VRAAGGERICHT STUREN IN DE ONTWIKKELING VAN MERWE-VIERHAVENS TE ROTTERDAM Een onderzoek een passende (sturings)rol vanuit de vraag van de eindgebruiker.
TU Delft Mirela Milošević 1321269 Mei 2014
Colofon Naam:
Mirela Milošević
Studentnummer:
1321269
Adres:
Terrastuin 8 2665 VP Bleiswijk
Telefoonnummer:
0630409406
Email:
[email protected]
Universiteit:
Technische Universiteit Delft
Faculteit:
Bouwkunde
Afstudeerrichting:
Real Estate & Housing
Afstudeerlaboratorium: Urban Area Development
Hoofdmentor:
Dr. T.A. (Tom) Daamen MSc
Tweede mentor:
Dr. E. (Erik) Louw
Gecommitteerde:
Dr. A. (Arie) Romein
Afstudeerbedrijf:
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Stagebegeleider:
Ir. R. (Rik) Dalmeijer
Datum:
mei 2014
Stagebegeleider:
ir. R. (Rik) Dalmeijer
PAGINA 1
Voorwoord Eind 2010 heeft de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft het platform www.gebiedontwikkeling.nu opgericht. Vanwege mijn student-assistentschap bij deze leerstoel ben ik vanaf het begin bij de ontwikkelingen van het platform betrokken. Hierdoor kwam ik in aanraking met de vele publicaties over de veranderende rollen van zowel de overheid als van de eindgebruiker. Door een introductie van mijn mentor over het complexe gebied de Stadshavens, wist ik het: Mijn afstudeeronderzoek zou gaan over het betrekken van ondernemers in de ontwikkeling van de Stadshavens Rotterdam. Hierna volgt een afstudeertraject binnen de afdeling Real Estate & Housing aan de TU Delft en een afstudeerstage bij het Havenbedrijf Rotterdam N.V. Ik wil hierbij mijn mentoren van de TU Delft bedanken. Vanuit de afdeling Real Estate & Housing was dit Tom Daamen, die mij inzichten gaf in de Stadshavens Rotterdam, de passende rol en die mij stuurde te focussen binnen mijn onderzoek. En vanuit het Onderzoeksinstituut OTB Erik Louw, die zijn kennis deelde over de lokale economie en de vestigingsfactoren van ondernemers. Mijn praktijkonderzoek heb ik bij het projectteam Merwe-Vierhavens mogen doen. Ik wil mijn stagebegeleider vanuit het Havenbedrijf Rik Dalmeijer bedanken voor zijn advies en betrokkenheid bij mijn onderzoek en Maike Akkers die mij de ruimte heeft gegeven om met de ondernemers in gesprek te gaan en het projectteam Merwe-Vierhavens, die mij bij alle ontwikkelingen hebben betrokken. Verder wil ik ook de ondernemers die ik in het Merwe-Vierhavengebied heb geïnterviewd bedanken voor hun medewerking en hun openheid in de gesprekken. Daarnaast wil ik ook alle collega’s van de Praktijkleerstoel bedanken voor hun begrip als ik een deadline had en in het bijzonder Agnes Franzen die me altijd meegaf: “Studie gaat voor!” Mijn laatste dank gaat uit naar mijn lieve ouders Manda en Zvonko, die altijd voor mij klaarstaan en mij steunen, mijn broer Mirza die mij van goede raad voorziet, mijn oma Marija voor haar hartverwarmende woorden en mijn goede vriendin Sammy die de afgelopen jaren geduldig al mijn verhalen heeft aangehoord! Bedankt! Beste lezer, voor u ligt mijn masterscriptie ‘Vraaggericht sturen in de Merwe-Vierhavens, te Rotterdam’. Ik wens u veel leesplezier!
Mirela Milošević, juni 2014
PAGINA 2
Begrippenlijst Actoren Binnen de gebiedsontwikkeling is een actor een persoon of een organisatie die de ontwikkeling van een gebied beïnvloedt. Een actor kan daarbij zelf invloed uitoefenen op andere partijen, maar ondervindt ook invloed van andere partijen. Beleid De koers voor het bereiken van de gestelde doelstellingen van een organisatie. Hiermee gaan tijd en middelen gepaard. De markt “Het geheel van lokaal vraag en aanbod, o.a. voortkomend uit wensen en behoeften van eindgebruikers (doelgroepen), demografische ontwikkelingen en maatschappelijke trends.” (Trip, 2011) Eindgebruiker In het algemeen is een eindgebruiker iemand die gebruikt maakt van een product. In de gebiedsontwikkeling is een eindgebruiker een persoon of organisatie die gebruik maakt van een gebied. Volgens (Trip, 2011) is de eindgebruiker iemand die zelf invloed kan uitoefenen op een stedelijke ontwikkeling, maar zich niet professioneel bezig houdt met het ontwikkelen van gebieden. Men kan hierbij denken aan bewoners, ondernemers, recreanten of consumenten. Gebiedsontwikkeling “Gebiedsontwikkeling is de kunst van het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen, met het oog op de (her-) ontwikkeling van een gebied.” (De Zeeuw, 2011) Globalisering Steeds meer gemeenten, regio’s en landen worden betrokken in de wereldwijde economie. Havenbedrijf Rotterdam N.V. Het Havenbedrijf is de beheerder, exploitant en ontwikkelaar van het Rotterdamse haven- en industriegebied. (Her)ontwikkeling (Her)ontwikkeling betekent sociaaleconomische vooruitgang binnen een gebied. Initiatiefnemer Iemand die de eerste stap zet neemt voor een bepaalde ontwikkeling. Locatiefactoren Locatiefactoren zijn redenen voor bedrijven om zich ergens te vestigen. Denk hierbij aan elementen zoals Bruto-netto vloeroppervlak, Architectuur, Huur- koopprijzen, Bereikbaarheid auto, Aanwezigheid investeerder et cetera. Middel- en Kleinbedrijf (MKB) MKB is een organisatie met minder dan 250 werknemers.
PAGINA 3
Netwerksamenleving “Een netwerk is een relatief open systeem dat een aantal relatief gesloten systemen verbindt. Castells geeft aan dat er na de zogenoemde informatiesamenleving nieuwe organisatiestructuren zijn ontstaan. Deze organisatiestructuren maken gebruik van over de wereld verspreide nieuwe, op informatie- en communicatie technologie (ICT), gebaseerde communicatiemedia. Deze zogenoemde netwerkpatronen zijn volgens Frissen (2002) herkenbaar voor gemeenschappen en sociale bewegingen, maar vooral voor de meest geavanceerde economische sectoren en bedrijven die in felle concurrentiestrijd gewikkeld zijn.” (Maat, 2004) Ontwikkelingsplanologie “Overheden stellen en scheppen voorwaarden waarbinnen maatschappelijke initiatieven kunnen worden ontwikkeld en nemen besluiten tussen gefaseerde deelprocessen. Het resultaat komt voort uit het proces. Het initiatief en de regie kunnen in handen zijn van publieke, private of particuliere partijen.” (Rathenau Instituut, Habiforum & Nirov, 2004) Particulier/privaat Ondernemers die tevens eindgebruiker zijn en zich niet professioneel bezig houden met het ontwikkelen van gebieden. Private partijen/Marktpartijen Private partijen zijn ondernemingen die professioneel betrokken zijn in de ontwikkeling van een gebied. Tevens hoeven zij geen eindgebruiker van het gebied te zijn. Denk hierbij aan investeerders, beleggers en ontwikkelaars. Programmabureau Stadshavens Rotterdam Het programmabureau is een samenwerkingsverband van de gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam N.V. Publieke partijen Met publieke partijen worden alle overheidsorganisaties en semi overheidsinstanties bedoeld. Relatie
Een relatie is een verband tussen personen, zaken, begrippen, verschijnselen, etc. Toelatingsplanologie “Bij toelatingsplanologie maakt een overheidsinstantie een ruimtelijk plan dat de “meest gewenste ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied” weergeeft of een plan met die bestemmingen” die met het oog op een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan begrepen gronden worden toegekend. Vervolgens wordt het initiatief aan anderen overgelaten. Dat initiatief bestaat uit het indienen van een aanvraag voor een bouwvergunning. Als die wel overeenkomstig het plan is, wordt het initiatief toegelaten, anders niet.” (IKCRO, 2014) Uitnodigingsplanologie Het uitnodigingen van initiatiefnemers in de ontwikkeling van gebieden en gezamenlijk bepalen waar ontwikkelingen wenselijk zijn. Vestigingsklimaat Met het vestigingsklimaat wordt het geheel van factoren bedoeld die bepalen hoe aantrekkelijk een locatie is om te vestigen. Visie Een toekomstbeeld over de ontwikkeling van een product, organisatie of een gebied.
