februari 2014 --- jaargang 40
vbschrift nr. 01
6
Coöperatie VO
‘Onze gezamenlijke stem wordt gehoord’
16 9
VBS Helpdesk helpt u verder
Tto/vvto
‘Rijke taalontwikkeling vormt de basis’
2
Bewegings onderwijs
B
asisscholen moeten meer tijd aan gym besteden en de kwaliteit van de gymles verbeteren. Dit is de strekking van een brief van staatssecretaris Dekker. Deze brief markeert het begin van de uitvoering van het punt ‘meer aandacht aan bewegingsonderwijs’ uit het regeerakkoord. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris een nulmeting laten uit voeren door het Mulier Instituut. De meting laat zien dat basisscholen gemiddeld bijna twee lesuren bewegingsonderwijs per week geven in de groepen 3 en hoger. Dat is in de ogen van de staatssecretaris niet voldoende. Echt zorgelijk vindt hij het feit dat 20 procent van de scholen maar één uur gym geeft. Ook blijkt dat iets minder dan de helft van de basis scholen alleen groepsleerkrachten inzet voor het geven van bewegingsonderwijs. Een kwart combi neert de inzet van vakleerkrachten met groepsleer krachten en 29 procent maakt volledig gebruik van vakleerkrachten. Verder worden nog te veel gym lessen door onbevoegden gegeven. De staatssecretaris wil met de PO-Raad afspraken maken over de inzet van de middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord voor meer en beter bewegingsonderwijs. Hij wil een regeling in het leven roepen waar gemeenten en scholen die meer tijd voor gym willen realiseren een beroep op kun nen doen voor ondersteuning. Verder wil hij de groep leraren die geen brede bevoegdheid heeft voor het geven van gym aan de groepen 3 en hoger in staat stellen die bevoegdheid alsnog te halen.
colofon VBSchrift is de officiële uitgave van de Vereniging Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag. VBSchrift verschijnt zes maal per jaar. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden artikelen, advertenties of andere kopij niet te plaatsen of in te korten. De VBS aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van artikelen die door anderen dan VBS-medewerkers zijn geschreven, noch voor producten of diensten die via de advertenties in dit blad worden aangeboden. Redactie VBSchrift: Petra van Brecht, drs. Koen Groeneveld, drs. Akke Tick (eindredacteur), drs. Peter Warnders (hoofdredacteur) Redactieadres: VBS, Bezuidenhoutseweg 251-253, 2594 AM Den Haag, tel.: 070–331 52 52, fax: 070–381 42 81, e-mail:
[email protected], VBS-site: www.vbs.nl, ISSN: 0922–3053 Ontwerp en advies: VormVijf, Den Haag Druk: Ando bv, Den Haag Fotografie: Jorn van Eck; VBS-foto-archief, tenzij anders vermeld is
Aandacht voor kindermishandeling
D
e Jongerentaskforce kinder mishandeling geeft gevraagd en ongevraagd advies aan kinderen en jongeren over het voorkomen en bestrijden van kindermishandeling. Uit het onder zoek ‘Jongeren over kindermishande ling’ blijkt dat leerlingen op school meer zouden willen horen over het fenomeen kindermishandeling.
Jongeren denken dat de steun van leerkrachten en vrienden belangrijk is voor slachtoffers. Ze denken dat kindermishandeling het beste is te bestrijden als de mishandelde jongeren en hun vrienden weten wat ze moeten doen als ze in zo’n situatie terechtkomen. Meer informatie op www.meldcode.nl en www.thenextpage.nl.
Risico’s onderhoud basisscholen
H
et voornemen van de staats secretaris van Onderwijs om het buitenonderhoud van basisscholen per 2015 over te hevelen van de gemeenten naar de schoolbesturen kent naast voordelen ook risico’s. Het gaat, volgens een tussenrapportage van de Algemene Rekenkamer, om financiële risico’s en gebrek aan expertise bij school besturen voor (de aanbesteding van) onderhoud van de buitenzijde van de
scholen. Een gelijktijdige verlaging van het Gemeentefonds heeft het risico dat gemeenten onvoldoende nieuwe scholen kunnen bouwen. De Algemene Rekenkamer betwijfelt of schoolbesturen die er financieel al slecht voor staan na overheveling van deze onderhoudstaak hun gebouwen gaan onderhouden. De kwaliteit van het schoolgebouw kan van invloed zijn op de onderwijskwaliteit.
06
13
inhoud ‘Kijk met de ogen van de leerling’ --- 04 Coöperatie VO: ‘Onze gezamenlijke stem wordt gehoord’ --- 06 Juridische vragen en personeelsvraagstukken --- 09 Met leerteams komt vernieuwing van de werkvloer --- 13 ‘Rijke taalontwikkeling vormt de basis’ --- 16 Verenigingsnieuws --- 18 Typ bewust op een tablet --- 19
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
3
De kracht van motivatie ‘Een succesvolle (school)loopbaan ondanks of dankzij het onderwijs’ luidde het thema van de derde Onderwijs conferentie NL 2025 die door de stichting Cosmicus in samenwerking met PO-Raad, VO-raad en de VBS georganiseerd was.
A
nton Philips, co-auteur van het boek ‘De kracht van motivatie’ en oprichter van de Stichting Emergo (www.stichtingemergo.nl) hield de zaal de prikkelende gedachte voor dat iedereen in Nederland werk zou moeten doen wat hem of haar zou boeien en voldoening zou geven. Afgezien van het positieve levensge voel dat iedereen hieraan zou ontle nen, leidt dit volgens hem ook tot een grote stijging van de welvaart. Waar om laten we het dan gebeuren dat jongeren zo slecht zijn voorbereid op hun studie- en beroepskeuze zo vroeg hij zich af. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen in het leven zijn volle levenspotentieel kan bereiken? Hij putte daarbij uit zijn eigen levenser varing. Philips ontdekte dat hij werk deed dat niet echt bij hem paste. Door vrijwilligerswerk kwam hij erachter dat hij geen manager was. Het begint volgens hem met het leren kennen van jezelf en vooral met het bij jezelf nagaan wat je motiveert.
Philips haalde het boek ‘Genieten van je werk, hoe?’ van Arthur Miller aan. Hij gaat in zijn systeem voor indivi duele motivatie-analyse uit van een motivatiepatroon dat voor ieder mens weer anders is. Dat kun je op het spoor komen door vragen te stellen. Wat heb je met plezier gedaan? Waarover ben je tevreden geweest? Ieder mens is volgens hem van binnenuit gemotiveerd of heeft met andere woorden een intrinsieke motivatie. Die zou volgens Philips ook centraal moeten staan in de studie- en beroepskeuzebegeleiding van leerlingen. Hij bepleitte dat het ministerie van OCW het mogelijk moet maken dat scholen programma’s kunnen aanschaffen waarvan bewezen is dat ze leerlingen daadwerkelijk helpen om goed te kiezen. In zo’n programma staat het motivatie profiel van de leerling centraal. Aan de hand daarvan ontstaat inzicht in iemands vaardigheden en centrale drijfveren en in de eigen kenmerkende werkhouding. Zo kun je zicht krijgen
mr. Simon Steen algemeen directeur
op wat je eigenlijk in werken zoekt, ontdekken welk beroep je passie geeft en van daaruit erachter komen via welke opleiding je aan het functie profiel voor dat beroep kunt voldoen. In de terminologie van Miller: What makes me move? What makes me tick? Met zijn bijdrage aan de confe rentie maakte Philips in mijn bele ving heel duidelijk hoe belangrijk de studie- en beroepskeuzebegeleiding van leerlingen is voor een succesvolle (school)loopbaan en of ze later met passie en voldoening hun werk kun nen doen. Hopelijk motiveert dit scholen om hier echt werk van te (blijven) maken, zodat een succes volle loopbaan van hun leerlingen niet ondanks maar dankzij de school is.
Kwaliteit voorschoolse voorzieningen moet omhoog
D
e kwaliteitseisen voor kinder opvang en peuterspeelzalen worden over twee jaar gelijk gesteld en de pedagogische kwaliteit van de voorschoolse voor zieningen moet omhoog. Deze ambi ties maken deel uit van de kabinets visie ‘Een betere basis voor peuters’. Ook wordt in de voorschoolse voor zieningen de financiering aangepast. Vanaf 2016 krijgen werkende ouders niet alleen kinderopvangtoeslag als zij hun kind naar de kinderopvang brengen, maar ook als zij hun kinde ren gebruik laten maken van een peuterspeelzaal. Het doel van deze
maatregelen is ervoor te zorgen dat kinderen een goede start kunnen maken in het basisonderwijs. Daar naast moeten de maatregelen leiden tot meer duidelijkheid voor ouders en een verdere harmonisatie van voorschoolse voorzieningen. De versterking van de pedagogische kwaliteit bestaat uit een sterkere nadruk op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen en een betere aansluiting tussen de voor schoolse periode en het basis onderwijs.
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
Een belangrijk doel is ook een betere mix tussen mbo- en hbo-functies op de werkvloer. Binnen de voorschoolse voorzieningen moet zoveel mogelijk worden toegewerkt naar het start niveau van het basisonderwijs. Hbogeschoolde krachten kunnen een coachende rol vervullen bij het gericht werken aan de ontwikkeling van jonge kinderen. Dit gebeurt aan de hand van ontwikkeldoelen. Daarbij worden ook kindvolgsystemen gebruikt. Voor doelgroepkinderen blijven de huidige vve-kwaliteitseisen van kracht.
