Vragen Ziektebeelden. naam……………………….. 1. Wat verstaan we onder spasticiteit? a. b.. c. d.
Een stoornis in het denken. Een stoornis met als gevolg heeft dat kinderen niet kunnen lopen. Een bewegingsstoornis Een stoornis in de vitale functies.
2. Welke bewegingsstoornissen kunnen we onderscheiden ? a. b.. c. d.
Hariplegi, Diplegie, Hemiplegie Athetose Contactstoornis, Autisme, Athetose Artrose, Diplegie, Quadriplegie, Hemiplegie, Hypotonie en Ataxi. Athetose, Diplegie, Quadriplegie, Hemiplegie, Hypotonie en Ataxi.
3. Wat is het verschil tussen diplegie en hemiplegie? a. b.. c. d.
Bij diplegie zijn vooral de benen aangedaan en bij hemiplegie een zijde vh lichaam Bij hemiplegie zijn vooral de benen aangedaan en bij diplegie een zijde van het lichaam Bij hemiplegie kan een kind wel lopen en bij diplegie niet Diplegie is een bewegingsstoornis en hemiplegie niet
4. Wat is Quadriplegie ? a. b.. c. d.
Quadriplegie is een stoornis in het hart. Alle bewegingen zijn moeilijk voor het kind alleen armen en benen kan het kind goed gebruiken. Alle bewegingen zijn moeilijk voor het kind dus ook die van het hoofd en armen meestal is er wel verschil tussen links en rechts. Quadriplegie is een stoornis die vooral voorkomt bij mensen met reuma
5. Wat verstaan we onder hypotoni ? a. b.. c. d.
Het niet kunnen bewegen van armen en benen. Het overmatig aanspannen van de spieren tijdens een zware inspanning. Het helemaal niet kunnen aanspannen van de spieren van de armen en de benen. Spieren met een te lage spierspanning, het lichaam voelt vaak slap aan. .
6. Welk gevaar bestaat er wanneer we bij een kind met hypotoni aan de armen en/of benen trekken? a. b.. c. d.
Het uit de kom raken van het gewricht van de arm of het been. Het overmatig belasten van de arm en of het been. Dat het erg zeer doet en het kind niet meer het water in wil. Dat de arm rode vlekken gaat vertonen.
7. Wat betekent athetose? a. b.. c. d.
De spierspanning is altijd veel te hoog of veel te laag De spierspanning schommelt rondom normaal maar kan niet goed worden gedoseerd door de persoon Het altijd om vallen tijdens het lopen. Het niet kunnen gebruiken van armen of benen.
8. Wat is het verschijnsel van een kind met athetose?
a. b.. c. d.
Een kind gooit altijd alles om en denkt niet eerst na maar doet gewoon. Rode ogen en kleine handen en voeten De bewegingen kunnen niet goed worden gedoseerd waardoor de beweging zijn doel voorbijschiet. De beweging kan niet goed worden gedoseerd waardoor en in het geheel niet bewogen kan worden.
9. Wat verstaan we onder CP? a. b.. c. d.
Cerebrale Parallelle aandoening. Cerebrale Parese. Conditionaire Problemen. Club Probleemkinderen.
10. Welke kenmerken kent CP? a. b.. c. d.
Houding en bewegingsstoornis/Basis ligt in beschadiging van de hersenen,, dit heeft voor het eerste jaar plaatsgevonden. Houding en bewegingsstoornis/Basis ligt in beschadiging van de hersenen,, dit heeft na het tweede jaar plaatsgevonden. Houding en bewegingsstoornis/Basis ligt in beschadiging van de spieren,, dit heeft na het tweede jaar plaatsgevonden. Houding en planningsstoornis/Basis ligt in beschadiging van de hersenen,, dit heeft na het tweede jaar plaatsgevonden.
11. a. b.. c. d.
Welke type kent CP? Ataxi, Artrose, Hypermoboliteit Dystoni, Ataxie. Ataxi, Artrose, Kyfose, Dystoni, Ataxie. Ataxi, Artrose, Hypermoboliteit Dystoni, Alertheid.. Ataxi, Atetose, Hypotoni, Dystoni, Spastisiteit.
12. Lara heeft athetose en gaat naar het zwembad ze vindt het heel spannend en is Bovendien ook nog jarig. Wanneer Lara het zwembad binnen komt verergeren haar Bewegingen, alles schokt en schiet alle kanten op. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? a. b.. c. d.
