[colofon] Een organisatie van stad Antwerpen (Cultuur & Sport/ Musea, Bewaarbibliotheken & Erfgoed/ Middelheimmuseum/ HessenHuis), in samenwerking met Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Hogeschool Antwerpen) en de Karel de Grote Hogeschool (kunstacademie Sint Lucas Antwerpen). V.U.: Menno Meewis, Middelheimlaan 61, 2020 Antwerpen
Met dank aan: de kunstenaars Eric Ubben (departementshoofd Koninklijke Academie) Marc De Belder (departementshoofd Sint Lucas) Elsje Van den Eynden (Koninklijke Academie) Erik Desombere (Sint Lucas) Eva Wittocx (gastcurator; STUK Leuven) Jan Boelen (gastcurator; Z33 Hasselt) Ronald Van de Sompel (gastauteur) Edith Doove (gastauteur)
Entree>Exit Een selectie uit de afgestudeerden 2008 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Hogeschool Antwerpen) en Sint Lucas Antwerpen (Karel de Grote Hogeschool). 26.09 - 26.10.2008 Frederik Beyens, Anne Eckers, Lode Geens, Glenn Geerinck, Athar Jaber, Gitte Le Bruyn, Joris Ribbens, Timothy Maxim Segers, Ben Van den Berghe, Femke Van Grootel, Bart Van Looy, Hidde Vanthillo, Vanessa Verstappen, Ann Wanten & Michaël Wiesner
Voor “Entree>Exit” werkte het HessenHuis (stad Antwerpen), als forum voor creatie & presentatie van hedendaagse kunst, samen met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Hogeschool Antwerpen) en de Karel de Grote Hogeschool (kunstacademie Sint Lucas Antwerpen) samen aan het tentoonstellen van een selectie afgestudeerden uit beide kunstopleidingen. Als gastcuratoren werden Jan Boelen (Z33 Hasselt) en Eva Wittocx (STUK Leuven) aangezocht om deze selectie te maken.
Zonder overkoepeld thema of rode draad wil deze tentoonstelling als een staalkaart een aantal interessante kunstenaars uit uiteenlopende kunstrichtingen samenbrengen. Door de verscheidenheid van de talrijke afstudeerprojecten en kunstwerken werd er gekozen voor een opdeling van de monumentale ruimte van het Hessenhuis in verschillende soorten ruimtes, hoeken, doorgangen en wanden. Terwijl sommige kunstenaars een individuele ruimte invullen, wordt er van andere kunstenaars werk gecombineerd. Het HessenHuis en de curatoren van “Entree>Exit” kozen er bewust voor om van deze expositie in de eerste plaats een forum voor het compléte artistieke kunnen der geselecteerden te maken. Sommige van de tentoongestelde werken zullen dus buiten het bestek van de door de kunstenaar genoten opleiding vallen, en af en toe zelfs speciaal voor “Entree>Exit” geconstrueerd zijn.
Voor de teksten in deze gids werden gastauteurs Edith Doove (ED) en Ronald Van de Sompel (RVDS) gevraagd om een korte duiding bij het werk van deze kunstenaars te schrijven. Filip Janssens Eva Wittocx Jan Boelen
Frederik Beyens
[email protected]
De beelden van Fred Beyens zijn het resultaat van een zoektocht met een bijzondere aandacht voor de in de omgeving verscholen anekdotes. De fotograaf legt vast wat zich bevindt aan de rand van ons sociaal-cultureel interesseveld. De mens is in zijn foto’s zo goed als afwezig. De nadruk ligt eerder op de ruimte en de atmosfeer, opgeroepen door de compositie, het kleurgebruik en de textuur van het gefotografeerde onderwerp. In geen enkele van de foto’s is sprake van digitale manipulatie of van enscenering.
De camerastandpunten zijn atypisch, wat leidt tot een vertekend beeld van de realiteit. Op deze manier wordt de twijfelachtige positie van de fotografie als de meest realistische der kunsten ontmaskerd. Het kleurgebruik is gebaseerd op harde en zachte contrasten; reflecties van de flash worden vaak bewust niet verdoezeld en in het beeld gehouden. Zo doende sluit de technische tekortkoming consequent aan bij de onvolmaaktheid van het beeld. Beyens’ gebruik van een aantal traditionele picturale regels en esthetische principes laat vergelijkingen toe met de schilderkunst. “Closet” bijvoorbeeld demonstreert een grote mate van abstractie. Alle overbodige elementen, elke vorm van ruis is weggelaten. Het resultaat is strak en uitgepuurd.