PAGINA 4
Afkortingen HbR
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
M4H
Merwe-Vierhavens
MKB
Middel- en Kleinbedrijf
RE&H
Real Estate & Housing
SBI
Standaard Bedrijfsindeling
TU Delft
Technische Universiteit Delft
UAD
Urban Area Development
PAGINA 5
Samenvatting Dient nog verder uitgewerkt te worden. Aanleiding De financiële crisis en economische recessie hebben veel onzekerheden met zich meegebracht voor actoren in gebiedsontwikkeling. Er wordt een procesverschuiving geconstateerd waarin de rollen van publieke en private partijen, alsmede van de eindgebruikers aan het veranderen zijn. Een nieuw begrip in het acteren van de publieke partijen betreft het innemen van een ‘faciliterende’ rol. Wat deze rol precies inhoudt of zou moeten inhouden zijn de meningen over verdeeld. Daarbij is tevens de vraag of de ingenomen rol aansluit bij de wensen van de eindgebruiker. Dit onderzoek richt zich dan ook op de ‘passende’ sturingsrol van de overheid in relatie tot vraaggericht (her)ontwikkelen. Deze vraag is geconcretiseerd op de herontwikkeling van de Stadshavens Rotterdam en is specifiek onderzocht binnen het stadsdeel Merwe-Vierhavens. Probleemschets Natte, ruige en stoere gebieden met grootschalige structuren. Monotone industriële functies met verscheidenheid aan milieu issues, oftewel de Stadshavens van Rotterdam. Door de ontwikkeling van Maasvlakte I en II, kunnen deze gebieden langzamerhand herontwikkeld worden tot meer stedelijke woon- en werkmilieus. In 2008 zijn dan ook twee doelen voor de stadshavens geformuleerd: “haven en stad krijgen een versterking van de economische structuur én aantrekkelijke en hoogwaardige woon- en werkmilieus.” (pag. 1, Creating on the Edge, 2008). Echter door de sociaaleconomische veranderingen van de afgelopen jaren hebben deze plannen veel discussie doen oplaaien. De ambities lijken te hoog en er is veel onrust bij de bestaande bedrijvigheid over de toekomst van het gebied en de rol- en taakverdeling van de betrokken actoren bij realisatie van de herontwikkeling zoals geschetst in de structuurvisie 2011. Probleemstelling Wat is, gezien de vraag van de eindgebruiker, een passende sturingsrol voor het projectteam MerweVierhavens bij de (her)ontwikkeling. Doelstelling De wetenschappelijke doelstelling is kennisuitbreiding omtrent de wens van eindgebruikers in een stedelijk gebied en de daarmee gepaarde sturingsrol van (lokale) overheden in de ontwikkeling van dat gebied, in casus Merwe-Vierhavens te Rotterdam. Het maatschappelijk doel is het opstellen van adviezen richting de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf ten behoeve de invulling van hun rol bij de ontwikkeling van de overgangszones tussen haven en stad, om zo de huidige en toekomstige vraag beter bij het aanbod te laten aansluiten. Hypothese “De ondernemers willen dat de overheid zowel een actieve als reactieve rol inneemt.”
PAGINA 6
Relevantie Publieke en private partijen hebben minder middelen om gebiedsontwikkelingen op gang te brengen. Deze veranderingen maken een andere werkwijze, business modellen alsmede samenwerkingsmodellen noodzakelijk, want de oude manier van werken voldoet niet meer. Maar wat is dan de ‘nieuwe’ manier en hoe bepaal je als overheid een passende rol die aansluit op de vraag van de eindgebruiker? In hoeverre in de huidige realiteit een ‘faciliterende rol’ passend is bij het aantrekken van ondernemers bij herontwikkelingen is nog onderbelicht. Het doel van dit onderzoek is een bijdrage leveren aan de bestaande kennis van dit soort gebiedsgerichte stedelijke ontwikkelingsprojecten. Onderzoeksmethodiek Het hoofdonderdeel van dit onderzoek betreft een kwalitatieve case studie naar de wensen en verwachtingen van de eindgebruiker. Het onderzochte object betreft de eindgebruikers, in dit geval gaat het om een steekproef onder de aanwezige ondernemingen. Deze case studie wordt vooraf gegaan door een literatuuronderzoek en een praktijkgericht vooronderzoek zodat juiste kenniskaders en analyse tools geselecteerd worden ten behoeve van de case studie.
Conclusies Aanbevelingen Reflectie
PAGINA 7
Summary Dient nog verder uitgewerkt te worden. Preface The financial crisis and economic recession, have brought many uncertainties for actors in urban area development. A process shift is observed in which the roles of public and private parties, as well as the end users are changing. A new concept in the acting of the public parties involves taking a 'facilitator' role. What exactly this role entails, or should entail opinions are divided on. It is also the question whether this new role meets the needs of the end user. This study therefore focuses on a demand-oriented ‘suitable’ facilitator role for the public parties. A case study is found in the redevelopment of the City Ports of Rotterdam. The study focuses on the port Merwe-Vierhavens. Problem outline Defined as Stadshavens or City- Ports, the last port areas within Rotterdam’s outer highway rim have become the focus of a new waterfront development project for the next twenty to forty years. With the development of Maasvlakte I and II, these areas can gradually be redeveloped into more urban living and working environments The document ’1600 hectares Creating on the Edge’ contains the course of development for the Stadshavens area. It is based on five strategies. Re-inventing Delta technology (Stadshavens as laboratory for energy transition, climate adaptation and mitigation), Volume & Value (quantity and quality in the port, with a shift of emphasis from core port activities to first-rate knowledge intensive activities), Crossing Borders (physical and socio-economic connections between water basins and the surrounding residential areas), Floating Communities (living, working and leisure on floating objects) and Sustainable Mobility (fast and sustainable transport in the Stadhavens area, including public transport on the water). However, the socio-economic changes of recent years, have brought much discussion to these plans. The ambitions seem too high and there is a lot of commotion from the existing businesses concerning the future of the Stadshavens and the appropriate roles and tasks of actors involved to reach the redevelopment goals. Problem statement What is, given the demands of the end user, an appropriate facilitator role for the projectteam Merwe-Vierhavens in the (re)development? Primary goal The academic objective is to expand knowledge about the desire of end users in an urban area and the appropriate facilitator role of (local) governments, in this case for the Merwe-Vierhavens in Rotterdam. The social objective is present recommendations towards the municipality of Rotterdam and the Port of Rotterdam on the desired facilitator role from the end users in order to align demand and supply.
PAGINA 8
Hypothesis "The end user desires an active as well as a reactive facilitating role from the public parties”. Relevance Research methodology The main part of this study is a qualitative case study to the desires and expectations of the end user. The researched end user or object in this case is a sample of the companies present in the Merwe-Vierhavens. The case study is preceded by a literature review and a preparatory research so that applicable knowledge frameworks and analysis tools are selected for the case study. Conclusions Recommondations Reflection
PAGINA 9
Inhoudsopgave Colofon .......................................................................................................................................................1 Voorwoord ................................................................................................................................................ 2 Begrippenlijst ............................................................................................................................................ 3 Afkortingen ............................................................................................................................................... 5 Samenvatting ............................................................................................................................................ 6 Summary ................................................................................................................................................... 8 Leeswijzer ................................................................................................................................................. 13 Deel I: Introductie onderzoek ................................................................................................................14 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 15 1.1
Aanleiding: ‘Faciliterende’ rol ............................................................................................... 15
1.2 Probleemschets: Van verpauperd bedrijventerrein naar een aantrekkelijk vestigingsklimaat! ................................................................................................................................ 17
2
1.3
Probleemstelling: Vraaggericht sturen in de Merwe-Vierhavens ..................................... 21
1.4
Doelstelling: Gewenste (sturings)rol .................................................................................. 22
1.5
Hypothese: Actief en reactief faciliteren ............................................................................ 22
1.6
Onderzoeksvragen ................................................................................................................ 22
1.7
Motivatie ................................................................................................................................ 23
1.8
Relevantie .............................................................................................................................. 24
1.9
Eindproduct ........................................................................................................................... 24
Onderzoeksmethodologie ............................................................................................................. 25 2.1
Inleiding ................................................................................................................................. 25
2.2
Onderzoeksmethoden en dataverzameling ....................................................................... 26
Deel II: Voorbereidend onderzoek ....................................................................................................... 28 3
4
Literatuuronderzoek ...................................................................................................................... 29 3.1
Inleiding ................................................................................................................................. 29
3.2
Bedrijf en omgeving .............................................................................................................. 30
3.2.1
Segmentatie bedrijvigheid ............................................................................................... 30
3.2.2
Locatiekeuze ..................................................................................................................... 32
3.3
Overheidsinterventie ............................................................................................................ 35
3.4
Theoretisch kader ................................................................................................................. 38
Praktijkgericht vooronderzoek ..................................................................................................... 39 4.1
Inleiding ................................................................................................................................. 39
4.2
Locatiegegevens .................................................................................................................... 39
4.3
Actoren....................................................................................................................................41
PAGINA 10
5
4.4
Ontwikkeling Rotterdamse haven ...................................................................................... 43
4.5
(Her)ontwikkeling Stadshavens Rotterdam ....................................................................... 45
4.6
(Her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens ............................................................................... 47
Analyseplan ...................................................................................................................................... 51 5.1
Inleiding .................................................................................................................................. 51
5.2
Selectie objecten en dataverzameling .................................................................................. 51
5.3
Data analyse .......................................................................................................................... 52
Deel III: Praktijkonderzoek ................................................................................................................... 55 6
Case studie Merwe-Vierhavens ..................................................................................................... 56 6.1
Inleiding ................................................................................................................................. 56
6.2
Eindgebruiker: passend, niet-passend, tijdelijk passend .................................................. 57
6.3
