VRIENDENBRIEF 30 redactieadres: Pompstraat 17 5481 BL Schijndel
jaargang 8 winter 2009
DE VOORZITTER AAN HET WOORD ! Beste Vrienden, Het jaar loopt ten einde en het is dus weer tijd om in de achteruitkijkspiegel te kijken en anderen en ook ons zelf een schouderklopje te geven. Voor het museum was het een heel biezonder jaar: Dorus van Oorschot heeft zijn plaats gekregen in het museum Jan Heestershuis! De familie Van Dinther had in 2008 al een bruikleenovereenkomst met de gemeente Schijndel gesloten maar de officiële intocht vond plaats op 20 september jl. Bij deze feestelijke gebeurtenis ontving Hans van Dinther een koninklijke onderscheiding. Traditiegetrouw hebben we in de laatste Vriendenbrief van het jaar weer een kleurenfoto ingevoegd. Eerder was dit een reproductie van een schilderij van Jan Heesters, nu echter hebben we de komst van Dorus van Oorschot willen onderstrepen door een reproductie van een schilderij van hem mee te sturen. Dankzij Foto Keetels hebben we dit kunnen realiseren. Jan Geerts heeft er een mooie impressie bij geschreven die naadloos aansluit bij Schijndel 700 jaar. Met dit jaareinde wordt ook het eerste decennium van de 21e eeuw afgesloten. Nagenoeg dit hele tijdvak zijn wij als Stichting Vrienden van .... actief geweest en terugkijkend vind ik dat we een actief en succesvol ‘Heesters-decennium’ achter de rug hebben. Met deze brief hebt u de 30e Vriendenbrief in de bus gekregen en het aantal lezingen dat wij organiseerden bedraagt inmiddels 24! Bij deze lezingen is de belangstelling telkens groot en afgaand op het enthousiasme van de Vrienden blijkt de appreciatie hoog. Een jaar vliegt om maar als je en detail terugblikt bijvoorbeeld aan de hand van je agenda, komt de lengte enigszins terug; daarom even in herinnering de lezingen van afgelopen jaar: ! Drs. Peter Thoben hield een fantastische lezing ondersteund met tientallen lichtbeelden met als titel: Schilderkunst in Oost-Brabant en de Kempen in de periode 1880-1960 ! Debby Petter en haar moeder Hélène Egger waren 28 september jl. in ons midden. Hélène Egger was als Joods meisje in WO II ondergedoken bij de familie Voets in Vorstenbosch en zij vertelde haar verhaal dat door haar dochter Debby Petter in het boekje “Ik ben er nog” op schrift is gesteld. Het was een ontroerende en emotionele avond in een overvol kerkje. ! John Tenney liet ons kennis maken met traditionele Afrikaanse volkskunst en de invloed van die kunst op de westerse kunst van eind 19e en begin 20e eeuw. Voor mij maar ik denk voor velen, was dit een eye-opener. Ook in het museum waren mede dankzij de inzet van circa 40 vrijwilligers weer mooie tentoonstellingen te bewonderen. Voor een terugblik daarop nodig ik u namens Marianne Nouwen, Corine Molenaar en Bernadette Keetels uit voor de Nieuwjaarsreceptie die wordt gehouden op maandag 4 januari van 16:00 uur – 17:00. Tot slot wil ik dit Vriendenjaar, mede namens Anne-Marie Cornelissen en Jan Geerts, afsluiten met u allen goede dagen te wensen en een uitdagend 2010. Paul van den Acker, voorzitter.
