Samenvatting van het onderzoeksrapport:
Vreemde talen in Brusselse bedrijven Dit onderzoek had als voornaamste doelstellingen: (1) het intern en extern taalgebruik van de Brusselse bedrijven en de daaruit voortkomende taalnoden in kaart te brengen (welke talen voor welke functies); (2) na te gaan in hoeverre de vraag naar meertalig personeel al dan niet wordt ingevuld; (3) te evalueren wat de kostprijs is van een gebrek aan talenkennis; (4) oplossingen te formuleren om een eventueel gebrek aan talenkennis te remediëren op basis van de resultaten en van de voorstellen van bedrijven. De analyses zijn gebaseerd op twee soorten complementaire gegevens. Aan de ene kant werden kwantitatieve data verzameld met behulp van een online-enquête die werd ingevuld door 357 bedrijven. Aan de andere kant werden kwalitatieve data verkregen aan de hand van interviews met HR-verantwoordelijken
van
18
Brusselse
bedrijven,
twee
sectorvertegenwoordigers
en
24
rekruterings-, interim- en outsourcingbureaus. Om de representativiteit van de steekproef te waarborgen werden bedrijven van verschillende grootte (<10, 10 tot 50 en >50 werknemers) en van de belangrijkste economische activiteitensectoren in de hoofdstad (diensten, handel en distributie, industrie, horeca en bouw) opgenomen. Ook de aanwezigheid van beide gegevensbronnen (onlineenquête en interviews) verhoogt de representativiteit van de resultaten, zowel inhoudelijk als wat de samenstelling van de steekproef betreft (grootte en activiteiten van de bedrijven). De instrumenten voor deze studie werden ontwikkeld op basis van bestaande vragenlijsten uit verschillende Belgische en internationale studies. Deze werden vertaald naar de Brusselse context en onderworpen aan een pretest door bedrijven en wetenschappers. Enerzijds werd een vragenschema opgesteld in het Frans en het Nederlands die als leidraad dienden voor de semi-gestructureerde interviews. Anderzijds werd een online-vragenlijst, in het Frans, het Nederlands en het Engels, elektronisch (via email, newsletter, …) verspreid onder enkele duizenden Brusselse bedrijven. We vatten hieronder de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksrapport kort samen. Eerst worden een tiental algemene vaststellingen geformuleerd. Daarna volgt een reeks aanbevelingen over hoe het taalaanbod op de arbeidsmarkt en de taalnoden van de bedrijven beter op elkaar kunnen afgestemd worden. Voor een gedetailleerde versie van de resultaten verwijzen we naar het onderzoeksrapport (www.tibem.be).
1. De meertalige bedrijfspraktijk is een afspiegeling van de internationalisering van Brussel als belangrijk Europees centrum, een evolutie die zich niet alleen op het internationaal vlak voordoet maar ook in contacten tussen de regio’s en zelfs binnen de eigen regio. De deelnemende bedrijven gebruiken 22 verschillende talen voor hun commerciële contacten. De zes meest gebruikte talen zijn, in volgorde van belangrijkheid: Frans, Nederlands, Engels, Duits, Spaans en Italiaans. Er bestaan grote verschillen tussen de communicatie binnen de bedrijven (intern taalgebruik) en de communicatie met klanten of leveranciers (extern taalgebruik). We zien dat in 22% van de bedrijven slechts één taal binnen het bedrijf gesproken wordt, 33% is tweetalig en 45% meertalig. De meerderheid van de bedrijven gebruikt de twee officiële talen van het gewest, al dan niet in combinatie met het Engels. Slechts 6 % van de bedrijven beperkt zich tot 1 taal voor contacten met economische partners buiten het bedrijf en 13 % tot 2 talen. Meer dan 80% gebruikt op zijn minst drie talen (zie Figuur 1). In de meeste gevallen betekent dit Frans, Nederlands en Engels, en in mindere mate ook Duits. De afzetmarkt van de bedrijven vormt de belangrijkste verklarende factor voor deze meertaligheid. Ze onderhouden immers commerciële relaties met zowel de naburige regio’s en landen als met andere partners en klanten binnen het Brussels gewest dat steeds internationaler wordt. Hoewel deze gegevens niets zeggen over de frequentie en het niveau van het taalgebruik van de verschillende talen bevestigen ze wel de meertalige noden van de Brusselse bedrijven, en dit ongeacht de sector of grootte van de ondernemingen.
