Vrije Basisschool De Zonnebloem Oude Diestsestraat 4, Waanrode
Deel 4 Zorg
Deel 4 p. 1
Zorg Onze school doet grote inspanningen om kinderen met problemen te helpen. We streven ernaar elk kind centraal te stellen. Wij omringen de kinderen met brede zorg. Deze zorg heeft twee dimensies. We hebben aandacht voor de ‘gewone zorgvragen” van alle kinderen. Ieder kind is anders, uniek en heeft eigen vragen, problemen en mag daarvoor aanspraak maken op de nodige zorg. Wij worden uitgedaagd om het onderwijs zoveel mogelijk af te stellen op de noden van de kinderen, bijvoorbeeld door te diagnosticeren en te differentiëren. In elke klas wordt dan ook in de mate van het mogelijke gedifferentieerd les gegeven. Een kind met een gewone zorgvraag zal door de leerkracht zelf of door de zorgleerkracht worden bijgestuurd tijdens de les. We verbreden ook onze zorgen voor kinderen wiens ontwikkeling anders verloopt dan verwacht (sneller of trager). Hier stoten we op ‘bijzondere zorgvragen’. Voor deze bijzondere zorgvragen werken we als school samen met ouders, CLB, scholen voor buitengewoon onderwijs, gespecialiseerde centra, … Deze kinderen zullen in de eerste plaats geholpen worden door de klasleerkracht, maar kunnen ook doorverwezen worden naar de zorgcoördinator, waar hij of zij op eigen tempo de leerstof doormaken die ze nog onvoldoende onder de knie hebben, of verbredingsleerstof krijgen. Dit kan in kleine groepjes of individueel. Hiervoor werden er extra lestijden vrijgemaakt. Op regelmatige basis is er ook multidisciplinair overleg (klasleerkracht, zorgleerkracht, zorgcoördinator, CLB, externe hulpverleners, …). Per kind zal er een handelingsplan (waarin de grote lijnen van de aanpak worden uitgeschreven, met andere woorden wie is betrokken bij het proces en in welke rol, welke tekorten dienen te worden weggewerkt en welke methodes, materialen worden gebruikt) worden opgesteld dat op vaste tijdstippen zal worden geëvalueerd en bijgestuurd. De ouders worden op de hoogte gehouden via formele en informele oudercontacten.
Stappenplan om zorgbreed te werken (zorgcontinuüm)
Niveau 1: algemene zorg Op het eerste niveau zorgt de klasleerkracht voor een veilig pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich goed voelen. De klas is uitgebouwd tot een krachtige leeromgeving, waarin elke leerling in zijn leerproces ondersteund wordt. De klasleerkracht zorgt voor een gestructureerde aanpak. Omwille van verschillen tussen leerlingen zal de klasleerkracht differentiëren. Hij gebruikt hiervoor flexibele organisatievormen. Een aantal voorbeelden daarvan worden in het vademecum toegelicht, o.a.: denkprocessen langer ondersteunen, een kiesuur organiseren, een zorghoek uitbouwen, een remediëringsles geven, leerlingen elkaar laten ondersteunen via tutoring, hoekenwerk en contractwerk organiseren, werken in homogene en heterogene groepen, differentiëren naar taak, differentiëren naar tempo, hoeveelheid en doelen. In een eerste spontane signalering volgt de klasleerkracht globaal de ontwikkeling van de leerlingen. Hij/zij speelt in op de gewone zorgvragen en biedt eerstelijnshulp. Blijkt de geboden hulp voor de leerling niet voldoende te zijn, dan kan naar niveau 2 in het
Deel 4 p. 2
zorgcontinuüm worden overgestapt. De leerkracht probeert zelf na te gaan waar het probleem zit om zo zijn onderwijs en omgang met het kind af te stemmen op wat hij als noden van het kind ervaart. De leerkracht analyseert het probleem De leerkracht handelt ernaar: Tijdens de les zelf Tijdens de momenten van differentiatie
Niveau 2: extra zorg Op niveau 2 volgt de klasleerkracht leerlingen intensiever aan de hand van een leerlingvolgsysteem. De analyse van de informatie uit het leerlingvolgsysteem geeft een duidelijker beeld van het probleem van de leerling. Niet alleen via overleg tussen de klasleerkracht en collega’s uit andere klassen, maar in het bijzonder uit het overleg met het zorgteam kan men zo komen tot collegiale ondersteuning. Dit kan op een volgend niveau uitmonden in een uitgebreider gezamenlijk overleg, waarbij externen betrokken zijn. Tijdens de lessen wiskunde bv. krijgen sommige groepen extra ondersteuning in de klas.
