vrede in vlaanderen: een zoektocht naar opinies en engagementen inzake vrede en geweld I Wies De Graeve I
De etymologie van vrede is tegelijk verwarrend en verhelderend. Het maakt duidelijk dat vrede zo complex is, dat het niet vanzelfsprekend is het als referentiepunt aan te nemen, laat staan het als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek te hanteren. Tegelijk laat die etymologie zien hoe diep de wortels van vrede wel verankerd zijn in het wezen en samenleven van mensen. Er is bijvoorbeeld de hele Germaanse wortel, met onder meer vrede, frieden en fred, verwant met het OudHoogduitse fridu of het Oud-Friese fretho. Vrede hangt in deze samen met de etymologie van vrijheid: een rechtstoestand van zekerheid, een toestand onder verwanten, of ook beschermd zijn tegen wapengeweld. Daarnaast is er de Romaanse tak, ontsproten aan het Latijnse pax; denken we maar aan peis, paix, peace of pace. Pax is onder meer verwant met paciscor, met iemand een overeenkomst, een pact, sluiten.
Conceptueel verwijst vrede in de christelijke traditie ofwel naar de harmonieuze toestand die in het paradijs heerste vóór de zondeval (en wordt oorlog als een uitvloeisel van de menselijke zondigheid gezien), ofwel naar de laatste bestemming van de mens, de vrede die heerst in Gods Rijk. Het Hebreeuwse sjaloom en het Arabische salam zijn verwant en verwijzen naar de oudtestamentische gerechtigheid en vrede, als basis voor de maatschappij. In de Romeinse traditie verwijst vrede naar de juridische en institutionele orde die het centrale keizerlijke gezag in Rome wist te vestigen binnen de grenzen van haar Rijk, vandaar het woord pax. Deze vrede berust op een imperium waarin een politieke en militaire macht als vredesstichter voor andere volken en staten optreedt. Zo wordt wel eens verwezen naar de ‘Pax Americana’: de hegemonie van de Verenigde Staten in de wereld van na de Tweede Wereldoorlog. Deze vrede
veronderstelt wel een constante bewapening om stand te houden. Voor humanisten blijft de betekenis van vrede dicht bij zijn etymologische wortels van vrijheid. Deze vrede is enkel mogelijk als er geen onderdrukkers en onderdrukten zijn, als er gelijkwaardigheid is, communicatie, eerlijke handel en respect. Dit zijn slechts enkele contouren om te schetsen dat vrede een lange geschiedenis - of lijdensweg aflegt, verweven met politiek, rechtspraak, filosofie, religie, economie, enz. Bovendien is vrede belangrijk, daar zal wel iedereen het mee eens zijn: zonder vrede is samenleven onmogelijk. Wat denken mensen vandaag over vrede? Is in Vlaanderen, waar decennialang geen oorlog meer woedde, vrede nog een issue? Is het een vanzelfsprekendheid, iets waar men zich geen zorgen over hoeft te
107 Hermes | Jaargang 12 | nr. 43 | maart 2008
maken? Is vrede enkel geen oorlog tussen staten: de ‘grote vrede’? Of is er ook zoiets als de ‘kleine vrede’: vreedzaam samenleven? En hebben de ‘grote’ en de ‘kleine’ vrede iets met elkaar te maken? Het Vlaams Vredesinstituut is in zijn onderzoek ‘Vrede in Vlaanderen’ op zoek gegaan naar een antwoord. Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijke onderzoeksinstelling bij het Vlaams Parlement. Sleutelbegrippen voor de activiteiten van het instituut zijn vrede en veiligheid, de internationale samenleving en het voorkomen van geweld. Op basis van zijn onderzoek geeft het Vredesinstituut advies aan het Vlaams Parlement en informeert het zoveel mogelijk mensen. Wie de ontstaansgeschiedenis van het Vredesinstituut tegen het licht houdt, ziet onvermijdelijk de fameuze ‘Vlaamse vredeswil’ opduiken, het idee van de Vlaamse vredevolle emancipatie: sinds de Frontbeweging zou de Vlaming een pacifist zijn. De pacifistische gedachte heeft na WOI via de Frontbeweging en het VOS inderdaad ingang gevonden bij de Vlaamse Beweging. De eerste IJzerbedevaarten waren een herdenking van de doden, de ellende en waanzin van WO I, alsook een oproep om zoiets nooit meer te laten gebeuren. Maar betekent dat ook dat een latente pacifistische onderstroom zich nestelde in onze samenleving? Daarover zijn weinig wetenschappelijke gegevens beschikbaar. Als Vredesinstituut op zoek naar zijn wortels én als instituut dat maatschappelijke ontwikkelingen wil duiden, vonden we het dan ook belangrijk in onderzoek op zoek te gaan naar een ijkpunt: wat leeft in Vlaanderen in verband met vrede en geweld? In opdracht van het instituut ondervroeg onderzoeksgroep Media, Middenveld en Politiek van professor Stefaan Walgrave (Universiteit Antwerpen) meer dan duizend Vlamingen over hun opinies en engagementen inza-
ke vrede en geweld. Het is de eerste keer dat zo’n grootschalige enquête over vrede en geweld is uitgevoerd in Vlaanderen. In wat volgt overlopen we in tien punten de belangrijkste resultaten van het onderzoek.
