Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Vrijetijdsvoorzieningen in de woonomgeving 35 gemeenten vergeleken
september 2004
Colofon Samenstelling SGBO:
W.J.M. (Wendy) van Beek MA drs. A.J.H. (Bert Jan) Smallenbroek
Stichting Recreatie – KIC:
drs. J.M.C. (Marco) Duiker ir. F. (Femke) Huis
SGBO Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag telefoon (070) 373 8400 fax (070) 363 9345 www.sgbo.nl SGBO 3527/377
Vormgeving binnenwerk R.M. (Roelfien) Pranger-Folkersma Druk Sector Document Processing, VNG
Stichting Recreatie - KIC Raamweg 19 2596 HL Den Haag telefoon (070) 427 5454 fax (070) 427 5413 e-mail
[email protected] website: www.stichtingrecreatie.nl Nummer: 2003-117
Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Voorwoord Dit onderzoek, in opdracht van de ANWB, is uniek in zijn soort. Voor het eerst is op deze schaal specifiek gekeken naar vrijetijdsvoorzieningen voor inwoners van gemeenten. In dit rapport zijn de resultaten weergegeven van de vergelijking van 35 gemeenten op het gebied van vrijetijdsvoorzieningen in de woonomgeving. Recreatie en vrijetijdsbesteding is voor leden van de ANWB belangrijk. Met het verschijnen van dit rapport kan de ANWB een nieuwe impuls geven aan haar beleid rond het behartigen van de belangen van haar leden op het gebied van recreatie en vrijetijdsbesteding. De onderzoekers willen benadrukken dat de uitkomst van dit onderzoek bij benadering een beeld geeft van vrijetijdsvoorzieningen in gemeenten. In het onderzoek is uitgegaan van reeds aanwezige en beschikbare informatie die binnen de kaders van dit project verkregen konden worden van algemene bronnen zoals CBS en brancheverenigingen. Dit betekent concreet dat bijvoorbeeld bij gebrek aan informatie enkele onderwerpen niet meegenomen konden worden.
De onderzoekers willen de opdrachtgever en de leden van de begeleidingscommissie bedanken voor de constructieve wijze waarop concepten van commentaar zijn voorzien en voor de inbreng in specifieke situaties.
drs. C.M.S. Glim, directeur SGBO
ir. J.E.J. Klüppel, directeur Stichting Recreatie, Kennisen Innovatiecentrum
3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6
Inhoudsopgave blz. Samenvatting 1
2
3
1
Inleiding 1.1 Achtergronden en aanleiding 1.2 Doel van het project 1.2.1 Selectie van gemeenten 1.3 Werkwijze 1.3.1 Indicatoren en variabelen 1.4 Kader en reikwijdte van het onderzoek 1.5 Begeleidingscommissie 1.6 Leeswijzer
7 7 8 8 9 9 10 10 11
Literatuuronderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Vrijetijdsbesteding 2.3 Recreatie- of vrijetijdsactiviteiten 2.4 Vrijetijdsvoorzieningen 2.4.1 Discussie rond rode en groene voorzieningen 2.4.2 Groene en blauwe voorzieningen 2.4.3 Rode voorzieningen 2.6 ANWB Vrijetijdsonderzoek 2003 2.7 Conclusie
13 13 13 14 16 16 16 17 20 21
Het vergelijken van vrijetijdsvoorzieningen 3.1 Keuze voor indicatoren en variabelen 3.2 Dataverzameling en -bewerking
23 23 28
De weging Het literatuuronderzoek Expert opinion Aanvullend onderzoek De gehanteerde weging en interpretatie De berekening van de gewogen scores en interpretatie Consequenties van de gehanteerde wegingmethode
28 28 29 29 29 31 31
4
Resultaat: scores per afzonderlijke variabele
33
5
Resultaat: gegroepeerde scores per indicator
59
6
Resultaat: gegroepeerde scores per hoofdcategorie en totaalscore 69
7
Conclusie 75 7.1 Beste scores per variabele, per indicator en als totaalbeeld 75 7.1.1 Beste scores per individuele variabele 75 7.1.2 Beste scores per indicator 77 7.1.3 Beste scores per hoofdcategorie 79 7.1.4 Totaalscore vrijetijdsvoorzieningen 79
8
Discussiepunten en suggesties voor vervolgonderzoek 8.1 Informatie 8.1.1 Beschikbare informatie 8.1.2 Kwaliteit van de informatie 8.2 Suggesties voor vervolgonderzoek
81 81 81 81 82
Bijlagen
I
Bijlage 1
Geraadpleegde bronnen
Bijlage 2
Kwaliteitsindicatoren gebied
Bijlage 3
Uitkomsten aanvullend onderzoek Bloomerce
Bijlage 4
Methode van waardebepaling technische toelichting
recreatie
III in
en
het
landelijke V
weging:
VII een X
databestanden van brancheverenigingen en landelijke organisaties zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Samenvatting In opdracht van de ANWB hebben SGBO, onderzoeks- en adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Stichting Recreatie, Kennis- en Innovatiecentrum onderzoek gedaan naar vrijetijdsvoorzieningen in 35 grote gemeenten. Het doel van het onderzoek is het vergelijken van deze gemeenten op vrijetijdsvoorzieningen in brede zin in de woonomgeving en het weergeven van het resultaat in rangorden. Op basis van een literatuuronderzoek is eerst bepaald wat voor recreanten belangrijk is voor hun vrijetijdsbesteding. Vervolgens is gekeken naar de beschikbare informatie over hiervoor benodigde voorzieningen die binnen de kaders van dit onderzoek verkregen kon worden. Dit alles is verwerkt in een lijst met indicatoren en variabelen die aanwijzingen geven over vrijetijdsvoorzieningen voor inwoners van gemeenten en randvoorwaarden voor vrijetijdsbesteding. Reikwijdte van het onderzoek Over het algemeen is het niet zo dat beschikbare gegevens direct passen op de voorzieningen die we willen meten. De variabelen en indicatoren die we uiteindelijk gebruiken zijn een benadering van de variabelen en indicatoren die we idealiter zouden willen gebruiken. Het onderzoek is daarnaast uitgevoerd op basis van beschikbare informatie die binnen het kader, horende bij dit onderzoek, verkregen kon worden. Er is zoveel mogelijke gebruik gemaakt van centrale
1
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Literatuuronderzoek De vraag die de basis vormt voor dit onderzoek is: wat is voor de inwoner van een gemeente in zijn of haar rol als recreant belangrijk voor het prettig kunnen besteden van de vrije tijd? Er is gekeken naar beschikbare literatuur over vrijetijdsbesteding, vrijetijdsactiviteiten en vrijetijdsvoorzieningen en randvoorwaarden voor een prettige vrijetijdsbesteding. Om het rapport overzichtelijk en leesbaar te houden is gekozen voor de onderverdeling naar groen/blauwe- en rode vrijetijdsvoorzieningen. Het onderscheid tussen rode en groene voorzieningen is een punt van discussie, er is immers ook groen in de stad en er zijn stedelijke voorzieningen in het landelijk gebied. In dit project gaan we ervan uit dat wandelen en fietsen als vrijetijdsactiviteit vooral plaatsvinden in een ‘groene’ omgeving en dat stedelijke parken en plantsoenen onder groene voorzieningen geschaard worden. De belangrijkste conclusies uit het literatuuronderzoek zijn: Groen/blauwe voorzieningen De belangrijkste activiteiten zijn wandelen, fietsen, zwemmen en waterrecreatie. De kwaliteit van de groen/blauwe omgeving voor deze activiteiten wordt voornamelijk bepaald door de mate van stilte, de toegankelijkheid, wandel- en fietsmogelijkheden (routes, paden) en de waterkwaliteit.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Rode voorzieningen De voorzieningen die als meest belangrijk naar voren komen, zijn winkels, uitgaansgelegenheden, horeca, sportvoorzieningen maar ook voorzieningen voor kinderen jonger dan 12 jaar. Randvoorwaarden In de categorie randvoorwaarden scoren overlast zoals hondenpoep en zwerfafval hoog, maar ook sociale veiligheid en bereikbaarheid van voorzieningen, groen en stadscentra. Keuze voor variabelen en indicatoren Voor het bepalen van de objectieve en verdedigbare indicatoren om de vrijetijdsvoorzieningen voor inwoners van gemeenten te beoordelen, is in het literatuuronderzoek gekeken naar de wijze waarop mensen hun vrije tijd besteden, welke activiteiten voor recreanten het belangrijkst zijn en welke voorzieningen daarvoor benodigd zijn. Vervolgens is gekeken welke informatie beschikbaar is voor alle 35 gemeenten. In eerste instantie waren er 86 beschikbare informatiebronnen. Er is vervolgens een keuze gemaakt voor indicatoren en variabelen die het geheel aan vrijetijdsvoorzieningen in 35 grote gemeenten op dit moment het beste kunnen benaderen en waarvoor de informatie binnen de kaders van het onderzoek verkregen kon worden. Deze lijst is hier weergegeven.
Tabel 1
Definitieve lijst met indicatoren en variabelen
Hoofdcategorie
Indicatoren
Variabelen
Randvoorwaarden
Sociale veiligheid
Onveiligheidsgevoelens
Buurtoverlast
Zwerfafval Hondenpoep
Bereikbaarheid
Per openbaar vervoer Per fiets
Groene en blauwe voorzieningen
Rode voorzieningen
Groen in en om de stad Oppervlakte groen Spreiding groen Kwaliteit groene ruimte voor activiteiten
Fietsen Wandelen Waterrecreatie
Sport
Oppervlakte basissportvoorzieningen Spreiding sportvoorzieningen Aantal sportaccommodaties Zwembaden
Uitgaan en cultuur
Aantal cafés en bars Aantal discotheken Aantal fastfoodrestaurants Aantal restaurants Aantal musea Aantal bioscoopzalen Aantal filmhuizen Aantal evenementen
Attracties
Dierentuinen en pretparken Aantal speeltuinen Aantal kinderboerderijen
Winkelen
Aantal niet-dagelijkse winkels
Aan de keuze voor elke variabele is een uitgebreide discussie voorafgegaan. Dit had soms te maken met genoegen nemen met alternatieven en soms met praktische financiële keuzes. Een feit is 2
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
dat informatie over de kwaliteit van vrijetijdsvoorzieningen niet altijd beschikbaar is. In hoofdstuk drie is een verkorte versie van de discussie over de variabelen terug te vinden.
Tabel 2
De weging De reikwijdte van dit project is bepalend voor het resultaat. Wij denken dat we met de uitkomsten van dit onderzoek voor ongeveer 80% een oordeel kunnen geven over de vrijetijdsvoorzieningen in de 35 gemeenten. Die 80% komt nadrukkelijk terug in de weging van de variabelen die is uitgedrukt in een 80-puntenschaal. Bij een eventueel vervolgonderzoek waarbij meer informatie voor handen is, kan het percentage van 80% wellicht verhoogd worden tot 85% of 90%.
Onveiligheidsgevoelens
10
Zwerfafval Hondenpoep
5 5
Per openbaar vervoer Per fiets
2 3
Oppervlakte groen Spreiding groen
8 6
Fietsen Wandelen Waterrecreatie
4 5 2
Oppervlakte basissportvoorzieningen Spreiding sportvoorzieningen Aantal sportaccommodaties Zwembaden
3 2 1 3
Aantal cafés en bars Aantal discotheken Aantal fastfoodrestaurants Aantal restaurants
2 1 2 2
Het resultaat van de weging is, op basis van de 80-puntenschaal als volgt: - Randvoorwaarden 25; - Groene/blauwe voorzieningen 25; - Rode voorzieningen is 30.
Aantal musea Aantal bioscoopzalen Aantal filmhuizen Aantal evenementen
1 1 1 1
Aantal dierentuinen en pretparken Aantal speeltuinen Aantal kinderboerderijen
1 1 1
De wegingsfactoren van de variabelen zien er als volgt uit:
Aantal niet-dagelijkse winkels
7
Voor het toekennen van wegingsfactoren, hoe de variabelen en indicatoren zich tot elkaar verhouden, is teruggegrepen op het literatuuronderzoek, het deskundigenoordeel van de begeleidingscommissie van dit project en een aanvullend onderzoek dat de ANWB heeft laten uitvoeren.
Weging variabelen
Variabelen
Wegings factor variabelen
80
3
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Om de scores van gemeenten op indicatoren vast te stellen, wordt van een of meerdere variabelen samen één cijfer gemaakt. Hiervoor worden eerst de scores van gemeenten op variabelen gestandaardiseerd en afgezet ten opzichte van de hoogst scorende gemeente. Deze score wordt gerelateerd aan een tien puntenschaal. Dat wil zeggen dat de hoogste gestandaardiseerde score per variabele tien is en de andere scores tussen nul en tien liggen. Vervolgens worden van (bijvoorbeeld) twee variabelen, die samen een indicator vormen, de gestandaardiseerde scores gewogen middels het gewicht dat in de voorgaande tabel is weergegeven. De exacte methode van waardebepaling en rangschikking van de resultaten is terug te vinden in de bijlagen. Het standaardiseren en wegen van variabelen wordt ook toegepast op de totaalscore van gemeenten op álle variabelen. Hierbij moet opgemerkt worden dat het gewogen gemiddelde en de totaalscore relatieve cijfers zijn en geen rapportcijfers! Het resultaat Het resultaat van dit onderzoek is een overzicht van de scores van gemeenten per variabele, per indicator, per hoofdcategorie en als totaalscore van alle variabelen. In deze samenvatting wordt kort het resultaat van de top 3 best scorende gemeenten op het niveau van indicatoren, hoofdcategorie en als totaalscore weergegeven.