1
Ode aan de St.Servatiuskerk Oude Servatiuskerk, met je hoge roomwitte muren en je ranke cannelure pilaren, voor ons, Schijndelaren, een dierbare tempel van stilte. Met je hoge, gebogen gewelven en talrijke, speelse nisjes rond het neogotisch omhoogschietende altaarstuk, ons nodend tot nederigheid. Servatius, waar onze voorvaderen kerkten, - sommigen na een half uur gaans toen de Boschweg nog geen Lieve Vrouw hadonder de ogen van gebeeldhouwde pilaarheiligen in contrasterend bruin, onder wie Isidorus, de hand aan de spade, zoals zij. Servatius, met je oude wijze toren stammend uit de dagen dat we Karel V, de Spaanse keizer, dienden, Door Antoon Coolen aangegrepen om te getuigen van Schijndels historie, vol van tragiek in de eeuwen van overheersing, waarin je een handvol protestanten en wat paarden onderdak bood, na je bevrijding door Lodewijk Napoleon in ere hersteld en trots herbouwd. Servatius, fier met je grootse Smitsorgel, dat jou steeds weer vult met zijn welluidende, volle klanken in harmonie met meerstemmige kerkkoren. Servatius, met je vele pastoors en kapelaans, van Woestenburg, schilder en verzetsman, deken Van Dijk en Cor van den Brand
Dorus van Oorschot olieverf, particulier bezit
tot Norbert Swagemakers, en Van der Heiden, door Van Oorschot op doek vereeuwigd als aandenken en dank voor diens steun bij de dood van zoon Maarten, naast de oude naar het gewelf torenende preekstoel, met Maria in top, destijds, jaren 70, nog op het altaar, nu weer midden tussen ons in. Servatius, op menige zondagochtend door je hoge vensters met gouden zonlicht overgoten, symbool van vrede en hoop. Jan Geerts
2
PERCEPTIE VAN DE KUNST IN DE MIDDELEEUWEN ! Kunst in de Middeleeuwen De waardering voor de schilders in de Lage Landen in de vijftiende eeuw moet groot zijn geweest; in die tijd zijn immers ongelooflijk veel werken gemaakt, voornamelijk voor kerken en kloosters maar ook in opdracht van burgers. Naast veel altaarstukken en devotiepanelen werd er profaan werk gemaakt. Voor ons is niet duidelijk hoe de middeleeuwse mens tegen deze schilderijen aan keek. Volgens Panofsky zijn ze boordevol ‘Disguised Symbolism’, (verhulde symboliek), volgens anderen was dit de manier waarop hij de werkelijkheid zag..…
“Vito” uit 1550 en vermeldt hierin ook dat Jan van Eyck de olieverf uitvond. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat deze niet de uitvinder ervan is maar wel dat hij het procédé vervolmaakt heeft. De schilderijen uit deze tijd worden aangeduid met de naam Vlaamse Primitieven, al is deze term niet helemaal correct: het gebied was groter dan Vlaanderen alleen en hoewel met primitief “als eerste” bedoeld wordt, heeft het woord primitief ook een negatieve bijklank. Leonard Huizinga noemt in zijn Herfsttij der Middeleeuwen deze stijl van schilderen dan ook liever Oud-Nederlandse schilderkunst. De laatste tijd is er veel belangstelling voor deze beeldende kunst. Een paar jaar geleden was in Brugge de grote Jan van Eyck tentoonstelling, dit jaar is in Antwerpen een grote tentoonstelling “De Vlaamse Primitieven” en in het najaar zijn in Leuven werken van Rogier van der Weyden te zien.
! Vlaamse Primitieven In Noord Europa ontwikkelt zich in de vijftiende eeuw, vooral in de Nederlanden en Duitsland geheel los van de Renaissance in Italië, een heel eigen stijl. De Italiaan Vasari schrijft er verwonderd over in zijn schilderboek
Hans Memling: tweeluik (15e eeuw)
! Religieuze kunstwerken Nu deze werken in de musea hangen, zijn ze losgemaakt van de cultuurhistorische context waarin ze zijn ontstaan. De werken krijgen als ze in een museum tentoongesteld worden een andere functie dan door de maker bedoeld is; de schilder wilde immers vooral zijn ambachtelijk kunnen laten zien, waarbij de wens van de opdrachtgever heel belangrijk was. Over het doel van de religieuze kunstwerken is uit bronnen niet meer bekend dan dat ze voor analfabeten over de Bijbel vertelden, dat ze bedoeld waren als geheugensteun voor het kerkvolk, ze moesten het gemoed bewerken en de devotie stimuleren. Daarnaast functioneerden ze zeker ook als prestige-objecten maar hoe het stimuleren van vroomheid en het propageren van sociale status zich tot elkaar verhielden, is niet meer te achterhalen.
