling lokaal - zorg voor een time-out plek of een rustplek in het lokaal; - geef iedere leerling een vaste plek in het lokaal. • inrichting van de werkplek - zorg voor een gestructureerde en overzichtelijke werkplek. • ordening van materialen - berg materialen op een vaste, gemarkeerde plek op; - berg materialen die angst kunnen oproepen, in overleg met de leerling op. Duidelijkheid in de tijd • visualiseer het lesrooster; • geef afwijkingen van het lesrooster van te voren aan; • gebruik hulpmiddelen om de tijd concreet te maken; • ondersteun het gebruik van een agenda; • deel grote opdrachten samen met de leerling op in deelstappen (stappenplan); • ondersteun de leerling bij het inschatten van tijd en het maken van planningen; • houd rekening met een langere verwerkingstijd (trager werktempo); • maak duidelijke tijdafspraken; gebruik bijvoorbeeld niet 'straks', 'later', 'zo', maar spreek in afgebakende tijdsperiodes (5 minuten, etc.). Duidelijkheid in activiteit Tijdens een klassikale instructie wordt vaak in een keer heel veel informatie gegeven; leerlingen uit de doelgroep vinden het moeilijk om daaruit de kern te halen. Bovendien voelen deze leerlingen zich niet altijd aangesproken als er iets verteld wordt aan de gehele klas. Bij een klassikale instructie zijn daarom de volgende punten van belang: • • • • • • • • •
gebruik een vaste lesopbouw en schrijf deze op het bord; gebruik een vaste bordindeling; houd instructiemomenten kort; maak uitleg visueel; zorg dat de leerling weet wat hij/zij moet doen; geef veranderingen van te voren aan; geef extra tijd bij opdrachten en toetsen; bereid leerlingen voor op bijzondere activiteiten, zoals vieringen, schoolfeesten, excursies, stages; verplicht een leerling niet tot deelname aan bijzondere activiteiten.
De doelgroepleerlingen hebben moeite zich te concentreren op een (specifieke) opdracht, en ook op het plannen van opdrachten en het controleren en bijstellen van een opdracht of planning. Om een leerling in staat te stellen zelfstandig te werken, moet de organisatie van de opdrachten duidelijk zijn: • hanteer de regel dat duidelijk zichtbaar is voor de leerling waar hij/zij moet beginnen, wat er af moet zijn en wat hij/zij moet doen als het werk klaar is; • maak, afhankelijk van het niveau van de leerling, aangepaste visualisaties. Op deze wijze is het werk voor de leerling goed te overzien en kan hij zijn concentratie beter vasthouden. Duidelijkheid in interactie Leerlingen van de doelgroep hebben problemen met de communicatie over en weer: wederkerigheid. Zij kunnen zich moeilijk in een ander verplaatsen en reageren vaak niet adequaat. Deze leerlingen begrijpen boodschappen vanuit de lichaamstaal (gezichtsuitdrukkingen, gebaren of lichaamshouding) slecht of helemaal niet. Verder hebben ze moeite met het herkennen en onder woorden brengen van
12
gevoelens. Dit alles is van invloed op verschillende interacties, zoals het samenwerken met andere leerlingen. Om de wederkerigheid te stimuleren en te verduidelijken, is het van belang dat de docent duidelijk zegt wat hij van de leerling verwacht. Zorg ervoor dat het gedrag van de docent voorspelbaar is. Geef daarnaast leerlingen inzicht in hun eigen gedrag en het gedrag van medeleerlingen. • • • • • • • • • •
ga uit van onmacht en niet van onwil; gebruik concrete, heldere taal; stel eenduidige, positief geformuleerde regels; oefen regels in verschillende situaties; oefen sociale situaties; bereid de leerling voor op veranderingen; begeleid samenwerken; maak gebruik van visuele ondersteuning; reageer bij escalaties op een kalme, zakelijke manier; bespreek de escalatie als de leerling gekalmeerd is.
Rooster • Koppel zoveel mogelijk de lesuren aan elkaar tot blokuren; dit zorgt voor zo min mogelijk leswisselingen; • Vermijd tussenuren. Schuif bij lesuitval lesuren door, laat andere uren vervallen of verdeel de leerlingen over de andere klassen. Kondig dit wel duidelijk bij de leerlingen aan en geef uitleg. Is een tussenuur onvermijdelijk? Zorg dan voor een duidelijke opdracht of vaste (werk)plek. • Onderzoek of het mogelijk/wenselijk is dat de groep leerlingen in het lokaal blijft en dat de docenten naar het lokaal gaan. Uiteraard geldt dit niet voor de praktijkvakken. • Onderzoek of het mogelijk/wenselijk is dat er docenten zijn die alleen aan de onderbouw lesgeven, alleen aan de middenbouw en alleen aan de bovenbouw. • Pauzes zijn rust- en bijtankmomenten voor leerlingen. Echter, het plein en de kantine zijn voor de doelgroepleerlingen een bron van onrust en angst, zodat er voor hen meestal geen sprake is van een rustmoment. Het gedrag van de andere leerlingen is erg onvoorspelbaar en er gebeurt heel veel en snel. Daarnaast speelt een rol dat de doelgroepleerlingen moeite hebben met het invullen van lege momenten. Ook doen pauzemomenten een groot beroep op sociale vaardigheden van een leerling bij het maken van contact met medeleerlingen. Dit alles tezamen maakt dat leerlingen van de doelgroep het overzicht kwijt kunnen raken, wat zich uit in irritaties en angst. Pauzes kosten hen vaak zoveel energie, dat ze daarna (tijdens de les) weer moeten bijkomen. - Het is belangrijk dat er verschillende activiteiten te doen zijn tijdens de pauze (buiten bijvoorbeeld voetballen, basketballen, tafeltennissen en een rustige plek waar de leerlingen kunnen kletsen, en binnen een plek om te kunnen eten en drinken, een stripboek te lezen of achter de computer te zitten). De leerling kan altijd zelf bepalen of hij/zij binnen wil blijven of naar buiten wil gaan. De plekken waar de activiteiten plaatsvinden moeten duidelijk zijn aangegeven, bijvoorbeeld met lijnen op de grond, met pionnen of met lint. - Zorg voor een rustplek op het plein, maar ook in de aula. - Soms kunnen leerlingen moeilijk kiezen wat ze willen doen in de pauze; help de leerling hierbij. - Dwing een leerling niet tot een pauzemoment op het plein of in de kantine. Voor wie nog niet aan het plein of de kantine toe is, moet er een lokaal zijn waar hij of zij pauze kan houden onder toezicht van een docent. De docent maakt afspraken met de leerling over wat hij/zij gaat doen in de pauze. Het is de bedoeling dat de pauze in het lokaal tijdelijk is; er moet gewerkt worden naar pauzemomenten in de kantine of buiten.
Onderwijspersoneel Voor deze speciale leerlingpopulatie is ook speciaal personeel nodig. Het onderwijspersoneel dient affiniteit met de doelgroep te hebben. Het is wenselijk dat geïnventariseerd wordt wie de bijzondere taak van het begeleiden van deze groep leerlingen op zich willen nemen. Het is voor de doelgroep wenselijk dat er zo weinig mogelijk verschillende personen ingezet worden.
13
Organisatie van het zorgaanbod, de zorgarrangementen De leerlingen kunnen behoefte hebben aan persoonlijke zorg, bijvoorbeeld in de vorm van persoonlijke gesprekken. Bij de intake dient de zorgvraag geïnventariseerd te worden op basis van vraaggerichte interviews en gerichte vragen. Het opstellen van het zorgplan leidt tot de invulling van het zorgarrangement. Daar waar zorg nodig is die buiten de onderwijszorg valt, wordt getracht een invulling te creëren in samenwerking met de ouders, die hiervoor een PGB beschikbaar kunnen hebben.