4
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Tabel 3
Top-3 beste scores per indicator
Indicator
Best scorende gemeente nummer 1
nummer 2
Nummer 3
Randvoorwaarden Sociale veiligheid
Leeuwarden
Enschede Deventer Hengelo (O) Zwolle Almelo
Buurtoverlast
Emmen
Apeldoorn, Leeuwarden, Enschede Groningen Hengelo (O) Almelo
Bereikbaarheid/vervoer
Maastricht
Leeuwarden Almere Zoetermeer
Groene en blauwe voorzieningen Groen in en om de stad
Almere
Ede
Apeldoorn
Kwaliteit groene ruimte voor activiteiten
Apeldoorn
Helmond
Ede
Sport
Dordrecht
Leiden
Eindhoven
Uitgaan en cultuur
Amsterdam
Maastricht
Leeuwarden, Groningen, Den Bosch
Attracties
Zwolle
Amsterdam
Rotterdam
Winkels
Maastricht
Alkmaar
Haarlem Venlo
Rode voorzieningen
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Details omtrent de scores per variabele, de scores voor elke gemeente en eventuele bijzonderheden zijn terug te vinden in de hoofdstukken vijf, zes en zeven van dit rapport. Tabel 4
Top-3 beste scores per hoofdcategorie
Hoofdcategorie
Best scorende gemeente Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Randvoorwaarden
Leeuwarden
Enschede
Emmen
Groene en blauwe voorzieningen
Almere
Ede
Apeldoorn
Rode voorzieningen
Maastricht
Amsterdam
Leiden
Het standaardiseren en wegen van alle variabelen tezamen levert een totaalscore op. De top-10 best scorende gemeenten op het gebied van vrijetijdsbesteding zijn: Top 10 gemeenten met de beste vrijetijdsvoorzieningen 1. Gemeente Emmen. 2. Gemeente Ede. 3. Gemeenten Apeldoorn en Leeuwarden. 5. Gemeente Enschede. 6. Gemeente Arnhem. 7. Gemeente Deventer. 8. Gemeente Groningen. 9. Gemeente Den Bosch. 10. Gemeenten Zwolle, Hengelo (O), Helmond.
5
totaalscore
voor
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Opvallend aan het resultaat is dat de vier grote gemeenten een relatief lage totaalscore hebben. Deze gemeenten scoren als volgt: Amsterdam: 29ste plaats, Rotterdam: 32ste plaats, Den Haag: 31ste plaats en Utrecht: 30ste plaats. Dit heeft te maken met het feit dat de randvoorwaarden in die gemeenten over het algemeen slechter beoordeeld worden: er is meer onveiligheid en meer overlast. Deze relatief lage totaalscores gelden ook voor gemeenten die vallen in dezelfde politieregio’s als deze grote gemeenten, zoals Schiedam en Zoetermeer. Conclusie Dit onderzoek heeft een vrij uniek karakter door het feit dat specifiek vrijetijdsvoorzieningen zijn vergeleken en door de schaal waarop onderzoek is gedaan: 35 grote gemeenten zijn vergeleken op hun aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen voor de eigen inwoners. Het resultaat van het onderzoek en de lijst met indicatoren en variabelen moeten geïnterpreteerd worden als een benadering van de werkelijkheid. De prioriteit ligt bij voorzieningen die van belang zijn voor de meest beoefende recreatieactiviteiten. Naar elke variabele kan een onderzoek op zich worden uitgevoerd. De toegevoegde waarde van dit onderzoek zit vooral in het geheel van variabelen en minder in de individuele variabelen. Het geheel van variabelen vormt een samenhangende meting die gericht is op de belangrijkste recreatieactiviteiten. Voor een eventueel vervolgonderzoek is het van belang dat opnieuw goed gekeken wordt naar de beschikbaarheid en de kwaliteit van de informatie. Informatie over de kwaliteit van voorzieningen is schaars
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
en soms ontbreekt een goed en wetenschappelijk verantwoord kader. Dit onderzoek is uitgevoerd binnen bepaalde kaders waardoor het aantal variabelen gelimiteerd was. Er zijn nog vele onderwerpen waar informatie over beschikbaar is die meegenomen kunnen worden in een mogelijk vervolgonderzoek. Het resultaat van de meting kan daardoor worden verbeterd.
6
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
-
1 Inleiding
1.1
-
Achtergronden en aanleiding
de ondersteuning van groepen leden die zelf aan de slag willen met hun woonomgeving; het uitleggen wat de ANWB heeft gedaan en doet op het gebied van vrije tijd; links naar andere internetsites op dit terrein vermelden.
Recreatie en vrijetijdsbesteding in de directe woonomgeving is erg belangrijk voor de leden van de ANWB. In 2003 is de ANWB gestart met een groot Vrijetijdsonderzoek. Enerzijds is het doel van dit vrijetijdsonderzoek het verzamelen van signalen over knelpunten en wensen van ANWB leden ten aanzien van hun vrijetijdsbesteding. Anderzijds wil de ANWB met dit onderzoek gemeenten inzicht geven in de resultaten en waardering van hun recreatie- en vrijetijdsbeleid voor en door de eigen inwoners. De ANWB zet zich al 120 jaar in voor de belangen van de recreant. De komende jaren zal de Bond zich extra inspannen om de belangen te behartigen van de inwoners van steden op het gebied van recreatie en vrijetijdsbesteding in hun eigen woonomgeving. Dit zal de ANWB doen via de eigen producten en diensten maar ook door gemeenten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en beleid.
Eind 2003 is een grote enquête onder leden en niet-leden van de ANWB gehouden om erachter te komen hoe inwoners van gemeenten de vrijetijdsvoorzieningen in hun eigen woonomgeving waarderen. Het gaat dan om de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding en de factoren die van invloed zijn op een positieve of negatieve waardering van de vrijetijdsvoorzieningen.
Onderdelen van het Vrijetijdsonderzoek 2003 zijn: - een grote enquête naar knelpunten in de woonomgeving; - het uitreiken van een innovatieprijs (welke verbeteringen heeft men dit jaar opgemerkt) en een ideeënprijs (welke verbeteringen zijn mogelijk maar nog nergens gerealiseerd); - het introduceren van meldpunten voor klachten over wandelen fietspaden, zwerfafval en dergelijke;
SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), en Stichting Recreatie, Kennis- en Innovatiecentrum zijn gevraagd gezamenlijk dit laatste project uit te voeren.
7
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Naast dit subjectieve onderzoek over vrijetijdsvoorzieningen in de woonomgeving wil de ANWB ook een meer objectief beeld krijgen van het aanbod van vrijetijdsvoorzieningen. De ANWB wil hiervoor gegevens verzamelen over het aanbod van vrijetijdsvoorzieningen in en rondom de grotere gemeenten. Dit aanbod van deze gemeenten kan vervolgens, op basis van verschillende indicatoren, onderling vergeleken worden.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
1.2
Doel van het project
In het offerteverzoek heeft de ANWB het doel van het project als volgt geformuleerd: Vergelijk bij een groep grotere gemeenten de aantrekkelijkheid van die gemeenten op het gebied van vrijetijdsvoorzieningen in brede zin, op basis van ongeveer 30 indicatoren, en geef het resultaat weer in een rangorde. De ANWB geeft aan dat objectiviteit, herhaalbaarheid en uitbreidbaarheid van het onderzoek belangrijk zijn. Het onderzoek draait om variabelen en indicatoren die de aantrekkelijkheid weergeven van een gemeente op het gebied van vrijetijdsvoorzieningen. Het gaat nadrukkelijk om de inwoner als recreant en niet om de bezoeker als recreant. Daarnaast is gekozen voor het vergelijken van gemeenten in plaats van het vergelijken van steden. Dit heeft te maken met gegevens die veelal op gemeenteniveau beschikbaar zijn. Daarnaast bepalen gemeenten met hun beleid mede de aanwezigheid van vrijetijdsvoorzieningen en kunnen zij hier eventueel op aangesproken worden. 1.2.1 Selectie van gemeenten Er is gekozen voor het vergelijken van 35 grote gemeenten. Met dit aantal is een geografische spreiding mogelijk. Er blijft in dat geval ook nog ruimte over voor het verzamelen van gegevens over indicatoren die niet eenvoudig te bepalen zijn. Voor dit onderzoek zijn de 30 gemeenten (G30) uit het Grotestedenbeleid (GSB) als basis genomen. De G30 gemeenten zijn vervolgens aangevuld met vijf gemeenten die daarna het grootste aantal inwoners hebben.
8
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Ter verduidelijking, de G30 gemeenten zijn niet per definitie de gemeenten met de hoogste aantallen inwoners. Het gevolg hiervan is dat enkele gemeenten niet worden meegenomen die op basis van het aantal inwoners wel tot de 35 grootste gemeenten behoren. Dit zijn bijvoorbeeld de gemeenten Sittard-Geleen, Delft en Hilversum. Andersom geldt dat bijvoorbeeld de gemeente Lelystad deel uitmaakt van de G30 gemeenten maar pas op de 47ste plaats komt als het gaat om aantallen inwoners. Tabel 5
De 35 grote gemeenten in dit onderzoek
Gemeente
Inwoners Per 1-1-2003 / deelnemer aan Grotestedenbeleid (GSB)
Gemeente
Inwoners Per 1-1-2003 / deelnemer aan Grotestedenbeleid (GSB)
1. Amsterdam 2. Rotterdam 3. Den Haag 4. Utrecht 5. Eindhoven 6. Tilburg 7. Groningen 8. Almere 9. Breda 10. Nijmegen 11. Apeldoorn 12. Enschede 13. Haarlem 14. Arnhem 15. Zaanstad 16. Den Bosch 17. Amersfoort 18. Haarlemmermeer
736.562 (G4) 599.651 (G4) 463.826 (G4) 265.151 (G4) 206.118 (G26) 197.917 (G26) 177.172 (G26) 165.106 164.397 (G26) 156.198 (G26) 155.741 152.321 (G26) 147.097 (G26) 141.528 (G26) 139.464 (G26) 132.501 (G26) 131.221 (G26) 122.902
19. Maastricht 20. Dordrecht 21. Leiden 22. Zoetermeer 23. Zwolle 24. Emmen 25. Ede 26. Heerlen 27. Alkmaar 28. Venlo 29. Leeuwarden 30. Deventer 31. Helmond 32. Hengelo 33. Schiedam 34. Almelo 35. Lelystad
121.982 (G26) 120.043 (G26) 117.689 (G26) 112.594 109.955 (G26) 108.198 (G26) 104.771 93.969 (G26) 93.390 (G26) 91.780 (G26) 91.284 (G26) 87.526 (G26) 84.233 (G26) 80.962 (G26) 75.802 (G26) 71.729 (G26) 68.555 (G26)
Bron: CBS 2003
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
1.3
Het kiezen van de variabelen en indicatoren die de vraag voldoende benaderen én die daadwerkelijk meetbaar zijn noemen we in dit project het operationaliseren van de vraag.
Werkwijze
Het onderzoek is verdeeld in drie fasen: 1. Literatuuronderzoek en het operationaliseren van de vraag. 2. Data verzamelen en verwerken. 3. Analyse en rapportage. Tabel 6 geeft aan hoe de verschillende onderdelen van dit onderzoek met elkaar samenhangen. Voor de duidelijkheid worden fase 1 en 2 gescheiden. In de praktijk van het onderzoek is gebleken dat deze fasen gedeeltelijk in elkaar overlopen en elkaar daarmee versterken. Tabel 6 Fase 1a
Om te komen tot objectieve en verdedigbare indicatoren is het noodzakelijk om eerst te kijken naar: - Wat is voor recreanten belangrijk in hun vrijetijdsbesteding? - Welke voorzieningen en randvoorwaarden zijn daarvoor nodig? - Hoe kan dit alles objectief worden gemeten? Hiervoor is een literatuuronderzoek uitgevoerd, gebruikmakend van de recreatiebibliotheek van Stichting Recreatie-KIC.
Fasen in het onderzoek Fase 1b
Literatuurstudie Operationaliseren van de vraag Opstellen van indicatoren
Fase 2
Fase 3
Data verzamelen
Analyse
Verwerken indicatoren
Rapportage
1.3.1 Indicatoren en variabelen De termen indicatoren en variabelen staan centraal in dit onderzoek. Gemeenten worden onderling vergeleken op deze indicatoren en variabelen die een beeld geven van de vrijetijdsvoorzieningen, maar wat houdt dit in? Een indicator is in dit onderzoek een meetbaar aspect van vrijetijdsvoorzieningen in brede zin. Het geeft een aanwijzing over de aard, de hoeveelheid en de kwaliteit van vrijetijdsvoorzieningen. Een voorbeeld: Een groene natuurlijke omgeving kan een belangrijk aspect zijn voor de vrijetijdsbesteding, maar hoe meet je ‘natuur’ of ‘groen’? Kijk je naar de oppervlakte van bossen of het aantal parken en plantsoenen, of naar hoe dichtbij het ‘groen’ is in een gemeente? In dit voorbeeld is ‘groen’ de indicator en zijn de oppervlakte van bossen, het aantal parken en plantsoenen en de nabijheid van groen
9
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
de variabelen. Kortom, een indicator bestaat dus uit één of meerdere variabelen.
1.4
bloeiende struiken belangrijk is voor de vrijetijdsbesteding én als hier geen gegevens per gemeente over beschikbaar zijn, dan is er géén apart onderzoek gedaan naar het aantal groene bomen en bloeiende struiken in de 35 gemeenten.
Kader en reikwijdte van het onderzoek
Het operationaliseren van de vraag, het kiezen van de variabelen en indicatoren die de vraag voldoende benaderen én die daadwerkelijk meetbaar zijn, is samen met het bepalen van wegingsfactoren het belangrijkste onderdeel in dit onderzoek. In het onderstaande kader willen wij daarom de reikwijdte van het project benadrukken. Reikwijdte van het onderzoek Over het algemeen is het niet zo dat beschikbare gegevens of de onderzoeksresultaten direct passen op de voorzieningen die we willen meten. De variabelen en indicatoren die we uiteindelijk gebruiken zijn een benadering van de variabelen en indicatoren die we idealiter zouden willen gebruiken. Het onderzoek is daarnaast uitgevoerd op basis van beschikbare informatie die binnen het kader, horende bij dit onderzoek, verkregen kon worden. Er is zo veel mogelijke gebruikgemaakt van centrale databestanden van brancheverenigingen en landelijke organisaties, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
1.5
Begeleidingscommissie
Voor de duur van het project is een aantal experts gevraagd zitting te nemen in een begeleidingscommissie. De leden van deze commissie hebben op basis van hun expertise en ervaring input geleverd bij de belangrijkste beslissingen die gedurende dit onderzoek zijn genomen. De leden van de begeleidingscommissie zijn: 1. mevrouw Gemma Warmerdam (als opdrachtgever namens ANWB); 2. de heer Arjan de Bakker (ANWB); 3. de heer Sjerp de Vries (Alterra); 4. de heer Gerard van der Linden (Sport en Recreatie, gemeente Rotterdam); 5. de heer Thom Rutten (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, directie Sport); 6. mevrouw Niek Bosch (gemeente Amsterdam).
