VVE IN ROTTERDAM
DE KWALITEIT OP GEMEENTENIVEAU
Utrecht, 22 maart 2012 Definitief
H3255555
Pagina 1 van 9
Inleiding Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) op gemeenteniveau. VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In 2010 heeft het toezicht van de Onderwijsinspectie op de kwaliteit van VVE een wettelijke basis gekregen. De inspectie beoordeelt de kwaliteit op twee niveaus: op het niveau van de gemeente en op het niveau van de locaties die VVE aanbieden (voor- en vroegscholen). In 2007 en 2009 heeft de inspectie de meeste VVE-locaties in Rotterdam bezocht. Over de kwaliteit van VVE op de Rotterdamse voor- en vroegscholen heeft de inspectie gerapporteerd in april 2008 en oktober 2009. De analyse van de kwaliteit op gemeenteniveau maakt onderdeel uit van deze bestandsopname van de kwaliteit van VVE in de gemeente Rotterdam. Het gemeentelijk beleid moet voldoen aan de OKE-wet, met name de wijzigingen in de Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen en de Wet primair onderwijs. In het VVE-waarderingskader betreft dit vooral de domeinen ‘context’ en ‘condities’: VVE-BELEIDSCONTEXT (= beleid en organisatie op gemeentelijk niveau) Gemeentelijke VVE-beleid VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau VVE-CONDITIES (GGD-rapporten) Basiskwaliteit: algemeen en specifiek voorschoolse educatie Het waarderingskader bevat niet alleen indicatoren die wettelijk nageleefd moeten worden, maar ook indicatoren over de kwaliteit van het VVE-beleid van een gemeente. Een gemeente krijgt geld van het Rijk voor de doelgroeppeuters in die gemeente. Het aantal doelgroeppeuters wordt bepaald aan de hand van het aantal kleuters met een leerlingengewicht (0,3 of 1,2) in die gemeente 1 . De gemeente heeft tot taak voldoende VVE-peuterplaatsen te realiseren en die door doelgroeppeuters te laten bezetten. Daarnaast moet de gemeente afspraken maken met houders van voorscholen (dat wil zeggen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met VVE) en met schoolbesturen over VVE, zoals de definitie van ‘doelgroepkind’ en wat de resultaten van VVE moeten zijn. Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen of voldoet niet aan de wettelijke vereisten: verbeteringen zijn dringend nodig. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren. Dit rapport is gebaseerd op versie 2.2 van het VVE-toezichtkader (zie de internetsite van de onderwijsinspectie).
1
Omdat kleuters twee jaar onderwijs krijgen (in groep 1 en 2) en peuters doorgaans anderhalf jaar (van 2½ - 4 jaar) is (het budget voor) het aantal doelgroeppeuters 3/4 van het aantal gewichtenkleuters.
H3255555
Pagina 2 van 9
Algemeen Beeld De gemeente Rotterdam heeft de afgelopen jaren veel ingezet op het verhogen van het bereik van doelgroepkinderen voor deelname aan VVE. De inzet van de peuterconsulenten en sinds kort ook de consultatiebureaus dragen hier aan bij. Hoewel nog niet duidelijk is of het bereik voldoet aan de ambities kan de wijze waarop ouders gestimuleerd worden om hun kind deel te laten nemen aan VVE als een goed voorbeeld gezien worden voor andere gemeenten. De inspectie constateert wel dat de gemeente nog niet voldoet aan enkele verplichtingen die in de wet zijn opgenomen. Zo is de gemeente op dit moment nog bezig met de inhaalslag om jaarlijks de peuterspeelzalen conform de Wet Kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen te inspecteren. Landelijk is de afspraak gemaakt dat in 2011 tenminste één peuterspeelzaal door de GGD beoordeeld moest zijn en dat vóór 1-1-2013 alle peuterspeelzalen beoordeeld moeten zijn. De gemeente voldoet aan deze afspraak. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de inspectie in het kader van het project ‘Achterblijvende gemeenten kinderopvang’. Ook constateert de inspectie dat de gemeente nog geen afspraken heeft gemaakt met houders van voorscholen en met schoolbesturen over wat de resultaten van VVE moeten zijn. De inspectie spreekt hier met de gemeente over af dat dit vóór eind 2012 is gerealiseerd. Een belangrijke constatering is verder dat de gemeente op dit moment belangrijke ontwikkelingen in gang zet op deelaspecten van VVE, maar dat het monitoren, borgen en verbeteren van de kwaliteit van VVE op alle VVE-locaties te wensen overlaat. Zo worden er op dit moment nulgroepen gestart voor kinderen vanaf 2 jaar, waarbij de kwaliteit van VVE in deze nulgroepen en de ouderparticipatie belangrijke aandachtspunten zijn. Maar de kwaliteit van VVE en de ouderparticipatie worden niet gestimuleerd op de overige VVE-locaties. Ook zijn er initiatieven om de ouderparticipatie op de basisscholen te vergroten. Hier zullen de kleutergroepen ook van profiteren, maar de participatie van ouders in het kader van VVE gaat in ambitie verder dan wat nu voorgesteld is in deze plannen. Als laatste constateert de inspectie dat de doorgaande lijn tussen voorscholen en vroegscholen onvoldoende aandacht heeft op gemeenteniveau. Omdat de schoolbesturen sinds 2007 de subsidie voor VVE ontvangen en zelf bepalen op welke wijze deze gelden worden ingezet, is het cruciaal dat de gemeente met de schoolbesturen heldere, meetbare en niet vrijblijvende afspraken maakt over het bewaken van de doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen. Hiervan is op dit moment geen sprake. Het is van belang dat de gemeente de regierol op zich neemt om de kwaliteit van VVE op alle voor- en vroegscholen te monitoren, borgen en verbeteren daar waar nodig.
Toelichting op de gewaardeerde indicatoren op gemeentelijk niveau De inspectie heeft gebruik gemaakt van de volgende documenten die door de gemeente zijn aangedragen: Overdrachtsdossier VVE. Overdrachtsdocument PSZ-PO Programma Beter Presteren. Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014. Deel 1 VVE-monitor Rotterdam 2010. Onderzoek naar deelname van driejarige peuters aan voorschoolse voorzieningen Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2011-2012 Projectplan Ouderbetrokkenheid. Programma Beter Presteren, september 2011 Subsidieverlening 2011-2012 Zorg in de praktijk Projectplan Toeleiding VVE Procesevaluatie project toeleiding naar VVE via CJG en ouderconsulent Projectplan Groep Nul Evaluatie vooronderzoek Zorg in Praktijk Deelgemeente noord Voorstel ontwerpbesluit verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2011 Visie document Ieder Kind Wint
H3255555
Pagina 3 van 9
1 DE VVE-BELEIDSCONTEXT Naam gemeente Rotterdam 1a Gemeentelijke VVE-beleid 1a1 Definitie doelgroepkind 1a2 Bereik 1a3 Toeleiding 1a4 Ouders 1a5 Integraal VVE-programma 1a6 Externe zorg 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen 1a8 Doorgaande lijn 1a9 Resultaten 1a10 Nadere VVE-afspraken op gemeentelijk niveau 1b VVE-coördinatie en evaluatie op gemeentelijk niveau 1c Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
3 2 4 2 3 2 2 2 1 3 2