4
‘Kijk met de ogen van de leerling’ tekst: drs. Akke Tick --- fotografie: Joost Maarschalkerweerd (Bazalt)
Wat heeft impact op leerlingen? John Hattie ontwikkelde het programma ‘Leren zichtbaar maken’ over de impact van onderwijs. De werkwijze brengt de essentie van de leerkracht in de praktijk, namelijk leerlingen tot leren brengen. De schoolleiding speelt hierbij een cruciale rol.
‘L
eren zichtbaar maken’ is een uitgave van Bazalt. Marcel Bogaarts, projectleider ‘Leren Zichtbaar Maken’, vertelt: ‘Al onze uitgaven zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Waar in het werk van Marzano de focus ligt op de krachtige strategieën die leraren kunnen inzet ten, gaat Hattie door op de wijze waarop je als leraar en school het leren van leerlingen zichtbaar maakt.’ Deb Masters, directeur Visible Learning Plus (international), legt uit: ‘Het werk van Hattie bevat de
Boek en zijn auteur ‘John Hattie is een onderwijsonderzoeker verbonden aan het Melbourne Education Research Institute van de Universiteit van Melbourne’, vertelt Bogaarts. ‘Hij is gespecialiseerd in factoren die het leren van leerlingen beïnvloeden en evaluatie van onderwijs. De uitkomsten zijn te vinden in de boeken “Visible Learning” en “Visible Learning for Teachers”. Op grond hiervan ontwikkelde hij ook een implementatieaanpak waarmee scholen data-gestuurd evalueren en evidence-based kunnen werken. Zijn aanpak werd al in meerdere landen waaronder de Verenigde Staten succesvol geïmplementeerd. Nederland is nu aan de beurt.’ Leren zichtbaar maken - Nederlandse vertaling van Visible Learning for Teachers • John Hattie • ISBN 9789461181732 • Prijs: R 54.00 • Uitgever: Bazalt/Abimo • www.bazalt.nl
resultaten van een bundeling van 1000 meta-analyses van 50.000 onderzoeken, waarbij 240.000.000 leerlingen betrokken waren. Hattie focust op wat leraren kunnen doen om hun impact op het leren van leerlingen te vergroten. Het gaat om wat de best passende aanpak is.’ ‘De twee belangrijkste conclusies’, vervolgt Masters, ‘zijn: • Kijk naar onderwijs door de ogen van de leerling. Focus op leren, en niet alleen op lesgeven. Wat is het effect van uw lessen? Wat gebeurt er bij de leerling? Welke feedback is nodig om hem verder te brengen? • Leer kinderen om hun eigen leraar te worden. Als het lukt om kinderen liefde en verantwoordelijkheid voor leren bij te brengen, dan vergemakkelijkt dat hun leer proces. Hattie geef stap-voor-stap beschrijvingen en voorbeelden hoe daaraan te werken.’ ‘Deze conclusies of principes zijn universeel’, aldus Masters. ‘Alleen wordt er op verschillende plaatsen anders op gereageerd. In ons pro gramma starten we met een gesprek met de schoolleiding over het alge mene beleid. Wat goed gaat, is uit gangspunt.’ Bogaarts vult aan: ‘Je begint met het verzamelen van de gangbare praktijken en verkrijgt een overzicht van de wijze waarop jouw school impact heeft op leren en ont wikkeling. Scholen concluderen dan vaak “oh, wat doen we veel”. Na de schoolleiding komen de leerkrachten en de leerlingen aan bod. Essentiële vraag daarbij is hoe zien leerlingen “leren” en wat weten ze van leren.’
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
Masters: ‘Met al die informatie gaan we aan de slag en komen we tot een actieplan. Realiseren we met ons onderwijs de impact die we beogen, is de kernvraag.’
Denkkaders Uit onderzoek blijkt dat onderwijs met aandacht voor continue evalu atie een sterke schoolleiding nodig heeft. Een uitgewerkte planning en controle cyclus is niet voldoende om de impact van het onderwijs te ver groten. Het is wenselijk dat leraren hun handelen, opvattingen en over tuigingen met elkaar bespreken om gemeenschappelijke denkkaders te ontwikkelen. Masters: ‘Hattie werkte acht essentiële denkkaders uit. Denk hierbij aan de volgende punten. • Wij zijn ervan overtuigd dat onze fundamentele taak is het effect van onze manier van lesgeven te evalueren aan de hand van het leren en de vorderingen van onze leerlingen. • Wij vinden dat de successen en tegenvallers bij het leren van de leerlingen voortkomen uit wat wij als leraren of leiders deden of niet deden. Wij zijn de change agents. • Wij willen het meer hebben over het leren dan over het onderwijzen. • Wij zien toetsuitslagen en andere metingen als feedback over de impact die we hebben. • Wij zijn vooral in dialoog, niet zozeer in monoloog. • Wij houden van uitdaging en geven het niet op “ons best te doen”. • Wij zijn ervan overtuigd dat het onze rol is om positieve relaties te ontwikkelen binnen de groep en binnen het lerarenteam.
5
• Wij willen dat iedereen ingewijd is in het onderwijsjargon.’ Goed onderwijs is alleen mogelijk wanneer deze denkkaders intrinsiek in de school aanwezig zijn. Doe wat je denkt, en denk wat je doet vormt de basis.
Impact Goed onderwijs start met positieve onderlinge relaties en volgens Hattie gaat het hierbij om vier kernkwalitei ten van de leerkracht. Bogaarts: ‘Het gaat om warmte, vertrouwen, empa thie en een positieve houding. Warmte is het fundament en hangt samen met acceptatie, affectie, onvoorwaar delijk respect en een positieve hou ding. Leraren moeten zich bewust zijn van de warmte die ze tonen en op welke manier die voor leerlingen zichtbaar is. Een positieve intentie is niet genoeg. Na warmte komt vertrouwen en dat heeft te maken met optimisme en hoge verwachtin gen. Het betekent dat leerlingen zien dat de leraar in hen gelooft, juist als
ze het moeilijk hebben met leren. De leerkracht moet de verwachting uitstralen dat het hen zal lukken en dat wat ze willen leren ook de moeite waard is. Ten derde staat empathie, het leren kennen van de leerling centraal. Leraren moeten dat begrij pen en vanuit het perspectief van de leerlingen denken om iets bij ze te bereiken. Hoe ziet een bepaalde leer ling de stof ? Bij welk deel raakt hij in de war? Wanneer begrijpt hij de stof op een creatieve manier die een leraar niet ziet? Als de leraar dit begrijpt, weet hij ook wat de optimale feedback is om de leerling vooruit te helpen. Tot slot gaat het om positieve relaties met alle betrokkenen. Een eenvoudige verklaring waarom leerlingen zich van het onderwijs afkeren is een slechte relatie met de leraar. De kern van positieve relaties is dat leerlingen de warmte zien, de aanmoedigingen en hoge verwachtingen voelen en weten dat de leraar hem begrijpt.’ Wie globaal een blik werpt op het werk van Hattie denkt misschien
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
‘weinig nieuws onder de zon, een open deur.’ Masters lacht: ‘Leerkrach ten hebben vaak wel ideeën over wat er toe doet, dat is waar. Toch kun je uit de analyses informatie halen, die helpt om keuzes te maken. Bewust zijn over de impact van het vermogen van leerlingen om eigen leerdoelen te stellen is heel logisch, maar deze informatie een plaats geven in het onderwijs vraagt continue bewust wording en oefening.’ Bogaarts: ‘Wij hebben het team van Hattie naar Nederland gehaald om trainers en onderwijsadviseurs te leren werken met het door Hattie ontwikkelde programma. Een week lang werd intensief getraind om Nederlandse scholen te kunnen begeleiden. Het boek biedt daarvoor ook een mooie basis met een overzicht van 43 items waarmee leerkrachten hun eigen impact op het leren kunnen verbete ren. Ook veel aandacht voor concrete instructie voor het voorbereiden, het starten, het verloop en het einde van de les.’
‘Een revitalisering van de samenwerking met de VBS biedt nieuwe kansen’
7
Coöperatie VO
‘Onze gezamenlijke stem wordt gehoord’ tekst: drs. Akke Tick --- fotografie: Jorn van Eck
‘Kleine schoolbesturen zijn minder kwetsbaar en invloedrijker door hun gezamenlijke aanpak’, aldus Simon Steen, algemeen directeur van de VBS. Tien jaar geleden was hij initiatiefnemer van de oprichting van de Coöperatie VO. Vandaag is de coöperatie een gewaardeerde speler in de VO-raad en een inspirerend platform voor compacte schoolbesturen.