Mentoraat op Het Drachtster Lyceum Organisatie van de begeleiding van leerlingen met ASS Bij de voorbereiding van het project is een groep samengesteld van zorgleerlingen en leerlingen die bij deze groep passen. Het is geen structuurklas, al is de begeleidingswijze wel op dat model gebaseerd; inhoudelijk zijn er aangepaste accenten. Mentoraat brugklas • tot de herfstvakantie twee mentorlessen per week (klassikaal); • na de herfstvakantie één mentoruur per week (klassikaal) en één studieles (vak naar keuze, in overleg met leerling en docenten) per week. Studielessen in blokken van ca. zes weken; daarna een nieuwe indeling; • in oktober en november kennismakingsgesprekken met de ouders (op school); • gedurende het jaar individuele gesprekken. Mentoraat klas 2 en 3 • mentorles ingeroosterd gedurende het schooljaar in de pauze van de leerlingen. Te gebruiken voor individuele gesprekken en het bespreken van organisatorische zaken; • steunlessen in HAVO 2 en 3 en eventueel instromers VWO 3; blokken van ca. zes weken; • een apart traject voor leerlingen in klas 3: een maatschappelijke stage. Mentoraat bovenbouw • HAVO bovenbouw: zoveel mogelijk klassenmentor, eventueel per cluster. Geen ingeroosterd mentoruur (is overigens wel een wens); individuele gesprekken door de mentor. • VWO bovenbouw: iedere docent in het VWO-team is mentor van aantal leerlingen. Geen ingeroosterd mentoruur; individuele gesprekken door de mentor.
Taakomschrijvingen mentor en rugzakbegeleiders1 Mentor A. Contacten met de leerlingen 1. De mentor leert zijn leerlingen zo snel mogelijk kennen, liefst voor de herfstvakantie. 2. De mentor spreekt met zijn leerlingen af hoe de onderlinge communicatie kan verlopen; persoonlijk contact staat voorop, e-mail/ELO kan handig zijn. 3. De mentor neemt kennis van de hem verstrekte leerlinggegevens, bespreekt deze zo nodig met zijn leerlingen en houdt het dossier de rest van het jaar bij; hij neemt daarbij nauwlettend de privacy van zijn leerlingen in acht. 4. De mentor volgt de resultaten van zijn leerlingen en bespreekt deze, indien nodig, met de betreffende leerling. 5. Zo nodig vervult de mentor een coachende rol ten aanzien van werkhouding, studievaardigheden en studiegewoonten; desgewenst helpt hij de leerling met een globaal plan van aanpak.
1
Voor de leesbaarheid wordt in deze blauwdruk voor diverse functionarissen de verwijzing 'hij', 'hem' e.d. gebruikt, doch steeds wordt ook uitdrukkelijk 'zij', 'haar' e.d. bedoeld.
14
6. De mentor bespreekt met zijn leerlingen de tussenrapporten, rapporten en eventuele positieve of negatieve opmerkingen en adviezen die door de docenten(vergadering) naar aanleiding daarvan zijn gemaakt. 7. De mentor onderhoudt contact met de leerling als deze gedurende langere tijd afwezig is; hij helpt bij het opstellen en organiseren van een 'inhaalschema' en overlegt daarover zo nodig met (team)docenten en teamleider. 8. Diploma-uitreiking: de bovenbouwmentor verzorgt het persoonlijke toespraakje voor zijn leerlingen. B. Contacten met ouders/verzorgers 1. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders/verzorgers van zijn leerlingen. 2. De mentor spreekt met de ouders/verzorgers af hoe de onderlinge communicatie kan verlopen; persoonlijk contact staat voorop, e-mail/ELO kan handig zijn. 3. De mentor zorgt ervoor dat ouders/verzorgers de relevante informatie over hun kind krijgen. 4. Indien nodig betrekt hij de ouders bij een plan van aanpak. C. Contacten met (team)docenten en teamleider 1. De mentor geeft aan (team)docenten en teamleider relevante informatie over zijn leerlingen door (zie ook B2). 2. De mentor bespreekt periodiek de resultaten van zijn leerlingen met de teamleider op basis van (rapport)cijfers en/of tussenrapportgegevens die door de (team)docenten zijn aangeleverd. 3. Indien nodig stelt de mentor één of meer van zijn leerlingen aan de orde in de mentorengroepvergadering. 4. De mentor bereidt samen met de teamleider de rapportvergaderingen van zijn leerlingen voor en is bij de behandeling van zijn leerlingen gespreksleider; de teamleider is technisch voorzitter. 5. De mentor of teamleider noteert de in de rapportvergaderingen gemaakte afspraken over zijn leerlingen en de mentor komt zo nodig hierop terug tijdens gesprekken met de betrokken leerling(en). 6. De mentor zorgt, indien nodig, aan het einde van het schooljaar voor een adequate overdracht van relevante informatie aan de volgende mentor. 7. In overleg met de teamleider en in veel gevallen ook de ouders kan de mentor een leerling voordragen voor bespreking in het zorgteam van de school, of doorverwijzen naar een interne of externe hulpverlener. D. Contacten met verzuimmedewerker en zorgcoördinator; rol van de mentor bij verzuim 1. Registratie te laat komen en ongeoorloofde afwezigheid. Van elke leerling kan op ieder gewenst moment een uitdraai gemaakt worden van (de periodes van) zijn afwezigheid. De mentoren en de teamleiding kunnen deze informatie dagelijks in het leerling-administratiesysteem oproepen. 2. De verzuimmedewerker en - indien nodig - de teamleider spreken leerlingen die regelmatig te laat komen of ongeoorloofd afwezig zijn hierop aan. Er wordt een duidelijke sanctie opgelegd en bij een meer structureel karakter van de afwezigheid worden er vervolgstappen gezet (brief naar de ouders, gesprek met de ouders). Dit kan bij structureel te laat komen leiden tot een formele melding van het verzuim bij de leerplichtambtenaar. Met de leerplichtambtenaar worden hierover duidelijke afspraken gemaakt; vaak roept deze ouders en leerling ook op voor een gesprek. Uiteindelijk kan ook de leerplichtambtenaar een sanctie opleggen. 3. De mentor wordt door de verzuimmedewerker op de hoogte gehouden van het verzuim van de leerlingen.
15
Er is een verzuimprotocol dat wordt gebruikt om een vinger aan de pols te houden bij ziekteverzuim. Het protocol treedt in werking bij het volgende verzuimgedrag: • afwezigheid wegens ziekte van de leerling gedurende meer dan zeven aaneengesloten schooldagen; • afwezigheid door frequent ziekteverzuim, bijvoorbeeld meer dan vier maal in de maand één dag, of in het gehele schooljaar meer dan zeven maal één dag (of meer); • 'bijzondere gevallen', bijvoorbeeld leerlingen die vaak bij een bepaald vak of een bepaalde docent ziek zijn. Als het verzuimgedrag volgens een van voornoemde criteria optreedt, geeft de verzuimmedewerker een verzuimstaat van de betreffende leerling aan de mentor. De mentor neemt dan contact op met de ouders om meer duidelijkheid te krijgen over de reden van het verzuim. Leidt dit niet tot een oplossing, dan overlegt hij met de teamleider om afspraken te maken over de te volgen handelwijze. Hij geeft nadere informatie aan de teamleider (naam en klas van de leerling, de bij de mentor bekende gegevens over het ziekteverzuim, afspraken die al gemaakt zijn, een uitdraai van het ziekteverzuim), zodat de teamleider nogmaals contact kan opnemen met de ouders en/of de leerling. Is er geen duidelijke oplossing voor het probleem, dan kunnen teamleider en mentor besluiten om het zorgteam te informeren. De teamleider meldt dat aan de ouders. In een aantal gevallen is de aard van het ziekteverzuim dusdanig duidelijk dat het niet nodig is om actie te ondernemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om herstel na een operatie. De mentor maakt dan in overleg met de leerling en de ouders afspraken om de leerachterstanden in verband met lesuitval zo klein mogelijk te houden. Rugzakbegeleiders A. Contacten met de leerlingen • Afspraken maken met de leerling over contactmomenten (gemiddeld 50 minuten per week, tenzij anders aangegeven in het handelingsplan). • Met de leerling bespreken dat zo nodig ook op andere momenten contact gezocht kan worden door de leerling, maar ook door de begeleider. • Bemiddelen bij problemen op niveau leerling-leerling die gerelateerd zijn aan de problematiek (uitvoering kan ook door de mentor). B. Contacten met ouders/verzorgers • Regelmatig contact onderhouden met de ouders. • In ieder geval aan het begin en het eind van het schooljaar een gesprek voeren met de ouders; het handelingsplan is daarbij leidend. C. Contacten met (team)docenten en teamleider • Docenten informeren over problematiek via persoonlijke contacten en informatiekaart. • Indien relevant de docenten informeren over de ontwikkeling van de leerlingen, en hierover contact met de docenten houden. • Indien gewenst als begeleider aanwezig zijn bij rapport- en leerlingbesprekingen om de ontwikkeling en problematiek van de leerlingen te belichten vanuit het perspectief van de begeleiding. • Bemiddelen bij problemen op niveau leerling-docent die gerelateerd zijn aan de problematiek (uitvoering kan ook door de mentor). D. Contacten met ambulant begeleider (AB'er) • AB'er informeren over de ontwikkeling van de leerlingen. • Overleg voeren met de AB'er. • begeleidingsplan bespreken met de AB'er
16
E. Contacten met de zorgcoördinator • Zorgcoördinator informeren over de ontwikkeling van de leerlingen. • Bij problemen de leerling via de zorgcoördinator aanmelden bij het zorgteam of de PCL. F. Planmatig handelen • Een handelingsplan opstellen voor de leerling. • Het handelingsplan bespreken met de ouders (ouders en teamleider ondertekenen). • Een logboek bijhouden van gesprekken met en rond de leerling. • Er zorg voor dragen dat de zorgcoördinator een kopie van het begeleidingsplan, het handelingsplan en de informatiekaart krijgt. • Er zorg voor dragen dat de teamleider een kopie van het begeleidingsplan, het handelingsplan en de informatiekaart krijgt (in persoonlijk dossier). G. Deskundigheid • Deelnemen aan rugzakbegeleidersbijeenkomsten. • Deelnemen aan scholingsbijeenkomsten. • Lezen relevante literatuur, artikelen.
