v.u. Orde van Advocaten – Balie Gent Opgeëistenlaan 401, 9000 Gent Trimestrieel tijdschrift Afgiftekantoor 9099 Gent X
5e jaargang nummer 17 december 2013 januari & februari 2014
De visie van de hoofdredacteur Caren Geachte Confrators, Opnieuw is een jonge advocate plots gestorven, Mr. Anneke Vannieuwkerke, waarvan U het in memoriam leest in huidig nummer. Ik stel mij de vraag of wij allen, door onze tomeloze inzet voor onze cliënten, niet teveel onze vrije tijd, gezinsleven en relaties opofferen, waardoor onze gezondheid ondermijnd wordt door zich opstapelende stress. De invoering van de B.T.W.-plicht voor de advocaat vanaf januari 2014 zal bovendien nog heel veel bijkomend administratief werk veroorzaken. Het is dan ook belangrijk om U te laten bijstaan door confraters, accountants en boekhouders. Het heeft geen zin alles zelf te willen doen en vergeet vooral niet regelmatig ontspanning in te lassen. Het succesvolle openingsweekend van de Vlaamse Conferentie, waar het aangename aan het nuttige wordt gepaard, biedt hiertoe een mooie gelegenheid, zoals u kan lezen in huidig nummer.
Een uitgave van Orde van Advocaten - Balie Gent Verantwoordelijke uitgever: Orde van Advocaten – Balie Gent, Mr. Hans De Meyer, Stafhouder, gerechtsgebouw, Opgeëistenlaan 401, 9000 Gent. Hoofdredactie : Mr. Kris Markey Redactieraad : Mr. Didier Goeminne, Mr. Thierry Beele, Mr. Ingeborg Vereecken, Mr. Griet Van Durme, Mr. Natalie Van Peteghem, Mr. Bart De Meulenaere, Mr. Hans De Meyer, Mr. Stefanie De Bosschere, Mr. Evelien De Ridder, Mr Lenny Van Tricht, Mr. Vincent Rits Foto’s: Mr. Peter Bracke en FaceOff Eric Beaucourt, Mr. Vincent Rits Ontwerp & layout : Artiff
Af en toe dienen ook de platgetreden procedurepaden te worden verlaten om geschillen op een alternatieve wijze te beslechten, hetzij via arbitrage, hetzij via bemiddeling. De Raad van de Orde van Advocaten te Gent heeft een samenwerkingsverband goedgekeurd met Caren, Cour d’arbitrage de l’Europe du Nord, opgericht door de balie van Lille (Frankrijk) en de Chambre d’Industrie et de Commerce (CIC), waarbij de balies van Kortrijk en Tournai zich reeds hadden aangesloten. Het is de bedoeling om, volgens het reglement van Caren, aan betaalbare tarieven, gericht op KMO’s, arbitrages en bemiddeling in handelszaken te promoten en te organiseren via erkende arbiters en bemiddelaars in handelszaken. Enkele Gentse Confraters zijn reeds opgenomen op de lijst van Caren. In Luik werd intussen een protocol afgesloten tussen de Balie van Luik en de Rechtbank van Koophandel te Luik om op de inleidingszittingen partijen op vrijwillige basis bemiddeling in handelszaken voor te stellen. De eerste resultaten van het project in Luik zijn bemoedigend. Er dient overwogen te worden om na te gaan of een gelijkaardig project in Gent realiseerbaar is. Ik wens U allen een gezond einde jaar !
Met genegen groeten, de hoofdredacteur,
Kris MARKEY
Deze bijdrage werd geschreven in persoonlijke naam en verbindt enkel de hoofdredacteur.
3
Woord van de Stafhouder Hans De Meyer Beste Confraters, De wittebroodsweken van uw nieuwe Stafhouder zijn voorbij, denk ik toch. “Boeiend en vermoeiend”, is wat ik antwoord wanneer men mij de vraag stelt hoe de eerste ervaringen zijn.
Ondertussen heb ik toch al een en ander op mij zien afkomen : talloze vergaderingen, bijna 200 nieuwe klachtendossiers, de zittingsincidenten (o.a. in een assisenzaak), openingsconferenties, tuchtonderzoeken- en uitspraken, zieke en overleden confraters, klagende rechtzoekenden (over wiens geestelijke gezondheidstoestand soms wat twijfels kunnen geuit worden), om raad vragende confraters, het afscheid van Mr. Jacqueline Decoene als vast secretaris, voorgenomen gerechtelijke- en baliehervormingen, “(veel) vragen en (weinig) antwoorden” over de BTW, enz. Komt daar nog bovenop de activiteiten rond de Plechtige Openingsvergadering van de Vlaamse Conferentie der Balie van Gent op 25 oktober j.l., waarbij niet alleen de aanwezigheid van uw Stafhouder wordt verwacht, maar ook een gedegen repliek op de openingsrede. Slachtoffer van dienst was Mr. Thomas Gillis die een inhoudelijk bijzonder knappe openingsrede hield over de voorlopige hechtenis en daar rond een aantal voorstellen tot verbetering ontwikkelde, vanuit een kritische analyse van de wet en de praktijk. Alle ingrediënten voor een geslaagde openingsrede waren dan ook aanwezig. Dankbaar onderwerp ook voor een repliek waarbij van de Stafhouder duidelijk verwacht wordt een kritische noot te plaatsen, wat ik ook getracht heb te doen, volgens de ene te hard volgens de andere dan weer niet hard genoeg : in goed evenwicht dus. Daarnaast bracht het onderwerp van de rede ook de ideale mogelijkheid enkele algemene beschouwingen te brengen over het beroep, en ook daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt zodat ik mij veroorloof enkele passages in dit woord(je) van de Stafhouder te herhalen. “Dat is natuurlijk allemaal begrijpelijk van een jonge, krachtige advocaat die van in het begin, zo wordt mij verteld, ja van op de universiteit reeds, zittingen van het assisenhof bijwoonde, volledig gepassioneerd was en is door het strafrecht.”
4
Het strafrecht als passie … In het strafrecht staat natuurlijk ook, in de dagelijkse praktijk, het pleidooi centraal. Er werd mij kortgeleden een klein geschenkje gebracht, een Livre de Poche-uitgave van Robert Badinter, L’Exécution (Grasset, 1973). Deze schrijver was niet alleen een groot strafpleiter, hij werd ook Minister van Justitie onder President François Mitterrand, zodat in 1981 de guillotine in Frankrijk werd afgeschaft. Geen kleine man, dus. In het boek beschrijft hij, als advocaat, een vreselijke assisenzaak, die nog slecht eindigde ook (de titel van het boek spreekt voor zichzelf). Op een bepaald ogenblik heeft hij het over het pleidooi. Ik citeer op p. 151: “Car pour l’avocat, la plaidoirie est la récompense, le moment unique, l’heure éblouissante. Enfin, l’avocat est roi, maître absolu de l’audience. Nul ne le contredit plus à cet instant béni. Il ne dépend plus d’un propos du témoin, d’une réponse de l’adversaire. L’incertitude du débat, où les répliques se croisent, où il faut sans cesse guetter l’ouverture pour pousser sa pointe, tout ce qui rend périlleux, incertain, l’affrontement judiciaire disparaît dans la plaidoirie. Elle est monologue comme le discours ou le sermon. L’adversaire n’existe plus, sinon comme le démon que l’on invoque, pour mieux l’accabler.” Niet alleen het strafrecht als passie dus, maar ook het pleidooi … Ik heb er ook sympathie voor. Een positieve passie, zeker professioneel, is bewonderenswaardig. U bent daardoor gekenmerkt. Maar ik denk soms eens terug aan de merkwaardige woorden van de grote drukker Christoffel Plantijn, die ooit een beroemd sonnet heeft geschreven, waarin hij het heeft over het beheersen van de passies: “dompter ses passions, les rendre obéissantes”.
Elke passie, ook professioneel, heeft mooie maar tegelijk ook een paar gevaarlijke kanten. Bij strafpleiters, die ik dikwijls waardeer zou ik durven waarschuwen voor de passionele lokroep van de ambitie en van de ijdelheid. Ik viseer de stafpleiters niet - laat daar geen misverstand over bestaan - maar hun werk is nu eenmaal mediatiek en beroert de medemens. De wijze waarop die media zich vaak meester hebben gemaakt en zich dagelijks ook nog meester maken van het terrein van het praktische strafrecht, de zittingen enz., bieden veel negatieve mogelijkheden en verleidingen in die richting. Ook de jonge advocaat en strafpleiter moet aan die lokroep kunnen weerstaan. Er is overigens een gereglementeerde situatie ontstaan over het contact met de media. Die regels moeten absoluut gevolgd worden en zijn nog deze week strenger en verfijnder geworden. Maar daarnaast is het ook een kwestie van stijl: men moet op dit vlak soberheid nastreven. Men mag niet toegeven aan alle invitaties, waarbij vaak de ijdelheid – ik gebruik het woord nogmaals en misschien te veel – dominant is. Ik zeg niet, mijn waarde openingsredenaar, dat u zich bezondigt aan dit soort van dingen. Misschien bent u wel in uw hart zeer nederig. Ik wens het u toe en als dit niet het geval is ware het goed dat u er zich zou in oefenen, zoals vele van u ook al ambitieuze en talentvolle jonge confraters het zouden moeten doen … Zoals wij allen eigenlijk. Dit is geen hard woord van uw Stafhouder. Wel integendeel. Het is, zoals in een repliek van de Stafhouder kan verwacht worden wel een vermanend woord, een voorzichtige oproep, eigenlijk ook wat ironisch bedoeld en tegelijk toch ernstig. Ik ga niet verder aandringen op de vanzelfsprekende noodzaak om in alle gedragingen de deontologische stijl zo goed mogelijk te respecteren. Ook in de mediatijd die we beleven, zijn de oude principes van kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid nog steeds van tel. En ik ben er mij goed van bewust dat op het terrein alles niet altijd gemakkelijk is. Maar het moet een hoofdbekommernis blijven. Deze woorden zijn niet bedoeld als streng vermanend, berispend of op één of andere manier scherp te interpreteren. Ze zijn eigenlijk vanzelfsprekend. De oude regels en principes moeten geëerbiedigd worden. En soms zijn ze niet eens zo oud, ze zijn soms precies geboren uit nieuwe situaties die we beleven. Ik heb u Beccaria geciteerd wat hij 250 jaar geleden neerschreef en het blijft o zo actueel. De vrijheid van handelen van de advocaat is totaal, de onafhankelijkheid van de strafpleiter en haar of zijn vrijheid van het woord, het is evident. Maar die vrijheid wordt mede bepaald door de eerbied voor de wet, het respect voor de deontologische regels en de persoonlijke nood aan echte stijl. Gelukkig zijn deze waarschuwingen in veel gevallen overbodig. Maar niet altijd.
In mijn nog jonge functie als Stafhouder ben ik al meer dan mij lief is, geconfronteerd met de hitsige, agressieve en onbehouwen wijze waarop advocaten met elkaar communiceren. Het eigen grote gelijk moet zo nodig ondersteund worden met grof taalgebruik. Men vergeet dat op die manier men langs de overzijde alleen maar reactie uitlokt waarbij het grondprobleem - het deontologisch conflictondergesneeuwd raakt. Mits wat vaderlijke raad en bemiddeling van de Stafhouder is dit gemakkelijk op te lossen, terwijl we nu meer energie moeten stoppen in het wegmasseren van ergernis. Aldus geef ik deze bedenkingen nog even mee ter overweging.
arrondissementen mogen vestigen en dat daadwerkelijk ook doen. En dan spreken we nog niet over de specifieke Brusselse situatie en advocaten uit Franstalig België of buitenlandse advocaten die zich in Vlaanderen vestigen. Dit overwegende, kijk ik met enige bezorgdheid naar het debat waarbij stemmen opgaan om de Algemene Vergadering van de OVB te verkleinen, laat staan zelfs al te schaffen. Democratisch verkozen door de leden van de balie en dus met een zekere gedragenheid, maar ook met ook alle nadelen vandien zoals te vaak wisselende samenstellingen, een traag beslissingproces en onvoorbereide of ongeïnteresseerde leden.
“Waarde Confraters,
Daarvoor dient de Stafhouder toch ook, om bepaalde zaken, evidenties zelfs, bij herhaling in herinnering te brengen.
En toch vind ik nog steeds dat het die prijs waard is. Sommigen zeggen dat democratie en het degelijke leiden van een beroepsorganisatie niet samengaan, maar is dat wel zo ?
Ik wil niet al te pessimistisch overkomen en eindigen met alsnog een zeer positieve gedachte.
Enkele balies hebben het afgelopen jaar hun 200 jarig bestaan gevierd. Is men vergeten dat de aanduiding van de Raden van de Orde in die tijd gebeurde bij Imperiaal Decreet en de overheid zich rechtstreeks inliet met de organisatie en de tucht van de advocatuur. Zouden we zoveel beter af zijn zonder verkozen organen ? Men moet mij van tegendeel toch nog altijd overtuigen.
De advocatuur en de balie leeft, meer dan ooit.
*** Op deze bedenkingen voortbouwend, wil ik van de gelegenheid gebruik maken om ook een oproep te doen tot de beleidsverantwoordelijken van ons beroep : collega’s Stafhouders, leden van de raden van de plaatselijke Ordes, bestuur en leden van de Algemene Vergadering van de OVB. Wij moeten vooruit ! Al van bij het begin van de oprichting van de Orde van Vlaamse Balies was ik beleidsmatig betrokken als lid van de Algemene Vergadering en van diverse commissies. Als lid van de raad van de Gentse Orde en penningmeester bleef ik ook de polsslag voelen op het werkterrein. Ik ben altijd een vurig pleitbezorger geweest van de werking van de OVB en vond het een enthousiasmerend initiatief. En ik zou graag hebben dat het dat ook blijft. Trouwens sinds haar oprichting in 2002 hebben de Gentse leden van de Algemene Vergadering in die open geest meegedacht en meegewerkt en hebben diverse Gentse advocaten als bestuurder het beste van zichzelf gegeven. Er is al serieus wat werk verzet, het ene al met wat meer succes dan het andere, maar steeds met het doel voor ogen om de beroepsuitoefening te verbeteren, te vereenvoudigen en te uniformiseren. Sommige initiatieven werden en worden nog steeds als betuttelend gepercipieerd, maar ze zijn het niet altijd en daar ligt een belangrijke verantwoordelijkheid van alle beleidsmensen om uit te leggen waarvoor bepaalde reglementen en beslissingen worden genomen en de perceptie weg te werken dat alles wat uit Brussel komt per definitie negatief is en een belemmering zou zijn voor de vrije beroepsuitoefening. En wees er zeker van dat in de Algemene Vergadering voldoende en op tijd stemmen opgaan om te waarschuwen voor overreglementering. Maar een aantal lokale verschillen zijn met de beste wil van de wereld in een klein gebied als Vlaanderen en bij uitbreiding het gehele land, niet meer te verantwoorden, zeker wanneer nu toch al geruime tijd advocaten zich in meerdere
Ik heb daarnet al een vurig pleidooi gehouden voor het debat en zou dat niet graag teloor zien gaan. Wij advocaten voeren graag het woord en horen onszelf misschien wat te graag bezig, maar dat hoort eigenlijk zo te blijven al moeten we de uitwassen aanpakken. Maar bij het debat – of eerder het gebrek aan debat – over de eventuele hervorming van het balielandschap word ik soms wat moedeloos. Zijn we niet te veel met onszelf en onze structuren bezig ? Is de tijd niet gekomen om een gepast evenwicht te zoeken tussen centralisatie en decentralisatie en dat in functie van wat de advocaat het best ondersteunt in zijn dagdagelijkse praktijk en niet verder spreken in termen van afschaffen of creëren van beleidsstructuren ? In ieder geval zijn er eerbare argumenten voor zowel zij die behoud van de zelfstandigheid en gebiedsomschrijving van de huidige balies bepleiten, als zij die verder wensen te centraliseren, ja zelfs pleiten voor een Orde van Vlaamse Advocaten. We moeten naar de argumenten leren luisteren. Daar ontbreekt het soms aan. Ik ben ervan overtuigd dat de praktijk van de hervorming van het gerechtelijk landschap en wellicht ook pas na een zeker tijdsverloop de balie in een of andere structuurwijziging zal duwen, hopelijk zonder dat de overheid ons daartoe zal dwingen. Dat de OVB daarbij proactief denkt stoort mij niet, integendeel, zij kan de zaken faciliteren, maar zij moet wel kijken of de stoet nog volgt en daartoe zijn transparante communicatie, overleg en veel diplomatie nodig.
Uw talrijke aanwezigheid hier bewijst het en als Oud-voorzitter van de Vlaamse Conferentie der Balie van Gent, ben ik bijzonder fier dat haar Voorzitter en bestuur er alweer in geslaagd zijn een stijlvol en succesrijk openingsweekend te organiseren, met voor elk wat wils. Velen zijn terecht begaan met hun beroep en doen dat met aandacht voor de basisbeginselen van ons beroep, zeer gewetensvol, met veel kwaliteit en met oog voor de zwakkeren in welstand en in proceshoedanigheid. Advocaten staan ook niet voor niets bekend om hun maatschappelijk engagement dat verder reikt dan het verwerven van inkomsten en status. En confraters, ik wens het u ook toe dat gevoel dat ik nog elke morgen heb wanneer ik naar kantoor vertrek – om het op zijn Vlaams te zeggen – met “veel goesting” en vrezend maar tegelijkertijd ook hopend dat de dag nooit zal geven wat we er van verwachten. Het moet gezegd : hebben we niet het mooiste beroep van de wereld ?“ Hans De Meyer Stafhouder
5
Een dag in het leven van de Stafhouder
De natte droom van elke Gentse confrater (?) werd voor mij op 17 oktober 2013 werkelijkheid: ik mocht een dag lang als een luis in de pels, als een soort stalker, ons opperhoofd volgen. Speciaal voor deze gelegenheid stond de wekker ten huize van ondergetekende zo maar eventjes drie kwartier vroeger dan op een gewone werkdag: fiets op en hup richting woning van de Staf om samen te ontbijten. Fris en monter opende dame Stafhouder de deur om onmiddellijk te vertrekken naar haar werkstek. De dag begint vroeg ten huize De Meyer! Eén voor éen sijpelden de zonen De Meyer binnen, met dien verstande dat ik er jammer genoeg slechts twee kon ontmoeten. Blijkbaar wordt er in dit huis op twee snelheden geleefd. Wat U ongetwijfeld altijd al wilde weten: de Stafhouder van de Gentse balie staat op om 6.30 u. en eet ’s ochtends één (1) boterham met choco, confituur, peperkoek of speculoospasta. Op 17 oktober 2013 om 7.30 u. trok onze Staf te voet naar zijn kantoor aan de Coupure waar hij letterlijk het licht aanstak. Hij verdeelde de briefwisseling en bekeek de dringende zaken.