1a Gemeentelijke VVE-beleid Het Rotterdams onderwijsbeleid 2011-2014 kiest in de VVE voor twee speerpunten: de verhoging van de kwaliteit en effectiviteit van VVE met de introductie van groep nul en deelname van alle doelgroepkinderen (Bron: Programma Beter Presteren). In 2011 zijn 30 groepen ‘nul’ voor twee- en driejarigen gestart in de gemeente Rotterdam. Dit aantal zal tot 2014 doorgroeien naar 200 groepen. Met de invoering van groep nul wordt de voorschool onder het regime van het primair onderwijs gebracht (Bron: Programma Beter Presteren). Ten aanzien van de bestaande VVE-locaties is geen specifiek beleid ontwikkeld om de kwaliteit te vergroten. 1a1 Definitie doelgroepkind Doelgroep van het VVE-beleid in Rotterdam zijn twee- en driejarigen waarvan tenminste één ouder in een niet-westers land is geboren, of waarvan beide ouders in een westers land zijn geboren en ten minste één ouder een laag opleidingsniveau heeft (Bron: Programma Beter Presteren). Er zijn met de schoolbesturen geen afspraken gemaakt over het hanteren van of het gelijktrekken van de doelgroepdefinitie in de vroegschool. 1a2 Bereik De bereikdoelstelling van de gemeente Rotterdam bestond tot 2010 uit twee delen. In de eerste plaats was de doelstelling dat in 2010 tenminste 80 procent van alle driejarigen uit Rotterdam gebruik maakt van een voorschoolse voorziening. 5.800 Rotterdamse kinderen bezochten in 2010 een peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf. Daarbij is rekening gehouden met dubbeltellingen. Dat wil zeggen dat kinderen die gebruik maken van beide voorzieningen slechts één keer zijn meegeteld. Dat is 87 procent van alle Rotterdamse driejarigen (Bron: VVE-monitor). Daarnaast had de gemeente Rotterdam voor 2010 de doelstelling dat in 2010 tenminste 90 procent van alle driejarige doelgroepkinderen die naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan een locatie bezoeken waar een VVE-programma wordt uitgevoerd. Van alle in Rotterdam wonende driejarigen die met ingang van oktober 2010 een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf bezoeken, behoren er zo’n 5.100 tot de doelgroep. Daarvan bezoeken ongeveer 3.700 doelgroepdriejarigen een VVE-locatie. Dat is 72 procent (Bron: VVE-monitor). De gemeente heeft deze gegevens ook voor de tweejarigen beschikbaar. Uit deze gegevens blijkt dat 6.009 tweejarigen (van de 7.139 tweejarigen in de gemeente) een kinderdagverblijf en/of peuterspeelzaal bezochten. Van deze kinderen bezochten 3.986 kinderen een VVE-locatie en van deze kinderen is 4.940 een doelgroepkind (Bron: VVE-monitor). De gemeente maakt een schatting van het aantal tweejarige en driejarige doelgroepkinderen. Deze schatting is gebaseerd op een extrapolatie van het aantal gewichtenkinderen in het basisonderwijs. Deze schatting wordt vergeleken met het aantal doelgroeppeuters dat deelneemt aan VVE. De definitie van een doelgroeppeuter is echter veel uitgebreider dan van de gewichtenregeling. Het land van herkomst maakt ook deel uit van de definitie van doelgroeppeuter. Hierdoor heeft de gemeente H3255555
Pagina 4 van 9
geen zicht op het feitelijk aantal doelgroeppeuters en het aantal doelgroeppeuters die zij niet bereiken. Niet helder is hoeveel procent 3.700 is van het totaal aantal doelgroeppeuters in de gemeente Rotterdam. Daarnaast is niet duidelijk wat de gemeente doet aan de 1.400 doelgroepdriejarigen (5.100 – 3.700) die wel een voorziening bezoeken, maar geen voorschoolse educatie. Voor de komende jaren is de ambitie om elk kind dat het nodig heeft al vanaf tweejarige leeftijd een plek te bieden in een kwalitatief goed VVE-traject (Bron: Programma Beter Presteren). Ook zullen de Centra voor Jeugd en Gezin de komende periode een belangrijke rol gaan spelen bij de toeleiding van doelgroeppeuters naar VVE. Dit biedt ook mogelijkheden om een betere inschatting te maken van het aantal doelgroeppeuters. 