Proces: Projectteam M4H & ondernemers .........................................................................60
6.4
Relatie visie – lokale economie ............................................................................................ 61
6.4.1 6.5
Relatie visie - Wens vestigingsklimaat ............................................................................... 62
6.5.1
Passend .............................................................................................................................. 63
6.5.2
Niet-passend ...................................................................................................................... 65
6.5.3
Tijdelijk passend ............................................................................................................... 67
6.5.4
Verschillen/overeenkomsten ..........................................................................................69
6.6
7
Branches en werkgelegenheid ........................................................................................... 61
Relatie Visie – Wens rol ....................................................................................................... 70
6.6.1
Passend .............................................................................................................................. 70
6.6.2
Niet-passend ..................................................................................................................... 72
6.6.3
Tijdelijk passend ............................................................................................................... 74
6.6.4
Overeenkomsten en verschillen ...................................................................................... 76
Conclusies ....................................................................................................................................... 77 7.1
Inleiding ................................................................................................................................. 77
7.2
Visie (her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens ...................................................................... 78
7.3
Locatiefactoren...................................................................................................................... 79
7.4
Passende rol ...........................................................................................................................80
7.5 Algemene conclusie: Naar een passende rol in de ontwikkeling van de MerweVierhavens ........................................................................................................................................... 81 8
Aanbevelingen ................................................................................................................................ 82 8.1
Inleiding ................................................................................................................................. 82
8.2
Visie (her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens ...................................................................... 82
8.3
Locatiefactoren...................................................................................................................... 83
PAGINA 11
8.4
Passende rol ........................................................................................................................... 83
Deel IV: Reflectie ....................................................................................................................................86 9
Reflectie ........................................................................................................................................... 87 9.1
Inleiding ................................................................................................................................. 87
9.2
Academische doelstellingen ................................................................................................ 87
9.2.1
Inhoud ............................................................................................................................... 87
9.2.2
Proces .................................................................................................................................88
9.3
Persoonlijke doelstellingen ..................................................................................................88
9.3.1
Kennis ................................................................................................................................88
9.3.2
Competenties ....................................................................................................................89
10
Afbeeldingenlijst .............................................................................................................................90
11
Figurenlijst ...................................................................................................................................... 91
12
Verwijzingen ................................................................................................................................... 92
13
Bijlagen ............................................................................................................................................94
PAGINA 12
Leeswijzer Met dit onderzoek wordt getracht inzichten te verkrijgen omtrent een passende rol voor het projectteam Merwe-Vierhavens vanuit de wens van de eindgebruiker. Daarnaast wordt een advies gegeven richting het projectteam Merwe-Vierhavens in de herontwikkeling van de MerweVierhavens. In deel I wordt het onderzoek geïntroduceerd, in deel II wordt het voorbereidend onderzoek beschreven voor het praktijkonderzoek in deel III en in deel IV wordt op het onderzoek gereflecteerd. Deel I: Introductie onderzoek Hoofdstuk 1 introduceert het onderwerp van dit afstudeeronderzoek. Achtereenvolgens wordt uiteengezet waarom dit onderwerp is gekozen, hoe het onderwerp wordt afgebakend en wat het beoogde eindresultaat is. Hoofdstuk 2 beschrijft hoe er getracht zal worden antwoord te geven op de opgestelde onderzoeksvragen om te komen tot de geformuleerde doelstelling zoals afgebakend in het vorige hoofdstuk. Deel II: Voorbereidend onderzoek In hoofdstuk 3 wordt het literatuuronderzoek behandeld dat leidt tot het theoretisch kader waarmee de wensen van de eindgebruiker omtrent locatiefactoren en rol van de gemeente geanalyseerd kunnen worden. Hoofdstuk 4 beschrijft relevante achtergrond informatie betreffende het onderzoeksgebied ten behoeve van de meer specifieke onderzoeksvragen binnen de case studie. Hoofdstuk 5 beschrijft de wijze waarop er binnen de case studie getracht zal worden invulling te geven aan de probleem- en doelstelling. Dit gebeurt met de tools, zoals geselecteerd uit het Literatuuronderzoek, en gebruikmakend van de achtergrondinformatie, zoals beschreven in het Praktijkgericht vooronderzoek. Deel III: Praktijkonderzoek In hoofdstuk 6 wordt de uitgevoerde case studie beschreven waarmee getracht wordt invulling te geven aan de probleem- en doelstelling van dit afstudeeronderzoek. De case studie wordt op basis van het analyseplan uitgevoerd. Hoofdstuk 7 combineert de bevindingen uit het literatuuronderzoek, praktijkgericht vooronderzoek en case studie tot algemene conclusies waarmee antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag en –doelstelling. In het laatste hoofdstuk van dit deel worden de aanbevelingen gedaan gerelateerd aan de conclusies uit hoofdstuk 7. Deel IV: Reflectie In hoofdstuk 9 wordt gereflecteerd op het uitgevoerde onderzoek, zowel op inhoud als op proces. Verder wordt ingegaan op de realisatie van de persoonlijke doelstellingen.
PAGINA 13
Deel I: Introductie onderzoek In deel I wordt eerst ingegaan op de aanleiding tot dit onderzoek. De onderzoeksvraag wordt vervolgens in de probleemschets geconcretiseerd op een casus. Dit leidt tot een afgebakende probleemstelling en doelstelling. Hierna volgt de hypothese die een (eerste) verwachting van het eindresultaat schetst. Vervolgens wordt de relevantie van dit onderzoek aangegeven. Deel I sluit af met een gedetailleerde onderzoeksmethodologie.
PAGINA 14
1 1.1
Inleiding Aanleiding: ‘Faciliterende’ rol
Een bloeiperiode voor gebiedsontwikkeling! De periode van 1991 tot 2008 wordt gekarakteriseerd als een tijd van bloei binnen het domein van gebiedsontwikkeling. Een groeiende integrale werkwijze in de ontwikkeling van gebieden heeft als gevolg dat steeds meer actoren worden betrokken in het speelveld van gebiedsontwikkeling. Naast de opkomst van verschillende marktpartijen in de jaren 80 betreden begin jaren 90 ook verschillende overheidsinstanties en semi overheidsinstanties vanuit disciplines als groen, water en zorg de arena van gebiedsontwikkeling. Daarnaast komt in deze periode ook meer aandacht voor fysieke vernieuwingen en sociaal economische vooruitgang in stedelijke gebieden. (De Zeeuw, 2011) Deze ontwikkelingen binnen de gebiedsontwikkeling uiten zich op lokaal niveau in herontwikkelingen, vele blauwdrukken voor de komende jaren en een toename van verschillende samenwerkingsvormen tussen publieke en private partijen. Een wereldwijde crisis leidt tot herbezinning! Waar de periode van 1991 tot 2008 wordt gekarakteriseerd als een tijd van bloei wordt de periode na 2008 gekenmerkt als een periode van herbezinning (De Zeeuw, 2011). In 2008 slaat een wereldwijde economische crisis toe. Door de globalisatie en de netwerksamenleving waar we ons in verkeren heeft deze mondiale crisis ook grote gevolgen op lokaal niveau. De financiële crisis en economische recessie van 2008 brengen veel onzekerheden met zich mee voor de betrokken actoren binnen het domein van gebiedsontwikkeling. Het teruglopen van financiële middelen heeft als gevolg dat publieke partijen moeten bezuinigen, private partijen geen risico’s meer durven te nemen, samenwerkingsverbanden onder druk komen te staan en projecten worden stilgezet. Daarnaast krijgt de bouwsector te maken met een forse vraaguitval en wordt geconstateerd dat er een overaanbod in de kantorenmarkt, woningmarkt, winkelruimtes en bedrijfsruimten is. Doordat het aanbod niet aansluit op de huidige vraag komt bij zowel publieke als private partijen het besef dat men lange tijd vanuit het aanbod heeft ontwikkeld en de vraagkant te vaak onderbelicht is gebleven. Echter waar een conjuncturele verandering voor de publieke en private partijen nodig was om tot het besef te komen dat de eindgebruiker ook een belangrijke actor is in de gebiedsontwikkeling, was er al voor de crisis een structurele verandering waar te nemen, dat de vraagkant zelf al een sterkere positie aan het innemen was in stedelijke ontwikkelingen. Als gevolg van toenemende kennis en ICT mogelijkheden lieten eindgebruikers al voor 2008 steeds meer hun stem horen bij maatschappelijke issues en eisten zij zeggenschap voor de producten die zij aanschaften alsmede voor hun omgeving. Deze structurele verandering heeft geleid tot andere verhoudingen tussen de overheid en burger. Waar de overheid zich eerst bovenin de hiërarchische piramide bevond, is sinds de laatste twee decennia een horizontalisering waar te nemen. De overheid is zich steeds meer ‘tussen’ de actoren gaan bevinden. Deze nieuwe maatschappij wordt aangeduid als de ‘netwerkmaatschappij’.1
1"Er
is sprake van een nieuwe maatschappij. Een nieuwe (netwerk)maatschappij is ontstaan als en wanneer een structurele verandering kan worden waargenomen in de productieverhoudingen, de machtsverhoudingen en in de gepercipieerde verhouding tot de werkelijkheid" (Castells, 1998, in Van de Maat, 2004).
PAGINA 15
Procesverschuiving en veranderende rollen! “De nieuwe rolverdeling tussen overheid, marktpartijen en eindgebruiker (particulier/privaat) wordt ook wel 'uitnodigingsplanologie' genoemd” (Groot-Jebbink, 2012). Het model van Groot-Jebbink in figuur 1 toont een procesverschuiving van een ‘ontwikkelingsplanologie’ naar een mogelijke praktijk van ‘uitnodigingsplanologie’ waarbij de rollen van publiek, privaat alsmede van de eindgebruiker veranderen. De bollen geven aan dat de eindgebruiker steeds meer is betrokken in de stedelijke gebiedsontwikkeling (SGO).
Figuur 1 Historisch perspectief stedelijke gebiedsontwikkeling. O=Overheid, M=Marktpartij, P=privaat/particulier (maatschappelijk initiatief), SGO=stedelijke gebiedsontwikkeling. (Bron: Groot-Jebbink, 2012)
Deze procesverschuiving houdt ook een andere rol in voor de lokale overheden, die voor de crisis voornamelijk gewend waren van ‘bovenaf’ te sturen. Een populair begrip in de huidige praktijk hierbij is de ‘faciliterende’ rol. Wat deze rol precies inhoudt of zou moeten inhouden zijn de meningen over verdeeld. Sommige praktijkgerichte onderzoeken wijzen uit dat de ‘faciliterende’ rol voornamelijk een reactieve rol inhoudt. Zo neemt Wicherson (2011) in haar onderzoek de ‘faciliterende rol’ als een reactieve en indirecte vorm van sturing. Echter zijn de meeste onderzoeken vanuit het perspectief van de publieke partijen verricht. En hierbij lijkt het erop dat wanneer de middelen afnemen de publieke partijen genoodzaakt zijn een meer reactieve rol in te nemen, waarbij ze marktpartijen en eindgebruikers meer invloed geven in het beleidsproces. Vanuit het perspectief van de eindgebruiker is het echter onduidelijk wat voor rol zij willen dat de overheid inneemt, en of zij deze reactieve rol wensen.
Dit onderzoek richt zich op de ‘gewenste’ (sturings)rol van de publieke partijen in relatie tot het vraaggericht (her)ontwikkelen in een bestaand stedelijk gebied.
PAGINA 16
1.2
Probleemschets: Van verpauperd bedrijventerrein naar een aantrekkelijk vestigingsklimaat!