Niveau 3: speciale zorg Op niveau drie wordt de aanpak gericht op de specifieke onderwijsnoden van de leerling. Rekening houdend met de reeds geboden zorg uit de vorige niveaus, kunnen de gegevens uit het leerlingvolgsysteem worden aangevuld vanuit verder diagnostisch onderzoek. Op basis van alle bekomen informatie worden hulpvragen geformuleerd. De hulpvragen worden besproken tijdens het multidisciplinair overleg tussen de klasleerkracht, het zorgteam en externen. De vergadering analyseert de gegevens, zoekt en plant interventies om de leerling verder te begeleiden. De gemaakte afspraken worden in een handelingsplan vastgelegd. De uitvoering ervan kan binnen of buiten de klas plaats vinden. Indien noodzakelijk, kan het handelingsplan uitgebreid worden met een remediëringsplan. Na verloop van tijd wordt de uitwerking van het handelingsplan geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Taakklas Het kind gaat hier naar toe als er remediëring nodig is. Op een MDO wordt er overlegd of het kind naar de taakklas gaat en wat er specifiek voor dat kind moet gebeuren. De zorgcoördinator handelt steeds in overeenstemming met de gegevens die door de klasleerkracht worden aangebracht, maar de kinderen worden ook gescreend (beginanalyse). Er moet een duidelijke wisselwerking zijn tussen de klasleerkracht en de hulpverlenende leerkracht. Bij deze stap worden de ouders ingelicht
Deel 4 p. 3
Niveau 4: bijzondere zorg Op niveau 4 richt de zorg zich vooral op de behandeling van en de omgang met specifieke leeren ontwikkelingsstoornissen. Het verschil en de samenhang tussen leerproblemen, leerstoornissen en ontwikkelingsstoornissen wordt toegelicht. Bij leer- en ontwikkelingsstoornissen is een diagnose stellen belangrijk. Het is echter geen taak voor leerkrachten. De juiste opvolging en begeleiding van leerlingen met leer- en ontwikkelingsstoornissen in de klas is dat echter wel. Bijkomende onderzoeken en therapieën (externe hulp) • Revalidatiecentrum • Logopedie • CLB-testen • Kinésistherapie • Psychiater, psycholoog • … Mogelijke maatregelen op schoolniveau • Dubbelen • Klasoverschrijdend differentiëren: Indien zorghulp en taakklas onvoldoende renderen en men ondervindt een achterstand van meer dan een jaar voor verscheidene basisvakken, zal de klasleerkracht in overleg met de zorgcoördinator aan niveaudifferentiatie doen. • Sticordimaatregelen (enkel bij een attest uitgereikt door het CLB of een andere bevoegde instantie) Er wordt nooit uit eigen initiatief beslist voor externe hulp, dit gebeurt steeds naar aanleiding van een beslissing op een MDO.
Niveau 5: zorg die de school overstijgt De draagkracht van een gewone basisschool voor de opvang van leerlingen met specifieke onderwijsnoden is beperkt. Niet elke basisschool beschikt over de nodige deskundigheid om eender welke leerling met specifieke noden in zijn ontwikkeling goed te begeleiden. De school kan echter haar deskundigheid vergroten door samen te werken met het buitengewoon onderwijs, met revalidatiecentrum, logopedist… en door in te spelen op beleidsinitiatieven zoals GON-begeleiding, ION-project, revalidatie in de school. In een aantal gevallen zal de school niet anders kunnen dan bepaalde kinderen door te verwijzen naar een school die beter kan inspelen op hun specifieke behoeften. De rol van het CLB is hier heel belangrijk. De klasleerkracht , de zorgcoördinator en het CLB hebben hier samen een belangrijke rol. Belangrijk voor een doorverwijzing is dat de ouders ook bij vroegere stappen ingelicht werden over de aanpak en de resultaten.