Figuur 1: Percentage van de bedrijven dat ééntalig, tweetalig resp. meertalig is in de interne en externe communicatie.
2. De twee officiële talen van het gewest zijn de meest gebruikte talen in de Brusselse bedrijven. Frans en Nederlands zijn de meest gebruikte talen in de Brusselse bedrijven. Het gebruik van beide talen is complementair, ze sluiten elkaar dus niet uit. Het gaat niet om ofwel Frans ofwel Nederlands maar wel om én Frans én Nederlands. De voornaamste verklaring hiervoor is de afzetmarkt van de Brusselse bedrijven. Meer dan 80 % van de ondernemingen hebben namelijk klanten en leveranciers in Vlaanderen en Wallonië, 70 % in Frankrijk en 40 % in Nederland. Verder valt op dat een belangrijk aandeel van het personeel (30 tot 50%) contacten heeft met de naburige regio’s en landen.
3. In een context van economische globalisering speelt het Engels een belangrijke rol voor de externe communicatie van de bedrijven, maar enkel in combinatie met het Frans en het Nederlands. Meer dan 80% van de bedrijven gebruikt onder meer Engels voor de communicatie met de buitenwereld, dit cijfer zakt tot 47% voor het taalgebruik binnen het bedrijf. Engels speelt dus een belangrijke rol voor de Brusselse bedrijven, maar enkel in combinatie met het Nederlands en het Frans. 75% van de bedrijven gebruikt op zijn minst beide talen voor de interne communicatie en maar liefst 90% voor de communicatie met de buitenwereld.
4. Talenkennis als meerwaarde in de bedrijfswereld. Talenkennis is niet enkel een troef om een job te vinden (zie ook vaststellingen 5, 6 en 7), maar verhoogt ook de kansen om binnen een bedrijf promotie te maken. Talenkennis getuigt immers van een ondernemende ingesteldheid. Wie in verscheidene talige contexten gewerkt heeft, geeft blijk van een open geest, ervaring en flexibiliteit die bij de talenkennis an sich worden opgeteld. In de analyse van de taalnoden voor functies van hoog niveau gaan daarom de professionele en talige noden vaak samen en/of versterken ze elkaar. Meertaligheid (voornamelijk Nederlands/Frans, zie vaststelling 5 en 6) is in het beroepsleven dus tegelijkertijd een voorwaarde en een bewijs van professionele flexibiliteit en engagement met een verhoogde meerwaarde.
5. Kennis van minimum de tweede landstaal biedt in Brussel toegang tot de arbeidsmarkt. Op enkele uitzonderingen na, voornameljk in de horeca en de bouwnijverheid, recruteren de bedrijven meertaligen voor alle jobs, ongeacht het niveau. Deze vaststelling geldt voor zowel de grote bedrijven als de KMO’s. Zodra er sprake is van contact met collega’s en/of klanten en leveranciers, is talenkennis een rekruteringscriterium. De vereiste talen zijn minimum Frans en Nederlands, wat te verklaren is door de afzetmarkt van de Brusselse bedrijven. De weinige bedrijven die slechts de
kennis van het Frans en het Engels vragen, zijn hotels of internationale bedrijven die in Brussel gevestigd zijn. De meest gevraagde combinatie blijft Frans/Nederlands/Engels. Tweetaligheid Frans/Nederlands is daarom een conditio sine qua non geworden op de werkvloer wat het opleidingsniveau ook is. Dit blijkt eveneens uit de jobaanbiedingen en -vereisten in Brusselse rekruterings- en uitzendbureaus.