In enkele gevallen zijn de verkregen gegevens bewerkt maar is er geen apart onderzoek gedaan naar de individuele indicatoren of variabelen. Een voorbeeld: de indicator ‘groen’. Als uit de literatuur zou blijken dat het aantal groenblijvende bomen en het aantal
10
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
1.6
Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding volgt een verkenning van de literatuur over de elementen die van belang zijn voor een prettige vrijetijdsbesteding. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de keuze van indicatoren en variabelen om vrijetijdsvoorzieningen in gemeenten te kunnen vergelijken, de gehanteerde methode en de weging. Kortom, de verantwoording van het onderzoek. Daarna worden de resultaten gepresenteerd, allereerst voor de individuele variabelen en vervolgens voor groepen van variabelen en álle variabelen samen. Ten slotte wordt het rapport afgesloten met conclusies en bijlagen.
11
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
2 Literatuuronderzoek 2.1
Inleiding
Voor het bepalen van de objectieve en verdedigbare indicatoren om de vrijetijdsvoorzieningen in de gemeente te beoordelen, is het noodzakelijk om eerst te bepalen hoe mensen hun vrije tijd besteden, welke vrijetijdsactiviteiten voor inwoners van gemeenten het belangrijkst zijn en welke voorzieningen daarvoor benodigd zijn. We willen namelijk die voorzieningen meten die belangrijk zijn voor de recreatieactiviteiten die het vaakst worden uitgevoerd. Vervolgens kan worden gekeken welke informatie beschikbaar is voor alle 35 gemeenten. Tenslotte kan dan een keuze worden gemaakt voor indicatoren en variabelen die in samenhang met elkaar het geheel aan vrijetijdsvoorzieningen in 35 grote gemeenten op dit moment het beste kunnen benaderen. Dit proces is weergegeven in hoofdstuk drie. Figuur 1
Kennis uit vakliteratuur in relatie tot dit onderzoek
Literatuur: Wat is belangrijk voor de besteding van vrije tijd?
Informatie:
Keuze:
Welke informatie over vrijetijdsvoorzieningen is beschikbaar en voor alle 35 gemeenten
Kiezen van indicatoren en variabelen die vrijetijdsvoorzieningen op dit moment het beste kunnen benaderen.
13
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten van het literatuuronderzoek geschetst. Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt een algemene beschrijving gegeven van vrijetijdsbesteding en de belangrijkste vormen daarvan. Vervolgens worden vrijetijdsactiviteiten en vrijetijdsvoorzieningen gerangschikt naar mate van belangrijkheid. Deze voorzieningen worden onderverdeeld naar groene, blauwe en rode voorzieningen. De belangrijkste randvoorwaarden voor een prettige vrijetijdsbesteding worden op basis van beschikbare literatuur besproken. Tenslotte worden de resultaten van het ANWB Vrijetijdsonderzoek 2003 besproken, waarna een conclusie volgt van het hoofdstuk.
2.2
Vrijetijdsbesteding
In de periode 1995-2000 daalde de hoeveelheid vrije tijd van 47,3 naar 44,8 uur per week, een afname van 5%. Dat men minder vrije tijd heeft, is grotendeels het gevolg van het meer tijd besteden aan arbeid (grotere arbeidsinspanning) en slapen (slaap- of hersteltijd). Beide factoren nemen elk ongeveer de helft van de afname van de vrije tijd voor hun rekening (Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2001: 45). De volgende tabel geeft weer hoeveel tijd, als percentage van de beschikbare vrije tijd, de bevolking van 12 jaar en ouder besteedt aan de verschillende vormen van vrijetijdsbesteding die het SCP hanteert.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Tabel 7
Besteding vrije tijd
2.3
Activiteit -
Percentage
Elektronische media (inclusief pc) Sociale contacten Overige liefhebberijen Gedrukte media Vrijetijdsmobiliteit Uitgaan (musea, evenementen, pretparken, horeca, theaters) Maatschappelijke participatie Sport en bewegen (incl. wandelen en fietsen)
Recreatie- of vrijetijdsactiviteiten
Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat we per week ongeveer een kwart van al onze beschikbare tijd besteden aan vrijetijdsactiviteiten. In deze paragraaf gaan we dieper in op vrijetijdsactiviteiten buitenshuis.
33% 22% 15% 9% 7% 6% 4% 4%
Bron: SCP, Trends in de tijd (2001: 52)
De afname van de hoeveelheid vrije tijd met 5% heeft niet gezorgd voor een afname van 5% op alle vormen van vrijtijdsbesteding. Op maatschappelijke participatie (-19%), sport en bewegen (-15%) en lezen van gedrukte media (-14%) werd in 2000 ten opzichte van 1995 juist beduidend sterker bezuinigd. Bij de vier andere vormen van vrijetijdsbesteding lag de reductie in dezelfde orde van grootte als de afname van de vrije tijd (SCP, 2001: 53). Uit de cijfers blijkt dat uitgaan, sport en bewegen samen goed zijn voor ongeveer 10% (4,3 uur) van de vrije tijd per week. Van de categorie ‘overige liefhebberijen’ is geen definitie gegeven. Het is dan ook onbekend welke activiteiten allemaal in deze categorie vallen. Het is goed mogelijk dat binnen deze categorie ook nog een aantal recreatieactiviteiten vallen.
Met behulp van het Dagtochtenonderzoek van het CBS (2002) is gekeken welke recreatieactiviteiten Nederlanders zoal ondernemen. In totaal ondernemen Nederlanders gemiddeld ongeveer 2,7 miljoen dagtochten per dag. Een kanttekening bij het Dagtochtenonderzoek is dat het gaat om dagtochten die twee uur of langer duren. Hieronder zijn de resultaten van het Dagtochtenonderzoek weergegeven. Per categorie is aangegeven wat het percentage is van het totale aantal dagtochten. Tabel 8
Dagtochten langer dan twee uur
Dagtochten
%
Onderverdeling
%
Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen
6%
-
Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen, op strand bij de zee Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen, op strand bij meer, plas Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen, in openluchtzwembad Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen, in binnenbad
1%
Wandelen Fietsen Golfen
7% 5% 1%
-
Sport en sportieve recreatie
14
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
31%
-
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
1% 1% 3%
Dagtochten
Toeschouwer of sportbegeleider
%
Onderverdeling
%
-
1% 1% 3% 1% 6% 6%
Watersport Paardrijden Trimmen, hardlopen, fitness Schaatsen Overige binnensport Overige buitensport
Dagtochten
%
Totaal
100%
Onderverdeling
%
100%
4%
4%
Bron: CBS Dagtochtenonderzoek (2002)
Toeren (met auto, motor, bustocht, en dergelijke) 2%
2%
Uit bovenstaande gegevens valt op te maken dat uitgaan, sport en recreatief winkelen de belangrijkste dagtochten zijn. Daarnaast zijn verenigingsactiviteiten/hobbyclubs en wandelen, uiteten gaan, cafébezoek en fietsen belangrijke recreatieve activiteiten.
Bezoek attractiepunt
5%
-
Bezoek speeltuin, uitspanning Bezoek pretpark Bezoek dierentuin, vogelpark Bezoek kinderboerderij, heemtuin
1% 1% 1% 1%
Bezoek bezienswaardigheid
3%
-
Bezoek (oude) stad/dorp Bezoek museum Bezoek monumenten
1% 1% 1%
Bezoek evenement
3%
-
Bezoek jaarmarkt, braderie, corso Bezoek beurs, tentoonstelling, show Bezoek overige evenementen
1% 1% 1%
Recreatief winkelen
11%
Uitgaan
35%
11% -
-
-
15
Naar film, toneel, concert, ballet (6% van de categorie ‘uitgaan’) o Naar de film o Naar toneel, concert, ballet Overig uitgaan (17% van de categorie Uitgaan) o Terras, koffie drinken o Uiteten gaan o Bar, cafébezoek o Kermis, circus o Disco, bowling o Overige uitgaan Overige dagtochten (12% van de categorie Uitgaan)
3% 3%
Ook uit onderzoeken naar de vrijetijdsbesteding van de bewoners, uitgevoerd in de Haarlemmermeer (2000), Rotterdam (2001) en in de Drechtsteden (2002), blijkt dat recreatief winkelen, een terrasje pakken, fietsen, wandelen en sporten de belangrijkste recreatieactiviteiten zijn. In het onderzoek in Haarlemmermeer en Drechtsteden komt ook naar voren dat skeeleren/skaten een belangrijke recreatieactiviteit is die niet is opgenomen in het Dagtochtenonderzoek van het CBS. Het is een opkomende tak van sport waarover op dit moment nog weinig vergelijkbare gegevens (uit centrale databestanden) bekend zijn per gemeente.
1% 6% 6% 1% 2% 2%
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
2.4
Vrijetijdsvoorzieningen
Om vrijetijdsactiviteiten te kunnen ondernemen, zijn voorzieningen nodig. Vrijetijdsbesteding en vrijetijdsactiviteiten zijn nog geen eenheden waarop je gemeenten kunt vergelijken of eventueel op aanspreken. Vrijetijdsvoorzieningen is wel een eenheid waarop gemeenten vergeleken kunnen worden en dit staat dan ook centraal in dit onderzoek. Voor het uitoefenen van vrijetijdsactiviteiten zijn voorzieningen nodig. Om een overzichtelijke lijst met vrijetijdsvoorzieningen te kunnen opstellen, maken we een onderverdeling naar drie categorieën voorzieningen: 1. Groene en blauwe voorzieningen. 2. Rode voorzieningen. 3. Randvoorwaarden. 2.4.1 Discussie rond rode en groene voorzieningen Hoewel de onderverdeling rode en groene voorzieningen in eerste instantie betrekking heeft op een stedelijk- dan wel meer landelijk of natuurlijk gebied, zijn hier toch enkele kanttekeningen bij te plaatsen. Wandelen en fietsen bijvoorbeeld kunnen zowel in een stedelijk- als landelijk gebied plaatsvinden. Een park binnen het stedelijk gebied, is dat nu een rode of groene voorziening? En een pannenkoekenhuis in een natuurgebied, is dat een rode of groene voorziening? Er is sprake van een verstrengeling van rode en groene voorzieningen. Om in dit rapport een goede onderverdeling te kunnen maken, gaan we ervan uit dat wandelen en fietsen als vrijetijdsactiviteit vooral
16
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
plaatsvinden in een ‘groene’ omgeving en dat stedelijke parken en plantsoenen onder groene voorzieningen geschaard worden. De van oorsprong meer stedelijke voorzieningen zoals horecagelegenheden en pannenkoekenhuizen worden onder rode voorzieningen geschaard. 2.4.2 Groene en blauwe voorzieningen De recreatieactiviteiten wandelen, fietsen, zonnen, zwemmen, picknicken en dagkamperen vinden voornamelijk plaats in een groene en blauwe omgeving. Hoe kun je groene en blauwe voorzieningen meetbaar maken en wat is belangrijk als het gaat om deze blauwe en groene voorzieningen? Goossen et al. (1997) hebben een model ontwikkeld waarmee de kwaliteit van ruimtelijke kenmerken voor het openluchtrecreatieve aanbod in het landelijk gebied1 geraamd kan worden. Dit is van belang omdat de kwaliteit een van de redenen lijkt te zijn voor het al dan niet gebruiken van een gebied of voorziening voor recreatieve activiteiten. Goossen et al. (1997) hebben voor het onderzoek per recreatievorm, via literatuuronderzoek, de belangrijkste kwaliteitsindicatoren geselecteerd naar belevingswaarde en gebruikswaarde. Deze indicatoren en het belang van de indicatoren zijn weergegeven in de bijlagen.
1
NB: Ook steden hebben ‘landelijk gebied’.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
De belangrijkste indicatoren voor het bepalen van de kwaliteit van de groene ruimte voor fietsen en wandelen zijn: - de mate van stilte; - het grondgebruik; - de toegankelijkheid; - de wandel- en fietsmogelijkheden. Voor waterrecreatie is de waterkwaliteit het belangrijkste kwaliteitsaspect, gevolgd door de onderwaterbodem, de aanwezigheid van toiletten en douches en de afwezigheid van bruggen en sluizen. Deze cijfers zijn gebaseerd op de ‘gemiddelde’ recreant. Uit het onderzoek van Goossen et al. is gebleken dat verschillende groepen recreanten de kwaliteitsaspecten verschillend waarderen. Het is goed om in ogenschouw te nemen dat verschillende groepen recreanten verschillende wensen hebben met betrekking tot vrijetijdsvoorzieningen. In dit onderzoek kan hiermee echter geen rekening gehouden worden. Groene en blauwe voorzieningen in het kort: De activiteiten wandelen, fietsen en waterrecreatie voornamelijk plaats in de groen/blauwe omgeving.
de wandel- en fietsmogelijkheden (routes, paden); de waterkwaliteit; de onderwaterbodem; toiletten en douches; bruggen en sluizen.