6
Vervolgens met de auto naar de Opgeëistenlaan. Eerst richting zitting (waar zwaar gebruikt werd gemaakt van het batonaal voorkruiprecht) en dan naar het kabinet voor het echte werk. De klachten die wij allemaal tegen elkaar schijnen neer te leggen worden op dit kabinet grondig bestudeerd. Allerlei deontologische kwesties worden onder de loupe genomen naast een heel deel administratie en dagelijkse werking. Ha, om 11 u. post-Raad. En neen, dit is geen Raad gewijd aan de werking van Bpost, wel wordt elke donderdag na de Raad samengezeten met Vice-Stafhouder, Secretaris en Penningmeester. Vooral het to do-lijstje dat uit de vergadering van de Raad onmiskenbaar voortvloeit wordt bekeken en opgevolgd. Lunch? Daar doet onze Stafhouder niet aan mee, meestal uit tijdsgebrek. Het gewichtsverlies sinds een paar maanden misstaat hem echter niet, neem het van mij aan! En dan, geen schoonheidsslaapje, maar … een zittingsincident voor het Hof van Assisen! Zoals U allen ongetwijfeld las in de krant (De Gentenaar, 18 oktober 2013) velde onze Stafhouder die dag een salomonsoordeel door twee strafpleiters elk één cliënt toe te wijzen ipv. twee advocaten samen twee cliënten te laten verdedigen.
door Griet Van Durme
Deze batonale tussenkomst was een primeur voor onze Stafhouder! In de namiddag werd er zoals altijd duchtig op kantoor gewerkt, veelal staan er ook OVB-verplichtingen op de agenda. En dan mocht ik aanwezig op het grote koffiemoment/roddeluurtje van het kantoor VPDMM. Interessant event, mét koekjes en fruit. ’s Avonds wordt er wel gegeten door onze Stafhouder, op 17 oktober gebeurde dit in gezinsverband. Als afsluiter van onze dag gingen we fuiven! Een gewezen praeses mag uiteraard niet ontbreken op de VRGalumni night. De champagne was goed, het gezelschap eerder jong (oudste aanwezige was onze Staf in leeftijd onmiddellijk gevolgd door uw reporter …). Hoewel ik had gehoopt om onze biechtvader tot een dansje te verleiden, bleek dit een onmogelijke opdracht. Samengevat mag ik stellen dat het een aangename dag was, en dat ik – voor zover U hiermee uiteraard zou kunnen leven – geen ambitie heb in de richting van het batonnaat.
7
IN MEMORIAM Anneke Vanieuwkerke °03/08/1967 - ✝ 09/09/2013
Op maandag 9 september 2013 stierf onze geliefde en betreurde confrater “Anneke” VANNIEUWKERKE, veel te jong, veel te vroeg en veel te onverwacht. Terwijl wij in juli van dit jaar nog samen voor de rechtbank stonden en in diezelfde maand van een mooie reis genoten, alsook wij begin augustus op een prachtige zwoele zomerse avond samen onze verjaardagen vierden, had zij kort daarna af te rekenen met plotse hevige pijnen waaromtrent het verdict genadeloos hard was. Op 20 augustus kreeg ze immers te horen dat haar levenseinde in zicht was, hetgeen uiteindelijk nog veel sneller is gekomen dan werd vooropgesteld. We werden in snelheid gepakt en konden ternauwernood afscheid nemen, doch Anneke bleef tot op het bittere einde zoals ze was : moedig, sterk en waardig. Diegenen die haar kenden weten dat zij niet alleen een prachtig mens maar ook een schitterende confrater was en het een ongeloofelijk voorrecht was haar pad te mogen kruisen. In Brugge, waar zij aanvankelijk toetrad tot de balie, was zij zeer gekend en alom geliefd. Haar sprankelende persoonlijkheid en zowel innerlijke als uiterlijke schoonheid vielen immers meteen op.
Overal waar ze kwam wist ze mensen te beroeren en met elkaar in verbinding te brengen. Zij was de schakel tussen vele levens en had een neus voor mensen. Ze wees ons de weg naar eenvoud, schoonheid, liefde en vriendschap maar ook naar feest en avontuur. Op geen enkel feestje kon zij ontbreken, met de sigaret in de ene hand en het goed gevulde glas in de andere hand. Ze wist haar vrienden tot op haar sterfbed toe te beroeren met sterke verhalen en haar eeuwige glimlach. Vrijheid, wijsheid en onafhankelijkheid kenmerkten haar als geen ander doch ook haar schrandere en eigenzinnige kijk op de dingen.
Haar positieve kracht en energie inspireerde velen en toverde de zon in vele levens. Anneke VANNIEUWKERKE blijft in gedachten voortleven als een soulmate, straffe madam, levenskunstenares, die het leven omarmde doch op een plotse en onaanvaardbare manier van ons werd weggerukt. Ze wordt dan ook heel erg gemist door diegenen die het voorrecht hadden haar te kennen. Maar ze is niet dood : we zullen de herinnering aan haar, als confrater, maar bovenal als mens immer levendig houden en al deze mooie momenten koesteren. Want ze was een prinses in alle opzichten en “being a princess without demanding spotlights, is truly art” !
Ze werkte om te leven en niet omgekeerd omdat ze besefte dat levenskwaliteit het allerbelangrijkste is. Ook aan haar werk besteedde ze als uitstekende advocate de meeste zorg en toewijding met een groot empatisch vermogen naar haar clienten toe, die haar heel erg missen. Ze behoorde tot diegenen die in alle bescheidenheid hun werk uitoefenen, met een groot vermogen tot bemiddelen teneinde de best mogelijke oplossing in het belang van elke partij na te streven.
Wel en wee van de Balie • Geboortes - Stan, zoontje van Katrien Van den Bulcke en Wouter Couck
- Luis, zoontje van Kim Delombaerde en Nicolas De Winter - Emilien, zoontje van Renaat Lievens en Angelique De Baets - Lili, dochtertje van Elke Volckaert en Joris Soens - Mira, dochtertje van Filip De Cauwer en Liselore Bruneel - Magnus, zoontje van Jan De Winter en Soetekin Steverlynck - Kerim, zoontje van Ayse Elkiliç en Ali Ersahin - Casimir, zoontje van Tine Coddens en Stefaan De Winter
8
Natalie AERNOUDTS
Bewegingen tableau en lijst stagiairs
Verslag van de vergaderingen van de raad van de orde van advocaten te Gent
03 september 2013
24 september 2013
LIJST VAN DE STAGIAIRS
LIJST VAN DE STAGIAIRS
Opname : - Benjamin Van Waes m.i.v. 03.09.2013 (Mr. Filip Van Hende) - Kira Gouwy m.i.v. 06.09.2013 (Mr. Lieve Ryckaert) - Milan Heimans m.i.v. 03.09.2013 (Mr. Hans Rieder) Opname – komende van andere balie : - Mr. Louis De Groote m.i.v. 03.09.2013 (Mr. Hans Rieder), komt van NOAB - Mr. Lieselot Popelier m.i.v. 03.09.2013 (Mr. Wim Van Roeyen), komt van Leuven Opschorting stage : - Mr. Laurie Braet voor een periode van twee jaar TABLEAU Opname : - Mr. Ellen Moreau vanaf 03.09.2013 - Mr. Samuel Van Durme vanaf 03.09.2013 - Mr. Laurence Duym vanaf 03.09.2013
Weglating lijst stagiairs : - Mr. Thomas Van Beveren Weglating : - Mr. Samuel Van Durme m.i.v. de datum van zijn opname door de balie van Luik - Mr. Ruth Mortier m.i.v. van 30.09.2013 – 24 u - Mr. Eva Van Raepenbusch, m.i.v. 09.03.2013 - Mr. Christian Lippens, m.i.v. 03.09.2013
Opname : - Steven VANDEVOORDE m.i.v. 24.09.2013 Opname vanaf 01.10.2013 : - Alicia BEKAERT (Mr. Alain HINDERYCKX) - Rosalie BEUSELINCK (Mr. Philippe BEUSELINCK) - Centina BLANCKE (Mr. Frank VAN VLAENDEREN) - Steffi BLOMME (Mr. Thierry BEELE) - Helena BOECQUAERT (Mr. Marleen HEYMANS) - Thomas COCHEZ (Mr. Karel VAN HOOREBEKE) - Lucas DECREUS (Mr. Piet VAN EECKHAUT) - Laurence DEMEULEMEESTER (Mr. Wim VANBIERVLIET) - Mattias DEMEY (Mr. Luc DE MEYERE) - Bernard DE MEYER (Mr. Serge VAN EEGHEM) - Kimberly DESCHEPPER (Mr. Hans HERBRANT) - Cedric DE TROCH (Mr. Alain HINDERYCKX) - Larsen DE WITTE (Mr. Nicholas DE MOT) - Sandrine DOISE (Mr. Luc RYCKAERT)
9
Bewegingen tableau en lijst stagiairs - Laura DRIEGHE (Mr. Rika HEIJSE) - Corinne FLAMANG (Mr. Carmenta DECORDIER) - Sigrid HEIRBRANT (Mr. Line DE WILDE) - Aline HEYRMAN (Mr. Rika HEIJSE) - Michel HOFMANS (Mr. Karen ONGENA) - Delphine HUYS (Mr. Jo VAN OVERBERGHE) - Sophie MAENHOUT (Mr. Vincent VANDEVELDE) - Iris MARTIN (Mr. Ann PHARISEAU) - Katrijn MOESICK (Mr. Isabel DE GROOTE) - Xander NUYTTEN (Mr. Antoine DOOLAEGE) - Sam PETRUS (Mr. Tim LAUREYS) - Fien SABBE (Mr. Ann DE BECKER) - Anke SCHOETERS (Mr. Guido SCHOETERS) - Ines SIMON (Mr. Els VERTE) - Pablo TENRET (Mr. Liesbeth GROFFILS) - Pieter-Jan VAN AKEN (Mr. Karin VAN HAMME) - Kea VAN de WALLE (Mr. Tom MESSIAEN) - Alexander VAN HEESCHVELDE (Mr. Thomas GILLIS) - Maité VELGHE (Mr. Veerle HERMANS) - Sofie VERDONCK
10
(Mr. Piet VAN EECKHAUT) - Lisa VERHOFSTADT (Mr. Marc DE BOEL) - Lien VERHULST (Mr. Egbert LACHAERT) Weglating : - Mr. Mathieu BERGEN m.i.v. datum opname balie Kortrijk - Mr. Thomas VAN BEVEREN, schorsing stage m.i.v. 14.06.2013 - Mr. Céline VAN DEN BERGHE m.i.v. 24.09.2013
Verslag van de vergaderingen van de raad van de orde van advocaten te Gent - Mr. Philippe VAN LIEFFERINGE m.i.v. 24.09.2013 – komt van Dendermonde Heropname : - Mr. Stijn DESOMER m.i.v. 24.09.2013 (vroeger Brugge) - Mr. Els VERDONCK m.i.v. 01.10.2013 Weglating na pas opgenomen op Tableau (cf. supra) - Mr. Claudia STENGEL m.i.v. 14.10.2013:
TABLEAU Opname : - Mr. Julie DETEMMERMAN m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Liesbet LINTHOUT m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Charlotte PONCHAUT m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Tania VAN LAER m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Elke VANNESTE m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Paul VERSCHORREN m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Steven VANDEVOORDE m.i.v. 24.09.2013 Opname + weglating Tableau : - Mr. Claudia STENGEL opname op 01.10.2013 Opname – komende van andere balie : - Mr. Mieke DEVYNCK m.i.v. 24.09.2013 – komende van Brugge
Weglating : - Mr. Florence CROENE m.i.v. 30.09.2013 - Mr. Dirk DE LANGE m.i.v. 30.09.2013 - Mr. Tine MATTON m.i.v. datum opname NOAB - Mr. Bert ROELANDTS m.i.v. 15.09.2013 Tweede kantoor - Mr. Axel Brugman : tweede kantoor in Dendermonde - Mr. Emily De Ceuninck: tweede kantoor in Maldegem - Mr. Sofie Longerstay: hoofdkantoor in Dendermonde; tweede kantoor in Gent : het tweede kantoor in Gent kan maar toegelaten worden vanaf de datum van opname van haar hoofdkantoor in Dendermonde.
15 oktober 2013 LIJST VAN DE STAGIAIRS
TABLEAU
Opname : - Annelies DE BIE (Mr. Eric Pringuet) m.i.v. 15.10.2013 - Andreas DE RYCKE (Mr. Laurent Balcaen) m.i.v. 15.10.2013 - Koenraad PAUWELYN (Mr. Peter Heirman) m.i.v. 15.10.2013 - An-Sofie RAES (Mr. Joris Van Cauter) m.i.v. 15.10.2013 - Isa ROMBAUT (Mr. Jan De Waele) m.i.v. 15.10.2013 - Pablo TENRET (Liesbeth Groffils) m.i.v. 15.10.2013 - Laurent van DE KEERE (Mr. Veronique Van Asch) m.i.v. 15.10.2013 - Eveline VAN den ABEELE (Mr. Peter Bouckaert) m.i.v. 15.10.2013
Opname : - Mr. Barbara AERTS m.i.v. 03.10.2013 - Mr. Özgür BALCI m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Anissa DEVOS m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Dries D’HULSTER m.i.v. 01.10.2013 - Mr. Frederike MOORTGAT m.i.v. 07.10.2013 Opname + weglating Tableau : - Mr. Sofie HEYNDRICKX opname m.i.v. 01.10.2013 + weglating m.i.v. datum opname Balie Brugge - Mr. Lynn ASSELMAN opname op 15.10.2013 en weglating 15.10.2013. - Mr. Annelies DELEU m.i.v. 30.09.2013 om 00.00 uur + weglating op 30.09.2013 om 24.00 uur - Mr. Guillaume VERFAILLIE opname m.i.v. 12.10.2013 + weglating m.i.v. datum opname Balie Oudenaarde
Weglating : - Mr. Diego FORNACIARI m.i.v. datum opname lijst Stagiairs te Leuven Onderbreking van de stage : - Lies OSAER m.i.v. 01.11.2013 voor de periode van 1 jaar - Eveline PRAET m.i.v. 15.10.2013 voor een periode van 1 jaar
Weglatingen : - Mr. Sarie DE VRIEZE m.i.v. 30.09.2013 - Mr. Thomas LEROY m.i.v. 30.09.2013 - Mr. Nathalie SWARTEBROECKX m.i.v. 30.09.2013 - Mr. Tania VAN LAER m.i.v 09.10.2013 (naar privé)
Opname – komende van andere balie : - Mr. Ellen BAELE m.i.v. 15.10.2013 komende van NOAB
11
Bewegingen tableau en lijst stagiairs 12 november 2013 LIJST VAN DE STAGIAIRS Opname : - Emilie HERPELS m.i.v. 12/11/2013 (Mr. Donat Lambert) - Laurens LAMMERS m.i.v. 12/11/2013 (Mr. Thierry Lauwers) - Lind BUSSENS m.i.v. 12.11.2013 (Jan Vande Moortel) - Laura DE SMIJTER m.i.v. 12.11.2013 (Mr. Herman Verbist) - Sophie LAMMERANT m.i.v. 01.12.2013 (Mr. Serge DEFRENNE), komt van balie Oudenaarde - Pieter VAN ROEYEN m.i.v. 12.11.2013 (Mr. Philippe LEROY), komt van Balie Leuven
- Mr. Ludwig VAN BRABANDT m.i.v. 12/11/2013 - Mr. Claudia VAN SEVEREN m.i.v. 12/11/2013 Opname - komende van andere balie : - Mr. Maarten DE FEYTER, komende van de balie Oudenaarde m.i.v. 12/11/2013 - Mr. Liesbeth VAN SCHOUBROECK, komende van de balie Dendermonde m.i.v. 12/11/2013 Weglating : - Mr. Christian ROGIEST uitstel naar de Raad van 10.12.2013 - Mr. Philippe THION m.i.v. 12.11.2013 Tweede kantoor
Weglating : - Mr. Laura DRIEGHE m.i.v. 01.11.2013 - Mr. Annelore HUYGHENS m.i.v. 14/11/2013 TABLEAU Opname : - Mr. Dennis DE GROOTTE m.i.v. 12/11/2013 - Mr. Dominique HANSSENS m.i.v. 12/11/2013
12
- Mr. Brigitte VAN SCHOOTE m.i.v. 01/01/2014 - Mr. Kris DE MAERE m.i.v. opname hoofdkantoor Dendermonde wordt hij opgenomen met een tweede kantoor bij de balie van Gent
Verslag van de vergaderingen van de raad van de orde van advocaten te Gent
Openingweekend Balie Gent
Door Stefanie De Bosschere
24 en 25 oktober 2013
Waarde Confraters, Reeds drie jaar op rij vindt het openingsweekend van de Gentse Balie plaats op donderdag en vrijdag, zodat we inmiddels van een ware traditie kunnen spreken. Een traditie die bij velen in de goede smaakt valt, zo is nogmaals dit jaar gebleken.