Afbeelding 1 Visie Merwe-Vierhavens
Een interessant concreet praktijkvoorbeeld betreft de (her)ontwikkeling van de MerweVierhavens te Rotterdam, een oud bedrijventerrein dat volgens de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (her)ontwikkeld moet worden tot een hoogwaardig vestigingsklimaat. (Afbeelding 1) Hierbij is consensus gevonden als gaat om de doelen voor dit gebied. Gemeente en HbR hebben hiertoe verschillende middelen tot hun beschikking. Eind 2012 hebben de gemeente en het Havenbedrijf het uitvoerende projectteam Merwe-Vierhavens opgericht, om de doelen voor de (her)ontwikkeling een impuls te geven. Het projectteam heeft hierbij een adviserende functie richting gemeente en HbR als het gaat om inzet van de verschillende middelen door deze partijen en de daarmee gepaarde (sturings)rollen. Een advies op maat vraagt inzicht in vraagkant, ofwel de wens van de eindgebruiker.
PAGINA 17
Stadshavens Rotterdam Het Merwe-Vierhavengebied is een oud bedrijventerrein binnen de gemeente Rotterdam gelegen aan de noordkant van de stad, dichtbij het stadscentrum. Dit gebied bevindt zich in de overgangszone ‘tussen’ haven en stad, genaamd de Stadshavens Rotterdam. (Figuur 2)
Figuur 2 Schematische weergave onderzoeksgebied
De stadshavens zijn (oude) havengebieden die veelal worden gekenmerkt als natte, ruige en stoere gebieden met grootschalige structuren, monotone industriële functies en een verscheidenheid aan milieu issues. Deze overgangszone ‘tussen’ haven en stad wordt nog gedomineerd door havengerelateerde bedrijven, maar staat hoog op de beleidsagenda om te worden (her)ontwikkeld. Dit gebied kent vier grote actoren die elk hun belangen hebben, namelijk het Havenbedrijf Rotterdam N.V., de gemeente Rotterdam, het Programmabureau Stadshavens Rotterdam en de eindgebruikers. Het Havenbedrijf heeft als kerntaak het managen van de haven. De stadshavens hebben voor het Havenbedrijf vooral een economische waarde, daar zij de gronden exploiteren aan de daar gevestigde haven-gerelateerde bedrijven. Daarnaast is de ontwikkeling van dit gebied ook in het belang van het havenberdrijf omdat zij hiermee onder andere ook potentie zien om draagvlak in de regio te creëren. De gemeentelijke kerntaak is het besturen van de stad. Voor de gemeente Rotterdam vormen de stadshavens een belangrijk deel van de stad omdat zij naast economische waarde ook maatschappelijke waarde hebben voor de stad. Naast de cultuurhistorische waarde hebben deze gebieden, vanwege hun locatie en ligging aan het water, veel potentie om uit te groeien tot prettige woon- en werkmilieus dichtbij het stadscentrum. Deze gebieden moeten volgens de visie van de gemeente Rotterdam een fysieke en sociaaleconomische verbinding gaan vormen ‘tussen’ de haven en de stad. De stadshavens staan dan ook al jaren op de agenda om te worden her ontwikkeld tot stedelijke woon- en werkmilieus. Daarnaast is er ook de milieuproblematiek dat wordt veroorzaakt door de havenbedrijven en waarmee de stad te kampen heeft. Het is in het belang van de stad om deze milieuproblemen zoveel mogelijk tegen te gaan ten behoeve van de lokale context alsmede in de bredere maatschappelijke zin.
PAGINA 18
Om de ontwikkelingen in de stadshavens te stroomlijnen hebben de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf in 2004 besloten om dit gebied gezamenlijk te (her)ontwikkelen. Dit heeft door de loop van de jaren geresulteerd in een aantal verschillende samenwerkingsovereenkomsten tussen beide partijen. In huidige situatie is de samenwerkingsovereenkomst voor de stadshavens vastgelegd in het Programmabureau Stadshavens Rotterdam. Dit bureau is een belangrijke actor in het gebied, daar het verantwoordelijk is voor het programma alsmede voor de monitoring van de voortgang in de overgangszone ‘tussen’ haven en stad. Naast bovengenoemde actoren zijn ook de eindgebruikers belangrijke spelers in de stadshavens. Het gebied kent veel gevestigde bedrijven met elk hun eigen belangen, ambities en doelen ten aanzien van hun specifieke locatie. (Her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens: Anno 2013 Als gevolg van de samenwerking tussen de gemeente en het Havenbedrijf is in 2008 het rapport ‘Creating on the Edge’ gemaakt, waarin de visie en ambities voor de stadshavens worden beschreven. Hierna volgen in 2009 de plannen per deelgebied, en de structuurvisie in 2011. “Haven en stad krijgen een versterking van de economische structuur én aantrekkelijke en hoogwaardige woon- en werkmilieus.” (Projectbureau Stadshavens Rotterdam, 2008)
De bovenstaande twee doelen heeft het projectbureau Stadshavens Rotterdam in 2008 voor de stadshavens geformuleerd. Echter door de veranderingen van de afgelopen jaren hebben deze plannen veel discussie doen oplaaien. De ambities lijken te hoog en er is veel onrust bij de bestaande bedrijvigheid over de toekomst van de stadshavens. Daarnaast is in de huidige situatie ook onduidelijkheid over de rol- en taakverdeling van de betrokken actoren bij de realisatie van de herontwikkeling zoals geschetst in de structuurvisie 2011. De gemeente Rotterdam kampt met sterk teruggelopen inkomsten uit grondexploitaties en bezuinigingsmaatregelen van het Rijk. Waar het eerst met marktpartijen een risicodragende rol kon innemen om een ontwikkeling op gang te brengen, is het in deze tijden moeilijker om ontwikkelingen van de grond te krijgen. Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft wel de nodige middelen, maar ziet stedelijke ontwikkeling niet als kerntaak. Ook al is men wel bereid een bijdrage te leveren aan een aantrekkelijker woonen werkmilieu te leveren, om zo een aantrekkelijker stedelijk vestigingsklimaat te creëren en draagvlak in de regio te krijgen voor de verdere ontwikkeling van de haven van Rotterdam, “een zak met geld wordt hier niet voor vrijgesteld”, beaamt gebiedsmanager Maike Akkers van het projectteam dat zich buigt over de ontwikkeling van deelgebied Merwe-Vierhavens. Het projectteam M4H heeft als opdracht meegekregen om de visie die in 2008 is opgesteld als leidraad te gebruiken. Echter omarmt deze visie niet elk bedrijf om in dit gebied te blijven. Veel van de haven-gerelateerde bedrijven vallen niet binnen de gewenste sectoren voor dit gebied. Dit komt veelal doordat ze tot een hoge milieucategorie worden gerekend, wat ruimtelijk niet gepaard kan gaan met de ontwikkeling van een woonmilieu.
PAGINA 19
Daarentegen zijn deze bedrijven wel van belang voor de stad en het Havenbedrijf. Zij zorgen voor werkgelegenheid alsmede voor inkomsten. Het gaat hier veelal om middel- en kleinbedrijf (MKB), wat volgens de Europese Commissie een belangrijke drijfveer van economische groei, innovatie, werkgelegenheid en maatschappelijke integratie. Ook de Nederlandse overheid wil investeren in ondernemerschap en innovatie. 2 Dit vertaalt zich ook naar het lokale beleid van de gemeente Rotterdam. Daarnaast wordt ook in de literatuur het belang van ondernemers voor steden aangeduid. Zo benoemt schrijver en stadsplanner Charles Landry (2006) het belang van bewoners en ondernemers in een gebied; zij kunnen volgens hem het uitzonderlijke laten gebeuren. Zij brengen creativiteit in die probleemoplossend werkt en de overheid ertoe beweegt meer ondernemend te zijn binnen hun mogelijkheden (‘a creative bureaucracy’) en de marktpartijen meer bewust maakt van hun verantwoordelijkheden voor het algemeen belang. Tot slot kan worden opgemerkt dat steden en bedrijven een sterke relatie hebben. Welke rol in de huidige praktijk moet worden ingenomen door de publieke partijen richting deze eindgebruiker en de manier waarop deze ‘vraagkant’ in gebiedsontwikkeling kan worden betrokken is een actueel vraagstuk. Echter vanuit de wens van de ondernemer blijft dit vraagstuk vaak nog onderbelicht.
2
In een recente verklaring stelt het huidige kabinet Rutte: “Het kabinet wil topsectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt, nog sterker maken. Om dat te bereiken, gaan overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen werken aan kennis en innovatie.” 2 (Rijksoverheid, 2012)
PAGINA 20
1.3
Probleemstelling: Vraaggericht sturen in de Merwe-Vierhavens
Door zowel structurele als conjuncturele veranderingen hebben we te maken met een procesverschuiving binnen gebiedsontwikkeling, waarbij de rollen van betrokken partijen sterk veranderen. Publieke partijen moeten op een andere manier proberen hun doelen met betrekking tot het gebied te verwezenlijken. Een belangrijk onderdeel hiervan is het aanbod beter te laten aansluiten op de vraag in het gebied. Daarom is het van belang te weten wat de wensen en eisen van de ondernemers zijn omtrent het vestigingsklimaat voor de specifieke locatie en gewenste inzet van rollen en middelen.
Figuur 3 Conceptueel model hoofdvraag
Dit brengt ons bij de hoofdvraag binnen dit onderzoek: Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens?
PAGINA 21
1.4
Doelstelling: Gewenste (sturings)rol
De doelstelling van dit onderzoek is tweeledig. Enerzijds wetenschappelijk en anderzijds maatschappelijk. De wetenschappelijke doelstelling is het verkrijgen van inzichten omtrent de wens van eindgebruikers in een stedelijk gebied en de daarmee gepaarde (sturings)rol van (lokale) overheden in de ontwikkeling van dat gebied, in casus Merwe-Vierhavens te Rotterdam. Het maatschappelijk doel is het toepassen van bovengenoemde inzichten, waaruit adviezen worden opgesteld richting het projectteam M4H als vertegenwoordiger van de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf ten behoeve van de invulling van hun rol bij de ontwikkeling van de overgangszones tussen haven en stad, om zo de huidige en toekomstige vraag beter bij het aanbod te laten aansluiten.