Dus, om groene en blauwe voorzieningen te kunnen meten in dit onderzoek, moeten we zo veel mogelijk rekening houden met deze kwaliteitseisen. 2.4.3 Rode voorzieningen Veel vrijetijdsactiviteiten uit tabel 8 maken gebruik van zogenaamde rode voorzieningen, ‘stedelijke’ voorzieningen. De vrijetijdsactiviteiten uit het Dagtochtenonderzoek van het CBS die plaatsvinden in het rode gebied, zijn in de volgende tabel opgesomd. Tabel 9
Vrijetijdsactiviteiten in het rode gebied (selectie uit het Dagtochtenonderzoek)
Categorieën
vinden
De kwaliteit van de groen/blauwe omgeving voor deze activiteiten wordt voornamelijk bepaald door: - de mate van stilte; - de toegankelijkheid; - het grondgebruik;
17
-
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
%
Sport en sportieve recreatie
31%
Bezoek attractiepunt
5%
Bezoek bezienswaardigheid
3%
Bezoek evenement
3%
Recreatief winkelen
11%
Uitgaan
35%
Bron: CBS, Dagtochtenonderzoek (2002)
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Bij deze tabel zijn, met name bij sport en sportieve recreatie, opmerkingen te plaatsen die betrekking hebben op de discussie rond rode en groene voorzieningen. In hoeverre vinden deze sportieve activiteiten plaats in het rode dan wel het groene gebied? Het percentage van 31% voor sportieve recreatie dient dus voorzichtig te worden geïnterpreteerd. Er is weinig tot geen literatuur beschikbaar over de behoefte aan vrijetijdsvoorzieningen van recreanten of over het beoordelen van steden of gemeenten op basis van het aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen. Wel is in een aantal onderzoeken (gemeente Haarlemmermeer 2000, Rotterdam 2001 en Drechtsteden 2002) aangegeven welke activiteiten mensen ondernemen in hun vrije tijd. Dit komt ongeveer overeen met het CBS Dagtochtenonderzoek. Uit diverse activiteiten- of tijdsbestedingonderzoeken blijkt dat winkelen een belangrijke vrijetijdsactiviteit is in een grote of middelgrote stad. Andere bestedingstoppers zijn van culinaire aard (uiteten gaan of een ‘terrasje pikken’). Museumbezoek staat niet hoog op de agenda van recreanten. Theater- of concertbezoek geeft eenzelfde beeld en bezoek aan een plaatselijk attractie scoort nog minder hoog (Beek, 2001: 9). Ondanks dat het percentage in bovenstaande tabel hoog is en voorzichtig geïnterpreteerd dient te worden, zijn sport en sportieve recreatie belangrijke recreatieactiviteiten. Volgens het SCP ziet de deelname aan de verschillende sporten er als volgt uit (cijfers uit 1999):
18
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Tabel 10
Deelname aan sport
Sport -
Zwemmen Toerfietsen / wielrennen Fitness / aerobics Overig Skeeleren / skaten Wandelsport Veldvoetbal Tennis Trimmen / joggen Gymnastiek / turnen Zeilen / roeien / kanoën / surfen Schaatsen Badminton Volleybal
% 32,3% 14,8% 12,8% 11,5% 11% 10,7% 9,5% 8,6% 8,1% 5,9% 5,7%
Sport -
5,5% 5% 4,4%
Zaalvoetbal Tafeltennis Squash Paardrijden Vecht- en verdedigingssporten Auto- en motorsport Golf Basketbal Hockey Korfbal Handbal Atletiek Softbal / honkbal
% 3,9% 3,3% 3,2% 3,1% 2,6% 1,5% 1,5% 1,5% 1,2% 1,2% 0,9% 0,8% 0,6%
Bron: SCP (2003: 83)
De belangrijkste sporten zijn fitness en aerobics, skeeleren/skaten, toerfietsen/wielrennen, wandelsport en zwemmen. Het is opvallend om te zien dat 11% van de mensen gaat skeeleren of skaten. Dit terwijl deze activiteit (nog) niet is meegenomen in het dagtochtenonderzoek van het CBS. Rode voorzieningen in het kort: Binnensport- en buitensport, recreatief winkelen, uitgaan en verenigingsactiviteiten/hobbyclubs zijn de belangrijkste recreatieve activiteiten die plaatsvinden in de stad. Om de kwaliteit van een stad te bepalen voor deze verschillende recreatieve activiteiten, moet vooral gekeken worden naar het aantal en de kwaliteit van de voorzieningen. Het gaat dan onder andere om:
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
-
-
-
het aantal sportvoorzieningen en de diversiteit aan sportvoorzieningen. Niet alleen voetbalvelden, maar bijvoorbeeld ook een klimhal, een golfbaan en een ijsbaan; het aantal winkels en de kwaliteit en diversiteit van het winkelaanbod; het aantal horecavoorzieningen en de kwaliteit van het aanbod. Daarnaast zijn ook het aantal bioscopen, musea, theaters e.d. belangrijk; het aantal verenigingsactiviteiten en hobbyclubs.
Dus, voor het meten van rode vrijetijdsvoorzieningen zijn bovenstaande voorzieningen belangrijk om mee te nemen in dit onderzoek.
2.5
Randvoorwaarden voor vrijetijdsbesteding
Voorzieningen alleen zeggen niet alles over de recreatieve kwaliteit van een gemeente. Het aantal attracties, monumenten, winkels, horecavoorzieningen, museumbezoek, mogelijkheden voor wandelen en fietsen zegt niet alles over de toeristisch-recreatieve kwaliteiten van een stad. Wel geven deze cijfers indicaties voor de toeristischrecreatieve potentie (Roovers, 1999: 7). Om prettig de vrije tijd te kunnen besteden, zijn daarnaast nog een aantal andere aspecten van belang, de zogenaamde randvoorwaarden. Om een beeld te krijgen van deze randvoorwaarden voor een goed stedelijk klimaat is voornamelijk gekeken naar leefbaarheidonder-
19
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
zoek. In dit literatuuronderzoek is aangenomen dat de beleving wat betreft een goed stedelijk klimaat voor bewoners en (bewoners als) recreanten gelijk is. Van leefbaarheid is geen eenduidige definitie te geven, maar het komt neer op de wijze waarop bewoners hun omgeving beleven (Van de Wardt en de Jong, 1996: 17). Van de Wardt en de Jong (1997) hebben inzicht verschaft in de determinanten van leefbaarheid en hebben valide indicatoren voor leefbaarheid ontwikkeld. Het rapport is gericht op kenmerken (dimensies) van een buurt. De oordelen van bewoners over vijftig omgevingskenmerken zijn ‘ingedikt’ tot 14 dimensies, in volgorde van belangrijkheid: 1. Een buurt met bewoners die aandacht besteden aan het uiterlijk van hun woning of tuin en die hun best doen om de woonomgeving schoon te houden. Een buurt waar de woningen en de straten er mooi uitzien en die goed onderhouden is. Kortom: een mooie en nette buurt. 2. Een ruim opgezette buurt met een groene sfeer en fraai uiterlijk. 3. Een levendige buurt met een ruim aanbod aan horecavoorzieningen. 4. Overlast en lawaai. 5. Diefstal uit woningen, bergingen en auto’s. 6. Vandalisme, graffiti, zwerfvuil en bouwvalligheid. 7. Goed openbaar vervoer, winkels voor dagelijkse boodschappen en een goede verbinding met de binnenstad. 8. Luchtverontreiniging, stof en in mindere mate verkeers- en vliegtuiglawaai.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
9. Speelgelegenheid en voorzieningen voor wat oudere kinderen. 10. Burengerucht en overlast van andere bewoners. 11. Bereikbaarheid van parken en recreatiegebieden. 12. Een heterogene bevolkingssamenstelling. 13. Verkeersveiligheid en in mindere mate sociale veiligheid. 14. Sociaal-culturele- en gezondheidsvoorzieningen versus de nabijheid van werk of studie. In het Woningbehoefte Onderzoek 2002 (RIGO Research en Advies, 2003) is beschreven dat overlast geldt als een van de belangrijkste aspecten van leefbaarheid. Niet zo heel veel mensen ondervinden overlast, maar als dat wel het geval is, vermindert het woonplezier danig. De invloed van overlast op de totale woonbeleving is veel groter dan die van de meeste andere kwaliteiten van de woonomgeving. Aangenomen is dat de invloed van overlast op de beleving van de vrijetijdsactiviteiten groot is. De meest voorkomende vorm van overlast is hondenpoep. In de vier grote steden ergert één op de drie volwassen inwoners zich aan hondenpoep, gemiddeld in Nederland is dat 22%. Rommel in de woonomgeving komt op de tweede plaats (14%), gevolgd door verkeersoverlast (13%) en geluidsoverlast (11%) (RIGO, 2003: 4546). Aspecten die ook als randvoorwaarden voor een goed recreatief klimaat kunnen dienen, zijn het ontbreken van overlast (lawaai, stank, vandalisme), voldoende bereikbaar groen en voldoende voorzieningen (winkels en horeca).
20
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Randvoorwaarden in het kort: Belangrijke voorwaarden voor een aantrekkelijke stad zijn: - Een ruim en kwalitatief hoogwaardig aanbod vrijetijdsvoorzieningen; - Bereikbaarheid met de auto, fiets en het openbaar vervoer - Veiligheid; - Weinig overlast door hondenpoep en zwerfafval.
aan
Dus, om een completer beeld te kunnen geven van vrijetijdsvoorzieningen voor inwoners van gemeenten, dient ook gekeken te worden naar deze randvoorwaarden.
2.6
ANWB Vrijetijdsonderzoek 2003
De ANWB heeft in 2003 een groot Vrijetijdsonderzoek gehouden waarin gevraagd is naar het belang en de aanwezigheid van veel van de, in dit hoofdstuk genoemde, voorzieningen en randvoorwaarden. De ANWB heeft in de tweede helft van 2003, zowel schriftelijk als via internet (via www.anwb.nl ), een enquête gehouden. Ongeveer 5.800 leden en niet-leden van de ANWB hebben deze vragenlijst ingevuld. Enkele relevante resultaten van dit onderzoek worden hier kort weergegeven. Aanwezigheid en belang van voorzieningen De voorzieningen waarvan men vindt dat er te weinig van zijn, zijn (speel)mogelijkheden voor kinderen ouder dan 12 jaar, bioscopen en theaters, wandelpaden buiten de bebouwde kom, musea en galeries, tentoonstellingen, (speel)mogelijkheden voor kinderen jonger dan 12
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
9. In de avond en in het weekend gebrek aan openbaar vervoer, verbindingen van en naar stadscentra (33%). 10. Veiligheid op straat ’s avonds laat na uitgaan (30%).
jaar en speeltuinen. Het minst gemist worden horecagelegenheden en winkels. Voorzieningen die men belangrijk tot zeer belangrijk vindt, zijn winkels, parken en plantsoenen, fiets- en wandelpaden buiten de bebouwde kom, horeca, zwembaden en voorzieningen voor kinderen jonger dan 12 jaar. Het minste belang wordt gehecht aan musea, tentoonstellingen en koopzondagen. Over het algemeen is bijna driekwart van de respondenten tevreden tot zeer tevreden over de mogelijkheden om de vrije tijd in de woonomgeving door te brengen. Op basis van het onderzoek is door de ANWB een Ergernissen top-10 vastgesteld, die er als volgt uitziet (op basis van de scores ‘ontevreden’ en ‘zeer ontevreden’): 1. Prijsniveau horeca (62%). 2. Hondenpoep op speelplekken kinderen, parken en winkelstraten (58%, 57%, 55%). 3. Zwerfafval op speelplekken kinderen, parken en winkelstraten (47%, 48%, 53%). 4. Vooral in parken onvoldoende schone toiletten (52%). 5. Hoge parkeertarieven in en om stadscentra (48%). 6. Gebrek aan (bewaakte fietsenstallingen) in stadscentra (39%). 7. Gebrekkige verlichting van parken en plantsoenen (39%), fietspaden (28 %) en trottoirs (29%). 8. Onvoldoende schoonhouden van wandel- en fietspaden (35%).
21
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
2.7
Conclusie
In dit hoofdstuk is gekeken naar de beschikbare literatuur over wat belangrijk is voor vrijetijdsbesteding. Er is gekeken naar vrijetijdsbesteding, vrijetijdsactiviteiten, vrijetijdsvoorzieningen en randvoorwaarden voor een prettige vrijetijdsbesteding. Hier volgen in het kort de belangrijkste conclusies uit voorgaande paragrafen. Groen/blauwe voorzieningen De belangrijkste activiteiten in de groen/blauwe omgeving zijn wandelen, fietsen, zwemmen en waterrecreatie. De kwaliteit van de groen/blauwe omgeving voor deze activiteiten wordt voornamelijk bepaald door de mate van stilte, de toegankelijkheid, de wandel- en fietsmogelijkheden (routes, paden) en de waterkwaliteit. Rode voorzieningen De voorzieningen die als meest belangrijk naar voren komen, zijn winkelen, uitgaan, horeca en sportvoorzieningen, maar ook voorzieningen voor kinderen jonger dan 12 jaar.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Randvoorwaarden In de categorie ‘randvoorwaarden’ scoren overlast zoals hondenpoep en zwerfafval hoog, maar ook sociale veiligheid en de bereikbaarheid van voorzieningen, groen en stadscentra. Nu een beeld is geschetst van wat belangrijk is voor vrijetijdsbesteding en welke voorzieningen en randvoorwaarden hierbij horen, kunnen we gaan kijken naar de informatie die beschikbaar is over vrijetijdsvoorzieningen. Deze informatie moet voor alle 35 gemeenten in dit onderzoek beschikbaar zijn en binnen de kaders van dit onderzoek (tijd, financiën en dergelijke) kunnen worden verkregen. Als bekend is welke informatie beschikbaar is, kan vervolgens een keuze worden gemaakt voor de indicatoren en variabelen die de vrijetijdsvoorzieningen gaan meten in dit onderzoek. Dit proces wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
22
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
3 Het vergelijken van vrijetijdsvoorzieningen In dit hoofdstuk staan de volgende vragen centraal: welke randvoorwaarden en welke voorzieningen zijn voor de recreant belangrijk voor de vrijetijdsbesteding? Hoe kan dit worden gemeten? Welke informatie is daadwerkelijk voor alle gemeenten beschikbaar en hoe worden de uitkomsten gewogen? Dit hoofdstuk gaat dus grotendeels over de verantwoording en de gebruikte methode van onderzoek om tot een keuze van variabelen, indicatoren en wegingsfactoren te komen.
3.1
Keuze voor indicatoren en variabelen
De eerste vraag is: wat vindt de inwoner als recreant belangrijk en hoe kun je dit meten? Op basis van het literatuuronderzoek is bekend geworden welke vrijetijdsvoorzieningen en randvoorwaarden de recreant belangrijk vindt. Dit is vooralsnog een grove indeling, want hoe meet je de sociale veiligheid, de hondenpoep, de bereikbaarheid of voorzieningen voor kinderen? Kortom, welke indicatoren zijn er en uit welke variabelen bestaan de indicatoren?