Deel 4 p. 4
Motorische ontwikkeling Namen van kinderen die uitvallen voor motorische ontwikkeling worden aan de leerkracht bewegingsopvoeding doorgegeven. Zij zal de kleuters verder testen met behulp van het volgsysteem van de scholengemeenschap. Deze kinderen worden ook verder opgevolgd in de lagere school.
Bijzondere zorg
Zieke kinderen Als een kind meer dan 21 dagen ononderbroken afwezig is wegens ziekte kunnen de ouders een schriftelijke aanvraag indienen voor onderwijs aan huis. De directeur zal dan op zoek gaan naar een leerkracht om dit kind 4 lestijden per week onderwijs aan huis te geven. De school maakt afspraken met deze leerkracht om de lessen af te stemmen op de klas van het kind. Eventueel neemt de school in overleg met de ouders contact op met de vzw. Bednet. De school en de ouders maken concrete afspraken over opvolging en evaluatie. Ook ouders van chronisch zieke kinderen kunnen deze aanvraag indienen. De zorgcoördinator of de klasleerkracht kunnen ook na overleg met de ouders thuis bv. toetsen gaan afnemen of begeleidingen doen indien thuisonderwijs niet van toepassing is.
Kansarmoede Kinderen uit kansarme gezinnen krijgen aandacht. Deze ouders kunnen uitgenodigd worden voor een gesprek met de directie en/of zorgcoördinator. Er is ook aandacht voor ouders met financiële problemen. (gesprek met directie)
Anderstaligen Anderstalige kinderen worden in de klasgroep zoveel mogelijk geïntegreerd. Ze leren veel van mekaar. Ze krijgen in het begin ook op regelmatige basis hulp voor taal door de zorgcoördinator.
Inclusief onderwijs Indien van toepassing begeleiden we GON-kinderen. Er is dan overleg met de GONverstrekkende school.
Deel 4 p. 5
Afstemming op het buitengewoon onderwijs Jaarlijks gaan we met een afvaardiging van het team naar de openschooldag in een school voor buitengewoon onderwijs. Wanneer ouders beslissen om hun kind naar een school voor buitengewoon onderwijs te sturen, gaat de zorgcoördinator of de CLB-medewerker ook mee op bezoek in de school. Ook bezoeken we de GON-school, indien we GON-leerlingen in onze school hebben, bij opendeurdagen.
Kinderen met nood aan socio- emotionele begeleiding Deze kinderen krijgen indien nodig socio-emotionele begeleiding, voor zover onze draagkracht dit toelaat. Verder kan er ook externe hulp worden ingeroepen of overleg gepleegd worden met externe hulpverleners, maar dit telkens in samenspraak met de ouders.
