VVE in de praktijk Handleiding voor VVE-onderwijs bij Peuterplein en Kleuterplein
VVE in de praktijk
Auteurs Marlies de Kok, JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Constance Zijderhand, CED-Groep Eindredactie Lia Hesemans Kim van der Zouw Illustraties Jung Hee Spetter (Raai de Kraai) Ontwerp en opmaak Pointer grafische vormgeving
Malmberg ’s-Hertogenbosch
Inhoudsopgave Ter introductie 1 1.1 1.2
Inleiding Inhoudelijke eisen aan VVE-programma De methodes Peuterplein en Kleuterplein en uitvoering VVE
4 4 5
2 2.1 2.2
Programmatische werkwijze Peuterplein en programmatische werkwijze Kleuterplein en programmatische werkwijze
7 7 9
3 3.1 3.2 3.3
Woordenschatonderwijs Inleiding Peuterplein en woordenschat Kleuterplein en woordenschat
11 11 11 13
4 4.1 4.2 4.3
Interactief taalgebruik Inleiding Peuterplein en interactief taalgebruik Kleuterplein en interactief taalgebruik
15 15 16 17
5 5.1 5.2 5.3
Ouderbetrokkenheid Inleiding Peuterplein en ouderbetrokkenheid Kleuterplein en ouderbetrokkenheid
18 18 19 21
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Professionalisering en borging Inleiding Professionalisering in Peuterplein Professionalisering in Kleuterplein Borging
24 24 25 25 26
Bronnen
27
Ter introductie In deze handleiding vindt u uitleg over de inzet van de methodes Peuterplein en Kleuterplein in een programma voor Voor- en vroegschoolse educatie (VVE). We bespreken eerst de programmatische werkwijze voor beide methodes, in relatie tot de inhoudelijke eisen die aan een VVE-programma gesteld worden. Voor zowel Peuterplein als Kleuterplein beschrijven we daarna de uitgangspunten voor het werken met woordenschatonderwijs en interactief taalgebruik, inclusief instructies en tips voor een goede uitvoering van VVE. Ook laten we zien hoe beide methodes inspelen op ouderbetrokkenheid. We geven pedagogisch medewerkers, leidsters (*) en leerkrachten graag handreikingen om praktisch aan de slag te gaan met VVE-programma’s en snel resultaat te boeken met Peuterplein en Kleuterplein. We eindigen met tips voor verdere professionalisering en borging.
Geef kinderen de kans om tot groei en bloei te komen.
* In plaats van ‘leidster’, ‘haar/zij’ kan ook de mannelijke vorm worden gelezen.
kleuterplein | handleiding
1 Inleiding Steeds meer kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen werken met Voor- en vroegschoolse educatie (VVE-)programma’s. De VVE-programma’s zijn gericht op het voorkomen en inlopen van achterstanden in de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen van twee tot zes jaar oud. Vaak zijn het anderstalige kinderen en kinderen uit lagere sociaal-economische milieus met een achterstand in taalvaardigheid. Deze achterstand is op de basisschool bijna niet in te halen. De Nederlandse overheid zet het VVE-beleid in om de kansen op een goede schoolloopbaan te vergroten. Met name taalstimulering is van belang. Recent onderzoek (Kloprogge & Van der Vegt, 2005) laat zien dat VVE-programma’s die veel aandacht hebben voor taalstimulering, een positief effect hebben op de taalontwikkeling en cognitieve ontwikkeling van kinderen in achterstandssituaties. De VVE-programma’s beginnen in de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen (voorschoolse periode) en lopen door in de eerste twee groepen van de basisschool (vroegschoolse periode). Zo’n programma bestaat niet uit losse lessen; het is juist zo dat alles wat in de groep gebeurt, een belangrijke rol speelt. 1.1 Inhoudelijke eisen aan VVE-programma De wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) beschrijft de gewenste kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en stelt dat er een gestructureerd aanbod moet zijn op de vier domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De ontwikkeling van kinderen dient op een gestructureerde en samenhangende wijze te worden gestimuleerd. Dat stelt de volgende eisen aan de opzet en inhoud van het programma: Eis 1: Brede ontwikkeling Een belangrijk criterium voor voorschoolse educatie is de koppeling van het aanbod aan een programma. Uitgangspunt is een breed aanbod, uitgewerkt in gestructureerde en herkenbare activiteiten bij de volgende ontwikkelingsgebieden: • taalontwikkeling • rekenontwikkeling • motorische ontwikkeling • sociaal-emotionele ontwikkeling Met name taalvaardigheid is voor jonge kinderen een bepalende factor voor hun schoolsucces. Daarnaast krijgt een goede sociaal-emotionele ontwikke-
4
Malmberg ’s-Hertogenbosch
ling als voorwaarde voor cognitieve ontwikkeling steeds meer aandacht. Eis 2: Doelgericht werken De koppeling van een breed aanbod aan een programma houdt in dat er doelgericht activiteiten worden gekozen op de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, motoriek, sociaal-emotionele ontwikkeling en de SLO-doelen. Per activiteit moet duidelijk zijn aan welk ontwikkelingsgebied primair aandacht wordt geschonken. Leidsters en leerkrachten bepalen welk doel ze willen bereiken bij de kinderen en zetten hier de juiste activiteiten bij in. Uiteraard kunnen soms meerdere ontwikkelingsgebieden tegelijkertijd worden gestimuleerd. Opbrengstgericht werken In dit verband noemen we het ‘opbrengstgericht werken’: bewust, systematisch en doelgericht werken aan het streven naar maximale opbrengsten. Dit vanuit het idee dat leidsters en leerkrachten een verantwoordelijkheid hebben om het beste uit de door hen begeleide kinderen te halen. Zij verzamelen relevante informatie over de ontwikkeling van het kind en gebruiken die om het kind op het juiste niveau te stimuleren. Het observatiemoment is met name zinvol wanneer het kind bezig is met voor hem betekenisvolle activiteiten. Op zo’n moment laat het kind echt zien wat het allemaal al kent en kan. Na het vaststellen van het huidige ontwikkelingsniveau kunnen doelen worden gesteld om het kind een stapje verder te krijgen in zijn ontwikkeling. Pas dan kan er optimaal gebruik worden gemaakt van de differentiatiemogelijkheden binnen de methode en kunnen kinderen optimaal geprikkeld worden binnen hun zone van naaste ontwikkeling (Vygotski, 1925). Registratie van opbrengsten wordt steeds belangrijker om de effecten van VVE in beeld te brengen. Eis 3: Samenhangend geheel van activiteiten Voor leidsters, leerkrachten en zeker voor de kinderen schept het veel duidelijkheid en structuur om met thema’s te werken. Het werken met thema’s zorgt ervoor dat kinderen gedurende langere tijd met eenzelfde onderwerp bezig kunnen zijn. Op deze wijze is het mogelijk steeds meer diepgang aan het thema te geven. Bovendien geeft dit samenhang tussen de verschillende themaactiviteiten. Er moet een rode draad aanwezig zijn die alle activiteiten van een thema met elkaar verbindt. Dit bevordert de opbouw van een gezamenlijk kader voor spelen, praten, denken en werken.
Eis 4: Onderwerpen en activiteiten sluiten aan bij belangstelling van kinderen Pas als kinderen werkelijk betrokken zijn bij het onderwerp, kunnen zij leerervaringen opdoen die van fundamenteel belang zijn voor hun ontwikkeling. Dit betekent dat een thema betekenisvol moet zijn voor kinderen: ze herkennen er hun directe leefwereld in en het roept hun nieuwsgierigheid op. Anders gezegd: betekenisvol leren vindt plaats tijdens activiteiten die voor kinderen belangrijk en zinvol zijn. Dit lukt het beste in een authentieke en rijke leersituatie, waarin de kinderen veel gelegenheid krijgen om zelf te experimenteren met verschillende materialen (Sijtstra, Aarnoutse & Verhoeven, 1999). Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, zullen kinderen optimaal kunnen en willen leren van de thema-activiteiten. Eis 5: Hanteerbaar in grote en kleine groepen De activiteiten moeten zowel in de grote groep als in een kleinere groep kunnen plaatsvinden, maar vooral activiteiten in de kleine groep zijn van groot belang. Er vindt beduidend meer zinvolle interactie plaats bij het werken in een kleine groep. De kinderen krijgen veel meer de kans om zelf te praten en zelf handelingen uit te voeren. Deze kleine groepsactiviteiten mogen - gezien het hogere leerrendement - dan ook veelvuldig ingepland worden. 1.2 De inzet van de methodes Peuterplein en Kleuterplein bij de uitvoering van VVE Wat is Peuterplein? Peuterplein is een compleet pakket voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen voor de stimulering van kinderen van 0 tot 4 jaar. Het pakket is zeer geschikt voor gebruik in horizontale peutergroepen maar is ook te gebruiken in verticale groepen (met alle leeftijden door elkaar). De baby- en dreumesactiviteiten staan in de themahandleiding op een aparte pagina overzichtelijk bij elkaar. Er is bovendien aandacht voor de ontwikkeling thuis, door middel van de speciale ouderbrief bij elk thema. Peuterplein stimuleert de ontwikkeling van de kinderen op de volgende gebieden: taal, voorbereidend rekenen, zintuiglijke waarneming, beweging, fijne motoriek, wereldoriëntatie, sociaal-emotionele ontwikkeling en muziek. Materiaal: • map met 8 themahandleidingen en 1 pakketwijzer • set van prentenboeken en schootboeken • liedjes-cd • handpop Raai de Kraai • plannings- en registratiesysteem • werkboek Ik ga naar de basisschool
Kwalificaties Peuterplein De methode voldoet ruimschoots aan de criteria die de Onderwijsinspectie heeft aangegeven voor een goede uitvoering van VVE. Er is sprake van een ruim aanbod van activiteiten gericht op de taalontwikkeling en voor het educatief handelen. De leidster/leerkracht: • bevordert de communicatie met en tussen de kinderen • toont responsief taalgedrag • verbetert het spelen en werken • stimuleert actieve betrokkenheid van de kinderen • bevordert de ontwikkeling van aanpakgedrag bij de kinderen. Bij het ontwerpen van de verschillende activiteiten is uitgegaan van de tussendoelen op het gebied van de mondelinge taal (SLO, beheersingsdoelen). Het gaat hierbij om doelen voor het praten en luisteren (zich uitdrukken op niveau en gespreksvaardigheid) en doelen voor ontluikende geletterdheid (boekoriëntatie en verhaalbegrip). Speciale aandacht is er voor spelen met taal en woordenschat. Peuterplein is positief beoordeeld door Expertisecentrum Sardes. Deze beoordeling is gedaan aan de hand van de kwaliteitseisen uit het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’. Dit besluit van het ministerie van OCW regelt de VVE-subsidiegelden. Peuterplein voldoet aan alle eisen. Wat is Kleuterplein? Kleuterplein, dat bestemd is voor groep 1 en 2 van de basisschool, sluit aan op Peuterplein. Dat betekent dat de opbouw en uitgangspunten van Kleuterplein en Peuterplein gelijk zijn. Met deze lesmethode ontdekken en ervaren kleuters de wereld om hen heen. Kleuterplein besteedt doelgericht aandacht aan álle tussendoelen voor taal, rekenen, motoriek, wereldoriëntatie, muziek, voorbereidend schrijven en sociaal-emotionele ontwikkeling. Kleuterplein bestaat uit 16 thema’s. Materiaal (een volledig overzicht vindt u op www.malmberg.nl): • themamap De Seizoenen • themamap Ontdek de wereld • map Hoeken & ontwikkelingsmateriaal De Seizoenen • map Hoeken & ontwikkelingsmateriaal De Wereld • digitaal plannings- en registratiesysteem • verhaalmaterialen • verhaaltjes-cd • Raai de Kraai • 5-minutenspelletjes • tijdplanner met magneten • set van thema-vertelposters • werkboekje Ik kan het zelf Inleiding
5
kleuterplein | handleiding
• • • •
vertelkastje bordspellen Rekenen digibordsoftware oefensoftware taal en rekenen
Kwalificaties Kleuterplein In de methode Kleuterplein staat het interactief taalonderwijs centraal. Uitgangspunt is een balans tussen constructief en instructief leren. Kinderen ontwikkelen zelf leerstrategiëen en bouwen samen met anderen hun eigen kennis op. Ze worden hierbij gecoacht en ondersteund door de instructie en uitleg van de leerkracht. Deze didactiek van interactief taalonderwijs, waarbij constructief en instructief leren zijn geïntegreerd, is van groot belang voor anderstalige en taalzwakke leerlingen. Kleuterplein voldoet aan de criteria voor een goede uitvoering van VVE, zoals aangegeven in de Quick Scan van de Onderwijsinspectie. Dit zowel op het gebied van het aanbod (gebaseerd op een programma, aandacht voor taalontwikkeling) als van het pedagogisch klimaat (aantrekkelijke taaluitlokkende inrichting van de ruimte) en het educatief handelen (interactiebevordering met en tussen kinderen, programmatische aanpak). Doorgaande lijn Peuterplein en Kleuterplein Peuterplein heeft een optimale doorgaande ontwikkelingslijn naar de basisschool. Kleuterplein, dat bestemd is voor groep 1 en 2 van de basisschool, sluit aan op Peuterplein. Maar Peuterplein kan ook los van Kleuterplein worden gebruikt. Het vormt tevens een goede voorbereiding op andere kleutermethoden, doordat het voldoet aan de tussendoelen die voor alle kleuters gelden. Met Kleuterplein wordt spelenderwijs gericht gewerkt in een doorgaande lijn naar groep 3. Voor welke doelgroep(en) en omgevingen zijn Peuterplein en Kleuterplein geschikt? We richten ons op groepen waar een start is gemaakt met de Nederlandse taal. Voor niet-aanspreekbare kinderen gelden de onderdelen in deze handleiding ook, maar zij moeten vanuit een andere invalshoek een start maken. Daarvoor verwijzen we naar specifieke methoden voor deze doelgroep.