Deze groslijst komt overeen met wat je zou willen weten om een oordeel te geven over de vrijetijdsvoorzieningen in een gemeente. Deze lijst is voorgelegd aan de begeleidingscommissie, die zich hier grotendeels in herkende. Enkele discussiepunten waren: ‘hoe meet je de kwaliteit van voorzieningen’ en ‘hoe moet je omgaan met dagtochten korter dan twee uur’. Het CBS Dagtochtenonderzoek uit het literatuuronderzoek bevat namelijk alleen dagtochten die langer dan twee uur duren. Als oplossing is voorgesteld om te kijken naar de nabijheid of de spreiding van groen en sportvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn zeer belangrijk voor dagtochten korter dan twee uur. Er waren twee knelpunten: de lijst was met 86 elementen zo groot geworden dat dit niet meer binnen het kader van het onderzoek paste. Bovendien waren de elementen nog niet volledig getoetst aan de beschikbare informatie. De volgende stap was het kijken naar beschikbare informatie die: - én meetbaar is; - én waarvan de resultaten voor alle 35 gemeenten beschikbaar zijn; - én die ook binnen de financiële kaders van het project past. De groslijst is vervolgens aangepast, nogmaals met begeleidingscommissie besproken en is na overleg met opdrachtgever definitief gemaakt, zie onderstaande tabel.
De eerste verkennende fase leverde een groslijst op met drie hoofdcategorieën, 11 indicatoren, 37 variabelen die vervolgens uit 86 elementen opgebouwd waren.
23
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
de de
Tabel 11
Definitieve lijst met indicatoren en variabelen
Hoofdcategorie
Indicatoren
Variabelen
Randvoorwaarden
Sociale veiligheid
Onveiligheidsgevoelens.
Buurtoverlast
Zwerfafval; Hondenpoep.
Bereikbaarheid
Per openbaar vervoer; Per fiets.
Groene en blauwe voorzieningen
Rode voorzieningen
Groen in en om de stad Oppervlakte groen; Spreiding groen. Kwaliteit groene ruimte voor activiteiten
Fietsen; Wandelen; Waterrecreatie.
Sport
Oppervlakte basissportvoorzieningen; Spreiding sportvoorzieningen; Aantal sportaccommodaties; Zwembaden.
Uitgaan en cultuur
Aantal cafés en bars; Aantal discotheken; Aantal fastfood-restaurants; Aantal restaurants.
De lijst met indicatoren en variabelen levert nog veel vragen op. Niet op alles zal een eenvoudig antwoord zijn te geven en veel zal betrekking hebben op een gebrek aan informatie. Om de discussie rond dit onderzoek te beperken, geven we hieronder alvast een overzicht van de variabelen, waarin kort de bronnen, jaartallen, gebruikte meeteenheid en opmerkingen over de kwaliteit die in dit onderzoek worden beschreven. Deze lijst is lang maar kan veel discussie wegnemen rond het onderzoek en is daarom opgenomen in het hoofdrapport en niet in de bijlagen.
Aantal musea; Aantal bioscopen; Aantal filmhuizen; Aantal evenementen. Attracties
Dierentuinen en pretparken; Aantal speeltuinen; Aantal kinderboerderijen.
Winkelen
Aantal niet-dagelijkse winkels.
24
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Tabel 12
Overzicht discussiepunten variabelen
Variabelen
Omschrijving
Meeteenheid
Onveiligheidsgevoelens
Percentage van de bevolking dat zich ‘wel eens’ onveilig voelt in uitgaansgelegenheden, de eigen buurt en het winkelcentrum
Het cijfer is een gemiddelde van drie Politiemonitor percentages: uitgaansgelegenBevolking 2003 heden, buurt, winkelcentrum
De gegevens zijn niet op gemeenteniveau maar op niveau van politieregio’s
Zwerfafval Hondenpoep
Percentage van de bevolking dat vindt dat ‘rommel op straat’ en ‘hondenpoep op straat’ vaak voorkomen
Het cijfer is een gemiddelde van twee percentages: zwerfafval en hondenpoep
Politiemonitor Bevolking 2003
De gegevens zijn niet op gemeenteniveau maar op niveau van politieregio’s
Openbaar vervoer
Gemiddeld rapportcijfer voor de klantenwaardering (tevredenheid) van bus, tram en metro (dus geen trein)
Rapportcijfer
OV-Monitor, Centrum Vernieuwing Openbaar Vervoer, 2002
De scores hebben betrekking op OVconcessiegebieden en niet op individuele gemeenten. Het openbaar vervoer per trein van de NS zit hier niet in.
Fiets
Gemiddelde score van de categorieën aantrekkelijkheid (geluidhinder) en verkeersveiligheid (de kans dat een fietser betrokken raakt bij een ernstig ongeval als deze 100 miljoen kilometer zou fietsen)
Gemiddelde score van de twee Fietsbalans, categorieën aantrekkelijkheid en Fietsersbond, 2003 verkeersveiligheid. De gegevens zijn omgezet van symbolen (- - tot en met ++) in cijfers, waarbij 1 staat voor - - en 5 voor ++
Oppervlakte groen
Groene ruimte als percentage van het oppervlakte bebouwde kom plus een zone van 1 km. Tot groene ruimte wordt gerekend: parken en plantsoenen, dagrecreatief terrein, bos en natuur.
Percentage
Stichting Recreatie KIC Het bebouwde gebied plus 1 km op basis van de CBSgeeft een beeld van het groen in het Bodemstatistiek 2000 ‘stedelijk’ gebied. Het komt niet overeen met de gemeentegrenzen.
Spreiding groen
Gemiddelde kortste afstand vanaf de woning naar de groene ruimte. Tot groene ruimte wordt gerekend: parken en plantsoenen, dagrecreatief terrein, bos en natuur.
Gemiddelde minimale afstand in meters
Stichting Recreatie KIC De afstand is vanuit meerdere punten op basis van de CBSberekend en vervolgens gemiddeld Bodemstatistiek 2000
Fietsen Wandelen
Geschiktheid van het landelijk gebied voor Een totaalcijfer afkomstig uit de de recreatievorm fietsen. Deze geschiktheid Minitor Kwaliteit Groene Ruimte is uitgedrukt op grond van een aantal (MKGR) kenmerken van het landelijk gebied, zoals: mate van stilte, grondgebruik, toegankelijkheid natuurgebieden, fiets- en wandelmogelijkheden, oevers, reliëf en afstand tot woning.
25
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Bron, jaartal
Bron: Stichting Recreatie KIC op basis van de MKGR 1999 van Alterra
Discussie
Niet alle gemeenten zijn in 2003 beoordeeld. De metingen hebben plaatsgevonden vanaf 2000
De uitkomst is per gemeente gecorrigeerd voor de oppervlakte landelijk gebied in verhouding tot de oppervlakte stedelijk gebied
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Variabelen
Omschrijving
Meeteenheid
Bron, jaartal
Discussie
Waterrecreatie
Geschiktheid van het landelijk gebied voor de waterrecreatie. Deze geschiktheid is uitgedrukt op grond van een aantal kenmerken van het landelijk gebied, zoals: waterkwaliteit, onderwaterbodem, toiletten en douches, drukte, kunstwerken, zon- en ligmogelijkheden en vaardiepte.
Een totaalcijfer afkomstig uit de Minitor Kwaliteit Groene Ruimte (MKGR)
Bron: Stichting Recreatie KIC op basis van de MKGR 1999 van Alterra
De uitkomst is per gemeente gecorrigeerd voor de oppervlakte landelijk gebied in verhouding tot de oppervlakte stedelijk gebied
Oppervlakte basissportvoorzieningen
Oppervlakte sportvoorzieningen als percentage van de oppervlakte bebouwde kom plus een zone van 1 km. Tot sportterrein wordt gerekend: sporthal, terrein voor veldsport inclusief draf- en rensport, golfterrein, zwembad, (kunst)ijsbaan, manege, permanente motorcrossbaan, bijbehorende tribunes, parkeerterreinen, en bos- en heesterstroken.
Percentage van de oppervlakte bebouwde kom plus een zone van 1 km
Stichting Recreatie KIC Niet alle sportvoorzieningen zijn op basis van de CBSvertegenwoordigd Bodemstatistiek 2000
Spreiding sportvoorzieningen
Gemiddelde kortste afstand vanaf de Gemiddelde minimale afstand tot woning naar sportvoorzieningen. Tot sportvoorziening in meters sportterrein wordt gerekend: sporthal, terrein voor veldsport inclusief draf- en rensport, golfterrein, zwembad, (kunst) ijsbaan, manege, permanente motorcrossbaan, bijbehorende tribunes, parkeerterreinen, en bos- en heesterstroken.
Stichting Recreatie KIC Niet alle sportvoorzieningen zijn op basis van de CBSvertegenwoordigd. De afstand is Bodemstatistiek 2000 vanuit meerdere punten berekend en vervolgens gemiddeld. Afstand zegt niet per definitie iets over de afstand in tijd per auto, openbaar vervoer of fiets.
Sportaccommodaties
Aantal sportaccommodaties per 10.000 Aantal accommodaties per 10.000 inwoners. Het gaat om sporthallen, inwoners sportzalen, zwembaden, golfbanen, atletiekbanen, kunstijsbanen, tenniscentra, squashcentra, voetbalstadions, maneges en buitensportcomplexen.
Nederlandse Sport Almanak, 1996
Zwembaden
Oppervlakte van het zwemwater in openbare zwembaden, in m2 per 10.000 inwoners. Het gaat om zowel overdekte als openluchtzwembaden.
Oppervlakte zwembadwater in m2 per 10.000 inwoners
Database Zwembaden, Oppervlakte zegt niet per definitie Landelijk Contact (LC), iets over de faciliteiten en kwaliteit 2002
Aantal cafés en bars Aantal discotheken Aantal fastfoodrestaurants Aantal restaurants
Aantal cafés en bars, discotheken, fastfoodrestaurants, restaurants.
Aantal per 10.000 inwoners. Fastfood is een samenstelling van ijssalons, snackbar/cafetaria/ automatiek, fastfoodrestaurant, shoarmazaak/grillroom, lunchroom,
Horeca in Cijfers, Aantal zegt niet per definitie iets over Bedrijfschap Horeca en de kwaliteit van het aanbod Catering, 2003
26
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
De gegevens zijn relatief oud en worden niet (meer) regelmatig verzameld door bijvoorbeeld het CBS. Niet alle sportvoorzieningen zijn vertegenwoordigd.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Variabelen
Omschrijving
Meeteenheid
Bron, jaartal
Discussie
Aantal per 10.000 inwoners
De Nederlandse Museumvereniging, 2003
Aantal zegt niet iets over de grootte
Aantal per 10.000 inwoners
Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC), 2002 en de Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF), 2003
crêperie, restauratie. Restaurants zijn een samenstelling van bistro’s, restaurants en caférestaurants. Aantal musea
Aantal bioscoopzalen en filmhuizen
Aantal bioscoopzalen en filmtheaters per 10.000 inwoners
Aantal evenementen
Het gaat om evenementen die voorkomen in Aantal evenementen uit de Top 100 de top 100 evenementen, op basis van per 10.000 inwoners. bezoekersaantallen.
ReSpons Evenementen Kleinere locale evenementen zitten Top 100, 2003 hier niet in.
Dierentuinen en pretparken
Aantal attractieparken en dierentuinen aangesloten bij de brancheverenigingen Club van Elf en de Nederlandse vereniging van dierentuinen.
Club van Elf en Nederlandse Vereniging van dierentuinen, 2003
Alleen de grote attractieparken en dierentuinen zijn aangesloten bij de brancheverenigingen
Aantal speeltuinen
Aantal speeltuinen en indoorspeelparadijzen Aantal per 10.000 inwoners per 10.000 inwoners. Het gaat om speeltuinen die aangesloten zijn bij de branchevereniging NUSO.
NUSO, 2003 en speeltuin.pagina.nl
Speelplekken en speeltuinen zonder aangesloten speeltuinvereniging zitten niet in dit aantal
Aantal kinderboerderijen
Aantal kinderboerderijen per 10.000 inwoners
Aantal per 10.000 inwoners
Stichting Kinderboerderijen Nederland, 2003
Aantal niet-dagelijkse winkels
Aantal niet-dagelijkse winkels per 10.000 inwoners. Het om alle winkels behalve de winkels voor levensmiddelen of persoonlijke verzorging.
Aantal per 10.000 inwoners
Retail Handboek 2003, Locatus
27
Aantal
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Winkelcentra, diversiteit van het aanbod en dagelijkse winkels zijn niet meegenomen
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
3.3 3.2
Dataverzameling en -bewerking
Nadat de definitieve lijst met indicatoren en variabelen is opgesteld, zijn de benodigde gegevens verzameld. Deze gegevens zijn grotendeels afkomstig van centrale gegevensregistraties, zoals het CBS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en brancheorganisaties, zoals het bedrijfschap Horeca en Catering en dergelijke. De exacte bronnen zijn in de bovenstaande tabel aangegeven. Enkele gegevens zijn bewerkt om een vergelijking mogelijk te maken en beter tot zijn recht te laten komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om gemeentelijke uitgaven aan cultuur en recreatie of aantallen voorzieningen. In deze gevallen zijn bedragen en aantallen weergegeven per inwoner. Gedurende het hele proces staan de volgende onderdelen centraal: - het goed documenteren van de handelswijze en gebruikte methode; - de mogelijkheid voor herhaalbaarheid van het onderzoek niet uit het oog verliezen; - een methode hanteren die eenvoudig aanpasbaar is. Dit geldt in het bijzonder voor de weging; - het relatief eenvoudig kunnen herbereken bij aanpassingen van basisgegevens, wegingsfactoren of gevonden fouten; - het relatief eenvoudig kunnen uitbreiden van het onderzoek met andere variabelen, indicatoren en berekeningsmethoden.