Zorgcoördinatie
Verder staat de zorgcoördinator in voor: •
Op schoolniveau De coördinatie en ondersteuning van alle zorginitiatieven die in de school ontwikkeld worden. Bijsturen van en opvolgen van het kind- en leerlingvolgsysteem Ontwikkelen van een zorgvisie in overleg met directie en het leerkrachtenteam Overleg met directie, CLB, leerkrachten en ouders Opzoeken van informatie betreffende bv. remediëringsmateriaal, leerproblemen, differentiatiemateriaal, … Organiseren van het MDO (multidisciplinair overleg) Aanspreekpersoon voor zorgvragen van leerlingen, leerkrachten en ouders Organiseren van contacten met externen (CLB, gespecialiseerde diensten o.a. kinesisten, logopedisten en revalidatiecentra, GONbegeleider, …) Ouderbetrokkenheid stimuleren en communicatie met de ouders bevorderen. Oplossingen zoeken voor de zorgvragen en het begeleiden van ouders, kinderen en leerkrachten bij het zoeken naar een oplossing voor deze zorgvraag. Informeren en bijscholen naar nieuwe aanpakstrategieën, visies, … De betrokkenheid van alle leerkrachten verhogen m.b.t. onderwijsvernieuwingen die met zorg te maken hebben. Inrichten, aanvullen en onderhouden van een toegankelijk
Deel 4 p. 6
documentatiecentrum. Leiden en/of bijwonen van personeelsvergaderingen en pedagogische werkdagen, maar ook oudercontacten in het kader van zorg. Uitbouwen van een netwerk van externe zorgverleners waarmee samengewerkt kan worden en waar ondersteuning kan gevonden worden. Zelfevaluatie van het zorgbeleid
• Op leerkrachtniveau De leerkracht in zijn waarde van spilfiguur erkennen Coachen door vanuit collegiaal overleg te zoeken naar aanpakmogelijkheden voor leerlingen met specifieke hulpvragen. Ondersteunen via handelingsgerichte diagnostiek (concrete aanpak bij problemen). Samenwerken aan het opstellen van een handelingsplan (individuele leertrajecten) Samen zoeken naar oplossingen en interventies Ondersteuning bij het optimaliseren van het afstemmen van het pedagogisch klimaat in de klas op de hulpvragen Collegiaal overleg rond het voorkomen en aanpakken van probleemgedrag Samen opvolgen en evalueren van de interventies en van de algemene aanpak Opvolgen en hulp bij de afname en de analyse van testen van het kinden leerlingvolgsysteem Vertrouwenspersoon zijn van de leerkrachten. Observeren van klassensituaties. Opvolgen van problematische afwezigheden • Op leerlingniveau Hulp bieden bij leer-, socio-emotionele en gedragsproblemen aan individuele leerlingen of aan groepjes leerlingen. Mogelijkheden bieden vinden om preventief te werken op klas- en schoolniveau zodat dit het voor het kind aangenamer en comfortabeler maakt. Versterken van het welbevinden van de leerlingen (samen) Uitvoeren van de handelingsplanning Begeleiden van anderstalige kinderen Begeleiden van hardnekkige pestproblemen. Observeren van het zelfbeeld, de concentratie, de cognitieve ontwikkeling, de leervoorwaarden, de motivatie en werkhouding van het kind (eventueel samen met de klastitularis), met andere woorden kijken hoe het kind aan een opdracht begint, welke fouten het maakt,...
Evalueren en opvolgen van kinderen Nazicht leerlingenwerk Het leerlingenwerk wordt verbeterd. Deze verbetering kan individueel of klassikaal gebeuren door de leerkracht, door de leerling zelf of door een medeleerling. Indien het werk door de leerkracht verbeterd werd, volgt er een waardering (cijfer, letter, appreciatie, aanmoediging, Deel 4 p. 7
…) De leerkracht verbetert met rood. Nadien krijgt de leerling het eigen werk weer voor zich en brengt verbeteringen aan in het groen. Werkjes die door de leerling zelf of door een medeleerling verbeterd worden, worden door de klasleerkracht toch nog even overlopen.
Leerlingendossier • Bij de start van elke nieuwe leerling wordt er een leerlingendossier aangelegd. Dit dossier wordt opgestart met een vragenlijst van het CLB voor nieuwe leerlingen en een brief voor de ouders voor de aanvraag van het LVS/KVS in de vorige school. Dit wordt door de zorgcoördinator in orde gebracht. Mits de toestemming van de ouders wordt in de vorige school dit dossier aangevraagd en besproken met de klasleerkracht. • Het kind- of leerlingvolgsysteem: • Kort verslagje van de MDO’s • Leerlingvolgfiche per toetsenperiode • Dubbel blad • LVS overzichten (computer) • De toetsen van het LVS spelling, lezen en wiskunde (VCLB) en de AVIleestesten • KVS • Verslagen van externe medewerkers bv. CLB, logopedisten, … • Afgenomen testen bv. Toeters, Kobi-TV, TAL, TAL-K, Kontrabas, … • Neerslag van gemaakte afspraken bv. Sticordi, … • Individuele zorgbegeleidingen en strikt vertrouwelijke gegevens, klasoverzichten, … worden bewaard in het dossier van de leerling in de zorgklas en beheerd door de zorgcoördinator. • Een leerlingendossier bevat vertrouwelijke informatie.