Lara wil helemaal niet zwemmen en probeert dat zo te vertellen Lara wil zo vertellen dat zij jarig is. Lara kan niet tegen de warmte in het zwembad Blijheid en spanningen zijn beide sterke emoties dit kan invloed hebben op een kind athetose.
13. Hoe wordt draaispasme ook wel genoemd? a. b.. c. d.
Dystonie Draaibare ziekte.. Spastische combinatie. Het draaisyndroom.
14. Wat is epilepsie? a. b.. c. d.
Epilepsie is een bewegingsstoornis Epilepsie is een ander woord voor zittende ziekte. Epilepsie is een soort korstsluiting in de hersenen. Epilepsie is een soort korstsluiting in de spieren
15. Wat bedoelen we precies met kortsluiting en hoe gaat dat in zijn werk? a. b.. c. d.
Bij mensen met epilepsie gaan de spieren ineens rare dingen doen. Als er een soort kortsluiting in de hersenen plaats vindt weet de persoon niet meer hoe hij/zij precies moet bewegen. Als er een soort kortsluiting in de hersenen plaats vindt worden er vaak verkeerde boodschappen doorgegeven waardoor spieren vreemd kunnen gaan reageren Kortsluiting is als er water tussen de hersencellen komt dan gaat het fout en weet de persoon niet meer wat hij doet.
16. We kunnen de epilepsie aanvallen verdelen in groepen welke soorten aanvallen Kennen we? a. b.. c. d.
Dag en nacht aanvallen. Stress en rustaanvallen. Partiele en gegeneraliseerde aanvallen. Linker en rechter aanvallen.
17. Wat is het verschil tussen deze twee soorten aanvallen?
a. b.. c. d.
Bij gegeneraliseerde aanvallen is de persoon volledig buiten bewustzijn bij partiele aanvallen niet. Bij genegeerde aanvallen is de persooon geheel buiten bewustzijn en bij partiele aanvallen niet Bij genegeerde aanvallen dan is de persoon niet buiten bewustzijn bij partiele aanvallen wel. Bij Gegeneraliseerde aanvallen is de persoon geheel buiten bewustzijn en bij perifere aanvallen niet.
18. Hoe wordt een kleine aanval ook wel genoemd? a. b.. c. d.
Een stiekeme aanval. Een absence of korte afwezigheid Een gegeneraliseerde aanval Een linker hersenhelft aanval.
19. Hoe herken je een kleine aanval? a. b.. c. d.
De persoon gaat hevig schokken en krijgt schuim op de mond. De persoon gaat met de ogen draaien en valt daarna bewusteloos. De persoon gaat bv met de ogen draaien en het lijkt of hij/zij aan het dagdromen is. De persoon weet precies wat er gebeurt en verteld dat hij/zij een aanval heeft.
20. Hoe lang duurt ongeveer een kleine aanval? a. b.. c. d.
Een tot anderhalf uur. Soms kan dit wel een dag duren. Twee uur op z’n minst Ongeveer dertig seconden..
21. Waaraan heeft epilepsie ook wel de bijnaam vallende ziekte te danken? a. b.. c. d.
Bij een grote aanval kunnen mensen ineens in elkaar zakken Omdat mensen met epilepsie altijd alles laten vallen Omdat er vroeger iemand epilepsie heeft gekregen omdat hij van de trap was gevallen. Het heet helemaal geen vallende ziekte maar zittende ziekte.
22. Wat moet je doen bij iemand die een grote epilepsie aanval krijgt a. b..
c.
d.
Laat hem of haar liggen zeker een uur lang. Geef de persoon de ruimte doe bv de bril af neem het evt. kunstgebit eruit neem de tijd op hoelang de aanval duurt leg iets zachts onder het hoofd voorkom dat de persoon zich bezeert verwijder knellende kleding. Geef de persoon de ruimte doe bv de bril op neem het evt. kunstgebit eruit neem de tijd op hoelang de aanval duurt leg de persoon zo dicht mogelijk tegen een wand of muur Niets
23. Als een kind in het zwembad met een rode badmuts ineens iets ruikt, proeft hoort of ziet wat jij als begeleider niet kunt waarnemen waar denk je dan het eerste aan? a. b.. c. d.