6. Schrijnend meertaligen.
gebrek
aan
tweetaligen
Frans/Nederlands,
niet
zozeer
aan
Het gebrek aan tweetaligen in tegenstelling tot meertaligen lijkt paradoxaal, maar wordt verklaard doordat de kandidaten ofwel ééntalig zijn ofwel meertalig, óf tweetalig zonder de andere officiële taal (bijv. Frans + allochtone taal). Wie de moeite heeft gedaan om de tweede officiële taal te leren, beheerst vaak ook het Engels. Het omgekeerde is zelden waar: wie Frans of Nederlands plus het Engels kent, beheerst niet per se de tweede landstaal. Dit betekent dat hoe meertaliger de vereiste competenties zijn, hoe gemakkelijker de functies worden ingevuld (zie contrast balk 1 en balk 2 in Figuur 2). De knelpuntberoepen door een gebrek aan talenkennis (voornamelijk van de tweede taal) kunnen we samenvatten in twee groepen: - de twee- of meertalige administratieve en technische jobs die van een lager niveau of kwalitatief minder aantrekkelijk zijn, zoals magazijnier, vrachtwagenchauffeur, callcenteragent, kassabediende, enz. - de tweetalige jobs in de IT-sector, de commerciële sector, hoogopgeleide gespecialiseerde technici, industrieel ingenieurs, enz.
Figuur 2: Talen en talencombinaties die gevraagd worden voor meertalige functies, opgesplitst volgens ingevulde en niet-ingevulde functies (in het rood) tijdens de rekrutering (n = 595).
7. Bij knelpuntberoepen zorgt het gebrek aan meertalige werkzoekenden voor een afwegen van professionele kwaliteiten enerzijds en talenkennis anderzijds. Voor commerciële en administratieve functies en voor het personeel dat regelmatig contact heeft met het publiek (diensten, onthaal, …) halen de talige en communicatieve eisen het meestal van de professionele vereisten. Voor andere, meer technische of gespecialiseerde functies blijkt dat de werkgever bereid is om te investeren in taalcursussen indien de kandidaat over de nodige professionele competenties beschikt, én op voorwaarde dat de persoon reeds twee talen kent (bijv. Frans, Engels) en een basiskennis in de doeltaal heeft.
8. Het type en het niveau van de vereiste talenkennis verschillen naargelang de functie en ze worden te vaag geformuleerd in jobadvertenties. Zowel de afzetmarkt van het bedrijf als de functie bepalen mede welk type en welk niveau van talenkennis vereist worden. Hoe hoger de functie in de bedrijfshiërarchie, hoe groter het aantal talen en hoe hoger de vereiste competenties. In het algemeen worden voornamelijk mondelinge en communicatieve vaardigheden gevraagd, behalve voor een aantal administratieve jobs, waarvoor ook schriftelijke competenties op verschillende niveaus noodzakelijk zijn. Naast kennis van de taal op zich worden vaak ook culturele communicatieve vaardigheden op prijs gesteld. Toch stellen we vast dat erg weinig jobadvertenties het type en het niveau van de vereiste communicatieve en/of talenkennis duidelijk aangeven. Door het gebruik van een gemeenschappelijk referentiekader voor de talenkennis (zoals het Gemeenschappelijk Europees Refentiekader voor 1
Moderne Vreemde Talen ) kunnen de verwachtingen van de bedrijven enerzijds en het profiel van de kandidaten bij de rekrutering anderzijds beter op elkaar worden afgestemd.
9. Het gebrek aan meertalig personeel zorgt ervoor dat bedrijven contracten verliezen en brengt belangrijke meerkosten met zich mee. 40 % van de bedrijven in de steekproef, vooral de kleinste, zou contracten hebben gemist door een gebrek aan talige, communicatieve of culturele competenties van hun personeel. 30% van de ondervraagde bedrijven heeft kosten die verbonden zijn aan het gebrek aan talenkennis van hun personeel. Meer dan 40% investeert in taalopleidingen, voornamelijk de grotere bedrijven. Deze taalopleidingen kosten tussen 300 en 2000 euro per persoon per jaar. Deze schattingen houden geen rekening met de werkelijke kost die, volgens de bedrijven, tot 8 maal hoger zou liggen. In een groot bedrijf kunnen deze kosten vervolgens oplopen tot 400.000 euro per jaar, enkel en alleen voor de taalopleidingen. Het gebrek aan talenkennis zorgt overigens voor kosten die over verschillende posten (vertaling, extra pendelkosten, opleidingen, premies, enz.) verdeeld zijn en die daarom globaal moeilijk kunnen worden becijferd. De bedragen per bedrijf en per jaar schommelen tussen duizenden euro’s en tien- tot zelfs honderdduizenden euro’s.