1.5
Hypothese: Actief en reactief faciliteren
Zoals in de aanleiding naar voren kwam is in de praktijk waar te nemen dat het onduidelijk is wat voor rol publieke partijen nu moeten innemen. Praktijkgerichte onderzoeken benaderen in de huidige tijd deze vraag veelal vanuit het perspectief van de publieke partijen waarbij veldonderzoek uitwijst dat het om een reactieve, indirecte vorm van sturing gaat. Echter vanuit de wens van de ondernemer verwacht ik dat zowel een actieve als reactieve rol gewenst wordt, omdat ondernemers vaak net als bewoners van de overheid verwachten dat zij investeren in de omgeving alsmede dat zij recht hebben op subsidies en financiële voordelen. Daarnaast is mijn verwachting dat de ondernemers weinig bemoeienis willen van de overheid met betrekking tot hun bedrijfsvoering, wat een meer reactieve sturingsvorm vraagt.
1.6
Onderzoeksvragen
De hoofdvraag luidt: Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens? Het projectteam M4H dient namens gemeente en HbR enerzijds een rol in te nemen richting de zittende ondernemers en wil anderzijds bepaalde sectoren naar de Merwe-Vierhavens trekken. Hierbij kunnen gemeente en HbR verschillende rollen innemen en sturingsmiddelen inzetten richting de ondernemers zelf en omtrent de ruimtelijke context. Daarnaast hebben ondernemers zelf wensen omtrent het vestigingsklimaat en wat zij van de gemeente en HbR verwachten. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn een aantal deelvragen opgesteld. 1.
Wat zijn de wensen van de eindgebruiker omtrent het vestigingsklimaat?
-
Wat beïnvloedt de locatiekeuze van ondernemers en welke locatiefactoren kunnen worden gedefinieerd? (Theorie)
-
Welke locatiefactoren zijn bepalend voor de ondernemer? (Praktijk)
2.
Wat zijn de wensen van de eindgebruiker omtrent de (sturings)rol?
-
Welke (sturings)rollen kunnen worden gedefinieerd? En welke middelen horen hierbij? (Theorie)
-
Welke rollen worden gewenst door de ondernemer? (Praktijk)
PAGINA 22
3.
Welk advies kan gegeven worden richting het projectteam Merwe-Vierhavens over de gewenste (sturings)rol?
-
Wat is de visie van voor de (her)ontwikkeling van het Merwe-Vierhavengebied? Welk advies kan omtrent mogelijke aanscherping worden gegeven? (Analyse)
-
Welk advies kan worden gegeven over de belangrijke locatiefactoren voor gewenste eindgebruikers? (Analyse)
-
Welk advies kan worden gegeven omtrent de rol richting eindgebruikers (Analyse)
1.7
Motivatie
Als student aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft haalde ik altijd erg veel plezier uit stedelijke opgaven. Daarnaast is door mijn werkzaamheden als student-assistent bij de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling mijn interesse voor gebiedsontwikkeling gegroeid. Het verbinden van zoveel verschillende functies, partijen, disciplines, belangen en geldstromen bij projecten in de stedelijke omgeving maakt gebiedsontwikkeling voor mij een interessant, maar ook een complex vakgebied. Voor mijn afstudeeronderzoek heb ik ervoor gekozen om mij te richten op het samenspel van ondernemers en de lokale overheid, omdat ik vind dat hier nog wat verbindingen kunnen worden gelegd en men veel zou kunnen leren van elkaars wensen en eisen. De casus Merwe-Vierhavens heeft voor dit onderzoek een grote toegevoegde waarde, omdat in dit gebied dit onderwerp erg actueel is en de betrokken actoren zowel publieke partijen alsmede ondernemers betreffen. Mijn academische motivatie betreft kennis vergaren omtrent: -
de visie voor de herontwikkeling van de Stadshavens Rotterdam en specifiek de MerweVierhavens
-
de wensen van de eindgebruiker, in dit geval de ondernemers binnen de Merwe-Vierhavens
-
sturingsrollen publieke partijen
-
de relatie publieke partij en eindgebruiker
Met dit onderzoek heb ik mezelf ook een aantal persoonlijke doelen gesteld: -
opgedane kennis uit mijn opleiding concreet op een case toepassen
-
een afstudeerstage doorlopen en mogelijkheden toekomstig werkterrein verkennen
-
binnen de afstudeerstage de opdrachtgever- en opdrachtnemersrol verkennen in relatie tot mogelijk toekomstig werkterrein
-
interviews voorbereiden, voeren en uitwerken
-
presentaties geven
-
schrijfvaardigheid aanpassen aan lezer (in dit geval afstudeercommissie en projectteam Merwe-Vierhavens)
-
persoonlijk netwerk uitbreiden
PAGINA 23
1.8
Relevantie
De procesverschuiving en de daarmee gepaarde veranderde rollen zijn erg actueel in het vakgebied gebiedsontwikkeling. De afgelopen jaren zijn er veel praktijkgerichte studies hiernaar gedaan. Enkele voorbeelden betreffen de afstudeerscripties van de post initiële masteropleiding Master City Developer aan de Erasmus Universiteit waaronder ‘Strategie en rolbepaling in stedelijke gebiedsontwikkeling’ (Wicherson, 2011), ‘The coalition of the willing’ (Bosboom 2012), ‘Het vraagstuk van uitnodigingsplanologie’ (Groot-Jebbink, 2012). Echter worden veel studies vanuit het perspectief van de publieke partij gedaan. Welke rol in de huidige realiteit passend is vanuit het perspectief van de ondernemers is nog onderbelicht. Dit onderzoek sluit hiermee aan bij de bovengenoemde onderzoeken. Tevens sluit dit onderzoek aan op de onderzoeken van de afdeling Real Estate & Housing (TU Delft). “Met het onderzoek van de afdeling Real Estate & Housing wordt beoogd wetenschappelijke theorieën en hulpmiddelen te ontwikkelen en te testen - op basis van verzamelde empirische gegevens - die kunnen worden gebruikt om sturing te geven aan een optimale afstemming tussen het aanbod van onroerend goed en de dynamische vraag naar huisvesting, en dit proces te ondersteunen. De vraagkant wordt hoofdzakelijk vanuit gebruikersperspectief benaderd” (Real Estate & Housing, 2012). Tot slot sluit dit onderzoek ook aan bij de opgave van de leerstoel Urban Area Development voor de komende jaren. “Het zal echter steeds belangrijker worden in termen van onderzoek om nieuwe, creatieve nog onbekende (niet-traditionele) initiatieven van gebiedsontwikkeling waar ook ter wereld te monitoren en de meest vernieuwende en meest relevante voor de nieuwe praktijk te evalueren en lessen uit te trekken” (Wigmans, 2012). Naast een academische relevantie heeft dit onderzoek ook een maatschappelijke relevantie, namelijk concrete adviezen opstellen richting het projectteam Merwe-Vierhavens, dat nu een adviserende functie heeft richting gemeente en HbR omtrent de inzet van hun rollen en middelen in de (her)ontwikkeling van de Merwer-Vierhavens.
1.9
Eindproduct
Het eindproduct betreft een masterthesis en een presentatie binnen de Master Real Estate & Housing, specialisatie Urban Area Development. Daarnaast worden de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd aan het projectteam MerweVierhavens.
PAGINA 24
2 Onderzoeksmethodologie 2.1
Inleiding
De centrale vraag binnen dit onderzoek is: Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens? In dit hoofdstuk worden de methodieken beschreven waarmee kennis wordt verworven om bovenstaande hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Dit onderzoek betreft een exploratief onderzoek waarbij de wensen van de ondernemer worden verzameld en geanalyseerd. Hiermee wordt gepoogd om belangrijke aspecten te weten te komen omtrent deze wens. Het onderzoek is voornamelijk kwalitatief benaderd, maar kent ook enkele kwantitatieve onderdelen. In figuur 4 is de onderzoeksopzet conceptueel weergegeven. Het hoofdonderdeel van dit onderzoek betreft een praktijkonderzoek, wat een kwalitatieve case studie inhoudt naar de wensen en verwachtingen van de ondernemers in de casus Merwe-Vierhavens. De case studie wordt vooraf gegaan door een voorbereidend onderzoek zodat juiste kenniskaders en analyse tools geselecteerd kunnen worden ten behoeve van de case studie. In de volgende paragraaf worden de onderzoeksmethoden en de dataverzameling toegelicht.
Aanleiding
Probleem
• Veranderdende context • Procesverschuiving, veranderende rollen • Eindgebruikers meer betrokken
• (Her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens • Projectteam dient een passende rol in te nemen richting de eindgebruiker
Voorbereidend onderzoek • Theorie • Praktijkgericht vooronderzoek • Analyseplan
Praktijkonderzoek • Analyse relatie wens ondernemers en rol overheid
Conclusies & Aanbevelingen • Advies richting het projectteam M4H omtrent de rol vanuit de wens van de ondernemer
Figuur 4 Conceptueel model onderzoeksopzet
Afstudeerstage Ten behoeve van de data verzameling heb ik een half jaar bij het Havenbedrijf Rotterdam N.V. een afstudeerstage mogen doorlopen. Dit gaf de mogelijkheid om in de keuken van het projectteam Merwe-Vierhavens te kijken. Tijdens deze stage ben ik betrokken geweest bij de werkzaamheden van het projectteam MerweVierhavens, dat gezamenlijk door de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf is georganiseerd. Binnen dit team heb ik de zittende ondernemers en de nieuwe initiatieven geïnterviewd, alsmede geassisteerd bij de begeleiding van het marktonderzoek. Ook heb ik geassisteerd bij het toetsen van binnenkomende initiatieven aan de hand van de spelregels, waarbij soms tegen-voorstellen moesten worden gemaakt. Mijn afstudeerbegeleider vanuit het Havenbedrijf was Rik Dalmeijer.