De persoon lijdt aan waanideeën De persoon neemt me in de maling en doet alsof De persoon heeft waarschijnlijk een eenvoudige partiele epilepsie aanval Ik denk nergens aan en negeer het
24. Als het kind dat jij begeleidt een epilepsie aanval krijgt aan wie moet het dan melden? a. b.. c. d.
Aan niemand het gaat niemand wat aan. Aan mijn collegae. Aan de g g en gd Aan de leerkracht.
25. Kan een kind met het syndroom van down leren zwemmen? a. b.. c. d.
Nee want het kind is erg koppig. Natuurlijk het zal alleen langer duren Alleen als je met 3 jaar begint met de zwemles. Nee want ze hebben altijd watervrees
26. Soms hebben kinderen met het DS ook nog lichamelijke problemen welk Lichamelijk probleem is voor de zwemles belangrijk? a. b.. c. d.
De korte vinders en tenen. De nekwervels die zwak zijn en het hoofd dat vaak te groot is. De nekwervels die zwak zijn, vaak hebben zij meer last van de luchtwegen dus laat geen kou vatten door te lang op de kant te staan en soms hebben zij hartproblemen. Die lichamelijke problemen zijn nooit zo heel erg dus heeft dat geen invloed op de zwemlessen
27. Harry is een kind met het DS hij wil altijd via de trap het water in maar doet daar veel te lang over hoe los je dit op ? a. b.. c. d.
We dwingen Harry sneller te gaan. We laten Harry voor straf niet zwemmen. We geven hem toch de tijd en laten het hem zelf uitzoeken. We proberen hem op een speelse positieve manier iets sneller de trap af te laten gaan.
28. Waarom mogen sommige kinderen met het DS niet duiken? a. b.. c. d.
Omdat ze veel te zwaar zijn en dan niet meer boven kunnen komen. Omdat ze dat psychisch niet aankunnen en gaan dromen Een kind met het DS mag alles doen wat andere kinderen ook doen. Omdat de nekwervels zeer zwak zijn en elke stoot op het hoofd kan allerlei gevolgen hebben.
29. Hoe wordt spina bifida ook wel in de volksmond genoemd? a. b.. c. d.
Open gehemelte. Kroep. Open rug. Verlamming.
30. Er zijn twee soorten noem beide soorten. a. b.. c. d.
Spina Bifida occulta en Spina Bifida aperta. Spina Bifida octopusch en Spina Bifida aperta. Spina Bifida occulta en Spina Bifida aperata. Spina Bifida compleet en Spina Bifida gedeeltelijk.
31. Wat is het uiterlijke verschil tussen de bovengenoemde soorten Spins Bifida? a.
Spina Bifida occulta genoemd is altijd zichtbaar
b.. c. d.
Spina Bifida aperta niet direct zichtbaar Er is geen verschil tussen beide Spina Bifida occulta ook wel verborgen open rug genoemd is niet altijd zichtbaar Spina Bifida aperta is bij de geboorte direct zichtbaar . Spina Bifida occulta genoemd is van onder tot boven open tijdens de geboorte Spina Bifida aperta niet
32. Kunnen kinderen met Spina Bifida gewoon lopen? a. b.. c. d.
Nee deze kinderen zullen nooit zelfstandig kunnen lopen Ja want kinderen met Spina Bifida kunnen alleen de armen niet bewegen. Dit hangt er van af waar het probleem zit in de wervelkolom. Deze kinderen kunnen alleen lopen met een hulpmiddel.
33. Wanneer je met een kind met Spina Bifida gaat zwemmen waar moet je dan op letten? a. b.. c. d.
Dat ze het niet te koud krijgen. Dat zij een badpak of een broekje met een t-shirt dragen i.v.m. de rug. Dat ze de beenslag wel goed uitvoeren want ze luisteren vaak slecht. Dat ze niet uitglijden en/of hun voeten niet stoten.
34. Kinderen met Spina Bifida dragen tijdens de zwemles sokjes waarom doen we dat ? a. b.. c. d.
Het gevoel in de voeten is vaak slecht zij kunnen hierdoor de voeten beschadigen. Het is lekker warm en kinderen met Spina Bifida hebben het heel snel koud. Zodat ze te herkennen zijn in het water. Zij dragen helemaal geen sokjes. 35. Kinderen met ADHD zijn altijd druk en zeer beweeglijk hoe los je dat op ?
a. b.. c. d.
