Wanneer de inhouden van de vorige delen (fysieke aspecten, cognitieve aspecten en sociale aspecten) als leerstof worden gehanteerd, dan kan de lezer dit laatste en 4de deel als studiegids gebruiken. De studiegids levert voor elk deel samenvattingen met grafische voorstellingen van de structuur van de verschillende hoofdstukken, een aantal kritische bedenkingen, kernwoorden en de nodige leerdoelen. Daarnaast wordt er een evaluatietool ter beschikking gesteld. Met de tool
wordt het mogelijk om na afloop van de studie zichzelf op een interactieve manier te evalueren door middel van een aantal multiple choice vragen. De vragen werden gegroepeerd per hoofdstuk en zijn voorzien van de nodige feedback. De vragen kunnen worden gevonden op de portaalsite Knooppunt, www.knooppunt.net Op de portaalsite worden bovendien een aantal markante observaties onder de vorm van filmmateriaal ter beschikking gesteld.
1 Fysieke aspecten 1.1
Kritisch denken
1.2
Kernwoorden
1.3
Leerdoelen
Samenvatting Het deel ‘Fysieke aspecten’ bestaat uit 3 hoofdstukjes. ‘1. Fysieke ontwikkeling’ behandelt vanuit een algemene benadering de lichamelijke ontwikkeling van het kind. ‘2. Motorische ontwikkeling’ beschrijft de motorische ontwikkeling en ‘3. Ontwikkeling van de zintuigen’ behandelt de ontwikkeling van het waarnemen. Voor wat de fysieke of lichamelijke ontwikkeling betreft, werd er eerst uitgegaan van wat groei is. Hiervoor werden er 4 principes gehanteerd: 1) het cefalocaudale principe: van hoofd naar voeten; 2) het proximodistale principe: van binnen naar buiten; 3) het hiërarchisch integratieprincipe: geïsoleerd; 4) het principe van de onafhankelijke systemen: ongelijke ontwikkeling. Lichamelijke groei meten is uiteraard maar zinvol wanneer de meting wordt vergeleken met een groep leeftijdgenoten. In deze context kan het begrip percentiel worden begrepen. Een percentiel is een benadering waarbij men de verkregen data opdeelt in 100 punten. Een percentiel geeft dan weer hoeveel metingen van een bepaalde groep kleiner zijn dan of gelijk zijn aan een specifieke waarde. De lichamelijke groei wordt hoofdzakelijk gestuurd vanuit de genen maar omgevingsfactoren spelen zeker een rol. Ook is het zo dat de ontwikkelingslijn voor lichamelijke groei anders is bij baby’s, kleuters en oudere kinderen. Ook is ze verschillend voor meisjes en
Fysieke aspecten
273
voor jongens. Deze verschillen komen het sterkst tot uiting in de puberteit, de laatste spurt naar de ontwikkeling van jongen naar man en van meisje naar vrouw (lichamelijk). Uiteraard is het zo dat een aantal bedreigingen kunnen worden geformuleerd voor de groei van het kind. In dit hoofdstuk bespraken we er twee: 1) ondervoeding; 2) ziekte. Ook gezondheid is een thema dat van belang is voor kleuters, lagereschoolkinderen en adolescenten. De volgende onderwerpen werden besproken: • overgewicht; • anorexia nervosa; • boulimie; • stress; • allergieën; • kanker; • astma.
Lichaamsverhoudingen
Groei voorspellen bij jongens en meisjes
Groeiprincipes
Lichamelijke groei
Bedreigingen voor de groei en ontwikkeling van Groei het kind uittdrukken in
Boulimie Stress Allergiën
Anorexia Nervosa
Gezondheid
Groeifactoren
Astma
Overgewicht
percentielen
Kanker
Introductie Hoofdstuk 1 Fysieke Ontwikkeling Figuur 75: Grafische voorstelling van ‘1. Fysieke ontwikkeling’
In ‘2. Motorische ontwikkeling’ werd de motorische ontwikkeling besproken. Er werd gestart vanuit een eerste vorm van motoriek: de babyreflexen. Dit is de meest primitieve vorm van bewegen. Door rijping van het zenuwstelsel en de groei van spieren en beenderen krijgt het kind meer controle over de eigen bewegingen. Dit uit zich in de ontwikkeling van de grove motoriek zoals lopen, springen en zwemmen en in de ontwikkeling van de fijne motoriek zoals een blokje met twee vingers oppakken, knippen, plakken en nauwkeurig tekenen. Men stelt dat de grove motoriek een voorwaarde is voor de ontwikkeling van de fijne motoriek. Dit komt overeen met de groeiprincipes in ‘1 Fysieke ontwikkeling’. De
274
Studiewijzer
ontwikkeling van de motoriek is uiteraard sterk onderhevig aan individuele verschillen zonder dat het kind zich anders of afwijkend zal ontwikkelen op latere leeftijd. In de kleuterklas kunnen zeker inspanningen worden gedaan om de ontwikkeling van de fijne en de grove motoriek te ondersteunen of te versterken.