H
et eerste coöperatief werkgeversverband van scholen voor VO is opgericht in 2003. De groeiende coöperatie vertegen woordigt momenteel 44 schoolbesturen, 50 scholen en 51.000 leerlingen. Jos Cremers, eerste voorzitter en nu lid van het coöpe ratiebestuur: ‘We zijn virtueel het tweede grootste schoolbestuur. Veel mensen weten niet dat bijna de helft van de schoolbesturen in het vo een eenpitter is.’ De coöperatie behartigt de informele en formele belangen voor compacte schoolbesturen binnen de VO-raad. Hans Freitag, voorzitter, legt uit: ‘Bij een compact schoolbestuur gaat het om de bestuurs vorm, de menselijke maat, de voorbeeldfunctie en het contact met de werkvloer. Het leerlingenaantal is hierbij dus niet leidend. Bestuurders van deze kleine organisaties missen vaak tijd en onder steuning om hun belangen te bepleiten bij de raad. Het Coöperatiebestuur doet dat door middel van een volmacht in hun plaats. Een volmacht die overigens altijd weer ingetrokken kan worden.’ Initiatiefnemer Simon Steen, algemeen directeur van de VBS heeft nooit een formele functie in de coöperatie gehad. ‘Bij de oprichting van het Werk geversverbond VO was er de bezorgdheid dat de vrijgestelde vergaderaars van grote schoolbesturen de agenda zouden bepalen. Het ging erom in die oprichtingsfase de kwetsbaarheid van de kleintjes te ondervangen en hen als één geheel een eigen stem te geven. Ik heb er dan ook op aangedrongen dat ook een collectief verband lid kon worden van het verbond. Toen dat gelukt was, heb ik in eigen
kring de geesten rijp gemaakt en is de Coöperatie VO opgericht.’
Stemmen en platform De Coöperatie VO heeft twee rollen. Allereerst de vertegenwoordiging in de VO-raad en vervolgens een platformfunctie. Cremers: ‘Het coöperatie bestuur spreekt namens de leden op besluit vormende ledenvergaderingen. Daarnaast speelt ze een rol in de beleidsvoorbereiding door actieve participatie in werk- en themagroepen van de VO-raad en tijdens bilateraal overleg met de voor zitter van de raad. Freitag vult aan: ‘Onze inbreng wordt gewaardeerd omdat schoolleiders van compacte scholen als geen ander weten wat nieuw beleid concreet betekent voor het onderwijsproces, de medewerkers en de bedrijfsvoering. Kijk, een bekostigingsvermindering van vijf procent heeft op een klein schoolbestuur een heel andere impact dan op een groot. Ook staan wij dicht bij de werk vloer en kunnen dus heel goed het geluid van de praktijk weergeven. Overigens wil ik toch ook benadrukken dat grote besturen ook hun waarde hebben. Zij hebben alleen een andere aanvliegroute om onderwijsissues te benaderen. Strategisch zijn zij misschien zelfs beter maar wij kennen dan weer beter de praktijk. We vullen elkaar aan.’ Steen: ‘Het is heel duidelijk een en-en-verhaal. Vanuit een verschillende visie komen tot de beste resultaten voor het onderwijs.’ Naast haar rol in de VO-raad vervult de coöperatie ook een platformfunctie voor de leden. ‘Digitaal en op ledenvergaderingen wisselen we goede
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
Lid worden? De Coöperatie VO staat open voor bevoegde gezagen van eenpitters en compacte schoolbesturen die lid zijn van de VO-raad. Ieder lid heeft één stem op de ledenvergadering van de coöperatie en geeft een herroepbare permanente volmacht voor vertegenwoordiging in de organen van de VO-raad af. De contributie bedraagt € 100,- per bestuur plus € 0,30 per leerling.
v oorbeelden uit, bespreken we praktische zaken en voorzien elkaar van actuele informatie’, aldus Freitag. ‘In vervolg op de ledenenquête hebben enkele coöperatieleden het initiatief genomen tot een werkgroep Financiën. Doel is een verdieping van kennis op het gebied van de bedrijfsvoering van compacte scholen. De eerste bijeenkomst over meerjarig begroten is zeer positief gewaardeerd.’
Wie van de drie Compacte schoolbesturen verenigen zich op diverse plaatsen. Wat is de verhouding tussen de VBS, Coöperatie VO en VO-raad. De drie gespreks partners zijn het erover eens dat er een overlap is qua leden en inhoud en dat samen de versterking vinden de uitdaging is. Steen: ‘Om te beginnen is kennis delen met elkaar essentieel. Alleen ga je sneller maar samen kom je verder. De VBS is een brede besturenorganisatie voor het funderend onderwijs waarvan niet enkel compacte school besturen in het vo lid zijn. De VBS houdt zich dan ook met meer en andersoortige thema’s bezig dan de coöperatie en de VO-raad.’ ‘De coöperatie omvat ook niet-VBS-leden’, aldus Cremers. ‘Het openstellen voor niet-leden is een belangrijke stap geweest.’ Steen vult aan: ‘De coö peratie is door mij opgericht met mandaat van een groep bij de VBS aangesloten schoolbesturen maar met de bedoeling om van meet af aan ook open te staan voor scholen van een andere denominatie. In de praktijk hebben een aantal van deze school besturen hun weg naar de coöperatie gevonden en sommigen hebben zich vervolgens ook bij de VBS aangesloten.’ De VO-raad lijkt soms wel op een kar met kwakende kikkers. Een gezamenlijk standpunt vinden is niet altijd gemakkelijk. Het openlijke protest tegen de norm van 1040 lesuren en de interne verdeeldheid
staat een ieder nog in het geheugen gegrift. Gratis schoolboeken, functiemix, schoolexamens, er waren door de voorzitter van de VO-raad geregeld branden te blussen. Ook de Coöperatie VO heeft het niet altijd gemakkelijk een gezamenlijk stand punt te bepalen. Freitag: ‘De samenwerking met behoud van eigenheid is onze basis. Je bent samen een organisatie die helpt je een betere zelfstandig bestuurder te zijn. Leden kunnen een eigen stand punt hebben maar dan niet onder onze vlag. Enkele thema’s waar we onze gezamenlijke stempel op hebben gezet zijn betaalbaarheid functiemix en niet invoeren entreerecht, professionalisering leerkrachten en schoolleiders, hanteerbare regelin gen voor ouderbijdragen, behoud van vaste voeten in de bekostiging, meer vrijheid en realiseerbare onderwijstijd. Cremers: ‘We zijn een niet-bureau cratische organisatie en dat willen we ook zo hou den. Voor je het weet ben je een logge organisatie en schiet je je doel voorbij.’ Nu de VBS een verenigingspartner wordt van de VO-raad (zie VBSchrift, 2013, nummer 6, pagina 12) is er weer een nieuw tijdperk aangebroken. Freitag: ‘Er zullen nieuwe stappen in de samenwerking gezet moeten worden. In praktijk is er al meer strategisch overleg maar dit zal wellicht iets gefor maliseerd kunnen worden. Waar houdt de een op en begint de ander, is een vraag waarover goede afstemming nodig is. Het is gemakkelijker infor matie te delen als iedereen de spelregels kent. Je kunt van elkaars kracht gebruikmaken en hoeft niet apart het wiel uit te vinden. Steen: ‘De krachts verhoudingen binnen de VO-raad verschuiven. De VBS maakt als Verenigingspartner van de VOraad nu deel uit van de Overlegraad VO. Een revita lisering van de samenwerking met de VBS biedt ook de coöperatie nieuwe kansen om vroegtijdig invloed uit te oefenen op de strategische beleids keuzes van de VO-raad. Mijn devies daarbij is: met respect voor de pluriformiteit in achterbannen steeds opnieuw kijken hoe ieders belangen het beste vertegenwoordigd kunnen worden. De succes formule van vandaag kan tenslotte voor iedereen zomaar omslaan in een recept voor het falen van morgen.’
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
9
juridisch financieel personeel
VBS Helpdesk helpt u verder tekst: Petra van Brecht
Kan ik het dienstverband van een leerkracht die niet functioneert beëindigen? Herkent u dit? Bij de VBS Helpdesk komt deze vraag vaak voorbij. Net als andere juridische of cao-gerelateerde vragen. Maar wat veel mensen niet weten, is dat de helpdesk breder adviseert.
A
ls bestuurder of leiding op een school moet je van veel markten thuis zijn. Het is niet realistisch te denken dat je elke vraag zelf wel even oplost. Maar waar leg je je vraag dan neer? Neem vragen over de cao. Is dat juridisch of toch HRM? De VBS Helpdesk is die ene centrale ingang voor alle vragen rondom bestuur, management en bedrijfsvoering van de school. Denk aan vragen over eisen aan intern toezicht, inspectie, financieel management of voorbeelden van managementrapportages. Maar de helpdesk adviseert ook bij inschaling en salaris, BAPO-verlof, ontslagvergoedingen, disciplinaire maatregelen, instroomtoets of omgang met ouders.
VBS Helpdesk Gratis eerstelijnsadvies voor VBS-leden: T 070 331 52 15 (ma t/m vr, 09.00-13.00 uur) E
[email protected] Of kijk op www.vbs.nl/helpdesk
Ledenonderzoek VBS-leden kunnen gratis gebruikmaken van de helpdesk. Een waardevolle service die de VBS optimaal wil laten aansluiten bij de wensen van onze leden. Daarom zijn wij in januari een ledenonderzoek gestart. Heeft u nog geen uitnodiging voor deelname ontvangen, maar wilt u wel uw mening geven? Stuur een mail naar
[email protected] en u krijgt een persoonlijke link naar de enquête toegestuurd.
