- FACTSHEET1 2011-3: WOONOMGEVING -
Discriminatie in de woonomgeving Samenvatting Na de arbeidsmarkt is de woonomgeving het maatschappelijk terrein waar de meeste discriminatieklachten betrekking op hebben. In de periode 2006-2010 werden in Hollands Midden en Haaglanden in totaal 775 dergelijke klachten geregistreerd. Hiervan betrof 48% de publieke ruimte, 41% de buurt of wijk en 11% huisvesting. Incidenten in de publieke ruimte zijn gevallen die niet gerelateerd zijn aan de locatie waar het incident zich voordoet, bijvoorbeeld scheldpartijen op straat of bekladdingen die niet op een specifiek doel zijn aangebracht. Soms betreffen deze incidenten geweld. Klachten over discriminatie in de buurt of wijk gaan voor het grootste deel over burenruzies. Dit betreft veelal scheldpartijen waarbij aan etnische afkomst of seksuele gerichtheid gerefereerd wordt. Discriminatie is in dergelijke zaken vaak onderdeel van een groter conflict, waarbij ook sprake is van overlast of conflicten over gedeelde ruimten zoals portieken, parkeerplaatsen en tuinafscheidingen. Meestal is niet duidelijk of ervaren discriminatie oorzaak of gevolg van een dergelijk conflict is. Klachten over huisvesting maken een geringer deel van de woonomgevingklachten uit. Dergelijke klachten betreffen voor een groot deel het handelen of juist niet handelen van woningcorporaties, bijvoorbeeld op het gebied van sociaal of technisch beheer. De meeste klachten betreffen echter woonruimtebemiddeling en de toewijzing van woningen. Deze klachten betreffen met name de eisen die gehanteerd worden bij woonruimteverdelingssystemen.
Inleiding Na de arbeidsmarkt is de woonomgeving het maatschappelijk terrein waar de meeste discriminatieklachten betrekking op hebben. Discriminatie kan mensen belemmeren om zich thuis te voelen en te participeren in de eigen woonomgeving. Wanneer mensen buitengesloten worden of zich buitengesloten voelen, zullen zij eerder geneigd zijn zich terug te trekken in de ‘eigen’ kring. Dit heeft niet alleen een negatieve invloed op de binding met de eigen directe leefomgeving, maar ook op de deelname aan de maatschappij in algemene zin. In dit factsheet wordt een overzicht gegeven van de klachten over discriminatie in de woonomgeving van de afgelopen vijf jaar. Allereerst wordt echter kort het relevante wettelijk kader geschetst.
Wettelijk kader Discriminatie is bij wet verboden. Het discriminatieverbod is vastgelegd in internationale verdragen, Europese richtlijnen, de Nederlandse grondwet, het strafrecht en het burgerlijk recht. Deze verdragen en wetten omschrijven wat discriminatie is en waar het verbod op discriminatie van kracht is. Het Wetboek van Strafrecht verbiedt discriminatie op grond van onder andere ras en seksuele gerichtheid. De meeste discriminatie die zich voordoet in de woonomgeving – 1
Het Bureau Discriminatiezaken publiceert geregeld factsheets over actuele onderwerpen die met gelijke behandeling te maken hebben. In deze factsheets worden achtergronden en feiten op een rijtje gezet. De factsheets zijn bedoeld om onjuiste beeldvorming en vooroordelen tegen te gaan en waar mogelijk ook specifieke knelpunten op het gebied van gelijke behandeling in kaart te brengen.