1. Vrede, een vlag die veel ladingen dekt Quot capita, tot sensus, zoveel mensen, zoveel meningen: ‘Vrede’ heeft voor Vlamingen zeer uiteenlopende betekenissen. Wat is het eerste dat bij u opkomt bij het horen van het woord ‘vrede’? Dat was de eerste vraag die respondenten kregen voorgeschoteld. In een eerste reflex denken we bij vrede meestal eerst aan het tegendeel: de afwezigheid van oorlog, wapens of geweld. Maar onmiddellijk denken ook veel mensen aan positieve dingen zoals vriendschap, rust, gelijkheid, vrijheid… Anderen associëren vrede met symbolen, innerlijke vrede of utopie. Spontaan wordt het onderscheid gemaakt tussen de ‘grote’ internationale vrede en de ‘kleine’ vrede in de eigen samenleving. Opvallend daarbij is dat voor de respondenten vrede, wanneer ze het begrip negatief definiëren, veel eerder ‘grote’ vrede (niet-oorlog) betekent dan ‘kleine’ vrede (geweldloosheid). Positief gedefinieerd steken verdraagzaamheid en dialoog er met kop en schouders bovenuit. Vrede is belangrijk - daar is nagenoeg iedereen het over eens - maar de vlag dekt duidelijk heel veel ladingen. Mensen mogen dan al een relatief duidelijk, evenwel gevarieerd, beeld hebben van het concept vrede, over de vredesorganisaties die in het veld aan die vrede werken, zijn ze veel minder zeker. Bijna één op twee Vlamingen weet niet één organisatie op te noemen. Onder diegenen die wel een organisatie vermelden,
108 Hermes | Jaargang 12 | nr. 43 | maart 2008
wordt Amnesty International het vaakst genoemd. Opvallend is dat ook de tweede en derde meest genoemde organisatie (respectievelijk Vredeseilanden en 11.11.11), net zoals Amnesty International, in hun eigen omschrijving tenminste, in de eerste plaats geen vredesorganisaties zijn, maar wel mensenrechtenen ontwikkelingsorganisaties. De enige vredesorganisatie pur sang in de top vijf is Pax Christi (8%). De brede waaier aan genoemde organisaties weerspiegelt de diversiteit aan definities van vrede.
2. Herinneringseducatie als sleutel Vlamingen zijn het erover eens dat vrede iets goeds is, iets dat we moeten nastreven. De grote meerderheid beschouwt oorlog en geweld als verwerpelijk of onproductief, maar wel als iets eigen aan onze wereld. Maar liefst 83% berust: zolang er mensen zijn, zal oorlog bestaan. De littekens van WOI en de Vlaamse politieke geschiedenis zijn nog steeds gegrift in de publieke opinie: 45% is er van overtuigd dat er door de politieke geschiedenis van Vlaanderen een Vlaamse vredeswil bestaat. Een nog duidelijker spoor van die publieke geschiedenis vinden we in de sleutel om toch naar vrede en geweldloosheid te streven: herinneringseducatie is voor bijna iedereen een must. 84% vindt dat de overheid er voor moet zorgen dat huidige en toekomstige generaties geïnformeerd blijven over de waanzin en gruwel van oorlog.