de belevingswereld van de opdrachtgever. Op de schilderingen uit de 15e eeuw ligt de nadruk op gotiek, daarnaast op traditionele onderwerpen en is er heel veel herhaling. In onze ogen zijn bij kunst vooral originaliteit en experiment van belang, maar dat zijn geen criteria voor 15e eeuwse kunst; het blijkt dat kopieën ongekend populair waren. Vanaf de eerste helft van de vijftiende eeuw tot ver in de zestiende eeuw werd er heel veel gekopieerd. Dat dit zo een lange tijd heeft geduurd zegt ook wel iets over de artistieke continuïteit binnen de Oud Nederlandse schilderkunst. Schilders hadden vaak een atelier waar met meerdere mensen werd samengewerkt. Een belangrijk bezit van een werkplaats waren tekeningen, die zelfs in testamenten werden genoemd en soms werden uitgeleend, verhuurd of verkocht. Kunstenaars moeten goed op de hoogte zijn geweest van werk dat in diverse steden in kloosters, paleizen, kerken en huizen hing. De aankomende schilders werden geoefend in het kopiëren van andermans werk en omdat werk zelden gesigneerd werd en meerdere
! Kopie De opdrachten waren meestal voor een epitaaf (het geschilderde deel van een grafmonument), een altaarstuk of een devotiestuk en soms een portret over
3
handen werkten aan één schildering, is het toeschrijven aan een bepaalde schilder op basis van stilistische argumenten bijna onmogelijk. Van schilderijen van Rogier van der Weyden zijn honderden kopieën bekend, vaak alleen figuren uit het origineel maar soms werd ook de hele compositie zorgvuldig nagemaakt. In bestellingen door kloosters, kerken of door burgers werden de schilderijen waar naar geschilderd moest worden, zelfs genoemd. Kopieën werden niet gezien als minderwaardig, ze voorzagen immers in een behoefte en een kopie was soms zelfs een waarborg voor kwaliteit!
er een herontdekking van de oude middeleeuwse schilderijen, eerst door liefhebbers maar later door kunsthistorici die de volkomen uit de belangstelling geraakte schilderijen beginnen aan te kopen en ze daardoor redden van de ondergang. Koning Willem II, van wie bekend is dat hij veel sympathie had voor het zuiden en het katholicisme, verzamelt ook OudNederlandse schilderkunst. Helaas gaat zijn verzameling, wanneer de collectie na zijn dood geveild wordt, voor Nederland verloren. Over het algemeen geeft de adel nog lang de voorkeur aan de Italiaanse Renaissance maar de burger volgt op dit gebied niet meer de elite en gaat een eigen smaak ontwikkelen die vooral anders moet zijn. De negentiende eeuw is ook de tijd waarin het nationalisme opkomt en nationaal zelfgevoel gaat vaak samen met een vernieuwde belangstelling voor het katholicisme, dat gezien wordt als het authentieke geloof van het volk. Mede daardoor kijkt men vanaf die tijd naar deze kunst met andere ogen en komen afbeeldingen van Oud –Nederlandse schilderkunst ons nu vertrouwd voor. In deze tijd, zo vlak voor kerstmis, ontvangt u vast ook weer prachtige kerstkaarten, waarop de stal van Bethlehem is afgebeeld door middeleeuwse schilders om u gelukkige feestdagen te wensen en ook wij willen u op de oude manier een zalig kerstfeest wensen.