PAGINA 25
2.2 Onderzoeksmethoden en dataverzameling
Literatuurstudie
Praktijkgericht vooronderzoek
Analyseplan
Case studie
Figuur 5 Conceptueel model onderzoeksmethoden en dataverzameling
Literatuuronderzoek “Een literatuur onderzoek is een onderzoeksstrategie waarbij de onderzoeker materiaal gebruikt die is geproduceerd door anderen,” (Verschuren & Doorewaard, 2005). Om deelvragen 1 en 2 te kunnen beantwoorden wordt eerst een literatuuronderzoek gedaan. Het eerste deel van het literatuuronderzoek (Figuur 6) betreft een verdieping in de segmentatie van bedrijvigheid in het algemeen. Dit ten behoeve van de data analyse in bredere context van de lokale economie, alsmede ten behoeve van de analyse van de huidige bedrijvigheid in de MerweVierhavens en de bedrijvigheid conform de visie. Daarnaast wordt verdiept in de wensen van de ondernemers omtrent het vestigingsklimaat. In de literatuur wordt gezocht naar definities voor locatiefactoren en manieren om deze te categoriseren/inventariseren en te analyseren. Deze kennis wordt vervolgens in de case studie toegepast om de wensen van de eindgebruiker gestructureerd te kunnen inventariseren en analyseren. Het tweede deel van het literatuuronderzoek betreft een verdieping in de sturingsrollen die het projectteam in kan nemen. In de literatuur wordt gezocht naar definities voor rollen en sturingsmiddelen voor overheden. Daarnaast wordt gezocht naar een manier om deze rollen te categoriseren/inventariseren en te analyseren. Het resultaat van het literatuuronderzoek betreft een theoretisch kader en instrumentarium om de case studie uit te kunnen voeren.
Bedrijf en omgeving (segmentatie/ locatiefactoren) Theoretisch kader
Overheidsinterventie (rollen/middelen)
Figuur 6 Conceptueel model literatuuronderzoek
PAGINA 26
Praktijkgericht vooronderzoek Het praktijkgericht vooronderzoek betreft een verzameling van relevante data over de MerweVierhavens. Allereerst wordt verdiept in de lokale economie, hierbij wordt data verzameld over de werkgelegenheid in algemene zin. Daarnaast wordt een documentenanalyse uitgevoerd over de visie van de Stadshavens Rotterdam op de (her)ontwikkeling van de stadshavens in algemene zin en de Merwe-Vierhavens specifiek. Hierbij wordt gefocust op de visie rondom de aan te trekken economische sectoren. Analyseplan Het literatuuronderzoek en de documentenanalyse bieden kenniskaders voor het analyseplan. Het analyseplan beschrijft het te onderzoeken object, de te analyseren variabelen en het gebruikte instrumentarium in de case studie. Het analyseplan wordt in hoofdstuk 5 behandeld. Case studie “Een case studie is een type onderzoek waarbij de onderzoeker meer inzichten probeert te verkrijgen in één of meerdere objecten of processen die zich afspelen in een bepaalde tijd of plaats” (Verschuren & Doorewaard, 2005). In dit geval wordt de casus Merwe-Vierhaven gebied onderzocht. Zoals in de probleemstelling geschetst staat dit gebied op de beleidsagenda om te worden (her)ontwikkeld. Dit gebied kent veel bedrijvigheid die al een relatie hebben met de gemeente en/of Havenbedrijf. Het gezamenlijke projectteam Merwe-Vierhavens is gevraagd te adviseren over de inzet van de rollen en middelen. Hierbij is het van belang om inzicht te krijgen in wat de ondernemer wenst. Het empirisch onderzochte object betreft de wensen en vestigingsoverwegingen van de eindgebruikers. Door middel van een case studie kan er scherper worden gekeken wat de reden is waarom een ondernemer iets wenst. Dit is een belangrijk uitgangspunt geweest om een case studie te doen. Op basis van het analyse plan zal de case studie worden uitgevoerd. Binnen dit onderzoek wordt een steekproef gedaan onder de zittende ondernemers, alsmede een aantal nieuwe initiatieven, waarbij semigestructureerde interviews worden gedaan. Enerzijds bevatten de interviews gesloten vragen om alle vestigingsoverwegingen inzichtelijk te krijgen. Dit gedeelde wordt kwantitatief benaderd en geïnterpreteerd. Hierbij wordt aan de ondervraagden een lijst van locatiefactoren wordt voorgelegd om de bepalende locatiefactoren in kaart te brengen. Anderzijds bevatten de interviews open vragen om meer informatie te krijgen over de wensen omtrent de rol te achterhalen. Deze uitkomsten worden kwalitatief geïnterpreteerd.
PAGINA 27
Deel II: Voorbereidend onderzoek Deel II betreft allereest de uitwerking van het literatuuronderzoek. Daarna wordt het praktijkgericht vooronderzoek uiteengezet. Deel II eindigt met een analyseplan ten behoeve van de case studie.
PAGINA 28
3 Literatuuronderzoek 3.1
Inleiding
Overheden in Nederland oefenen veel invloed uit op de economische ontwikkeling. Naar het regionale-economische beleid gekeken, valt op te merken dat deze zich vaak uit in spreiding van economische clusters. Zo worden in de regio Rotterdam andere economische sectoren gestimuleerd, dan in de regio Eindhoven. Met middelen zoals infrastructuur, subsidies en dergelijken proberen overheden bepaalde sectoren te trekken naar de desbetreffende regio’s. Ook op lokaal niveau proberen gemeenten te sturen in welke gebieden verschillende sectoren zich zouden moeten vestigen. Hierbij worden verschillende (sturings)rollen ingenomen, en middelen zoals bijvoorbeeld visies, bestemmingsplannen, subsidies en contracten ingezet. Hiermee probeert de lokale overheid het locatiekeuzegedrag van bedrijven te beïnvloeden. Echter ontstaat er frequent een mismatch tussen wat de overheid wil en doet en wat de markt wenst. In Nederland is het vestigingsklimaat landelijk gezien veelal gelijk omtrent zaken als belastingen en infrastructuur. Maar op lokaal niveau is er toch wel sprake van lokale verschillen waar bedrijven naar kijken. De locatiekeuze van bedrijven wordt beïnvloed door verschillende aspecten. Wanneer de lokale overheid ondernemers wil aantrekken naar een specifiek gebied is het belang te weten wat ondernemers drijft om op locatie A wel te vestigen en op locatie B niet en welke factoren hierbij bepalend zijn. Binnen dit literatuuronderzoek staan de volgende thema’s centraal: Bedrijf en omgeving Binnen het eerste deel van het literatuuronderzoek wordt als eerst de segmentatie van bedrijvigheid in het algemeen onderzocht. Dit ten behoeve van de data analyse in bredere context van de lokale economie, alsmede ten behoeve van de analyse van de huidige bedrijvigheid in de Merwe-Vierhavens en de bedrijvigheid conform de visie. Daarna wordt ingegaan op de wens van de ondernemer bij het vestigen in een gebied. In de literatuur wordt gezocht naar definities voor locatiefactoren en manieren om deze te categoriseren/inventariseren en analyseren. Overheidsinterventie In het tweede deel wordt in de literatuur gezocht naar definities voor rollen en sturingsmiddelen voor overheden binnen de stedelijke gebiedsontwikkeling. Deze theorie zal ondersteunend zijn bij de vraag naar de wens van de ondernemer. Gezocht wordt naar een manier om deze rollen te categoriseren/inventariseren en te analyseren. Resultaat van dit hoofdstuk is een theoretisch kader en instrumentarium om de case studie uit te kunnen voeren.
PAGINA 29
3.2
Bedrijf en omgeving
3.2.1
Segmentatie bedrijvigheid
Segmentatie van bedrijvigheid wordt binnen de economische geografie behandeld als onderdeel van mes0-economie. De meso-economie is het onderdeel van de economische wetenschappen dat de sectoren en bedrijfstakken binnen het bedrijfsleven bestudeert. Het bedrijfsleven kan op verschillende manieren gesegmenteerd worden. Bedrijven kunnen worden ingedeeld in economische sectoren, bedrijfstakken of op Middel- en Kleinbedrijf (MKB) en het Grootbedrijf. Onderstaand worden de verschillende onderverdelingen uitgelegd. Economische sectoren Een economische sector is een groep bedrijven dat zich bezighoudt met vergelijkbare economische activiteiten. De algemene indeling in de economie is de indeling in de vier sectoren: Primaire sector (levering grondstoffen en voedsel), Secundaire sector (industrie, verwerken van grondstoffen uit de primaire sector), Tertiaire sector (commerciële dienstverlening), en Quartaire sector (niet-commerciële dienstverlening). Bedrijfstakken “Ondernemingen die dezelfde soort producten maken met behulp van dezelfde soort productieprocessen noemen we een bedrijfstak.” (Marijs & Hulleman, 1997) (Gemeente Rotterdam, 2014) Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) om de verschillende sectoren aan te geven. Het SBI is een onderverdeling per bedrijfsactiviteit gebaseerd op de indeling van de Europese Unie en op die van de Verenigde Naties. Een onderneming krijgt bij de Kamer van Koophandel (KvK) een SBI code toegewezen, dit wordt dan voor de statistische analyses van het CBS gebruikt. Het SBI kent de 19 hoofdcategorieën: -
Landbouw, bosbouw en visserij Winning van delfstoffen Industrie Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas stoom en gekoelde lucht Winning en distributie van water: afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s Vervoer en opslag Logies-, maaltijd- en drankverstrekking Informatie en communicatie Financiële instellingen Verhuur van en handel in onroerend goed Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening
PAGINA 30
Daarnaast kennen we op ook andere classificaties op het niveau van bedrijfstakken. De Rijksoverheid noemt bijvoorbeeld de 9 Topsectoren waarop ingezet moet worden ten behoeve van de Nederlandse economie. Deze topsectoren worden door vertaald naar het lokale beleid en de lokale visies. -
Topsector tuinbouw en uitgangsmaterialen Topsector agri&food Topsector water Topsector life sciences & health Topsector chemie Topsector high tech Topsector energie Topsector logistiek Topsector creatieve industrie
Middel- Kleinbedrijf (MKB) en het grootbedrijf Tenslotte worden bedrijven ook vaak gesegmenteerd op grootteklasse (aantal werknemers) per bedrijf. Deze gegevens worden gebruikt om de werkgelegenheid in een gebied te analyseren. Een onderneming van minder dan 250 werknemers wordt als Middel-Klein Bedrijf gekenmerkt. 99 procent van de bedrijven in Nederland vallen hieronder. De andere 1 procent zijn groot bedrijf of multinationals. Het Middel- kleinbedrijf kan verder worden onderverdeeld in middelgroot, klein of micro bedrijven. Middelgrootte bedrijven zijn bedrijven met minder dan 250 werknemers en een jaaromzet van maximaal 50 miljoen euro. Met een klein bedrijf wordt een bedrijf bedoeld met minder dan 50 werknemers en een netto-jaaromzet van hoogstens 10 miljoen euro en met een micro bedrijf worden bedrijven bedoeld met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet van maximaal 2 miljoen euro. Deelconclusie Het bedrijfsleven kent vele onderverdelingen. Bedrijvigheid kan ingedeeld worden in 4 economische hoofd sectoren, naar bedrijfstak (meestal geclassificeerd met de Standaard Bedrijfsindeling) en naar grootteklasse. Als we inzoomen op de stad Rotterdam, dan heeft de gemeente Rotterdam economische data beschikbaar over de bedrijven (gesegmenteerd volgens de SBI) en over de werkgelegenheid (werkzame personen). (Gemeente Rotterdam, 2014) De sectoren benoemd door de Rijksoverheid zijn algemener te definiëren en er kunnen meer soorten bedrijven onder worden verdeeld, wat het lastiger maakt voor de data analyse. De SBI onderverdeling zullen we verder in het onderzoek gebruiken, alsmede de indeling naar grootteklasse om de lokale economie in de praktijk te analyseren.