Mentoraat op CSG Liudger, locatie Raai Organisatie van de begeleiding van leerlingen met ASS Met ingang van 2010/2011 worden de leerlingen met een autismespectrumstoornis in een speciale klas geplaatst, de structuurklas.2 In deze klas wordt meer dan in andere eerste klassen gelet op het aanbrengen van structuur in de les en de lesstof. Om dit zo goed mogelijk te realiseren zullen de lesgevende docenten uitgezocht worden op grond van hun specifieke kwaliteiten. Dit gebeurt door de teamleider van klas 1 en 2. Net als iedere klas heeft de structuurklas een mentor. De mentor moet niet alleen over specifieke kwaliteiten beschikken, maar ook hebben deelgenomen aan de cursus 'De autistische leerling in de klas' van het ASNN. Leerlingen met ASS krijgen daarnaast een persoonlijke mentor toegewezen. Deze mentor geeft ook les aan de structuurklas. De persoonlijke mentor heeft wekelijks contact met de leerling en ondersteunt hem waar nodig. Hij houdt ook regelmatig contact met de ouders/verzorgers en met de ambulant begeleider van RENN4 of REC3. Alle eerste klassen krijgen wekelijks een begeleidingsles van hun mentor. Dit geldt ook voor de structuurklas. Mocht dat niet voldoende zijn voor een leerling, dan kan deze worden verwezen naar een steunles. Er wordt onder meer een steunles 'leren leren' aangeboden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om na schooltijd huiswerkbegeleiding te krijgen. Dit laatste is niet kosteloos. De kosten zijn voor rekening van de ouders of kunnen in geval van een leerling met LGF bekostigd worden uit het rugzakje. Leerlingen met ASS uit hogere leerjaren krijgen, als er LGF is toegekend, net als in voorgaande jaren ook een persoonlijke mentor toegewezen. Tijdens pauzes kunnen de leerlingen met ASS terecht in een rustige hoek van de school in de omgeving van de mediatheek. De meldkamer zal in principe dienen als time-out ruimte.
2
Omdat er (nog) te weinig aanmeldingen van leerlingen met ASS zijn voor een 'echte' structuurklas, worden ook andere leerlingen in deze klas geplaatst; daarbij wordt er van uitgegaan dat alle leerlingen profijt hebben van de speciale aanpak en aandacht.
17
De docenten van de structuurklas komen eens per 4 tot 5 lesweken bij elkaar om afspraken te maken en ervaringen uit te wisselen. Tijdens die bijeenkomsten komt de begeleiding van een aantal met naam genoemde leerlingen aan bod. De zorgcoördinator speelt geen directe rol bij de begeleiding van de leerlingen van de structuurklas, maar kan wel om raad worden gevraagd, bijvoorbeeld in het geval er toch een LGF moet worden aangevraagd.
Taakomschrijvingen zorgcoördinator, mentoren, docenten, zorgpersoneel Zorgcoördinator 1. Het coördineren van alle vormen van zorg. Hij moet zich daarbij gesteund voelen door de teamleiders, die hem van de nodige informatie omtrent leerlingen voorzien. 2. Het voorzitten en organiseren van vergaderingen van het interne zorgteam en het ZAT. 3. Het onderhouden van contacten met de docenten die betrokken zijn bij de zorg. Te denken valt aan persoonlijke mentoren, SOVA-trainers, faalangstreductie-trainers, dyslexiecoaches, vertrouwenspersonen en teamleiders. 4. Het onderhouden van contacten met de zorgcoördinator van het samenwerkingsverband, de zorgcoördinatoren van de andere locaties en indien nodig met externe hulpverleners. 5. Het verzamelen en doorgeven van informatie over externe hulpverleners aan alle betrokkenen op de locatie. 6. Het verlenen van ondersteuning bij het invullen van aanvraagformulieren voor externe hulpverlening of financiële ondersteuning en het opstellen van handelingsplannen. (Dit is in eerste instantie een taak van de - persoonlijke - mentor en teamleider!) 7. De zorgcoördinator brengt, indien dat volgens het interne zorgteam nodig wordt geacht, zijn bevindingen in de verwijsindex in. 8. De zorgcoördinator evalueert minimaal 1 keer per jaar met de locatiedirecteur hoe de coördinatie verloopt. Mentor klas 1 en 2 1. De mentor onderhoudt contact met de klas en de individuele leerlingen. Dit gebeurt deels in de begeleidingslessen, maar ook in mentorgesprekken, in vaklessen en tijdens buiten-les-activiteiten. 2. De mentor stimuleert en begeleidt het groepsproces in de klas. Bij ontsporingen grijpt hij snel in. Tijdens de begeleidingslessen krijgt het groepsproces nadrukkelijk aandacht. In geval van pesten wordt er speciale aandacht gegeven aan de groepsvorming. 3. De mentor is de spil in de begeleiding van de leerlingen. Leerlingen komen bij hem met vragen en problemen. Ook voor ouders is hij de vraagbaak. Op zijn beurt volgt de mentor de leerling met betrekking tot behaalde resultaten en zijn welbevinden. Waar nodig neemt hij contact op met ouders/verzorgers. 4. In klas 1 legt de mentor een huisbezoek af bij alle ouders/verzorgers van de leerlingen. Van een huisbezoek maakt hij kort melding in het leerlingvolgsysteem (my@VO). 5. De mentor organiseert minimaal één buiten-les-activiteit met de leerlingen van zijn klas. 6. De mentor bespreekt de klas op gezette tijden met de teamleider b1b2 en tijdens begeleidingsvergaderingen. 7. De mentor voert belangrijke informatie in my@VO in. 8. Minimaal twee keer per jaar vinden evaluatiegesprekken plaats met de teamleider b1b2. Persoonlijke mentor 1. De mentor begeleidt een met name genoemde leerling. Deze leerling heeft extra begeleiding nodig vanwege een handicap of stoornis. In het algemeen is aan deze leerling LGF toegekend. 2. De begeleiding richt zich op hulp bij de studie in de breedste zin. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat er een laptop wordt gereserveerd of dat er samen een planning voor het maken van huiswerk wordt gemaakt. 3. De intensiteit van de begeleiding wordt grotendeels bepaald door de hulpvraag en de vastgestelde behoefte. Als vuistregel wordt gehanteerd dat mentor en leerling elkaar wekelijks in ieder geval een keer een half tot een heel lesuur treffen.