Observeren Het observeren van de kleuters gebeurt dagelijks, maar drie keer per jaar gericht aan de hand van het kleutervolgsysteem. Andere kinderen kunnen op vraag vanuit een MDO geobserveerd worden door de zorgcoördinator of iemand van het CLB als voorbereiding op een individuele begeleiding, een begeleiding door de klasleerkracht, om een handelingsplan uit te werken of …
Deel 4 p. 8
Toetsen We maken een onderscheid tussen de leerstofgebonden en de genormeerde toetsen. •
Leerstofgebonden toetsen: • Op regelmatige tijdstippen controleert de leerkracht of de leerlingen de aangebrachte leerstof van een leergebied of een leerdomein voldoende begrijpen en kunnen toepassen. Dit kan op verscheidene manieren gebeuren: via een toets, een controle van het dagelijks werk, via observatie, … • Deze gegevens verzamelt de leerkracht in zijn evaluatiemap. (via een foutenanalyse) • De gemaakte toetsen of taken gaan zo vlug mogelijk mee naar huis. Op deze manier krijgen de ouders op korte termijn een zicht op de vorderingen van hun kind. • De leerkracht noteert de resultaten van deze toetsen op een foutenanalyse en puntenlijst. Deze gegevens dienen als basis tot het invullen van de rapporten.
•
Genormeerde toetsen: • Deze resultaten van de genormeerde toetsen worden gebruikt bij de kindbesprekingen en geven ons een zicht op het niveau van het aangeboden onderwijs. We gebruiken volgende genormeerde toetsen: o Groep 2: Kobi-TV (2 keer per jaar) o Groep 3: TAL-K (begin schooljaar) Toeters (februari) Kontrabas (juni, voor sommige leerlingen) o Groep 4: TAL (begin schooljaar) Aanvangstest aanvankelijk lezen LVS lezen (februari en juni) AVi (februari voor de kinderen die er al aan toe zijn, juni) LVS wiskunde (september, februari, juni) LVS spelling (februari en juni) o Groep 5: LVS lezen (september, februari en juni) AVi (september, februari, juni) LVS wiskunde (september, februari, juni) LVS spelling (september, februari en juni) o Groep 6: LVS lezen (september, februari en juni) AVi (september, februari, juni) LVS wiskunde (september, februari, juni) LVS spelling (september, februari en juni) o Groep 7: AVi (september, februari, juni) (indien nodig) LVS wiskunde (september, februari, juni) LVS spelling (september, februari en juni) Diocesane proeven Deel 4 p. 9
o
o
Groep Groep
8: AVi (september, februari, juni) (indien nodig) LVS wiskunde (september, februari, juni) LVS spelling (september, februari en juni) 9: AVi (september, februari, juni) (indien nodig) LVS wiskunde (september, februari) LVS spelling (september, februari) Interdiocesane proeven wiskunde en taal
Rapporteren De indeling van het rapport is aangepast aan de leergebieden en leerdomeinen van de verschillende leerjaren. Deze indeling wordt jaarlijks terug bekeken. Op regelmatige tijdstippen controleert de leerkracht of de leerlingen de aangebrachte leerstof van een leergebeid of een leerdomein voldoende begrijpen en kunnen toepassen. Dit kan op verscheidene manieren gebeuren: via een toets, via een controle van het dagelijks werk, via observaties, … Deze gegevens verzamelt de leerkracht in zijn puntenlijsten en foutenanalyses. De gemaakte taken of toetsen gaan zo vlug mogelijk mee naar huis en