3. Oorzaken van oorlog en geweld Meningen over de tegenpolen van vrede, oorlog en geweld, geven ook aan hoe mensen denken over vredesvraagstukken. Met name de
gepercipieerde redenen en dieper liggende oorzaken tonen hoe mensen denken over (het ontbreken van) vrede in de wereld. Voor bijna één Vlaming op drie is de strijd om natuurlijke rijkdommen, zoals olie of diamant, de belangrijkste concrete oorzaak voor oorlog en geweld, op de voet gevolgd door rivaliteit tussen verschillende bevolkingsgroepen. Eén respondent op vijf wijt oorlog en geweld voornamelijk aan de oorlogszucht van de politieke leiders zelf die er de aanzet toe geven. Strijd om politieke autonomie en territorium vormen elk voor een kleine 9% van de mensen de voornaamste aanleiding tot oorlog en geweld. Wat de algemene of onderliggende oorzaken van oorlog en geweld betreft, vinden een deel van de mensen religie de belangrijkste oorzaak. Daarnaast ziet een kleine 14% taal- en cultuurverschillen als voornaamste oorzaak. Dit maakt dus dat goed de helft van de Vlamingen afkomst, taal en godsdienst als belangrijkste diepere oorzaken van geweld en oorlog beschouwt. Volgens de andere helft liggen de oorzaken bij een gebrek aan economische gelijkheid, aan gelijke kansen en aan democratie. We merken dus een inhoudelijke tweedeling bij de zienswijze op de oorzaken van oorlog en geweld; de ene berustend op ‘anders-zijn’, de andere op ongelijkheid of een gebrek aan de voorwaarden voor gelijkheid. 36% stelt dat religie de belangrijkste diepere oorzaak is van oorlog en geweld. 14% ziet taal- en cultuurverschillen als reden. Voor 9% is oorlog te wijten aan een gebrek aan democratie.
4. In welke situaties gebruiken we zelf geweld? Hoewel iedereen vrede en geweldloosheid belangrijk vindt, zien nogal
wat mensen zichzelf geweld gebruiken. Slechts een kleine minderheid van de Vlamingen (6%) meent dat hij/zij onder geen enkele voorwaarde geweld zou gebruiken. Meer dan acht op de tien Vlamingen overweegt geweld om zijn partner of zijn kinderen te beschermen, twee derde overweegt ook geweld als men zelf wordt bedreigd of aangevallen. Boos of beledigd zijn, is veelal geen reden voor geweld. Vier op de tien Vlamingen sluiten geweld niet uit om zijn of haar bezittingen veilig te stellen. Zij wijken op dat punt af van wat onze wetgeving voorschrijft, namelijk dat geweld enkel legitiem is in geval van wettige zelfverdediging. Kleine vrede en geweldloosheid zijn dus niet zo vanzelfsprekend. 77 % van de Vlamingen is er van overtuigd dat fysiek geweld nooit een oplossing kan zijn voor problemen. Toch zou 83% geweld gebruiken als zijn/haar naasten worden bedreigd. 40% zou ook geweld gebruiken om zijn/haar bezittingen te verdedigen.