6
Malmberg ’s-Hertogenbosch
2 Programmatische werkwijze Zoals aangegeven in de inleiding is voor VVE een gestructureerd aanbod op de domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling van belang. De inhoudelijke eisen beschreven we in 1.1. We stippen ze nog even aan: eis 1: brede ontwikkeling eis 2: doelgericht werken eis 3: samenhangend geheel van activiteiten eis 4: onderwerpen en activiteiten sluiten aan bij belangstelling van kinderen eis 5: hanteerbaar in grote en kleine groepen 2.1 Peuterplein en programmatische werkwijze Peuterplein biedt een goede voorbereiding op groep 1 van de basisschool, doordat alle ontwikkelingsgebieden systematisch aan bod komen. Peuterplein besteedt gerichte aandacht aan: Taal en woordenschat • mondelinge taalvaardigheid (praten en luisteren) • ontluikende geletterdheid (boekoriëntatie en verhaalbegrip) • spelen met taal • woordenschat Voorbereidend rekenen • tellen en beginnend getalbegrip (vergelijken en ordenen, beginnend getalbegrip, functie van tellen) • meten (vergelijken en ordenen, tegenstellingen) • ruimte en vormen (lichaamskennis, oriënteren, construeren) Motoriek • zintuiglijke waarneming (horen, zien, voelen, proeven, ruiken) • beweging • fijne motoriek Wereldoriëntatie • het kind en de directe wereld om hem heen • benoemen van mensen, voorwerpen en gebeurtenissen Sociaal-emotionele ontwikkeling • zelfkennis • zelfvertrouwen • rekening houden met anderen • samen spelen/werken
Muziek • plezier hebben in muziek (leren van melodie of verkennen van ritme) Peuterplein biedt voldoende activiteiten voor zowel de jongste als de oudste peuters. De methode is opgebouwd rond acht wereldoriënterende thema’s, die elk drie tot vier weken duren. De thema’s sluiten stuk voor stuk duidelijk aan op de directe leefwereld van het jonge kind. De thema’s zijn: Huisdieren, Water, Familie, Je lichaam, Lente, Zomer, Herfst en Winter. Elk thema bevat zestien activiteiten, waaronder een startactiviteit en een afsluitingsactiviteit. Activiteiten voor de zeer jonge kinderen (baby’s en dreumesen) zijn opgenomen op een aparte baby- en dreumespagina. De rode draad in elk thema wordt gevormd door een verhaal. Peuterplein heeft een optimale doorgaande ontwikkelingslijn naar de basisschool. Een speciaal observatie- en overdrachtsformulier helpt hierbij. De handpop Raai de Kraai verhuist met de kinderen mee van Peuterplein naar Kleuterplein. Werkwijze Voor groepen met veel taalzwakke of anderstalige kinderen is het raadzaam om de methode strikt programmatisch aan te bieden. Het is aan te bevelen om de thema’s Familie en Je lichaam vroeg in te plannen. Ze liggen zeer dicht bij de belevingswereld van jonge kinderen. De activiteiten dienen te worden aangeboden in de volgorde zoals die in de handleiding is aangegeven. Dit is van belang omdat in de opbouw en volgorde van deze activiteiten rekening is gehouden met de fasering die in De Taallijn VVE wordt geadviseerd. Deze fasering ziet er als volgt uit: Fase 1 Introductie met activiteiten als: • het bespreken van de voorwerpen op de thematafel met de zwakste peuters in de kleine kring; • het verkennen van het prentenboek in de kleine kring; • het verduidelijken van de kernwoorden; • de introductie van het thema met de hele groep; • interactief voorlezen met de hele groep; • het aanbieden van verwerkingsactiviteiten en het betrekken van de ouders bij het thema. Fase 2 Kernwoorden: • met de introductie van een vertelkoffer of verteltas; • het voorlezen van het verhaal met aandacht voor de themawoorden; • het nabespreken van het verhaal met aandacht voor bovengenoemde woorden;
Programmatische werkwijze
7
kleuterplein | handleiding
• h et uitvoeren van verwerkingsactiviteiten als woordspelletjes; • het zo mogelijk uitvoeren van een authentieke activiteit, zoals een uitje; • het werken met digitale foto’s en het eventueel maken van een boekenmuur. Fase 3 Verhaallijn met activiteiten als: • het stellen van luistervragen bij een boek; • aandacht schenken aan de verhaallijn bij het herhaald voorlezen van het boek en bij de nabespreking van het boek; • het aanbieden van verwerkingsactiviteiten, waarbij de aandacht ligt bij de verhaallijn en het voeren van gesprekken in de kleine kring met aandacht voor woordenschat en de verhaallijn. Fase 4 Doorgaan op thema, waarbij: • boekjes over hetzelfde thema worden bekeken, voorgelezen en nabesproken; • verwerkingsactiviteiten rond het thema worden aangeboden; • gesprekken in de kleine kring worden gevoerd; • eventueel digitale prentenboeken op de computer worden bekeken. Fase 5 Napraten, waarbij teruggeblikt wordt op het thema aan de hand van de vraag: Wat weten we nu allemaal? Activiteiten die bij deze fase horen, zijn: • met behulp van de themawoorden de verhaallijn weer opbouwen; • het verhaal samenvatten en het probleem en de oplossing bespreken; • de peuters zelf het verhaal laten vertellen; • het vrij spelen in de hoeken; • het bespreken van de verwerkingsopdrachten. Ook de eindevaluatie behoort tot deze laatste fase. Hiervoor wordt de ontwikkeling van de kinderen bijgehouden op papier. De leidsters evalueren het thema. Wat liep goed en wat kon er beter? Materialen van ideeën voor het volgende jaar kunnen verzameld worden. Verschillen in ontwikkelingsniveau Het is van groot belang om rekening te houden met de verschillen in ontwikkelingsniveau binnen een groep. Getracht wordt om steeds activiteiten aan te bieden aan de kinderen die net een klein stapje boven hun huidige niveau liggen. Met andere woorden: u probeert te werken binnen de zone van naaste ontwikkeling. Peuterplein biedt hiervoor de volgende mogelijkheden. U kunt woordenschat op drie niveaus aanbieden: start, basis en uitbreiding. Per activiteit wordt er ook steeds een stapje naar
8
Malmberg ’s-Hertogenbosch
boven aangegeven (drie sterren) en een stapje naar beneden (één ster). Op deze wijze kunt u kiezen voor meer uitdaging of juist voor vereenvoudiging. Voor de VVE-doelgroepkinderen kunt u zo nodig gebruikmaken van de differentiatie naar beneden toe. Zorg er echter wel voor dat u altijd hoge verwachtingen van alle kinderen blijft hebben. Het is ook zinvol om in te spelen op het begrip meervoudige intelligentie. Het ene kind is bijvoorbeeld verbaal heel sterk, terwijl het andere kind beter in rekenen is of erg goed kan tekenen. U kunt bij het uitvoeren van de activiteiten inspelen op de specifieke talenten van de kinderen. In de methode wordt ook aandacht besteed aan het leren met behulp van de verschillende zintuigen, zoals bijvoorbeeld reuk, gehoor en tast. Als u een groep heeft met alleen VVE-doelgroepkinderen, kunt u ervoor kiezen de duur van het thema te verlengen. In plaats van 3 à 4 weken kunt u het thema 5 à 6 weken laten duren. Op deze wijze kunt u meer activiteiten met de kinderen herhalen en zullen de nieuw aangeleerde woordbetekenissen beter kunnen beklijven. De methode Peuterplein kent twee werkvormen, namelijk het werken in een hele groep (maximaal 15 kinderen) en het werken in een kleine groep (maximaal 4 kinderen). Voor VVE-doelgroepkinderen is het erg belangrijk om veelvuldig de kans te krijgen te werken in een klein groepje. Hierin zullen veel kinderen zich veiliger voelen en dit zal meer kansen bieden voor een rijke interactie. De interactievaardigheden van de leidster zijn hierbij van zeer groot belang. Voorbeeld themaplanning VVE voor een schooljaar periode
thema
herfst
Je lichaam tussenweek Herfst
winter
tussenweek, Sinterklaas Familie, combineren met Kerst en Oud en nieuw Winter
lente
tussenweek Huisdieren tussenweek Lente
zomer
tussenweek Water tussenweek Zomer
Tip: Wees flexibel binnen uw planning. Het is belangrijk dat de kinderen enthousiast en betrokken blijven. Tip: Pas uw planning zo nodig aan aan de actualiteit van alledag. Als het buiten sneeuwt, is het zinvol hierop in te spelen met de activiteiten in uw thema of uit een ander thema. Voorbeeld Weekplanning VVE thema Familie Week 1 dagdeel
activiteiten
Dagdeel 1
Kleine groep VVE: voorbereiding Daar komt familie Olifant Grote groep: Daar komt familie Olifant
Dagdeel 2
Kleine groep VVE: voorbespreken materialen bij De familietafel Grote groep: De familietafel
Dagdeel 3
Kleine groep VVE: bekijken van het schootboek; kernwoorden uitleggen Kleine groep, deels VVE: introductie van het schootboek
Dagdeel 4
Kleine groep: Broertjes en zusjes Kleine groep + rest VVE-kinderen vorige dagdeel: Introductie van het schootboek
2.2 Kleuterplein en programmatische werkwijze In het programma Kleuterplein zijn zestien thema’s uitgewerkt. In de themamap De Seizoenen gaat het om de thema’s: Vakantie, Thuis, Het weer, Een heel jaar rond, Familie, Sneeuw en ijs en Op de boerderij. In de themamap Ontdek de Wereld zitten de thema’s Post, Kunst, Water, Bouwen, Gezondheid, Winkel, Dieren en Eten. De duur van elk thema bedraagt ongeveer vier weken. Dit betekent dat u met maximaal acht thema’s binnen één schooljaar kunt werken. Voor het werken met de VVE-doelgroep is het belangrijk om het programma zo nauwkeurig mogelijk te volgen. Op deze manier kunt u er zeker van zijn dat u aan de SLO-doelen voldoet en dat de themawoorden op een verantwoorde manier worden aangeboden. Binnen het ontwikkelgebied taal en lezen kent Kleuterplein de volgende leerlijnen: • praten en luisteren • verhalen • klanken en letters • krabbelen en schrijven
het themaverhaal, het plannen maken, het maken van een beeldwoordenveld en het inrichten van de thematafel. De thema’s Vakantie en Thuis zijn startthema’s. Voor alle kinderen, maar zeker bij het werken met VVEdoelgroepkinderen is het zinvol om met één van deze twee startthema’s te beginnen. In deze thema’s worden alle belangrijke routines, zoals het werken met de thematafel, het interactief voorlezen en de terugblik op het thema, duidelijk geïntroduceerd. Ook Raai de Kraai wordt in deze startthema’s voorgesteld aan de kinderen. Juist voor anderstalige of taalzwakke kinderen is het gebruik van deze handpop als intermediair heel zinvol. Andere thema’s die inhoudelijk zeer goed aansluiten bij de leefwereld van de VVE-doelgroepkinderen zijn: Familie, Winkel en Eten. Het verdient aanbeveling om deze thema’s vooraan in het programma in te plannen. In deze onderwerpen kunt u makkelijk een link maken naar de eigen culturele achtergrond van de kinderen.
De leerdoelen voor rekenen, motoriek, wereldoriëntatie, sociaal-emotionele ontwikkeling en muziek zijn beschreven in de Kleuterplein Pakketwijzer.