18
4. De mentor onderhoudt regelmatig contact met de ouders/verzorgers van de leerling en met de mentor van de klas waarin de leerling zit. 5. De mentor onderhoudt ook contacten met de ambulant begeleider van RENN4 of REC3, en zo nodig met de individuele docenten die lesgeven aan de leerling. 6. Indien nodig, en dat zal in de meeste gevallen zo zijn, schrijft de persoonlijke mentor een handelingsplan. 7. De persoonlijke mentor neemt deel aan het overleg met andere persoonlijke mentoren, dat enkele keren per jaar wordt gehouden. 8. Evaluatie vindt deels plaats in de vierhoek leerling, ouders, ambulant begeleider en persoonlijke mentor. Daarin kan worden vastgesteld hoe de begeleiding verloopt. Verder vindt minimaal één keer per jaar evaluatie plaats met de betrokken teamleider en/of de direct leidinggevende. Docent structuurklas 1. De docenten letten tijdens de lessen aan de structuurklas heel nauwkeurig op de structuur van hun lessen. Zij passen daar waar mogelijk en nodig hun les aan op de behoeften van de individuele leerlingen. In deze klas zitten meerdere leerlingen die extra behoefte aan structuur hebben. 2. De docenten van deze klas komen een keer per 4 tot 5 lesweken samen om gezamenlijk afspraken te maken en ervaringen uit te wisselen. Tijdens die bijeenkomsten komt de begeleiding van een aantal met name genoemde leerlingen aan bod. 3. In feite is er tijdens elke bijeenkomst een vorm van evaluatie, want er wordt gekeken of gemaakte afspraken werken of moeten worden bijgesteld. De mentor van de klas houdt de teamleider b1b2 in de loop van het jaar van de ontwikkelingen op de hoogte. Aan het eind van het jaar stellen de docenten vast of er voor het volgend jaar dingen op voorhand anders georganiseerd moeten worden. Dit kan pas nadat ouders en leerlingen van de klas zijn geraadpleegd. Docent steunles 1. De betrokken docent geeft gedurende een of meer perioden van 6 weken steunles aan een aantal leerlingen van brugklas 1. De steunles wordt gegeven in de volgende vakken of vaardigheden: - Nederlands (spelling en grammatica) - Engels - Frans - Wiskunde - Leren leren - Handschriftverbetering 2. De steunlesdocent overlegt met de docenten van de betrokken leerlingen op welke punten ondersteuning gewenst is. Voor het leren leren is contact met de mentor gewenst. 3. Na afloop van de serie lessen koppelt de steunlesdocent zijn ervaringen terug met de docent van het betreffende vak en met de mentor. 4. In overleg wordt bepaald of een leerling nog verdere hulp nodig heeft. 5. In het jaargesprek evalueert de docent met de teamleider hoe een en ander is verlopen. Zorgpersoneel De inzet van zorgpersoneel, zowel kwalitatief als kwantitatief, hangt af van de zorg die nodig is. In algemene zin is zorgpersoneel nodig ter ondersteuning, bijvoorbeeld bij de opvang na schooltijd, waarbij sprake kan zijn van huiswerkbegeleiding. De vraag hierbij is ook of de zorgfunctionaris in het team van de school opgenomen moet worden. Wordt het een onderwijstraject omringd door zorg, of een zorgtraject met daarin opgenomen onderwijs? Vooralsnog wordt uitgegaan van onderwijs omringd door zorg, waarbij de onderwijszorg voor rekening van de onderwijsfunctionaris komt en de specifieke persoonlijk gerichte zorg, de onderwijsondersteunende zorg, voor rekening van de zorgfunctionaris. De zorg voor de leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs of speciaal voortgezet onderwijs is inhoudelijk niet verschillend. De organisatievorm zou een specifiek zorgadviesteam voor de leerlingen kunnen zijn, het zogenaamde 'kleine ZAT'. Dit multi- en interdisciplinaire team houdt zich specifiek met de onderwijs- en zorgvraag van deze groep leerlingen bezig in het kader van het onderwijs/zorgarrangement, één kind één plan, en bestaat uit:
19
Onderwijs Zorgcoördinator Mentor Leerlingbegeleider Ambulant begeleider
Zorg Orthopedagoog/psycholoog Persoonlijk begeleider/coach
De voorzitter van dit kleine ZAT heeft de opdracht alle activiteiten rond de groep leerlingen, al of niet gegroepeerd in een structuurklas, te initiëren. Hierbij kan gedacht worden aan nascholing, opfriscursussen, leerlingbesprekingen, enz. In het belang van het welbevinden van de doelgroepleerling is het van belang de persoonlijke begeleiding in coachende zin vorm te geven. Dit kan door de ouders gerealiseerd worden vanuit het PGB. De voorkeur gaat uit naar een vaste deskundige, die dagelijks beschikbaar is voor de leerlingen, want genoemde begeleider: -
is vertrouwenspersoon; heeft aandacht voor het welbevinden van de leerling; ziet toe op de uitvoering van het handelingsplan; begeleidt de leerling bij activiteiten die moeilijk voor hem zijn; begeleidt de leerling bij sociaal-emotionele of acceptatieproblemen; regelt op school zaken voor de leerling; informeert en ondersteunt docenten; overlegt regelmatig met ouders; houdt gemaakte afspraken in het leerlingdossier bij.
De school probeert een vaste, prikkelarme ruimte voor deze coach te regelen, van waaruit wordt gewerkt. De ruimte kan tevens time-out/werkplek voor de doelgroepleerlingen en zo nodig andere leerlingen zijn. De ruimte kan ook dienen als pauzelokaal voor de leerlingen die dat willen.
Plaatsingsprocedure, intake en gevolgen voor de schoolorganisatie De overgang van het PO naar het VO De beschrijving van de standaardprocedure kan bij de scholen worden opgevraagd. Hieronder staat de procedure voor de leerlingen in de doelgroep. Indien er sprake is van een diagnose moet dat vermeld staan in de onderwijskundige rapportage. Als er ambulante begeleiding voor de leerling is, moet de voortgang worden gewaarborgd en dient het dossier te worden overgedragen aan de VO-school. Rond de overgang is vooral een goede communicatie tussen de basisschool en de VO-school belangrijk. Van de basisschool - en de AB'er - mag worden verwacht, dat de leerling wordt voorbereid op de overstap naar het VO, in nauw overleg met de ouders. Er dient uitgegaan te worden van een zogenaamde 'warme overdracht'. Er moet tijdig een gezamenlijk stappenplan worden gemaakt, zodat de overgang zo soepel mogelijk kan verlopen. Aandachtspunten daarbij zijn: - plattegrond van de school - schoolregels - lesrooster - schooltijden - vrije dagen - mentor/persoonlijke coach - agendagebruik - leren plannen - maken van huiswerk Op de kennismakingsdag zou al een (beperkt) stappenplan moeten worden gehanteerd.