Factsheet woonomgeving
1
zoals conflicten tussen buren en incidenten op straat - valt in principe binnen het bereik van het strafrecht. Zo veroordeelde de politierechter in 2005 een vrouw die haar Turkse buurman had toegevoegd, “die Turken zijn allemaal hetzelfde en niet te vertrouwen” op grond van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (discriminerende belediging).2 Het handelen van woningcorporaties kan ook binnen het bereik van het strafrecht vallen: artikel 137g en artikel 429quater verbieden discriminatie bij de uitoefening van een beroep of bedrijf. De wetgeving gelijke behandeling in het burgerlijk recht, zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling, verbiedt onderscheid op verschillende gronden. Deze wetgeving is echter vooral van toepassing op de arbeidsmarkt en het aanbieden van goederen en diensten en is minder van toepassing als wettelijk kader als het gaat om discriminatie in de woonomgeving. Indien gemeenten bij het verdelen van woonruimte (indirect) onderscheid op grond van ras zouden maken, valt dit buiten het bereik van de gelijke behandelingswetgeving omdat dit als ‘eenzijdig overheidshandelen’ wordt aangemerkt. Ook conflicten tussen buren en incidenten op straat vallen niet binnen het bereik van de gelijke behandelingswetgeving, waardoor dergelijke zaken niet aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) voorgelegd kunnen worden. Het handelen van woningcorporaties valt in principe wel binnen het bereik van deze wetgeving omdat dit aangemerkt wordt als het aanbieden van goederen en diensten. Daarom zijn burenconflicten in principe wel ‘indirect’ aan de CGB voor te leggen. Als een bewoner bij de verhuurder klaagt dat hij of zij door een andere bewoner gediscrimineerd wordt en de verhuurder behandelt de klacht niet of niet zorgvuldig, kan de verhuurder daarmee in strijd met de AWGB handelen. De verhuurder dient er namelijk voor te zorgen dat huurders niet in hun woongenot beperkt worden om redenen die verband houden met in de AWGB opgenomen gronden.3 Van deze mogelijkheid wordt in de praktijk echter niet of nauwelijks gebruik gemaakt. Onderscheid bij het aanbieden van woonruimte door woningcorporaties valt ook binnen het bereik van de wetgeving gelijke behandeling. Instellingen die werkzaam zijn op het gebied van volkshuisvesting worden met name genoemd in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (artikel 7 lid 1 sub c). Het aantal oordelen dat de CGB uitspreekt over onderscheid bij het aanbieden van woonruimte is echter zeer beperkt. Naast genoemde specifieke wetgeving kunnen huurders die hinder (bijvoorbeeld in de vorm van discriminatie) ondervinden van andere huurders, een beroep doen op het Burgerlijk Wetboek. Als een huurder overlast veroorzaakt schiet deze tekort in de nakoming van een verbintenis met de verhuurder (artikel 7:213 BW). De huurders die overlast ondervinden kunnen zich tot de verhuurder wenden met het verzoek stappen tegen de overlast te ondernemen. De verhuurder is dan verplicht om deze stoornis van het woongenot te beëindigen. Als dit op geen andere wijze lukt, kan dit worden bewerkstelligd door ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen op grond van een toerekenbare tekortkoming van de huurder.
Discriminatieklachten 2006-2010 In de periode 2006-2010 werden in Hollands Midden en Haaglanden in totaal 775 klachten geregistreerd met betrekking tot de woonomgeving (24% van het totaal aantal discriminatieklachten).4 Hiervan betrof 48% de publieke ruimte, 41% buurt/wijk en 11% 2
Rechtbank Utrecht 19-5-2005. CGB 2003-132. 4 Alle cijfers over klachten zijn ontleend aan het ADBase registratiesysteem van het Bureau Discriminatiezaken. 3
Factsheet woonomgeving
2
huisvesting. De verdeling van de klachten over de afgelopen jaren is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1: klachten over discriminatie in de woonomgeving 2006-2010 naar terrein 2006 2007 2008 2009 2010 Publieke ruimte 36 43 80 95 115 Buurt / wijk 44 57 66 79 75 Huisvesting 15 12 16 23 19 Totaal 95 112 162 197 209
Totaal 369 321 85 775
In de afgelopen twee jaar was het aantal klachten behoorlijk hoger dan in voorgaande jaren. Dit wordt grotendeels verklaard door twee grote landelijke campagnes die door de Rijksoverheid werden gevoerd in de zomer van 2009 en in het najaar van 2010 om discriminatie en de mogelijkheid tot melden onder de aandacht van het publiek te brengen. In de periodes dat de campagne liep, was het aantal klachten meer dan drie keer zo hoog als te verwachten was op basis van de aantallen in dezelfde periodes in eerdere jaren.5 Het blijkt dat het onder de aandacht brengen van de mogelijkheid tot melden onmiddellijk tot een forse toename van het aantal klachten over discriminatie leidt. Dit bevestigt de algemeen veronderstelde onderrapportage als het om discriminatie gaat. De campagnes verklaren echter niet de gehele stijging van het aantal klachten. Ook buiten de periodes dat de campagnes liepen, lagen de aantallen klachten hoger dan in voorgaande jaren. Het feit dat het Bureau Discriminatiezaken in de regio’s actiever en daardoor beter zichtbaar was dan in voorgaande jaren, heeft hier waarschijnlijk ook een rol gespeeld.