Het openingsweekend was immers een waar succes, dit tot groot genoegen van de Voorzitter en het bestuur van de Vlaamse Conferentie. Voor het tweede jaar op rij werden alle records verbroken. De openingsrede was in een mum van tijd volzet. Het aantal aanwezigen voor het banket bereikte zelfs de kaap van 400! Het openingsweekend ging van start op donderdagavond, met een fantastisch concert in het Provinciehuis, opgeluisterd door Charles Dekeyzer (bas) en Adriaan Jacobs (piano), waarna de aanwezigen konden bijpraten op een receptie, ons aangeboden door de Provincie. Op vrijdag werden we naar goede traditie verwacht op het Stadhuis te Gent voor de openingsrede. Dit jaar waren wij bijzonder vereerd Mr. Thomas Gillis te verwelkomen
als openingsredenaar. De Rede droeg als titel: “Voorlopige hechtenis: noodzakelijk kwaad of onzinnig? Een aantal (vrij kritische) beschouwingen”. Na een schitterende en kritische uiteenzetting van de openingsredenaar en een al even bijzondere repliek vanwege de Stafhouder, kon de receptie starten, ons aangeboden door de Stafhouder en mevrouw Hans De Meyer, waarvoor onze oprechte dank. Het hoogtepunt van het weekend vond ook dit jaar weer plaats op vrijdagavond, met het jaarlijkse openingsbanket, gevolgd door een dansfeest. Dit jaar vond het feest plaats in de Eskimofabriek. Zoals reeds gesteld, was het banket een groot succes, gelet op het hoge aantal inschrijvingen, waarbij alle records sneuvelden.
Na een aangename receptie, werd er plaats genomen aan tafel, waarna de aanwezigen konden genieten van een bijzonder lekker diner. Met een glaasje wijn bij de hand, aanhoorden we de speeches van de Voorzitter van de Vlaamse Conferentie en de Stafhouder, de heer Hans De Meyer. Vlak na het dessert, was er de verrassing van de avond. De Gentse Balie heeft immers een paar schitterende zangers, die al zingend het startschot gaven van een schitterend dansfeest. Na een spetterende start met “The muppet show theme song”, weerklonken de tonen van “Stand by me”. Het hoeft geen betoog dat dit een schitterende performance was, nu de dansvloer in een mum van tijd volzet was. Menig advocaat ging uit de bol op de dansvloer. Echter, de Vlaamse Conferentie had dit jaar een nieuw concept uitgedacht, voor de gasten die liever wat rustig bijpraten, dan de dansvloer onveilig te maken, meer bepaald een loungebar, wat een groot succes bleek te zijn. Ook nieuw dit jaar was de bar, alwaar men kon genieten van een lekkere gin-tonic. Ook dit jaar was de fotobox opnieuw van de partij, zodat de gasten een mooi souvenir mee huiswaarts konden nemen. Er werd in ieder geval gefeest tot in de vroege uurtjes… Kortom, het openingsweekend was ook dit jaar een groot succes! Wij hopen u volgend jaar opnieuw te mogen ontmoeten, want u was fantastisch!
13
Openingsrede Mr. Thomas Gillis “Voorlopige hechtenis: noodzakelijk kwaad of onzinnig? Een aantal (vrij kritische) beschouwingen” voorzitster Katlijn De Wispelaere
De kern van het op heden problematisch functioneren van ons voorlopige hechtenis-systeem situeert zich bij het maken van een aantal fundamentele, doch ongelukkige keuzes over de jaren heen bij de totstandkoming van de verschillende voorlopige hechteniswetten, keuzes die nooit meer werden heroverwogen, doch die thans ontegensprekelijk aan herziening toe zijn. Een aantal cijfers. Uit het jaarverslag 2012 van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen blijkt dat er een gemiddelde gevangenisbevolking van 11330 gedetineerden was voor een capaciteit van 9160, wat wil zeggen dat er een gemiddelde overbevolkingsgraad van 23,7 % was. Volgens een publicatie van de FOD Justitie van 13 november 2012 is thans binnen de volledige gevangenispopulatie de mythische grens van 40 % voorlopig gehechten bereikt. Dit wil dus zeggen dat 4 op de 10 gedetineerden mensen zijn die onder aanhoudingsmandaat staan. We komen van percentages van 15% in de jaren ’60 tot 30% begin jaren ’90. Deze situatie is ongezien en geeft blijk van een verontrustende evolutie zondermeer. Het betekent ook dat het moment is aangebroken voor de regering om onder lichte dwang de kamercommissie justitie eens te doen brainstormen over op vandaag echt noodzakelijk wetgevend initiatief. Cijfers zeggen inderdaad soms méér dan 1000 woorden. Van alle voorlopig gehechten die zich thans in de gevangenis bevinden zit bijna 70 procent voor het eerst achter de tralies, 70% waarvoor echt
14
de vraag moet worden gesteld of op geen enkele andere wijze die eerste kennismaking met de gevangenis kan worden vermeden. Uiteraard zullen een aantal mensen onvermijdelijk moeten worden opgesloten, denken we maar aan de levensdelicten of die specifieke gerechtelijke onderzoeken waar collusiegevaar in een beginfase huizenhoog is en enkel hechtenis een optie is, doch het staat eenvoudigweg vast dat, wat betreft het overgrote deel van wat ik de 70% primair opgesloten voorlopig gehechten noem, er werkelijk alles moet worden aangedaan om werkbare alternatieven voor de voorlopige hechtenis te zoeken. Een al even belangrijke en opmerkelijke subcategorie van de personen in voorhechtenis die cijfermatig onder de loep moet worden genomen is de groep van personen die niet de Belgische nationaliteit hebben. In voormeld jaarverslag 2012 van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen wordt gesteld dat 55,6 % van de gevangenispopulatie de Belgische nationaliteit heeft. Iets minder dan 45 % dus niet. Het is echter belangrijk te weten dat wat betreft voorlopig gehechten iets meer dan 50% niet-Belg is. Dit wil evident zeggen dat er een voorlopige hechtenis-wet moet zijn die rekening houdt met dit gegeven. De Britse schrijver Graham Greene schreef ooit dat wanhoop de prijs is die men betaalt als men een onbereikbaar doel nastreeft. Laat deze wanhoop in het voorhechtenis-debat alstublieft niet ons deel zijn of worden.
openingsredenaar Thomas Gillis
Het is belangrijk, alvorens een aantal concrete voorstellen tot verandering aan te reiken, eerst enkele illusies de wereld uit te helpen omtrent het te verwachten resultaat van initiatieven die op stapel staan de komende jaren ter reductie van het aantal personen in voorhechtenis. Een eerste dergelijk initiatief is de Wet van 27 december 2012 ter invoering van de voorlopige hechtenis onder de modaliteit van het elektronisch toezicht. De wet moet uiterlijk op 1 januari 2014 in werking treden, met dien verstande dat nog een Koninklijk Besluit ter uitvoering wordt afgewacht. Rechtsvergelijkend onderzoek wijst op drie als negatief te beschouwen effecten bij invoering van ET als modaliteit
van voorhechtenis. Vooreerst werd duidelijk in andere landen dat door een in de literatuur genoegzaam bekend “net widening”- effect het elektronisch toezicht, begonnen als effectief alternatief op voorlopige hechtenis, overging in een soort bijkomende maatregel die vaak veel en veel langer werd toegepast dan initieel de klassieke voorhechtenis zelf zou hebben geduurd. Daarnaast bleek dat ook op een tweede niveau “net widening” optrad: men zag namelijk vrij snel dat heel wat mensen onder elektronisch toezicht kwamen te staan die ongetwijfeld vroeger helemaal nooit in hechtenis zouden zijn genomen. Een derde en laatste belangrijke buitenlandse les is dat de wetgever consequent moet zijn wat betreft de rechtsmiddelen ter beschikking van de inverdenkinggestelde wanneer hij zijn voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht moet ondergaan. De reden waarom in Duitsland bijvoorbeeld de duur van de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht zo de hoogte inschoot is eenvoudig: er waren in den beginne omzeggens geen verhaalmogelijkheden voor de inverdenkinggestelde. Naast de drie rechtsvergelijkende lessen die moeten getrokken worden dringt nog een belangrijke strikt Belgische kanttekening zich op bij de inschatting van de kansen van de invoering van het elektronisch toezicht als waardige modaliteit ván en dus als waardig alternatief vóór de klassieke voorlopige hechtenis. Zoals reeds gesteld heeft meer dan de helft van de voorlopig gehechten in België niet de Belgische nationaliteit, daarvan heeft slechts 35% recht op verblijf. Dit wil evident zeggen dat in concreto het elektronisch toezicht als modaliteit van voorhechtenis in ruim minder dan de helft van de gevallen werkelijk zal worden overwogen door onderzoeksrechter of onderzoeksgerecht. Daarnaast zal uiteraard een hele categorie inverdenkinggestelden door de aard van het misdrijf waarvan zij worden verdacht niet op ernstige wijze overwogen worden als in aanmerking komende voor de Wet van 27 december 2012. Tenslotte zal ook nog een grote categorie inverdenkinggestelden door de complexiteit
van een onderzoek waar ze deel vanuit maken en het daarmee gepaard gaande collusiegevaar, niet beschouwd worden als in aanmerking komende voor een enkelband. Dit alles samen leidt tot de vaststelling dat het aantal personen op vandaag beschouwd als klassieke voorlopig gehechten dat in aanmerking zal komen om op basis van de nieuwe wet zijn voorhechtenis onder elektronisch toezicht te ondergaan, slechts een fractie zal zijn van de volledige groep jaarlijks onder aanhoudingsmandaat geplaatste personen. Een studie van het NICC omtrent het heilzaam karakter van het elektronisch toezicht als werkbaar alternatief voor de voorlopige hechtenis besloot niet voor niets het volgende begin 2011: “Er kan worden gesteld dat de mogelijke beslissing tot invoering van het ET in het kader van de voorlopige hechtenis moet worden omschreven als een beleidsmaatregel die een bijkomende (en wellicht zware) budgettaire inspanning zal vergen met een naar waarschijnlijkheid eerder bescheiden - zéker geen substantiële- impact op de omvang van de beklaagdenpopulatie in onze gevangenissen, die bovendien is omgeven door tal van juridische en praktisch-organisatorische vraagstukken.” Vrij duidelijk als conclusie. In het oktober 2013-nummer van het tijdschrift Nullum Crimen komen trouwens ook Antwerps Procureurgeneraal Yves Liégois en Raadsheer Ivo Mennes tot hetzelfde besluit. Naast het elektronisch toezicht als modaliteit van de strafuitvoering is er een tweede, supranationaal, reddingsmiddel dat weliswaar absoluut als een meer dan lovenswaardig initiatief kan worden beschouwd, doch waarvan kan verwacht worden dat het reducerend effect op het aantal voorlopig gehechten in onze gevangenissen marginaal zal zijn. Dit instrument betreft het Europees Surveillancebevel als ingevoerd bij Kaderbesluit van de Raad van Europa van 23 oktober 2009 en houdende het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis. Slechts een beperkt deel van de omvangrijke groep niet-Belgen in voorlopige hechte-
nis is EU-onderdaan, om en bij de 15 %. Van die groep komen dan nog eens enkel deze personen in aanmerking die nog wachten op hun proces ten gronde en niet deze die reeds werden veroordeeld doch hun hoger beroep afwachten, wat de groep met nog eens een vierde inperkt. Ook hier aanvullend in ogenschouw nemende dat een aantal misdrijven op zich al niet in overweging zal worden genomen voor detentievervangende maatregelen en dus ook niet voor het Europees Surveillancebevel, schiet slechts een héél beperkte groep personen over waarvoor het kaderbesluit - nog om te zetten in wetgeving- een waardig alternatief is voor de voorhechtenis. Tenslotte, en ten laatste, een derde uit de wereld te helpen illusie is deze dat een “spontane mentaliteitswijziging” gekoppeld aan de bouw van een aantal nieuwe gevangenissen wel zal zorgen voor een ommekeer. De geschiedenis leert ons dat indien een dergelijke mentaliteitswijziging al zou worden bereikt via een aantal nieuwe richtlijnen en via een meer eenduidige toepassing van de huidige Voorlopige Hechteniswet binnen alle gerechtelijke arrondissementen van het land, dit nóg geen betekenisvolle vermindering van de populatie voorlopig gehechten met zich mee zou brengen. Tussen 1996 en 1998 werd vastgesteld dat zonder enige wetgevende tussenkomst plots het aantal uitgevaardigde aanhoudingsmandaten met meer dan 15% daalde. Het effect op de populatie voorlopig gehechten binnen de steeds stijgende gevangenispopulatie bleef echter miniem doordat de gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis niet meedaalde op een zelfde niveau, wel integendeel. Ook het bouwen van nieuwe gevangenissen op zich zal evident op geen enkele manier het probleem van het aantal mensen in voorhechtenis beïnvloeden, laat staan oplossen. Men hoeft geen wiskundige te zijn om in te zien dat onze gemiddelde overbevolkingsgraad in de gevangenissen van bijna 25% het gevolg is van een constante evolutie de afgelopen 30 jaar van enerzijds toename van alle categorieën gedetineerden en in het bijzonder voorlopig gehechten en anderzijds de stijging van de duur van de
15
Openingsrede Mr. Thomas Gillis voorlopige hechtenis. Een simpele rekensom leert ons dat binnen niet meer dan 5 jaar, niettegenstaande een aantal mooie nieuwe gevangenissen (waarvoor hulde trouwens), alles opnieuw zal dichtgeslibd zijn, aangezien niet onmiddellijk valt in te zien waarom nu plots voor het eerst sinds 1980 de grafieken een ander patroon zouden gaan vertonen. De enige realistische manier om inderdaad betekenisvol deze tendensen te doorbreken én op die manier ook alle kansen te geven aan de nieuwe moderne gevangenissen, is een fundamenteel andere benadering van het fenomeen voorlopige hechtenis, benadering die enkel valt te implementeren via baanbrekend en gedurfd wetgevend initiatief. Zoniet dreigt regelrecht de afgrond. Laat ons de dingen zeggen zoals ze zijn: indien we zelfs maar zouden beginnen evolueren richting de 50%, dus de helft van de gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis, zal zowel het justitieel apparaat áls het gevangeniswezen én financieel ook de FOD Justitie een detentie-infarct wachten, eerder vroeg dan laat. En dan moet worden gesproken in termen van enkele jaren. De tijd is dan ook aangebroken te kijken wat inderdaad kán gedaan worden om op korte termijn tot een andere filosofie en een ander globaal voorhechtenisbeleid te komen. De concrete wetgevende initiatieven die ik voorstel zijn geënt op de wetenschappelijke vaststelling dat veel en langdurige voorhechtenissen criminologisch-penologisch eenvoudigweg geen énkele toegevoegde waarde hebben. Daarbij beperk ik mij hier tot het hoofdzakelijk verwijzen naar twee onderzoeksrapporten: vooreerst het rapport “Wederopsluiting na vrijlating uit de gevangenis” van januari 2012 van Luc Robert en Eric Maes van het NICC en ten tweede de studie “Recidive na gevangenis en elektronisch toezicht” door Harvard University in de Verenigde Staten.