worden besproken op het oudercontact. Op deze manier krijgen de ouders op korte termijn een overzicht van de vorderingen van hun kind. Vijf keer per schooljaar vult de leerkracht aan de hand van de verzamelde gegevens een schoolrapport in. De leerkracht kan hierbij gebruik maken van een puntensysteem (het resultaat van een toets, het gemiddelde van verschillende gemaakte toetsen), een waardering (voor bv. de muzische vakken) aan de hand van een lettercode (de prestaties van de leerling vergeleken met zijn eigen mogelijkheden: U = uitstekend, ZG = zeer goed, G = goed, V = voldoende, O: onvoldoende) en van een verbale omschrijving. Hierbij proberen we steeds de nadruk te leggen op wat het kind al goed kan (motivatie en aanmoediging). Op deze manier krijgen ouders informatie over een langere periode. Tenslotte evalueert de leerkracht de vakoverschrijdende items “leren leren” en “sociale vaardigheden”aan de hand van gezichtjes. Hoe meer gezichtjes gekleurd, hoe groter het werkpunt wordt!. Deze ervaringen leidt de leerkracht af van observaties, ervaringen of uit toetsmomenten. Naast de gewone toetsen of evaluaties worden er in de klas regelmatig testen afgenomen waarbij de prestaties van elk kind worden vergeleken met de prestaties van een grote groep leeftijdsgenoten. Deze informatie wordt per kind bijgehouden in het leerlingdossier. De werking en de indeling van het rapport zijn ieder schooljaar onderwerp van bespreking. In de toekomst zoeken we naar een efficiënte manier van gedifferentieerde rapportering. Deel 4 p. 10
MDO Elke leerlinggroep wordt ten minste 3 keer per jaar op een MDO (multidisciplinair overleg) besproken. Daarbuiten houden we in de maand september een overgangsbespreking. Hierbij is ook het CLB aanwezig. Op vraag van de klasleerkracht, ouders, zorgcoördinator, CLB, externe medewerkers kunnen er leerlingspecifieke en tussentijdse MDO’s gebeuren. De leerkrachten bereiden het MDO voor door per kind te noteren wat de tekorten en de werkpunten zijn en waar er eventueel hulp nodig is.
Oudercontacten Het algemeen oudercontact wordt vervangen door een oudercontactweek (september) Voor groep 1 en groep 2 en 3 is er een individueel oudercontact in oktober, in maart en op het einde van het schooljaar. (zie kalender) Voor groep 3 zal tijdens het oudercontact van maart de bespreking van de toetertesten van de kinderen gebeuren. Dit oudercontact wordt voorafgegaan door een informatievergadering in verband met schoolrijpheid door het CLB. De datum wordt u tijdig meegedeeld. Voor groep 4 tot en met groep 9 is er een individueel oudercontact op het einde van de eerste, de derde en de vijfde periode (zie hiervoor bij: rapporten). Individuele contacten zijn ook steeds mogelijk mits op voorhand een afspraak te maken met de leerkracht of de directie. Evenzo kunnen de directie, de zorgcoördinator of de leerkracht een individueel onderhoud vragen aan de ouders. Wij zijn steeds bereid om samen naar een oplossing te zoeken. Indien er problemen zijn, worden de ouders hiervan op de hoogte gebracht tijdens een oudercontact. Bij dringende problemen, worden de ouders tussentijds uitgenodigd. Oudercontacten worden voorbereid aan de hand van de leerlingenfiche.