! Terug in de belangstelling In de glorieuze zeventiende eeuw, na de reformatie, raken de Oud-Nederlandse schilderijen langzaam in vergetel-heid; ze gaan horen tot de donkere middeleeuwen en worden geassocieerd met slechte tijden. De primitief aandoende stijl en de religieuze onderwerpen staan in schrille tegenstelling tot de artistieke idealen van de kunstbeoefening en de heersende smaak. Sommige altaarstukken die de Beeldenstorm overleefd hebben, liggen zelfs letterlijk op straat! In Parijs wordt in 1793 het Louvre, het voormalig paleis van Lodewijk XVI, opengesteld voor het publiek met vooral grote doeken en altaarstukken die van de Kerk geconfisqueerd zijn. In de 19e eeuw is WAARDERING
IN
Anne-Marie Cornelissen
DE SCHILDERKUNST
Spreken of schrijven over kunst is een hachelijke zaak. Dat is logisch, want kunst drukt nu juist iets uit wat met woorden niet is te vangen. Kunst roept gevoelens, gedachten, ontroering en/of schoonheidservaringen op zonder dat we kunnen duiden waar ‘m dat nou precies in zit. Dat is het mooie van kunst, dat maakt kunst tot iets bijzonders. Desondanks wil de mens orde scheppen in dat eeuwenoude en zich nog steeds uitbreidende bolwerk van de kunst. Hij wil de kunstwerken classificeren, verklaren en een rangorde aanbrengen. Vooral dit laatste vindt hij heerlijk: bepalen wat het grootste kunstwerk is en opstellen van een hiërarchie van kunstenaars. Toch kan een werk van een derderangsschilder iemand soms meer ontroeren dan een Rembrandt. Immers, elk kunstwerk dat die naam verdient, vermag de mens te boeien, te betoveren, aan het denken te zetten of te ontroeren. Echter, het is eigen aan de mens een canon aan te leggen, waarin de kunstenaars op hun merites worden beoordeeld; mensen willen houvast. Natuurlijk is zo’n lijst handig als het gaat om het aanschaf- en expositiebeleid van een museum en de bepaling van de marktwaarde van de kunstwerken. Maar hoe dan ook: in die keuringslijst van waren zitten meer en minder objectieve maatstaven, die in de loop der tijden kunnen veranderen. Het beoordelen van kunst blijft mensenwerk. Hieronder wil ik kort samenvatten
welke elementen naar mijn idee van belang zijn bij het inschatten van de kwaliteit van schilderkunst in de westerse cultuurwereld vanaf grofweg 1800. ! De oorspronkelijkheid Een van de zwaarste normen die men in de kunstwereld hanteert, is de vraag hoe origineel de kunstenaar is. Heeft de kunstenaar een nieuwe manier van schilderen ontwikkeld, die later vele andere kunstenaars beïnvloed heeft, dan kan hij er op rekenen om in de canon van de ‘schildershemel’ te worden opgenomen. Een eigen, niet eerder vertoond handschrift is misschien wel het belangrijkste criterium in de schilderkunst. Een Monet met zijn losse, impressionistische toets, een Van Gogh met zijn eigengereide kleurenpalet, een Mondriaan met zijn kleurvlakken, een Appel met zijn ruige aanpak, een Bacon met zijn doeken die uit het abattoir lijken te komen, heeft een niet eerder vertoonde wijze van schilderen en heeft daarmee eeuwige roem verworven. Maar ook in de lagere echelons geldt dit adagium: hoe origineler, hoe hoger gewaardeerd. Een goede schilder heeft een hoogsteigen, direct herkenbare stijl, die hem een plaats garandeert in de schildershiërarchie. Ook een Kees Bol, een Dorus van Oorschot, een Jan Heesters hebben dat typisch eigene, al is de één wellicht wat origineler dan de ander. Die eigenheid bepaalt voor een groot deel de hun toebedeelde plek in de schildershiërarchie. Elke schilder, die die naam verdient,
4
zegt in zijn werk iets nieuws en laat zien wat er allemaal mogelijk is met verf en doek. Dat een zeer begaafde schilder als Leo Gestel toch niet zo geweldig hoog op de schildersladder is geklommen, is grotendeels toe te schrijven aan het ontbreken van een typisch eigen stijl, hoewel hij wel heel knap schilderde in allerlei vóór hem ontdekte stijlen. Om het belang van oorspronkelijkheid te beklemtonen, een citaat van Connie Palmen: “Er is een element dat altijd terugkomt in kunst die aanspreekt, is mijn ervaring, en dat is de oorspronkelijkheid ervan. (…) Kunst die aanspreekt, doet een beroep op dat wat hem uniek maakt. Om daar te komen zal de kunstenaar de eenzaamheid in zichzelf op moeten zoeken. Daar zit de bron van originaliteit. Het is de eenzaamheid van het denken. (…) Dat roept herkenning op.”