RVDS
Ann Eckers
[email protected]
Anne Eckers (1982) studeerde af bij Walter Van Beirendonck met de unieke collectie kinderkleding “Networkers” die tijdens de eindejaarsshow al meteen hoge ogen gooide. Haar zeer kleurrijke, als aliens opgemaakte kinderen, dragen een combinatie van origineel breiwerk en futuristische kleding. Eckers werd voor haar collectie geïnspireerd door het communicatieprobleem tussen kinderen en hun grootouders dat volgens haar vooral verbonden is met de virtuele wereld. Met haar collectie probeert Eckers op de meest eenvoudige manier te tonen hoe die wereld werkt; ze ziet haar kinderen als figuurtjes die in onze computers wonen, werken en er verschillende functies uitvoeren. Ze geeft haar personages in de door haar ontworpen kleding dan ook namen die naar hun functies verwijzen: REBOOT start alles op, EMO is de emailofficier en BURNIE & LAZIE zijn de zogenaamde ‘burner twins’.
Er zijn verschillende manieren waarop Eckers haar collectie toont: via een echte modeshow met levende modellen, maar ook op poppen die in levensgrote, zelf vormgegeven, roze verpakkingsdozen staan. In de presentatie voor deze tentoonstelling kiest ze ervoor om alleen een grote foto van haar collectie als een soort billboard te tonen. De kinderen staan er zo steriel mogelijk op afgebeeld, met zo weinig mogelijk expressie op hun gelaat, om zo de nadruk te leggen op hun aankoopbaarheid, als een soort mens-machines.
ED
Lode Geens
[email protected]
Een centraal gegeven in de artistieke praktijk van Lode Geens is de manipulatie van het gevonden voorwerp. Voor een werk in 2007 rangschikte Lode Geens zo enkele honderden stukken speelgoed op de vloer van de Wintertuin van de Academie: kleurrijke Playmobil- figuurtjes uitgekozen om hun stereotiep karakter, eerder dan uit nostalgie. In meer recent werk is sprake van een verschuiving van het toegeëigende voorwerp naar de imitatie ervan. Geens kiest voor alledaagse, vertrouwde voorwerpen, vaak industrieel vervaardigd en weinig aantrekkelijk vanuit esthetisch oogpunt: een brandkast, een ladekast, een vuilnisemmer. Door de waarheidsgetrouwe reproductie in foam en de bewerking met een industriële coating worden de voorwerpen ontdaan van hun functie. Hun technische kwaliteiten worden geabstraheerd. Het realisme van het nagemaakte object misleidt en voert ons vervolgens naar de onthulling van bestaande conventies. De objecten die Lode Geens in ‘foam met coating’ realiseerde, zien er levensecht uit. Ze lijken donker, massief en zwaar, terwijl ze in werkelijkheid flexibel zijn, kneedbaar en vederlicht als een spons. Het familiaire is niet langer te vertrouwen.
In het HessenHuis wordt een strategie van verdubbeling toegepast door de namaakversie van een elektriciteitskast naast het origineel te plaatsen. Elders staat een archiefkast die geïnspireerd is op kasten elders in het HessenHuis. In beide gevallen kiest de kunstenaar er voor de lelijkheid van de kasten uit te lichten in plaats van haar te verdoezelen.
RVDS
Glenn Geerinck
[email protected]
Voor de foto’s van Glenn Geerinck vormen braakland en leegstaande panden het startpunt. Hij ziet deze plekken als een soort atelier waar hij een eigen territorium kan creëren en vastleggen. Daarmee sluit hij in zekere zin aan bij het denken en oeuvre van een ‘land art’-kunstenaar als Robert Smithson, die zich in de jaren zestig elementen uit de natuur toeëigende en in een tentoonstellingsruimte presenteerde.
Geerinck brengt in de landschappen en situaties die hij aantreft juist een zekere orde aan. Hij doet dit door ter plaatse gevonden, banale voorwerpen te schikken of te ensceneren in het braakliggende landschap. Meestal ontstaat er door zijn werkwijze een subtiele orde in banale, vaak bouwvallige ruitmes of braakliggende terreinen. Een soort ‘niet-zijn’ van ruimtes wordt omgezet in een ‘zijn’ als kunstobject en tentoonstellingsruimte. Deze nieuwe identiteit wordt door Geerinck vastgelegd in een reeks foto’s met de overkoepelende titel “Space found objects”. Ze zijn het resultaat van een dynamisch proces of schikking van de kunstenaar met het oog op een specifieke fotografische kadrering – in een confrontatie tussen object en ruimte neemt Geerinck storende elementen weg en voegt andere toe. Het uiteindelijke resultaat, de foto, lijkt op een gedocumenteerde gevonden situatie, maar is in feite steeds een nauwkeurige compositie.