20
Werkwijze bij de intake Veel leerlingen hebben bij de overstap naar het VO nog geen diagnose, maar vertonen wel in hoge mate kenmerken van de doelgroep. Bij het intakegesprek komt vaak naar voren, dat ouders 'zoekende' zijn. In de intake wordt dan ook altijd besproken, dat de school bereid en in staat is eventuele hulpvragen te verduidelijken door nader onderzoek in gang te zetten. Desgewenst kan zo'n traject (op korte termijn) worden gestart. Vervolgens kan bij REC2, REC3 of REC4 een beschikking worden aangevraagd en kan ambulante begeleiding of een persoonlijke coach worden toegewezen. Leerlingen met de kenmerken van de doelgroep worden in de school behandeld alsof de diagnose is gesteld. Gevolgen voor de schoolorganisatie A. Onderwijspersoneel Voor de HAVO-leerlingen zijn (on)voldoende docenten in huis. Er kunnen docenten opgeleid worden. Voor de eerste drie jaren zijn er niet veel nodig. De vakken mogen gegeven worden door mensen die de PABO-opleiding voltooid hebben. Inhoudelijk gaat het om een 1e of 2e graads bevoegdheid. De competenties waarover een docent moet beschikken zijn: - affiniteit hebben met de doelgroep; - stevig in zijn/haar schoenen staan; - een gedragsspecialist zijn (education special needs); - een koppeling tussen het vak en de pedagogische aspecten van de doelgroepstoornis kunnen maken; - interesse in de doelgroep hebben (bezoekt bijvoorbeeld scholen met doelgroepleerlingen); - consensus over de aanpak onderschrijven en uitvoeren, ieder doet hetzelfde; - met een kleine groep kunnen werken; - de administratie goed bij kunnen houden; - de toetsen af kunnen nemen; - oudergesprekken kunnen voeren De teamleider en de persoonlijke begeleider zorgen ervoor dat de consensus er is en er blijft. B. Kwaliteitsontwikkeling/scholing/deskundigheidsbevordering personeel Voorafgaand aan de start van het project is er een verplichte bij- en nascholing op het gebied van de doelgroep in samenwerking met het REC. Bij de start van elk nieuw schooljaar is er een opfriscursus, verzorgd door een medewerker van het REC-steunpunt. Het onderwijspersoneel dient zich mede aan de hand van de handelingsplannen te verdiepen in de individuele leerlingen, met aandacht voor individuele zorg met individuele begeleiding door een deskundige. C. Huisvesting Naast de nodige lokalen is een time-outruimte gewenst. D. Financiering huisvesting Afhankelijk van het feit of nieuwe lokalen/ruimten nodig zijn. E. Financiering inrichting Dit is afhankelijk van het feit of een aparte groep ingericht dient te worden. Hier is in dit project geen sprake van. Er wordt een soort 'structuurgroep' gemaakt een vorm van inclusief onderwijs.
21
Conceptbegrotingen In de overzichten hieronder zijn alleen de posten genoemd waar beide scholen in eerste instantie mee gewerkt hebben; de bedragen zijn in deze blauwdruk niet ingevuld. De kosten kunnen voor iedere school weer anders zijn. De begrotingen dienen in deze publicatie dus als voorbeeld voor scholen die vergelijkbare voorzieningen willen opzetten. Initiële conceptbegroting schooljaar 2010/2011 van Het Drachtster Lyceum Personeel: Overleg docenten structuurklas(sen) (20 docenten x 15 uur) Coördinatie docententeam / contacten externe instanties Coördinatie directie Inzet huiswerkbegeleiding (via rugzakgelden) Totaal aantal uren:
Indicatie aantal uren 300 150 50 p.m. 500 is ca. 0,4 fte = ca.
€ xx,xx
Materieel: Inrichten 'opvang-lokaal' Spreekruimten begeleiders en externe contacten
p.m. p.m.
Deskundigheidsbevordering Kosten scholing via Steunpunt Autisme (ca. 10 deelnemers)
€
xx,xx
Totale kosten op jaarbasis (minimaal) ca.
€
xx,xx
€
xx,xx
Initiële conceptbegroting schooljaar 2010/2011 van CSG Liudger Intake Plaatsing e.d. Ondersteuning leerlingen Begeleiding rugzakleerlingen (x*xx - wordt vergoed) Huiswerkbegeleiding rugzakleerlingen (x*xx - wordt vergoed) Begeleiding niet-rugzakleerlingen (x*xx) Huiswerkbegeleiding niet-rugzakleerlingen (voor rekening ouders) Totaal Waarvan vergoed: Resteert:
p.m. p.m.
€ € €
xx,xx xx,xx xx,xx
€ €
xx,xx xx,xx
Personeel: Ondersteuning docenten door AB'er (niet voor rekening school)
-
Materieel: Time-out ruimte en pauzeruimte
p.m.
Deskundigheidsbevordering Scholing personeel
€
xx,xx
Totale kosten op jaarbasis (minimaal) ca.
€
xx,xx
22
Toelichting op de posten van deze begroting: Intake: De teamleider verzoekt basisscholen om zo gedetailleerd mogelijk informatie te geven. Hij of zij verzorgt een intakegesprek met de leerling en zijn/haar ouders. Dit kost mogelijk enkele extra uren van de teamleider en/of zorgcoördinator. Plaatsing in een klas en selectie docenten: De leerlingen worden indien mogelijk bij elkaar in een klas geplaatst. Aan deze klas geven docenten les, die heel gestructureerd werken. Bovendien wordt geprobeerd om docenten in te schakelen die veel gevoel hebben voor leerlingen met deze problematiek. Time-out ruimte en pauzeruimte: Er wordt in de school een time-out ruimte aangewezen; hiertoe kan de meldkamer dienen. Daarnaast wordt bezien of er in de pauze een bepaalde plek voor deze leerlingen gereserveerd kan worden. Zij kunnen mogelijk terecht in de ruimte bij de mediatheek, waar ook huiswerkbegeleiding wordt gegeven. Deze oplossingen brengen geen extra kosten mee. De enige extra kosten zitten in de opvang van een leerling in geval van een time-out; iemand moet daarvoor zijn of haar andere werkzaamheden even onderbreken. Ondersteuning leerlingen: Leerlingen met een rugzakje krijgen minimaal 1 x per week begeleiding van een persoonlijke mentor. Leerlingen zonder rugzakje krijgen in ieder geval in de eerste periode een uur steunles om gestructureerd te leren studeren. Ondersteuning docenten: Docenten en in het bijzonder persoonlijke mentoren worden ondersteund door de AB'er van RENN4 of REC3. Deze kosten zijn niet voor rekening van de school. Deskundigheidsbevordering docenten en onderwijsondersteunend personeel Het Steunpunt Autisme verzorgt een cursus voor docenten en onderwijsondersteunend personeel. De cursus zou jaarlijks kunnen worden herhaald. Op dit moment is nog niet voorzien in: 1. Een speciale coach voor deze leerlingen. Iemand die bijvoorbeeld de leerlingen altijd 's morgens opvangt. 2. Nog meer op de leerling gerichte zorg buiten de les. 3. Specifieke pauzefaciliteiten.
23
AWBZ en onderwijs De extra zorg die nodig kan zijn voor een leerling van de doelgroep, via een persoonlijke coach, zou gefinancierd kunnen worden vanuit de AWBZ. Hieronder is de regeling beschreven.3
Algemene criteria voor aanvraag AWBZ-zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJZ) • • •
Leeftijd 0-18 jaar Psychiatrische diagnose vanuit DSM IV (niet ouder dan 2 jaar) en afgegeven door een daartoe bevoegd diagnosticus IQ > 85 : dit is echter geen vaststaand gegeven; als het IQ iets onder de 85 is, maar de psychiatrische stoornis is dominant (dus de beperkingen van het kind komen voornamelijk voort vanuit de psychiatrische stoornis en niet vanwege een laag IQ) kan de aanvraag ook door BJZ (Agglomeratie Amsterdam, in dit geval) in behandeling genomen worden. De dominantie van de psychiatrische beperking wordt dan onderzocht.