Net als in Peuterplein is het ook in Kleuterplein mogelijk om activiteiten moeilijker te maken of ze juist te vereenvoudigen. Dit wordt respectievelijk aangeven met drie sterren of met één ster. Ook de keuzeactiviteiten die speciaal zijn toegespitst op jongste of oudste kleuters kunt u als differentiatiemiddel toepassen.
Werkwijze Elk thema bestaat uit startactiviteiten, kernactiviteiten, keuzeactiviteiten en afsluitingsactiviteiten. Het is belangrijk dat u de vijf startactiviteiten per thema allemaal uitvoert: de kennismakingsactiviteit, de introductie van
Activiteiten kunnen worden uitgevoerd met de hele groep, met een kleine groep of zelfstandig in een werkles. Het verdient aanbeveling om de VVE-doelgroepkinderen zoveel mogelijk te laten werken in kleine groepjes van maximaal 5 kinderen. Op deze wijze is het mogelijk om
Programmatische werkwijze
9
kleuterplein | handleiding
tot een zinvolle en leerzame interactie te komen. Uw eigen interactievaardigheden als leerkracht zijn hierbij van doorslaggevend belang. Voorbeeld themaplanning VVE voor een schooljaar Uitgegaan is van een duur van 5 weken per thema. Het volgende schooljaar start met het thema Vakantie. periode
thema
herfst
Thuis start thema Winkel herfstvakantie
winter
Winkel Een heel jaar rond kerstvakantie Sneeuw en ijs
lente
start thema Eten voorjaarsvakantie Eten Alles groeit
zomer
meivakantie Water Post
Voorbeeld weekplanning VVE thema Water Week 1 dag
activiteiten
5- minutenspel *
1
Grote groep: Water pakken 2 x verschillende Kleine groep VVE: voorbereiden themaverhaal Grote groep: introductie themaverhaal
Dagelijks 1 x
2
2 x verschillende Kleine groep VVE: voorbereiden Dit weten we al over water Grote groep: Dit weten we al over water Grote groep: Plannen maken
Dagelijks 1 x
3
1 x kleine groep VVE: voorbereiden Water op de thematafel Grote groep: Water op de thematafel
Dagelijks 1 x
4
Grote groep: De weg van water 2x verschillende kleine groep VVE: voorbereiden Drijven of zinken Grote groep: Drijven of zinken
Dagelijks 1 x
5
Werkles: werken met kosteloos materiaal VVE kinderen: deze activiteit extra begeleiden Kleine groep VVE: herhalen Drijven of zinken
Dagelijks 1 x
* Met de 5-minutenspelletjes werkt u elke dag spelenderwijs aan de tussendoelen voor taal en rekenen. Tip: Gebruik kopieerblad 94 of het digitale registratiesysteem voor uw persoonlijke planning.
10 Malmberg ’s-Hertogenbosch
3 Woordenschatonderwijs 3.1
Inleiding
Woordenschatontwikkeling Taalontwikkeling is van groot belang voor de totale ontwikkeling van kinderen. Het is een bepalende factor voor hun schoolsucces. Kinderen hebben een uitgebreide woordenschat nodig om te kunnen communiceren en boodschappen over te dragen, en om te leren in de voorschoolse periode en op school. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de actieve woordenschat (het actief gebruiken van het woord) en de passieve woordenschat (het begrijpen van een woord). Als een kind naar groep 1 gaat, gebruikt het ongeveer 2000 woorden actief. Het gemiddeld aantal woorden dat het op deze leeftijd begrijpt (passief) is 3500. Eind groep 2 bedraagt de passieve woordenschat ongeveer 4500 woorden (Verhoeven, Aarnoutse & Wagenaar, 2000). In de eerste levensjaren verwerven kinderen min of meer spontaan een groot aantal woorden, met name tussen het derde en vierde jaar. Dit incidentele woordleren vindt plaats in interactie met volwassenen en andere kinderen. Bij kinderen die binnen de VVE-doelgroep vallen, is er vaak sprake van een achterstand op het gebied van de woordenschatopbouw. Al bij hun entree op de basisschool is hun woordenschat significant kleiner dan de woordenschat van de andere kinderen. Speciaal voor anderstalige kinderen geldt dat er grote verschillen zijn in de omvang van hun woordenschat. Juist bij deze kinderen is het van cruciaal belang om naast het incidentele woordleren ook het zogenaamde intentionele woordleren te laten plaatsvinden. Hierbij zet de leidster of leerkracht zich gericht in om de kinderen nieuwe woordbetekenissen aan te leren. Werken aan woordenschat Om tot praten te kunnen komen, moet het kind eerst veel taal horen. Ook moet het taalaanbod kwalitatief goed zijn en niet worden ingeperkt. Moeilijke woorden worden niet geschuwd. Aan het vergroten van de woordenschat dient men op een gestructureerde manier te werken. Het taalaanbod van de leidster of leerkracht is hierbij van groot belang. Zij moet voldoende woorden op een goede manier aanbieden. Het is raadzaam om de woorden met een vast stappenplan aan te leren (Van den Nulft & Verhallen, 2009): Stap 1: Woorden selecteren Welke woorden ga je aanbieden aan de kinderen? Bij het uitzoeken van de juiste woorden is het goed om te letten op de volgende criteria:
• H et woord is onbekend voor het grootste deel van de groep. • De kinderen hebben het woord nodig in hun situatie (het woord is nuttig). • Het woord past bij het thema dat aan de orde is. Stap 2: Betekenissen verduidelijken De leidster of leerkracht bespreekt de betekenis van nieuwe woorden aan de hand van de drie Uitjes: 1 Uitbeelden: zo mogelijk een voorbeeld tonen van het echte voorwerp of een foto hiervan; het woord wordt uitgespeeld en/of de kinderen doen zelf ervaring op in het uitspelen van de woordbetekenis. 2 Uitleggen: een simpele definitie van het woord geven; zo mogelijk het woord vertalen in de moedertaal; een synoniem gebruiken of het woord gebruiken in een korte voorbeeldzin. 3 Uitbreiden: andere woorden gebruiken die passen bij het thema en die de betekenis van het woord verder verduidelijken. Stap 3: Herhalen en oefenen In verschillende situaties worden de woorden herhaald en ingeoefend. Het is de bedoeling dat de kinderen zelf actief bezig zijn met de woorden. Voorbeelden hiervan zijn: het voorlezen van prentenboeken over het thema, het naspelen van een verhaal met voorwerpen, het laten doen van taal- en woordspelletjes, het voeren van gesprekken, het zingen en opzeggen van liedjes en versjes. Stap 4: Controleren Het is belangrijk dat de leidster of leerkracht goed zicht houdt op de vorderingen van de leerlingen. Beheersen ze de woorden al actief, of alleen nog passief? Het is niet de bedoeling om een woordenschattoets af te gaan nemen bij de kinderen, maar om bij verschillende activiteiten goed te observeren. Op deze manier kan worden gecontroleerd of de kinderen de aangeboden woorden beheersen. De observaties worden genoteerd. 3.2
Peuterplein en woordenschat
Algemeen In de methode Peuterplein wordt doorlopend aandacht besteed aan het leren van nieuwe woorden. Dit gebeurt op een structurele, systematische manier. Bij het aanleren van nieuwe woorden wordt rekening gehouden met het feit dat peuters vooral leren door spelen, ervaren en doen (Goorhuis, 2005). Er wordt vooral gewerkt vanuit het eigen lichaam en vanuit voor
Woordenschatonderwijs 11
kleuterplein | handleiding
jonge kinderen betekenisvolle activiteiten. Bij peuters spelen de zintuigen een belangrijke rol en daarom wordt er veel aandacht besteed aan horen, zien, voelen, proeven en ruiken. Met de methode Peuterplein wordt systematisch gewerkt aan het vergroten van de woordenschat volgens de didactiek van Marianne Verhallen. Stap 1: de selectie van woorden in de methode In Peuterplein wordt thematisch gewerkt. Dit houdt in dat er steeds sprake is van samenhang tussen de woorden die aangeboden worden aan de kinderen. Wegens verschillen in leeftijd binnen de doelgroep en ook wegens verschillen in ontwikkelingsniveau worden de woorden in Peuterplein ingedeeld in drie niveaus: • startwoorden (voor taalzwakke kinderen); • basiswoorden (voor alle kinderen); • uitbreidingswoorden (voor kinderen die meer uitdaging willen). In elke themahandleiding is voorin een lijst opgenomen met de betreffende start-, basis- en uitbreidingswoorden die aan de orde komen. Hierbij is gezorgd voor een evenwichtige verdeling tussen woorden voor objecten, doewoorden en overige woorden. Bij de beschrijving van de activiteiten is in de kantlijn aangegeven welke woorden belangrijk zijn. Schat van tevoren in welke woorden al bekend zijn bij de meeste kinderen en welke waarschijnlijk niet. Het is belangrijk om vooral die woorden uit te kiezen die nog (gedeeltelijk) onbekend zijn. Het gaat hierbij om woorden die functioneel zijn voor de peuters: ze worden tijdens de activiteit gebruikt door uzelf of door de kinderen. Voor de VVE-doelgroepkinderen is het raadzaam in eerste instantie vooral uit te gaan van de startwoorden. Hierbij is het zinvol deze woorden al voorafgaand aan het aanbieden in de grote groep aan te bieden aan een klein groepje kinderen (pre-teaching). Daarna biedt u hen ook de basiswoorden aan. Stap 2: het aanleren van betekenissen in de methode Bekende woorden kunnen gebruikt worden om de betekenis van onbekende woorden te verduidelijken. Elke activiteit biedt mogelijkheden voor het leren kennen en gebruiken van nieuwe woorden. Voor het aanleren van betekenissen wordt gebruikgemaakt van de 3 uitjes van Verhallen. In het thema Water kunt u dit op een volgende manier doen: • Uitbeelden: laat de kinderen zien hoe druppels water achterblijven in een bakje en schud ze eruit. • Uitleggen: geef een korte duidelijke definitie van het woord druppel (een druppel is een klein beetje water,
12 Malmberg ’s-Hertogenbosch
een bolletje water, zo klein dat je het niet kunt pakken. Soms hangt er nog een druppel water aan de kraan.) • Uitbreiden: introduceer het woord gieter als uitbreiding op het woord druppel. Er zit nog een beetje water in de gieter. Er komen een paar druppels water uit de gieter. Tip: Zorg voor voldoende visuele ondersteuning van de woorden door gebruik te maken van de bijgeleverde woordkaartjes en zo mogelijk ook van echt materiaal.
Stap 3: Het herhalen en oefenen van woorden in de methode Elk thema in Peuterplein duurt 3 à 4 weken. Gedurende deze periode komen de themawoorden in allerlei activiteiten aan bod en is er volop ruimte voor herhaling van de woorden. Voor het opbouwen van de actieve woordenschat is het belangrijk dat de kinderen zelf de gelegenheid krijgen met de woorden te oefenen. Elke activiteit in het thema biedt de gelegenheid om nieuwe woorden te leren kennen en gebruiken. Het streven is om per activiteit steeds 6 nieuwe woorden aan te bieden. De eerste activiteiten in een thema zijn vooral gericht op de verkenning hiervan. De daaropvolgende verwerkingsactiviteiten bieden volop de mogelijkheid tot het gebruiken van de woorden die al aangeboden zijn. Naarmate het thema vordert, wordt de woordenschat steeds verder verdiept en uitgebreid. Laat de VVE-doelgroepkinderen bij herhaling meedoen aan activiteiten in een kleine groep. Het werken in een kleine groep biedt meer goede interactie en is effectiever dan het werken in een grote groep.
Stap 4: het controleren van de woordkennis in de methode De afsluiting van het thema vormt een goed moment om stil te staan bij welke woorden de kinderen op dat moment passief en actief beheersen. Bespreek kort de activiteiten die tijdens het thema met de kinderen zijn uitgevoerd. Vooral het zelf over activiteiten laten vertellen door de kinderen levert zinvolle informatie op. Hierbij kunnen foto’s worden gebruikt die gemaakt zijn tijdens het werken aan het thema. Gebruik voor het observeren en registreren het registratiesysteem bij Peuterplein. 3.3
Kleuterplein en woordenschat
Algemeen Woordenschat is een belangrijk onderdeel in Kleuterplein en is dan ook geïntegreerd in alle activiteiten. Uitgangspunt is steeds de betekenisvolle context van het thema. Op een gestructureerde, systematische wijze wordt er gewerkt aan het uitbreiden van de woordenschat.