1a3 Toeleiding In september 2011 startte in drie deelgemeenten (Charlois, Delfshaven en Noord) een pilot waarbij peuterconsulenten (de nieuwe naam voor ouderconsulenten van de Wijkfelicitatiedienst) vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) de toeleiding naar VVE stimuleren en organiseren. Wijkverpleegkundigen en artsen verwijzen ouders van doelgroepkinderen van 14, 18 en 24 maanden door naar de peuterconsulenten, die dan ter plekke in gesprek gaan om te wijzen op het belang van deelname aan een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf met een VVE-programma. De peuterconsulent bezoekt eventueel samen met de ouders een peuterspeelzaal met VVE en zij kan ook helpen bij de inschrijving. Bij 30 maanden volgt een laatste controle. Staat het kind daadwerkelijk ingeschreven en gaat het ook echt naar de voorschool? Als dat niet zo is, wijzen de peuterconsulenten nogmaals op het belang van VVE. De pilot lijkt een succes te worden: het CJG heeft een zeer hoog bereik (98% onder kinderen van 14 maanden; het eerste contactmoment). Het feit dat de CJG-arts doorverwijst maakt indruk. Ouders zijn bereid naar de peuterconsulent te luisteren en onderkennen het belang van goed onderwijs. Peuterconsulenten zijn enthousiast over deze nieuwe manier van werken, omdat ze veel meer ouders bereiken met veel minder inspanning. Ze hoeven geen huisbezoeken in duo’s meer af te leggen (dat was verplicht in het kader van hun eigen veiligheid). De werkwijze is nu veel efficiënter. De evaluatie van de pilot is in december. In januari 2012 volgt (zeer waarschijnlijk) de uitrol over de stad. Om dit mogelijk te maken stelt de gemeente Rotterdam maximaal 25 x 0.8 fte peuterconsulenten beschikbaar. 1a4 Ouders Voor succesvol VVE is het van belang dat op gemeentelijk niveau ouderbeleid is ontwikkeld waarin ingegaan wordt op de ouderpopulatie, het informeren van ouders, een heldere intakeprocedure, ontwikkelingsgerichte activiteiten, participatie van voldoende ouders (minimaal 80% van de ouders van doelgroepkinderen), het informeren van ouders over de ontwikkeling van hun kinderen en de wijze waarop rekening gehouden wordt met de thuistaal. Het ouderbeleid voor de vroegscholen komt bij de gemeente Rotterdam aan bod in het programma ‘Beter Presteren’. In dit programma is het vergroten van de ouderbetrokkenheid één van de projecten. De doelstelling is: ‘Elke Rotterdamse school boekt een aantoonbare vooruitgang op het gebied van de ondersteuning van het leerproces door ouders: meer ouders vertonen effectief onderwijsondersteunend gedrag, meer ouders zijn actief betrokken bij de schoolloopbaankeuzes van hun kinderen en er is (een effectievere) afstemming tussen de ouders en de school om de onderwijsresultaten van de kinderen te bevorderen’. De gemeente verwacht van de scholen dat zij een analyse maken van hun huidige situatie ten aanzien van ouderbetrokkenheid en bepalen waar ze naartoe willen (visie). Deze visie sluit aan op de visie van de school; op het leren en de ontwikkeling van kinderen. Op basis van de analyse en visie bepalen ze hun doelen en de te zetten stappen. (Bron: Projectplan Ouderbetrokkenheid). Ouderbeleid voor de voorscholen is op dit moment niet helder geformuleerd. Wel is er in het kader van de nulgroepen aangegeven dat er activiteiten uitgevoerd moeten worden waardoor ouders inzicht krijgen in hoe ze de taalontwikkeling van hun kinderen verder kunnen stimuleren. Ouders van doelgroepkinderen worden gestimuleerd om mee te doen aan deze introductiecursus en om deel te nemen aan een taal- en participatietraject (Bron: Programma Beter Presteren).