ED/Glenn Geerinck
Athar Jaber
[email protected]
Athar Jaber maakt marmeren beelden, volgens de klassieke traditie. Hij kapt zijn werken zelf, zonder voorstudie of duidelijk beeld. Dat vormt zichzelf tijdens het kappen. Uit het blok marmer komt zo een meer dan levensgroot stevig gespierd lichaam tevoorschijn dat echter niet compleet is en verschillende imperfecties vertoond.
Belangrijke invloeden op het werk van Jaber zijn de slaven van Renaissance kunstenaar Michelangelo en de vervorming van het lichaam in de schilderijen van Francis Bacon. In de hier getoonde sculptuur ‘citeert’ Jaber bepaalde lichaamsdelen van Michelangelo’s slaven en gebruikt hij bewust een bepaald soort figuratie die erin terug te vinden is, zoals de manier om de spieren af te beelden of de hand met de opgezwollen aderen. Jaber wil hiermee vooral wijzen op een zekere verbondenheid tussen de beelden en het concept erachter. Jaber voegt aan de beelden van Michelangelo in zekere zin de geschiedenis toe. Deze beelden zijn sindsdien ook door heel wat andere kunstenaars geïnterpreteerd, zoals Franisco Goya, Théodore Gericault of August Rodin, en doorspartelden tevens tal van politieke verschuivingen en oorlogen. In zijn beelden probeert Jaber vandaag de dag een andere vorm te vinden, om er zo hedendaagse uitdrukking aan te geven, “een realistisch beeld van de menselijke conditie van de 21ste eeuw.”
ED
Gitte Le Bruyn
[email protected]
Gitte Le Bruyn is geïnteresseerd in het schilderen van beweging en zodoende ook in bewegende beelden. De directe aanleiding voor de hier getoonde animatiefilm is een samenwerking met muzikant Sam Wauters. Voor de nummers die Wauters schreef maakte Le Bruyn steeds een geschilderd videowerk in loopvorm. Sommige van deze loops werden nadien samengebracht in deze film en van een nieuwe soundtrack voorzien.
Voor het procédé, waarin het vertrekpunt steeds simpele kleine handelingen zijn, werkt Le Bruyn met een tube zwarte olieverf, een glasplaat en een lichtbak, een camera en een laptop. De verschillende scènes van de animatiefilm hebben geen duidelijke verhaallijn, ze zijn eerder anekdotisch en persoonlijk geïnspireerd. De uitdaging ligt voor Le Bruyn in het schetsmatig schilderen en het spontane van de snelle opzet. De opeenvolging van beelden heeft volgens haar ook een toegankelijker effect voor de toeschouwer, omdat de informatie gespreid wordt en niet in één enkel beeld gestapeld zit.
Haar manier van tekenen en werken heeft iets van William Kentridge, maar ze heeft duidelijk veel meer belangstelling voor het expressionistische schilderen, en doet zo ook denken aan Emil Nolde of Käthe Kollwitz. Een heel directe inspiratiebron voor dit werk is het boek “Brutalis” van Thierry Van Hasselt in de eveneens crossdisciplinaire samenwerking met danseres Karine Pontiès (www.fremok.org/livres/brutalis.html).
ED
Joris Ribbens
[email protected]
Joris Ribbens ontwerpt multimediale installaties waarin een veelheid aan beeld- en geluidsmateriaal uit zijn persoonlijk archief wordt gesampled tot een atmosferisch geheel waarin lichaam en machine, expressiviteit en emotionele terughoudendheid, intimiteit en het ‘wereldwijde net’ een dubbelrol spelen.
De kunstenaar genoot een opleiding in de schilderkunst. Zo doende omvat het archief in eerste instantie zijn vroeger gerealiseerde, gerecupereerde schilderijen: veelal portretten van levenloze poppen, nu ‘live’ ingezet in de installaties. Ander beeldmateriaal is eigenhandig gefilmd of van internetsites geplukt; bewegingen van een speelgoedpaardje, recent op de Japanse markt gebrachte ‘love dolls’ of dertienjarige meisjes, meezingend met een ‘expliciete’ tekst.