Publieke ruimte Incidenten die niet gerelateerd zijn aan de locatie waar het incident zich voordoet, worden door het Bureau Discriminatiezaken apart geregistreerd. Dit zijn bijvoorbeeld scheldpartijen op straat of bekladdingen die niet op een specifiek doel zijn aangebracht. Soms betreffen deze incidenten geweld (9%). Uit de klachtenregistratie blijkt dat bekladdingen op objecten in de openbare ruimte aangebracht zijn, zoals elektriciteitshuisjes, viaducten, bankjes of lantaarnpalen. Dergelijke bekladdingen zijn veelal hakenkruizen, al dan niet in combinatie met racistische kreten of leuzen als “sieg heil” of “white power”. Andere symbolen zoals Keltische kruizen komen minder voor. Hier kan een rol spelen dat meer ‘specialistische’ bekladdingen zoals bepaalde letter- en cijfercombinaties die – in bepaalde kringen - een racistische strekking hebben, vaak niet als zodanig herkend worden. Klachten over belediging betreffen in de meeste gevallen scheldpartijen. De klachtenregistratie laat zien dat dit vooral gaat om personen die op straat allerhande verwensingen naar het hoofd geslingerd krijgen, zoals “gore flikker” of “rot op naar je eigen land”.
De meeste van deze incidenten hebben betrekking op rassendiscriminatie (71%) en discriminatie op grond van seksuele gerichtheid (14%). De klachten over rassendiscriminatie betreffen vooral belediging (42%) en leuzen of bekladdingen (47%). Klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid gaan voor het grootste deel over belediging (66%) maar ook voor een substantieel deel over geweld en bedreiging (24% respectievelijk 4%). 5
In 2009 liep de campagne van 22 juni tot en met 2 augustus en in 2010 van 23 augustus tot en met 26 september. Het motto van de campagnes was “Moet je je eigen ik verstoppen om geaccepteerd te worden?” Speerpunt van de campagnes waren Postbus 51 televisiespotjes. Daarnaast werd een website gelanceerd, www.discriminatie.nl.
Factsheet woonomgeving
3
Voorbeeld Een homoseksuele man loopt op een zaterdagavond met zijn partner over straat wanneer een stuk of zes jongeren van ongeveer zestien tot achttien jaar oud, vermoedelijk van Noord-Afrikaanse afkomst, de mannen beledigende en dreigende taal toevoegen (“vuile teringflikkers”, “holnaaiers”, “jullie moeten dood”, “tyfusflikkers”). De man en zijn partner negeren de scheldkanonnade en verlaten de straat. Zij hebben sterk het gevoel dat als zij iets terug gezegd hadden of niet snel genoeg waren doorgelopen, de mondelinge agressie zou zijn overgegaan in fysiek geweld. Omdat zij zich behoorlijk bedreigd hebben gevoeld, gekwetst zijn en zich daar erg boos over hebben gemaakt, meldt de man het voorval bij het Bureau Discriminatiezaken. Het Bureau Discriminatiezaken deelt de man mee, dat het lastig zal zijn de zaak te behandelen vanwege het feit dat het om onbekende daders gaat, maar dat overwogen kan worden aangifte te doen bij de politie. De man laat weten dat dit niet hun intentie is, maar dat zij een signaal willen afgeven omdat dit niet de eerste keer was dat hen een dergelijk incident overkwam. Het Bureau Discriminatiezaken laat de man hierop weten dat de melding zal worden meegenomen in het periodieke overleg tussen Bureau Discriminatiezaken, politie en Openbaar Ministerie.