Zodra de aanvraag bij BJZ binnen is, wordt er een vragenlijst met de ouders doorgenomen, een zogenaamde beperkingenscorelijst. Deze lijst helpt de mate van beperkingen en de bovengebruikelijke zorg te bepalen. De AWBZ gaat er vanuit dat ouders/verzorgers hun kind opvoeden en verzorgen, ook als het kind een beperking heeft. Ouders en verzorgers hebben een zorgplicht, gebruikelijke zorg genoemd. Bij gebruikelijke zorg komen ouders niet in aanmerking voor AWBZ-zorg. Pas wanneer de zorg voor een kind meer dan een uur per dag extra is, spreekt men van bovengebruikelijke zorg. AWBZ in het onderwijs Omdat het beoordelen van AWBZ-zorg in het onderwijs tamelijk complex is, is het voor het indicatietraject belangrijk dat er een individueel zorgplan van de school is (inclusief een beschrijving van de activiteiten en de gewenste begeleiding/zorg). Net als ouders hebben ook leerkrachten een gebruikelijke zorgplicht. In schoolverband wordt met gebruikelijke zorg de gangbare en normale dagelijkse zorg bedoeld, zoals die ook geldt voor 'gezonde' kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel. Het onderwijs kent een voor AWBZ-zorg voorliggend veld, zoals het clusteronderwijs en 'de rugzak', de leerlinggebonden financiering. De rugzak dient te worden aangevraagd en ingezet vóórdat een aanvraag voor AWBZ-zorg in het onderwijs wordt ingediend. Bij eventuele toekenning van AWBZzorg wordt rekening gehouden met het aantal uren inzet vanuit de rugzak (ambulante begeleiding). Als een kind, vanwege zijn stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, dan valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat hierbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren, de vakinhoud en alle bezigheden onder schooltijd rond herstel en/of het aanleren van vaardigheden en gedrag (dit valt onder de verantwoordelijkheid van de school en/of behandelaar). Zo behoren bijvoorbeeld Remedial Teaching en huiswerkbegeleiding tot het domein van onderwijs; hiervoor kan geen aanspraak op AWBZ worden gedaan. Een noodzaak tot het leveren van bovengebruikelijk toezicht, kan wel tot een AWBZ-aanspraak leiden. Als het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt kan AWBZ-zorg ('begeleiding individueel') in de vorm van toezicht zijn aangewezen. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij 'vrije' lessen of praktijklessen als schoolzwemmen en schoolgym. Essentieel is dat het leren voor iedereen doorgang kan vinden en niet negatief beïnvloed wordt door het gedrag van een kind met een zorgvraag. Ook bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel kan het gedrag om toezicht vragen.
3
De beschreven regeling gold ten tijde van het OC+-project en de publicatie van deze blauwdruk, maar het is raadzaam naar de meest recente regeling te informeren, gezien de ontwikkelingen rond de AWBZ!
24
AWBZ-zorg moet geheel ten goede komen aan het kind dat voor die zorg is geïndiceerd. Het is dus niet de bedoeling dat AWBZ-middelen worden ingezet ter bekostiging van reguliere onderwijsactiviteiten en voorzieningen. De omvang van 'begeleiding individueel', gericht op toezicht tijdens het onderwijs, is afhankelijk van de mate van de gedragsproblemen. Maximaal is klasse 2 (2 – 3,9 uren per week) af te geven. In geval van zeer ernstige gedragsproblemen kan de functie verhoogd worden naar klasse 3 (4 – 6,9 uren per week). Budgetten BJZ indiceert alleen op basis van de mate van beperkingen en houdt geen rekening met de tarieven die zorgaanbieders vragen. De uitvoering van de AWBZ (uitbetaling van de budgetten) is in handen van de zorgkantoren. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld www.cgz.nl en www.cg-raad.nl (op de site van de CG-Raad zoeken op 'folder AWBZ onderwijs'). Eén indicatie-orgaan onderwijs/zorg Voor een vlotte afhandeling van aanvragen zou het prettig zijn dat er één dossier per leerling wordt aangemaakt op grond waarvan de CvI en BJZ een indicatie afgeven. Dit is echter geen onderwerp voor dit project. Wellicht zal in de toekomst duidelijk worden in hoeverre dit ook voor het Maatwerk in Drachten wenselijk is.
Ondersteuning en begeleidingsstructuur A. Eén loket Mocht er sprake zijn van de inzet van een persoonlijke coach dan wordt bekeken of er een loket ingericht wordt waar leerlingen, docenten en ouders terecht kunnen met hun onderwijs/zorgvragen. De ambulant begeleider en de zorgverlener (auticoach) zouden dit loket kunnen bemensen. B. Ambulante begeleiding (AB) Zowel de preventieve AB als de LGF (de rugzakjes) zullen volledig in het arrangement betrokken worden; de ambulante begeleidingsgelden worden dus volledig op de onderwijs/zorglocatie ingezet. C. Het REC De bijdrage van het REC kan bestaan uit: - advisering rond het aanstellen en het screenen van docenten; - verstrekken van informatie over de organisatie rond het aanbieden van leerstof aan de doelgroep; - het meedenken bij het inrichten van het lokaal; - deskundigheidsbevordering (kennisvergroting rond ASS door cursussen, presentaties, workshops); - het aanreiken van methodieken rond ASS; - advies bij trajecten rond bepaalde zorgleerlingen (handelingsplan, groepsbespreking).
Het onderwijs/zorgarrangement Samensmelting van het onderwijs- en het zorghandelingsplan is misschien een onderwerp voor de toekomst. Hierbij kan ook gedacht worden aan een '9 tot 5 opvang' dus inclusief huiswerkbegeleiding.
Leerpunten uit andere projecten Het project op het Harm Jan Zondag Junior College in Groningen heeft sinds het schooljaar 2007/2008 een aantal leerpunten opgeleverd die de moeite waard zijn om in gedachten te houden bij de uitvoering van het project Maatwerk. Zie hiervoor bijlage 5.
25
Stellingen vanuit het speciaal onderwijs 1. En nu de leerlingen met lichte externaliserende problematiek. Reactie: Deze kunnen besproken worden in het overleg tussen de scholen. 2. Een 'lichte' leerling met internaliserende problematiek met een clusterindicatie kan gedeeltelijk vakonderwijs volgen in het regulier onderwijs. Reactie: Dit wordt in de nabije toekomst serieus bekeken. Het is voor de leerlingen heel motiverend. Het kan ze een 'boost' geven. 3. Over vijf jaar is er geen clusteronderwijs meer. Reactie: Daar zal naar verwachting geen sprake van zijn. Het speciaal onderwijs en het regulier onderwijs zullen elkaar blijvend aanvullen. 4. Alle leerlingen, niet alleen HAVO/VWO-leerlingen, hebben recht op een project als dit. Reactie: Dat zal ook gebeuren. Het HAVO/VWO is nu ingestapt. 5. Eind volgend jaar is er een convenant tussen alle samenwerkingsverbanden in de regio met clusteronderwijs. En hoe komt dit tot stand? Reactie: Over dit onderwerp zal een conferentie georganiseerd worden.
26
Bijlage 1
Intentieverklaring Maatwerk Drachten
De deelnemende organisaties aan het project onderwijs/zorgarrangementen op havo-vwo niveau voor ASS kinderen en leerlingen met vergelijkbare problemen in het voedingsgebied van de scholen, … overwegende dat zij: - de kwaliteit van het onderwijs en de zorg t.a.v. deze groep kinderen willen bevorderen; - optimale samenwerking tussen de partijen van essentieel belang achten voor de kwaliteit van de hulp; … hebben ervaren dat: - het op reguliere wijze verzorgen van havo of vwo onderwijs aan deze populatie kinderen binnen de huidige reguliere onderwijsstructuren niet altijd mogelijk lijkt; - het huidige onderwijs niet altijd een adequaat onderwijsaanbod kan realiseren, aansluitend op de behoefte van deze kinderen; … willen onderzoeken of: - binnen de huidige scholen een adequate combinatie van havo-vwo onderwijs en zorg tot stand komt voor de doelgroep; - deze leerlingen uitzicht hebben op het behalen van het havo-vwo diploma of certificaten, hetgeen tevens een basis kan zijn voor vervolgonderwijs; - vraaggericht/vraaggestuurd gewerkt wordt, binnen de mogelijkheden van de deelnemende scholen en de REC's. Partijen besluiten: -
een werkgroep in te richten waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn; de werkgroep de opdracht te geven onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een project te realiseren waarin de doelstelling tot zijn recht komt; te streven naar een GO or NO GO per 1 april 2010. Bij een GO is de start van het project per 1 september 2010.
Partijen spreken de intentie uit: - zich maximaal te willen inzetten voor een goed onderzoek.
Drachten, 1 september 2009.