Ga bij de VVE-doelgroepkinderen in eerste instantie uit van de basiswoorden. U kunt deze woorden bij hen nog niet als bekend veronderstellen. Afhankelijk van de samenstelling van uw groep en de situatie, kiest u de beste optie voor de organisatie hiervan: • Ik kies in de hele groepsactiviteit voor basiswoorden, omdat er veel VVE-kinderen in zitten. • Ik werk gedifferentieerd, met basiswoorden voor de VVE-kinderen en uitbreidingswoorden voor de overige kinderen. • Ik bied de basiswoorden in de pre-teaching aan en de uitbreidingswoorden voor iedereen in de groeps acitviteit. Benut de extra tijd waarin de doelgroepkinderen aanwezig zijn deels voor het vooraf extra aanbieden van de woorden (pre-teaching).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen basiswoorden en uitbreidingswoorden. Deze zijn geselecteerd met behulp van de woordenlijst van Krom (1990). Basiswoorden zijn de woorden waarvan verondersteld mag worden dat kinderen die binnenkomen in groep 1 hiermee bekend zijn (tranche 1, Krom). Uitbreidingswoorden zijn de woorden die voor de meeste kinderen nieuw zullen zijn. Hiermee kan de woordenschat dus voor de hele groep worden uitgebreid. Volgens een vast stappenplan worden de woorden aangeleerd. Hierin komen de volgende 4 fasen aan de orde: Stap 1: De selectie van woorden in de methode De woorden die in de methode zijn geselecteerd, worden allemaal aangeboden in een thema. Dit zorgt ervoor dat er sprake is van een inhoudelijke samenhang tussen de woorden. Aangeleerd worden die woorden, die binnen een activiteit een belangrijke plaats hebben. Vooraan in elk thema kunt u een lijst vinden met daarop alle basisen uitbreidingswoorden in alfabetische volgorde. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in zelfstandig naamwoorden (bijvoorbeeld de bal, de zus), werkwoorden (bijvoorbeeld aankleden, staan) en functiewoorden (bijvoorbeeld achter, vandaag). Ook in de kantlijn van elke activiteit worden de basiswoorden en uitbreidingswoorden benoemd. Het is belangrijk dat de leerkracht zelf voorafgaand aan de activiteit bekijkt welke woorden al bekend zijn (meestal de basiswoorden) en welke voor de meeste leerlingen nieuw zullen zijn (meestal de uitbreidingswoorden). Op deze wijze kan de leerkracht komen tot een verantwoorde selectie van woorden voor de eigen groep.
Stap 2: Het aanleren van betekenissen in de methode In de beschrijving van de activiteiten staat duidelijk aangegeven hoe u de betekenis van een woord kunt verduidelijken. Dit noemen we het semantiseren van woorden. De drie uitjes, zoals hiervoor al beschreven, komen bijvoorbeeld bij de activiteit De uitnodiging in het thema Familie op een volgende manier aan bod: • Uitbeelden: de leerkracht heeft een uitnodiging bij zich van een trouwfeest en laat een trouwkaart zien. • Uitleggen: alle uiterlijke kenmerken van de uitnodiging worden met de kinderen besproken, waarbij zo mogelijk een goede definitie gegeven wordt. • Uitbreiden: het woord datum wordt extra aangeboden.
Woordenschatonderwijs 13
kleuterplein | handleiding
Tip: Maak naast echt materiaal volop gebruik van de woordkaartjes, waarop de woorden inclusief lidwoord duidelijk worden weergegeven. Stap 3: Het herhalen en oefenen van woorden in de methode Doordat er in de methode thematisch wordt gewerkt, krijgen de kinderen volop de kans om gedurende een langere periode met de themawoorden bezig te zijn. Op deze wijze is het mogelijk om de woorden op verschillende manieren aan de orde te laten komen en worden de betekenissen veelvuldig herhaald. De kinderen krijgen hierbij ook de kans om de woorden letterlijk zelf in de mond te nemen. Eén van de startactiviteiten betreft het maken van een beeldwoordenveld. Hiermee wordt het thema verkend, wordt voorkennis geactiveerd en krijgt de leerkracht een beeld van welke woorden de kinderen al kennen en kunnen gebruiken. Voor het verder aanbieden, herhalen en oefenen van woorden wordt gebruikgemaakt van prentenboeken, verhaalplaten, een verhaaltjes-cd, een liedjes-cd, vertelposters en een vertelkastje. Ook worden er hoeken ingericht die aan het thema gekoppeld zijn en wordt er samen met de kinderen een thematafel ingericht. Bij alle activiteiten is het steeds van groot belang om op een interactieve wijze met de kinderen te communiceren. Zie 4.1 Inleiding interactief taalgebruik. Tip: Maak voor de VVE-doelgroepkinderen gebruik van de oefensoftware van Kleuterplein, zodat woordbetekenissen nog extra kunnen worden herhaald. Stap 4: het controleren van de woordkennis in de methode Om te kunnen controleren in hoeverre de kinderen de aangeboden woorden passief en actief beheersen, vormen de afsluitingsactiviteiten een goed controlemoment. Hierbij wordt teruggeblikt op de uitgevoerde activiteiten met behulp van foto’s. U kunt echter ook al tijdens het uitvoeren van de thema-activiteiten observaties doen op dit gebied. Dit geeft u de kans om zo nodig gericht aandacht te besteden aan bepaalde woordbetekenissen. Het werken met de thematafel, het bespreken en aanvullen van het woordveld en het meespelen in hoeken bijvoorbeeld biedt hierbij veel mogelijkheden. Gebruik voor het observeren en registreren het Observatie- en registratiesysteem bij Kleuterplein.
14 Malmberg ’s-Hertogenbosch
4 Interactief taalgebruik 4.1 Inleiding Een kind leert taal in communicatie over en weer met volwassenen en andere kinderen. Als een kind opgroeit in een taalarme omgeving zal de taalontwikkeling niet goed op gang kunnen komen. Interactief taalgebruik is nodig om het leren van taal te bevorderen. Kinderen leren door taal te gebruiken in een authentieke en rijke leersituatie, in interactie met anderen (Sijtstra, Aarnoutse & Verhoeven, 1999). Wat VVE-kinderen niet thuis krijgen, moeten ze dus in de institutionele omgeving krijgen. Ze moeten hun achterstand als het ware in kortere tijd inhalen via interactie met de leidster of leerkracht, die daarvoor een heel belangrijke rol heeft. Dat moet ze dus bewust doen: • door haar gedrag in niet-geplande activiteiten (voordoen, ruimte geven, feedback geven, stimuleren); • in bewust geplande activiteiten. Verzorgingsmomenten Taalstimulering is niet beperkt tot geplande activiteiten, maar kan de hele dag door plaatsvinden. Juist bij jonge kinderen zijn bijvoorbeeld de verzorgingsmomenten hiervoor bijzonder geschikt. Gouden taalmomenten doen zich bij hen vooral voor tijdens dagritmeactiviteiten en dagelijkse routines (verschonen, eten en drinken, afscheid nemen). Dagritmeactiviteiten bieden vooral veel aanknopingspunten voor communicatie over en weer bij kinderen in de peuterleeftijd, maar ook kleuterleerkrachten kunnen dagelijkse routines aangrijpen om zinvolle gesprekjes met de kinderen aan te gaan. Ontwikkelingsspel Een andere mogelijkheid tot het interactief stimuleren van de taalontwikkeling betreft het ontwikkelingsspel. Door communicatie over en weer tijdens het spelen, leren kinderen veel nieuwe woorden en taal aan. Het spel in de verschillende hoeken biedt volop gelegenheid tot communicatie over en weer tussen kinderen onderling, maar ook tussen leidster/leerkracht en kind. Het meespelen van de volwassene is hierbij van groot belang. Vaak is alleen het stellen van een vraag of het voorspelen van een rol al voldoende om het spel meer diepgang te geven. Geplande activiteiten voor taalstimulering en woordenschatontwikkeling Specifieke taalstimulering wordt geboden als de leidster of leerkracht bewust geplande activiteiten aanbiedt, met het doel te werken aan taalstimulering en woordenschatontwikkeling. Voor jonge kinderen is de koppeling tussen handelingen en taal van groot belang. Er mag
geen sprake zijn van droge taallesjes, maar wel van voor de kinderen betekenisvolle activiteiten, waar ze actief aan kunnen deelnemen. Hierbij kan worden gedacht aan interactief voorlezen, het voeren van gesprekken in de kleine kring en het uitvoeren van ontdekactiviteiten. Bij dit alles zijn de interactievaardigheden van leidster en leerkracht onontbeerlijk. Zij is degene die kansen grijpt en kansen creëert. Pijlers van interactief taalonderwijs De pijlers van interactief taalonderwijs worden gevormd door de volgende drie punten: 1 Betekenisvol leren: het leren tijdens activiteiten die voor kinderen zinvol en belangrijk zijn. Een voorbeeld hiervan is het voorlezen van prentenboeken die aansluiten bij de belevingswereld of interesse van de peuters en kleuters. 2 Sociaal leren: het leren in communicatie over en weer met anderen, volwassenen en kinderen. Doordat kinderen in communicatie met anderen oefenen met taal en een rijk taalaanbod krijgen, ontwikkelen ze hun taalvaardigheid. 3 Strategisch leren: het kinderen aanleren om problemen zelf op te leren lossen. De leidster of leerkracht bevordert het strategisch leren bijvoorbeeld door bij het voorlezen van een prentenboek altijd dezelfde stappen te doorlopen (Sijtstra, Aarnoutse & Verhoeven, 1999). Bij het stimuleren van de communicatie over en weer moet de leidster of leerkracht zich heel goed bewust zijn van haar eigen taalgebruik. Kwalitatief goed taalaanbod door volwassenen blijkt te leiden tot goed taalgebruik van kinderen (Leseman & De Jong, 2000). De rol van de leidster of leerkracht kan op de volgende manier worden samengevat: • Zorg voor een passend taalaanbod. Benoem wat je doet, geef uitleg, bied de juiste begrippen aan. Het taalaanbod moet begrijpelijk zijn en aangepast aan het taalniveau en de interesse van de kinderen. Ook moet het aanbod gericht zijn op communicatie over en weer. Voorbeeld: Zien jullie de strepen op het water? Daar is het steentje in het meer verdwenen. Dat heet een kring in het water. Wij kunnen ook een kring maken. (De kinderen pakken elkaars handen en maken een kring.)