! Het stilistische detail Voor een geslaagd schilderij is het noodzakelijk dat de details het oog van de toeschouwer bekoren. Dat kan gebeuren doordat de schilder in zijn werk getuigt van een verfijnde techniek, waarmee hij bijvoorbeeld een antiek boek uitbeeldt dat daardoor levensecht overkomt. Anderzijds kan juist een lossere, grove toets in zijn eenvoud doeltreffend boeien. Het blijft fascineren hoe Van Gogh het kerkje van Auvers-sur-Oise schilderde: elk stukje kerkraam, elk stukje muur, elk stukje dak is anders, afhankelijk van de gebruikte kleur en donkerte van de toon. Natuurlijk speelt de lichtval een grote rol, maar daarnaast veroorlooft Vincent zich een grote kleurenvrijheid, die weldadig aandoet. De schilders van het pointillisme beseffen maar al te goed hoe zwaar het detail weegt: het oog wordt naar elk onderdeel gezogen door de vele kleurstippen, die samen de kleur en toon van het detail bepalen. Ik noem enkele meesters in dit genre: Paul Signac, George Pierre Seurat, Theo van Rysselberghe en Jan Toorop. Iedere keer dat je hun werk onder ogen krijgt, word je weer getroffen door een feest van kleurendetails. Maar om dichter bij huis te blijven: zoals Van Oorschot met enkele veegjes een koets met paard of een straathondje schildert, of hoe Heesters met wat geel, rood, bruin en blauw een rennend krielhaantje suggereert, blijft wonderlijk fraai. Anderzijds kan een grote eenvormigheid van onderdelen de waardering van een doek juist in de weg staan. Zo gruw ik persoonlijk van veel werken van Maurice de Vlaminck, die saai zijn door de gelijkvormigheid van vele details. Het is veel van hetzelfde steeds, ofschoon de totaalindruk weer wel kan boeien. Een schilder die juist wel in elk detail fascineert en tegelijkertijd een fantastisch mooi en oorspronkelijk geheel weet te creëren, is Paul Cézanne, het grote voorbeeld voor veel schilders in de twintigste eeuw. Van zijn geraffineerde techniek met kleurenvlakjes gaat een ongeëvenaarde schoonheid uit. Tot slot nog iets over de juiste weergave van de werkelijkheid in realistisch opgezette werken. Het op zich foute detail kan maar hoeft niet storend te zijn. Voorbeeld: de Nuenense boerenhutten van Van Gogh zijn in enkele gevallen absoluut onjuist weergegeven. Ze lijken bijna vierkant, terwijl we weten dat de werkelijkheid niet zo was. Het gaat hier domweg om onkunde van het zich in die tijd bekwamende genie; voor de sfeerindruk die de doeken maken is het niet belangrijk of de boerderijtjes al dan niet vierkant zijn. Alleen de historicus die zich op zijn werk verlaat, kan mistasten. Zo kreeg Van Gogh kritiek van collegae als Van Rappard op de neus van de oude vrouw op het doek De aardappeleters: die zou volgens zijn confrère meer op een dobbelsteen lijken. Al had Van Rappard op zich misschien gelijk, moet hierbij verdisconteerd worden dat het schilderij expressionistisch (avant la lettre) van opzet is, waarbij het karikaturale hoofd van de vrouw een functie heeft, namelijk het uitdrukken van armoede, ouderdom en ellende. Van Rappard vatte het werk te