De deelnemende scholen
De REC's
27
Bijlage 2
Kenmerken van een doelgroepvriendelijke school
1. De docenten hebben door scholing kennis opgedaan over de stoornissen van de doelgroep. 2. Er is een visie en beleid op school ten aanzien van de zorg aan leerlingen die extra hulp nodig hebben en ten aanzien van het omgaan met verschillen tussen leerlingen. 3. De visie en het beleid van de school zijn ingebed in een zorgstructuur op school, waarin de begeleiding van leerlingen met autisme goed geregeld is en voor alle betrokkenen transparant en duidelijk is. Deze zorg staat beschreven in het 'protocol doelgroep'. 4. De docenten zijn bereid om zich te verdiepen in een leerling met de doelgroepkenmerken en voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het tegemoetkomen aan de onderwijsbehoeften van deze leerlingen. 5. De docenten en mentoren kunnen intern en bovenschools een beroep doen op deskundige begeleiding en ondersteuning bij het aanbieden van onderwijs aan deze leerlingen. 6. Op school is een persoonlijk begeleider aanwezig die een leerling door de jaren heen begeleidt en de vinger aan de pols houdt. 7. De school werkt nauw samen met de ouders van de leerlingen. 8. De school werkt in de regio nauw samen met externe deskundigen of specialisten die bij de zorg aan deze leerlingen betrokken zijn. Naast een goede afstemming tussen school en externe jeugdzorg werkt de school in de regio samen met het samenwerkingsverband, de Regionale Expertise Centra en het Steunpunt Autisme verbonden aan het REC. 9. Leerlingen van de doelgroep worden intensief begeleid bij belangrijke schakelmomenten in hun schoolloopbaan, zoals de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs en de overgang van het voortgezet onderwijs naar arbeid of naar een vervolgopleiding. Bij het bieden van een optimale zorg aan deze leerlingen is niet alleen de interne en externe zorgstructuur van belang. Van doorslaggevend belang is de cultuur op school ten aanzien van de beschreven doelgroep.
28
Bijlage 3
Protocol doelgroep
• Intake Het protocol beschrijft de wijze waarop de intake van leerlingen van de doelgroep op school verloopt. Het betreft de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs, de start op de school en de begeleiding van de leerling in deze fase. Op basis van het leerlingprofiel worden de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling in kaart gebracht. • Signalering van leerlingen Het zorgplan bevat aanwijzingen voor het signaleren van de doelgroepleerlingen. Als de vermoedens van doelgroepkenmerken bevestigd worden, staat in het zorgplan beschreven welke stappen in overleg met en na toestemming van de ouders gezet worden om een diagnose te stellen. • Opstellen van een handelingsplan Het protocol biedt handvatten voor het opstellen van een handelingsplan voor de leerlingen. Nadat de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling in kaart gebracht zijn, wordt het handelingsplan opgesteld. • Handelingsplannen evalueren en bijstellen Het protocol bevat aanwijzingen over het evalueren en bijstellen van het handelingsplan en vermeldt hoe op school de communicatie over leerlingen verloopt. • Ondersteuning en begeleiding van de leerlingen en van de docenten In het protocol staat aangegeven hoe een leerling binnen de school begeleid wordt. De taken van de persoonlijk begeleider van een leerling zijn omschreven, evenals de faciliteiten die de persoonlijk begeleider voor het uitoefenen daarvan ontvangt. Zo moet de persoonlijk begeleider een beroep kunnen doen op deskundige coaching en/of intervisie. Ook staat in het protocol hoe en door wie de docenten worden begeleid bij het aanbieden van onderwijs aan de leerlingen. • Samenwerking met ouders Het protocol bevat aanwijzingen voor de communicatie en de samenwerking met de ouders van de leerlingen. • Schakelmomenten Het protocol biedt handreikingen voor de overgang van de leerlingen van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar arbeid of naar een vervolgopleiding. • Vrijstellingen, afname proefwerken en aanpassingen centraal examen Het protocol bevat aanwijzingen voor het afnemen van toetsen en proefwerken en voor aanpassingen in het centraal examen. Tevens bevat het protocol informatie over vrijstellingen. • Sociale kaart Het protocol bevat een sociale kaart die aangeeft waar men in de regio terecht kan voor informatie, ondersteuning, begeleiding en zorg.
29
Bijlage 4
Taken en competenties van de persoonlijk begeleider
• Vertrouwenspersoon Leerlingen met autisme kunnen met hun problemen en zorgen altijd bij de persoonlijk begeleider terecht. • Heeft aandacht voor het welbevinden van de leerling De persoonlijk begeleider volgt de ontwikkeling van de leerling en is alert op signalen van stress of depressie. • Ziet toe op de uitvoering van het handelingsplan De persoonlijk begeleider volgt de uitvoering van het handelingsplan en stuurt waar nodig bij. De directie van de school is verantwoordelijk voor de naleving van de afspraken in het handelingsplan. • Begeleidt de leerling bij activiteiten die moeilijk voor hem of haar zijn De persoonlijk begeleider heeft zicht op activiteiten die moeilijk zijn voor een leerling uit de doelgroep, bijvoorbeeld het plannen van huiswerk, het gedrag tijdens de pauze of het maken van een werkstuk. De persoonlijk begeleider zoekt samen met de leerling naar oplossingen en begeleidt hem bij de uitvoering van de oplossing. • Begeleidt de leerling bij sociaal-emotionele of acceptatieproblemen Samen met de leerling zoekt de persoonlijk begeleider naar oplossingen voor problemen in de omgang met andere leerlingen. • Regelt op school zaken voor de leerling De persoonlijk begeleider moet de bevoegdheid hebben om ter plekke bepaalde zaken te kunnen regelen. • Informeert en ondersteunt docenten De persoonlijk begeleider informeert de betrokken docenten met betrekking tot regelingen en aanpassingen die getroffen worden, en biedt zo nodig ondersteuning aan. • Overlegt regelmatig met de ouders Het is belangrijk dat de persoonlijk begeleider regelmatig overleg heeft met de ouders en nauw met hen samenwerkt. • Houdt gemaakte afspraken in het leerlingdossier bij De persoonlijk begeleider maakt een verslag van de gesprekken met de leerling. De leerling noteert oplossingen en afspraken in een 'afsprakenschrift'. In het dossier van de leerling houdt de persoonlijk begeleider afspraken met de leerling, met de ouders en externe begeleiders of zorgverleners bij.
30
Bijlage 5
Leerpunten HJZ en andere initiatieven
In 2007/2008 startte het Harm Jan Zondag Junior College in Groningen (hierna: HJZ) met het project HAklASS: Havo/Atheneum klas voor ASS-leerlingen. Doelstelling was een onderwijs- en zorgaanbod voor normaal begaafde kinderen met ASS te realiseren. De voorziening staat ook open voor bijvoorbeeld leerlingen met aandachtstekortstoornissen en andere psychiatrische problematiek. Inmiddels zijn er over drie leerjaren en vier klassen 50 doelgroepkinderen; in het schooljaar 2010/2011 komen er 20 nieuwe doelgroepleerlingen bij in twee brugklassen. Op de school zijn zorgcoaches werkzaam die door de ouders van leerlingen gezamenlijk worden bekostigd. Een van de ouders heeft de organisatie daarvan op zich genomen. Als snel na de start in 2007/2008 werden enkele knelpunten duidelijk. Er is een stimuleringssubsidie Passend onderwijs verkregen om aan deze knelpunten te werken. Dit gebeurt vanaf het voorjaar 2009. De meeste inzichten hieronder zijn daaruit opgetekend.4 1. 'Beginnen eer ge bezint?' De waarheid ligt er natuurlijk ergens in het midden, maar de praktijk blijkt de beste leerschool. Iedere situatie waarin een nieuwe onderwijsvoorziening gestalte krijgt is anders. Je kunt leren van wat uit andere situaties bekend is, mits je daar wat tijd voor neemt en je aan die informatie kunt komen. Maar voorspellen over hoe het precies zal gaan is niet mogelijk, zo leert de ervaring. Hoe triviaal sommige leerpunten ook lijken als je ze kent. 2. Weg van de meeste weerstand. In de klas komt een deel van de kinderen onvoldoende tot werken en leren op de momenten waarop daarvoor gelegenheid wordt gegeven. Hierdoor gaat het ontwikkeltempo van de gehele groep omlaag. Het aantal leerlingen en de diversiteit maakt het nauwelijks behapbaar. Er is geen ervaring met het aantal leerlingen. Huiswerkbegeleiding is vooral nodig in het eerste leerjaar. De leerlingen worden in staat gesteld het VMBO-t-diploma te halen en krijgen één jaar extra. 3. Onopgemerkte handelingsverlegenheid. Er is een categorie kinderen die uitvalt (afstroomt) op het cognitieve niveau. Dit betreft in ieder geval kinderen met ADD kenmerken en internaliserende ADHD (niet opvallen, ongemerkt onvoldoende focus op wat er moet gebeuren, gevoelig voor omgeving en dus veel afleiding). Kinderen met ASS of co-morbiditeit ASS+ADHD lijken goed door te stromen. 4. Oudersamenwerking =/= (school)faciliteit. In het coachconcept gaat veel geld om. Al snel is afgestapt van het collectiviteitsbeginsel. Iedere deelnemer draagt een evenredig deel bij aan de kosten. Nu wordt afgerekend op geleverde uren. Er is daardoor wat gedoe over de kosten-baten verhouding. Het vermoeden bestaat dat er te veel geld rondgaat. De collectiviteit raakt zoek. Het collectieve partnerschap met de school en de zorgorganisatie komt onder spanning. Het collectiviteitsgevoel lekt weg. 5. AWBZ, kans of bedreiging? AWBZ-zorg in school is pure win-win. Barrières: weten, organiseren, pottenkijkerssyndroom. In 2009 zijn de regels veranderd waardoor bijna geen AWBZ meer voor school geïndiceerd kan worden. Er is onduidelijkheid over de bestedingsvrijheidprincipes van het PGB en over de toepasbaarheid van compensatiemiddelen van VWS naar OCW. Het is daarom niet uitgesloten dat AWBZ via het PGB oneigenlijk wordt ingezet binnen school.