De kinderen heel hard te laten werken zodat ze uitgeput raken. De stelling hierboven klopt niet altijd soms zijn ze ook stil en teruggetrokken. Laat ze maar gaan en houd ze niet tegen. De stelling klopt niet deze kinderen zijn juist heel rustig 36. Klopt het dat kinderen met ADHD heel erg in hun eigen wereldje leven?
a. b.. c. d.
Ja ADHD is te vergelijken met autisme. Nee deze kinderen hebben juist last van de wereld om zich heen. . Ja want ze doen nooit wat je zegt. Nee kinderen met ADHD zijn zich terdege bewust van wat er om zich heen gebeurt.
37. Wanneer je een kind met ADHD begeleidt doet hij niet altijd wat er gevraagd Wordt waar kan dat aan liggen? a. b.. c. d.
Deze kinderen zijn gewoon eigenwijs. Deze kinderen kunnen het wel maar willen gewoon niet. Deze kinderen zijn motorisch zo ver achter dat ze veel niet kunnen. Deze kinderen hebben moeite met het onderscheiden van prikkels van buitenaf zij kunnen zich moeilijker concentreren en zijn zeer snel afgeleid.
38. Caroline heeft last van ADHD en duwt een klasgenootje onder water hoe los je dit op a. b..
c. d.
Ik zet Caroline apart en zeg dat ze moet begrijpen dat dat niet mag. Ik probeer Caroline uit te leggen wat het gevolg is wanneer je iemand zomaar onder water duwt en geef haar een ander plekje binnen de groep naast een ander kind. Ik vertel Caroline dat ze dat niet mag doen. Dit is niet op te lossen dus Caroline mag niet meer mee zwemmen.
39. Wat is de reden dat Caroline haar klasgenootje zomaar onder water duwt?
a. b.. c. d.
Deze kinderen zijn gewoon vervelend. Zij zal wel een hekel hebben aan het klasgenootje. Caroline heeft moeite met het inzien van de gevolgen van bepaalde handelingen. Caroline is een meisje met ADHD en deze kinderen doen graag iemand anders pijn.
40. Soms is het moeilijk om het verschil van ADHD en ADD te zien geef een voorbeeld?
a. b.. c. d.
Kinderen met ADD zijn soms juist heel erg teruggetrokken en vallen niet zo snel op Kinderen met ADD kunnen veel slechter lopen. Kinderen met ADD kunnen juist wel maar willen gewoon niet. Er is geen verschil.
41. De zwemles begint en Rosalie ligt al in het water als we een rij moeten maken duwt Zij iedereen opzij om de eerste te zijn wat geeft dit aan.
a. b.. c. d.
Rosalie is een haantje de voorste. Rosalie heeft last van autistiform gedrag. Rosalie heeft gehoord van de juf dat zij wat sneller moet zijn tijdens de zwemlessen. Rosalie heeft moeite met het wachten op haar beurt dit zou te maken kunnen hebben met haar ziektebeeld. 42.
a. b.. c.
Deze kinderen praten inderdaad heel weinig omdat zij in hun eigen wereld leven Deze kinderen praten inderdaad zeer slecht omdat zij niet kunnen leren. De stelling hierboven klopt niet er zijn ook kinderen die last hebben van autisme maar die juist heel veel praten. Kinderen met autisme zullen nooit leren praten.
d.
43. a. b.. c. d.
Wat is het belangrijkste wat je moet bieden aan kinderen met autisme? Veel plezier tijdens de zwemlessen. Elke les iets anders aanbieden dus zo veel mogelijk variatie. Structuur en zo veel mogelijk vaste rituelen. Veel praten met het kind zodat het zelf ook gaat praten.
44. a. b.. c. d.
Wanneer een kind last heeft van autisme zal hij of zij niet of nauwelijks praten Kun je dit toelichten?
.
Kinderen met ADHD of een soortgelijke stoornis moeten tijdens de zwemles.. Alleen worden gezet om ze te straffen. Veel structuur korte opdrachten en niet te grote groepen en positieve aandacht. Lekker met de grote groep mee zwemmen zodat ze het gaan leren. Heel veel variatie en zo veel mogelijk gekleurd materiaal gebruiken.