Buurt of wijk Klachten over discriminatie in de buurt of wijk gaan voor het grootste deel over burenruzies (58%). Dit betreft veelal scheldpartijen waarbij aan etnische afkomst of seksuele gerichtheid gerefereerd wordt. De meeste burenconflicten betreffen rassendiscriminatie (78%). Daarnaast gaat een deel over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid (11%). Uit onderzoek van het Bureau Discriminatiezaken, ten behoeve waarvan 132 klachtendossiers geanalyseerd werden, blijkt dat (ervaren) discriminatie in dergelijke zaken vaak onderdeel is van een groter conflict. In veel gevallen is naast ervaren discriminatie sprake van (vermeende) overlast, zoals geluidsoverlast en conflicten over gedeelde ruimten zoals portieken, parkeerplaatsen en tuinafscheidingen. Meestal is niet duidelijk of ervaren discriminatie oorzaak of gevolg van een dergelijk conflict is. De vraag is dan of ervaren discriminatie in een later stadium onderdeel van de ruzie uit is gaan maken of dat het conflict is veroorzaakt door discriminatie.6 Vooroordelen en miscommunicatie kunnen hier ook een rol spelen. Wanneer mensen door onderlinge verscheidenheid minder vanzelfsprekend met elkaar communiceren, kunnen botsingen plaatsvinden. Dit speelt vooral in buurten waar de bevolkingssamenstelling relatief snel verandert. Autochtonen voelen zich dan sneller bedreigd door de aanwezigheid van minderheden. Bovendien laat onderzoek zien dat er in dergelijke situaties vaak weinig contact is tussen de verschillende groepen, wat weer leidt tot een negatievere (wederzijdse) beeldvorming.7 Voorbeeld Een vrouw van Turkse afkomst die in een vinexwijk woont, meldt dat zij door de kinderen in de wijk gediscrimineerd wordt. De buurtkinderen maken opmerkingen naar haar als zij langsloopt als “rot op naar je eigen land”. Ook bespugen de kinderen haar auto. De vrouw heeft meerdere malen de ouders aangesproken over het gedrag van hun kinderen, maar dit heeft geen effect gesorteerd. De vrouw geeft aan dat dit al enkele jaren speelt. 6
http://www.discriminatiezaken.nl/index.php?option=com_phocadownload&view=category&id=1%3A actuele-publicaties&download=1%3Adiscriminatiemonitor-woonomgeving-2009&Itemid=19&lang=nl 7 M. Gijsberts en J. Dagevos, ‘Concentratie en wederzijdse beeldvorming tussen autochtonen en allochtonen’ in: Migrantenstudies 2004 (20), p. 145-168.
Factsheet woonomgeving
4
De klachtenregistratie laat zien dat wanneer sprake is van een allochtoon slachtoffer, het in het grootste deel van de gevallen een autochtone wederpartij betreft en andersom. Toch lijkt discriminatie tussen verschillende niet-autochtone groepen zich eveneens voor te doen in de woonomgeving. Het Bureau Discriminatiezaken krijgt hier uit haar netwerk wel signalen over, maar het aantal concrete klachten is laag. Uit de klachtendossiers blijkt dat veel burenruzies twee kanten kennen (de personen die melding maken van discriminatie worden door de andere partij bijvoorbeeld vaak van overlast beschuldigd) en vaak langdurige conflicten zijn. Zaken die jarenlang slepen en ook geen duidelijke ‘afloop’ kennen zijn geen uitzondering. Soms besluit het slachtoffer uiteindelijk te verhuizen wanneer alle hoop op herstel van verhoudingen of in ieder geval een leefbare situatie verdwenen is. In voorkomende gevallen waarin een ruzie bijgelegd wordt en het vervolgens een tijd goed gaat, kan een conflict na verloop van tijd toch weer oplaaien. Uit de klachtenregistratie blijkt dat burenconflicten waar ervaren discriminatie een rol in speelt, voornamelijk plaatsvinden tussen mensen die sociale huurwoningen bewonen. De klachtendossiers bevestigen dit beeld. Hier speelt een rol dat allochtonen vaker dan autochtonen sociale huurwoningen bewonen. Overigens is het voorstelbaar dat hier sprake is van enige