4
Zie ook werkwijzer 4 op www.onderwijsconsulenten.nl.
31
6. Gebrek aan expertise op de juiste plek en het juiste moment. De vraag of uitgebreide training helpt, is een discussie waard. Feit is dat bij HJZ maar heel beperkt van scholing gebruik is gemaakt. Verlies van kennis en vaardigheden tijdens de zomervakantie is zowel bij leerlingen als docenten duidelijk aantoonbaar. Opfrissen zou in een behoefte voorzien. Wat ook niet goed lukt is het organiseren van expertise in de klas. Deze vorm van compensatie van handelingsverlegenheid en ontwikkeling van handelingsbekwaamheid is er niet of nauwelijks. Ook onderlinge uitwisseling van casuservaring binnen het team is niet structureel geregeld, wat er toe leidt dat leerkrachten puur op eigen kracht werken en lang niet iedereen zich aanpast aan de behoeften van de leerlingen. 7. Ouders kijken mee! Leerkrachten hebben onderschat hoe scherp ouders toezien op het welbevinden en welbehagen van hun kinderen. Er zijn ouders die bij communicatie met de docenten hun kind niet herkennen. Docenten die op de automatische piloot handelen, gebrekkige of geen dossierkennis hebben en nonchalant zijn, vallen door de mand en leiden bij ouders tot ergernissen. Effect is dat ouders nog nauwgezetter hun kind gaan volgen. De e-maildruk wordt opgevoerd. De (psychische) druk bij docenten idem. 8. A kunnen zeggen, maar geen B. Het neerzetten van een nieuwe onderwijsvoorziening is één. Het blijkt heel moeilijk om in de waan van de onderwijsdag ruimte te creëren om bij te slijpen. Er wordt wel ervaren dat dingen niet goed lukken, maar veel verder dan brandjes blussen komt het niet. Zelfs met een subsidie is het heel moeilijk om focus te houden, laat staan enig tempo in analyse, plannen, oplossen, evalueren. En een systematische benadering in het aanpakken van knelpunten gaat niet vanzelf. 9. Structuur, veiligheid, duidelijkheid, … is niet genoeg. Deze kenmerken van een onderwijsvorm voor kinderen met gedragsproblematiek zijn natuurlijk wel randvoorwaarden, maar ze zijn geen garantie voor succes. Ten eerste omdat het niet zomaar lukt ze op ieder noodzakelijk moment en door ieder teamlid te effectueren. Daarnaast gaat het vooral ook om aanpassingsvermogen, motiveren, (onder)presteren. Onderkennen, snappen hoe hersenen van kinderen werken en daar gebruik van maken, nek durven uitsteken, zoektocht aandurven, de wil en bereidheid hebben, de ruimte krijgen van de schoolleiding in vele opzichten. Geen kind 'blijkt' gelijk…! 10. De personeelsklem. Lesgevend personeel (b)lijkt schaars. Zij worden daarom door school- en teamleiders gekoesterd. Docenten met de kwaliteiten om de doelgroepkinderen goed te bedienen zijn nog schaarser. Ook al spreken alle of veel teamleden zich positief uit over de uitdaging, de 'wil' blijkt vele gezichten te hebben. Tel daarbij op de teamgeest (zeker op kleinere scholen en locaties). Men spreekt elkaar moeizaam of niet aan op (gebrek aan) professionaliteit (geldt ook voor directeuren en locatieleiders!). Het gevolg is dat men niet zomaar afkomt van de verkeerde docent voor de doelgroep. 11. Verwateren misschien toch beter? HJZ heeft uit praktisch oogpunt (concentreren van geld, zorg, kennis en een beperkt aantal HAVO/VWO-leerlingen) gekozen voor concentratie van problematiek in de klassen. Concentratie van uiteenlopende problematiek blijkt echter niet altijd goed te werken, hoewel hierbij ook andere leerpunten een rol zullen spelen, en de klassen vergeleken met speciale vormen van onderwijs - voor de doelgroep erg groot zijn. 12. Voldoende faciliteiten moeilijk. Het is op voorhand duidelijk dat de doelgroep vereist dat voldoende extra afgezonderde ruimtes buiten de klas in school beschikbaar zijn. Veel scholen met ambities lopen hier al op vast. HJZ heeft voor AB en coaching voldoende ruimtes in school kunnen vrijmaken, hoewel dat geen sinecure blijkt. Met de groei zorgt het ieder jaar weer voor hoofdbrekens.
32
13. Enthousiasmeren doelgroep is een kunst. Het voorgenomen en uitgebreid voorbereide initiatief in 2006/2007 van een andere school in het noorden van het land leidde niet tot voldoende aanmeldingen op het gewenste moment. Van 30 ouders met interesse meldden zich er uiteindelijk twee aan. Lobby van ouders onderling leidde tot meer enthousiasme. De valkuilen zijn: geen 'wees welkom gevoel' uitstralen en negatieve adviezen van toeleverende basisscholen. Bij de start van het HJZ-project waren er aanmeldingen van 10 'speciale' en 10 'reguliere' kinderen, precies de wens voor één klas. HJZ maakt geen reclame. Dat doen vooral ouders. Nu zitten er 70 speciale leerlingen (op een totaal van 350!) en dreigt het aantal boven het hoofd te groeien. Er zijn ook grenzen. De hypothese is dat meer voorzieningen in de regio dit patroon doorbreken. 14. Wel of niet experimenteren? Het voorgaande maakt duidelijk dat het goed opvangen van doelgroepleerlingen op reguliere scholen (maar ook op speciale) een permanente zoektocht is. Niet ieder kind gedijt per definitie, hoe goed scholen zich ook voorbereiden. De kans is aanwezig dat het niet lukt. Het starten van een nieuwe voorziening geeft dit nog een extra dimensie. Het is daarom wel zo eerlijk ouders bij voorbaat het 'experimentele karakter' niet te onthouden. Voor ouders is dit namelijk een criterium bij de schoolkeuze. Feit is echter dat de doelgroep op iedere school ditzelfde risico loopt. 15. Geen stigmatisering. In het algemeen denkt men dat het clusteren van probleemkinderen in een reguliere school leidt tot stigmatisering. Op HJZ is dat absoluut niet gebleken. Het is wel een school met een gevestigd zorgpredicaat.
Zie ook: www.zernike.nl en www.havoplus.nl.
33