16
De eersten, Luc Robert en Eric Maes kunnen beschouwd worden als de grootste deskundigen in ons land inzake gevangenisoverbevolking in het algemeen en inzake het voorlopige hechtenis-debat daarbinnen. Uit hun onderzoeksrapport van 26 januari 2012 blijkt - en dit zal misschien grote verwondering wekken, doch is veelzeggend- dat in België nooit recidivecijfers werden ingezameld, met andere woorden nooit werd een echt Belgisch recidiveonderzoek gevoerd. Men stelt het volgende: “Ondanks het potentieel van recidiveonderzoek is België een van de weinige Europese landen waar geen nationale recidivecijfers beschikbaar zijn. Een bevraging door onderzoekers aan het Nederlandse Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum toonde enkele jaren geleden aan dat België op dat vlak stilaan een buitenbeentje in West-Europa is. “ Samenvattend stelden Maes en Robert dat binnen hun onderzoek, dat drie jaar bestreek, 41,1% van alle gedetineerden na hun vrijlating terug in de gevangenis belandde. Belangrijk daarbij is echter dat 44,6% van de gedetineerden die zich in voorhechtenis bevonden opnieuw in de gevangenis belandde. Cijfers die eigenlijk voor zich spreken en die zeggen wat al lang geweten is: de gevangenis gericht op bijzondere preventie en als individueel recidivebeperkend middel werkt eenvoudigweg niet. Bij het toelichten van een aantal voorstellen tot verandering ben ik dan ook uitgegaan van het feit dat het ultimum remedium-karakter van de voorlopige hechtenis moet worden beschouwd vooral in het licht van de noodwendigheden van het onderzoek waarvan de inverdenkinggestelde het voorwerp uitmaakt. Andere beschouwingen omtrent bewustvorming, schuldinzicht, soms gekunsteld recidive-
gevaar en percéptie van de buitenwereld zijn eigenlijk irrelevant. Enige uitzondering op dit “onderzoeks”-gericht beoordelen van de absolute noodzaak iemand in voorlopige hechtenis te nemen zal zijn de groep van personen waarbij er manifest onttrekkingsgevaar is, te weten de personen die geen recht op verblijf hebben in België en dus illegaal in het land verblijven. Van Brussel over naar Harvard. In het maart 2013 nummer van The Journal of Political Science verschenen de bevindingen van de studie “Criminal Recidivism after Prison and Electronic Monitoring” uitgaande van voornoemde toch toonaangevende Amerikaanse universiteit. Het belang van deze studie voor ons is niet te onderschatten: men onderzocht specifieke heropsluitingsfenomenen bij personen die vrijgelaten werden uit voorhechtenis én tevens bij personen die hun voorlopige hechtenis deels of geheel onder elektronisch toezicht doorbrachten, dit in de provincie Buenos Aires, Argentinië, gedurende een periode van meer dan 10 jaar. Men kan dan ook spreken van bijzonder grondig en allesomvattend werk tegen eenzelfde cijfermatige gevangenisachtergrond als de onze. Men besluit in de studie dat personen die de gevangenis konden vermijden door in plaats van klassieke voorlopige hechtenis te ondergaan ófwel een enkelband te dragen ófwel onder stringent gecontroleerde voorwaarden te zijn geplaatst, de helft minder recidiveerden dan personen die werden opgesloten. Verder besluit men dat personen die voorheen ooit al eens in de gevangenis zaten hoe dan ook een veel hoger recidiverisico lopen dan deze die nooit naar de gevangenis werden gestuurd. Daarbij herinnerend aan het gegeven dat bijna 70% van de personen die in ons land in voorlopige hechtenis worden genomen voor het eerst in de gevange-
nis belanden, moet de vaststelling zowel nationaal als internationaal van het directe nefaste verband tussen opsluiting en recidivegedrag centraal staan bij het ontwikkelen van nieuw wetgevend initiatief inzake voorlopige hechtenis. Uitgaande van de premisse dat de nietopsluiting áltijd de regel moet zijn, regel waarvan slechts in heel uitzonderlijke omstandigheden kan worden afgeweken, moeten detentievervangende maatregelen binnen de nieuwe voorhechtenisfilosofie die ik voorsta altijd gekoppeld worden aan een niet gering engagement van de inverdenkinggestelde, waarbij de hakbijl ongenadig valt wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen. Met andere woorden: minder verpampering, meer responsabilisering van de inverdenkinggestelde. Twéé concrete voorstellen leg ik voor aan de beleidsmakers. Ik pleit vooreerst eenduidig voor een veel ruimere toepassing van de borgsom zoals thans voorzien in artikel 35 van de Voorlopige Hechteniswet. In tegenstelling tot wat velen denken is het principe van de vrijlating on bail - tegen betaling van een borgsom - niet onlosmakelijk verbonden met de Common Law-strafprocedure. Het vindt er wel zijn roots in terug, doch is nadien in vele strafrechtssystemen over de gehele wereld in verschillende vormen geïncorporeerd. Eigenlijk is de toegevoegde waarde drieledig gebleken wanneer men strafrechtsplegingen analyseert waar binnen de voorhechtenis vroeger slechts een marginale rol voor de vrijlating onder borg was weggelegd (zoals bij ons) én er later werd voor geopteerd de borg de regel te maken waarvan slechts in specifieke omstandigheden kan worden afgeweken. Ten eerste moet worden vastgesteld dat het uitzonderingskarakter van de voorlopige hechtenis eigenlijk al in onze wet is voorzien sinds 1852, doch dat dit niet heeft kunnen vermijden dat we vandaag staan waar we staan. Dit uitzonderingskarakter moet op vandaag dan ook een meer afdwingbaar karakter krijgen bin-
nen onze voorlopige hechteniswet, middels het principe dat de vrijlating onder borg een récht is waarop elke inverdenkinggestelde, die zich binnen de criteria van de voorlopige hechtenis bevindt, zich kan beroepen. Slechts in uitzonderlijke gevallen moet dit recht kunnen worden beknot, te weten duidelijk collusiegevaar en onttrekkingsgevaar van inzonderheid personen zonder recht op verblijf. Ik wens er eenieder op te wijzen dat de Europese strafrechtelijke ruimte, waarbinnen we ons op vandaag bevinden, doch ook de mondiale situatie met de vele internationale verdragen en uitvoeringsakkoorden, niét meer te vergelijken is met deze van 15 jaar geleden, zelfs niet met deze van 10 jaar geleden. Men kan het betreuren of toejuichen doch de wereld is klein geworden, ook voor mensen die crimineel gedrag stellen of er minstens van verdacht worden. Men kan nog heel moeilijk onder de radar duiken en jarenlang een procesgang of strafuitvoering ontwijken. Dít is de realiteit op vandaag, die ook moet worden meegenomen bij het inschatten van het generaliseren van vrijlating onder borg binnen onze strafrechtspleging. Landen wereldwijd die voorheen reeds deze denkoefening maakten en de moed opbrachten voornoemde mentaliteitswijziging in wetgeving vast te leggen stellen allemaal vast dat dit een duidelijke accentuering van het uitzonderingskarakter van de voorlopige hechtenis met zich meebracht én een betekenisvolle vermindering van het aantal personen onder aanhoudingsmandaat geplaatst. De tweede manier waarop de borgsom van toegevoegde waarde bleek te zijn in landen waar zij na het klassieke voorlopige hechtenissysteem werd ingevoerd als de basisregel, is net de sterkere responsabilisering van de inverdenkinggestelde waar ik het zonet over had. Gebleken is immers dat waar borgsommen worden betaald die weloverwogen en voldoende hoog worden vastgesteld door de rechter, het verzuim te verschijnen voor de rechter ten gronde zeer gering is. Deze vaststelling gekoppeld aan het feit dat, zoals reeds gezegd op vandaag, men overal ter wereld kan worden opgespoord en de beslissing onder te duiken dus veel minder
aantrekkelijk wordt, moet de wetgever toch doen nadenken. Voorlopige hechtenis mag immers in élk geval niet dienen als voorbestraffing, het staat in de wet, doch men zou bijna vergeten dat het erin staat. Wanneer men dan ook ziet dat een correcte toepassing van een uitgebreid systeem van vrijlating tegen betaling van een borgsom op vandaag rechtsvergelijkend uitstekende resultaten garandeert naar verschijning bij alle latere proceshandelingen toe, dan lijkt de stap naar deze financiële responsabilisering van de inverdenkinggestelde eigenlijk een heel logische. Een derde en laatste element van toegevoegde waarde bij opwaardering van de borgsom tot een principieel recht, raakt het aspect van de personen die schade leden als slachtoffer van een misdrijf. Rechtssociologisch werd vastgesteld dat een van de hoofdredenen waarom een negatieve perceptie bestaat in ons land omtrent alles wat met justitie te maken heeft, het gegeven is dat vaak aan het einde van de procedure mensen die schade leden als gevolg van een misdrijf in de kou blijven staan. Wat baat het een vonnis of arrest in handen te hebben wanneer men toch niet kan uitvoeren? Het betalen van een borgsom door de inverdenkinggestelde ter garantie van het verschijnen op alle proceshandelingen kan ook op dit niveau een rol spelen, doch enkel mits heel strikte regels die volledig in overeenstemming moeten zijn met de rechten van verdediging in strafzaken. In ons systeem is het thans reeds zo dat wanneer een inverdenkinggestelde die wordt vrijgelaten tegen betaling van een borgsom, op alle proceshandelingen verschijnt (en dus het recht heeft zijn borgsom terug te krijgen) doch aan het einde van de rit definitief wordt veroordeeld, zijn borgsom, alvorens teruggestort te krijgen, verminderd ziet met de eventuele boete, verbeurdverklaring en gerechtskosten. Er lijkt geen enkel moreel noch juridisch beletsel om bij het tot principieel recht verheffen van de vrijlating tegen betaling van een borgsom, een wetgevend luikje te voorzien, waarbinnen kan worden bepaald wanneer de borgsom van een definitief veroordeelde deels of geheel kan worden aangewend ter vergoeding van de scha-
17
Openingsrede Mr. Thomas Gillis de van de burgerlijke partij. Ik herhaal het: een groter rechtsherstel pecuniair naar slachtoffers toe zal het vertrouwen in onze strafrechtspleging in grote mate doen toenemen en mét de rechten van verdediging gegarandeerd kan ook daar een rol gespeeld worden door het principiële recht van vrijlating op borg. Bij dit alles dient opgemerkt dat een vaak gehoord punt van kritiek bij het principe van de borgsom, is dat dit klassejustitie in de hand zou werken. Dit lijkt niet het geval. Vooreerst zou dit eigenlijk als beledigend kunnen worden beschouwd naar de rechter toe, deze kan immers soeverein en met kennis van zaken in elk specifiek dossier de hoegrootheid van de te betalen borgsom bepalen. Daarnaast moet gezegd dat dergelijke overpeinzingen de wetgever er ook niet hebben van weerhouden de Wet van 14 april 2011 houdende het Verruimde verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom (de zogenaamde “Afkoopwet”) te stemmen én dat tenslotte de betaling van een borgsom evident in haar huidige beperkte vorm reeds lange tijd bestaat. Naast de borgsom als principieel recht, tweede voorstel tot verandering. Ik pleit tevens voor wetgevend initiatief waarbij gewerkt wordt naar een combinatie van én het verminderen van het aantal personen onder aanhoudingsmandaat geplaatst én het verminderen van de duur van voorlopige hechtenis. De grotere rol van de borgsom en de Wet van 27 december 2012 op het elektronisch toezicht als modaliteit van de voorlopige hechtenis zouden reeds wezenlijk het aantal personen onder klassieke voorhechtenis in de gevangenis moeten terugbrengen, zondermeer, zodat dit tweede luik wetgevend initiatief zich kan beperken tot in essentie twee zaken: vooreerst een verhoging van de strafdrempel van
18
1 jaar óf het werken met een positieve of negatieve misdrijvenlijst om het aantal mandaten nog meer terug te brengen, en daarnaast het eventueel invoeren van een wettelijke begrenzing van de duur van de voorlopige hechtenis. De evolutie van de toepassing van de voorlopige hechtenis over langere termijn leert immers dat geen enkele reële vermindering van de voorhechtenispopulatie verwacht mag worden indien niet tegelijkertijd wordt ingespeeld op beide het aantal én de duur van de voorhechtenissen. Vooreerst het verhogen van de strafdrempel van één jaar naar bijvoorbeeld drie jaar of het werken met een positieve of negatieve misdrijvenlijst (positief waarbij alleen die misdrijven opgesomd in de lijst in aanmerking komen voor het afleveren van een aanhoudingsmandaat, negatief waarbij voor alle misdrijven een mandaat kan worden afgeleverd behalve deze opgesomd in de lijst). Op het eerste zicht lijken hier veel mogelijkheden te liggen. Dit moet echter specifiek wat betreft de strafdrempel worden gerelativeerd. In juni 2000 voerde Frankrijk een verhoging van de strafdrempel van 1 jaar naar drie jaar in, met daarbij ook het gegeven dat voor sommige misdrijven voor inverdenkinggestelden zonder betekenisvolle voorgaanden de strafdrempel vijf jaar werd. Een studie wees uit dat indien eenzelfde verhoging van de strafdrempel van 1 naar 3 jaar zou ingevoerd worden bij ons, het effect op het aantal aanhoudingsmandaten zeer beperkt zou blijven, ongeveer 3%. Daarbij dient dan nog opgemerkt dat van deze 3% 95 ten honderd dossiers zouden betreffen van slagen en verwondingen. Zo zouden opzettelijke slagen en verwondingen zonder of met voorbedachtheid doch zonder arbeidsongeschiktheid en tevens slagen en verwondingen met arbeidsongeschiktheid
doch zonder voorbedachten rade, niet kunnen leiden tot voorlopige hechtenis. De vaststelling dat het effect van de verhoging van de strafdrempel tot 3 jaar slechts marginaal zou zijn op het aantal afgeleverde mandaten en dat vooral daarbij de categorie van plegers van gewelddaden zou worden ontzien, leidt tot de conclusie dat dergelijke wetswijziging noch nuttig noch politiek haalbaar lijkt. Wetende dat van een verhoging van de strafdrempel geen heil moet worden verwacht, stelt de vraag zich of een beperking van het aantal mandaten via een positieve dan wel negatieve misdrijvenlijst nuttig en wenselijk zou zijn. Rechtsvergelijkend en nationaal onderzoek laat verstaan dat, indien inderdaad wordt geopteerd voor het werken met een lijst, de positieve lijst moet worden verkozen. Deze biedt immers aanzienlijk meer garanties, niet in het minst naar het proportionaliteitsbeginsel toe. Ook bevestigt deze wijze van werken nogmaals - nu ingebed in de wet zelf - het uitzonderingskarakter van de voorlopige hechtenis. Het voorzien in een positieve misdrijvenlijst in plaats van een thans op vandaag nutteloze strafdrempel, leidt natuurlijk tot de vraag wélke misdrijven in de lijst moeten worden opgenomen. Om even de mogelijke impact van een dergelijk wetgevend ingrijpen te schetsen moet worden verwezen naar een empirische studie uit 2003. Indien bijvoorbeeld zou worden gewerkt met een positieve lijst bevattende enkel die misdrijven die een aantasting van de fysieke integriteit met zich meebrengen, zou het aantal aanhoudingsmandaten met maar liefst 60% zijn teruggebracht dat jaar. Evident dat op vandaag een dergelijk restrictieve lijst ondenkbaar is, denken we maar aan de enorme toename van woninginbraken de laatste jaren en de rol van rondtrekkende dadergroeperingen daarbij. Ook het niet kunnen aanhouden bij drugmis-
drijven is uiteraard uitgesloten. Toch is de vaststelling opmerkelijk en staat deze in schril contrast met de reeds besproken effectmeting van amper 3% minder aanhoudingsmandaten bij verhoging van de strafdrempel. Het staat zonder meer vast dat het opstellen van een weldoordachte positieve lijst perfect mogelijk is, dat bovendien deze lijst op het terrein werkbaar kan zijn én dat een dergelijke werkwijze aanzienlijk het aantal mandaten kan verminderen. Verhoopt moet echter worden dat bij het opstellen van een dergelijke lijst, politieke keuzes niet alle academische bevindingen en aanbevelingen terzijde zullen schuiven. Wanneer nu uiteindelijk vast staat dat het verminderen van het aantal klassieke mandaten effectief kan worden bereikt via 1. de opwaardering van de borgsom tot principieel recht, via 2. een correcte toepassing van de Wet op het elektronisch toezicht als modaliteit van voorlopige hechtenis én 3. last but not least via het afschaffen van de oubollige en nutteloze strafdrempel en de vervanging ervan door een positieve misdrijvenlijst, dan rest ons énkel nog de vraag hoé de gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis te beperken. Dat dit laatste echter een sleutelfactor is, blijkt uit twee studies verschenen in het tijdschrift Panopticon waarbij men vaststelde dat in 2005 er reeds sprake was van een verdubbeling van de duur van de gemiddelde voorlopige hechtenis ondergaan in vergelijking met het jaar 1980. Er werd tevens vastgesteld dat indien deze gemiddelde duur zou kunnen worden teruggebracht tot rond het niveau van 1980 bij een gelijkblijvend aantal aanhoudingsmandaten de populatie personen in voorhechtenis met maar liefst bijna 40% zou verminderen. Het laat zich dus raden dat wanneer de duur van de klassieke voorhechtenis achter tralies op rédelijke wijze kan worden teruggebracht én het aantal mandaten opnieuw rédelijk kan worden verminderd, de populatie personen in voorlopige hechtenis in onze gevangenissen werkelijk aanzienlijk zal dalen. Hoe die gemiddelde duur van de voorhechtenis effectief gaan verminderen?
Cijfermateriaal leert ons dat er tussen de verschillende gerechtelijke arrondissementen enorme verschillen bestaan qua gemiddelde duur van de voorhechtenis. De rechter is evident soeverein, maar dat in sommige arrondissementen de gemiddelde duur van de voorhechtenis dubbel zo lang is als in andere, dat stemt tot nadenken, meer nog: dat hoort niet. Ik pleit ter reductie van de gemiddelde duur van de voorhechtenis voor het invoeren van een gedifferentieerde maximumtermijn op twee niveau’s. Vooreerst lijkt mij logisch dat rekening wordt gehouden met de voorgaanden van de inverdenkinggestelde : iemand zonder of met een beperkt gerechtelijk verleden moet anders worden beoordeeld dan iemand die een bepaalde strafdrempel in het verleden heeft overschreden. Een tweede type differentiatie naar maximale duur van de voorhechtenis toe wordt gesuggereerd door Eric Maes van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, en ik deel deze visie. Hij stelt voor een andere maximumduur te voorzien bij een geval waar vluchtgevaar wordt weerhouden dan wel waar enkel collusie reden is om iemand onder mandaat te plaatsen. Wat betreft collusiegevaar is het zo dat zelfs in complexe dossiers er geen eindeloos beroep mag kunnen worden gedaan op collusie als passe-partout om de voorhechtenis te blijven handhaven. Het wordt ongetwijfeld geen eenvoudige opdracht voor de wetgever een concrete -al dan niet verlengbare- maximumduur daarbij te bepalen die tegelijkertijd voldoende druk op de ketel moet houden én het onderzoek alle mogelijkheden moet bieden. Toch lijkt dit absoluut noodzakelijk. Wat betreft het vluchtgevaar dringt tenslotte een echte mentaliteitswijziging zich op. Onze grondwet verplicht inderdaad gelijke situaties gelijk te behandelen en ongelijke ongelijk. Er lijkt op vandaag geen enkele reden meer voorhanden om géén onderscheid te maken binnen de Voorhechteniswet tussen aan de ene kant mensen mét recht op verblijf in het land en aan de andere kant mensen zonder. We moeten mijns inziens zonder meer áf van de automatische maandelijkse vaak
formele verschijningen voor de onderzoeksgerechten van inverdenkinggestelden die illegaal in het land verblijven, deze groep vertegenwoordigt zoals reeds voorheen in deze rede aangegeven een aanzienlijk segment van de populatie van voorlopig gehechten. Een heel eenvoudige oplossing is dezelfde als deze die ik suggereer voor de handhaving van de voorlopige hechtenis onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en dus analoog aan het verzoekschrift art. 22 bis Voorhechteniswet, namelijk de mogelijkheid tot toegang tot de rechter maandelijks middels een verzoekschrift daartoe neergelegd ter griffie van de raadkamer. Eigenlijk kan de tekst van artikel 22 bis, 1e lid Voorhechteniswet bijna volledig overgenomen worden in een nieuw artikel gewijd aan de specifieke voorhechtenissituatie van inverdenkinggestelden zonder enig recht op verblijf, die dus altijd min of meer als vluchtgevaarlijk kunnen worden beschouwd. Ik wil dat er na het uitspreken van mijn plechtige openingsrede geen twijfel meer bestaat omtrent de noodzaak tot wetgevend ingrijpen in de huidige voorlopige hechtenis-situatie. Indien de evolutie van de afgelopen 25 jaar zich doorzet stevenen we immers af op nóg overvollere gevangenissen, ondanks de capaciteitsverruiming, op een dichtgeslibd justitieel apparaat én op een salvo aan veroordelingen door Straatsburg. Men zal op dat moment niet anders kunnen dan spreken van een echt mensonwaardig voorhechtenis-systeem in België. Die dag is niet zo veraf meer als velen denken. Op de volgende legislatuur rust dan ook een zeer zware verantwoordelijkheid, maar eigenlijk rust die ook op ons allen, want het probleem doodzwijgen houdt schuld in door onthouding. Ons hoogste Hof zegt daar mooie dingen over. Daarom moet de wetgever aan de slag. En wel liever vandaag dan morgen.