vertekening. Wellicht is, als het gaat om discriminatie in wijken die hoger op de sociaaleconomische ladder staan, sprake van een grotere onderrapportage. De veronderstelling dat ook in ‘rijkere’ wijken discriminatie ervaren wordt, wordt gesteund door onderzoek dat er op wijst dat ‘sociale stijgers’ van voornamelijk Turkse en Marokkaanse afkomst het gevoel hebben dat zij in een overwegend ‘witte’ buurt niet welkom zijn.8 Gevreesde en ervaren vijandigheid tegen moslims is voor hen een beperkende factor bij de woonruimtekeuze. Uit onderzoek blijkt dat allochtonen zich in meer gemengde buurten ook prettiger voelen dan in minder gemengde ‘witte’ (of ‘zwarte’) buurten.9 Naast conflicten tussen buren zijn er ook andere buurtgerelateerde conflicten waarbij sprake is van ervaren discriminatie. In de klachtenregistratie zijn bijvoorbeeld scheldpartijen en bekladdingen met een discriminatoire strekking te vinden, die een relatie hebben met de buurt of wijk waar het incident zich heeft voorgedaan. Het kan dan gaan om zogenaamde ‘doelbekladdingen’, die bewust op een bepaald gebouw of huis aangebracht worden. Soms gaat het ook om acties in een buurt tegen de aanwezigheid of de komst van bepaalde gezinnen of tegen de bestemming van bepaalde locaties voor bijvoorbeeld een moskee of asielzoekerscentrum. Hoewel dergelijke incidenten niet in grote aantallen in de klachtenregistratie terug te vinden zijn, zijn dit vaak wel zaken die veel aandacht van de media krijgen. Een voorbeeld hiervan was het wegpesten van een Liberiaans vluchtelingengezin uit hun woning in de gemeente Waalwijk. Deze zaak kwam in 2007 uitgebreid in de publiciteit.10
Huisvesting Klachten over huisvesting maken een geringer deel van de woonomgevingklachten uit. Dergelijke klachten betreffen voor een groot deel het handelen of juist niet handelen van woningcorporaties, bijvoorbeeld op het gebied van sociaal of technisch beheer. De meeste 8
J. van der Zwaard, ‘De Nederlanders achterna? Twijfels van allochtone sociale stijgers over verhuizen naar “een betere buurt”.’ in: Sociologie 2005 (4), p. 463-476. 9 K. Dekker en G.S. Bolt, ‘Social cohesion in post-war estates in the Netherlands: differences between socioeconomic and ethnic groups’ in: Urban Studies 2005 42 (13), p. 2447-2470. 10 Onderzoekscommissie Liberiaans Gezin, Racistische overlast in Waspik. Analyse van de aanpak en lessen voor gemeenten, Utrecht: Forum 2008.
Factsheet woonomgeving
5
klachten betreffen echter woonruimtebemiddeling en de toewijzing van woningen. Deze klachten betreffen met name de eisen die gehanteerd worden bij woonruimteverdelingssystemen met betrekking tot leeftijd, inkomen of gezinssamenstelling. Dergelijke criteria blijken door sommige mensen als bijzonder onrechtvaardig te worden ervaren. De meeste klachten over huisvesting betreffen rassendiscriminatie, hoewel het in vergelijking met de buurt of wijk en de publieke ruimte wel om een lager percentage gaat (55%). Dit komt omdat andere gronden, die niet of nauwelijks in de registratie voorkomen als het gaat om de buurt of de publieke ruimte, wel voorkomen als het gaat om huisvesting. Het gaat dan om leeftijd (9%), handicap of chronische ziekte (7%) en vooral overige gronden (bij elkaar 24%). Hoewel het merendeel van de klachten over huisvesting rassendiscriminatie betreffen, blijkt uit onderzoek dat niet-westerse allochtonen nauwelijks nog discriminatie ervaren bij de verdeling van sociale huurwoningen.11 Deze klachten betreffen dan ook nauwelijks de woonruimteverdeling, maar gaan over uitsluiting en bejegening door personen, zoals woonconsulenten en woonruimtebemiddelaars. Hoewel het weren van allochtonen uit bepaalde gemeenten of wijken tegenwoordig nergens meer beleid is, blijkt dit in individuele gevallen soms toch nog voor te komen.