5. Over grote en kleine vrede Vlamingen zijn over het algemeen geen voorstanders van internationale militaire acties. Enkel in zeer specifieke omstandigheden, zoals het voorkomen van terroristische aanslagen of ernstige schendingen van de mensenrechten, steunt een kleine meerderheid zo’n legeracties. Drie kwart vindt dat Europa zich best specialiseert in de diplomatische oplossing van conflicten en de helft erkent de beslissende rol van de Verenigde Naties om al dan niet militair in te grijpen. Zo bleek in een grootschalige bevraging in 2003 dat 84% van de Belgen vond dat ons land niet mocht meestappen in de oorlog wanneer de VS militair zouden ingrijpen in Irak zonder voorafgaande toestemming van de Verenigde Naties (VN). Wanneer de
VN Veiligheidsraad hiertoe wel zou beslissen, vond nog 40% een deelname aan een militaire interventie in Irak niet gerechtvaardigd. Ook in het onderzoek ‘Vrede in Vlaanderen’, blijkt de meerderheid van de respondenten duidelijk gekant tegen een zogenoemde ‘pre-emptive strike’, hoewel toch bijna een derde dit een legitieme reden vindt voor militair ingrijpen. Nauw verbonden met de opvattingen over militair ingrijpen is de houding ten aanzien van het eigen Belgische leger. Over de toekomst van het leger zijn de meningen nogal verdeeld Haast niemand is voorstander van het afschaffen van het Belgische leger (5%), maar ook diegenen die pleiten voor een sterker leger zijn eerder beperkt (18%). Het grootste deel van de Vlamingen opteert voor het behoud van de huidige situatie (26%), voor een leger dat gespecialiseerd is in humanitaire acties (25%) of voor het opgaan van onze strijdkrachten in een Europese legermacht (26%). Veel mensen zien dus nog wel een rol voor ons leger weggelegd, maar eerder op humanitair vlak of opgenomen binnen een breder, internationaal kader. Het feit dat bijna de helft vindt dat enkel de Verenigde Naties toelating kunnen geven om militair geweld te gebruiken tegen een ander land, sluit hierbij aan. Opvallend is dat mensen die vaker voorstander zijn van militair ingrijpen, zichzelf in meer situaties persoonlijk geweld zien gebruiken. Het verband tussen persoonlijk geweld en geweld door de overheid is bijzonder sterk. Kunnen we daaruit ook afleiden dat een meer gewelddadige samenleving, sneller zal overgaan tot militaire actie? Of is het net omgekeerd en doet veelvuldig militair ingrijpen het persoonlijk geweld in een samenleving toenemen? De ‘kleine’ en ‘grote vrede’ lijken in dit onderzoek samen te hangen, en die relatie roept nieuwe vragen op.
109 Hermes | Jaargang 12 | nr. 43 | maart 2008
6. Een concrete case: wapenexport We legden de Vlamingen ook een concrete kwestie voor: de wapenuitvoer van Vlaamse bedrijven. Tweederde van de Vlamingen pleit tegen de uitvoer van wapens naar landen die in oorlog zijn, ook al kost dit jobs. Velen hopen wel dat een wapenwetgeving op Europees niveau dit kan vermijden. Juridisch ligt vast wat militair materieel is, daarvoor heeft de Europese Unie een lijst opgesteld, gebaseerd op internationale afspraken. In de bevraging bleek evenwel verdeeldheid over een eenduidige definitie van wat wapens zijn. 43% vindt dat militaire technologie zoals beeldschermapparatuur, nachtkijkers of vliegtuigonderdelen weldegelijk wapens zijn. 34% vindt van niet en 23% weet het niet goed. In elk geval menen de respondenten dat ook bedrijven een verantwoordelijkheid hebben voor de vrede. Wist je dat …? 51% van de Vlamingen zich pas echt goed voelt als hij/zij zich kan inzetten voor een gemeenschappelijk doel. 50% vindt dat ons land meer zou hebben aan enkele krachtige leiders dan aan al de wetten en al het gepraat. 75% optimistisch is over de eigen toekomst. 72% meent dat geweld altijd een teken is van onmacht en frustratie. 32% vindt dat de doodstraf weer moet worden ingevoerd. 49% gelooft dat ons land iets kan beteken op internationaal gebied.
7 Vlaanderen in de wereld Het internationaal terrorisme wordt door de Vlamingen als het belangrijkste internationaal probleem gezien (38%). Daarna volgt de verspreiding van kernwapens (23%), het machtsoverwicht van één land in de wereld (19%) en de illegale wapenhandel (18%). De kans dat ons land door een terroristische aanslag wordt getroffen, is volgens de grote meerderheid van de Vlamingen echter klein. Terrorisme wordt blijkbaar als een belangrijke dreiging beschouwd in de wereld, maar minder als iets waar we in eigen land bang voor moeten zijn. Naast terrorisme wordt de verspreiding van kernwapens als een belangrijk internationaal probleem beschouwd. Tweederde van de Vlamingen duldt geen kernwapens op Belgische bodem. 57 % meent dat de wereld sinds 9/11 een stuk onveiliger is geworden en terrorisme is voor 38 % het belangrijkste internationaal probleem.