H3255555
Pagina 5 van 9
Wanneer een leerling op een school wordt ingeschreven (VVE, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo) vindt een gesprek plaats tussen ouders, school en eventueel de leerlingen. Het gesprek vindt plaats op school of bij de leerling thuis. Er worden afspraken gemaakt over wat school, ouders en leerling van elkaar mogen verwachten en waarop ze aanspreekbaar zijn. De gemeente geeft aan dat ze het belangrijk vindt dat tussen ouder en school een open relatie ontstaat die bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind (Bron: Programma Beter Presteren). Hoewel de initiatieven op de basisscholen en in de groepen nul om de ouderbetrokkenheid te vergroten toe te juichen zijn, is er nog geen dekkend ouderbeleid voor alle voorscholen. Op de verschillende aspecten van ouderbeleid constateert de inspectie dat de gemeente: geen analyse heeft van de ouderpopulatie op basis waarvan gerichte activiteiten kunnen worden ingezet; wel afspraken heeft over de wijze waarop ouders worden geïnformeerd over VVE (consultatiebureaus en peuterconsulenten); geen afspraken heeft gemaakt met voor- en vroegscholen over de intakeprocedure van peuters en kleuters. alleen voor vroegscholen en voor een deel van de voorscholen afspraken heeft gemaakt over ontwikkelingsstimulerende activiteiten. In de plannen voor de groepen nul en het actieplan ouderbetrokkenheid in het kader van ‘Beter Presteren’ zijn goede fundamenten gelegd om het ontwikkelingsstimulerend gedrag van ouders te vergroten. Dit dient ook nog verder uitgebreid te worden naar de voorscholen die nu nog niet tot de groep nul-categorie behoren. geen duidelijke doelen en actie geformuleerd heeft gericht op het vergroten van de participatie van ouders aan VVE. Ontwikkelingsstimulerend gedrag van ouders bevorderen is in het kader van VVE een belangrijk aandachtspunt. De gemeente kan hier een duidelijke rol in vervullen. Het aankomende bestuursakkoord van de minister van onderwijs zal hier een belangrijke stimulans voor zijn de komende jaren; geen afspraken heeft met voorscholen over de wijze waarop ouders geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kinderen geen beleid heeft ten aanzien van de wijze waarop instellingen rekening dienen te houden met de thuistaal van de peuters. 1a5 Integraal VVE-programma Peuterspeelzalen komen uitsluitend in aanmerking voor VVE-subsidie als ze gebruik maken van één van de volgende VVE-programma’s: Kaleidoscoop, Piramide, Ko-Totaal, Startblokken/Basisontwikkeling. Kinderdagverblijven komen uitsluitend in aanmerking voor VVE-subsidie als ze gebruik maken van het VVE-programma Ben ik in Beeld of Uk en Puk (Beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2011-2012). De gemeente heeft geen afspraken gemaakt met de instellingen over het gebruik en/of de kwaliteit van een kindvolgsysteem. In Rotterdam worden verschillende kindvolgsystemen gehanteerd. 1a6 Externe zorg De gemeente Rotterdam heeft in 2009-2010 een pilot uitgevoerd onder 20 peuterspeelzalen om de interne en externe zorg beter vorm te (kunnen) geven (Bron: Zorg in de praktijk). De zorg blijft echter nog een belangrijk punt van aandacht. De gemeente vertrouwt er in eerste instantie op dat de betreffende organisaties zelf de kwaliteit van de zorg waarborgen en indien nodig verbeteren. Er zijn op gemeentelijk niveau op dit moment geen duidelijke procedures geformuleerd die aangeven op welke wijze de externe zorg voor kinderen is geregeld. Ook is niet duidelijk wie op welk moment de regierol vervult. Vanuit het actieplan ‘Ieder Kind Wint’ is de ambitie geformuleerd dat de centra voor Jeugd en Gezin in 2015 vertegenwoordigd zijn in de Zorg Advies Teams van peuterspeelzalen en kindercentra. De verdere uitwerking van deze ambitie is nog onduidelijk evenals de wijze waarop de regiefunctie belegd zal worden. 