Snel het juiste antwoord In de praktijk blijkt dat 75 procent van de vragen direct beantwoord wordt. De andere vragen vergen vaak wat meer uitzoekwerk, maar worden ook dan binnen twee werkdagen afgehandeld. Nienke Daniels, dagelijks werkzaam voor de helpdesk: ‘Het grote voordeel is dat wij veel verschillende scholen bijstaan. We zien zoveel vragen voorbij komen, dat we altijd snel antwoord kunnen geven. Een vraag of een situatie op school is nooit helemaal gelijk, maar wel vergelijkbaar. En dat helpt om op heel korte termijn het juiste antwoord paraat te hebben.’ Voor veel scholen is de helpdesk een uitkomst. Jona Isaac, ook werkzaam voor de helpdesk: ‘Een belletje naar de helpdesk levert sneller een juist antwoord op dan wanneer je zelf op zoek moet gaan.
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
Zeker voor de kleinschalige scholen. Zij zijn heel zelfredzaam, maar voor sommige vragen heb je nu eenmaal meer expertise nodig. Waar grotere schoolorganisaties in hun eigen kring kunnen navragen, zijn de eenpitters aangewezen op zichzelf. Ik merk dat juist die schoolleiders en bestuurders deze vraagbaak enorm waarderen. Zo kunnen ze met een beetje hulp tóch zelf verder.’
Nu ook voor MR’en De VBS Helpdesk is van oudsher vraagbaak en sparringpartner voor bestuurders en schoolleiders. En sinds kort kunnen ook MR-leden er terecht voor voorlichting.
10
Arbeidspositie onderwijs verandert tekst: mr. Noor Dietvorst-Janssen
Het wetsvoorstel Werk en Zekerheid is van grote invloed op het personeelsbeleid in Nederland. Er zijn wijzigingen te verwachten op de terreinen ontslag, rechtspositie flexwerkers, werkloosheid en inkomensvoorzieningen. De VBS schetst welke wijzigingen bij de invoering mogelijk gevolgen kunnen hebben voor nieuwe sectorale afspraken op cao-niveau.
H
et wetsvoorstel wordt stapsgewijs ingevoerd. De flexbepalingen hebben een beoogde ingangstermijn van 1 juli 2014. De hervorming in het ontslagrecht zal plaatsvinden per 1 juli 2015, evenals de wijziging van het begrip ‘passende arbeid’. De wijziging in de duur van de WW zal in werking treden vanaf 1 juli 2016 tot 2019.
Ontslagrecht Ontslagroute Het huidige ontslagrecht kenmerkt zich door twee routes die door de werkgever bij eenzelfde ontslaggrond kunnen worden gevolgd. De onderwijswerkgever kan de arbeidsovereenkomst opzeggen waarbij de werknemer de gelegenheid heeft om beroep aan te tekenen bij de commissie van beroep. Er wordt dan geen vergoeding toegekend. Daarnaast kan de werkgever kiezen voor de kantonrechter en de arbeidsovereenkomst laten ontbinden, op basis van de zogenaamde kanton rechtersformule. Deze is onder andere gebaseerd op diensttijd en leeftijd van de werknemer. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om het huidige stelsel te hervormen. Ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid zal worden voorgelegd aan UWV. Ontslagen op basis van disfunctioneren, verwijtbaar handelen of nalatig gedrag van de werknemer, verstoorde arbeidsrelaties of andere persoonsgebonden ontslagen zullen worden getoetst door de kantonrechter. De werkgever kan dus niet meer kiezen welke route zal worden gevolgd.
Er vindt dan dus altijd gelijke behandeling in gelijke gevallen plaats, is de gedachte. Op dit moment kan er nog geen ontslag worden aangevraagd bij UWV middels een ontslagvergunning, omdat het BBA (Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen) niet van toepassing is op de arbeidsrelatie van personeel in het onderwijs. Deze uitzondering is gemaakt ten behoeve van de onderwijsvrijheid van de onderwijsinrichting. Het BBA zal bij de invoering van het wetsvoorstel verdwijnen. Hoe de toekomst van de commissie van beroep er dan verder uit komt te zien, is nu nog niet bekend. Er is een adviescommissie in het leven geroepen die zich momenteel buigt over de mogelijkheden. Deze commissie zal advies uitbrengen aan sociale partners.
Transitievergoeding De kantonrechtersformule zal verdwijnen. In plaats daarvan zal een transitie vergoeding worden aangeboden. Indien de arbeidsovereenkomst minimaal 2 jaar heeft geduurd, dan is de werkgever bij het einde van het dienstverband altijd een transitievergoeding verschuldigd. Enerzijds als compensatie voor het ontslag, anderzijds om de werknemer tegemoet te komen bij het vinden van een nieuwe baan, bijvoorbeeld voor de inzet van een outplacement- of loopbaantraject. Ook scholing kan worden ingezet. De periode van 2 jaar is hierbij gekoppeld aan de nieuwe termijn van de ketenbepaling, waarbij na maximaal 2 jaar een vast dienstverband ontstaat. De vergoeding is als volgt opgebouwd: over de eerste 10 jaar van het dienst verband ontvangt de werknemer een
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
derde van het maandsalaris per dienstjaar. Na deze 10 jaar wordt een half maandsalaris per dienstjaar berekend. Het totale bedrag is maximaal € 75.000 bruto of een jaarsalaris als dit meer is. De vergoeding is niet verschuldigd als het ontslag te wijten is aan het handelen van de werknemer.
Oudere werknemers Voor werknemers die bij het ontslag 50 jaar of ouder zijn geldt vanwege de minder gunstige arbeidsmarktpositie tot 1 januari 2020 een hogere berekeningsmaatstaf over de jaren die zij na hun 50e nog in dienst zijn geweest bij de werk gever. Deze berekeningsmaatstaf bedraagt een maandsalaris per kalenderjaar. Voorwaarde hiervoor is wel dat ze minimaal 10 jaar in dienst zijn bij de werkgever. Het is toegestaan om op cao-niveau af te wijken van de voormelde wettelijke transitieregeling, mits er dan wel sprake blijft van een gelijkwaardige voorziening. Hoe dit er in de praktijk uit gaat zien, moet nog blijken.
Flexwerkers Sinds de invoering van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid op 1 januari 1999 is er veel veranderd op de arbeidsmarkt en is de vraag naar flexibele arbeid fors gestegen. De overheid wenst door het nieuwe wetsvoorstel onvrijwillig langdurig flexwerk zo veel mogelijk terug te dringen. Zeker daar waar oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van flexcontracten. Het wetsvoorstel bevat dan ook maatregelen om de balans tussen bescherming van flexibele en vaste contracten te verbeteren.
11
Ketenbepaling De ketenbepaling in artikel 3.5 eerste lid cao po regelt op dit moment dat het flexibele dienstverband dat op basis van vervanging is aangegaan na meerdere, ongelimiteerde, opeenvolgende vervangingsbenoemingen (met tussenpozen die niet groter zijn dan 3 maanden) na 3 jaar overgaat in een vast contract. Dit gaat veranderen in het nieuwe wetsvoorstel en wordt gewijzigd in die zin dat de maximumtermijn van de ketenbepaling wordt verlaagd van 3 jaar naar 2 jaar. In het wetsvoorstel wordt tevens bepaald dat de tussenperiode van 3 maanden wordt verruimd naar 6 maanden. Afwijken op cao-niveau mag, maar is beperkt geregeld: maximaal 6 contracten g edurende maximaal 48 maanden. Hoe de onderwijscao er ten aanzien van dit onderdeel uit gaat zien, is momenteel nog niet bekend. Het wetsvoorstel bepaalt dat alleen kan worden afgeweken van bovengenoemde nieuwe bepalingen als er sprake is van uitzendovereenkomsten of indien de ‘intrinsieke’ aard van de bedrijfsvoering dit vereist. Als voorbeeld worden in de memorie van toelichting projectwerkzaamheden genoemd, profvoetballers of arbeidsovereenkomsten met een ‘overwegend educatief element’. Het is momenteel nog niet duidelijk of onderwijspersoneel hier ook onder valt. De PO-Raad heeft desgevraagd aangegeven dat zij uiteraard ook oog heeft voor het nieuwe wetsvoorstel, nu er slechts beperkt kan worden afgeweken op cao-niveau. Naar verwachting zal de nieuwe keten bepaling nu nog niet worden opgenomen in de nieuwe cao po welke met terug werkende kracht in werking zal treden per 1 januari 2014. Wel buigt de PO-Raad zich uiteraard nu al over de forse beperkingen die het wetsvoorstel met zich brengen voor de inzet van korttijdelijke vervangingen, waarbij voorop staat dat de inzet van flexibele arbeid voor onderwijswerkgevers nog steeds het uitgangspunt zal zijn.
Terugdringen kostenverschil Flexibele arbeid is ook in de onderwijssector steeds vaker het antwoord op het probleem van lastig beheersbare personeelslasten tegenover onzekere inkomsten. De cao po is immers niet van toepassing bij de beëindiging van het dienstverband en de instroomtoets bij het Participatiefonds kan ook achterwege blijven. Ook kunnen payroll-werknemers geen aanspraak maken op het BBWO en het BZA in het primair onderwijs.
