Titel: Bekabeling is de kortste weg de snelste weg? Auteur: Albert Molenaar In de meeste organisaties geldt dat hoe minder ruimte er aan gebouwapparatuur besteedt wordt, hoe meer effectieve meters vloeroppervlak er is voor de primaire doelen van de organisatie. Dat is gunstiger voor, of de kosten of, de verhuurbare meters vloeroppervlak. De vraag is of dat past bij een efficiënte bekabelingsinfrastructuur in panden; is de kortste afstand ook de meest effectieve afstand, waar liggen kosten componenten en technische onmogelijkheden. Wat is de invloed van actieve apparatuur op de passieve bekabelingsinfrastructuur. Hoe verbind ik twee apparaten in kamers naast elkaar met elkaar? Vragen die beantwoord moeten worden voordat er tot een ontwerp gekomen kan worden. Vroeger was een bekabelingsinfrastructuur veelal opgebouwd uit twee hoofdcomponenten: bekabeling en verdelers, tussenverdelers en vaak ook nog dwarsverbindingen van tussen verdeler naar tussenverdelers. Dat alles op een zodanig wijze dat uiteindelijk er kabelreductie plaats vond per verdeler. Niet elke eindpunt hoeft tenslotte tegelijkertijd geactiveerd te zijn. De tussen verdelers gingen in sommige infrastructuren naar een gemeenschappelijk punt, of op minder gestructureerde wijze op basis van coax of andere bekabelingsoorten en varianten. Heden ten dage is dat concept door elke organisatie wel verlaten en wordt een (ander?) gestructureerd bekabelingconcept gebruikt. Dat heeft als voordeel dat de kabellopen veel overzichtelijker zijn en dat de concentratie punten voor actieve en passieve middelen duidelijker herkenbaar zijn aan hun plaats in de infrastructuur. Gestructureerde bekabeling heeft binnen gebouwen vele voordelen. Daarnaast tekent zich ook de ontwikkeling af dat ander soortige systemen en toepassingen dan spraak- en datacommunicatie ook gebruik gaan maken van utp bekabeling. Het gaat dan bijvoorbeeld om signaleringsactie sustemen, deur en raam bewaking en andere “low voltage” toepassingen. In de praktijk wordt er vaak vanuit gegaan dat er een zo min mogelijk aantal SER's, moet zijn, omdat dan het aantal te realiseren apparatuur ruimtes dan minimaal is (bouwkosten en voorzieningen). Op zich zijn de ruimtes dan wel groter, maar het vloeroppervlak van een “geconcentreerde” ruimte is altijd minder dan van een decentralisatie van ruimtes. De voor- en nadelen ten aanzien van minimalisatie van apparatuur ruimtes versus meer ruimtes zijn dan ook: − In totaal is er dan ook zo min mogelijk aantal m2 nodig. − De te plaatsen apparatuur heeft de beste vullingsgraad, elke ruimte heeft zijn eigen reserve aan aansluitingen, dus minder ruimtes is minder reserve. − Daarnaast zijn er bij onderhoud en storingen minder ruimtes te bezoeken, dat bespaart op de beheers- en voorzieningen kosten. © Oberman Telecom Management Consultants bv Maarn, www.otmc.nl
1
Weliswaar is de gemiddelde kabellengte langer, echter dat weegt niet op tegen de bouwkosten besparingen en niet effectief in te zetten m2. Er zijn wel eens organisatorische omstandigheden om van en dergelijk concept af te wijken, het gaat dan vaak om panden waar niet de eigen organisatie zit, maar verdiepingen die verhuurd worden. Dan zal men op die vloer over de eigen technische ruimte willen beschikken en niet aangewezen zijn op de vloer van een andere organisatie Op hoofdlijnen ziet het bekabeling concept in een niet redundante MER omgeving er dan als volgt uit. Elke SER heeft voor een gebouw of gebouwdeel zijn eigen verzorgingsgebied. Deze is door de datacommunicatie infrastructuur bepaald: ~ 90 meter kabel tussen een walloutlet bij de werkplek of systeem aansluiting en het patch panel in de SER. Hierbij moet voor de totale toelaatbare lengte (demping) rekening gehouden te worden met onder andere de lengte van het patch koord en de lengte van de kabel tussen walloutlet en aan te sluiten actieve apparatuur MER