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen Het VVE-beleid van de gemeente voorziet niet in het stimuleren van de interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen. Stichting De Meeuw wordt nog wel gefaciliteerd om voor de voorscholen enkele aspecten van de kwaliteit te borgen middels nascholingsactiviteiten. Ook zullen in het kader van het bestuursakkoord door de gemeente activiteiten ondernomen worden om de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers te verhogen. Bij deze indicator gaat het echter om gerichte afspraken met H3255555
Pagina 6 van 9
voor- en vroegscholen over de wijze waarop die instellingen de kwaliteit van VVE borgen en verbeteren. Hierover zijn geen afspraken gemaakt. 1a8 Doorgaande lijn In Rotterdam is een formulier ontwikkeld voor de overdracht van peutergegevens naar de basisschool. In dit formulier zijn naast administratieve gegevens ook ontwikkelingsgegevens van de kinderen en de contacten met ouders opgenomen. Er bestaat op dit moment vanuit JOS echter geen verplichting om de overdrachtsdocumenten te gebruiken (Bron: Overdrachtsdossier VVE). Er zijn plannen om in de subsidievoorwaarden het gebruik van het overdrachtsformulier op te nemen, alsmede een warme overdracht bij zorgkinderen. Dit is nu echter nog niet aan de orde. Onderdeel van de verantwoordelijkheid van de school bij de groepen nul is dat de doorgaande leerlijn van groep nul naar de basisschool wordt versterkt en dat de zorgstructuur van de basisschool wordt ingezet in groep nul (Bron: Projectplan groep nul). Hiermee wordt in ieder geval bij de groepen nul gestimuleerd dat er een betere doorgaande lijn ontstaat in het vierjarige VVE-aanbod. Er zijn op dit moment geen afspraken gemaakt met schoolbesturen en de instellingen voor voorschoolse opvang over de coördinatie tussen voor- en vroegschool, het afstemmen van het aanbod en het afstemmen van het pedagogisch en educatief handelen, ouderactiviteiten en zorg en begeleiding. De gemeente heeft aangegeven dat er in 2012-2013 nieuwe afspraken met de vroegscholen gemaakt zullen worden om de doorgaande lijn te verbeteren. 1a9 Resultaten In de subsidievoorwaarden voor VVE heeft de gemeente Rotterdam als resultaatafspraak opgenomen voor VVE en voor de nulgroep dat deelnemers aan het VVE-programma zodanig worden gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling, dat zij zonder achterstand kunnen starten in groep drie van het basisonderwijs (Bron: Subsidieverlening 2011-2012). De doelstelling voor groep nul is om de onderwijsresultaten in het primair onderwijs te verbeteren door het beperken en waar mogelijk opheffen van de taal- en ontwikkelingsachterstand van peuters (Bron: Projectplan Groep Nul). Op gemeentelijk niveau is echter nog niet bepaald wat de concrete resultaten van VVE moeten zijn en op welke wijze deze gemeten worden. Dit is een wettelijke taak (WPO, art. 167) waarover de gemeente afspraken moet maken met de schoolbesturen en andere betrokken partners. Afspraak:
De inspectie spreekt af met de gemeente Rotterdam, dat op 31 december 2012 concrete, meetbare resultaten voor VVE geformuleerd zijn door de gemeente in overleg met de houders van voorscholen en schoolbesturen.