De laatste jaren is echter een duidelijke lijn ontstaan in de jurisprudentie dat de rechter steeds vaker de feitelijke werk gever aanspreekt op de uit de arbeidsovereenkomst voortkomende rechten en plichten. Omzeiling van juridische, administratieve en financiële aanspraken door onderwijswerkgevers is slechts in beperkte gevallen toegestaan. Rechters worden steeds kritischer als het gaat om payrollconstructies. Is de aanname dat het feitelijk werkgeverschap berust bij de onderwijsinstelling, dan is de werkgever alsnog de klos. Aangeraden wordt dus dat er vooraf transparantie bestaat. Het moet voor de werknemer volkomen helder zijn dat hij een arbeidsovereenkomst sluit met het payrollbedrijf. Hiertoe dient bij aanvang van het dienstverband een gesprek plaats te vinden met het payrollbedrijf, waarin duidelijk wordt gewezen op de rechts positionele consequenties. Zo dient verwezen te worden naar de ABU-cao (Algemene Bond Uitzendondernemingen) en is het verstandig om een informatieboekje over payrolling te verstrekken. Voorts dient het payrollbedrijf meer te doen dan het faciliteren van een loonstrookje. Zij dient invulling te geven aan de elementen van de arbeidsovereenkomst zoals loon, arbeid en gezag en daarmee het begrip feitelijk werkgeverschap (artikel 7:610 BW). Te denken valt hierbij aan het begeleiden van ziekteverzuim. Het enkel sluiten van een arbeidsovereenkomst met de werknemer is onvoldoende om werkgeverschap aan te nemen. Wanneer een werknemer van mening is dat hij feitelijk in dienst is van de inlener en dit door de rechter laat toetsen, bestaat het risico dat, gelet op de huidige jurisprudentie, een rechter hier doorheen prikt en vaststelt dat het payrollbedrijf geen werkgever is. Dit risico bestaat dus met name als het payrollbedrijf niet kan aantonen te voldoen aan het begrip feitelijk werkgeverschap. Het wetsvoorstel beoogt ‘driehoeksrelaties’ zoals uitzendarbeid, contracting en payrolling transparanter te maken, zodat er geen misverstand kan ontstaan over de positie van de werknemer. De wetgever heeft aldus het voornemen kenbaar gemaakt paal en perk te stellen aan inleenconstructies die enkel ten doel hebben de ontslagbescherming en rechtspositionele aanspraken van werknemers te omzeilen. Ook de ontslagregels die nu gelden voor payrolling worden aangepast, in die zin dat voor payroll
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
werknemers dezelfde ontslagbescherming zal gelden als de eigen werknemers bij de inlener. Werkgevers zullen zich ook moeten gaan inspannen om zieke werknemers met een tijdelijk contract te re-integreren. Het wetsvoorstel streeft er zo naar om langdurig gebruik van flexibele contracten verder terug te dringen en de doorstroom naar een vast contract te versnellen. Op dit moment bepaalt artikel 3.21 lid 3 ca po dat uitzendkrachten tijdens hun tewerkstelling bij de inlener direct en op identieke wijze worden behandeld als de eigen medewerkers. Met uitzendkrachten wordt hier ook bedoeld payrollwerknemers en gedetacheerden. Zo hebben uitzendkrachten recht op hetzelfde salaris, toelagen en onkostenvergoedingen. Ook geldt hetzelfde taakbeleid en rusttijdenregeling. Meer wordt in dit artikel nu niet geregeld. Naar alle waarschijnlijkheid zal het wetsvoorstel er wel voor gaan zorgen dat dit artikel nog verder zal worden aangevuld als het gaat om de rechten van uitzendkrachten, zoals hierboven omschreven. Met het oog op de ontwikkelingen in de jurisprudentie is het ook niet langer vanzelfsprekend dat uitsluiting van BBWO en BZA van toepassing blijft.
WW en inkomensvoorzieningen Het wetsvoorstel beoogt maatregelen te treffen welke uitkeringsgerechtigden actiever dienen te maken in de zoektocht naar een nieuwe baan. De maximale duur van de WW zal worden verlaagd van 38 naar 24 maanden. De WW-duur zal aldus met ingang van 2016 tot 2019 geleidelijk per kwartaal met 1 maand worden teruggebracht. Voor mensen die vóór 1 januari 2016 zijn ingestroomd in de WW is deze afbouw niet van toepassing zolang zij het werk niet hervatten. Na werkhervatting van langer dan 6 maanden ontstaat er een nieuw recht en is ook deze afbouwregeling van toepassing. Ook zal het begrip passende arbeid worden aangescherpt. Dit zal al eerder, per 1 juli 2015, plaatsvinden. Nu mag de uitkeringsgerechtigde zich in de eerste 6 maanden nog richten op arbeid op hetzelfde niveau, waarna arbeid op een lager niveau ook na 6 maanden als passend wordt aangemerkt, en na 1 jaar is alles passend. In het wetsvoorstel wordt ervan uitgegaan dat alle arbeid al direct passend is na 6 maanden WW. >>
12
In aanvulling op de WW kan bij cao de WWperiode met maximaal 14 maanden worden verlengd. Onduidelijk is nu nog hoe de BBWO-uitkering in het onderwijs zich daarmee kan verenigen, nu de onder-
wijswerknemer naast de reguliere WW ook nog steeds aanspraak kan maken op een (forse) aanvullende en bovenwettelijke WW. Bij een lange staat van dienst en voor de oudere werknemer kan dit
immers vaak leiden tot een aanvulling tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. De PO-Raad heeft aangegeven deze bovenwettelijke WW aan te willen gaan scherpen en te beperken.
Wat te doen bij disfunctioneren tekst: mr. Mustafa Dagtasoglu
Kan een werknemer die niet goed functioneert, ontslagen worden? Veel hangt af van de dossiervorming en vervolgens van de toetsing. De toekomstige wet Werk en Zekerheid bepaalt waarschijnlijk dat dergelijke ontslagen vooraf getoetst worden door de kantonrechter middels een verzoekschriftprocedure.
H
et verbeteren van het functioneren van de werknemer dient in ieder dienstverband het uitgangspunt te zijn zodat zowel werknemer als werkgever tevreden zijn. De werkgever heeft de taak de werknemer dusdanig te begeleiden dat deze aan zijn functie-eisen kan voldoen. Uiteraard moet de werknemer zich hier ook voor inspannen.
Verwachtingen helder? Om goed te kunnen functioneren moeten werknemers weten waar zij aan toe zijn en wat van hen verwacht wordt. Hiervoor kan gewerkt worden met functieomschrijvingen en competentieprofielen. Daarnaast zijn op het moment dat wordt vastgesteld dat een medewerker niet voldoet aan hetgeen verwacht wordt, de volgende zaken van belang: • De werknemer moet voldoende op de tekortkomingen zijn gewezen. • De werknemer dient aangemoedigd te zijn zich te verbeteren. • De werkgever dient voldoende ondersteuning te hebben geboden. • Alvorens tot ontslag wordt overgegaan dient een laatste waarschuwing gegeven te zijn en moeten de consequenties van het niet halen van de vastgestelde criteria duidelijk zijn gemaakt.
Taak werkgever Op welke wijze kun je als werkgever hieraan voldoen? Van belang is dat veelvuldig en regelmatig overleg met de werknemer plaatsvindt. In de cao po (art. 9.4) en de cao vo (art. 10.5) zijn bepalingen opgenomen over de gesprekkencyclus, die met de werknemers dient plaats
te vinden. Het is belangrijk aan deze verplichtingen te voldoen. Het is raadzaam om van de gesprekken verslagen te maken, waarin duidelijk naar voren komt wat de tekortkomingen zijn. Concrete voorbeelden om de tekortkomingen te onderbouwen zijn hierbij van belang. In de gesprekken zelf dient het beginsel van hoor en wederhoor in acht worden genomen. Luister goed naar de visie van de werknemer op het gestelde disfunctioneren en naar de argumenten daarvoor. Ook dit dient in de verslagen opgenomen te worden. Het meest gunstige scenario (juridisch gezien) is dat werknemers de verslagen ‘voor akkoord’ ondertekenen. In geval dit geweigerd wordt, is het raadzaam in ieder geval aan te kunnen tonen, dat de werknemer de verslagen heeft gezien. Laat de betrokkene ‘voor gezien’ ondertekenen. Wordt ook dat geweigerd stuur dan het verslag per aangetekende post naar de werknemer. Maak bij disfunctioneren met de werknemer duidelijke afspraken over op welke wijze het functioneren verbeterd gaat worden. Vraag bijvoorbeeld aan de werknemer waar hij hulp bij nodig heeft en welke ondersteuning of begeleiding geboden kan worden. Eventueel kan bijscholing aangeboden worden. De vraag hoe ver die hulp dan vervolgens moet gaan is afhankelijk van de omstandigheden. Hoe langer het dienstverband heeft geduurd des te zwaarder zal de zorgplicht van de werkgever gaan. De staat van dienst is ook belangrijk.
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
De werknemer dient vervolgens een redelijke termijn te krijgen om zijn functioneren te verbeteren. Wat een redelijke termijn is hangt wederom weer af van de omstandigheden. Ook geldt hoe langer het dienstverband heeft geduurd, hoe zwaarder de zorgplicht van de werkgever is. Vervolgens is ook tijdens het verbetertraject van belang dat regelmatig overleg plaatsvindt over de wijze hoe het traject verloopt. Het is raadzaam ook van deze gesprekken verslagen te maken.