1
http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/gemeenschappelijk_europees_referentiekader/
10. Grote bedrijven beschikken zowel over meer personeel als over meer financiële en organisatorische middelen om in taalopleidingen te investeren, vergeleken met KMO’s en kleine zelfstandigen, wiens positie des te meer verzwakt wordt. Uit de analyses blijkt dat hoewel KMO’s in Brussel dezelfde taalnoden hebben als grotere bedrijven, ze niet de middelen hebben om een gebrek aan meertaligheid van hun personeel op te vangen, met als gevolg dat voor hen het risico op verlies van commerciële kansen en contracten hoger ligt. Een verbetering van zowel de zichtbaarheid als de (financiële, administratieve en geografische) toegankelijkheid van de opleidingen en de beschikbare hulpmiddelen zou de KMO’s kunnen helpen het gebrek aan middelen te compenseren door maximaal gebruik te maken van de bestaande initiatieven.
Aanbevelingen Op basis van bovenstaande analyses formuleren we volgende aandachtspunten, opdat de Brusselse bedrijven de noden inzake meertalig personeel in de toekomst beter zouden kunnen invullen. A. Taalopleidingen Onderstaande aanbevelingen zijn niet alleen van toepassing op het (lager, secundair en hoger) onderwijs, maar ook op taalopleidingen die in het kader van de aanwerving worden georganiseerd (bijv. VDAB, FOREM) alsook nadien, voor en door de bedrijven. !
Het aanleren van meerdere talen zo vroeg mogelijk aanmoedigen, zij het via vreemde talenonderwijs of via immersieonderwijs. De twee officiële talen van het gewest zouden hierbij de hoogste prioriteit moeten krijgen, gevolgd door het Engels. Ook de kennis van het Duits moet gepromoot worden.
!
Ook in technische opleidingen van hoog niveau talenopleidingen aanbieden.
!
Het aanleren van voornamelijk Nederlands / Frans bij een lager opgeleid publiek bevorderen.
!
Taalopleidingen organiseren die zich richten op communicatieve en culturele competenties.
!
Het aantal uitwisselingen en stages met scholen en bedrijven uit een anderstalige regio uitbreiden.
!
De bestaande opleidingen in bedrijven bijsturen en versterken door middel van een praktijkgerichte en regelmatige opvolging ("follow-up" of "feedback") van de verworven kennis in reële situaties.
B. Relatie bedrijven / politieke verantwoordelijken !
De zichtbaarheid en de (administratieve en financiële) toegankelijkheid van de bestaande opleidingen verbeteren.
!
Het aanbod en de relevantie van de taalopleidingen vergroten door een hechte samenwerking tussen
de
verschillende
actoren
(bedrijven,
cursusverantwoordelijken,
politieke
verantwoordelijken en inrichtende machten). !
Extra ondersteuning bieden aan KMO’s en kleine zelfstandigen in het kader van initiatieven ter bevordering van meertaligheid.
C. Andere !
Het gebruik van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen en de Europass (Europees taalpaspoort) veralgemenen, zowel in de jobaanbiedingen als bij de kandidaten. Dit met het oog op een betere overeenkomst tussen de vraag en het aanbod zowel voor talige competentietypes als -niveaus.
!
Het gebruik van meerdere talen in de bedrijven op proactieve wijze bevorderen.
!
Het steunen van initiatieven die de ontwikkeling of het gebruik van talen stimuleren (opleiding, conversatietafels, ‘talenlunch’ ‘bab(b)ellunch, …) door een nabijheidspolitiek te voeren in de bedrijvenzones, winkel- en administratieve centra.
!
Verder econometrisch onderzoek uitvoeren dat niet enkel de kosten verbonden aan een gebrek van talenkennis onderzoekt, maar tevens de meerwaarde van meertaligheid, als economisch kapitaal, voor de Brusselse bedrijven en hun personeel analyseert.
TIBEM Brussel, december 2006.