Adv. Thomas Gillis, Balie Gent
19
F.C. Balie Europees Kampioenschap in Paestum, Italië Door Thomas Gillis
Ook aan cultuur werd volop gedaan
Van dinsdag 4 tot zondag 9 juni 2013 nam onze Balie deel aan The European Lawyers Football Cup, zeg maar het Europees Kampioenschap voor advocatenteams, dit in het Masters-tornooi voor spelers boven de 35 jaar (5 spelers mochten tussen 30 en 35 jaar oud zijn). Het werd een legendarische trip…
stilaan raakte eenieder wedstrijdfit. Tot onze grote spijt werd echter Erik-Frederik Van Eeckhaut het slachtoffer van een zware knieblessure, waardoor hij onherroepelijk onbeschikbaar was voor het tornooi. Onze vreugde was echter groot toen confrater Kjell Verleysen van de Dendermondse balie op onze vraag ons uit de nood te helpen op de positie van Erik-Frederik onmiddellijk ‘ja’ zegde.
September 2012 groeide stilaan het idee bij een aantal oudgedienden van onze succesvolle balieploeg die tot aan het ter ziele gaan van de baliecompetitie een aantal jaren geleden meerdere titels behaalde, iedereen nog eens samen te roepen en deel te nemen aan het Europees Kampioenschap in Paestum, Italië. Een en ander bleek echter niet zo evident: velen hebben uiteraard reeds een gezin, er was de drukke werkagenda en budgettair (inschrijvingsgeld, nieuwe uitrustingen, vluchten, verblijf) rezen er toch ook wat vragen. Door de fel gewaardeerde steun van de Balie, een nieuwe truitjessponsor (Liquid Floors) en het zelf flink in de buidel tasten na wat intrafamiliaal gehakketak, bleek echter in januari onze deelname verzekerd. Terstond werd wekelijks een voetbalveld gehuurd op de Blaarmeersen om te trainen, elkaar door de benen te spelen, Karlo Goethals ballen uit bomen te laten plukken en bovenal de groepssfeer van enkele jaren geleden te hervinden. Dit bleek niet bepaald een zware opgave. Vrij snel sijpelden berichten door naar Parijs, waar de organisatie zetelt, dat het Gentse team bij eerste deelname vrij enthousiast aan de aftrap zou komen.
Aldus stonden 13 spelers op 4 juni 2013 vroeg in de morgen op de luchthaven van Charleroi om naar Rome te vliegen en vandaar met de auto naar eerst Napels en daarna Cilento-Paestum te rijden. Drie spelers zouden op donderdag pas de rangen komen vervoegen. Keurig in het pak (lees: trainingstrui van onze Balie) werd ingescheept na de immer vriendelijke mensen van Ryanair nog eens te hebben overtuigd van het feit dat een voetbal helemaal geen 15 kg weegt. Op Roma Ciampino werden de huurwagens opgehaald en werd koers gezet richting de fantastische streek Salerno-Cilento-Paestum. De weergoden poogden nog ultiem wat stokken in de willen te steken door tijdens onze rit een ware zondvloed over ons heen te storten, doch ultiem dreven we richting Hotel Mec Paestum waar de openingsreceptie doorging en ook de loting voor de eerste ronde.
Na het reserveren van een hotel dat wel een doorslag leek van dat van de Rode Duivels in Toluca op de Mundial ’86, werd het nu zaak een aantal sleutelspelers fit te krijgen. Doping leek uit den boze, voor zware chirurgische ingrepen was geen tijd meer en voor het aantrekken van een aantal exotische gastspelers van andere balies bestond terecht geen draagvlak. Een aantal weken de berg op de Blaarmeersen op en af lopen, bezoekjes aan de kinesist en een paar dozen tape verrichtten echter wonderen:
20
Ons team: Kris Wellekens, Dio Van Renne, Johan Lagae, Pieter-Bram Lagae, Tom Declercq, Mattias De Clercq, Karlo Goethals, Hans De Waele, Kjell Verleysen, Kristiaan Vandenbussche, Marten De Jaeger, Toon Erauw, Thomas Marcoen, Thomas Gillis, Seppe Branteghem, Axel De Corte
Duidelijk werd dat het Master-tornooi bevolkt werd door heel wat Italiaanse ploegen, waarvan - zo bleek later- er een aantal in vroegere tornooien reeds eremetaal hadden behaald. De loting bracht ons als enige onder in een groep van drie in plaats van vier ploegen, met als tegenstanders: Lex United Roma en Bari Master. Dadelijk bleek dat het hebben van een groep van drie ploegen vervelend was: vooreerst moesten we op die manier een wedstrijd minder spelen in de eerste ronde (de wedstrijd op woensdag viel weg), daarnaast zorgde het reglement ervoor dat in een dergelijke groep één (zware) verliespartij ons al zou uitschakelen voor de eerste zes plaatsen in het eindklassement. Omdat we onze eerste wedstrijd donderdagvoormiddag
met slechts dertien spelers moesten afwerken was de loting dus niet ideaal, doch dit werd vrij snel in groep doorgespoeld aan het zwembad van het hotel bij valavond. Later in het tornooi belandde al eens een lid van het team bij het ochtendgloren gekleed en wel in datzelfde zwembad. Dit zijn zaken die nu eenmaal gebeuren op een tornooi. Donderdagmorgen om 10u stonden we dan ook aan de aftrap van de wedstrijd tegen het gerenommeerde Lex United Roma (zie foto). Het werd vrij snel een veldslag, waarbij tot net voor rust de score in evenwicht was (1-1) doch nadien ons team tot 10 spelers werd herleid na een opstootje in de kleine rechthoek van Roma. De gevolgen waren sportief niet te overzien: de Italiaanse arbitrage was ons niet bepaald meer goed gezind, een klein keepersfoutje leverde snel de 2-1 op voor Roma en uiteindelijk werd het een afstraffing: 7-1. Het dient gezegd dat in de kleedkamer de ontgoocheling groot was: de tegenstrever was goed doch we hadden hem eigenlijk misschien wel aangekund indien we met 11 waren gebleven. Zo zwaar verliezen betekende echter ook dat indien niet werd gewonnen enkele uren later tegen Bari, we zouden moeten spelen voor de plaatsen 7 tot en met 13 in het eindklassement. Om 16 uur stonden we aldus klaar om de strijd aan te binden met Bari, een hard doch fair en aangenaam team om tegen te spelen. Door het feit dat moest gewonnen worden, werd tactisch wat bijgestuurd en werd aanvallender gespeeld. Het team was ondertussen ook compleet (11 starters dus en 5 mensen op de bank). De wedstrijd werd een heel competitieve strijd waarbij uiteindelijk met 2-1 werd verloren. Zo competitief zelfs dat de Italiaanse lijnrechter mee juichte toen Bari het winnende doelpunt maakte. Een vreemd gegeven toch, me dunkt. Rond 18u donderdagavond zaten we allen dus uitgeput, verslagen doch tegelijkertijd ook fier in de kleedkamer van het voetbalstadionnnetje te Cioffi: eenieder van het team had wer-
kelijk alles gegeven in beide wedstrijden, we waren gewoon tekort geschoten. Door het reeds aangehaalde tornooireglement werden we dadelijk veroordeeld tot het spelen van een rankingwedstrijd in het tweede gedeelte van het klassement (plaats 7 tot 13). Onze tegenstrever werd Colegio Abogados Vizcaya, het verenigde team dus van het Baskenland. Eigenlijk het team uit Bilbao. De Spanjaarden bleken taaie, sportieve kerels met een selectie van bijna 25 mensen (inclusief kinesist). Zij drapeerden ook steeds de Baskische vlag in elke stadion waarin zij speelden. Dit bleek niet anders te zijn in het pittoreske - eigenlijk fantastischestadion van Vallo della Luciana, waar we de degens kruisten. Na verdiend op voorsprong te zijn gekomen werd de Rene Vandereyken van Bilbao van het terrein gestuurd wegens natrappen op ondergetekende doch ook wij verloren opnieuw een mannetje na een fout ingeschatte (vliegende) tackle van confrater Wellekens. Bilbao scoorde nog de gelijkmaker en uiteindelijk moesten strafschoppen de beslissing brengen. Ietwat teveel naar onze noorderburen en ook Anderlecht gekeken te hebben, werd de strafschoppenreeks verloren. Dit was een bittere pil, daar iedereen had gezien dat we veel beter waren dan onze Baskische vrienden. Zondagmorgen werd dan ook aangetreden in onze laatste wedstrijd tegen Foro Santa Maria Capua Vetere, opnieuw een sympathiek team, afkomstig van een stadje een
100-tal kilometer van Paestum. De wedstrijd werd gewonnen met 2-1 en een welverdiend feestje werd gevierd in de kleedkamer, alvorens rechtstreeks naar de luchthaven van Roma door te rijden om terug te vliegen naar ons geliefde Gent. Uiteindelijk landden we terug in Charleroi met de beker van de 12 plaats (hoort daar eigenlijk een beker bij?), doch sportief met de ervaring of a life time en het vaststaande gegeven iedereen alles had gegeven doch de omstandigheden ons niet gunstig gezind waren. Indien ik nu ook nog een luik zou moeten wijden aan de niet-sportieve ervaringen die het weekje in Paestum en wijdere omgeving opleverden, dan vrees ik dat een addendum aan huidig nummer van Strop en Toga zal moeten worden toegevoegd. Ik zal er mij toe beperken te zeggen dat het voor iedereen een fantastische ervaring was, dat solidariteit aan de balie misschien niet meer van deze tijd lijkt en ervaringen als deze dan ook moeten worden gekoesterd én dat het team de ambitie heeft om aan de volgende editie van de Lawyers European Championship (2015 in Roemenië aan de Zwarte Zee of op het zonnige eiland Malta) opnieuw deel te nemen. Met het oog op een beter resultaat, zal dan ook met een coach worden naar het tornooi getrokken. Ik heb nog ruim een jaar de tijd om de coach in kwestie te overtuigen… Should work. Thomas Gillis
Gent- Lex United Roma: toen was de sfeer nog goed tussen beide teams.
Gent – Santa Maria Capua Vetere, partita finale
21
Wie is wie in het gerechtsgebouw? Vraagt u zich ook af wie al die mensen zijn die u in ons glazen huis dag in dag uit bezig ziet. Strop & Toga ging op pad en zocht het voor u uit!
de man HIV-positief te zijn. Betrokkenen werden dan uiteraard getest, vooral gezien de poetsvrouw een wondje had. Dit alles had geen zware gevolgen, maar zo zie je maar dat onze job heel wat behelst. Dan kan ik het toch niet laten om het Comité hier even fijntjes van op de hoogte te stellen …” Als u vragen heeft voor de preventieadviseur: u vindt hem terug in de “paalwoning” naast het gerechtsgebouw.
Alex Van Durme
preventieadviseur
Bij het begin van zijn carrière werkte Alex Van Durme op de dienst Handelsregister, Rechtbank van Koophandel. Tien jaar geleden kreeg hij de kans om naar de preventiedienst te gaan, onder de voorwaarde dat hij de opleiding niveau 2 zou volgen. Ondertussen is hij ook geslaagd voor de opleiding niveau 1. “Mijn taak bestaat erin mijn werkgever (FOD Justitie) bij te staan bij de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Over wat gaat het dan? Brandveiligheid, ergonomie, gezondheidstoezicht, arbeidsveiligheid, opleiding EHBO,... Meer concreet: advies verlenen om bepaalde personeelsgroepen in te enten, adviseren waar signalisatie op de ramen in ons grote glazen huis moet worden aangebracht, onderzoek van arbeidsongevallen en nog zoveel meer. Ik ben bevoegd voor de gebouwen in de arrondissementen Gent, Oudenaarde en Veurne. Ik dien adviezen en rapporten te formuleren naar het Comité Bescherming en Preventie. De werkgever beslist dan of deze adviezen worden opgevolgd, wat evident afhangt van de financiering. De eindbeslissing is vaak een politieke beslissing. Zo heb ik recent geadviseerd om de Vredegerechten van Nieuwpoort en Zottegem te sluiten wegens de onveiligheid. Als preventieadviseur heb ik zeer veel autonomie, maar ik opereer onder de vleugels van de gerechtelijke orde. Alex vertelde ons ook nog volgende anekdote: “Een paar jaar geleden brengen wij op de agenda van het Basisoverlegcomité (waar alles omtrent preventie wordt besproken) de blootstelling aan bloed van iemand die besmet is met HIV. Dit wordt weggelachen. Enige tijd later liep in Gent een persoon op de politierechtbank frontaal tegen een raam. Deze man bloedde enorm, de poetsvrouw kuiste dit op, het toenmalige diensthoofd komt tussen. Bij de komst van de 100 verklaarde
22
Martine Van Den Bossche
dienst Slachtofferonthaal
Deze dienst bestaat momenteel uit 3 personen, in principe zijn ze met 4. De drie dames die u ongetwijfeld al in de wandelgangen zag, zijn allen maatschappelijk assistentes. Bij de politie is er een dienst slachtofferbejegening en daarnaast er is ook slachtofferhulp. Wat is het verschil? “Wij zorgen vooral voor bijstand en informatie op het moment dat een slachtoffer ongevraagd met justitie wordt geconfronteerd. Dat gaat over bijstand op de zitting maar ook bvb. mensen informeren over het verloop van een dossier (zonder dat over de inhoud van het dossier wordt gecommuniceerd), uitleg geven aan de mensen wanneer een zaak wordt geseponeerd. Onze hulp loopt tot aan de strafuitvoering. Wij bestaan sinds 1993, oorspronkelijk als deel van de rechterlijke orde en als pilootproject, nadien uitgebreid en als deel van het justitiehuis. Wij werken met permanentieweken: van maandag tot vrijdag is er telkens iemand van dienst die alle nieuwe dossiers behandelt: dat gaat zowel over interne als externe verwijzingen. Elke morgen om 9 u. is er briefing op het parket, waar één van ons aanwezig is, zodat de magistraat onmiddellijk kan doorverwijzen. Een groot deel van onze tijd gaat naar de strafuitvoering. Vroeger zaten wij op drie locaties: de Martelaarslaan, het klein paleis en het groot paleis. Nu zitten we hier, wat uiteraard veel beter is. Het is belangrijk dat we binnen het gerechtsgebouw blijven, zodat we onmiddellijk een dossier kunnen inzien en de mensen kunnen informeren. We zijn ook direct aanspreekbaar voor de magistraten, wat zeer goed is.” Ook als u als advocaat hierover een vraag heeft kunt u de dienst Slachtofferonthaal contacteren.
SVEN CORBEELS
infobalie
“Ik werk in het gerechtsgebouw sinds 16.03.2009. Ik ben binnengekomen als technisch beambte, dus onderhoudswerkman, dan ben ik naar de burgerlijke griffie verhuisd (ik heb daar ongeveer een half jaar tot 8 maanden gezeten) en dan ben ik naar het onthaal gekomen om hier Annie te vervangen die terug naar het Parket gegaan is. Hier aan het onthaal zijn wij het eerste aanspreekpunt van de mensen die binnenkomen, ook voor advocaten van buitenaf die niet aan de Balie van Gent verbonden zijn. Wij springen ook in waar we kunnen administratief als het nodig is, legalisaties gebeuren hier, wij hebben een bestand van vertalers – tolken voor de legalisaties. Wij doen een deel van de postbedeling: aangetekende zendingen krijgen wij binnen, wij verdelen die, pakketten die toekomen met koerierdienst ontvangen wij, dus we zijn echt het eerste aanspreekpunt, het eerste gezicht voor de mensen. Wij zijn hier ganse dagen en wij blijven hier naargelang de pro deo zittingen: maandag, woensdag en donderdag zijn wij hier tot 17.00u. Wij starten ’s morgens om kwart na 8, dan gaan de deuren van het paleis open. Wij zijn hier ook over de middag, wij doen permanent onthaal. We maken hier dagelijks wel iets mee. Allerlei toestanden, waar ik ook probeer de grappige noot in te leggen. Dan komen de mensen bij mij, en dan zeggen die “mijnheer, ik moet hier zijn” en dan nog voor ze iets anders kunnen zeggen antwoord ik ook: “ik ook, mijnheer, elke dag”. We hebben zo eens iemand gehad en die stond hier heel arrogant te doen aan het onthaal. Ja natuurlijk, we laten ons niet doen, hé! Hij ging terug naar buiten en i.p.v. de draaideur mee te nemen gaat hij op de ronde kant van de draaideur en ertegen… Dan hebben we wel eens goed gelachen. Als de mensen echt gehaast zijn en ze zijn gespannen, gestresseerd of ze moeten op een zitting zijn dan zijn ze meestal wel wat korter, maar dan achteraf als ze wat ontspannen zijn, en dan heb ik het vooral over advocaten, dan zeggen ze meestal wel nog een goeie dag of als ze weten dat ze echt kort geweest zijn dan zeggen ze wel “sorry voor deze morgen maar ik was gehaast en een beetje gestresseerd”. De bezoekers die kunnen soms wel redelijk arrogant en onbeleefd uit de hoek komen maar ik kan dat ook heel gemakkelijk naast mij neerleggen omdat je met die mensen geen band hebt. Ik laat mij ook niet doen, dus ik antwoord kort terug, ik geef dan zoveel mogelijk informatie met zo weinig mogelijk woorden en dan hebben ze het wel gesnapt.”