Laatste middel Is er geen vooruitgang ondanks een verbetertraject dan is de vraag of tot ontslag kan worden overgegaan. Ontslag is echt het laatste middel. Van werkgevers wordt verwacht eerst te zoeken naar minder vergaande oplossingen zoals een andere functie. Ook daarbij dient overigens de nodige zorgvuldigheid in acht genomen te worden. Bij demotie toetst de kantonrechter of de juiste procedures zijn gevolgd (zoals genoemd in de cao) en maakt een afweging tussen de wederzijdse belangen van werkgever en werknemer. Hierbij wordt door de rechter gekeken of de werkgever zich ten opzichte van de werknemer als een goed werkgever heeft gedragen. Hierbij speelt een rol of de nieuw aangeboden werkzaamheden als passend kunnen worden beschouwd. Soms is het redelijk dat er een overbruggingsfase plaatsvindt, bijvoorbeeld dat een werknemer nog een bepaalde periode aanspraak kan houden op het hogere salaris behorende bij de oorspronkelijke functie. De juristen van de VBS kunnen u uiteraard adviseren en bijstaan.
13
Met leerteams komt vernieuwing van de werkvloer tekst: Luutje Niemantsverdriet --- fotografie: Jorn van Eck
Onderwijsvernieuwing die niet van bovenaf wordt opgelegd, maar vanaf de werkvloer komt. Sbo De Wissel in Houten werkt in leerteams aan de schoolontwikkeling. Opbrengsten zijn er al: meer betrokkenheid en werkplezier, duidelijkere dwarsverbanden, transparantere organisatie, eenduidigere manier van werken en meer vertrouwen in elkaar.
D
e drie thema’s van de leerteams, Taal beleid, Leerlijnen opbrengstgericht en Wisselconcept, worden in de pauze met de soep mee naar binnen gelepeld. Ze staan in een grafische afbeelding geprint op de placemats. De afbeelding toont tevens de duidelijke samenhang tussen de drie onderzoeksvragen, die twee jaar geleden voort kwamen uit een inventarisatie voor het nieuwe
schoolplan. ‘We hebben toen met het hele team besproken wat voor school we wilden zijn en wat onze visie was op onderwijs’, vertelt Beppie Vendrik, sinds vierenhalf jaar directeur van De Wissel. De Wissel maakt deel uit van Stichting Gewoon speci aal, een stichting met vijf sbo-scholen rondom Utrecht. ’Daar kwamen heel veel ontwikkelpunten uit, waar we wel tien jaar mee bezig hadden kunnen zijn. Clustering resulteerde in deze drie
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
14
thema’s. Door de samenhangen konden de diverse ontwikkelpunten met elkaar worden opgepakt. Het was niet zo dat we per se in leerteams wilden gaan werken. Het was meer de structuur die we zochten en waar we dit label aan hebben gehangen.’ ‘Een voordeel van die clustering is dat de dwars verbanden tussen alles wat je doet duidelijker worden’, vult adjunct-directeur Elselien Wiebenga aan. ‘Iedereen is nu beter op de hoogte van ontwik kelingen. De organisatie is transparanter.’ Ze verduidelijkt dit met een voorbeeld. ‘Het leerteam Taalbeleid zoekt naar een nieuwe methode om spelling aan te leren. Het leerteam Leerlijnen opbrengstgericht buigt zich over werken met groepsplannen. Twee jaar geleden zouden dat nog twee van elkaar losstaande elementen zijn geweest. Nu zie je er de verbindingen tussen en komen ze in de groepsplannen bij elkaar. En omdat de teams ook moeten mixen, wordt het steeds meer een organisch proces en krijg je een eenduidigere manier van werken.’
Actief meedenken Bij het personeel heerste het gevoel dat onderwijs vernieuwing van bovenaf werd opgelegd en dat
men daar onvoldoende bij werd betrokken. Voor heen werd in de teamvergadering consensus gezocht voor uitvoering van beleid dat door de staf was voorbereid. Dat gaat nu anders. Wiebenga: ‘Met leerteams boor je het actief meedenken en het verantwoordelijkheidsgevoel veel meer aan. De mensen weten nu ook veel beter wat hun invloed kan zijn.’ Vendrik: ‘Ze zijn meer betrokken en wer ken met veel meer plezier. Als team zitten ze meer op één lijn, voelen zich samen verantwoordelijk, niet alleen voor de eigen klas maar voor het grote geheel. En ze hebben het gevoel: “Ik doe ertoe”.’ De drie leerteams functioneren nu voor het derde jaar en praktisch alle leerkrachten nemen aan één ervan deel. Een leerteam bestaat uit zo’n zes leden en is samengesteld op basis van affiniteit met het thema. Vendrik: ‘In alle leerteams hebben we gestreefd naar vertegenwoordiging van onder bouw, middenbouw en bovenbouw. Ondersteuners als logopedist en intern begeleiders zijn aangescho ven in het leerteam dat met hun expertise het meest logisch is. Verder zijn we er maar gewoon ingestapt. De verschillende rollen ontwikkelen zich al doende. Wel wilden we leerteamvoorzitters die de grote lijn bewaken.’ Wiebenga: ‘De samen
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
15
‘Het mag nu ook fout gaan’
stelling is tot nu toe hetzelfde gebleven. Mensen willen dat ook, ze groeien er samen in.’ Voor de leerteams is een looptijd van vier jaar afgesproken. In het eerste jaar is vooral verkend. Binnen beperkte kaders, bijvoorbeeld een verplicht aantal keren bijeenkomen, was er een duidelijke leervraag. De voorzitters wisselen informatie uit, ook om te kunnen anticiperen op waar de leer teams samen kunnen optrekken. Wiebenga: ‘We hebben deze werkwijze ook in de organisatie door gevoerd. De team-, bouw- en leerteamvergaderin gen worden op elkaar afgestemd, waarbij de stand van zaken van de leerteams in de team- en bouw vergaderingen terugkomt.’
Coöperatief leren De directie faciliteert, bijvoorbeeld met studie dagen, en stimuleert het leren van elkaar op de werkvloer en draagt daar ideeën voor aan. Coöpe ratief leren is een middel dat steeds meer wordt toegepast op De Wissel, binnen het team, tijdens het teamoverleg én in de klas om kinderen te laten samenwerken. ‘De afgelopen twee jaar is veel gedaan aan teamontwikkeling’, zegt Vendrik. ‘Het is belangrijk als leerteam open en transparant te zijn en met elkaar te durven delen. Toen ik hier begon, trof ik een team aan dat hard werkte, alles voor de kinderen over had en veel goed deed. Maar ook een team dat zich moeilijk in teamvergaderin gen uitsprak, dat niet de cultuur had om open te zijn en te delen. Daarom zijn we onze teamvergade ringen meer coöperatief gaan inrichten, zodat iedereen gedwongen wordt om zijn mening te geven. Tegelijkertijd zijn we gaan werken aan veiligheid: feedback geven en ontvangen. Op een opbouwende manier. Ik denk dat we daarin als school een omslag hebben gemaakt.’ De directie houdt ook de voortgang van het proces in de gaten. Uiteindelijk moet het natuurlijk beter onderwijs voor de kinderen opleveren. Hoe staat het daarmee? Wiebenga: ‘Leerkrachten werken nu al met wat bijvoorbeeld het leerteam Taal heeft ontwikkeld op het gebied van spelling en woorden schat. De opbrengsten daarvan worden binnenkort gemeten. We laten nu zien dat het effect heeft voor de kinderen.’
Spanningsveld Vendrik: ‘Het leerteam onderzoekt en is zelf ook lerend. Vroeger heerste er een cultuur van plannen maken, goed doordenken, en als het goed door
dacht is dan gaan we het brengen. Nu mag je uit proberen en het mag ook fout gaan. Dan stellen we het bij. Dat zit in het woord “leren”. Ook dat is een omslag die we hebben gemaakt. De vraag is wel hoeveel ruimte je als directie geeft aan professionals voor het iets oplevert. Soms zal je in het belang van het proces moeten bijstellen en soms moet je er toch zien uit te komen. Wij zijn ontwikkelings gericht, maar uiteindelijk ook verantwoordelijk voor het resultaat. Daar zit een spanningsveld.’ Een belangrijk woord is ‘vertrouwen’. Vendrik: ‘Twee jaar geleden wilde iedereen overal over meepraten. Dat doen we niet meer. Dus moet je vertrouwen hebben in elkaar, een kwestie van erkende ongelijkheid. Onderling vertrouwen tus sen directie, personeel en leerteams. In plaats van grip willen hebben op de plannen, doen we nu wat is afgesproken en vertrouwen we elkaar daarin. Die omslag hebben we ook gemaakt.’
Meer informatie www.sbodewissel-houten.nl
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
16
Rick de Graaff over vvto en tto
‘Rijke taalontwikkeling vormt de basis’ tekst: drs. Akke Tick --- fotografie: Wilco van Dijen
Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) en tweetalig onderwijs (tto) zijn in opmars. Beide vragen een goed doordacht beleid in de school en een gedegen inzet van leerkrachten. De vorm wisselt naar type leerling maar in principe heeft iedere leerling er baat bij. Rick De Graaff is hoogleraar Tweetalig Onderwijs aan de Universiteit Utrecht en nauw betrokken bij zowel vvto als tto. Hij schetst een aantal aspecten van extra Engels in het onderwijs.