Deel 4 p. 11
Overgang naar het secundair onderwijs – getuigschriften – attesten – BASO-fiche De school stelt tegen 20 juni een lijst op van de leerlingen die op 30 juni het lager onderwijs zullen voltooien. De klassenraad beslist welke leerlingen het getuigschrift behalen en welke niet. De leerlingen die geen getuigschrift behalen, krijgen een attest met de vermelding dat ze het laatste jaar de lessen regelmatig hebben gevolgd. In dit attest geeft de klassenraad de motivatie waarom geen getuigschrift wordt toegekend. De klassenraad houdt rekening met onderstaande criteria: • De schoolrapporten van het lopende en voorafgaande schooljaar; • De evaluaties van het lopende en voorafgaande schooljaar; • De gegevens uit het LVS; • Gegevens over het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling; • ….. • Het verslag van de leerkracht die tijdens het laatste schooljaar het hoogste aantal lestijden heeft gegeven aan de leerling. De voorzitter en alle leden van de klassenraad ondertekenen het schriftelijk verslag. Beroepsprocedure: • De ouders kunnen binnen zeven kalenderdagen na ontvangst van de beslissing een beroep indienen bij de directie. • De directie roept binnen drie werkdagen de klassenraad opnieuw bijeen. • De genomen beslissing wordt opnieuw bekeken. • De ouders worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de nieuwe beslissing. • Als de betwisting blijft bestaan, kunnen de ouders binnen zeven kalenderdagen een aangetekend beroep indienen bij de voorzitter van het schoolbestuur. • Het schoolbestuur beslist of de klassenraad opnieuw wordt samengeroepen. • De ouders worden schriftelijk op de hoogte gebracht. Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs niet behaalt in het basisonderwijs, heeft ook nog de mogelijkheid het te behalen in het secundair onderwijs, bijvoorbeeld wanneer hij of zij slaagt in het eerste leerjaar secundair onderwijs van de B-stroom. Een leerling die in het vijfde leerjaar 12 jaar wordt, kan vervroegd een overstap maken naar het secundair onderwijs. Dit dient wel tijdig aan de school meegedeeld te worden want deze kinderen krijgen een attest met de vermelding dat ze het laatste jaar de lessen regelmatig hebben gevolgd. Met dit attest kunnen kinderen startten in de B-stroom van het secundair onderwijs. Op het einde van dit schooljaar krijgen alle kinderen die onze school verlaten en de overstap maken naar het secundair onderwijs een BASO-fiche. De basisschool weet veel over het leren van uw kind. Ze wil dit – met uw goedkeuring– mededelen aan de volgende school door gebruik te maken van een Baso-fiche. Deze Baso-fiche wordt gemaakt in overleg met de ouders, de leerlingen en het zorgteam. Ze wordt besproken met de ouders en meegegeven op het laatste oudercontact. Deze fiche geeft samen met het rapport, belangrijke informatie over uw kind die van onze school naar de nieuwe school gaat. U beslist of u deze fiche afgeeft in de volgende school. Het is belangrijk dat de nieuwe school de nodige informatie over uw kind ontvangt om zo te zorgen voor een goede start! Deze fiche kwam tot stand tijdens het BASO-overleg met de scholengemeenschap Tessenderlo-Diest.
Deel 4 p. 12
Taalproef als toelatingsvoorwaarde voor inschrijving in het eerste leerjaar De overheid heeft de bijkomende toelatingsvoorwaarde voor inschrijving in het eerste leerjaar definitief goedgekeurd. Een kind in de derde kleuterklas moet minstens 220 halve dagen aanwezig geweest zijn in de kleuterklas om het volgende schooljaar te mogen inschrijven in het eerste leerjaar. Een kind uit de tweede kleuterklas dat een vervroegde overstap naar het eerste leerjaar zou maken moet minstens 185 halve dagen aanwezig geweest zijn. Indien een kind niet aan deze voorwaarde voldoet, is slagen op de taalproef noodzakelijk om te mogen inschrijven in het eerste leerjaar. Deze taalproeven worden in onze school afgenomen door het CLB. De school zal op het einde van het schooljaar aan het CLB laten weten of er kinderen zijn die deze proeven moeten afleggen. De ouders van de betrokken kinderen worden op de hoogte gebracht. De school heeft van elk kind een afwezigheidsattest. Van de nieuwe kinderen die in het eerste leerjaar starten, zal dit attest in de vorige school worden opgevraagd. De ouders nemen zelf contact op met het CLB om een afspraak te maken voor het afleggen van deze proef. Indien het kind slaagt, kan het ingeschreven worden in het eerste leerjaar. Indien het kind niet slaagt, moet het kind de derde kleuterklas overzitten of overstappen naar een andere onderwijsvorm (buitengewoon onderwijs, Franstalig onderwijs, …) Het CLB schrijft een attest uit van de kinderen die ze getest hebben en brengt de school op de hoogte van de resultaten hiervan. P.S.: Kinderen die - een vervroegde overstap maken naar het eerste leerjaar blijven vanuit de tweede kleuterklas of - een jaartje langer in de kleuterschool blijven vanuit de tweede kleuterklas dienen hiervoor een attest te hebben van het CLB en worden als leerplichtig beschouwd
Deel 4 p. 13
Deel 4 p. 14