28
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
De weging
Een zeer belangrijk onderdeel van het onderzoek is het samenvoegen van de resultaten per variabele tot een groep van meerdere (of álle) variabelen. Kortom, de weging van de variabelen en indicatoren. Om te komen tot een goed verdedigbare weging zijn drie uitgangspunten gebruikt: 1. De uitkomsten van het literatuuronderzoek. 2. De ‘expert opinion’ van de begeleidingscommissie. 3. Een aanvullend onderzoek onder de bevolking dat de ANWB door een derde partij heeft laten uitvoeren. Voor elk van de drie uitgangspunten is in beeld gebracht hoe op de drie niveaus van hoofdcategorieën, indicatoren en variabelen, de uitkomsten zich tot elkaar verhouden. De technische uitleg van de weging is terug te vinden in de bijlagen. In deze paragraaf worden eerste de drie uitgangspunten voor de weging besproken. Vervolgens wordt de gebruikte weging weergegeven en volgt er uitleg over de interpretatie van de gegevens en de berekening van de gewogen scores. 3.3.1 Het literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek geeft aan wat voor inwoners van gemeenten belangrijk is voor een prettige vrijetijdsbesteding. Er is gekeken naar de beschikbare literatuur die toepasbaar is op de randvoorwaarden en de groene, blauwe en rode vrijetijdsvoorzieningen. Het CBS Dagtochtenonderzoek geeft voor een deel van de indicatoren een
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
objectief en cijfermatig beeld. Kant-en-klare cijfers die direct en volledig toepasbaar zijn op het hele onderzoek zijn er echter niet. De resultaten van het literatuuronderzoek zijn vervolgens verwerkt tot scores die de verhoudingen tussen de hoofdcategorieën, de indicatoren en de variabelen weergeven.
De gedetailleerde uitkomsten van het aanvullende onderzoek staan in Bijlage 3. Om de resultaten van het aanvullende onderzoek mee te nemen in de weging van dit onderzoek is gekeken naar het percentage van het Internet panel dat de variabelen ‘(zeer) belangrijk’ vindt2. 3.3.4 De gehanteerde weging en interpretatie
3.3.2 Expert opinion Aan de leden van de begeleidingscommissie is gevraagd om een oordeel te geven over de verhoudingen en mogelijke weging van de hoofdcategorieën randvoorwaarden, groene/blauwe voorzieningen en rode voorzieningen onderling. Daarnaast is gevraagd een oordeel te geven over de weging van de indicatoren onderling en de variabelen onderling. De uitkomsten van de verschillende personen zijn vervolgens gemiddeld en meegenomen in de totale weging. 3.3.3 Aanvullend onderzoek Om de weging verder te onderbouwen heeft de ANWB aan een derde partij (Bloomerce) gevraagd een aanvullend onderzoek te doen. Het onderzoek is uitgevoerd via een internetpanel van 12 t/m 22 maart 2004. De resultaten zijn representatief voor Nederlanders in de leeftijd van 18 t/m 55 jaar. Er hebben 648 respondenten deelgenomen. Aan het Internet panel van Bloomerce is gevraagd hoe belangrijk men de afzonderlijke variabelen vindt die in dit onderzoek bij 35 gemeenten vergeleken worden.
De reikwijdte van dit project (hoofdstuk 1) is bepalend voor het resultaat. Wij denken dat we met de uitkomsten van dit onderzoek voor ongeveer 80% kunnen benaderen wat we aanvankelijk hadden willen meten. Dit houdt in dat we voor ongeveer 80% een oordeel kunnen geven over de vrijetijdsvoorzieningen in de woonomgeving in de 35 gemeenten. Enkele gegevens die we graag hadden willen meten, zoals de bereikbaarheid (per auto) van het centrum van de gemeente of skatevoorzieningen, bleken niet op deze schaal beschikbaar. Andere gegevens hadden een dergelijk prijskaartje, dat het niet mogelijk was om de gegevens binnen de kaders van dit onderzoek te gebruiken. Dit is de reden dat er in de weging van de indicatoren en variabelen is gekozen voor een maximumscore van 80 punten. Wanneer dit onderzoek herhaald wordt en aanvullende gegevens beschikbaar komen, kan de score van 80 punten wellicht naar boven bijgesteld worden naar bijvoorbeeld 85 of 90 punten.
2
29
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Een optelsom van de antwoordcategorieën ‘belangrijk’ en ‘zeer belangrijk’.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Tabel 13
Weging van de indicatoren en variabelen
Hoofdcategorie
Indicatoren
Variabelen
Randvoorwaarden
Sociale veiligheid
Onveiligheidsgevoelens
Buurtoverlast
Zwerfafval Hondenpoep
Bereikbaarheid Groene en blauwe voorzieningen
Rode voorzieningen
Wegingsfactor indicator
Wegings factor variabelen
10
10
10
5 5
Per openbaar vervoer Per fiets
5
2 3
Groen in en om de stad
Oppervlakte groen Spreiding groen
14
8 6
Kwaliteit groene ruimte voor activiteiten
Fietsen Wandelen Waterrecreatie
11
4 5 2
9
3 2 1 3
7
2 1 2 2
4
1 1 1 1
Aantal dierentuinen en pretparken Aantal speeltuinen Aantal kinderboerderijen
3
1 1 1
Aantal niet-dagelijkse winkels
7
7
80
80
Sport
Wegingsfactor hoofdcategorie
25
25
Oppervlakte basissportvoorzieningen Spreiding sportvoorzieningen Aantal sportaccommodaties Zwembaden
Uitgaan en cultuur
Aantal cafés en bars Aantal discotheken Aantal fastfoodrestaurants Aantal restaurants Aantal musea Aantal bioscoopzalen Aantal filmhuizen Aantal evenementen
Attracties
Winkelen TOTAAL
30
80
30
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
3.3.5 De berekening van de gewogen scores en interpretatie Om de scores van gemeenten op indicatoren vast te stellen, wordt van een of meerdere variabelen samen één cijfer gemaakt. Hiervoor worden eerst de scores van gemeenten op variabelen gestandaardiseerd en afgezet ten opzichte van de hoogste score van een gemeente. Deze score wordt gerelateerd aan een tien puntenschaal. Dat wil zeggen dat de hoogste score per variabele tien is en de andere scores tussen nul en tien liggen. Vervolgens worden van variabelen, die samen een indicator vormen, de gestandaardiseerde scores gewogen middels het gewicht dat in de voorgaande tabel is weergegeven. De exacte methode van waardebepaling en rangschikking van de resultaten is terug te vinden in de bijlagen. Het standaardiseren en wegen wordt ook toegepast op de totaalscore van gemeenten op álle variabelen. Hierbij moet opgemerkt worden dat de scores relatieve cijfers zijn en geen rapportcijfers! 3.3.6 Consequenties van de gehanteerde wegingmethode De scores per variabele zijn scores ten opzichte van de hoogste score. Dit betekent dat bij toevoeging van gemeenten aan een mogelijk vervolgonderzoek de ranglijsten veranderen en dat alle scores herberekend moeten worden. Dit zal in de meeste gevallen weinig consequenties hebben behalve als de toegevoegde gemeenten hoger scoren dan de huidige hoogste score. In dat geval verandert de schaal van de variabele en zullen de andere scores gerelateerd worden aan de nieuwe hoogste score.
31
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 2
4 Resultaat: scores per afzonderlijke variabele
Legenda kaartjes
In dit hoofdstuk worden de scores van gemeenten per variabele weergegeven. Voor elke variabele zijn de scores weergegeven in een grafiek en een kaartje van Nederland. In de kaartjes zijn de scores verdeeld over vijf antwoordcategorieën die elk 20% van de gegeven antwoorden verwoorden. De kleuren variëren van: - rood voor de 20% laagste scores; - lichtrood; - geel; - lichtgroen; - donkergroen voor de 20% hoogste scores.
33
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 3
Variabele Onveiligheidsgevoelens
34
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 4
Variabele Zwerfafval
35
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 5
Variabele Hondenpoep
36
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 6
Variabele Kwaliteit openbaar vervoer
37
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 7
Variabele Kwaliteit fietsvoorzieningen
38
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 8
Variabele Oppervlakte groen
39
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 9
Variabele Spreiding groen
40
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 10
Variabele Kwaliteit landelijk gebied voor fietsen
41
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 11
Variabele Kwaliteit landelijk gebied voor wandelen
42
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 12
Variabele Kwaliteit landelijk gebied voor waterrecreatie
43
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 13
Variabele Oppervlakte sportvoorzieningen
44
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 14
Variabele Spreiding sportvoorzieningen
45
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 15
Variabele Sportaccommodaties
46
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 16
Variabele Zwembaden
47
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 17
Variabele Cafés en bars
48
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 18
Variabele Discotheken
49
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 19
Variabele Fastfoodrestaurants
50
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 20
Variabele Restaurants
51
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 21
Variabele Musea
52
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 22
Variabele Bioscopen en filmtheaters
53
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 23
Variabele Evenementen
54
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 24
Variabele Attracties en dierentuinen
55
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 25
Variabele Speeltuinen
56
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 26
Variabele Kinderboerderijen
57
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 27
Variabele Winkels
58
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 28
5 Resultaat: gegroepeerde scores per indicator
Legenda kaartjes
In dit hoofdstuk worden de scores van gemeenten per indicator weergegeven. Een of meerdere variabelen vormen samen een indicator. Voor de scores van de indicatoren zijn de scores van de betreffende variabelen gestandaardiseerd en vervolgens gewogen. Het berekenen van de scores per indicator en de wegingsfactoren zijn beschreven in hoofdstuk 3. Meer details over de technische uitleg is terug te vinden in de bijlagen. Voor elke indicator zijn de scores weergegeven in een grafiek en een kaartje van Nederland. In de kaartjes zijn de scores verdeeld over vijf antwoordcategorieën die elk 20% van de gegeven antwoorden verwoorden. De kleuren variëren van: - rood voor de 20% laagste scores; - lichtrood; - geel; - lichtgroen; - donkergroen voor de 20% hoogste scores.
59
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 29
Indicator Sociale veiligheid
60
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 30
Indicator Buurtoverlast
61
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 31
Indicator Bereikbaarheid
62
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 32
Indicator Groen in en om de stad
63
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 33
Indicator Kwaliteit groene ruimte voor recreatieve activiteiten
64
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 34
Indicator Sport
65
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 35
Indicator Uitgaan en cultuur
66
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 36
Indicator Attracties
67
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 37
Indicator Winkelen
68
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
6 Resultaat: gegroepeerde scores per hoofdcategorie en totaalscore Figuur 38
Legenda kaartjes
In dit hoofdstuk worden de gegroepeerde scores van gemeenten weergegeven voor de drie hoofdcategorieën en het totaal van alle variabelen samen. De scores zijn opgebouwd uit de gestandaardiseerde en gewogen scores voor de variabelen per hoofdcategorie en voor alle variabelen samen. Het berekenen van de scores en de wegingsfactoren zijn beschreven in hoofdstuk 3. Meer details over de technische uitleg is terug te vinden in de bijlagen. Voor de totaalscore en de scores per hoofdcategorie zijn wederom een grafiek en een kaartje van Nederland gemaakt. In de kaartjes zijn de scores verdeeld over vijf antwoordcategorieën die elk 20% van de gegeven antwoorden verwoorden. De kleuren variëren van: - rood voor de 20% laagste scores; - lichtrood; - geel; - lichtgroen; - donkergroen voor de 20% hoogste scores.