Geografische spreiding Onderstaande tabel toont de geregistreerde klachten naar gemeente. Te zien is dat de grootste aantallen klachten de afgelopen jaren betrekking hadden op Den Haag (48%), gevolgd door Leiden (7%), Zoetermeer (7%) en Delft (6%). Het aantal klachten is in Den Haag veel hoger dan in andere gemeenten. Dit rechtvaardigt niet de conclusie dat in Den Haag meer discriminatie in de woonomgeving voorkomt dan in bijvoorbeeld Zoetermeer of Delft. Worden de aantallen bezien in relatie tot de bevolkingsomvang, dan zijn de verschillen veel kleiner. Klachten met betrekking tot de verschillende stadsdelen en gemeenten zijn in alle opzichten vergelijkbaar. Er zijn geen opmerkelijke verschillen tussen regio’s, gemeenten of stadsdelen. Discriminatie in de woonomgeving is dus geen specifiek grootstedelijke problematiek. Maatregelen Voorkomen is beter dan genezen, ook als het gaat om discriminatie in de woonomgeving. Belangrijk is daarom het bevorderen van het vroegtijdig signaleren van conflicten door in de buurt werkzame professionals, zodat deze tijdig bespreekbaar gemaakt kunnen worden; voordat de conflicten escaleren. Afstemming tussen betrokken partijen (wijkagent, woningbouwvereniging, buurtbemiddeling) is hierbij van groot belang. Bewustwording en deskundigheidsbevordering bij de politie en woningcorporaties over het onderwerp discriminatie zijn eveneens noodzakelijk, zodat zij beter geëquipeerd zijn om met discriminatie om te gaan als zij het tegenkomen. Zij kunnen dan sneller ingrijpen en, in het geval van de politie, sneller overgaan tot het opnemen van aangifte. Ook zinvol is het organiseren van continue activiteiten op wijk- en buurtniveau gericht op structurele ontmoeting, uitwisseling en debat tussen verschillende bevolkingsgroepen om wederzijds begrip te bevorderen, met name activiteiten die burgers zelf verantwoordelijkheid geven. Dergelijke activiteiten kunnen voorkomen dat een voedingsbodem voor discriminatie ontstaat.
11
J. Kullberg, M. Vervoort en J. Dagevos, Goede buren kun je niet kopen. Over de woonconcentratie en woonpositie van niet-westerse allochtonen in Nederland, Den Haag: SCP 2009.
Factsheet woonomgeving
6
Het verdient aanbeveling om geen geïsoleerde maatregelen te nemen, maar te komen tot een integrale aanpak, waar alle relevante actoren bij betrokken worden. Hiertoe heeft het Bureau Discriminatiezaken in Den Haag de ‘stadsdeelaanpak discriminatie’ ontwikkeld. Een dergelijke aanpak draagt ook bij tot vergroting van actieve betrokkenheid en samenwerking van bewoners en ketenpartners bij de aanpak van gesignaleerde knelpunten. Het Bureau Discriminatiezaken beschikt over de benodigde kennis en ervaring om deskundige ondersteuning te bieden bij het nemen van maatregelen tegen discriminatie in de woonomgeving. Tabel 2: klachten over discriminatie in de woonomgeving 2006-2010 naar plaats voorval 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Den Haag 44 56 75 93 101 369 Leiden 10 6 6 15 20 57 Zoetermeer 6 11 14 14 7 52 Delft 7 12 4 11 10 44 Leidschendam-Voorburg 4 2 5 9 7 27 Rijswijk 3 6 6 8 4 27 Westland 3 2 5 7 5 22 Alphen a/d Rijn 2 3 5 5 5 20 Gouda 0 1 7 3 5 16 Pijnacker-Nootdorp 1 1 0 4 4 10 Wassenaar 3 1 2 2 2 10 Katwijk 2 1 3 1 2 9 Noordwijk 0 0 3 1 5 9 Lisse 0 1 3 2 2 8 Zuidplas 0 1 3 0 4 8 Hillegom 0 1 3 1 1 6 Voorschoten 0 3 0 2 1 6 Bodegraven-Reeuwijk 0 0 4 1 0 5 Overig Haaglanden 0 2 0 0 0 2 Overig Hollands Midden 4 0 10 8 5 27 Overig Nederland 0 1 1 4 12 18 Onbekend 6 1 3 4 7 21 Niet van toepassing 0 0 0 2 0 2 Totaal 95 112 162 197 209 775
Factsheet woonomgeving
7