! Sfeer en compositie van het kunstwerk als geheel Een 2e factor die mede de kwaliteit van een schilderij bepaalt, is de sfeer die het werk oproept. Wat gaat van het onderwerp uit, welke snaren worden bij de toeschouwer geraakt, los van de schildertechniek en de kunststroming. Of met andere woorden: is het afgebeelde thema geloofwaardig? De sfeer die de Nuenense Aardappeleters uitstralen is, ondanks flagrante fouten in de anatomie van de geschilderde mensen, onmiskenbaar Oud-Brabants in hun povere, maar eenvoudig-tevreden bestaan. De sfeer die Heesters oproept met zijn twee Brabantse vrouwen, die een volle mand met kool over een besneeuwde akker dragen, is ook authentiek, al is die veel lichter van toon dan die van Van Gogh. Vincent legt met zijn donkere doek meer nadruk op zijn sociale bewogenheid met de armoedige eters. Hetzelfde verschil geldt voor de boerenhutten van Vincent en de armoedige optrekjes, die Dorus van Oorschot schildert. Dorus heeft meer oog voor het schilderachtige, het esthetische in het onderwerp dan voor het in beeld gebrachte sobere bestaan. De sfeer van een kunstwerk is moeilijk definieerbaar, het is iets wat de toeschouwer al dan niet als echt ervaart, los van allerlei rationele overwegingen. Sfeer heeft iets te maken met de eerste indruk die een schilderij op de bezoeker maakt, zonder enige kennis te hebben van de achtergronden van het werk. Sfeer staat los van de details van het werk, los van de artistieke credo’s van de maker. Voor een geslaagd schilderij is sfeer een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde. Die sfeer is er enkel en alleen als de compositie klopt, als het schilderij een harmonisch geheel vormt en een eenheid is qua vorm waarin geen stijlbreuken optreden. Als er delen van het doek in een verschillende stijl zijn geschilderd, kunnen de details op zich nog zo boeiend zijn, maar het werk als geheel zal toch niet voldoen. Als bijvoorbeeld de kleding van de uitgebeelde persoon in vlotte, nonchalante toetsen is weergegeven maar het hoofd uiterst fijn is uitgewerkt, ontstaat er een tweeslachtigheid in het kunstwerk, die afbreuk doet aan de kwaliteit ervan. Tenslotte, wat het woord sfeer betreft: de moderne mens zou misschien eerder het woord uitstraling hanteren, maar dat begrip is mijns inziens inmiddels erg uitgesleten.
5
realistisch op. Conclusie: ook met details is het opletten geblazen!
zijn tijd niet gewaardeerd en moest postuum nog een kleine twintig jaar wachten op erkenning, die daarna tot ongekende proporties zou uitgroeien. Van Oorschot zou zijn eerste grote museale expositie niet meer meemaken, al scheelde het maar een paar maanden. De Larense interieurschilders, rond 1900 nog zeer in trek, doen niet veel meer. Dirk Filarski kwam in 1958 huilend thuis van een veiling van zijn werken, die nu niet meer onder tien mille per stuk te koop zijn. Omgekeerd: de god van het Vlaamse expressionisme, Constant Permeke, is in aanzien gedaald, een olieverf van hem is vandaag ‘al’ voor ca. 15 mille te bemachtigen. Los van deze golfbewegingen speelt ook de propaganda rond de schilder een rol. De publicatie van zijn brieven heeft de waardering van Van Gogh enorm opgestuwd. Van Appel is bekend dat hij potentiële rijke kopers met prachtige beschouwingen over zijn werk kon overtuigen. De ‘stille’ werkers daarentegen hebben meer moeite om bekendheid te verkrijgen.