69
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Voor de totaalscore moet wel worden opgemerkt dat de scores nadrukkelijk geen rapportcijfers zijn. De scores zijn relatief en gerelateerd aan de hoogste scores per variabele. Een score van 7 is dus niet per definitie een ruim voldoende maar het is de hoogste score ten opzichte van de andere scores.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 39
Hoofdcategorie Randvoorwaarden
70
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 40
Hoofdcategorie Groene en blauwe voorzieningen
71
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 41
Hoofdcategorie Rode voorzieningen
72
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Figuur 42
Totaalscore
73
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
7 Conclusie 7.1
Variabelen randvoorwaarden
Kwaliteit fietsvoorzieningen
Beste scores per variabele, per indicator en als totaalbeeld
In hoofdstuk 3 is per variabele beschreven wat de bron is, welke bewerking eventueel op de gegevens is toegepast en binnen welke randvoorwaarden het resultaat geïnterpreteerd dient te worden. 7.1.1 Beste scores per individuele variabele Voor de hoofdcategorie randvoorwaarden ziet de top-3 per variabele er als volgt uit: Tabel 14
Randvoorwaarden top-3 beste scores per variabele
Variabelen randvoorwaarden
Best scorende gemeente: Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Enschede, Hengelo (O), Almelo
Deventer, Zwolle
Enschede, Hengelo (O), Almelo
OnveiligheidsGevoelens
Leeuwarden
Zwerfafval
Emmen
Leeuwarden
Hondenpoep
Apeldoorn
Deventer, Zwolle Enschede, Hengelo (O), Almelo
Kwaliteit openbaar vervoer
Zoetermeer
75
Maastricht
Best scorende gemeente: Nummer 1 Maastricht, Leeuwarden, Almere
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Nummer 3
Zoetermeer, Lelystad
Enschede, Helmond, Emmen, Ede, Schiedam
Gemeenten in de randstand scoren over het algemeen slechter op het gebied van veiligheid en overlast vergeleken met gemeenten in het noorden en oosten van het land. De scores voor de kwaliteit van de fietsvoorzieningen en het openbaar vervoer (bus, tram en metro) geven een wisselend beeld. Opvallend is dat de gemeente Zoetermeer een stuk hoger scoort dan de andere gemeenten. Hierbij moet opgemerkt worden dat in Zoetermeer een uitgebreide treinnetwerk is met de Zoetermeer Stadslijn. Dit is echter een NS verbinding en deze wordt niet meegenomen in de informatiebron voor dit onderzoek. Tabel 15
Groene en blauwe voorzieningen top-3 beste scores per variabele
Variabelen groene en blauwe voorzieningen
Leiden
Nummer 2
Best scorende gemeente: Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Oppervlakte groen
Almere
Ede
Apeldoorn
Spreiding groen
Almere
Emmen
Arnhem
Kwaliteit landelijk gebied voor fietsen
Apeldoorn
Helmond
Ede
Kwaliteit landelijk gebied voor wandelen
Apeldoorn
Helmond
Ede
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Variabelen groene en blauwe voorzieningen
Kwaliteit landelijk gebied voor waterrecreatie
Best scorende gemeente: Nummer 1
Variabelen rode voorzieningen Nummer 2
Nummer 3
Almere
Zwolle
Leeuwarden
De oppervlakte en de spreiding van groen geven geografisch gezien een redelijk gevarieerd beeld. De gemeenten in de randstad scoren daarentegen relatief laag als het gaat om de kwaliteit van het landelijk gebied voor fietsen en wandelen. Almere, Apeldoorn en Ede scoren over de hele linie hoog voor het geheel aan groene en blauwe voorzieningen. De vier grote gemeenten scoren niet heel goed op groene voorzieningen. De gemeente Den Haag echter scoort wel hoog als het gaat om de oppervlakte van groen in de gemeente. Tabel 16
Best scorende gemeente: Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Oppervlakte zwembadwater
Groningen
Dordrecht
Eindhoven
Cafés en bars
Maastricht
Amsterdam Venlo
Groningen
Discotheken
Leeuwarden
Emmen
Zaanstad
Fastfoodrestaurants
Heerlen
Venlo
Arnhem
Restaurants
Amsterdam
Den Haag, Maastricht
Leiden
Musea
Leiden
Amsterdam
Groningen
Bioscopen en Filmtheaters
Leeuwarden
Enschede
Ede
Evenementen
Deventer
Den Bosch
Eindhoven, Den Haag
Attracties en dierentuinen
Amsterdam
Den Haag, Amersfoort, Rotterdam, Arnhem, Emmen, Apeldoorn
-
Speeltuinen
Enschede
Hengelo (O)
Heerlen
Kinderboerderijen
Zwolle
Haarlem
Leiden
Winkels
Maastricht
Alkmaar
Haarlem
Rode voorzieningen top-3 beste scores per variabele
Variabelen rode voorzieningen
Best scorende gemeente: Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Oppervlakte sportvoorzieningen
Den Haag
Schiedam
Dordrecht
Spreiding sportvoorzieningen
Leiden
Amersfoort
Maastricht
Aantal sportaccommodaties
Alkmaar, Zwolle, Maastricht, Hengelo (O)
Zaanstad
Heerlen, Apeldoorn
76
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
De vier grote steden scoren relatief hoog als het gaat om de oppervlakte van sportvoorzieningen in relatie tot het bebouwde gebied. Leiden scoort het beste voor de gemiddeld kortste afstand tot sportvoorzieningen. Amsterdam daarentegen scoort daarop als laagste.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
De gemeenten Groningen, Dordrecht en Eindhoven hebben per inwoner een gemiddeld grote hoeveelheid zwembadwateroppervlakte. De zwembadwateroppervlakte in Groningen en Dordrecht is aanzienlijk hoger dan de nummer drie en is maar liefst twee keer zo groot als de gemiddeld scorende gemeenten. Het laagste scoren hier Den Haag, Schiedam en Heerlen. Cafés en bars zijn vooral te vinden in het zuiden van het land, terwijl het aantal discotheken juist in het noorden van het land relatief hoog is. Over het algemeen is het aantal horecagelegenheden relatief klein in grotere gemeenten in dunner bevolkte gebieden, zoals de provincie Flevoland en Overijssel. Het aantal musea per inwoner is veruit het grootst in de gemeente Leiden, gevolgd door Amsterdam. Van de G4-gemeenten scoren Den Haag en Rotterdam gemiddeld. Bioscopen en filmtheaters zijn qua aantal vooral te vinden in het oosten van het land. In de randstad zijn waarschijnlijk meer megabioscopen die minder hoog scoren qua aantal maar hoger als het gaat om aantal zalen en stoelen. Over het algemeen hebben de grootste gemeenten (op basis van inwoners) de meeste evenementen die in de top-100 voorkomen. Gemeente Deventer scoort hier het hoogst door de jaarlijkse grootschalige boekenmarkt. De gemeente Amsterdam scoort hoog op het gebied van grootschalige attracties en dierentuinen. De scores geven een
77
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
onevenwichtig beeld door het relatief kleine aantal grootschalige attracties en dierentuinen in Nederland. Het aantal speeltuinen per inwoner is in de gemeente Enschede het grootst, gevolgd door Hengelo (O) en Heerlen. Laag scoren Den Haag, Tilburg en Nijmegen. De gemeente Zwolle scoort op het gebied van kinderboerderijen veruit het hoogst, gevolgd door Haarlem, Leiden en Maastricht. Laag scoren Den Bosch, Breda en Almere. Ten slotte, het aantal niet-dagelijkse winkels per inwoneraantal is relatief het grootst in Maastricht, Alkmaar, Haarlem en Venlo. Hier scoren Haarlemmermeer, Zoetermeer en Almere het laagst. 7.1.2 Beste scores per indicator Op basis van de wegingsfactoren die zijn toegekend aan de individuele variabelen, is per indicator een overzicht gemaakt van de scores per gemeenten. In onderstaande tabel is voor elke indicator de top-3 van de best scorende gemeenten weergegeven. Tabel 17
Top-3 beste scores per indicator
Indicator
Best scorende gemeente Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Randvoorwaarden Sociale veiligheid
Leeuwarden
Enschede Deventer Hengelo (O) Zwolle Almelo
Buurtoverlast
Emmen
Apeldoorn
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Enschede Hengelo (O)
Indicator
Best scorende gemeente Nummer 1
Nummer 2
Haarlemmermeer scoort voor deze indicator relatief slecht. Voor de kwaliteit van de groene ruimte voor activiteiten neemt Helmond de plaats in van Almere in de top-3 best scorende gemeenten. De G4gemeenten scoren relatief slecht op de kwaliteit van de groene ruimte voor fietsen, wandelen en waterrecreatie.
Nummer 3 Almelo
Maastricht
Leeuwarden Almere Zoetermeer
Groen in en om de stad
Almere
Ede
Apeldoorn
Kwaliteit groene ruimte voor activiteiten
Apeldoorn
Helmond
Ede
Sport
Dordrecht
Leiden
Eindhoven
Uitgaan en cultuur
Amsterdam
Maastricht
Leeuwarden, Groningen, Den Bosch
Bereikbaarheid/vervoer Groene en blauwe voorzieningen
Dordrecht, Leiden, Eindhoven en Groningen leveren de beste sportprestatie in dit onderzoek. De gemeente Dordrecht heeft de beste score voor de indicator sport vanwege de oppervlakte van de sportvoorzieningen en het aanwezige zwembadwater. Op het gebied van sportvoorzieningen scoren de gemeenten Almere en Haarlemmermeer relatief laag.
Rode voorzieningen
Attracties
Zwolle
Amsterdam
Rotterdam
Winkels
Maastricht
Alkmaar
Haarlem Venlo
De indicatoren sociale veiligheid en buurtoverlast geven hetzelfde beeld als de individuele scores per variabelen. Ook hier scoren de noordelijke en oostelijke gemeenten relatief goed en de randstadgemeenten slecht. Leeuwarden scoort het hoogst voor sociale veiligheid en Emmen voor buurtoverlast. Maastricht, Leeuwarden, Almere en Zoetermeer scoren hoog op bereikbaarheid en vervoer.
De indicator uitgaan en cultuur geeft aan dat de gemeenten Amsterdam, Maastricht en Leiden in dit onderzoek de beste resultaten neerzetten. Minder goed scoren de gemeenten Zoetermeer, Haarlemmermeer en Almere. Mede door het grote aantal kinderboerderijen scoort de gemeente Zwolle het beste op het gebied van attracties, gevolgd door Amsterdam en Rotterdam. Minder goed presteren Breda, Almere en Tilburg. Ten slotte heeft de gemeente Maastricht de beste score voor winkels, gevolgd door Alkmaar, Haarlem en Venlo. De hekkensluiters op winkelgebied zijn Lelystad, Haarlemmermeer, Zoetermeer en Almere.
Almere, Ede en Apeldoorn zijn de gemeenten die goed scoren voor de aanwezigheid en spreiding van groene voorzieningen.
78
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
7.1.3 Beste scores per hoofdcategorie
7.1.4 Totaalscore vrijetijdsvoorzieningen
In dit onderzoek is een onderscheid gemaakt naar drie hoofdcategorieën: randvoorwaarden, groene/blauwe voorzieningen en rode voorzieningen. De Top 3 scores hiervan zien er als volgt uit:
Op basis van dit onderzoek is dit de Top 10 van de best scorende gemeenten op het gebied van vrijetijdsvoorzieningen:
Tabel 18
Top 3 beste scores per hoofdcategorie
Hoofdcategorie
Best scorende gemeente Nummer 1
Nummer 2
Nummer 3
Randvoorwaarden
Leeuwarden
Enschede
Emmen
Groene en blauwe voorzieningen
Almere
Ede
Apeldoorn
Rode voorzieningen
Maastricht
Amsterdam
Leiden
De noordelijke en oostelijke gemeenten scoren relatief goed op ‘randvoorwaarden’, met de gemeente Leeuwarden als hoogst scorende gemeente. De laagst scorende gemeenten zijn de vier grote steden en de gemeenten die in politieregio’s met die vier grote gemeenten zijn ingedeeld, waaronder Schiedam en Zoetermeer.
Top 10 gemeenten met de beste totaalscore vrijetijdsvoorzieningen 1. Gemeente Emmen. 2. Gemeente Ede. 3. Gemeenten Apeldoorn en Leeuwarden. 5. Gemeente Enschede. 6. Gemeente Arnhem. 7. Gemeente Deventer. 8. Gemeente Groningen. 9. Gemeente Den Bosch. 10. Gemeenten Zwolle, Hengelo (O), Helmond.
In het bijzonder vanwege de aspecten sociale veiligheid en buurtoverlast scoren de G4-gemeenten relatief laag. De hekkensluiters in dit onderzoek qua totaalscore zijn de gemeenten Haarlemmermeer, Schiedam en Zoetermeer.
De hoogst scorende gemeenten op het gebied van groene en blauwe voorzieningen zijn de gemeenten Almere, Ede en Apeldoorn. Laag scoren de gemeenten Hengelo (O) en Haarlemmermeer. De beste scores voor rode voorzieningen zijn voor de gemeenten Maastricht, Amsterdam en Leiden. Gemeenten met veel nieuwbouw, zoals Lelystad, Zoetermeer, Haarlemmermeer en Almere scoren laag met het aanbod aan rode voorzieningen.
79
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
voor
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
8 Discussiepunten en suggesties voor vervolgonderzoek
-
Dit onderzoek heeft een vrij uniek karakter door het feit dat specifiek vrijetijdsvoorzieningen zijn vergeleken en door de schaal waarop onderzoek is gedaan: 35 grote gemeenten zijn vergeleken op hun aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen voor de eigen inwoners.
-
8.1
-
-
Een deel van de informatie er wel is maar dat daar bijvoorbeeld een prijskaartje aan hangt; Voor een ander deel de informatie niet uit één bron verkrijgbaar is waardoor de vergelijking bemoeilijkt wordt. Dit onderzoek heeft echter telkens per variabele voor alle gemeenten dezelfde bron gebruikt; Voor een deel de beschikbare informatie niet precies meet wat je zou willen meten waardoor je soms voor alternatieven moet kiezen; Sommige bronnen niet regelmatig (meer) vernieuwd worden waardoor voor sommige variabelen een relatief oude bron gebruikt moest worden.
Informatie
Voor het doen van dit type onderzoek is beschikbare en kwalitatief goede informatie een cruciaal punt. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van beschikbare informatie die ook binnen de financiële en planningskaders van dit project passen. 8.1.1 Beschikbare informatie Binnen dit onderzoek is niet opnieuw onderzoek gedaan naar benodigde informatie maar is gebruik gemaakt van beschikbare gegevens van bijvoorbeeld brancheverenigingen. De consequentie van het werken met beschikbare en reeds aanwezige informatie is dat: - Een selectie moest worden gemaakt voor het aantal op te nemen variabelen en indicatoren in dit onderzoek; er is dus over meer variabelen informatie;
81
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
8.1.2 Kwaliteit van de informatie Een tweede punt is de kwaliteit van informatie. De kwaliteit van vrijetijdsvoorzieningen is heel moeilijk te meten en is ook vaak niet beschikbaar. Hoe bepaal je bijvoorbeeld de kwaliteit van horecagelegenheden in een gemeente of de kwaliteit van sportaccommodaties? Met name voor de rode voorzieningen moest volstaan worden met de aanwezigheid of het aantal voorzieningen. Dit zegt echter weinig over de kwaliteit. Voor een deel grijpt kwaliteit terug naar de basis van dit onderzoek: de aanwezige literatuur over vrije tijd, vrijetijdsactiviteiten, en -voorzieningen. Een belangrijke bron voor dit project is het Dagtochtenonderzoek van het CBS maar een knelpunt is dat een dagtocht minimaal twee uur moet duren om meegenomen te zijn in het Dagtochtenonderzoek. Er is sprake van verlaging van de ondergrens en de vraag is dit een ander beeld geeft van de situatie.
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Naar vrijetijdsvoorzieningen is nog weinig onderzoek gedaan, zeker op grotere schaal. Gemeenten doen soms zelf onderzoek naar vrijetijdsvoorzieningen maar echt een wetenschappelijke basis is er (nog) niet. Er is geen eenduidige definitie over wat zijn vrijetijdsvoorzieningen, wat zouden we willen weten (of meten) over vrijetijdsvoorzieningen en wat bepaalt de kwaliteit van deze vrijetijdsvoorzieningen.
8.2
Suggesties voor vervolgonderzoek
Tenslotte willen we enkele vervolgonderzoek noemen.
concrete
aandachtspunten
voor
Onderwerpen die we graag mee hadden willen nemen maar waar nu geen complete informatie over is, zijn: - Speelplekken en speelruimte in gemeenten; - Skatebanen; - Faciliteiten op dagrecreatieterreinen en bij waterplassen; - Bereikbaarheid van de binnenstad; Daarnaast zijn er nog veel andere onderwerpen waar wel informatie over is maar die in dit onderzoek geen prioriteit hebben gekregen. Enkele van deze onderwerpen zijn: monumenten, theater, poppodia, diversiteit van het winkelaanbod, parkeerplaatsen, fitnesscentra, klimhallen, indoor skibanen, bibliotheken, sauna’s en dergelijke.
82
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Bijlagen
Bijlage 1
Gemeente Haarlemmermeer. Omnibusonderzoek 2000; Deelrapport 1: Vrije tijd, Hoofddorp: Bestuursdienst, afdeling Onderzoek en Statistiek gemeente Haarlemmermeer, 2000.