BENJAMIN VAN ROYEN
infobalie
“Sedert april werk ik zeven jaar voor justitie. Ik ben begonnen op de Rechtbank van Eerste Aanleg, waar ik nog altijd toe behoor. Ik ben hier begonnen met een “startbaanovereenkomst. Daarna heb ik geluk gehad en heb ik een vast contract gehad. Ik was voorheen werkzaam in de toerisme – sector. Ik heb eerst een hele tijd op de correctionele griffie gezeten. Ik ben dan naar het onderzoek gegaan. Ik heb ook nog in het oud paleis gezeten. Daar zat ik op de dienst collectieve schuldenregelingen. Ik zit liever aan het onthaal dan op de griffie. Het enige nadeel aan het onthaal is dat je hier tamelijk veel agressie hebt. Niet van advocaten natuurlijk. Maar omdat het gebouw zo open is, zo toegankelijk is, komt hier ook iedereen binnen die hier eigenlijk niet moet zijn. We moeten daar heel eerlijk in zijn, het is ook de buurt die hierachter ligt. Het is niet de beste omgeving. Het verschil tegenover het oud paleis is dag en nacht verschil qua mentaliteit. Het gebeurt hier ook regelmatig dat mensen tegen de glazen deuren lopen. De bedoeling van het gebouw was dat het “open” was, maar het probleem is dat het een beetje te veel open is. Je komt hier ook wel enorme aangename mensen tegen dat mag ook gezegd worden hé. Ik ben tevreden over mijn takenpakket hier, het enige wat ik wel ambetant vind is dat het hier afgelegen is en dat wij zo ver van het station zitten. Ik kom met de trein. Ik ben een uur onderweg.”
MARINA VAN DE VELDE
verantwoordelijke poetsdienst “Ik ben begonnen in mei 1994 als schoonmaakster in het oud paleis. In het nieuwe justitiepaleis heb ik de leiding van het schoonmaakpersoneel, dit sedert februari 2007. Op het oud paleis was ik graag, maar ik heb ook op de buitendiensten gestaan, zoals op de Martelaarslaan (toen Politierechtbank), Vredegerecht, op de Pacificatielaan, ik doe het liefste het werk dat ik nu doe. Ik vind het echt plezant om hier met al die mensen te mogen werken. Ik vind mijn job heel boeiend. Ik moet zeggen ik heb nog maar weinig dagen gehad dat ik heb geen zin had om te werken, zeer weinig.
vuilbakken leegmaken en bureaus afkuisen, tussen tien uur en twaalf uur is het sanitair aan de beurt, in de namiddag is dat stofzuigen, dweilen … Vijf dagen op vijf wordt hier gewerkt. Een tijdje geleden werd ik gebeld met de mededeling dat een mevrouw niet echt netjes was geweest op het toilet. Ik ben die mevrouw, met toestemming, uit de zittingszaal gaan halen. Ik heb mevrouw verzocht, met begeleiding van iemand van toezicht en beheer, om haar vuiligheid op te kuisen. Die mevrouw had een beetje te veel gedronken en had stress omdat ze voor de rechtbank moest verschijnen.”
Jean-Pierre VERGAUWEN
manager toezicht en beheer
“Ik ben verantwoordelijk voor de technische dienst, ik ben de technische deskundige van het volledige gebouw. Als tweede functie ben ik intern hoofd dienst beveiliging. Ik ben eigenlijk in dienst gekomen in 2010, maar ik was al werkzaam twee jaar voordien voor een onderaannemer hier in het gebouw. Dan is de vacature vrijgekomen van de “support ingenieur”. Het grootste deel van mijn takenpakket is het beheren van de technieken van het volledige gebouw, dus elektriciteit, verwarming, koeling, IT en alles wat erbij hoort. Het moeilijkste luik: de beveiliging van het volledige paleis, dus het aansturen van de groep toezichters die het ganse gebouw onder controle houden via beeld -visualisatie op de PC’s en besturingen. Indien er zich incidenten voordoen zo snel mogelijk tussenbeide komen, de mensen steunen waar het nodig is en alles zo snel mogelijk proberen oplossen. Het paleis is uitgerust met een aantal beveiligingscamera’s, daarom heeft het paleis nu ook al de naam “Big brother is watching you”. Ik ben gemiddeld maximum 3 à 4 uur per dag op mijn bureel, voor de rest zit ik her en der in het gebouw, om controles te doen e.d., onderaannemers op te vangen. Anderzijds ben ik ook wel blij dat we hier mogen werken, want dan heb ik ook wel de rust en word ik niet altijd gestoord.
2/3 van het personeel heeft hier een vaste dienst, dus die weten wat ze welke dag moeten doen. Er zijn mensen die in het zalencomplex staan en er zijn mensen die in de zittingszalen staan. Dan heb ik nog - de lopers - dat zijn de mensen die overal inspringen, waar het nodig is. Aan die mensen moet ik echt specifiek zeggen wat ze moeten doen.
Wij moeten soms tussenkomen voor een ruzie tussen man en vrouw, eerst verwijten ze elkaar en dan zie je ze later aan de tramhalte staan al kussend… We moeten altijd voorzichtig zijn waar we tussenkomen. We hebben alleen maar de opdracht om verbaal tussen te komen. De veiligheidsdiensten en de politiekorpsen springen over het algemeen altijd onmiddellijk bij. Zij zullen dan verder afhandelen.
’s Morgens tussen half zeven, zeven uur tot half tien is het de rondgang, dus de burelen proper maken,
We proberen iedereen zo goed mogelijk te helpen, dat is bij ons de instelling”
23
Naar het museum met een jurist als gids Recht in de kunst in Gent (3)
Door Prof. Georges Martyn
De acht zaligheden (Anoniem, Gent, 16de eeuw) Voor het zieleheil van een magistraat… Tot de collectie van het Gentse Museum voor Schone Kunsten behoort een drieluik uit de zestiende eeuw, dat ‘De acht zaligheden’ of ‘De acht zaligsprekingen’ is genoemd,1 maar niet met zekerheid aan een bepaalde artiest kan toegewezen worden.2 Op de buitenzijde van het gesloten drieluik staat een oudtestamentische scène, maar de hoofdthematiek, zowel op het middenpaneel als de binnenzijden van de luiken, zijn de zaligsprekingen van Christus, de zogenaamde ‘Bergrede’ (illustratie 1). Vandaag eigendom van de stad Gent, is dit schilderij afkomstig uit de kerk van de Geschoeide Karmelieten, tegenwoordig beter bekend als het provinciaal cultuurcentrum Caermersklooster. Deze oorspronkelijke bewaarplaats en de afgebeelde onderwerpen wijzen duidelijk op het sterk religieuze karakter van dit werk. Het kunstwerk heeft echter ook minstens twee heel duidelijke linken met de juridische wereld: de vermoedelijke opdrachtgever(s) en de iconografie. De opdrachtgever was hoogst waarschijnlijk een raadsheer van de Raad van Vlaanderen, de grafelijke justitieraad met zetel in het Gravensteen. In de wijk vandaag gekend als het Patershol woonden in het ancien régime veel magistraten, advocaten en andere gerechtelijke medewerkers. Dat deze als goede katholiek – katholiek zijn was een benoemingsvoorwaarde voor alle gerechtelijk personeel in de katholieke Nederlanden! – hun zielenheil wilden veilig stellen door onder meer kunstwerken te schenken aan hun lokale kerk, verwondert
niet. In wat volgt, wordt de opdrachtgevende magistraat nader toegelicht. Toevallig blijkt ook zijn grafzerk vandaag nog in het Caermersklooster bewaard. Na deze toelichting wordt dieper ingegaan op de iconografie van het kunstwerk. We vinden er vele symbolen in verband met recht en rechtvaardigheid. Vooraleer de aspecten opdrachtgever en iconografie te behandelen, volgt eerst een summiere beschrijving van het kunstwerk.
De triptiek van ‘De acht Zaligheden’ Het besproken kunstwerk is een drieluik, waarvan – zoals gebruikelijk – het middenpaneel alleen aan de voorzijde, maar de beide zijluiken zowel voor- als achteraan beschilderd zijn, met olieverf op paneel. De luiken zijn met scharnieren aan elkaar verbonden en hebben een zwarte, met goudverf versierde, lijst. De kaders zijn steeds even hoog, maar het eigenlijke schilderij van de zijpanelen is telkens een paar centimeter hoger dan het middentafereel (hoogte ca. 120-124 cm, breedtes: ca. 47 en ca.105 cm voor respectievelijk zijluiken en middenberd).1 Noch de kunstenaar, noch de precieze ontstaansdatum van het werk zijn bekend. Kunsthistorici zijn het er wel over eens dat het om lokale Vlaamse, maar waarschijnlijk zelfs Gentse, productie gaat. Volgens de in 1777 opgemaakte inventaris van kunstenaar en eerste leraar van de Gentse academie Philippe Lambert Joseph Spruyt (1727-1801) is het werk in de stijl van Karel van Mander (1548-1606) en zou de datering 1553 zijn (wat meteen het auteurschap van Van Mander zelf uitsluit2). Die datum wordt echter door geen andere gegevens gestaafd.
Op het einde van deze tekst komen we op de mogelijke datering terug. Op de gesloten buitenluiken staat een verhaal uit het Oude Testament (Num. 22:1-24:25 en Deut. 23:3-6). We zien links en rechts respectievelijk waarzegger Bileam (of Balaäm) en koning Balek (of Balak). Deze koning had eerstgenoemde ontboden om de Israëlieten te vervloeken, maar op aansturen van Jahweh deed de magiër net het omgekeerde en zegende hij het Joodse volk, wat koning Balaks toorn opwekte. Het Bijbelverhaal wilde vooral onderstrepen dat God uiteindelijk sterker was dan de wereldse machtigen. Bileam sprak immers uiteindelijk de woorden die God hem ingaf. De magiër probeerde dan maar anders invloed te hebben en beval de vorst daarom aan om op een andere wijze de Joden te vernietigen, namelijk door vrouwen op hen af te sturen om hen te verleiden tot hoererij en afgoderij (Num. 31:15-17). Het verhaal was behoorlijk populair in de zestiende en zeventiende eeuw en werd onder meer ook door Rembrandt geschilderd. Bileam stond symbool voor zwarte magie en valse leer en werd daarmee een vergelijkingspunt in het kader van de wederzijdse verwijten van katholieken en protestanten… een hot topic in de zestiende eeuw, niet in het minst in de brandhaard Gent. Op deze religieuze thematiek wordt hier niet verder ingegaan. De buitenluiken zijn vooral van belang om een tweede reden, met name de wapenschilden die in het midden bovenaan de beide luiken staan. Links prijkt een wapen van keel met een ronde tent en twee vlinders met opengespreide vleugels van goud. Rechts staat een ruitvormig gedeeld wapenschild, gedragen door een engel en
1. Deze bijdrage is vooral gebaseerd op L. Bauters, M.C. Laleman, A. Lens, D. Lievois en G. Stoops, “De grafsteen van Antoon van Hille in de kerk van de geschoeide karmelieten te Gent”, Stadsarcheologie 1994, afl. 2, 5-28. Kortere notities over het werk staan in: A.P. Sunaert, Catalogue descriptif du musée de la ville de Gand, Gent, Vanderhaeghen, 1870, 80-82; Ville de Gand, Catalogue du Musée des beaux-arts publié par les soins de la commission directrice, Gent, Annoot-Braeckman, 1909, 85-86; Museum voor Schone Kunsten, Catalogus Oude Meesters, Schilderstukken, Teekeningen, Plaatsneden, Gent, De Vos, 1938, 147; Provinciale Raad van Oostvlaanderen, Oostvlaanderen vlagt: catalogus van de culturele tentoonstelling ingericht door de Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad van Oostvlaanderen: 12 tot 26 juli 1952, Middelburg, Commissariaat generale, 1952, 73, nr. 214; Comité van de stad Mechelen voor de Wereldtentoonstelling ’58, Margareta van Oostenrijk en haar hof, Mechelen, Comité…, 1958, nr. 102; Museum voor Schone Kunsten Gent, Gent, Duizend jaar kunst en cultuur, I, Gent, Stad Gent, 1975, 201-202, nr. 46.Ik dank Stefan Huygebaert voor het nalezen van de tekst en de vruchtbare gedachtenwisseling over de iconografie van het besproken kunstwerk. 2. Inv.nr. S-100; nr. 210 in de oude Baudeloo-inventaris.
24
1
met een banderol met de tekst ‘Non sans en nuy’. Dankzij deze beide wapenschilden wist jurist en kunsthistoricus Georges Hulin de Loo (1862-1945) de vermoedelijke opdrachtgevers van het drieluik te identificeren als de echtgenoten Antoon van Hille en Martine van Zevecote. Na deze identificatie wordt de keuze van de thematiek en van de voorstellingswijze ook begrijpelijker. De voorgestelde tekst van het Oude Testament vermeldt bijvoorbeeld tenten (Num. 24:5: ‘Hoe goed zijn uw tenten, o Jacob, uw woningen, o Israël!’) en ook op het paneel zien we in de achtergrond de Joodse verblijfstenten, in één waarvan we zelfs de Ark van het Verbond zien. Een gelijkaardige tent staat in het wapenschild van Van Hille. Daarenboven zou ook het ‘heuvel’-achtig landschap wel eens symbool kunnen staan voor de familienaam van de opdrachtgever. Bovenal is het thema van Bileam echter een vingerwijzing. In de troebele tijden van protestantisme, ketterijvervolgingen en opstand in de Nederlanden was het wellicht een doelbewuste keuze van een katholieke dienaar van de macht om voor deze voorstelling te kiezen. We bekijken even van dichterbij die trouwe dienaar en het door hem bestelde kunstwerk. Die dienaar was immers een rechtspraktizijn en het werk bulkt van juridische allusies.
Antoon van Hille, raadsheer-commissaris Antoon Van Hille was van het Ieperse afkomstig en werd vermoedelijk begin zestiende eeuw geboren.3 In 1522 werd hij als ‘Antonius Hille de Ypris’ ingeschreven aan de Leuvense universiteit. Hij studeerde er rechten en behaalde er enige tijd later de graad van baccalaureus, maar volgde de licentiejaren
niet. Hij startte zijn carrière in de gerechtelijke wereld met een functie waarvoor toen het ‘volledige’ juristendiploma niet vereist was.4 Hij was immers eerst deurwaarder van de Mechelse Grote Raad, met standplaats in Gent, en werd vervolgens deurwaarder van de Raad van Vlaanderen, de Vlaamse grafelijke justitieraad die in het Gravensteen zetelde. Na de (re)organisatie van het notariaat door Keizer Karel (1531) legde Antoon ook, op 20 februari 1532, de eed af als notaris. In 1542 werd Antoon vervolgens griffier van een andere centrale gerechtelijke instelling, de Luitenant-civil van de indaging. Deze instelling was onder meer belast met een deel van de uitvoering van de sancties die in de Concessio Carolina van 1540 aan de opstandige stad Gent waren opgelegd. Het zal van Antoon niet bepaald een geliefde Gentenaar gemaakt hebben… Zijn ondersteunende gerechtsfuncties wijzen niet alleen op het ontbreken van het juridisch licentiediploma, maar ook op de eerder bescheiden afkomst van de man. Als trouwe dienaar van het centrale gezag werd hij voor zijn diensten echter beloond wanneer Keizer Karel hem op 19 juli 1549 in de adelstand verhief. Vijf jaren later werd ridder Antoon Van Hille zelfs voorgedragen voor de functie van procureur-generaal bij de Raad van Vlaanderen, maar die benoeming sleepte hij finaal niet in de wacht. In de brief waarmee de Raad van Vlaanderen hem als kandidaat voordroeg, werd hij echter vermeld als advocaat…5 Zonder daarvoor het vereiste diploma te hebben? De bewaarde registers van de Raad van Vlaanderen6 informeren ons over de toch wel bijzondere carrièrestappen van Antoon Van Hille. Omdat hij apostolisch én keizerlijk notaris, deurwaarder en griffier geweest was, vroeg hij op basis van zijn ruime praktijkervaring om toegelaten te worden tot de balie. Op 16 mei 1550 stelde de Raad van Vlaanderen
echter vast dat hij het daartoe noodzakelijke diploma niet kon voorleggen. Hij was geen licentiaat in de rechten. Antoon bleef echter niet bij de pakken zitten… Hij trok naar Frankrijk en kon de professoren van de rechtsfaculteit van Orléans7 blijkbaar heel snel overtuigen van zijn kennis en kunde. Op 13 juni van hetzelfde jaar 1550 maakte hij de vereiste universitaire bulle van licentiaat in het civiele recht over aan de vorstelijke justitieraad en legde hij, minder dan een maand na de oorspronkelijke weigering, de eed van advocaat af. Hij zou een tiental jaren ‘postuleren’, dit is als advocaat processen voeren voor de Raad. Vervolgens werd meester Van Hille, op 15 juli 1559, raadsheer-commissaris van de grafelijke justitieraad. Volgens een ordonnantie van 1522 telde de raad acht gewone raadsheren en vier raadsheren-commissaris. De eerstgenoemden namen de eigenlijke beslissingen en hadden een vast wedde. De commissarissen daarentegen traden slechts op als ‘gecommitteerde’ rechters om bijvoorbeeld verhoren af te nemen. Zij werden per opdracht betaald. Hij bleef in dienst tot aan zijn dood op 13 mei 1570. Van Hille woonde in de nabijheid van de zetel van de Raad van Vlaanderen, het Gravensteen. In 1537 kocht hij van advocaat Germaan de Bevere een huis ‘staende ontrent tsinte Eloys cappelle binnen deser stede van Ghendt’. De Sint-Elooiskapel werd in 1873 afgebroken, maar stond ter hoogte van het hedendaagse huisnummer 36 in de Geldmunt. Dit is dus in de onmiddellijke omgeving van het Caermersklooster. Daar werd zijn grafzerk in 1994 gevonden onder de bevloering van de kerk. In het koor, dicht bij de originele vindplaats, is de grafzerk vandaag nog te bekijken. In het midden staat een tekst gegraveerd en verder zijn er (sporen van) medaillons, waar vroeger wellicht op metaal de familiale wapenschilden waren aangebracht (bovenaan de man en zijn vier kwartierstaten, onderaan de vrouw en haar vier kwartierstaten). De tekst luidt: ‘Sepulture van edele ende weerde heere mer Antheunis van Hille, raedt ende commissaris vanden coninck van Spaeignen van zijnen provinciaelen Raedt gheordoneert in Vlaenderen die overleet XIII van meye XVC LXX; metgaders vrau Martine van Zevecote zyne gheselnede de welcke overleet’ (haar overlijdensdatum werd niet meer aangevuld).8
3. Het kunstwerk is in relatief goede staat van bewaring. Het museumdossier leert dat conservator Louis Maeterlinck op 29 juni 1897 een zekere ‘afschilfering’ vaststelde en op 15 maart 1904 tekende hij een bestek voor het in orde stellen, meer bepaald het wassen, fixeren van kleuren en vernissen. Op 15 mei 1948 maakte O. Van de Velde bestek voor het vastzetten van blaasjes en barstige gedeelten. A.M. Neukermans stelde op 14 maart 1980 twee verticale barsten over de volledige hoogte van het middenpaneel vast. Ik dank mevrouw Veerle Verhasselt van het Gentse Museum voor Schone Kunsten voor haar vriendelijke hulp bij mijn bezoek aan de bibliotheek van het museum. 4. Het auteurschap van Karel van Mander wordt ook uitgesloten door E. Valentiner, Karel van Mander als Maler, Straatsburg, Heitz, 1930, 124, nr. 7. 5. P. Van Peteghem, “Meester Antoon Van Hille (begin XVIde-13 mei 1570: raadsheer-commissaris in de Raad van Vlaandeeren”, Vlaamse Stam 1978, 124-128. De vader van Antoon, Jan van Hille, was in het Ieperse bijgenaamd ‘Paeuwelloen’, wat in het Frans vertaald werd als ‘Pavillon’. Dit verklaart vermoedelijk de symboliek van de tent (pavilioen) en de vlinders (papillon) op het al vermelde wapenschild. 6. De mogelijke inzet van ‘bachelors’ als paralegal is vandaag opnieuw een issue, l’histoire se répète. 7. en andere kandidaat was overigens procureur Frans van Zevecote, schoonfamilie dus van Van Hille, zie Brussel, Algemeen Rijksarchief, Audiëntie, inv.nr. 16452, s.f., besproken door P.P.J.L. van Peteghem, De Raad van Vlaanderen en staatsvorming onder Karel V (1515-1555). Een publiekrechtelijk onderzoek naar centralisatiestreven in de XVIII Provinciën, in Publicatiereeks van het Gerard Noodt Instituut, XV, Nijmegen, Gerard Noodt Instituut, 1990, 318. Frans van Zevecote was de schoonbroer van Antoon van Hille en ook uit het Ieperse afkomstig. De vader van Frans en Martine was stadsbode van Ieper geweest. Toen hij in 1510 stierf, nam Jan Florezeune, tot dan ‘besant’ of ‘paisierder’ in Ieper, het messagierschap over. Hij liet zijn besantschap op zijn beurt over aan Jan ‘Paeuwelloen’ van Hille. Frans van Zevecote was in de zestiende eeuw één van de belangrijkste procureurs van de Raad van Vlaanderen. 8. Gent, Rijksarchief, Raad van Vlaanderen, inv.nr. 7610 en 7613, zie Van Peteghem, “Meester Antoon van Hille”.