Grove motoriek
Fijne motoriek Babyreflexen
Controle over de bewegingen
Introductie
Motoriek stimuleren in de kleuterklas Grove motoriek Hoofdstuk 2 Motorische Ontwikkeling
Fijne motoriek
Figuur 76: Grafische voorstelling van ‘2. Motorische ontwikkeling’
In ‘3. Ontwikkeling van de zintuigen’ kwam de ontwikkeling van de zintuigen aan bod. De visuele waarneming, de auditieve waarneming, geur en smaak, tastzin, intermodale perceptie en de perceptie-actiekoppeling werden besproken. Voor wat de visuele waarneming betreft, zagen we onder andere dat kegeltjes en staafjes in het oog verantwoordelijk zijn voor de lage waarneming. Door middel van eenvoudig onderzoek kan men nagaan vanaf wanneer jonge kinderen in staat zijn om nauwkeurig waar te nemen. De lagere vorm van waarnemen is vrij snel voltooid. De hogere vorm van waarnemen laat iets langer op zich wachten. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de controle van de aandacht en dit op drie vlakken: 1) op het vlak van de aandachtsspanne; 2) op het vlak van de selectieve aandacht; 3) op het vlak van het strategisch waarnemen. In dat opzicht moeten leerkrachten de visuele omgeving van het kind stelselmatig vereenvoudigen. Net zoals aandacht aan waarnemen is gerelateerd, kan ook intelligentie en geheugen aan waarneming worden gerelateerd. Dit toonden we aan door middel van een habituatieonderzoek. Daarnaast is het zo dat waarneming gemakkelijker wordt uitgelokt door bewegen en motoriek en dat motoriek verband houdt met de ontwikkeling van hoogtevrees.
Fysieke aspecten
275
Voor wat de auditieve ontwikkeling betreft, werd een kort ontwikkelingspsychologisch overzicht gegeven. Geur, smaak en tastzin werden kort aangehaald. Het spreekt voor zich dat de ervaringen die men opdoet een samensmelten zijn van de waarnemingen op de verschillende zintuigen. Dit is onderhevig aan ontwikkeling, hoewel deze bekwaamheid reeds vroeg bij het kind kan worden gezien. Dit werd besproken bij het fenomeen van de intermodale perceptie. Ten slotte moet men inzien dat net zoals zintuigen op hoger niveau met elkaar worden geïntegreerd, de zintuigen innige systemen vormen met andere systemen in het lichaam. Voorbeelden daarvan zijn de verschillende perceptie-actiekoppelingen zoals we die bij spraak, lopen, fietsen enz. kunnen terugvinden.
De kritische en plastische periode
Waarnemen en aandacht
Waarnemen, intelligentie Nauwkeurigheid en geheugen van waarnemen Een beknopte Visuele waarneming Beter anatomie waarnemen van het door beweging oog Waarnemen van diepte en hoogtevrees
De visuele omgeving van het kind vereenvoudigen
Auditieve waarneming
Geur en smaal
Tastzin
Intermodale perceptie Perceptie actiekoppeling
Introductie Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van de zintuigen
Figuur 77: Grafische voorstelling van ‘3. Ontwikkeling van de zintuigen’
1.1
Kritisch denken
1) Hoe zou jij als leerkracht een kind met kanker in de klas opvangen? Wat zou je doen? 2) De gezondheid van kinderen, met name op het vlak van overgewicht, neemt af. Moet sport op school daarom meer worden aangemoedigd? Zo ja, op welke manier? 3) Een meisje schaamt zich om haar (eerste) menstruatie op school of in de klas. Hoe zou jij daar als leerkracht mee omgaan? 4) Denk jij dat het zinvol is om een kind voorbereidende schrijfoefeningen te laten maken? Het kind leert toch maar schrijven als het er klaar voor is, niet?