I
n 1989 ontstond de eerste middel bare school voor tweetalig voort gezet onderwijs in Nederland. Anno 2014 zijn er 120 scholen waarvan 115 afdelingen op vwoniveau, 45 op havo-niveau en 22 op vmbo-niveau. Ook start er volgend
Veertien jaar vvto Sinds 2000 is Algemene School Oost in Bergen op Zoom bezig met vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). Begonnen in groep 7/8 is sinds 2006 Engels onderdeel van het onderwijs in alle klassen. De groepsleerkracht geeft Engels en in groep 7/8 is er een native speaker voor spreekvaardigheid. Elian Verbart is een van de drijvende krachten achter het vvto: ‘Wij hebben een aantal jaar geleden heel bewust gekozen voor een Engelstalige methode. Door de Engelstalige handleiding vergaren leerkrachten gemakkelijker de juiste terminologie. Ook is het een complete methode. Door het grote aanbod aan activiteiten kunnen leerkrachten kiezen in wat het beste werkt bij zichzelf en de groep. De methode is ook aansprekend voor kinderen.’ School Oost is een gemengde school. Voor veel kinderen is het Engels de derde taal. Is dit niet te veel? ‘Neen, het mooie is dat iedereen gelijk start. Je ontdekt potentieel dat soms door gebrekkig Nederlands bedekt is. De frustratie het Nederlands niet te beheersen valt bij Engels weg. Het geeft zelfvertrouwen en dat heeft een positieve impact op andere vakken.’ Aan scholen die ermee willen beginnen, adviseert Verbart ‘Leg het niet op en implementeer stap voor stap. Niets anders dus dan voor alle vernieuwingen.’ www.schooloost.nl
schooljaar een pilot met tweetalige basisscholen. Tweetalig onderwijs betekent dat een substantieel deel van het programma in een tweede taal, meestal Engels, gegeven wordt. ‘Deze groei is een logische ontwikke ling’, aldus De Graaff. ‘Engels is steeds belangrijker in de samen leving en dus in het onderwijs. Door het gebruik leer je een taal. Door de beperkte tijd hiervoor in het reguliere vreemdetalenonderwijs is een uit breiding naar niet-talige vakken een meerwaarde. Vakontwikkeling en taalontwikkeling gaan dan samen.’ Tto is begonnen als plusprogramma voor vwo’s. ‘Het kan op alle scholen’, benadrukt De Graaff. ‘Je moet een vorm vinden die bij jouw type leerlin gen past. In het vmbo bijvoorbeeld blijkt een projectmatige vorm vaak succesvol. Denk hierbij aan vakover schrijdende projecten in samen werking met internationale bedrijven in de regio.’ Ook in het primair onderwijs neemt het vreemdetalen onderwijs op steeds meer scholen een belangrijke plaats in. ‘Meer dan duizend van de zevenduizend basis scholen bieden Engels aan vanaf groep 1. Ook zijn er veel scholen die in groep 5 in plaats van groep 7 star ten met een tweede taal. Meestal zijn de ouders en scholen vragende partij en spelen uitgeverijen en pabo’s steeds vaker in op deze trend met methoden en materialen.’ Vvto en tto zijn ook een profileringsinstrument van sommige scholen. Maar een houding van “we willen ons profileren,
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
laten we dat dan maar doen” leidt zeker niet tot gewenst succes.’
Rijke taalomgeving De kwaliteit van leerkrachten is bij vvto en tto essentieel. ‘Allereerst gaat het natuurlijk om de eigen taalvaardigheid. Het Europese referentiekader B2, ongeveer het eindexamenniveau van een goede vwo-leerling, is daar de minimum norm. Het is belangrijk dat de school docenten laat ontwikkelen in hun taalvaardigheid, bijvoorbeeld door het behalen van internationale certi ficaten. Tegelijkertijd hebben leerlin gen baat bij native speaking docenten. Het gaat bij tto vooral om vakgericht taalgebruik, feedback geven en inter actie stimuleren. De inhoud mag niet lijden onder gebrekkige taalvaardig heid van de docenten.’ Ook bij vvto is flexibiliteit in de taal nodig. ‘Uiteindelijk gaat het om het bieden van een rijke leeromgeving. Vvto/tto is niet iets aparts maar zou onderdeel moeten zijn van taalbeleid in alle activiteiten. Taalontwikkelin gen hebben de eigenschap elkaar te versterken. Welke taal is daarbij van minder belang. Het gaat om de rijke taalgebruikscontext, zowel thuis als op school. Leerlingen met achter standen in het Nederlands kunnen net zo goed een extra taal gebruiken. Een enorm voordeel is dat een even tuele achterstand in Nederlands bij het leren van Engels geen invloed heeft en leerlingen daardoor gelijk waardiger zijn.’
17
Congres De kwaliteit van deze onderwijs vormen is een belangrijk punt van aandacht. Voor het tto is er een standaard die naast de eindtermen ook een competentieprofiel voor leerkrachten bevat. Ook voor het vvto is een landelijke standaard ontwik keld. Erkende keurmerken van TalenT, EarlyBird en Cedin zijn hier op afgestemd. Ook de overheid hecht aan de kwaliteit van Engels. Staats secretaris Dekker lanceerde in juli een plan van aanpak ter verbetering van Engels in het basisonderwijs. Enerzijds door meer ruimte te creë ren voor Engels en anderzijds door versterking van nascholing en onder steuning op het gebied van vvto. Concrete middelen zijn nog niet toegekend.
Van vvto naar tto De huidige eindtermen Engels voor het po bieden voor het vo te weinig houvast. ‘Leerlingen uit vvto kunnen op iedere vo-school terechtkomen, tto of regulier. Het vo heeft zeker nog een weg te gaan om te differentiëren op hun reeds ontwikkelde spreek- en luistervaardigheid. Het SLO is nu bezig de doelen basisonderwijs voor het Engels nader te specificeren. Hopelijk wordt zo een betere door lopende leerlijn mogelijk, net als met de referentieniveaus taal en rekenen.’ De belangrijkste succesvoorwaarde voor de invoering van vvto of tto is een sterke motivatie en beleid. ‘Het team moet ontwikkelruimte hebben op taalvaardigheid, taal- en vakdidactiek.
Tweetalig onderwijs in de basisschool Twaalf Nederlandse basisscholen gaan komend schooljaar van start met volledig tweetalig onderwijs. Jonge leerlingen krijgen er vanaf de kleuterschool maximaal de helft van hun lestijd instructie in het Engels. Ook bij de VBS aangesloten scholen zijn geselecteerd. Dit zijn Basisschool de Haagsche Schoolvereeniging, Groningse Schoolvereniging en Kindercampus Hilversum. In 2015 krijgen nog acht scholen de kans om bij de pilot volledig tweetalig onderwijs aan te sluiten.
Op 19 maart 2014 organiseert het Europees Platform een landelijke vvto-conferentie ‘Early English – A new horizon’. Het congres vindt plaats in de Congrescentrum de Reehorst in Ede
en bestaat uit een plenair gedeelte en workshops. Meer informatie: www.europeesplatform.nl/vvto
En dat is meer dan een jaarlijks reisje naar Engelstalig gebied. Bij tweetalig onderwijs moet de insteek de inhoud zijn. Dat is het enige waar je je vak docenten echt in mee kunt krijgen. Het vak geschiedenis moet nog beter en uitdagender worden door het in het Engels aan te bieden.’ Nu ligt de nadruk in het tto vooral op de onderbouw van het vo. Scholen willen nog weinig risico’s nemen vanwege profielkeuzes en het eind examen in het Nederlands. Onder zoek wijst uit dat voor achterstand niet gevreesd hoeft te worden. Er zou nagedacht moeten worden of het schoolexamen in het Engels afgelegd kan worden. Wel leggen op veel tto-scholen de leerlingen in de bovenbouw het internationale IB-examen af.’
18
Verenigingsnieuws
Leden waarderen VBS-bezoek Dit najaar is de VBS gestart met een ronde van bezoeken aan VBS-leden. De (hernieuwde) kennismaking wordt door de bezochte leden zonder uitzondering gewaardeerd. Het geeft ons veel nieuwe inzichten en mogelijkheden voor aanscherping en verbetering van onze dienstverlening. Heeft u nog geen uitnodiging van ons ontvangen maar stelt u wel prijs op een bezoek? Laat dit dan weten aan Jacqueline Groothuis via
[email protected] . Wij nemen dan contact met u op om een afspraak in te plannen bij u op school.