25
Naar het museum met een jurist als gids Recht in de kunst in Gent (3) De gerechtelijke carrière van Antoon Van Hille heeft minstens één van zijn zonen geïnspireerd. Jaspar van Hille behaalde het diploma van licentiaat in de rechten in Leuven en werd advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hij trouwde met Clara van Lauwe, dochter van een voorzitter van die raad. Jaspars broer Frans werd kanunnik, eerst in Béthune, later bij het Gentse SintBaafskapittel.
De iconografie van het geopende drieluik Voor de hedendaagse kijker geeft het geopende drieluik de indruk van een soort stripverhaal (illustratie 1), met één groot centraal beeld en acht, alle ongeveer even grote, kleinere ramen. Wat voorgesteld wordt, is de Bergrede. Bovenaan het middenpaneel zien we Jezus prediken op de berg, omringd door zijn leerlingen en toehoorders. Drie vierkanten op het linkerluik, twee onderaan het middenluik en drie op het rechterpaneel stellen vervolgens de acht zaligsprekingen voor. Net als in een stripverhaal wordt het de lezer gemakkelijk gemaakt doordat elke zaligspreking verbatim, niet in een tekstballon weliswaar maar in witte stroken, onderaan elk tafereel gegeven wordt. Daarenboven verschijnen ook nog bijbelcitaten op banderollen in het beeldveld. Ook bij vele individuele figuren en voorwerpen verduidelijken één of enkele woorden de symboliek. Dit maakt het ‘lezen’ van de voorstellingen behoorlijk eenvoudig. Het is een werkwijze die weliswaar vaak voorkomt in boeken en gravures, maar voor paneelschilderkunst eerder uitzonderlijk is. Het zou er kunnen op wijzen dat de kunstenaar in de eerste plaats een boekillustrator was,9 of minstens beïnvloed was door mysteriespelen, waarin de figuranten de benaming van hun rol op een bordje op hun borst droegen.10 Er worden verschillende bijbel-
teksten11 en -verwijzingen aangehaald en enkele ervan hebben een uitdrukkelijke band met recht en rechtvaardigheid. Op het centrale paneel, op een banderol boven de predikende Messias, tussen de wolk met de Hebreeuwse teragram (de letters die ‘Jahweh’ of ‘Jehowah’ vormen) en de duif van de Heilige Geest, lezen we bijvoorbeeld ‘Hy heeft u ghegheven eenen leeraer der rechtveerdicheyt’, geplukt uit het Oudtestamentische boek Joël (Joël 2:23). Zinspelingen op recht en gerecht vinden we echter vooral in de acht kleinere voorstellingen, die telkens een zaligspreking illustreren. De kunstenaar hield daarbij, op één omwisseling na, de volgorde van het Matteüsevangelie aan (Mat. 5:3-10). We overlopen ze een na een. ‘Zalig de armen van geest, want van hen is het Konkrijk der hemelen’ is de eerste zaligspreking. Midden bovenaan het beeld verschijnt de verrezen Christus met een rode schoudermantel (zoals in voorstellingen van het Laatste Oordeel, waar Christus, volgens de tekst van de Openbaring, op de laatste dag oordeelt over de mensheid in een kleed, rood van het bloed der verdoemden). Hij draagt een gouden scepter met kroon. Mantel en kroon zijn regalia, tekenen van zijn (hemelse) koninklijke heerschappij. De rest van de scène, op de begane grond, wordt gevuld met symbolen van wereldse macht en rijkdom: een in goud geklede vrouw met (wereldse) scepter en kroon wordt met een bijschrift uitdrukkelijk ‘(h) eerghiericheijt’ genoemd, het ijdele streven naar eer en roem dus. Een tweede vrouw rechts, staande voor een rijkelijk met vaatwerk gevulde kast en met om haar hoofd een glazen bol, personificeert, aldus het uitdrukkelijke bijschrift, de ‘begheerte des weerlts’. Twee mannen in het midden slaan devoot hun ogen op naar Jezus. De ene maakt het bekeringsteken met zijn gekruiste armen, de andere legt zijn handen samen in bidgebaar. Beiden vertrappelen ze symbolen van wereldlijke macht, zoals we die vaak zien op
vorstenportretten: kroon, scepter en ‘rijksappel’ (een wereldbol met kruis). Een heel sprekende symboliek is de ladder, die volgens het bijschrift staat voor ‘hoocheijt’. Een liggende ladder betreft de te versmaden wereldlijke hoogheid, terwijl de rechtop staande ladder naar de verrezen Christus leidt. De tweede en de derde zaligspreking zijn van plaats gewisseld. Midden het linkerpaneel betreft het de zachtmoedigen. Opnieuw prijkt de verrezen Christus in het midden, nu met donkere mantel. Hij houdt het kruis vast, maar verwelkomt tegelijk met open armen de mensheid. De kunstenaar koos opnieuw voor een tegenstelling en met name voor twee levendige voorstellingen van aardse gebeurtenissen waarin zachtmoedigheid precies ontbreekt. Het gaat ook weer twee keren om twee personages (illustratie 2). Links spuugt een oude vrouw in het aangezicht van een jonger personage. Het verklarende woord ‘Spijticheijt’ moeten we hier niet begrijpen in de hedendaagse betekenis van berouwvol inzicht, maar in de zin van misnoegdheid of gramschap. De twee mannen aan de rechterzijde van de scène maken de niet-zachtmoedigheid nog duidelijker. Een jongeling die brood en water wou aanbieden, wordt door een sjofel geklede oudere man aan de haren getrokken. Hij heeft zijn vuist dreigend omhoog geheven. Daarnaast lezen we het verklarende woord ‘Iniurie’, hier niet te begrijpen als verwonding (Engels ‘injure’) of verwensing (Frans ‘injure’), maar als de gerechtelijk vervolgbare ‘iniuria’. Ons hedendaagse begrip van de onrechtmatige daad gaat terug op de Romeinse vergoedingsvordering voor ‘damnum iniuria datum’, ten onrechte of dus foutief veroorzaakte schade. In de vroegmoderne periode werd die rechtsfiguur onder meer gebruikt voor rechtsvorderingen wegens beledigingen en kleine gewelddaden, vergrijpen van allesbehalve zachtmoedigen dus. De ‘actie uit iniurie’ was een vaak voorkomende procedure, die volgens het gehomologeerde gewoonterecht van Gent in handen was van de schepenen van Gedele.12 Dat de treurenden zullen getroost worden, zien we in het onderste paneel van het linkse luik. Opnieuw staan vier personages in de scène, weer twee aan twee, maar nu komt centraal bovenaan een en-
9. Aan de universiteit van Orléans studeerden heel wat Brabantse en Vlaamse juristen; ze was na de Universiteit van Leuven de belangrijkste leverancier van licentiaten in de rechten, H. De Ridder-Symoens, “Vlaamse studenten aan de Rechtenuniversiteit van Orléans, 1444-1546: een overzicht”, in H. Soly en R. Vermeir (eds.), Beleid en bestuur in de oude Nederlanden. Liber amicorum prof. dr. M. Baelde, Gent, Vakgroep Nieuwe Geschiedenis UGent, 1993, 105-126. In de lijst als bijlage bij dit artikel vinden we onder meer de Gentenaren Lieven Blomme, Frans Boele, Karel Claissone, Severijn Grisperre, Joost, Lieven en Jan de Grutere, Lieven van den Hoede, Antoon en Florens Pottelsbergh, Antoon de Rijcke en Jan Uutenhove. 10. V. Despodt, Dat du best, was ic ende wat ic bem, dat sal tu werden… Gentse grafmonumenten en grafschriften tot het einde van de Calvinistische Republiek (1584), licentiethesis Letteren & Wijsbegeerte Universiteit Gent, Middeleeuwse Geschiedenis (prom. Thérèse de Hemptinne), 2000-01, dl. 2, 67, nr. 160 en ill. 96 en dl. 3 nr.2.11/0.58. De grafplaat (incl. de familieschilden) wordt ook vermeld in: Universiteit Gent, Handschriftenverzameling, inv.nr. G 11766 (Christophe van Huerne, Epitaphier de Flandre – van Huerne overleed in 1629). 11. Zou de ontwerper eventueel Lieven de Witte kunnen zijn,vermeld als schilder in de Gentse gildeboeken, maar enkel bekend van boekillustraties? Hij stelde in 1575 op 72-jarige leeftijd zijn testament op en woonde toen in de Hoogstraat. Hij maakte onder meer illustraties bij teksten uit het Evangelie, zie I. Veldman en K. van Schaik, Verbeelde boodschap. De illustraties van Lieven de Witte bij ‘Dat leven ons Heeren’ (1537), Haarlem, Nederlands Bijbelgenootschap, 1989. Lieven de Witte kreeg onder meer in 1538 de opdracht van de stad Gent om standaarden en blazoenen te schilderen. Hij wordt beschreven als een schilder van religieuze voorstellingen en architecturaal perspectief, E. De Busscher, Recherches sur les peintres et sculpteurs à Gand, aux XVIe, XVIIe et XVIIIe siècles. XVIe siècle, Gent, De Busscher, 1866, 44, 45 en 312-316. 12. L. Maeterlinck et al., “À propos de quelques tableaux curieux des XVe et XVIe siècles au Musée de Gand”, Bulletijn van de Maatschappij der Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent 1906, 347. Onder meer Lucas de Heere (1534-1584) ontwierp en schilderde de scènes van theaterstukken, opgevoerd door de Gentse rederijkers, eod., 349.
26
2
gel met een doek de treurenden tegemoet. Rechts lezen we ‘Melijden’ en onder de woorden ‘Berau der sonden’ stappen twee berouwvolle zondaars, hun tranen drogend, een trap op, die naar een poort linksboven leidt. Linksboven is de plaats waar in voorstellingen van het Laatste Oordeel de uitverkorenen hemelwaarts gaan. Behalve deze indirecte verwijzing naar het Laatste Oordeel,13 het meest populaire gerechtigheidstafereel dat elke vroegmoderne gerechtszaal sierde,14 bevat deze scène geen juridische elementen.15 Dat is des te meer wel het geval met de zaligspreking uitgebeeld linksonder op het centrale paneel: ‘Salich zijn sij die hongheren ende dursten naer die rechtveerdicheijt, want zij verseet (dit is ‘verzadigd’) sullen worden’ (illustratie 3). Bovenaan prijken de woorden ‘T’oordeel gods’ bij een stralenbundel met de tetragram, geflankeerd door een lelie links en een ‘vlammend’ zwaard rechts. De symbolen van lelie en (vlammend of gloeiend) zwaard zijn, gebaseerd op de Apocalyps van Johannes, sinds de middeleeuwen de klassieke attributen van de op een regenboog tronende Christus op voorstellingen van het Laatste Oordeel. In elk rechtbank van het ancien régime hing zo’n voorstelling. Elke jurist was ermee vertrouwd en de exemplarische functie van de voorstelling bestond erin om alle rechtspraktizijnen het beeld voor te houden dat ze ooit, op de laatste dag, zelf zouden geoordeeld worden en dat hun kansen op hemels geluk zouden gewogen worden aan de hand van hun wereldse daden. ‘Gods rechtweerdicheijt’ wordt, centraal in het beeld, op nog een tweede manier voorgesteld. We herkennen ‘Vrouwe Justitia’ met haar weegschaal en zwaard (en op het lemmet ervan ‘twoordt gods’).16 In de loop van de zestiende eeuw emancipeerde deze personificatie van rechtvaardigheid zich als het ware uit haar oude betekenis van kardinale deugd naar een symbool van de rechtsprekende activiteit. Als ‘ko-
3
ninging van de deugden’ draagt Justitia een kroon, maar ze heeft nog geen blinddoek. De blinddoek is een symbool dat pas laat in de zestiende eeuw populair wordt als attribuut van Vrouwe Justitia (wat vanaf dan wordt uitgelegd met de Bijbelse wijsheid dat men niet mag oordelen naar het aanschijn). In de middeleeuwen daarentegen hadden geen van de kardinale deugden (rechtvaardigheid, wijsheid of voorzichtigheid, gematigdheid en moed of sterkte) een blinddoek. Meer zelfs, een blinddoek had altijd een negatieve connotatie. Zo was Fortuna geblinddoekt, omdat fortuin nu eenmaal ‘blind toeslaat’. De afwezigheid van de blinddoek kan een argument zijn om het Gentse schilderij van de zaligsprekingen eerder in het midden dan in het laatste kwart van de zestiende eeuw te plaatsen. De verpersoonlijking van Gods rechtvaardigheid heeft hier overigens naast weegschaal en zwaard ook nog een boek als attribuut (zie daarover ook verder). In het opengeslagen boek lezen we ‘die wet gods’. Op de tafel staan nog een kruik en een brood. Bijzonder interessant zijn ten slotte de woorden ‘gerechticheyt’ en ‘ghenade’ die de schalen van de balans flankeren. Ze maken duidelijk dat de rechter (raadsheercommissaris Van Hille?) bij het vellen van zijn oordeel een moeilijke evenwichtsoefening moet maken tussen gestrengheid en begrip. Elk oordeel moet streng, maar tegelijk clement zijn. Dat is precies ook de symboliek van lelie en zwaard bij het Laatste Oordeel. Het zwaard duidt op de hardheid en de onverbiddelijkheid als het moet, maar de lelie staat voor barmhartigheid, empathie en begrip als het kan. Beide moeten steeds aanwezig zijn en dat is misschien precies de betekenis van de mannen die respectievelijk van links en rechts wijn en brood naar de tafel brengen.17 Beide moeten ‘bijdragen’ tot de wereldse gerechtigheid, die in de goddelijke haar inspiratie vindt. Is dit dan niet precies wat ook raadsheer Van Hilles levenstaak was?