Interactief taalgebruik 15
kleuterplein | handleiding
• S timuleer de taalproductie. Geef ruimte (in tijd en in onderwerpskeuze) aan kinderen om te reageren of zelf zaken in te brengen. Stel de juiste vragen en luister naar de kinderen. Hierbij is het belangrijk dat de leidster of leerkracht zich leert op stellen als een gelijkwaardige partner tijdens het meespelen en in gesprekken met de kinderen. Voorbeeld: De kinderen zoeken in tweetallen naar ronde spullen. Vragen: Wie ziet er iets op de watertafel liggen dat rond is? Ik pak de tandenborstel. Is de tandenborstel rond? De gieter is niet rond, maar heeft wel een rond stukje. Zien jullie dat ook? Ik ga nu dit blokje laten rollen. (Wacht op een reactie.) • Geef feedback. Reageer met taal of een gezichtsuitdrukking en gebaren op de uitingen van de kinderen. Vraag door. Geef de uiting van het kind terug in een correcte zin. Geef complimentjes. Ga in op de inhoud en geef het kind erkenning voor zijn of haar inbreng. Specifieke interactievaardigheden voor leidster en leerkracht zijn: • Het verwoorden van handelingen van zichzelf en van de kinderen. Ik maak eerst even de tafel schoon, anders worden mijn spullen vies. • Het herhalen en eventueel uitbreiden van uitingen van de kinderen. Het kind zegt: Nu afdrogen! U herhaalt en breidt uit met: Ah, jij gaat de bordjes en de kopjes afdrogen. • Aanmoedigen om gedachten te verwoorden en de beurt te beschermen van het kind dat aan het woord is. Ja, heel goed Inèz, dus jij had gezien dat het schilderij scheef hangt. En wat zag je nog meer? • Het stellen van meer open vragen (wie-wat-waarwaarom-vragen en hoe-vragen, eigen meningen of ervaringen). • Het scheppen van ruimte door stiltes te laten vallen en/of luisterresponsen te geven (mm… oh… oh ja, is dat zo?). • Het doen van prikkelende beweringen. (Helemaal boven in het klimrek vind ik het best spannend.) • De kijk van het kind respecteren. • Vragen en beurten doorspelen naar andere kinderen. • Ingaan op de inhoud van wat het kind zegt, in plaats van de vorm waarin het wordt gezegd. (En wat zou je doen als … Hoe moet het dan?) • Betekenisonderhandeling, door dieper in te gaan op de uitingen van de kinderen. (Wat bedoel je dan, vallen ze dan uit elkaar? Hoe gaat dat dan?) 4.2 Peuterplein en interactief taalgebruik In de methode Peuterplein komen de pijlers van interactief taalonderwijs, het betekenisvol leren, het sociaal leren en het strategisch leren zeer duidelijk naar voren. De uitgangspunten van interactief taalgebruik (Sijtstra, 16 Malmberg ’s-Hertogenbosch
1999) staan centraal in Peuterplein. Gedurende de hele dag laat de leidster een interactieve houding zien, met andere woorden: de leidstervaardigheden staan centraal. Het stimuleren van de interactie komt heel expliciet aan de orde in de activiteiten die aansluiten op de volgende ontwikkelingsgebieden: • taalactiviteiten: introductie van het prentenboek, werken met de thematafel, interactief voorlezen, versjes zingen en uitbeelden, opruimen en nabespreken; • activiteiten rondom wereldoriëntatie: gesprekjes met Raai, gesprekjes over onderwerpen uit de directe leefomgeving van de kinderen (bijvoorbeeld Dit is mijn huisdier); • activiteiten op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling: gesprekjes naar aanleiding van het schootboek, gesprekjes naar aanleiding over een versje; • activiteiten op het gebied van voorbereidend rekenen: vragen stellen aan de hand van de activiteit. Tijdens alle activiteiten stimuleert de leidster het actieve taalgebruik van de kinderen. In de beschrijving van de verschillende activiteiten staan duidelijke aanwijzingen voor het toepassen van interactievaardigheden. Het taalaanbod van de leidster dient goed en begrijpelijk te zijn. Het belangrijkste element van gesprekken met jonge kinderen is echter de eigen taalproductie van de peuters. Om een taal goed te leren, is het nodig dat een kind zelf veel praat, dus de leidster moet hiertoe de gelegenheid bieden. Denk hierbij aan beurtruimte (het kind krijgt de tijd om iets te zeggen) en onderwerpruimte (het kind kan zelf een onderwerp van gesprek aandragen). Doe dit zo mogelijk aan de hand van uit de thuissituatie meegenomen materialen. Een belangrijke leidstervaardigheid is het stellen van de juiste vragen. Breng variatie aan in de manier van vragenstellen en leg steeds meer de nadruk op het stellen van open vragen. Het is de bedoeling dat de nadruk op gesloten vragen (aanwijsvragen, ja/nee-vragen) wordt verlegd naar meer open vragen: waarom, hoe, tegendeelvragen, vragen naar ervaringen en denkvragen (hoe zou het komen dat …). Tip: In de beschrijving van alle taalactiviteiten van Peuterplein staat een rijtje vragen afgedrukt. Gebruik deze vragen als leidraad. De handpop Raai de Kraai speelt in een aantal activiteiten een rol. Het werken met een pop is uitermate geschikt om de taalontwikkeling van kinderen te stimuleren. Kinderen die het nog erg eng vinden om rechtstreeks te communiceren met de leidster worden op deze manier
overgehaald om deel te nemen aan de communicatie over en weer. De pop fungeert dan als een soort tussenschakel (intermediair) en zorgt ervoor dat kinderen zich meer durven te uiten. Tip: Maak veelvuldig gebruik van Raai de Kraai bij het uitlokken van communicatie bij kinderen uit de VVEdoelgroep. 4.3 Kleuterplein en interactief taalgebruik Ook in de methode Kleuterplein staat het interactief taalonderwijs centraal. Kinderen ontwikkelen zelf leerstrategiëen en bouwen samen met anderen hun eigen kennis op. Ze worden hierbij gecoacht en ondersteund door de instructie en uitleg van de leerkracht. Deze didactiek van interactief taalonderwijs, waarbij constructief en instructief leren zijn geïntegreerd, is vooral van groot belang voor anderstalige en taalzwakke leerlingen. Uitgangspunt van de activiteiten in de methode vormen de SLO-beheersingsdoelen. Ga bij het plannen van activiteiten uit van de tussendoelen Mondelinge Taal. Hierbij gaat het om de volgende doelen: 1 Informatie overdragen en begrijpen. 2 Gespreksvaardigheid: leren om zich goed uit te drukken in gesprek met anderen en in een eigen verhaal. 3 Verhalen vertellen: leren om iets wat ze zelf willen vertellen, voor te bereiden en naar voren te brengen. 4 Mening geven en reageren op andermans mening: in een gesprek hun mening kunnen geven en die kunnen beargumenteren. 5 Reflectie: kunnen praten over de manier waarop een activiteit of gesprek is verlopen.
• S tartactiviteiten: door middel van het werken met een woordweb, vertelposters en woordkaartjes wordt de kennis over een thema gepeild en worden nieuwe woorden aangeboden. • Activiteiten voor taal en lezen: interactief voorlezen, gesprekken voeren met behulp van een praatmand, ontwikkelingsspel in een themahoek, activiteiten met versjes. Ook bij de afsluitingsfase van andere activiteiten, zoals bijvoorbeeld reken- of knutselactiviteiten, probeert de leerkracht door middel van een gesprekje terug te kijken. Specifieke vragen die u hierbij kunt stellen, staan aangegeven in de beschrijving van de activiteit. Tip: Laat bij anderstalige en taalzwakke kinderen de gebruikte prentenboeken zo mogelijk thuis ook voorlezen door de ouders. Tip: Maak veelvuldig gebruik van foto’s die u maakt tijdens de uitvoering van activiteiten. Dit levert veel gespreksstof op.
De inhoud van de activiteiten en de aanwijzingen voor de uitvoering voldoen aan de VVE-criteria van de Onderwijsinspectie. In Kleuterplein staat het voeren van gesprekken met de kinderen centraal. Hierbij zijn de drie aspecten van interactie van belang: taalaanbod, taalproductie en feedback. De bedoeling is steeds het kind zelf meer aan het woord te laten. Hiervoor is het noodzakelijk dat de leerkracht haar sturende rol omvormt naar een meer coachende, ruimtescheppende rol. Hiermee biedt zij kinderen meer kans om complexe taalfuncties te gebruiken (Van der Beek, 2001). Ook dient de leerkracht de interactie tussen de kinderen onderling te stimuleren. Van de leerkracht wordt de gehele dag door een interactiebevorderende houding verwacht. Tijdens de volgende geplande activiteiten komt het interactief stimuleren van de taalontwikkeling extra duidelijk naar voren: Interactief taalgebruik 17
kleuterplein | handleiding
5 Ouderbetrokkenheid ‘Sinds ik meer focus op ouderbetrokkenheid, nemen de kinderen vaker spullen mee van thuis’ 5.1 Inleiding Ouderbetrokkenheid in de Voor- en vroegschoolse educatie is een belangrijk aandachtspunt. Daarom wordt vaak extra aandacht gegeven aan de werving en verwijzing van doelgroepouders. In veel publicaties wordt benadrukt dat ouderbetrokkenheid, en vooral actief onderwijsondersteunend gedrag van ouders, een positief effect heeft op leerprestaties van kinderen. Voor jonge kinderen is het belangrijk dat er een stimulerende omgeving is en dat ouders zich zo opstellen dat ze een thuissfeer creëren die die ontwikkeling van hun kind stimuleert. Ouders die hun kinderen een rijke taalomgeving bieden door uit te leggen, vragen te stellen en te beantwoorden, voor te lezen, educatieve tv-programma’s te kijken en uitstapjes te maken om begrippen aanschouwelijk te maken, leveren een belangrijke bijdrage aan de taalontwikkeling en daarmee ook de denkontwikkeling van hun kinderen (Van Drimmelen, 2000). Ouders maken hun kinderen geïnteresseerd en nieuwsgierig naar taal. Ook de opvoedingsvaardigheden van ouders zijn bepalend voor de algehele ontwikkeling van het kind. De pakketten Peuterplein en Kleuterplein bieden ondersteuning bij het realiseren van ouderbetrokkenheid. Ouders krijgen meer inzicht in het belang van een vroege ontwikkeling en leren hoe ze kunnen inspelen op de ontwikkelingsmogelijkheden en -behoeften van hun kinderen. In beide methodes wordt gewerkt met speciale ouderbrieven. Ouderbetrokkenheid Ouders kunnen op verschillende manieren betrokken zijn bij een kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of school. Bij ouderbetrokkenheid gaat het om: ‘Alle vormen van belangstellende betrokkenheid van ouders bij de begeleiding van hun eigen kind, bij de groep waarin hun kind zit en bij het kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of school als geheel’ (De Wit, 2002). De Wit spreekt over educatief partnerschap en dit is een wederzijdse betrokkenheid van ouders en de VVE-instelling om optimale omstandigheden te creëren voor de ontwikkeling en het leren thuis en in de VVE-instelling. Bij ouderbetrokkenheid gaat het om de inspanningen die ouders thuis leveren om bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kind. Het betreft ook de betrokkenheid bij en
18 Malmberg ’s-Hertogenbosch
het contact met het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en de school om af te stemmen over de ontwikkeling van hun kind. Een ouder kan thuis inspelen op de activiteiten en onderwerpen die op school aan bod komen en bijvoorbeeld voorlezen en liedjes zingen met zijn kind. In het kindercentrum of op school gaat de ouder naar een ouderavond of een 10-minutengesprek. Onderwijsinspectie De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de Voor- en vroegschoolse educatie. Zij beoordeelt de VVE-kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en scholen ook op het onderwerp ouderbetrokkenheid. Het is een van de kwaliteitsindicatoren. De Inspectie toetst of er een gericht ouderbeleid aanwezig is en wil weten of ouders voorafgaand aan de plaatsing van hun peuter of kleuter voldoende worden geïnformeerd over het beleid en het ambitieniveau van VVE. Bij de intakegesprekken met de ouders moet voldoende geïnformeerd zijn naar de kenmerken en achtergrond en thuistaal van de kinderen. Verder wil men weten of er een ouderaanbod bestaat en of dit aanbod voldoende bereik heeft. Worden ouders voldoende en op een goede wijze gestimuleerd om thuis VVE-activiteiten uit te voeren? Worden ouders regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van hun kind op de VVEinstelling? De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt de VVE-instellingen op zeven indicatoren: 1 Gericht ouderbeleid 2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd door de voor- c.q. vroegschool 3 Intake 4 Stimuleren om thuis VVE-activiteiten te doen 5 Participeren in VVE-activiteiten in de voor- en vroegschool 6 Informeren van ouders over de ontwikkeling van hun kind(eren) 7 Rekening houden met de thuistaal In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op welke wijze onderdelen van Peuterplein en Kleuterplein kunnen worden ingezet zodat de ouderbetrokkenheid in het kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en de school wordt vergroot en u goed kunt inspelen op een aantal eisen die de Onderwijsinspectie ten aanzien van ouderbetrokkenheid stelt.