SER
SER
SER
SER
Voorts is het gestructureerde bekabelingsysteem zodanig dat de verbinding van werkplek naar SER dan van SER naar MER en dan weer naar beneden van MER maar SER en vervolgens de werkplek. Dit lijkt een omweg, echter de kanalisatie voor de bekabeling en de backbone, evenals de inrichting van de SER en MER maken het een efficiënte infrastructuur waarbij goten e.d. gevrijwaard kunnen worden van de overigens soms vijandige omgeving van de spraak en datacom bekabeling, hierbij kan dan gedacht worden aan TL balken met smoorspoelen, sterkstroomkabels, slecht afgeschermde video transport kabels etc De bekabeling tussen werkplek en SER is tegenwoordig volledig gebaseerd op cat 5e of Cat 6. Het prijsverschil tussen deze beide bekabeling systemen bedraagt globaal 10 tot 20%. In alle gevallen wordt het tegenwoordig gedimensioneerd voor spraak en data aansluitingen, het onderscheid voor de klassieke systemen wordt gemaakt in de SER ruimtes, voor de VoIP toepassingen, die als applicatie aan het © Oberman Telecom Management Consultants bv Maarn, www.otmc.nl
2
datanetwerk hangen is er geen onderscheid mee, en dus geen aparte koper backbone zoals die er voor de klassieke systemen nog wel is. De consequenties van het bovenstaande concept is at de gemiddelde kabellengte langer is dan wanneer er meer SER ruimtes zijn. De feitelijke kosten voor de investering zullen hoger zijn, echter de voordleen liggen op het vlak van: 1. Beheerkosten 2. Actieve apparatuur 3. Bouwkundige aspecten De ervaring is dat de meerkosten van een gemiddeld langere kabelinfrastructuur ruimschoots opwegen tegen een die meer SE kasten bevat en daarmee meer decentraal opgesteld wordt. Een argument zou ook kunnen zijn dat langere kabels kwetsbaarder zijn. Statistisch is dat ook zo, de praktijk blijkt dat voor inhuis bekabeling niet op te gaan. “spraak data-integratie” De kabels bevatten op basis van de UPT standaard 8 aders. Deze mogen echter maar voor 1 eindapparaat gebruikt worden en niet simultaan, dus voor verschillende eindapparaten over dat ene aansluitpunt. Dit vanwege onderlinge storingen binnen dezelfde kabel, beheersbaarheid en administratie van het de bekabelingsinfrastructuur. In het verleden werd dit nog wel eens uit prijs overwegen gecombineerd. Kosten en bekabeling De kosten van een moderne cat5/6 passieve bekabelingsinfrastructuur hangt van een aantal omstandigheden af. Als richtlijn ka 150 tot 175 € per aansluitpunt voor grotere aantallen en een standaard kantoor gebouw gehanteerd worden. Er zijn door ons berekeningsmodellen ontwikkeld die zeer effectief zijn in het maken van budgetschattingen op basis van geautomatiseerde bekabelingsinfrastructuur ontwerpen voor gebouwen. Bijleggen, De introductie van VoIP in nieuwbouw omgevingen en de draadloze mogelijkheden een neerwaartse druk zullen leggen op de behoefte aan aantallen aansluitingen, is het nog steeds niet zo dat een kantooromgeving compleet draadloos zal worden, niet voor de spraak en niet voor de datacommunicatie. De mobiliteit is wel een niet te evenaren pluspunt bij draadloze oplossingen echter de min punten maken dat er voor beide een markt is in de kantoor omgeving Draadloos Gezien de rappe ontwikkeling van producten op basis van de 802.11.abc etc standaarden lijkt het of er binnenkort geen behoefte meer zal zijn aan kopermijnen. Draadloos lijkt het wat de klok slaat, en in een aantal omgevingen zal dat ook zeker zo zijn. Het zal dan ij eerste instantie gaan © Oberman Telecom Management Consultants bv Maarn, www.otmc.nl