276
Studiewijzer
1.2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Kernwoorden
Cefalocaudale principe Proximodistale principe Hiërarchisch integratieprincipe Principe van de onafhankelijke systemen Percentiel Groeihormoon Geslachtshormonen DNA Puberteit Marasme Kwashiorkor Vaccinatie Asynchrone groei Testosteron Oestrogenen Obesitas BMI Anorexia nervosa Boulimie Coping Externaliserende problemen Internaliserende problemen Allergie Astma Primitieve reactiepatronen Hersenstam Cortex
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
1.3
Leerdoelen
1.3.1
Leerdoelen bij ‘1. Fysieke ontwikkeling’
ATNR Mororeflex Babinskyreflex Schrikreflex Zuigreflex Knipperreflex Grijpreflex Fijne motoriek Grove motoriek Leervoorwaarde Voorbereidende schrijfoefeningen Kegeltjes Staafjes Kritische periode Plastische periode Binoculair zien Aandachtsspanne Selectieve aandacht Strategisch waarnemen Habituatie Objectsegregatie Visual Cliff Intermodale perceptie Perceptie-actiekoppeling
Basisleerdoelen
• • • • • • •
De verschillende groeiprincipes kunnen benoemen aan de hand van verschillende voorbeelden. Kunnen omschrijven wat men bedoelt met typerende lichaamsverhoudingen in de ontwikkeling van het kind. Kunnen beargumenteren wat men bedoelt met het voorspellen van groei. De algemene kenmerken van de puberteit bij jongens en meisje kunnen weergeven. Een aantal bedreigingen voor groei en ontwikkeling bij het kind kunnen opsommen en verklaren. Een aantal gezondheidsproblemen kunnen bespreken die voorkomen bij basisschoolkinderen en adolescenten. Het verband met de andere hoofdstukken inzien.
Fysieke aspecten
277
Uitgebreide leerdoelen
• •
Het begrip percentiel kunnen interpreteren door middel van een voorbeeld. Een aantal groeifactoren kunnen benoemen en beargumenteren.
1.3.2
Leerdoelen bij ‘2. Motorische ontwikkeling’
Basisleerdoelen
• • • • •
Een aantal babyreflexen kunnen omschrijven met opgave van leeftijd en mogelijke functies. Inzicht hebben in de ontwikkeling van de grove en de fijne motoriek. Een aantal voorbeelden kunnen geven van acties die leerkrachten kunnen uitvoeren om de grove motoriek van het kind te stimuleren. Een aantal voorbeelden kunnen geven van acties die leerkrachten kunnen uitvoeren om de fijne motoriek van het kind te stimuleren. Het verband met de andere hoofdstukken inzien.
1.3.3
Leerdoelen bij ‘3. Ontwikkeling van de zintuigen’
Basisleerdoelen
• • • • • • • •
Kunnen beargumenteren waarom kinderen jonger dan 13 maanden nog niet nauwkeurig kunnen waarnemen. De ontwikkeling kunnen omschrijven van de waarneming binnen de kritische periode en binnen de plastische periode. Kunnen aangeven hoe waarnemen en aandacht aan elkaar zijn gerelateerd. Hierbij een aantal implicaties voor het onderwijs kunnen weergeven. Kunnen weergeven wat men bedoelt met het visueel vereenvoudigen van de leeromgeving en hiervan de gevolgen voor het onderwijs kunnen aanduiden. Kunnen beargumenteren waarom waarnemen van diepte en hoogtevrees aan elkaar zijn gerelateerd. De ontwikkeling van de auditieve waarneming, de tast-, geur- en smaakzin van het kind kunnen weergeven. Het begrip intermodale perceptie kunnen uitleggen en hierbij een aantal toepassingen binnen het kleuteronderwijs en het lager onderwijs kunnen opsommen. Het verband met de andere hoofdstukken inzien.
Uitgebreide leerdoelen
• •
• •
278
Een schets kunnen tekenen van het oog en daarop de belangrijkste elementen aanduiden. Het verband tussen waarnemen, intelligentie en geheugen kunnen demonstreren aan de hand van een habituatieonderzoek en de relevantie voor onderwijs kunnen weergeven. Door middel van een onderzoeksvoorbeeld kunnen aantonen dat beweging leidt tot beter waarnemen. Hiervan de implicaties voor het onderwijs kunnen opsommen. Inzicht hebben in het fenomeen van perceptie-actiekoppelingen door een aantal illustrerende voorbeelden aan te geven.
Studiewijzer