5.2 Peuterplein en ouderbetrokkenheid De methode Peuterplein bevat onderdelen die gebruikt kunnen worden om ouderbetrokkenheid in het kinderdagverblijf of op de peuterspeelzaal te vergroten. In elk thema zit bijvoorbeeld een kopieerbare ouderbrief. Ook op de website Mijn Malmberg Peuterplein verschijnen regelmatig aanvullende ouderbrieven. Wat is er nodig om ouders en verzorgers deze ouderbrief ook te laten gebruiken? In dit hoofdstuk worden meerdere ideeën beschreven om ouders meer te betrekken bij het kinderdagverblijf of peuterspeelzaal en om de ontwikkeling van hun kind thuis te ondersteunen. Suggesties uit dit hoofdstuk kunt u gebruiken om het ouderbeleid met behulp van Peuterplein vorm te geven en beter in te spelen op een aantal indicatoren van de Onderwijsinspectie. Hoe kunt u ouders informeren over de ontwikkeling van hun kind? Het is goed dat ouders en verzorgers inzicht krijgen in het belang van ondersteuning van de ontwikkeling en leren van het jonge kind. Er zijn verschillende manieren om ouders te informeren over de ontwikkeling van hun kind: Huisbezoek en 10-minutengesprek Ga bij elk kind op huis- of lunchbezoek, zodat u een goed beeld krijgt van de thuissituatie. Het is tevens belangrijk voor de band met de ouder. Voer daarnaast minimaal twee keer per jaar een gesprek (10 minuten) met ouders. Bespreek in dit gesprek de voortgang en de ontwikkeling van het kind en vraag de ouders om bepaalde aspecten van de ontwikkeling van het kind thuis extra te ondersteunen. Gebruik de observatieformulieren als basis voor het gesprek met de ouders. Inloopspreekuur Organiseer wekelijks in de peuterspeelzaal of maandelijks in het kinderdagverblijf een inloopspreekuur. Ouders kunnen hier alle vragen stellen over de ontwikkeling van hun kind en over de ouderbrief met thuisopdrachten bij Peuterplein. Ouders draaien mee in de groep Vraag alle ouders om één dagdeel mee te draaien in de groep. Praat daarna met de ouder over de ontwikkeling van het kind. Leg uit waarvoor de activiteiten bedoeld zijn. Geef gerichte tips voor activiteiten thuis. Specifiek op de ontwikkeling gerichte informatiebijeenkomsten Organiseer samen met relevante partners (jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, welzijnsorganisatie) informatieve bijeenkomsten over de ontwikkeling van kinderen, leeftijdsadequaat gedrag of de sociaal-
emotionele ontwikkeling. Probeer die informatie direct te koppelen aan wat de kinderen met Peuterplein krijgen aangeboden. Het is belangrijk om tijdens die bijeenkomsten de eigen rol van de ouders in de ontwikkelingsstimulering te benadrukken. De activiteiten van Peuterplein kunnen beeldend worden gemaakt door de kinderen in de groep te filmen. Aan de hand van die beelden kunt u met hen bekijken wat de kinderen doen, wat ze ervan leren en wat de ouders thuis kunnen doen. Ouders kunnen ook zelf onderwerpen aandragen waarover zij informatie willen. Nieuwsbrief Neem activiteiten bij Peuterplein als uitgangspunt voor stukjes in een nieuwsbrief en koppel daar informatie aan over de ontwikkeling van peuters. In de nieuwsbrief kan een vaste rubriek worden opgenomen over de ontwikkeling van kinderen met leuke, herkenbare voorbeelden en ervaringen van ouders en leidsters. Kinder- of gezinsportfolio Een portfolio is een verzameling van werk van kinderen. Dit werk kan op het kinderdagverblijf en op de peuterspeelzaal, maar ook thuis zijn gemaakt. Het portfolio is een goed middel om in gesprek te raken met kinderen en met ouders. Het is de bedoeling dat het een verzameling wordt waar kinderen en ouders graag in kijken en die kinderen graag laten zien (‘Ben ik in Beeld’, Bronnenboek). Het samenstellen van een portfolio maakt het leeren ontwikkelingsproces van kinderen zichtbaar en ouders worden hierbij betrokken. Tip: Maak samen met de kinderen een map, bewaardoos, tijdschriftenhouder of postvak waarin zij hun werk verzamelen. Dit eigen portfolio kunnen zij herkenbaar maken door er een foto of tekening op te plakken. Er kan van alles in het portfolio verzameld worden: Peuterpleinwerk, liedjes, tekeningen en foto’s. U kunt de ouders tips geven over wat het kind er thuis aan toe kan voegen. Zoals foto’s van familie of huisdieren, etiketten van dingen die het kind lekker vindt, plaatjes van favoriete tv-programma’s en tekeningen die het kind thuis heeft gemaakt. Hoe ouders laten participeren in VVE-activiteiten? Een belangrijk uitgangspunt is dat kinderdagverblijven en peuterspeelzalen voldoende relevante VVE-ouderactiviteiten organiseren waarin ouders kunnen participeren. We geven een aantal mogelijkheden. Ontmoetingen Zorg voor laagdrempelige ontmoetingen: start een ouderkamer. De ouderkamer is een eigen ruimte voor ouders die ook door ouders beheerd kan worden, in Ouderbetrokkenheid 19
kleuterplein | handleiding
samenspraak met een professional. Zo’n ruimte is ideaal voor koffieochtenden, thema- en informatiebijeenkomsten, ouderbijeenkomsten (om ouderbrieven van Peuterplein toe te lichten), oudercursussen, opvoeddebatten et cetera. Een goede plek om samen met ouders en andere verzorgers activiteiten, bibliotheekbezoek en feesten (kerst, Suikerfeest, Divali) te organiseren. Tip: Organiseer regelmatig een gezamenlijk ontbijt dat ouders bij toerbeurt samen verzorgen. Dagboek Leg bij de ingang van de groepsruimte een dagboek waarin de leidster kort beschrijft wat er deze dag is gebeurd. Ouders kunnen hier bij binnenkomst even in lezen. Haal- en breng-spelactiviteiten Bedenk korte activiteiten, wekelijks op een vast moment voor ouders en kinderen bij het brengen van de kinderen. Ouders leren u goed kennen, ontmoeten elkaar en maken zo kennis met spelactiviteiten die ze thuis ook met de kinderen kunnen doen. Ze raken op die manier gewend aan participatie in de peuterspeelzaal. Ze zien hoe hun kind het doet en u kunt de ouders informatie geven over de ontwikkeling van kinderen. Op het kinderdagverblijf is deze activiteit wat minder makkelijk wekelijks uit te voeren, misschien is een maandelijkse frequentie wel mogelijk. Oudercursussen of themabijeenkomsten voor ouders Bied in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg een opvoedcursus of een themabijeenkomst aan over opvoeding of andere kindgerelateerde onderwerpen. Opvoedcursussen zoals: Peuter in Zicht, Opvoeden & Zo. Eventueel met een tolk. Voorstelling/projectpresentatie van de kinderen Organiseer bij ieder thema van Peuterplein een voorstelling of themapresentatie. Ouders raken er zo aan gewend om aan het eind van iedere themaperiode naar de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf te komen. Hierbij kunnen ook andere opvoeders en verzorgers worden uitgenodigd. Met name de afsluitingsactiviteiten zijn hiervoor geschikt. Vriendenboekje van de peuterspeelzaal of het kinderdag verblijf Zorg voor een eigen vriendenboekje voor alle ouders en kinderen van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf. Stimuleer het gebruik hiervan en help waar nodig. Ouders en andere opvoeders schrijven een ervaring in het boekje, kinderen maken een tekening van iets dat ze hebben gedaan. Het boekje gaat steeds naar een ander 20 Malmberg ’s-Hertogenbosch
kind. Hiermee versterkt u de onderlinge contacten tussen ouders en kinderen en vergroot u de betrokkenheid. Hoe kunt u ouders stimuleren met hun hun kinderen thuis opdrachten te maken? Wat ouders thuis doen, is belangrijker voor de ontwikkeling van het kind dan wat leerkrachten op school doen. De ‘leeromgeving thuis’ (Home Learning Environment) is zeer bepalend voor de ontwikkeling van kinderen (Harris & Goodall; Melhuish). Het is belangrijk dat ouders worden gestimuleerd om thuis met hun kind aan de slag te gaan. Inzet van de kopieerbare ouderbrief Thuisopdrachten zonder mondelinge toelichting aan ouders meegeven werkt niet. Zeker bij laag taalvaardige ouders is de kans heel groot dat er niets mee gebeurt. Licht de ouderbrief toe tijdens ontmoetingsbijeenkomsten, informatiebijeenkomsten, koffieochtenden of andere ouderbijeenkomsten die in eerdere hoofdstukken zijn genoemd. Het is aan te raden voor ieder thema een startbijeenkomst te organiseren, waarbij de activiteiten uit de brief worden toegelicht en voorgedaan. De ouders kunnen er thuis meteen mee aan de slag. Kijk tijdens haal- en brengcontacten en op volgende bijeenkomsten terug en besteed aandacht aan de resultaten. Handpop Raai mag mee naar huis Raai de Kraai speelt in een aantal activiteiten een rol. Door Raai mee te geven naar huis, gaat de handpop ook thuis een rol spelen en komt Peuterplein thuis bij de ouders tot leven. Laat alle kinderen om beurten Raai mee naar huis nemen. Als hij terugkomt, mogen de kinderen vertellen wat hij heeft beleefd. Het is ook mogelijk om het eerder genoemde vriendenboekje te koppelen aan het thuisbezoek van Raai de Kraai. In het boekje kunnen de ouders beschrijven wat het kind met Raai heeft beleefd. Ouder- en kindactiviteiten organiseren Doe activiteiten uit de ouderbrief met de ouders en de kinderen samen. Samen liedjes zingen, knutselen et cetera. Deze activiteit kan worden uitgevoerd in de ouderof koffiekamer. Presentatiehoek van werk dat thuis is gemaakt Richt in de groep een hoek in waar de ouders en de kinderen werk dat ze thuis hebben gemaakt kunnen presenteren. In de praktijk blijkt dat ouders trots zijn op de opdrachten die ze thuis hebben gemaakt. Het inrichten van een hoek geeft ouders en kinderen waardering voor hun inspanningen en het stimuleert ouders om thuis ook aan de slag te gaan.
Uitgangspunten om ouders te betrekken Ouderbetrokkenheid en oudercontacten ontstaan niet vanzelf. Hier moet u hard aan werken. Het opbouwen van een intensief oudercontact vraagt van u goede communicatieve, pedagogische en samenwerkingsvaardigheden. U moet een dialoog kunnen voeren. U moet contacten kunnen opbouwen en onderhouden met ouders met uiteenlopende achtergronden. Onderling vertrouwen tussen de ouder en de professional lijkt het belangrijkste element te zijn bij het opbouwen en in stand houden van de relatie met de ouder. Uitgangspunten: • Beschouw oudercontacten als een belangrijk onderdeel van het dagelijks werk. • Stap op ouders af. • Bouw contact met een ouder stapsgewijs op en onderhoud dit contact met zorg. • Neem de tijd voor contact. • Maak ook gebruik van de korte gesprekjes op de gang, bij het halen en brengen. • Combineer gezelligheid en nuttige informatie. • Moedig contacten tussen ouders onderling aan. • Toon oprecht interesse in de ouder. Stel vragen als: Hoe doen jullie dat thuis? Hoe is dat voor u? • Laat zien dat zowel u als de ouders het beste voor heb- ben met het kind, dat hun kind een gedeelde zorg is. • Laat ouders aan het woord. Hoe zien zij het kind? Wat vindt het kind leuk om te doen? Wat vindt de ouder belangrijk in de opvoeding? • Zet altijd het belang van het kind voorop. Iedere ouder wil het beste voor zijn kind. • Kom beloftes en afspraken na. • Probeer ‘stille’ ouders aan het praten te krijgen. • Bespreek al tijdens het intakegesprek concreet wat u en de peuterspeelzaal/het kinderdagverblijf van ouders verwachten ten aanzien van VVE. • Maak gebruik van diverse communicatiekanalen (schriftelijk, mondeling, individueel, groep). • Reserveer tijd voor ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om extra uitleg te geven. • Ga er niet van uit dat alle ouders weten wat voor soort activiteiten ze met hun kinderen kunnen uitvoeren. Gebruik hiervoor de Peuterplein-Ouderbrieven die achterin elk thema staan en ook op de website Mijn Malmberg Peuterplein. • Houd rekening met de achtergronden van ouders. 5.3 Kleuterplein en ouderbetrokkenheid Kleuterplein heeft een aantal onderdelen die gebruikt kunnen worden om ouderbetrokkenheid in de school te vergroten. In elk thema zit bijvoorbeeld een kopieerbare ouderbrief. Wat is er nodig om ouders en verzorgers deze ouderbrief ook te laten gebruiken? In dit hoofdstuk geven we diverse ideeën om ouders
meer te betrekken bij de school en om de ontwikkeling van hun kind thuis te ondersteunen. U kunt suggesties uit dit hoofdstuk gebruiken om het ouderbeleid met behulp van Kleuterplein vorm te geven en beter in te spelen op een aantal indicatoren van de Onderwijs inspectie. Ouders informeren over de ontwikkeling van hun kind Het is belangrijk dat ouders en verzorgers inzicht krijgen in het belang van ondersteuning van de ontwikkeling en leren van het jonge kind. Er zijn verschillende manieren om ouders te informeren over de ontwikkeling van hun kind: Huisbezoek en 10-minutengesprek Ga bij elk kind op huis- of lunchbezoek, zodat u een goed beeld krijgt van de thuissituatie. Dit is tevens belangrijk voor de band met de ouder. Voer daarnaast minimaal twee keer per jaar een gesprek (10 minuten) met ouders. Bespreek in dit gesprek de voortgang en de ontwikkeling van het kind en vraag de ouders om bepaalde aspecten van de ontwikkeling van het kind thuis extra te ondersteunen. Gebruik de observatieformulieren als basis voor het gesprek met de ouders. Inloopspreekuur Organiseer wekelijks een inloopspreekuur. Ouders kunnen hier alle vragen stellen over de ontwikkeling van hun kind en over de ouderbrief met thuisopdrachten bij Kleuterplein. Ouders draaien mee in de groep Vraag alle ouders om één dagdeel mee te draaien in de groep. Praat daarna met de ouder over de ontwikkeling van het kind. Leg uit waarvoor de activiteiten zijn bedoeld. Geef gerichte tips voor activiteiten thuis. Specifiek op de ontwikkeling gerichte informatie bijeenkomsten Organiseer samen met relevante partners (jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, welzijnsorganisatie) informatieve bijeenkomsten over de ontwikkeling van kinderen, leeftijdsadequaat gedrag of de sociaalemotionele ontwikkeling. Probeer die informatie direct te koppelen aan wat de kinderen met Kleuterplein aangeboden krijgen. Het is belangrijk om tijdens die bijeenkomsten de eigen rol van de ouders in de ontwikkelingsstimulering te benadrukken. De activiteiten van Kleuterplein kunnen beeldend worden gemaakt door de kinderen in de groep te filmen en aan de hand van die beelden te kijken wat de kinderen doen, wat ze ervan leren en wat de ouders ook thuis kunnen doen. Ouders kunnen uiteraard ook zelf onderwerpen aandragen waarover zij informatie willen. Ouderbetrokkenheid 21
kleuterplein | handleiding
Nieuwsbrief Neem activiteiten bij Kleuterplein als uitgangspunt voor stukjes in een nieuwsbrief en koppel daar informatie aan over de ontwikkeling van peuters. In de nieuwsbrief kan een vaste rubriek worden opgenomen over de ontwikkeling van kinderen met leuke, herkenbare voorbeelden en ervaringen van ouders en leidsters. Kinder- of gezinsportfolio Een portfolio is een verzameling van werk van kinderen. Dit werk kan op school, maar ook thuis zijn gemaakt. Het portfolio is een goed middel om in gesprek te raken met kinderen en met ouders. Het is de bedoeling dat het een verzameling wordt waar kinderen en ouders graag in kijken en die kinderen graag laten zien (‘Ben ik in Beeld’, Bronnenboek). Met het samenstellen van een portfolio wordt het leer- en ontwikkelingsproces van kinderen zichtbaar en worden ouders erbij betrokken. Tip: Maak samen met de kinderen een map, bewaardoos, tijdschriftenhouder of postvak waarin zij hun werk verzamelen. Dit eigen portfolio kunnen zij herkenbaar maken door er een foto of tekening op te plakken. Er kan van alles in het portfolio worden verzameld: Kleuterpleinwerk, liedjes, tekeningen, foto’s. U kunt de ouders tips geven over wat het kind er thuis aan toe kan voegen of in kan plakken. Zoals foto’s van familie of huisdieren, etiketten van dingen die het kind lekker vindt, plaatjes van favoriete tv-programma’s en tekeningen die het kind thuis heeft gemaakt. Ouders laten participeren in VVE-activiteiten op de school Het is belangrijk dat scholen voldoende relevante VVE ouderactiviteiten organiseren waarin ouders kunnen participeren. Hierna een aantal mogelijkheden. Ontmoetingen Zorg voor laagdrempelige ontmoetingen: start een ouderkamer. De ouderkamer is een eigen ruimte voor ouders die ook door ouders beheerd kan worden, in samenspraak met een professional. Deze ruimte is ideaal voor koffieochtenden, thema- en informatiebijeenkomsten, ouderbijeenkomsten om ouderbrieven van Kleuterplein toe te lichten, oudercursussen, opvoeddebatten et cetera. Een goede plek om samen met ouders (en andere verzorgers) activiteiten, bibliotheekbezoek en feesten (kerst, Suikerfeest, Divali) te organiseren. Tip: Organiseer regelmatig een gezamenlijk ontbijt dat ouders bij toerbeurt samen verzorgen.