8. Vrede begint bij jezelf Drie kwart van de Vlamingen meent dat geweld nooit een oplossing kan zijn voor problemen. Het spreekt voor zich dat regeringsleiders en internationale instellingen een belangrijke verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van de vrede in de wereld. De Vlamingen zien echter ook een rol weggelegd voor de Belgische wetgever, het bedrijfsleven én zichzelf. De meerderheid denkt zelf een bijdrage te kunnen leveren aan een geweldloze samenleving en een vredevolle wereld. Slechts 1% van de Vlamingen is van mening zich helemaal niet te kunnen inzetten. Een overgrote meerderheid denkt door het respectvol behandelen van anderen en het goed opvoeden van zijn kinderen een bijdrage te kunnen leveren. Een
110 Hermes | Jaargang 12 | nr. 43 | maart 2008
vrij grote groep is van mening dat ze vrede kunnen helpen bewerkstelligen door zich te verdiepen in de gewoontes en geschiedenis van andere volkeren en culturen. Dat sluit aan bij de definitie die veel mensen aan vrede geven. Meer praktische en politiek gerichte actie wordt minder vaak genoemd, maar toch denkt één op drie Vlamingen ook door bewust te consumeren of ethisch te bankieren, zich te kunnen inzetten voor vrede.
9. De kloof tussen denken en doen Erg opvallend is het verschil tussen wat mensen over vrede ‘denken’ en wat mensen voor vrede ‘doen’. Denken en doen, praten en handelen, zijn twee verschillende dingen. 7% heeft al eens effectief deelgenomen aan een betoging, stille of witte mars tegen zinloos geweld, 37 % is bereid in de toekomst mee op te stappen. Uit het onderzoek is gebleken dat er nog heel wat potentieel is voor vredesengagement. Veel mensen zeggen al iets te ondernemen voor de vrede, maar nog meer zeggen dat niet te doen maar er wel bereid toe te zijn. Met zulke intentieverklaringen bouwen we geen vredevolle samenleving, maar het geeft wel aan dat velen de vredesidee en het idee van de geweldloze samenleving steunen. Vooral voor petities, het ophangen van posters en het deelnemen aan betogingen blijkt nog veel potentieel te bestaan. Waar het vooral op aankomt, is dat potentieel om te zetten in effectief engagement. Om de omslag te maken van consensusmobilisatie (principiële steun voor een thema of vraag) naar actiemobilisatie (effectieve deelname aan een vredesactiviteit) zijn organisaties essentieel. Lidmaatschap van vermeende vredesorganisaties heeft een sterk
effect op het ondernemen van politieke activiteiten voor de vrede. Mensen engageren zich dus niet voor vrede in een vacuüm. Om mensen over de streep te trekken is het belangrijk ze te informeren en aan te spreken over concrete acties en hen te overtuigen dat ze een verschil kunnen maken. Er is dus nood aan een concreet aanbod (bijvoorbeeld van een vredesorganisatie), in samenwerking met grotere organisaties die veel mensen bereiken.