4
Barmhartigheid komt ook aan bod in de vijfde zaligspreking (illustratie 4). ‘Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.’ De personificatie is deze keer een engel, die met een palmtak en een witte duif uit de hemel neerdaalt. Links en rechts staan telkens drie figuren, meer bepaald twee met elkaar handelende mannen en een (uitdrukkelijk benoemde) vrouw als verpersoonlijkte deugd. Links, met een duif op het hoofd en een lam onder de arm, staat ‘Goedertierenheijt’. Zij kijkt hoe een rechtstaande baardloze man zich buigt naar een geknielde man met baard. Waarvan we getuige zijn, is niet alleen de vergevingsgezindheid van de linker man, maar we zien vooral ook een afbeelding van een typische erestraf uit de vroegmoderne periode, vaak toegepast in Gent. Het woord ‘mesdaet’ bij de scène maakt duidelijk dat het hier om een misdadiger gaat, iemand die veroordeeld is voor een misdrijf. De oude Vlaamse strafrechtbanken veroordeelden tot de meest verschrikkelijke dood- en lijfstraffen, maar ze kenden ook allerhande variaties van vermogensstraffen en erestraffen. Een voorbeeld van deze laatste categorie is de ‘amende honorable’ of ‘eerlijke betering’ (die al dan niet gecombineerd werd met een andere straf). De essentie van de ‘eerlijke betering’ was dat de veroordeelde vergiffenis moest vragen aan het slachtoffer, de rechtbank, de gemeenschap en God. Vaak moest men hiervoor door de stad gaan, al dan niet met een kaars of flambeeuw in de hand, naar de kerk en naar een marktplein, om er, op één of beide knieën, spijt te betuigen. Bij dit alles was men blootshoofds en blootsvoets, enkel gekleed in een onderhemd of ‘boetekleed’. Dit zijn precies de kleren en de houding die we hier zien. Aan de rechterzijde van de enscenering van de barmhartigheid zien we een goed geklede man een brood en een laken of mantel geven aan een sjofel geklede kreupele op krukken. De naam bij de vrouwelijke verpersoonlijking luidt ‘Liefde’. Ten slotte zien we in het
13. Wanneer ‘De Acht Zaligsprekingen’ geschilderd worden, is er nog geen ‘officiële’ Nederlandse versie van de Bijbel, die er pas zou komen in 1618 met de Statenbijbel. Wel waren er particuliere vertalingen al in de zestiende eeuw, maar met geen enkele ervan stroken de citaten op het schilderij perfect. De meeste analogieën zijn er met de Vorstermanbijbel (1528/1531) en de, door de Kerk geapprobeerde, Leuvense Bijbel (1548). De datering van de gebruikte bijbelteksten laat ons dus helaas niet toe het schilderij zelf nader te dateren. 14. Rubriek III, art. 3: ‘Insgelycx als yemandt gheinjurieert es met woorden of gheweercken, zonder wonde, zo vermach men den delincquant te doen dachvaerden up clachte voer de vornomde scepenen van ghedeele in cameren met eender daghinghe vooral ende wert voort geprocedeert naer de geleghenthede van de zake’, E. Gheldolf (ed.), Coutumes des pays et comté de Flandre, I (Coutume de la ville de Gand), Brussel, Gobbaerts, 1868, 14-16. 15. Ook het opschrift ‘Apoca(lyps) 21’ in het beeldvlak verwijst daarnaar. 16. Openbaring 21:4 stelt inderdaad dat bij de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde alle tranen gedroogd zullen worden: ‘en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag…’ 17. Volledigheidshalve kan wel vermeld worden dat ook de Openbaring van Johannes, dé inspiratiebron voor het allerpopulairste gerechtheidstafereel van het Laatste Oordeel, een verwijzing naar het verhaal van Bileam (zie gesloten panelen) bevat: ‘Maar ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen Israëls een strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en hoereren’ (Openbaring 2:14).
27
6
Naar het museum met een jurist als gids Recht in de kunst in Gent (3) midden tussen beide trio’s, onder de wolk van de barmhartigheidsengel, enkele stadsscènes, die misschien werken van barmhartigheid voorstellen, vermoedelijk het bezoeken van gevangen en het huisvesten van vreemden. 5
De zesde zaligspreking, dat de reinen van hart God zullen zien (illustratie 5), heeft op het eerste gezicht weinig of geen connecties met het recht. Een vrouwelijke personificatie van het geloof, met rood hart in de hand, legt haar hand op de schouder van een man, die, rein van hart, met zijn hoge laarzen de verpersoonlijking vertrapt van ‘der sonden onreijnheijt’. Deze onderliggende figuur, met hoornen op het hoofd, heeft niet alleen dierlijke klauwen (die, mooi pictoraal detail, over de rand van de scène grijpen), maar ze houdt ook een gouden beker vast waaruit slangen vallen. Een gelijkaardige halfdier-halfvrouw staat links. Ze heeft twee gezichten. Haar lieflijke gelaat wendt ze tot de man in het midden, terwijl haar duivelse kop de andere kant op kijkt. Boven haar staat ‘duvels bedroch’ en bij de gouden kelk in haar handen lezen we ‘dexel der sonden’. De hoornen, de slangen, de dierenpoten, de omgang met de duivel… allemaal zijn het allusies op de duivelse wereld van de hekserij. In de periode waarin dit schilderij tot stand is gekomen, zijn in Vlaanderen tientallen mensen vervolgd en veroordeeld wegens zondige omgang met de duivel. Rechts staat ook nog eens de dame
met glazen bol om het hoofd, die we als ‘lust des weerlts’ al kennen van de eerste scène. In haar linkerhand houdt ze een doodshoofd, het traditionele symbool van de vergankelijkheid of vanitas. Een pittig detail is nog dat deze ‘lustdame’ nu echter in het geel gekleed gaat, een kleur met een kwalijke reputatie. Niet alleen staat geel vaak voor jaloezie, nijd of gif, maar het is in het ancien régime ook een kenkleur van sommige marginale groepen. Zo is het niet toevallig dat de Jodenster ook al in de middeleeuwen geel was. En stedelijke reglementering voorzag bijvoorbeeld dat prostitutie gedoogd werd in bepaalde straten van de stad en mits de publieke dames zich kenbaar maakten door het dragen van een geel kledingstuk. Dat die allusie op prostitutie overigens wel degelijk bedoeld is, blijkt uit de verschijning van het kleine mannetje met blinddoek, boog en pijlenkoker. Het is niemand minder dan Amor of Cupido, die zonder veel nadenken zijn pijlen verschiet: de liefde is blind. De vleselijke liefde als ‘onreijne liefde’ bevestigt overigens de these dat een blinddoek in de iconografie normaal steeds voor iets negatiefs staat. De twee laatste zaligsprekingen bevatten opnieuw meer uitdrukkelijke iconografische allusies op recht en gerecht. Inhoudelijk zijn ze als het ware elkaars pendant. De zevende zaligspreking heeft het, positief, over de vredestichters of dus het actief streven naar rechtvaardigheid op aarde (illustratie 6). Zij zullen kinderen Gods genoemd worden. De achtste heeft het, negatief, over de zaligheid van ‘de vervolgden om der gerechtigheid wil’, over zij dus die lijden onder (oneerlijke) wereldlijke rechtspraak. Twee ‘kinderen Gods’ staan met de palmtak van de martelaar onder het tetragram centraal bovenaan. Het aardse benedenregister bestaat links uit vier mannen en rechts een man en een vrouw. De man uiterst links wordt uitdrukkelijk ‘Paijsmaker’ genoemd, een vredesluiter dus. Gent kende,
zoals vele andere steden in de Nederlanden, in de middeleeuwen ‘paisier(d)ers’.18 Deze schepenen of door de schepenen aangestelde poorters waren belast met het uitwerken van verzoeningsregelingen tussen daders en slachtoffers van gewelddaden, een antwoord op de typische middeleeuwse familievetes.19 Ook de schepenen van Gedele in Gent traden op als paisierders en dit nog in de vroegmoderne periode.20 Op het moment van het schilderen van het besproken drieluik zijn de paisierders echter een uitdovend fenomeen,21 ten gevolge van het doorzetten van de inquisitoire strafprocedure. Antoon van Hille was zelf, minstens titelvoerend, paisierder geweest in Ieper. Toen zijn vader Jan in 1527 overleed, kocht Antoon de helft van het vacant geworden ‘besantschap’ of paisierderschap van de stad Ieper. Wellicht verpachtte hij dit aan een derde, aangezien hij zelf inmiddels deurwaarder geworden was. De paisierder op het schilderij houdt een caduceus in zijn hand, de staf die in het oude Griekenland gedragen werd door een koerier of onderhandelaar en hier dus symbool staat voor de mediërende opdracht van de lokale ‘vrederechter’.22 De drie andere mannen van de linker groep vormen één geheel. In het midden staat de vredebrenger. Hij is in het symbolische (vredes)wit gekleed en probeert twee strijdende partijen uit elkaar te houden. De ene trekt zijn zwaard, terwijl de andere zijn rechter vuist heft. De respectieve verklarende bijgeschreven woorden luiden ‘gramschepe’ en ‘crijghdheijt’. Aan de rechter kant knielt een man eerbiedig voor de wet. Deze wordt gesymboliseerd door twee rondbogige tafelen, een traditionele referentie naar de tien geboden. Op de witte wetstafels staan de zwarte letters ‘De wet’. De tafels worden gedragen door de vrouwelijke verpersoonlijking van de voluntas Dei, ‘De Wille Gods’, die met haar rechterhand de knielende man de hand reikt. ‘Salich zijn de ghene die vervolghinghe lijden om die rechtveerdicheijt, want dat rijcke der hemelen behoort hem
18. Het (gerechts)zwaard in de hand van de personificatie van de rechtvaardigheid kan mogelijk ook een allusie zijn op het verhaal van Bileam en Balak, dat op de buitenpanelen is afgebeeld. Wanneer Bileam immers op vraag van Balak optrekt om de Israëlieten te gaan vervloeken, verschijnt onderweg een engel om hem dit te verhinderen: ‘Toen opende de Here de ogen van Bileam; hij zag de Engel des Heren met getrokken zwaard in de hand op de weg staan en hij knielde neer en wierp zich op zijn aangezicht’ (Num. 22:31). 19. Wijn en brood lijken op het eerste gezicht een evidentie in de Christelijke iconografie, hoewel we hier mogelijk met ‘water en brood’ te maken hebben. Deuteronomium 23:3-4 maakt immers een verwijzing naar het verhaal van Bileam en Balak (buitenluiken van de triptiek) en daarin is sprake van deze basisvoeding als hulp aan het Joodse noodlijdende volk: ‘Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des Heren komen (…) omdat zij bij uw uittocht uit Egypte op de weg niet met brood en water tegemoet gekomen zijn, en omdat zij tegen u Bileam (…) gehuurd hadden om u te vervloeken’. De kruik en het brood in scène van de zaligspreking van de zachtmoedigen staan met zekerheid voor ‘water en brood’; de drinkkelk uit de scène van de dorstigen naar rechtvaardigheid staat daarentegen vermoedelijk eerder voor wijn. 20. R.C. Van Caenegem, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, in Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren, XIX, Brussel, Academie, 1954, 304. 21. F. Buylaert, “Familiekwesties. De beheersing van vetes en private conflicten in de elite van laatmiddeleeuws Gent”, Stadsgeschiedenis 2007, 1-19, in het bijzonder 8. 22. Rubriek III van de in 1563 gehomologeerde costumen betreft de schepenen van Gedele en het eerste artikel ervan noemt deze uitdrukkelijk ‘die ooc title draghen van Raden ende Paysierders’.
28
7
8
toe’, lezen we in het achtste en laatste tafereel (illustratie 7). Op de achtergrond is te zien tot welke verschrikkelijke terechtstellingen de wereldlijke rechtspraak kan leiden: onthoofding met het zwaard, de brandstapel23, steniging en zelfs een kruisiging onderste boven. Op de voorgrond staan drie vrouwelijke personificaties, waarvan er twee uitdrukkelijk benoemd zijn. Het zijn de deugden Patientia (‘Patiëntie’) en Fortitudo (‘Steercke vulherdicheijt’). Laatstgenoemde draagt twee voor haar klassieke attributen: een zuil en een schild. Patientia draagt als attributen een kruis en een gesel. De middelste dame wordt niet uitdrukkelijk genoemd, maar het lijkt voor de hand te liggen dat het om Justitia gaat, de deugd waarvoor vele martelaren een gewelddadige dood sterven. Ze draagt een gouden kleed en de kroon als koningin der deugden en in haar rechterhand houdt ze het vlammende zwaard der gerechtigheid én een (open geslagen) boek. De combinatie van zwaard en boek komt ook in laat-middeleeuwse Vlaamse miniaturen voor (illustratie 8). Eigenaardig genoeg houdt haar linker hand niet de weegschaal, maar wel een vuurrood hart met een gouden kruis. Het is wellicht een symbool voor het beloofde rijk der hemelen (zoals de wereldbol met kruis als ‘rijksappel’ voor de wereldse heerschappij staat).
Besluit Magistraat Antoon van Hille heeft voor zichzelf en zijn echtgenote een plaatsje in het hemelrijk willen reserveren. Daartoe moest hij als rechter op aarde rechtvaardig oordelen, maar daartoe liet hij ook een devoot drieluik schilderen. Als centraal thema koos hij voor de Bergrede, een tekst die de – anoniem gebleven – kunstenaar toeliet een aantal iconografische verwijzingen te maken naar recht en gerecht: Vrouwe Justitia, de paisierder en de misdadiger, een schandstraf als de ‘eerlijke betering’ maar ook bloederige gerechtelijke executies, het zwaard en de weegschaal, de wet en de iniuria.
Dat de triptiek besteld werd door Antoon van Hille of minstens aan zijn gedachtenis is opgedragen, staat buiten kijf. Het precieze tijdstip van de opdracht is minder duidelijk. Hedendaagse onderzoekers betwijfelen de achttiende-eeuwse bewering dat het werk uit 1553 dateert. De inboedel van de kerk van de geschoeide karmelieten, waar Van Hille ook begraven werd, werd immers in 1566 quasi integraal vernield door de beeldenstormers. Tegen de stelling dat het werk van na zijn dood dateert, pleit dan weer dat hij al in 1570 stierf en dat de kerk andermaal het slachtoffer van een soort iconoclasme was in 1578 (toen wellicht ook Van Hilles zerk beschadigd werd om van het metaalwerk geschut te gieten). De inboedel werd openbaar verkocht. De Calvinistische Republiek, die de Karmelietenkerk als protestantse tempel gebruikte, bleef bestaan tot 1583. Dat dertien jaar na het overlijden dan nog een groot drieluik zou geschilderd worden, lijkt weinig plausibel. In die zin is het veelzeggend dat de sterfdatum van echtgenote Martine van Zevecote nooit werd ingevuld op haar zerk. Verschillende argumenten pleiten ervoor om de datum van 1553 misschien toch wel te aanvaarden. Op dat moment is de iconografie van Vrouw Justitia nog niet zo ontwikkeld (ze draagt nog geen blinddoek en haar weegschaal wordt zelfs een keer vervangen door een boek) en de vermelde ‘paisierders’ lopen dan nog op hun laatste benen. De enscenering, de compositie en de schildering sluiten ook veel meer aan bij het maniërisme van de eerste helft van de zestiende eeuw dan bij de barokke kunst van ca. 1600. Het ontstaan in 1553 zou dan aansluiten bij de steile carrière van Antoon van Hille in die periode (adelspatent in 1549, advocaat in 1550). Als het schilderij aan de beeldenstormers ontsnapt is, dan is dit misschien omdat het oorspronkelijk thuis of in een andere veilige lokatie werd bewaard en pas na de val van de Calvinistische Republiek, in het kader van de herstoffering van de vernielde kerken, naar het Caermersklooster is overgebracht.
Illustraties 1. De triptiek ‘De acht zaligheden’ (anoniem, 16de eeuw), Museum voor Schone Kunsten Gent. 2. Zalig de zachtmoedigen: ‘ spijtigheid’ en ‘iniurie’. 3. Zalig zij die hongeren naar gerechtigheid: (Vrouwe) Justitia met weegschaal en zwaard. 4. Zalig de barmhartigen: een misdadiger doet ‘eerlijke betering’. 5. De reinen van hart bezondigen zich niet aan ‘wereldse lust’ en ‘onreine liefde’. 6. Zalig de vreedzamen: met ‘Paijsmaker’ en ‘De Wet’. 7. Zij die voor de gerechtigheid vervolgd worden. 8. Justitia, geflankeerd door ‘Miséricorde’ (een bisschop) en ‘Information’ (een schrijvende monniksklerk), in Christine de Pizan, Epistre d’Othéa, Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenverzameling, inv.nr. 9559-64, f° 7 r°.
23. J. Decavele, “Bestuursinstellingen van de stad Gent”, in W. Prevenier en B. Augustyn (eds.), De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, in Studia, LXXII, Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de provinciën, 1997, 293. 24. Op het schilderij zien we eigenlijk eerder een soort trompet of bazuin dan een staf. De klassieke caduceus heeft de twee omwindende slangen, zoals op het schilderij, maar bovenaan twee vleugels (een verwijzing naar Hermes, bij de Romeinen Mercurius, als boodschapper van de goden). Die staftop en de twee vleugels zijn hier als het ware versmolten tot één trompetachtige vorm, die overigens ook bij andere kunstenaars voorkomt. 25. Of wellicht eerder een (Heilige Laurentius op het) rooster. Laurentius was in sommige steden, onder meer in Brugge, de patroonheilige van de juristen. Pas vanaf de late middeleeuwen zou Sint Ivo op de meeste plaatsen zijn rol overnemen. In de onmiddellijke omgeving van de Raad van Vlaanderen, bij het Wenemaerhospitaal aan het Sint-Veerleplein, was er ook een Laurentiuskapel. Vandaag staat nog steeds een beeld van de martelaar met zijn rooster boven de barokke toegangsdeur. Of er een link was tussen de Laurentiusverering en de praktizijnen van de Raad van Vlaanderen is niet bekend.
29
Weetjes Vonnis Rechtbank Eerste Aanleg Gent, 2de kamer
30
DAG VAN DE STAGIAIR 2013 Bezoek gevangenis & lunch bij ING 2013
Rondleiding rechtbank met dhr. Van Maele 2013 Info BJB, Stagecom. Acerta & Precura 2013
Avondfeest & verkiezing Braemhof Gentbrugge 2013
31
Een verzekeringsplan op uw maat? Wij helpen u graag op weg.
Het is makkelijk verloren lopen in de verzekeringswereld. Vanbreda Risk & Benefits toont u graag de juiste weg naar een verzekeringsplan beroepsaansprakelijkheid op maat. Als toonaangevende verzekeringsmakelaar en consultant leveren wij op dit vlak reeds jarenlang oplossingen aan de Ordes van Advocaten en de Orde van Vlaamse Balies. Bent u als advocaat in het bezit van een kunstcollectie, dan kunt u terecht bij onze Fine Art Division. Dankzij onze exclusieve samenwerking met nicheverzekeraars in kunst- en antiekverzekeringen én gespecialiseerde experten, kunnen wij u nu ook een verzekering op maat van uw privécollectie garanderen. U merkt het: zowel in uw beroeps- als in uw privéleven kunt u vertrouwen op Vanbreda Risk & Benefits.
www.vanbreda.be / www.eosrisq.be
Contactinfo Vanbreda Risk & Benefits Plantin en Moretuslei 297 2140 Antwerpen Tel. + 32 3 217 67 67
[email protected]