1a10 Nadere VVE-afspraken op gemeentelijk niveau Er zijn op dit moment geen concrete afspraken met schoolbesturen over de uitvoering en de kwaliteit van VVE in Rotterdam. 1b VVE-coördinatie en evaluatie op gemeentelijk niveau De coördinatie van VVE vindt op gemeentelijk niveau plaats middels een VVE-team dat regelmatig overleg heeft met deelgemeenten. Daarnaast is er 2 à 3 keer per jaar een VVE-overleg met de VVEinstellingen, waarbij beleidsaanpassingen aan de orde komen. De kwantitatieve coördinatie en evaluatie vindt plaats middels de jaarlijkse COS-monitor 1c Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau In Rotterdam wordt jaarlijks de VVE-monitor uitgebracht. In deze monitor wordt de stand van zaken weergegeven van de deelname van driejarige peuters aan voorschoolse voorzieningen (Bron: VVEmonitor 2010). Het betreft hier slechts het monitoren van het bereik van peuters. VVE is echter meer dan bereik. De kwaliteit van VVE, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwalitatieve resultaten, de doorgaande lijn, de zorg en begeleiding en de ouderbetrokkenheid worden op dit moment niet systematisch geëvalueerd. H3255555
Pagina 7 van 9
2 DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport 2b Gemeentelijke VVE-subsidiekader 2c Groepsgrootte en dubbele bezetting 2d VVE-tijd per week 2e Kwaliteit beroepskrachten
1 3 3 3 3
2 DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport Op dit moment worden nog niet alle peuterspeelzalen eens per jaar bezocht . Ook hier betreft het een wettelijke verplichting, waar de gemeente niet aan voldoet. Er zijn echter landelijke afspraken gemaakt die gemeenten in staat stelt om een inhaalslag te maken. Concreet betekent dit dat op landelijk niveau is afgesproken dat in 2011 tenminste één peuterspeelzaal door de GGD beoordeeld moest zijn en dat vóór 1-1-2013 alle peuterspeelzalen beoordeeld moeten zijn. De gemeente is momenteel bezig met deze inhaalslag. Daarnaast zijn er over de GGD-inspecties al in december 2011 afspraken gemaakt met de inspectie in het kader van het project ‘Achterblijvende gemeenten kinderopvang’. In het voorjaar van 2012 zal opnieuw de stand van zaken worden opgemaakt in de voortgang van de uitvoering van de GGD-inspecties. 2b Gemeentelijk VVE-subsidiekader Voor de peuterspeelzalen zijn duidelijke subsidiekaders. Hierin zijn afspraken opgenomen over de te gebruiken programma’s, taalvaardigheid van de leidsters, bezettingsgraad en registratie van gegevens van de peuter. Voor de groepen nul heeft de gemeente Rotterdam aanvullende subsidievoorwaarden opgesteld. De groep nul maakt deel uit van de doorgaande leerlijn binnen de basisschool. Per groep nul heeft tenminste één van de twee leidsters een afgeronde hbo-opleiding. De school mag niet als zwak of zeer zwak door de onderwijsinspectie beoordeeld zijn. De zorg en ouderbetrokkenheid van de school wordt uitgebreid naar de groep nul. Ouders worden nadrukkelijk actief betrokken bij groep nul. Zij krijgen een training aangeboden die hen inzicht geeft in hoe ze de taalontwikkeling van hun kinderen verder kunnen stimuleren. Ouders van doelgroepkinderen worden daarnaast gestimuleerd om mee te doen aan een taal- en participatietraject. 2c Groepsgrootte en dubbele bezetting Groepsgrootte peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moeten voldoen aan de Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011: Maximaal 16 peuters per groep. 1 leidster op 8 peuters. In de groepen nul is minimaal één leidster van hbo-niveau (Bron: Programma Beter Presteren). 2d VVE-tijd per week De twee- en driejarige peuters wordt gedurende veertig weken minimaal 10 uur per week interactieve en educatieve activiteiten aangeboden (Bron: Beleidsregel Onderwijs). Een van de doelen van de groep nul is een intensivering van de leertijd door het aantal verplichte dagdelen in de groepen nul te verhogen van vier naar minimaal vijf dagdelen (Bron: Programma Beter Presteren).
H3255555
Pagina 8 van 9
2e Kwaliteit beroepskrachten De Nederlandse taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers is van cruciaal belang voor een effectieve uitvoering van het VVE-programma. De gemeente Rotterdam stelt daarom eisen aan de taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers. Instellingen krijgen voldoende gelegenheid om aan deze eisen te voldoen. Pedagogisch medewerkers die VVE-programma’s uitvoeren die gesubsidieerd worden door de gemeente Rotterdam moeten met ingang van 2013 aantoonbaar voldoen aan ten minste de eisen voor Nederlandse taalvaardigheid die gelden voor de mbo-opleiding SPW-4 (Bron: Beleidsregel Onderwijs).
H3255555
Pagina 9 van 9