Met de ruimtelijke vertaling van elementen uit pornografische decors vormt de dramaturgie van felle kleuren en over elkaar geprojecteerde, bewegende en stilstaande beelden het centraal wezenskenmerk van dit technologische landschap. De wezenloze poppen en de verwijzingen naar een mechanische interpretatie van de seksualiteit roepen herinneringen op aan personages uit SF-films, zoals de weemoedige Rachel, de met valse herinneringen vechtende robot in “Blade Runner”.
RVDS
Timothy Maxim Segers
[email protected] De ingrepen van Timothy Maxim Segers dienen zich aan als reflecties op stedelijke omgevingen: zowel de fysieke locatie, hun transformatie en voorgeschiedenis, als de ruimere sociale omgeving waarin deze zich situeren. Naar aanleiding van het nieuwbouwproject van kunstcampus de Singel liet de kunstenaar een aardappelvormige schijf uit de luifel van het originele gebouw snijden. In de nabije toekomst zal deze ‘eerste steen’ als minzame obstructie voor de ingang van de nieuwbouw worden gelegd. Op de één of ander manier vertonen Segers’ interventies altijd een ‘parasitair’ karakter. Zo bijvoorbeeld maakte de kunstenaar clandestiene opnames van concerten, waarna de in zijn laarzen verborgen ‘ministudio’ wordt omgedoopt tot een geluidssculptuur, luisterend naar de naam “Bootleg” (2007). Voor de hedendaagse, nomadische mens is het onderscheid tussen ‘thuis’ en ‘elders’ veel minder relevant dan vroeger het geval was. Toch wordt de wereldwijde verspreiding van consumptieartikelen, technologie en telecommunicatie veelal opgevat als een bedreiging voor de lokale identiteit.
Voor zijn tentoonstelling in het Hessenhuis wil Segers zich in de globalisatie inschakelen. Hij doet dit door een ‘All Star’ basketschoen -qua statuswaarde te vergelijken met de ‘blue jeans’- fysiek uit de aanwezige tentoonstellingsinfrastructuur te snijden.
RVDS
Ben Van den Berghe
[email protected] Op het eerste gezicht verwijzen de foto’s van Ben Van den Berghe naar de documentaire fotografie. Zo laat hij telkens weer taferelen zien die de kijker doen vermoeden dat de fotograaf in zijn beeld iets wil vatten van hun ware toedracht. De objecten die hij toont zijn echter niet beladen met een transcendente betekenis, integendeel: in de reeks foto’s die hij in het HessenHuis toont, is het onderwerp telkens weer de betekenis die de mens zelf toekent aan de realiteit.
Van den Berghe fotografeert uitsluitend menselijke constructies, vaak bijzondere composities, of bestaande beelden in close-up. Uit de beelden spreekt in de eerste plaats de systeemdwang van de mens, de behoefte aan een duidelijk verhaal. De kunstenaar laat zien hoezeer we omringd zijn met subtiele richtingaanwijzers die ons het gevoel moeten geven dat we in een overzichtelijke wereld leven: “Everything’s Allright”, zo lezen we op een van de foto’s. Het kan gaan om erg directe en dus gemakkelijk te ontmantelen manipulaties, maar bij uitbreiding ook om ficties waarmee de mens de realiteit vorm geeft.
De fotografie biedt voor Ben Van den Berghe echter geen alternatieve waarheid. Zijn foto’s maken nadrukkelijk duidelijk dat ze ook constructies zijn. Op een foto, die als autonoom beeld in principe los staat van het achterliggende verhaal, krijgt het getoonde zo iets ongedefinieerds, wordt het een element in een fotografisch geheel dat niet één mythe maar een oneindig arsenaal aan verhalen inhoudt.
(fragment uit een tekst van Koen Sels.)