PAGINA 31
3.2.2
Locatiekeuze
Wanneer een bedrijf ergens gaat vestigen zijn verschillende factoren van belang. Het ene bedrijf vindt de omgeving belangrijk, het andere wenst dichtbij de afzetmarkt te zitten, en weer het derde bedrijf vindt de uitstraling van het gebouw van belang. Elk bedrijf baseert de locatiekeuze op andere aspecten. In de wetenschap zijn in de loop van de jaren verschillende theorieën ontstaan over het locatiegedrag van bedrijvigheid. Hierbij komen verschillende locatiefactoren aan bod. Locatie theorieën De eerste theorie die ingaat op de locatiekeuze van bedrijven is de klassieke theorie. Deze locatie theorie is vooral gebaseerd op kosten. Het minimaliseren van kosten in productiefactoren of transport is dan bepalend voor de locatiekeuze. Deze theorie dient als basis voor de volgende theorieën. De tweede theorie wordt de neo-klassieke theorie genoemd. Hierbij is gefocust op de agrarische en industriële sectoren. In deze theorie worden ook de opbrengsten van ruimtelijke verschillen meegenomen. Hierbij worden locatiefactoren zoals bereikbaarheid en kosten van afvoer goederen genoemd. Verder komen hierbij ook de agglomeratie theorieën aan bod. Denk aan locatiefactoren zoals omvang afzetmarkt, omvang werkgelegenheid en scholing arbeidskrachten genoemd. Volgens Jansen(2009) zijn deze theorieën gebaseerd op de rationele redenering. Echter zijn rationele factoren of marktomstandigheden niet altijd de doorslaggevende factoren waarom een bedrijf zich ergens vestigt. Door Zondag (2008), Van Dijk (2009) en Jansen (2009) wordt geconcludeerd dat door de loop van de jaren in de locatie theorieën steeds meer aandacht is gekomen voor het gedrag van bedrijven. De opvolgende theorie betreft de behavoriale locatietheorie. Deze theorie verklaart dat het besluitvormingsproces en de zachte locatiefactoren ook de keuze van bedrijven bepalen en niet alleen het productie milieu en de marktomstandigheden alsmede de rationele keuze. Deze theorie gaat veel meer in op de manier waarop de keuze wordt gemaakt dan over locatiefactoren. Als laatst noemt Jansen (2009) de evolutionaire economische geografie. Deze theorie heeft nauwe verwantschap met de behaviorale theorie en de geografie van de onderneming. Alleen de insteek is anders, de theorie gaat meer van bedrijfsspecifieke kennis uit. Hierbij wordt het locatiekeuzegedrag van bedrijven verklaard door het vermogen van bedrijven om aan te passen binnen veranderende marktomstandigheden, kennis en toeval.
PAGINA 32
Locatiefactoren Bij elk van bovenstaande theorieën komen locatiefactoren aan bod die de locatiekeuze van bedrijven kunnen beïnvloeden. Om tot een lijst van locatiefactoren te komen heeft Jansen (2009) verschillende onderzoeken geraadpleegd. Hieruit heeft hij een lijst van locatiefactoren opgesteld die bepalend kunnen zijn voor kantoorhoudende bedrijven. Deze factoren komen uit de onderzoeken van Bongaar, Ophous en Reijs (1995), Dewulff (1994), van Dinteren (1986) Grit (1970), Van Hal en Smidt (1979), Hessels (1992), Louw (1996), Lukkes (1998), O’Mara (1999), Meester (1986), Miles, Berens en Weiss (2000), Pen (2002) en Thrall (2002). De lijst van Jansen bevat 91 vestigingsfactoren voor kantoorhoudende bedrijven die hij heeft onderverdeeld in de volgende tien hoofdcategorieën: -
Gebouw Directe omgeving Ligging – nabijheid Ligging – bereikbaarheid Sociaal economische omgeving Woon-leefomgeving Financieel Overheid Subjectief Aanbodzijde
Daarbij wordt elke hoofdcategorie door Jansen verdeeld in een subcategorie. De onderverdeling betreft zowel harde als zachte locatiefactoren. De categorie ‘Gebouw’ heeft als subcategorie ‘Buitenkant’ waaronder de harde locatiefactor ‘Bouwvorm’ valt, alsmede de zachte locatiefactor ‘Prestige’. (Figuur 7)
Figuur 7 Locatiefactoren (bron: Jansen, 2009)
PAGINA 33
Deelconclusie Verschillende typen bedrijven hebben verschillende eisen en wensen wat betreft de locatie. Een bedrijf dat zich richt op de logistiek heeft in het algemeen andere soorten wensen dan een tweedehands winkeltje in de binnenstad. In de literatuur worden verschillende locatie theorieën beschreven. Hierbij wordt geconcludeerd dat in de loop van de jaren meer aandacht is gekomen voor het gedrag van bedrijven. Binnen de genoemde theorieën komen verschillende locatiefactoren aan bod. Jansen (2009) heeft aan de hand van de literatuur een lijst opgesteld van 91 locatiefactoren. Zijn onderzoek betrof echter een onderzoek naar kantoorhoudende bedrijven. Dit praktijkonderzoek richt zich op een bedrijventerrein, waarop ook bedrijven zijn gevestigd binnen de primaire en secundaire sector. Gezocht is tevens naar locatiefactoren gerelateerd aan dit soort bedrijvigheid. In Hanemayer (1998) worden een aantal locatiefactoren gevonden die Jansen niet heeft gebruikt, zoals: -
Laad – en losmogelijkheden Logistieke dienstverlening Nabijheid distributiecentrum Combinatiemogelijkheden vervoer Nabij zeehaven Nabij douane-entrepot Nabij vaarwater Goederenvervoermogelijkheden trein
Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de 91 locatiefactoren van Jansen, waar 8 locatiefactoren van Hanemayer aan toegevoegd worden. Deze worden gepositioneerd binnen de 10 hoofdcategorieën van Jansen.
PAGINA 34
3.3
Overheidsinterventie
Een van de kerntaken van de gemeentelijke organisatie is het managen van de stedelijke gebiedsontwikkeling. Om het stedelijk gebied in het algemeen te managen kan de lokale overheid verschillende (sturings)rollen innemen en verschillende middelen inzetten. Hierbij kan gedacht worden aan sturingsinstrumenten zoals publiek- en privaatrechtelijke kaders voor stedelijke ontwikkeling. Het belangrijkste publiekrechtelijke kader is op dit moment de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). De gemeente kan dan visies ontwikkelen op de ruimtelijke ordening en plannen maken. Daarnaast is de grondexploitatiewet ook een belangrijk middel voor gemeenten om te sturen. Verder heeft een gemeente ook financiële middelen om te sturen, die voornamelijk afkomstig zijn van het Rijk, alsmede Europese fondsen. Hiermee kan de lokale overheid het fysieke vestigingsklimaat, zoals de openbare ruimte of de infrastructuur, aanpakken. Binnen deze paragraaf wordt onderzocht welke (sturings)middelen er bestaan en welke rollen er gedefinieerd worden in de literatuur voor de gemeentelijke organisatie. (Sturings) rollen en middelen Daamen (2010) noemt in zijn proefschrift acht soorten middelen (Figuur 8) die als bepalend worden gezien in stedelijke ontwikkelingskracht. Hierin word een onderscheid gemaakt tussen allocatieve (tastbare) en autoritaire (minder tastbare) middelen. Met tastbare middelen worden ‘harde’ middelen, zoals financiën en bezittingen, bedoeld. Deze middelen kunnen direct het gedrag van eindgebruikers beïnvloeden. De minder tastbare middelen, ook wel ‘zachte’ middelen genoemd, beïnvloeden indirect het gedrag. Men kan hierbij denken aan zaken als visies, toewijding en kennisdeling. Bij de middelen uit Figuur 8 kunnen vier soorten relaties tussen actoren worden onderscheiden: Planningsrelaties, materiële relaties, deliberatieve relaties en kennisrelaties. Het model van Daamen geeft inzicht in het proces van gebiedsontwikkeling, waarbij theorie uit management van organisaties is toegepast. Het onderzoek is niet specifiek vanuit de gemeentelijke organisatie ingestoken.
Figuur 8 Strategie als kracht model Daamen (Bron: Daamen, 2010)
PAGINA 35
Het onderzoek van Wicherson (2011) wordt vanuit het gemeentelijk perspectief benaderd. Zij gaat in op de vraag hoe gemeenten hun strategie en rol zouden kunnen invullen om stedelijke gebiedsontwikkeling te bevorderen. Wicherson (2011) heeft in haar onderzoek aan de hand van de theorieën van Daamen (2010), Propper e.a. (2004) en Span e.a. (2009) een regiemodel opgesteld. Het regiemodel geeft inzicht in de vier mogelijke rollen die de gemeente kan innemen ten opzichte van andere partijen. Wicherson noemt vier vormen van regie: Plannende regierol, de ondernemende, visionaire en de faciliterende regierol. De genoemde rollen zijn afhankelijk van de mogelijke ontwikkelingsmiddelen die de gemeente kan inzetten. In Figuur 9 zijn de verschillende rollen en de middelen weergegeven, alsmede of de rollen een directe of indirecte en actieve of reactieve vorm van sturing betreffen.