Geraadpleegde bronnen
Literatuur RIGO Research en Advies. Beter thuis in wonen; Kernpublicatie WoningBehoefte Onderzoek 2002. Amsterdam, 2003. Sociaal en Cultureel Planbureau. Rapportage Sport 2003. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2003. Verdouw, C.N., D. Boels. Van meten naar weten. Den Haag: LEI, 2003. Jaarsma, M., J. van der Weerd. Vrijetijsbesteding in de Drechtsteden in 2001. Gemeente Dordrecht: Sociaal Geografisch Bureau, Bureau voor Onderzoek en Statistiek van de gemeente Dordrecht, 2002. Rijpma, S.G., Graaf, P.A. de, Vries, C. de. Wonen, leven en uitgaan in Rotterdam 2001, Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2001. Rotterdam, 2002 Beek, S. van. Winkels topattractie van steden. In: Binnenlands Bestuur, volume 22, nummer 35, p. 9, 2001. Sociaal en Cultureel Planbureau. Trends in de tijd; Een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag, 2001.
III
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Mommaas, H., m.m.v M. van de Heuvel en W. Knulst. De vrijetijdsindustrie in stad en land; Een studie naar de markt van belevenissen. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000. Roovers, W.M.J.M. Stad kan toerisme goed gebruiken; NBT presenteert ideeën- en fotoboek ‘De Toeristische Stad’, In: Recreatie en Toerisme, nummer 4, p. 6-9, 1999. Goossen, C.M., F. Langers, J.F.A. Lous. Indicatoren voor recreatieve kwaliteiten in het landelijk gebied. Wageningen: DLO-Staring Centrum, 1997. Wardt, J.W. van de, F. de Jong. Tussen dam & arena; Leefbaarheid en de betekenis van omgevingkenmerken in negen Amsterdamse buurten. Amsterdam: gemeente Amsterdam & Bron UVA BV, 1997. Goossen, C.M. Typologie van toeristisch-recreatieve potenties; De vraag naar toeristisch-recreatieve voorzieningen verwerkt in de Toeristisch-Recreatieve Index. Wageningen: Dienst Landbouwkundig Onderzoek, Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied, 1995. Zuurbier, P.J.P., Th. J.M. Borst, C.W. van Ieperen, B. Ploeger en J.H. Sijper. Kwaliteit en kosten bij het beheer van recreatievoorzieningen; onderzoek in het kader van het NRLO/OORO onderzoeksprogramma
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Openluchtrecreatie 1987-1991, Thema 32-a/c/e. Wageningen: Landbouwuniversiteit Wageningen; Werkgroep Recreatie, Rapport 15, 1991.
Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC)
Driessen, F.M.H.M., H.J.A. Beerenboom. De kwaliteit van het stedelijke leefmilieu: Bewoners en hun voorkeuren. Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, Vakgroep Theorie en Methodologie van de Sociologie, 1983.
ReSpons Evenementen Top 100 van 2003
Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF)
Club van Elf Nederlandse Vereniging van dierentuinen NUSO
Overige bronnen speeltuin.pagina.nl Centraal Bureau voor de Statistiek Stichting Kinderboerderijen Nederland Politiemonitor Bevolking 2003 Retail Handboek 2003, Locatus OV-Monitor 2002 (Centrum Vernieuwing Openbaar Vervoer) Fietsbalans (Fietsersbond) Nederlandse Sport Almanak 1996 Database Zwembaden (Landelijk Contact, LC) 2002 Horeca in Cijfers 2003 (Bedrijfschap Horeca en Catering) De Nederlandse Museumvereniging
IV
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Bijlage 2
Kwaliteitsindicatoren recreatie in het landelijke gebied
Door literatuurstudie hebben Goossen et al (1997) de onderstaande indicatoren opgenomen. De cijfers erachter zijn het relatieve belang (%) van de kwaliteitsindicatoren Voor fietsen Belevingswaarde - mate van stilte 15.35; - grondgebruik 10.11; - verkeersdrukte 7.95; - fietsdrukte 5.53; - schilderachtige weg 4.31; - oevers 3.98; - bezienswaardigheden 3.00; - reliëf 2.70. Gebruikwaarde - toegankelijkheid 8.89; - onderhoud 7.20; - fietsmogelijkheden 6.30; - rustpunten 4.29; - breedte fietspad of weg 3.61; - bewegwijzering 3.43; - verharding 3.31; - kruispunten 2.81; - bereikbaarheid 2.59; - veiligheid (al dan niet vrijliggend fietspad) 2.43; - gemarkeerde fietsroutes 2.18 (Goossen et al., 1997: 27).
V
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Voor wandelen Belevingswaarde - grondgebruik 16.18; - veiligheid (sociaal) 12.08; - mate van stilte 9.30; - drukte 7.44; - wilde planten/dieren en observatiehutten 4.79; - reliëf 3.18; - oevers 2.06; - bezienswaardigheden 0.87. Gebruikswaarde - toegankelijkheid 19.78; - wandelmogelijkheden 5.17; - parkeerplaatsen 4.81; - honden 4.14; - gemarkeerde wandelroutes en informatie 3.39; - rustpunten 3.20; - afstand (bereikbaarheid) 1.41; - openbaar vervoer 1.11; - speelmogelijkheden 0.84; - verharding 0.24 (Goossen et al., 1997: 28).
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Voor zwemmen in oppervlaktewater (zeestranden zijn buiten beschouwing gelaten, ook het buitenbad van een regulier zwembad, alleen reguliere zwemlocaties –geen kanaal en rivier-). Alleen zwemlocaties aan een meer, een plas of een recreatiegebied. Belevingswaarde - waterkwaliteit 16.96; - netheid 11.57; - lawaai 5.53; - doorzicht van water 5.29; - drukte 4.17; - begroeiing in water 0.73. Gebruikswaarde - onderwaterbodem 11.23; - toiletten en douches 9.20; - aflopende onderwaterbodem 4.47; - entreeheffing 3.69; - speelmogelijkheden 3.67; - drijflijnen 3.18; - horeca 3.14; - beschutting 3.09; - bereikbaarheid 2.96; - zon- en ligweide 2.59; - parkeergeld 2.20; - wandel- en fietspaden 1.76; - toezicht 1.45; - openbaar vervoer 1.38; - huisdieren 1.31; - surfgelegenheid 0.41 (Goossen et al., 1997: 28-29). Voor vissen vanaf de oever Belevingswaarde - hinder 22.73; - kans op visvangst 12.18; - omgeving 8.01;
VI
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
-
beplanting op oevers 3.51.
Gebruikswaarde - waterkwaliteit en visstand 16.94; - toegankelijkheid 11.54; - parkeerplaatsen 7.05; - afstand 6.02; - type water 4.14; - rietoevers en begroeiing in water 3.61; - talud 2.15; - bereikbaarheid oever 1.41; - vissteigers 0.69 (Goossen et al., 1997: 29-30). Voor varen met een zeilboot of motorboot (beperkend tot dagrecreatie) Belevingswaarde - waterkwaliteit 17.61; - drukte 8.37; - eilanden 4.86; - type water 4.57; - aanleggen in natuur 3.83; - landschap 1.96. Gebruikswaarde - kunstwerken 11.52; - afstand 9.67; - beroepsvaart 5.80; - kans op vastlopen 5.67; - toegankelijkheid 4.86; - variatie in routes 3.80; - wandel- en fietspaden 3.78; - bootverhuur 3.13; - trailerhelling 3.06; - passantenligplaatsen 3.03; - brandstof, sanitair, etc. 2.47; - aanlegplaatsen 1.97 (Goossen et al., 1997: 30).
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Bijlage 3
Tabel 19
Uitkomsten aanvullend onderzoek Bloomerce
Variabele
Het belang van vrijetijdsvoorzieningen
Variabele
Zeer belangrijk
Belangrijk
(%)
(%)
TOTAAL (zeer) belangrijk (%)
Mogelijkheden recreatief te wandelen op korte afstand van uw woning
36
36
72
Belang dat gemeente geld besteedt aan andere recreatieve voorzieningen
22
48
70
Mogelijkheden recreatief te fietsen op korte afstand van uw woning
32
37
69
Zeer belangrijk
Belangrijk
(%)
(%)
TOTAAL (zeer) belangrijk (%)
Belang veiligheid in eigen buurt
76
24
100
41
68
61
37
98
Aanwezigheid winkels voor nietdagelijkse boodschappen
27
Belang schone woonomgeving wat betreft zwerfafval
40
67
62
33
95
Belang dat gemeente geld besteedt aan sport
27
Belang veiligheid in en om winkelcentra Belang veiligheid in en om uitgaansgelegenheden
61
33
94
Aanwezigheid speeltuinen
34
32
66
Aanwezigheid evenementen
23
40
67
Aanwezigheid parken, plantsoenen en ander groen in de gemeente
61
32
93
Aanwezigheid cafés en bars
26
36
61
Belang verkeersveilige fietsverbindingen
56
35
91
Belang sportaccommodaties korte afstand
24
35
59
Belang dat gemeente geld besteedt aan natuur, openbaar groen
51
39
89
Aanwezigheid fastfoodeetgelegenheden
19
40
59
Belang schone woonomgeving wat betreft hondenpoep
51
37
88
Aanwezigheid bioscopen
23
33
56
Belang 'groen' korte afstand van woning
55
33
88
Aanwezigheid kinderboerderijen
22
31
53
Aanwezigheid sportaccommodaties
46
36
82
Aanwezigheid discotheken
13
22
36
Belang prettige, goed aansluitende fietsroutes
38
42
80
Belang dat gemeente geld besteedt aan musea, kunst, etc
8
26
34
Aanwezigheid restaurants, caférestaurants
36
43
79
Aanwezigheid musea
9
24
33
Aanwezigheid filmhuizen
10
23
33
Belang goed openbaar vervoer naar/van het centrum van uw gemeente
45
33
77
Mogelijkheden watersport korte afstand
11
19
30
Aanwezigheid zwembaden
37
39
76
Aanwezigheid dierentuinen en attractieparken
10
18
28
VII
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
VIII
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
Bijlage 4
Methode van waardebepaling en weging: een technische toelichting
Dit is een technische toelichting op de berekening van de indicatoren en de hoofdcategorie. De totstandkoming van de cijfers voor de variabelen is eerder besproken. Bij het samenvoegen van de variabelen tot indicatoren zijn twee aandachtspunten: 1. De variabelen zijn niet gelijk in eenheid. 2. De variabelen zijn niet gelijk in gewicht. Om met de eerste te beginnen: de eenheid van ‘oppervlakte sportvoorzieningen’ is een andere dan de eenheid van ‘spreiding sportvoorzieningen’. Toch moeten ze worden samengevoegd om de indicator ‘sport’ te berekenen. Hiertoe worden de scores gestandaardiseerd. Ad. 1 Methode: de waardebepaling De methode is als volgt: de scores worden gerelateerd aan de hoogste waarde. De formule daarvoor is:
Voorbeeld Drie gemeenten worden met elkaar vergeleken. Gemeente A met score 100, gemeente B met score 60 en gemeente C met score 30. In deze reeks is 100 de hoogste. De gestandaardiseerde score van gemeente A wordt dan [100] / [100] * 10 = 10. Gemeente B krijgt [60] / [100] * 10 = 6 Gemeente C krijgt [30] / [100] * 10 = 3. Het voordeel van deze methode is dat de onderlinge verschillen op deze manier behouden blijven. Vóór de standaardisatie had gemeente B een score van 60, twee keer zo veel als gemeente C die 30 scoorde. Na de standaardisatie is dat nog steeds zo, 6=2*3. Er gaat dus geen informatie verloren. Een complicatie wordt gevormd door de variabelen waarvan een hogere score negatief is. Voorbeelden zijn de variabelen ‘onveiligheid’ en ‘hondenpoep’. De scores van deze variabelen moeten omgedraaid worden voordat ze gestandaardiseerd kunnen worden. Hiertoe wordt 1 door de score gedeeld. Dit quotiënt is de basis voor de hierboven beschreven standaardisatie. Ad. 2 Methode: de weging
gestandaardiseerde score = [score gemeente] / [score van hoogst scorende gemeente] * 10 Op deze manier wordt de hoogste score van een gemeente op een variabele gelijk gesteld aan 10. De overige scores liggen ergens tussen de 10 en de 0.
X
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
Weging indicatoren Dan het tweede punt, de weging van de variabelen voor het berekenen van de indicatoren. De indicator ‘groen’ bestaat uit de variabelen ‘spreiding groen’ en ‘oppervlakte groen’. Voor het
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING
berekenen van de indicator ‘groen’ telt ‘spreiding groen’ 6 maal mee, ‘oppervlakte groen’ 8 maal. De formule is: ‘groen’ = (‘spreiding groen’ * 6 + ‘oppervlakte groen’ * 8) / (6+8) De indicator ‘groen’ is het gewogen gemiddelde van de variabelen waaruit hij is opgebouwd. Weging totaalscore Voor de berekening van de totaalscore zijn alle 30 variabelen samengevoegd volgens het gewogen-gemiddelde principe. Let op! De resultaten van de indicatoren en de totaalscore zijn het gewogen gemiddelde van de resultaten van de variabelen. En de cijfers van de variabelen zijn gerelateerd aan de hoogste score op die variabele, zoals eerder is toegelicht. Die cijfers zijn dus relatief.
Voorbeeld Het volgende voorbeeld maakt dat duidelijk: vier gemeenten scoren op een variabele achtereenvolgens 30, 50, 40 en 200. De gestandaardiseerde scores zijn dan 1,5 (30/200*10) 2,5 2 en 10. De eerste drie gemeentes scoren volgens de rapportcijfer-waardering ruim onvoldoende. Maar: als de gemeente die 200 scoorde uit de berekening wordt weggelaten worden de scores 6, 8, en 10. Allemaal voldoende. De cijfers zeggen dus alleen iets over de positie ten opzichte van de andere gemeentes. Het is theoretisch mogelijk dat een gemeente die een 9 scoort nog steeds (volgens aanvullend onderzoek) onvoldoende van de desbetreffende voorziening heeft. Dus: resultaten mogen alleen in verhouding tot elkaar beoordeeld worden.
Bij de interpretatie van de cijfers van de indicatoren en de eindscore moet daar rekening mee worden gehouden. Omdat de scores tussen de 0 en de 10 liggen is het voor de hand liggend de bekende rapportcijfer-waarderingen toe te kennen. Dat is ‘voldoende’ voor een 6, ‘goed’ voor >8 en ‘onvoldoende’ voor <5,5. In dit geval is dat onjuist.
XI
SGBO & STICHTING RECREATIE-KIC
VRIJETIJDSVOORZIENINGEN IN DE WOONOMGEVING