Femke Van Grootel
[email protected] In de installaties van Femke Van Grootel worden beeld, foto en tekst samengebracht op eenzelfde plan, op quasi-didactische wijze, een beetje zoals je een alledaags voorwerp zou samen brengen met de afbeelding en de definitie ervan. Dergelijke benadering roept herinneringen op aan conceptueel kunstenaar Joseph Kosuth, of meer nog aan de mimetische kunstopvattingen van Plato over de idee van het beeld zoals het zich in zijn meest zuiver aanblik toont. In één van Femke Van Grootels werkboeken krijgt het beeld van de tijd, de innerlijke voorstelling van een dag, een concrete typografische gedaante: in de ochtend speelt de dag zich af in rechte lijn, rond de middag ontstaan er afwijkingen, enzovoort. In de tentoonstelling in het HessenHuis vind je dergelijk werkboek op een tafel, vergezeld van één of meerdere stoelen, omringd door een rode, territorium afbakenende tape. Afbeeldingen van dezelfde stoelen hangen dan weer aan de muur, vergezeld van andere tekstjes. De werkwijze van Femke Van Grootel leunt aan bij wat Umberto Eco ooit omschreef als “het open kunstwerk”: gedacht als samenwerking tussen kunstenaar en aanschouwer, wordt het nooit simpelweg een voorwerp met een te ontdekken, ‘objectieve’ structuur. Alle afzonderlijke bouwstenen -de A3 fotokopie, de tape, de tafels en de stoelen- zijn bewust eenvoudig gehouden. Hoewel ze ons in een bepaalde richting schijnen te duwen, zijn het niet meer dan losse aanwijzingen in het script van een wereld zonder vaste richtlijnen.
RVDS
Bart Van Looy
[email protected]
Bart Van Looy is een sterk expressief werkende schilder die op zoek is naar een authentieke, grafische manier van zich uit te drukken. Daarbij hanteert hij ‘de taal van de straat’ – zijn nadrukkelijke ‘vuile’ (in de dubbele betekenis van het woord), provocerende werken spreken met hun schuine moppen vooral zijn directe vriendenkring aan. Een figuur met een grote masturberende hand die met “MEPOL” (men pol, mijn hand) wordt aangeduid is daar een goed voorbeeld van.
Belangrijke invloeden zijn Egon Schiele en Jean-Michel Basquiat, maar ook Fred Bervoets. Het vele wit in Van Looy’s tekeningen en schilderijen is, als contrast voor zijn ruwe portretten, niet alleen een duidelijke referentie naar de portretten van Schiele, maar ook een uiting van een nood aan puurheid. Een belangrijke drijfveer is zeker een behoefte aan romantiek en een zekere frustratie over het gebrek aan intens lichamelijk contact tussen de seksen in de grootstad. Dit alles resulteert in een grote hoeveelheid, vaak opzettelijk karikaturaal geschilderde en getekende (zelf-) portretten. Geregeld zijn daarin naast pornografische figuren ook allerlei bekende mediasterren te herkennen, zoals Eddy Wally, Bobbejaan Schoepen of Michael Jackson, die vooral de onbereikbaarheid van de ander lijken te symboliseren.
ED
Hidde Vanthillo
[email protected] Hidde Vanthillo onderzoekt in zijn schilderijen de balans tussen figuratie en abstractie, tussen spontaniteit en controle. Aanvankelijk vertrekt hij van een concreet beeld, zoals een ‘skate pool’, dat dan in verschillende versies ontleed wordt. De titels verwijzen naar het meest prominente kleurvlak in het doek: “Pink”-, “Green”- of “Purple Pool”. Niet alleen de compositie en kleuropbouw zijn steeds verschillend, maar ook de schildertechniek. Tegenover grote, vaak felle kleurvlakken worden verschillende manieren van belijnen en accentueren geplaatst. Vanthillo maakt ook graag gebruik van zogenaamde ‘drippings’ die tegenover een strakke opzet een toevallig element introduceren.
In zijn meest recente werk is de nadruk echter komen te liggen op het abstracte schilderproces van actie en reactie. Nu gaat het, los van een specifiek onderwerp, puur om de onderlinge spanning en interactie tussen de kleuren, vlakken, drippings, lijnen en andere accenten die naar een compositie en evenwicht zoeken. Belangrijke aandachtspunten tijdens het schilderproces zijn het invloedrijke effect van naast elkaar geplaatste kleuren, de invloed op het geheel van het kleinste detail, maar ook facetten als stilte, eenzaamheid, leegte, vervreemding, “de aanwezige afwezigheid, de afwezige aanwezigheid”. In die zin is niet alleen een formele maar ook een inhoudelijke verwijzing naar het werk van David Hockney en Koen Van den Broeck op zijn plaats.