22 Malmberg ’s-Hertogenbosch
Dagboek Leg bij de ingang van de klas of in de ouderkamer een klassendagboek. De leerkracht schrijft hier elke dag kort in wat er deze dag is gebeurd. Ouders kunnen hier bij binnenkomst even in lezen. Haal- en breng-spelactiviteiten Bedenk korte activiteiten, wekelijks op een vast moment voor ouders en kinderen bij het brengen van de kinderen. Ouders leren u goed kennen, ontmoeten elkaar en leren zo spelactiviteiten die ze thuis met de kinderen ook kunnen doen. Ze raken op die manier gewend aan participatie in de kleuterklas. Ze zien hoe het hun kind het doet en u kunt de ouders informatie geven over de ontwikkeling van kinderen. Oudercursussen of themabijeenkomsten voor ouders Bied in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg een opvoedcursus of een themabijeenkomst aan over opvoeding of andere kindgerelateerde onderwerpen. Opvoedcursussen zoals: Kleuter in Zicht, Opvoeden & Zo. Eventueel met een tolk. Voorstelling/projectpresentatie van de kinderen Organiseer bij ieder thema van Kleuterplein een voorstelling of presentatie. Ouders raken zo gewend om aan het eind van iedere themaperiode naar school te komen. Hierbij kunnen ook andere opvoeders en verzorgers worden uitgenodigd. Met name de afsluitingsactiviteiten zijn hiervoor heel geschikt. Vriendenboekje van de kleutergroep Zorg voor een eigen vriendenboekje voor alle ouders en kinderen van de kleutergroep. Stimuleer het gebruik hiervan en help waar nodig. Ouders en andere opvoeders schrijven een ervaring in het boekje, kinderen maken een tekening van iets dat ze hebben gedaan. Het boekje gaat steeds naar een ander kind. Hiermee versterkt u de onderlinge contacten tussen ouders en kinderen en vergroot u de betrokkenheid. Ouders stimuleren met hun kinderen thuis opdrachten te maken? Wat ouders thuis doen, is belangrijker voor de ontwikkeling van het kind dan wat leerkrachten op school doen. De ‘leeromgeving thuis’ (Home Learning Enviroment) is zeer bepalend voor de ontwikkeling van kinderen (Harris & Goodall, Melhuish). Het is dus belangrijk dat ouders worden gestimuleerd om thuis met hun kind aan de slag te gaan. Inzet van de kopieerbare ouderbrief Thuisopdrachten zonder mondelinge toelichting aan ouders meegeven werkt niet. Zeker bij laagtaalvaardige
ouders is de kans heel groot dat er niets mee gebeurt. U kunt de ouderbrief toelichten tijdens de ontmoetingsbijeenkomsten, informatiebijeenkomsten en/of koffie ochtenden die eerder zijn genoemd. Het is aan te raden voor ieder thema een startbijeenkomst te organiseren, waarin de activiteiten uit de brief worden toegelicht, voorgedaan en meegegeven. De ouders gaan er thuis mee aan de slag. Tijdens de haalen brengcontacten en ook op de volgende bijeenkomst wordt teruggevraagd hoe het is gegaan en is er aandacht voor de resultaten. Handpop Raai mag mee naar huis Raai de Kraai speelt in een aantal activiteiten een rol. Door Raai mee te geven naar huis, gaat de handpop ook thuis een rol spelen en wordt Kleuterplein thuis bij de ouders geïntroduceerd. Alle kinderen mogen om beurten Raai mee naar huis nemen. Als hij terugkomt, mogen de kinderen vertellen wat hij thuis heeft beleefd. Het is ook mogelijk om het eerder genoemde vriendenboekje te koppelen aan het thuisbezoek van Raai. In het boekje kunnen de ouders beschrijven wat het kind met Raai heeft beleefd. Ouder- en kindactiviteiten organiseren U kunt activiteiten met ouders en kinderen samen doen, die de ouders ook thuis kunnen doen, eventueel een activiteit uit de ouderbrief. Samen liedjes zingen, knutselen et cetera. Deze activiteit kan ook worden uitgevoerd in de ouder- of koffiekamer.
• S tap op ouders af. • Respecteer ouders in hun rol als opvoeders. • Bouw contact met een ouder stapsgewijs op en onderhoud dit contact met zorg. • Neem de tijd voor contact. • Maak ook gebruik van de korte gesprekjes op de gang, bij het halen en brengen. • Combineer gezelligheid en nuttige informatie. • Moedig contacten tussen ouders onderling aan. • Toon oprecht interesse in de ouder. Stel vragen als: Hoe doen jullie dat thuis? Hoe is dat voor u? • Laat ouders aan het woord. Hoe zien zij het kind? Wat vindt het kind leuk om te doen? Wat vindt de ouder belangrijk in de opvoeding? • Zet altijd het belang van het kind voorop. Iedere ouder wil het beste voor zijn kind. • Kom beloftes en afspraken na. • Probeer ‘stille’ ouders aan het praten te krijgen. • Bespreek al tijdens het intakegesprek concreet wat u en de school van ouders verwachten ten aanzien van VVE. • Maak gebruik van diverse communicatiekanalen (schriftelijk, mondeling, individueel, groep). • Reserveer tijd voor ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om extra uitleg te geven. • Ga er vanuit dat het niet vanzelfsprekend is dat ouders weten wat voor soort activiteiten ze met hun kinderen kunnen uitvoeren. Maak gebruik van de speciale Kleuterplein-Ouderbrieven die achterin elk thema staan en op de website Mijn Malmberg Kleuterplein. • Houd rekening met de achtergronden van ouders.
Presentatiehoek van werk dat thuis is gemaakt U kunt in de groep een hoek inrichten waar de ouders en de kinderen werk dat ze thuis hebben gemaakt, kunnen presenteren. In de praktijk blijkt dat ouders trots zijn op de opdrachten die ze thuis hebben gemaakt. Door een hoek in te richten, worden ouders en kinderen gewaardeerd voor hun inspanningen en worden andere ouders ook gestimuleerd om thuis aan de slag te gaan. Uitgangspunten om ouders te betrekken Ouderbetrokkenheid en oudercontacten ontstaan niet vanzelf. Hier moet u hard aan werken. Het opbouwen van een intensief oudercontact vraagt van u goede communicatieve, pedagogische en samenwerkingsvaardigheden. U moet een dialoog kunnen voeren. U moet contacten kunnen opbouwen en onderhouden met ouders met uiteenlopende achtergronden. Onderling vertrouwen tussen de ouder en de professional lijkt het belangrijkste element te zijn bij het opbouwen en in stand houden van de relatie met de ouder. Uitgangspunten: • Beschouw oudercontacten als een belangrijk onderdeel van het dagelijks werk.
Ouderbetrokkenheid 23
kleuterplein | handleiding
6 Professionalisering en borging 6.1 Inleiding Kwaliteit van VVE-programma’s Al sinds de komst van de Regeling Voor- en vroegschoolse educatie (VVE-regeling, OCW 2000) vormen VVE-programma’s een belangrijk onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid. Maar waar is de kwaliteit van uitvoering van Voor- en vroegschoolse educatie nu van afhankelijk? 1 Professionele uitvoerders De kwaliteit van de uitvoering van Voor- en vroegschoolse educatie is uiteraard vooral van afhankelijk van de VVEprofessional. Goed geschoolde leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten zijn een voorwaarde voor het slagen van de voor- en vroegschoolse educatie. In het bijzonder de leidster/leerkracht-kindinteracties (Tavecchio, 2008). Vooral sensitieve, respectvolle interacties en prettige sociale relaties blijken bepalend te zijn voor de effectiviteit van programma’s. Ook onderzoek van Leseman (2011) benadrukt het belang van de interactievaardigheden van leidster of leerkracht. Leseman stelt dat niet het werken met een erkend VVE-programma op zichzelf tot positieve resultaten leidt, maar dat de professionaliteit van de leidsters en leerkrachten bepalend is voor het succes. De interactievaardigheden van leidster en leerkracht zijn dus van het grootste belang, evenals het hanteren van een adequate pedagogisch-didactische benadering. Hieraan moet in scholing voldoende aandacht besteed worden. 2 Officieel centrumgericht programma Niet alle programma’s die zich op de VVE-doelgroep richten, worden als officieel VVE-programma aangeduid. In de meest strikte definitie worden alleen die programma’s zo genoemd die voldoen aan de volgende criteria (Nap-Kolhoff, 2008): • Het programma wordt uitgevoerd in een centrum. • Het programma kent een aanbod van tenminste drie dagdelen per week. • Er is sprake van een doorgaande lijn over meerdere voor- en vroegschoolse jaren. • Er wordt binnen het programma een training aangeboden voor de leidsters en leerkrachten. • Er is sprake van een gestructureerde didactische aanpak. • Het programma voorziet in middelen om de intensieve begeleiding van kinderen te maximaliseren (voorwaarden aan de dubbele bezetting en de groepsgrootte).