! De symboliek, de diepere laag. Een kunstwerk wordt normaliter hoger aangeslagen als er sprake is van symboliek en een gelaagdheid in betekenissen. Waarschijnlijk schilderde Vincent het eerder genoemde kerkje in Auvers bewust bouwvallig en afgedankt als symbool voor de in zijn ogen vergane glorie van de christelijke kerken. In een ander doek uit Auvers, Korenvelden onder wolkenluchten wilde hij de grootst mogelijke eenzaamheid uitdrukken, getuige een brief aan zijn broer Theo. In een aantal werken van Heesters kan een mystiek bewogen gevoel waargenomen worden, al blijft dat voor iedere toeschouwer een persoonlijke ervaring. Mondriaan wilde iets van zijn theosofisch getinte levensovertuiging in zijn doeken leggen en kwam uiteindelijk uit bij een uiterst verstilde, maar bijna volmaakt evenwichtige harmonie in zijn abstracte werken. Het moge duidelijk zijn dat zo’n diepere laag een grote meerwaarde aan een schilderij kan verlenen. Het herkennen en duiden ervan blijft echter een lastige zaak.
! Slot We hebben nu vijf gezichtshoeken geschetst, waaronder een kunstwerk beschouwd kan worden en die elk punten kunnen opleveren voor een scorelijst die tot een hiërarchie zou kunnen leiden op het gebied van schilderkunst. Eigenlijk zou de tijdgeest naar mijn idee als gezichtshoek geen invloed mogen hebben als we naar een zo groot mogelijke objectiviteit streven. Dan hebben we het nog niet gehad over het kunstwerk als decoratie in een interieur; dit element zou bij de appreciatie van een kunstwerk geen criterium mogen zijn maar is het vaak wel bij de aanschaf van kunstwerken. Ook zonder deze twee elementen blijft het oordeel over een kunstuiting iets subjectiefs hebben, al naargelang de levenservaring, het gevoel en het verstand van de beschouwer. Daar is het kunst voor. Vandaar ook de vele uiteenlopende opinies over kunst. Het blijft hachelijk over kunst te schrijven want een esthetische ervaring is een kwestie van resonantie en dat is per definitie een persoonlijk gegeven.
! De tijdgeest en de waan van de dag. Tot slot de laatste maar zeker niet de minste factor bij het beoordelen van schilderkunst. Het is ongelooflijk hoe de waardering van een schilder in de loop van de tijd kan variëren. Rembrandt was in de achttiende eeuw bijna vergeten en kwam pas laat in de negentiende eeuw terug in de gunst van de kunstliefhebbers. Een schilder als Hendrik Wiegersma werd in de jaren dertig zo hoog aangeslagen dat hij Nederland mocht vertegenwoordigen op de Biënnale in Venetië. In de jaren vijftig, ten tijde van de gloriedagen van Appel en consorten, was Wiegersma verbannen naar de marges van de Nederlandse schilderkunst. Anders gezegd: de canon van de schilderkunst is sterk afhankelijk van de tijdgeest, waarbij aangetekend moet worden dat nieuwe stromingen vaak na enige tijd de boventoon gaan voeren om een paar decennia later weer naar de achtergrond te verdwijnen. Van Gogh werd in
Jan Geert
AGENDA & WETENSWAARDIGHEDEN !
Museum Jan Heestershuis 073 - 54 92276 Pompstraat 17, 54 81 BL Schijndel openingstijden: dinsdag t/m zondag 13.00 uur-17.00 uur. ! Maandag 4 januari 2010 van 16.00 – 17.00 uur: Nieuwjaarsreceptie in het Museum Jan Heestershuis; alle vrijwilligers en Vrienden van de Stichting museum Jan Heestershuis worden bij deze van harte uitgenodigd! ! Niet alleen het verkeer, NS en Schiphol hebben last van het winterse weer, ook de Vriendenbrief is enkele dagen later dan gepland.
! ! !
6
13 dec. t/m 21 febr. 2010: Marianne Filarski, met portretten in het Pavilioen en landschappen van Heesters in het woonhuis. Als u met Kerst wat extra CO2 inademt, komt het toch nog goed met Kopenhagen. Dit jaar heeft de Stichting een belangrijke, vroege Heesters verworven ten behoeve van het museum. Met dank aan onze sponsors: o Schijndels Weekblad o Restauratie-atelier Jos van Extel o Foto Keetels