ED
Vanessa Verstappen
[email protected]
Vanessa Verstappen maakt tekeningen van slapende mensen. De ontstaansgeschiedenis van die benadering is persoonlijk. Doordat zij zelf slechts af en toe de slaap kan vatten, kwam ze op het idee slapende mensen te tekenen. De kunstenares koos resoluut voor de potloodtekening nadat zij andere media had geëxploreerd. Gedurende het tekenen wil de kunstenares haar modellen voelen ademen, bewegen, rusten. Daarom gebeurt het tekenen altijd in aanwezigheid van het model. Voor Vanessa Verstappen is de slapende mens schoon, puur, eerlijk; “Iemand die slaapt, liegt niet”. Op vergelijkbare wijze zijn haar potloodlijnen eerlijk, luchtig, zuiver. Op realistische wijze kopiëren ze het gedrag en de houding van de slaper en in zekere zin de slaap zelf.
Soms zijn de figuren weggegomd. Dan weer ebben de modellen weg in het papier. En het overgrote deel van het blad blijft wit, laat ruimte voor interpretatie. Of er zijn vlekken op het papier. Zo ontstaan tal van analogieën tussen de drager van de tekening en het bedlinnen, dat de drager is van de slaap. Waarnemingstekenen vereist een inlevingsproces en het slapende model verschilt in menig opzicht van het klassieke, ‘wakkere’ model. Op de vraag of het tekenen ook een therapeutisch effect heeft, antwoordt Vanessa Verstappen dat ze, doorheen het tekenen zelf soms slaperig wordt. Het tekenen brengt rust of een gevoel van ‘trance’.
RVDS
Ann Wanten
[email protected]
Ann Wanten studeerde juweelontwerp. Ze maakte als eindwerk een in de ruimte zwevende installatie van zeven meter lang die bestaat uit dunne, zilveren ringvormige figuren. Deze zijn het resultaat van een onderzoek naar nieuwe sieraadvormen waarvoor zij vertrok van horizontale en verticale lichaamsdoorsneden. In een interessante beweging ontstaan zo vanuit het lichaam sieraden voor het lichaam.
Aan de hand van afgietsels van haar eigen lichaam maakte Wanten doorsneden waarvan ze er uiteindelijk vijftig selecteerde om in rechthoekige zilverdraad uit te werken. Met de doorsneden in dit relatief neutrale materiaal maakte ze opnieuw een lichaam, dat wil zeggen een ruimtelijke installatie waar de bezoeker dwars doorheen kan wandelen om de stukken afzonderlijk te bekijken. In elke ‘ring’ is steeds het lichaamsdeel en de plaats gegraveerd waarvan de doorsnede afkomstig is. Het persoonlijke lichaam wordt daardoor nog sterker geobjectiveerd. Aan enkele stukken is echter ook de factor ‘draagbaarheid’ toegevoegd: de doorsneden van het hoofd kregen een vrijwel onzichtbare sluiting en zijn daardoor draagbaar als halssieraad. Via de sieraden ontstaat zo een intrigerende wisselwerking tussen individueel/universeel en subjectief/objectief.
ED
Michaël Wiesner
[email protected]
Michaël Wiesner gaat in zijn geometrische sculpturen op zoek naar de perfecte vorm. Strak afgewerkt, langgerekt, maar ook vierkant; licht glooiend, liggend, hangend, tasten zijn beelden, eenmaal hun vorm gevonden, ook hun plaatsing en onderlinge relatie binnen de ruimte af.
Het naar vorm zoekende ontstaansproces wordt weerspiegeld in de manier waarop Wiesner zijn beelden toont: alleen of in wisselende samenhang worden ze immers steeds op een heel specifieke manier in de ruimte gebracht. Daarbij is er ook veel aandacht voor hun belichting. De hiervoor gebruikte neonbuizen vormen op zich een parallelle, letterlijk evenwijdige vorm, een aanvulling of uitbreiding van de sculpturen. Maar de strakheid van de sculpturale vorm krijgt door deze belichting ook een extra dimensie door het samenspel tussen belicht oppervlak en schaduwzijde van zowel sculptuur als omliggende ruimte.
ED
Femke Van Grootel
Lode Geens
Gite Le Bruyn Joris Ribbens
Ann Wanten
Glenn Geerinck
Bart van Looy Glenn Geerinck Fred Beyens
Ben Van den Berghe Hidde Vanthillo
Ben Van den Berghe Michael Wiesner
Tomothy Maxim Seghers Ahtar Jaber Vanessa Verstappen
Lode Geens
Ann Eckers
www.antwerpen.be
03 22 11 333