3
om de thuisomgeving. Echter er zijn overwegingen die voor de bedrijfsomgeving nog een remzetten op draadloos-only ¾ Draadloos is gevoeliger voor afluisteren dan draadgebonden. ¾ Draadloos is altijd storingsgevoeliger dan draadgebonden ¾ Draadloos biet nog altijd een veel kleinere capaciteit dan draadgebonden. Maar als pluspunten kan genoemd worden: − Draadloze verbindingen zijn sneller georganiseerd en gerealiseerd dan vaste verbindingen. − Draadloos kan goedkoper zijn als het gaat om lokale uitbreidingen VoIP en bekabeling Omdat het IP protocol voor data en spraak gelijk is, is er “onderliggend” een integratie slag mogelijk op bekabelingniveau. De meeste VoIP toestellen hebben intern namelijk een hubfunctie in zich. Dat betekent dat de pc via de hub in het toestel verbonden wordt met de datacommunicatie-infrastructuur. Dit bespaart op bekabeling in nieuwbouw omgevingen, voor bestaande omgevingen heeft deze mogelijkheid niet direct nut. In de VoIP omgevingen is 2 aansluitingen per werkplek ruim voldoende, in de klassieke omgevingen ging men uit van 3 tot 4 aansluitingen per werkplek. De overgang naar een VoIP infrastructuur maakt het dat bijvoorbeeld de norm 88 maar in veel gevallen ook cat 3 bekabeling niet ingezet kan worden. In bestaande omgevingen vergt dit aandacht. Beheer en bekabeling Het lijkt soms wel dat een passieve infrastructuur niet beheert hoeft te worden. Niets is minder waar, een passieve infrastructuur verandert wel degelijk, namelijk met de verhuisbewegingen in een organisatie en afhankelijk van de situatie van de actieve apparatuur. Beheer en in het bijzonder administratie is noodzakelijk, als is het alleen maar om te weten of er verbindingen voor nieuwe gebruikers of applicatie systemem moeglijk zijn. Bijleggen kost altijd veel tijd, dus wanneer er vooraf inzicht in vrije verbindingsmogelijkheid is, is dat zinvol. Er zijn maar weinig beheersystemens op de markt die adequaat werken, hierbij kan gedacht worden aan Itracs of het zeer effectieve pakket patchmanager. Architectuur en beperkingen Er zal echter nog wel een architectuur punt zijn en blijven omdat de meeste PABX systemen nu centraal opgesteld zijn en de meeste data systemen door de beperkte afstandsoverbrugging tussen PC en datanetwerk (100 meter versus 2500 meter) In de VoIP omgeving is de afstandsoverbrugging gebonden aan het Ethernet protocol en dus minder dan 100 meter. Omdat deze afstand © Oberman Telecom Management Consultants bv Maarn, www.otmc.nl
4
synchroon loopt met de datacommunicatieomgeving geeft dit meestal geen problemen tenzij het gaat om telefoon-only omgevingen, die overgezet moeten worden naar VoIP. In die bedrijfsomgevingen war het gaat om afstandsoverbrugging in terreinen zal de “datacom afstand” van 100 meter volstrekt onvoldoende zijn en leiden tot punten van kostenverhoging om ook de meer geïsoleerde punten in een organisatie aan te kunnen sluiten, of men moet weer terug gaan naar de klassieke analoge of digitale aansluitingen en dus tot een hybride omgeving komen Conclusie: Om tot een consistente oplossing te komen, in bestaande, maar vooral in nieuwbouw omgevingen is het zinvol dat 1. Elk systeem en applicatie die een laagspanningsapparaat betreft te evalueren in het licht van mogelijke aansluiting op basis van UTP cat 5/6 bekabeling. 2. te voorkomen dat er later bijgelegd moet worden vanwege de prijsconsequenties, dus de bekabeling goed te dimensioneren en flexibiliteit in datgene wat een “passieve”” infrastructuur heet te realiseren, dat kan op basis van aansluitingen, dat kan op basis van een gestructureerd, maar vooral doordacht bekabelingssysteem.
© Oberman Telecom Management Consultants bv Maarn, www.otmc.nl
5