Nieuw ledenvoordeel multifunctionals Scholen maken dagelijks gebruik van printers en multifunctionals. Dit is een substantiële kostenpost. Kosten die vaak een stuk lager kunnen. Daarom introduceren wij in samenwerking met andere besturenorganisaties een nieuw ledenvoordeel ‘printers en multifunctionals’. Het doel van het ledenvoordeel is kosten voor scholen verlagen en het beheer vergemakkelijken. Aan de hand van een pilot, waar namens de VBS Stichting Montessori Onderwijs Zuid-Holland aan deelneemt, wordt de collectiviteit verder uitgewerkt en geoptimaliseerd, zodat in de loop van 2014 alle VBS-scholen hiervan gebruik kunnen maken. www.vbs.nl/ledenvoordeel
Vrijwillige ouderbijdrage De vrijwillige ouderbijdrage is een thema dat vaker op de politieke en maatschappelijke agenda terugkeert. Eind november suggereerde het NRC dat veel algemeen bijzondere scholen de ouderbijdrage verplicht stellen en kinderen van minderbedeelde ouders daarmee weren van school. Het is een vertekend beeld dat deze scholen tekort doet. De ouderbijdrage is een onderwerp dat veel genuanceerder ligt. Die nuance heeft de VBS in een ingezonden brief aan NRC (geplaatst op 2-12) duidelijk gemaakt. Op 22 januari hebben wij hierover verder gepraat in een rondetafelgesprek met VBS-leden uit het primair en voortgezet onderwijs. www.vbs.nl
Mogelijk extra aanbesteding energie Energie voor Scholen staat voor succesvolle, gezamenlijke inkoop van gas en elektra door inmiddels zo’n 6.000 scholen. Wij ontvangen nog steeds deelnameverzoeken van leden. Aanhaken bij het lopende collectief kan niet meer, maar een extra aanbesteding starten wel. Daarom inventariseren wij welke scholen mogelijk geïnteresseerd zijn in gezamenlijke inkoop van elektra en gas. Bent of kent u zo’n school? Geef dit dan – geheel vrijblijvend – door aan
[email protected] of surf naar www.vbs.nl . Bij voldoende volume starten we een extra Europese aanbesteding.
Schoolnieuws Pedagogisch vakmanschap en levenskunst Eind november 2013 is de VBS een samenwerking aangegaan met het Humanistisch Centrum voor Onderwijs en Onderzoek (HVO). Gezamenlijk ontwikkelen zij een breed cursusaanbod rondom pedagogisch vakmanschap en levenskunst in het onderwijs. Zo ondersteunt de VBS scholen bij hun pedagogische opdracht. www.vbs.nl/academie
• De Nieuwe Baarnse School heeft de eerste paal geslagen voor de nieuwbouw. Als alles volgens planning verloopt, verhuist de school eind 2014 naar een nieuwe locatie. www.nbsbaarn.nl • De Casimirschool Gouda sloot het jubileumjaar 2013 – de school bestond 90 jaar – in stijl af met een geheel vernieuwde website: www.casimirschool.nl. • Oprichtster Teja Kenbeek heeft in 2013 na 30 jaar afscheid genomen van ‘haar’ Montessorischool Houten. Alex van Zwam (voorheen Arnhemse Montessorischool) heeft het stokje van haar overgenomen. www.montessori-houten.nl • Basisschool De Nijepoort (Groenekan) heeft als een van de eerste scholen het vignet Gezonde School behaald. www.nijepoort.nl Meer schoolnieuws bekijken, of zelf nieuw(tje)s doorgeven? Surf naar www.vbs.nl/schoolnieuws
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
19
Typ bewust op een tablet tekst: drs. Akke Tick
Handig zijn met tablet, computer of smartphone is niet hetzelfde als mediawijs zijn. Tenminste, voor wie de algemene trend in onderzoek volgt. Iedere school houdt zich bezig met mediawijsheid. Het pioniersstadium is duidelijk voorbij en het wiel hoeft niet meer uitgevonden te worden. Het is nu tijd voor gedegen integratie van ICT in het onderwijs. Materialen en voorbeelden zijn vrij beschikbaar.
I
CT is overal in de samenleving, dus ook in het onderwijs. De vraag is niet of, maar hoe ICT wordt ingezet. Kennisnet richt zich enerzijds op ICT in het leren maar ook op de inzet van ICT om de doelmatigheid van de organisatie te vergroten. De organisatie geeft diverse publicaties uit die het verdienen gelezen te worden. Geen angst, het zijn beknopte, leesbare, praktische en overzichtelijke publicaties. U kunt de informatie daaruit snel toepassen in de dagelijkse praktijk van school en klas. Een van de thema’s is mediawijsheid. De publicaties daarover zijn divers van aard en bieden een mooi over
media wijsheid
succesverhalen van 21 leerkrachten
op de basisschool
zicht van theorie en praktijk. ‘Mediawijsheid over de grenzen’ biedt bijvoorbeeld een ruim beeld over de praktijk in Finland, Zweden en Groot-Brittannië. Deze worden afgezet tegen de Neder landse gebruiken. Logischerwijze gaat dit handzame boekje van 46 pagina’s eerst in op de betekenis van mediawijsheid. ‘Het een verzameling van competenties die je nodig hebt om actief en bewust deel te nemen aan de mediasamenleving.’ Ook is een vraag of mediawijsheid het beste als apart vak of geïntegreerd aan geboden wordt. Onderzoek lijkt aan te tonen dat een vakoverschrijdende aanpak de voorkeur heeft. Dit sluit natuurlijk ook beter aan bij het onderwerp zelf. De media zijn niet meer beperkt tussen grenzen. Kennis net geeft inzicht in die media en ruimte aan leerkrachten en scholen om hun eigen keuzes te maken in de omgang met mediawijsheid. Uitein delijk gaat het bij mediawijsheid om leerlingen kennis en vaardigheden bij te brengen om kritisch en bewust om te gaan met media-ontwikkelingen in de maatschappij. En dat kan op verschillende manieren.
Inspirerende voorbeelden
onder redactie van Remco Pijpers en Nicole van den Bosch
In de nieuwste aanwinst ‘Mediawijsheid op de basisschool’ vertellen 21 leerkrachten hoe zij media gebruiken als een middel om hun lessen te verrijken. Essentieel daarbij is het besef dat ICT geen doel is maar een middel. De leerkrachten in het boek laten in hun werk leerlingen media begrijpen, positief gebruiken en risico’s het
vbschrift --- februari 2014 --- nr. 01
hoofd bieden. Hun succesverhalen laten zien hoe divers ons onderwijs is, hoeveel goede vakmensen er zijn die met hun tijd meegaan en leerlin gen voorbereiden op hun plaats in de maatschappij. Parels van leerkrachten die niet alleen weten waar het in het onder wijs omgaat maar het ook uitvoeren. Prachtige voorbeelden zoals de leer kracht die met een digitaal persbureau de creativiteit terugbracht in een zwakke school en u begrijpt het al de taalvaardigheden verbeterde. De beschrijvingen inspireren. Daarnaast zijn de referenties naar de school zelf en naar achtergrondinformatie over het onderwerp een grote meerwaarde. Praktische tips vormen een gedegen basis om van start te gaan in de eigen klas. Dit boek laat niemand onbe roerd en geeft energie en kracht om aan de slag te gaan. Uit het onderzoek ‘Samen leren, het onder zoek volgens Generatie Z’ komt duidelijk naar voren dat met veiligheid en oprechte aandacht alles begint. Je verdiepen in de leefwereld van de leerlingen is een tweede. En stel jezelf voortdurend de vraag wat wil je leer lingen leren. Technologie kan een hulpmiddel zijn, maar een digibord als krijtjesbord gebruiken heeft weinig toegevoegde waarde. Kortom, de vaste waarden in het onderwijs veranderen niet door de digitalisering. Voor alle publicaties over mediawijs heid en vele andere thema’s surf naar www.kennisnet.nl. Het is de moeite waard.
Pedagogisch vakmanschap en levenskunst in het onderwijs Scholen houden zich lang niet uitsluitend bezig met taal en rekenen. Hun missie reikt verder naar brede algemene vorming en ontwikkeling van 21st century skills bij hun leerlingen. De VBS ondersteunt scholen bij deze pedagogische opdracht met cursussen rondom humanistische levenskunst. Voor bestuurders, schoolleiders en leraren in het primair en voortgezet onderwijs. Elke cursus draagt bij aan waarden- en deugden ontwikkeling binnen de professionele visie van de school en de leraar. U ervaart hoe levenskunst kan werken voor uw school. Het brede aanbod bevat cursussen binnen drie hoofdthema’s. Pedagogisch vakmanschap gaat over de school als moderne organisatie, vakmanschap van de docent en vorming van de leerling als verantwoor delijk individu. Kortom over onderwijs dat het kind stimuleert tot eigen keuzes en eigen verant woordelijkheid.
Bildung gaat over morele identiteitsvorming van kinderen, een dominant thema in het onderwijs debat. School en leraren hebben een grote en invloedrijke rol in het vormgeven van de identiteit van leerlingen en de begeleiding bij hun ontwikke ling tot verantwoordelijke individuen. Levenskunst is een kunstwerk maken van het eigen leven door het ontwikkelen van innerlijke vrijheid en het nemen van verantwoordelijkheid. De belangrijkste levenskwesties gaan niet langer over losmaking en bevrijding, maar over identiteit, oriëntatie en zingeving. Kijk voor het volledige aanbod op www.vbs.nl/academie
De cursussen pedagogisch vakmanschap, bildung en levenskunst zijn ontwikkeld in een samen werking tussen de VBS en het Humanistisch Centrum voor Onderwijs en Opvoeding.