10. Profiel van de duif en havik Wie denkt wat over vrede en geweld? Ook dat komt aan bod in het rapport ‘Vrede in Vlaanderen’. Over het algemeen hebben de socio-demografische varianten geen beslissende invloed op de attitudes en engagementen ten aanzien van vrede. Er is bijvoorbeeld geen verschil tussen mannen en vrouwen wat het rechtvaardigen van militair ingrijpen betreft. Mensen die geloven in een strenge opvoeding en gezag en mensen die autoriteit belangrijk vinden, zijn wel eerder geneigd militair ingrijpen goed te keuren. Zoals eerder gezegd zien mensen die vaker voorstander zijn van militair ingrijpen, zichzelf ook in meer situaties persoonlijk geweld gebruiken. Los van de logische vaststelling dat attitudes over vrede een effect hebben op zich actief inzetten voor vrede – de causaliteit ligt hier waarschijnlijk ook tezelfdertijd omgekeerd – is het duidelijk dat effectief vredesengagement sterk samenhangt met een aantal algemene attitudes die op het eerste zicht niet zoveel met specifieke vredesattitudes te maken hebben. Wat het meest opvalt is de grote invloed van de variabele ‘sociaal kapitaal’. Vlamingen met veel sociaal kapitaal – die met ander woorden over een sterk netwerk beschikken en zich informeel voor de lokale gemeenschap inzetten via vrijwilligerswerk en dergelijke – zetten zich
een heel stuk meer in voor vrede en geweldloosheid, en zijn bovendien ook meer lid van organisaties die zich – althans volgens de respondenten zelf – met vrede bezighouden. Hetzelfde gaat op voor mensen die er een eerder postmaterialistische levensvisie op nahouden. Voor Vlamingen die orde en gezag sterk op prijs stellen, is het omgekeerde waar: zij zetten zich merkbaar minder actief in voor vrede. Tot slot: wie meer nieuws en duiding volgt en beter op de hoogte is van de internationale politiek, zet zich meer actief in voor vrede en geweldloosheid. De helft van de Vlamingen vindt vrede een luxethema. Evenveel mensen kunnen geen organisatie opnoemen die zich bezighoudt met vrede. 83 % berust: zolang er mensen zijn, zal er oorlog zijn. In het hart van Europa leeft Vlaanderen al meer dan een halve eeuw zonder oorlog. Toch blijven we niet gespaard van geweld in onze eigen samenleving: bij gezinnen thuis, op school en op straat. Geweld overheerst bovendien in de beeldcultuur van de media. Enerzijds zorgt dit voor gewenning, en anderzijds blijft geweld vaak nog een ‘ver van mijn bed’ verhaal. In de wereld woeden evenwel nog te veel conflicten. Uit het rapport blijkt dat vrede bereiken geen eenvoudige zaak is. Erover denken en er iets aan doen, dat zijn blijkbaar verschillende dingen. 67% wil niet dat kernwapens worden gestationeerd in ons land. 77% van de Vlamingen vindt dat geweld nooit een oplossing kan zijn voor problemen. De helft erkent ongelijkheid als diepere oorzaak van geweld. We beseffen in Vlaanderen dat vrede en geweld complexe thema’s zijn, maar dat belet ons niet over het algemeen de vrede goed gezind te zijn. Vlaanderen neemt geen vrede met
geweld. Als mensen voldoende geïnformeerd zijn, een impuls krijgen en bovendien merken dat ze een verschil kunnen maken, willen ze echt ook actie ondernemen. Het Vredesinstituut heeft alvast een volgende stap gezet. De onderzoeksresultaten werden tijdens een conferentie voorgelegd aan een brede waaier van vertegenwoordigers uit politiek, middenveld en onderwijs. Hoewel de plenaire sessies en werkgroepen geen zaligmakend antwoord gaven op de vele vragen die dit onderzoek oproept, werden toch veel zinvolle invalshoeken en actieterreinen naar voor geschoven. Een rode draad was de cruciale rol die jongeren spelen en het belang van onderwijs en vorming. Daarom is het Vredesinstituut alvast gestart met het project ‘Vredesopvoeding’: CESOR, VUB en het Instituut voor Onderwijs- en Informatie Wetenschappen (UA) stellen in opdracht van het Vredesinstituut een staalkaart op van recente vredesopvoedingsinitiatieven van de onderwijswereld en het middenveld in Vlaanderen. In een tweede fase zullen de geïnventariseerde projecten worden geëvalueerd: Welke projecten zijn het meest doeltreffend? Wat zijn goede praktijkvoorbeelden? En wat kan beter? Op basis van het uitgevoerde onderzoek zullen aanbevelingen worden geformuleerd voor de relevante actoren en beleidsmakers. De resultaten van dit onderzoeksproject worden eind dit jaar verwacht. ‘Vrede in Vlaanderen’ (2007), Vlaams Vredesinstituut, Brussel, ISBN 9789078864035 Het onderzoeksrapport, een brochure en conferentieverslag van het project ‘Vrede in Vlaanderen’ zijn beschikbaar op www.vlaamsvredesinstituut.eu. Wies De Graeve Communicatieverantwoordelijke Vlaams Vredesinstituut
[email protected]
111 Hermes | Jaargang 12 | nr. 43 | maart 2008