24 Malmberg ’s-Hertogenbosch
Deze centrumgerichte programma’s worden uitgevoerd in een kinderdagverblijf, speelzaal of basisschool. Programma’s die hetzelfde doel nastreven (voorkomen en/of bestrijden van onderwijsachterstanden), die thuis door ouders met hun kinderen worden uitgevoerd, vallen niet onder de strikte definitie. Onderzoek laat zien dat de effecten van centrumgerichte programma’s op de ontwikkeling van kinderen over het algemeen groter zijn dan de effecten van gezinsgerichte programma’s (Leseman, 2007). Door veel auteurs wordt gepleit voor een combinatie van gezinsgerichte en centrumgerichte programma’s, waarbij sprake is van uitvoering binnen een centrum, maar ook aandacht wordt besteed aan de thuissituatie. Opstellen en evalueren van beleidsplannen Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kunnen hun pedagogisch-didactische uitgangspunten vastleggen in een pedagogisch beleids- of werkplan. Zo’n pedagogisch beleidsplan heeft positieve effecten. Zo vond Van Steensel (2006) dat centra met zo’n beleidsplan significant kleinere groepen hadden, een gunstiger kind-stafratio en vaker leidsters met een relevante vooropleiding. 3 Doelgericht werken aan ontwikkelingsgebieden Opbrengstgericht werken De term opbrengstgericht werken staat voor bewust, systematisch en doelgericht werken aan het streven naar maximale opbrengsten. Leidsters en leerkrachten hebben een verantwoordelijkheid om het beste uit de door hen begeleide kinderen te halen. Zij verzamelen relevante informatie over de ontwikkeling van de kinderen. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om de kinderen op het juiste niveau te stimuleren. Het is hierbij zinvol om de kinderen te observeren als zij bezig zijn met voor hen betekenisvolle activiteiten. Op die momenten laten zij echt zien wat ze allemaal al kennen en kunnen. Na het vaststellen van het huidige ontwikkelingsniveau kunnen doelen worden gesteld om de kinderen een stapje verder te krijgen in hun ontwikkeling. Pas dan kan er optimaal gebruik worden gemaakt van de differentiatiemogelijkheden in de methode en kunnen kinderen optimaal worden geprikkeld binnen hun zone van naaste ontwikkeling (Vygotski, 1925). Regelmatige evaluatie door middel van observatie en/of toetsing Het is belangrijk om een goed overzicht te hebben van activiteiten waar de kinderen aan hebben deelgenomen en van de vorderingen die zij gemaakt hebben. Op deze
wijze kunt u planmatig werken. Zo kunt u in de methode Peuterplein gebruikmaken van het afstreepschema. Hierop geeft u aan welk kind aan welke activiteit heeft deelgenomen. Op deze manier is een goede overdracht mogelijk met uw collega’s. Voor de observaties van de ontwikkeling van de kinderen kunt u het observatieformulier voor 0- tot 2-jarigen en het formulier voor 2- tot 4-jarigen gebruiken. Ook bij Kleuterplein zijn (op basis van de beschrijving van de SLO) observatiepunten beschreven, die inzicht geven in de ontwikkeling van elke afzonderlijke leerling. De observatielijst is behulpzaam bij het samenstellen van een beredeneerd aanbod van activiteiten. Ook is deze handig als overzicht bij oudergesprekken en de overdracht van leerlingen naar een andere leerkracht of begeleider. Daarnaast beschikt Kleuterplein over groepsoverzichten en groepsplannen. Voor elk thema is er een groepsplan (16 voor groep 1 en 16 voor groep 2). Deze zijn te vinden op de site (www.malmberg.nl). De methodes Peuterplein en Kleuterplein werken allebei met een digitaal observatie- en registratiesysteem. 4 Doorgaande lijn Bij doorgaande lijnen gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen door het onderwijs. Hoe een doorgaande lijn in de praktijk georganiseerd wordt, is afhankelijk van de visie en aanpak van het centrum/ de school, de omgeving waarin de school staat en allerlei andere factoren. Hierbij spelen drie aspecten een rol: • de doorgaande lijn in het beleid: samenwerking en afstemming tussen peuterspeelzalen/kinderdagverblijven en de school; • de overdracht van gegevens van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf naar de school; • de inhoudelijke doorgaande lijn: doorlopende programma’s, leerlijnen voor taal, rekenen en sociaalemotionele ontwikkeling. De (school)leiding dient een planmatige aanpak te hanteren, waarbij doelen worden geformuleerd, een plan wordt ontwikkeld, vernieuwingen worden aangestuurd en vorderingen systematisch worden besproken (Houtveen, Van der Velde en Van Niekerk, 2011). 5 Ouderbetrokkenheid Door de Inspectie wordt veel belang gehecht aan het onderwerp ouderbetrokkenheid. Programma’s die aan dit onderwerp specifiek aandacht besteden, verdienen dan ook de voorkeur (Leseman, 2007). 6.2 Professionalisering in Peuterplein Veel kindercentra hebben behoefte aan ondersteuning bij het invoeren en gebruiken van een methode. Dit geldt ook voor het programma Peuterplein. Uitgeverij Malmberg biedt een speciaal scholingsprogramma aan, waarbij
wordt samengewerkt met een aantal scholingspartners. Erkende scholingspartners verzorgen hierbij trainingen en begeleiding voor leidsters. U kunt deze scholingspartners zelf selecteren op de site van Malmberg. Invoering van het pakket Malmberg heeft een startworkshop ontwikkeld waarin de uitgangspunten en materialen van de methode worden behandeld. Tevens worden de stappen doorgenomen om succesvol van start te kunnen gaan met de methode. Aandacht wordt besteed aan de verschillende ontwikkelingsgebieden, het inrichten van de ruimte en aan de woordenschatontwikkeling. De workshop kan als startpunt worden gezien voor verdere begeleiding door één van de partners van Malmberg (www.malmberg.nl/ scholing). Begeleiding op maat In overleg met u kan begeleiding op maat worden aangeboden. Zaken die in ieder geval afdoende aan de orde moeten komen zijn: • Planning en organisatie • Differentiatie • Opbrengstgericht werken • Interactievaardigheden • Ouderbetrokkenheid/-participatie 6.3
Professionalisering in Kleuterplein
Invoering van het pakket Ook voor de methode Kleuterplein worden scholings bijeenkomsten aangeboden in samenwerking met erkende partners. Malmberg heeft een startworkshop ontwikkeld, waarin uitgangspunten en materialen van de methode worden behandeld. Ook wordt stilgestaan bij wat nodig is om goed van start te kunnen gaan. Naast deze startbijeenkomst worden ook verdiepingsworkshops aangeboden, waarin dieper wordt ingegaan op de werkvormen en routines van Kleuterplein. Elke routine wordt voorzien van tips en uitleg om tot maximaal rendement te kunnen komen. Verdiepingsworkshop Specifieke kennis over opbrengstgericht werken kunt u opdoen in de verdiepingsworkshop over het digitale leerdoelen- en het leerlingregistratiesysteem. Informatie over de scholingspartners van Malmberg kunt u vinden op: www.malmberg.nl/scholing. Begeleiding op maat In overleg met de scholingspartners kunnen scholingsbijeenkomsten op maat georganiseerd worden. Afhankelijk van de aanwezige kennis en ervaring binnen uw team kan worden afgestemd aan welke onderwerpen aandacht moet worden besteed. Belangrijke onderwerpen in Professionalisering en borging 25
kleuterplein | handleiding
Kleuterplein zijn in ieder geval: • Planning en organisatie • Differentiatie • Opbrengstgericht werken met behulp van groepsoverzichten en plannen • Interactievaardigheden • Ouderbetrokkenheid/-participatie Subsidie voor aanschaf en begeleiding methodes Het is mogelijk om subsidie aan te vragen voor de aanschaf en begeleiding van de methode Peuterplein en Kleuterplein. Het ministerie heeft in 2010 hiertoe een aantal voorwaarden opgesteld: Het programma voor VVE moet aantoonbaar voldoende activiteiten bieden waarin de vier ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek goed uitgewerkt aan bod komen. Het is aan te bevelen dat een programma een component ouderbetrokkenheid bevat en dat er een doorgaande lijn is van de peuterperiode naar de kleuterperiode. Peuterplein en Kleuterplein voldoen aan deze voorwaarden. De actuele stand van zaken voor wat betreft de subsidiemogelijkheden is op de site van Malmberg te vinden. 6.4 Borging Scholing is niet alleen bedoeld om cursisten kennis en vaardigheden aan te leren, maar is ook van groot belang voor de borging van VVE-kwaliteit. Hoe zorg je ervoor dat datgene dat aangeleerd is binnen trainingen ook daadwerkelijk wordt toegepast binnen de organisatie? Van groot belang voor de borging is ook coaching/werkbezoek door de eigen organisatie. Het gebruik maken van intervisiegroepen, waarin ervaringen uitgewisseld kunnen worden met collega’s binnen het land, behoort ook tot de mogelijkheden. Periodiek peilen scholingsbehoeften personeel Welke scholingsbehoeften bestaan er bij zittende leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten? Periodiek onderzoek kan inzichtelijk maken waaraan zij behoefte hebben. En welke verschuivingen hierin na verloop van tijd optreden. Dit kan bijdragen aan een betere afstemming van het VVE-scholingsaanbod op de behoeften. Beschrijven van ‘good practices’ Voor verschillende deelgebieden kan een beschrijving van goede praktijkvoorbeelden inspirerend werken voor het werkveld.
26 Malmberg ’s-Hertogenbosch
Bronnen Beek, A.S.A. van der (2001), Je hoeft niet je vinger opsteken. Een onderzoek naar het gebruik van taalfuncties in kleine kringgesprekken op de basisschool. Doctoraalscriptie. Utrecht, Universiteit Utrecht, Faculteit der Letteren
Nap-Kolhoff, E., Schilt-Mol, T. van, Simons, M., Sontag, L., Steensel, R. van & Vallen, T. (2008), VVE onder de loep. Een studie naar de uitvoering en effectiviteit van voor- en vroegschoolse educatieve programma’s. Tilburg, IVA
Drimmelen, R. van (2000), Een slechte start kun je niet overdoen. Een visie op achterstandbestrijding bij jonge allochtone kinderen. Utrecht, Forum
Nulft, D. van den & Verhallen, M. (2009), Met woorden in de weer. Praktijkboek voor het basisonderwijs. Bussum, Coutinho
Forum (2012), Een stap vooruit. Onderwijsondersteuning in de VVE; hoe stimuleer je ouders? Goorhuis-Brouwer, S.M. (2005), Een stevig fundament. Utrecht, de Tijdstroom Houtveen, A.A.M. & Velde, V. van der, m.m.v. Niekerk, J.C.A. van (2011), Opbrengst van taalbeleid: Eindrapportage pilots taalbeleid onderwijsachterstanden. Utrecht, Hogeschool Utrecht/ Zuidam en Uithof Utrecht bv Inspectie van het Onderwijs (2011), VVE bestandsopname Inspectie van het Onderwijs (2010), Toezichtkader VVE 2010 voor de VVE bestandsopname JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (2009), in opdracht van de gemeente Den Haag. Spreek ouders aan, stap op ze af! JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (2007), Brochure Ouders & VVE, meer effect door ouders bij VVE te betrekken Kalthoff, H. (2011), Factsheet Ouderbetrokkenheid, Utrecht, ECO3 Kloprogge, J. & Vegt, A.L. van der (2005), Voetsporen 2005. Utrecht, Sardes Krom, R. (1990), Streeflijst Woordenschat, Wenselijke woordenschat en feitelijke frequenties - De nieuwe Streeflijst Woordenschat getrancheerd naar verwervingsleeftijd en voorzien van frequentiegegevens, Arnhem, CITO Leseman, P. & de Jong, P. (2000), Buitenschoolse determinanten van beginnende geletterdheid. Pedagogische. Studiën, 77, 290-306 Leseman, P. (2002), Onderzoek in de voor- en vroegschoolse periode. Progammeringsstudie. Den Haag, NWO
PIP 66, Pedagogiek in de praktijk, Themanummer ouderbetrokkenheid (april 2012) Sardes (2012), Speciale editie nummer 13.s Ouderbetrokkenheid Sijtstra, J., Aarnoutse, C. & Verhoeven, L. (1999), Taalontwikkeling van nul tot twaalf. Raamplan deel 2. Nijmegen, Expertisecentrum Nederlands Smit, F., Driessen, G. & Wit, C. de (2009), Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de Voor- en Vroegschoolse Educatie Steensel, R. van (2006), Voor- en vroegschoolse stimuleringsactiviteiten en ontwikkeling van geletterdheid. Amsterdam, Aksant Stichting de Meeuw, Bronnenboek Ouderbetrokkenheid Ben ik in Beeld Tavecchio, L.W.C. (2008), Succesfactoren in programma’s op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie. Kind en Adolescent Review, 15 (3), 362-365 Verhoeven, L., Aarnoutse, C. (2000), Interactief taalonderwijs: balans tussen constructief en instructief leren. Spiegel, jrg/vol 17/18, 9-29 Verhoeven, L., Aarnoutse, C. & Wagenaar, E. (2000), Taalontwikkeling, taalonderwijs, taaldidactiek. Nijmegen, Expertisecentrum Nederlands Wit, de (2002), in: Menheere, A. & Hooge, E. (2010), Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam Websites: www.expertisecentrumnederlands.nl www.sardes.nl www.eco3.nl (voor verwijzing Harris & Goodall, Melhuish: Early Childhood Matters)
Leseman, P. (2007), Achterstandenbeleid: voorbij de voor- en vroegschoolse periode. In: Lieshout, van, P.A.H. , Meij, M.S.S. van der & De Pree, J.C.I. (red)., Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid. Amsterdam, Amsterdam University Press Leseman e.a. (2011), Effecten van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in Utrecht Mesman, J. (2010), Oud geleerd, Jong gedaan. Investeren in ouders bevordert onderwijskansen van kinderen. Oratie Rijksuniversiteit Leiden
Bronnen 27