Figuur 9 Model regierollen op basis van bepalende middelen (bron: Wicherson, 2011)
Plannende regierol en middelen De plannende regierol betreft een actieve en directe vorm van sturing. Hierbij gaat het om een planningsrelatie met andere actoren. Vanuit deze rol wordt ingezet op middelen als Instrumenten en Tijd. Hierbij kan worden gedacht aan elementen zoals Contracten, Plannen, Momentum en Procedures. Ondernemende regierol en middelen De ondernemende regierol betreft een reactieve en directe vorm van sturing. Het gaat hier bij om een materiele relatie met andere actoren. Hierbij kunnen middelen als Bezittingen en Financiën worden ingezet. Hierbij horen de elementen Grond Gebouw, Infra, Openbare ruimte en Private investeringen, Subsidies en Giften. Visionaire regierol en middelen De visionaire regierol is een actieve en indirecte vorm van sturing. Het betreft een draagvlak relatie met andere actoren in gebiedsontwikkelingen. Daarbij horen middelen als Toewijding en Legitimiteit. Hierbij staan de elementen Geloof, Vertrouwen, Overtuigingskracht, Verantwoording, Ethiek en Participatie centraal. Faciliterende regierol en middelen De faciliterende regierol binnen het model van Wicherson bestaat uit een reactieve en indirecte vorm van sturing. Dit betreft een kennis delende relatie met andere partijen. Hierbij worden middelen als Informatie of Expertise ingezet. De elementen die daarbij passend zijn, zijn Geschiedenis, Geografie, Gebruik, Toegang, Kunde en Ervaring.
PAGINA 36
Deelconclusie Overheidssturing is gericht op het veranderen van het gedrag van actoren. Hierbij kan de overheid verschillende sturingsmiddelen inzetten. Op lokaal niveau kan de gemeentelijke organisatie verschillende rollen innemen bij stedelijke ontwikkelingen. Wicherson (2011) noemt in haar onderzoek vier rollen die de gemeentelijke organisatie kan innemen: Plannende rol, Ondernemende rol, Visionaire rol en Faciliterende rol. Een plannende en ondernemende rol zijn gericht op directe sturing, en een visionaire en faciliterende rol zijn gericht op indirecte sturing van eindgebruikers. Verder noemt Wicherson dat het bij een plannende en visionaire rol om een reactieve vorm van sturing gaat en bij een ondernemende en faciliterende rol om een actieve vorm van sturing. Binnen dit onderzoek wordt de theorie van Daamen (2010) en Wicherson (2011) gebruikt om meer inzicht te krijgen in de mogelijke rollen die een gemeente kan innemen. Het regie model van Wicherson wordt iets aangepast en gebruikt om in beeld te brengen wat voor (sturings)rollen door de ondernemers gewenst zijn. Het iets aanpassen van het regiemodel van Wicherson betreft de term ‘regierol’. Deze wordt vervangen door de term ‘rol’, omdat naar mijn mening de term ‘regie’ minder passend is in de huidige situatie, waarin er wordt gesteld dat de publieke partijen zich meer ‘tussen’ de actoren bevinden. Daarnaast beschrijft het model van Wicherson de ‘faciliterende rol’ als een reactieve rol met een indirecte vorm van sturing. Dit is gebaseerd op praktijkonderzoek vanuit het gemeentelijk perspectief, waarbij deze term in de hedendaagse praktijk frequent wordt gebruikt. Echter versta ik onder faciliteren in de huidige netwerkmaatschappij het proces waarbij de overheid naar een passende rol zoekt met in achtneming van de eigen beschikbare middelen, maar ook de wensen van de eindgebruiker meeneemt. Binnen dit onderzoek wordt de term ‘faciliterende rol’ daarom vervangen. De reactieve rol met indirecte vorm van sturing zou ik willen beschrijven als een ‘kennis delende’ rol. Het onderstaande model zal gebruikt worden om de wensen ten opzichte van de rol van de bedrijven in te positioneren.
Figuur 10 Rol-model
PAGINA 37
3.4 Theoretisch kader Binnen het literatuuronderzoek is gezocht naar theoretische kaders om locatiefactoren te categoriseren alsmede de rol van een lokale overheid. Het bedrijfsleven kent vele onderverdelingen. Bedrijvigheid kan ingedeeld worden in 4 economische hoofd sectoren, naar bedrijfstak (meestal geclassificeerd met de Standaard Bedrijfsindeling) en naar grootteklasse. Ook zijn andere classificaties mogelijk, zoals bijvoorbeeld de classificatie die de Rijksoverheid hanteert. De SBI onderverdeling zullen we verder in het onderzoek gebruiken alsmede de indeling naar grootteklasse om de lokale economie in de praktijk te analyseren. Verschillende typen bedrijven hebben verschillende eisen en wensen wat betreft de locatie. In de literatuur worden verschillende locatie theorieën beschreven. In verschillende onderzoeken wordt hierover geconcludeerd dat in de loop van de jaren in de theorieën voor de locatiekeuze meer aandacht is gekomen voor het gedrag van bedrijven. De genoemde theorieën noemen allemaal een set van mogelijke locatiefactoren die bepalend kunnen zijn voor ondernemers. Een behoorlijk uitvoerige lijst van 91 locatiefactoren is vervolgens door Jansen (2009) samengesteld. Deze lijst wordt gebruikt, waarbij er 8 locatiefactoren van Hanemayer aan toegevoegd (1998) worden. Deze worden dan gepositioneerd binnen de 10 hoofdcategorieën van Jansen. Om het locatiegedrag van bedrijven te beïnvloeden kan de overheid een bepaalde (sturing)rol innemen en verschillende sturingsmiddelen inzetten. Hierbij valt op dat er een relatie is tussen de verschillende (sturings)rollen/middelen die worden ingezet en de locatie theorieën. Overheden zetten veelal in op verbetering van bepaalde locatiefactoren om het gedrag van ondernemers te beïnvloeden. Zo wordt frequent ingezet op de bereikbaarheid om ondernemers naar een bepaald gebied te trekken. De gevonden theorie omtrent (sturings)rollen en middelen biedt inzichten voor het praktijkonderzoek alsmede een kader om de rol van de lokale overheid te beschrijven/categoriseren. Hierbij wordt binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van de theorie en het regiemodel van Wicherson, weliswaar iets aangepast.
PAGINA 38
4 Praktijkgericht vooronderzoek 4.1
Inleiding
Zoals in de aanleiding beschreven zijn de Merwe-Vierhavens onderdeel van de stadshavens van Rotterdam. De belangrijkste actoren in het gebied zijn de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf, het programmabureau Stadshavens, het projectteam Merwe-Vierhavens en de ondernemers. In dit hoofdstuk wordt eerst de locatie geschetst, om zo het gebied te kunnen positioneren en om een algemene indruk te krijgen van het bedrijventerrein. Daarna wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste actoren en hun belangen binnen de Merwe-Vierhavens. Vervolgens wordt de bredere context van de ontwikkeling van de haven en stadshavens uitgelegd, om zo een duidelijk beeld te krijgen van de achtergrond en de betrokken partijen. Daarbij wordt de visie van de Gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf op de (her)ontwikkeling van Stadshavens uiteengezet. Hierna wordt ingezoomd op de ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens en de visie voor het gebied.
4.2 Locatiegegevens Het Merwe-Vierhavengebied, ook wel aangeduid als Nieuw-Mathenesse (bijlage 4), binnen de gemeente Rotterdam, is een oud haventerrein gesitueerd in het westen van Rotterdam. Het gebied ligt als enige stadshaven in het noorden van Rotterdam. De stadshavens bestrijken in totaal 1600 hectare van het noorden en zuiden van Rotterdam. Onderdeel van de Stadshavens zijn op de zuidoever de gebieden de Eemhaven, de Waalhaven, het RDM terrein, de Rijnhaven, de Maashaven en op de noordoever de Merwe-Vierhavens (Figuur 11Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Het Merwe-Vierhavengebied heeft een oppervlakte van ongeveer 100 hectare.
Figuur 11 Plattegrond Stadshavens
PAGINA 39
Het Merwe-Vierhavengebied (Figuur 12) ligt aan de Maas en grenst aan het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse Schiedam, Oud-Mathenesse Schiedam en deelgemeente Delfshaven (Rotterdam). Het gebied kent een goede ontsluiting met zowel de auto als openbaar vervoer. Het is goed te bereiken met de auto vanaf de A13 en A20 en ligt op loopafstand van het metrostation Marconiplein. Dit openbaarvervoersknooppunt verbindt het gebied met het nabije stadscentrum van Rotterdam en Schiedam en zijn stedelijke voorzieningen.
Figuur 12 Plattegrond Merwe-Vierhavens
Het gebied oogt op het eerste gezicht niet erg aantrekkelijk. Als we kijken naar de ruimtelijke kwaliteit, dan kan er veel verbeterd worden. Zo kent de openbare ruimte weinig groen, zijn de straten vooral ingericht op vrachtverkeer, vrij liggende fietspaden in de 50 km zone zijn er weinig en er zijn meerdere omheinde braakliggende terreinen. Daarnaast scoort de veiligheid in dit gebied volgens de veiligheidsindex een onvoldoende (Gemeente Rotterdam, 2014). Verder bestaat het aanbod op dit bedrijventerrein voornamelijk uit verouderde loodsen en kantoorpanden, maar er is relatief gezien weinig leegstand. Enkele panden worden nog door havenbedrijven gebruikt voor primaire functie van opslag en overslag van fruit en andere hebben een andere (tijdelijke) bestemming gekregen. Zo wordt het gebied gekenmerkt door de gerenoveerde monumentale panden zoals het Haka-gebouw en de Vertrekhal-Oranjelijn. Deze worden gebruikt voor andere functies dan voorheen bestemd. Naast deze panden kent het gebied nog andere waardevolle elementen die een belangrijk onderdeel zijn van de historie van Rotterdam.
Afbeelding 2 Oude loodsen
Afbeelding 3 De Vertrekhal-Oranjelijn
PAGINA 40
4.3 Actoren In de Merwe-Vierhavens zijn verschillende actoren actief. Twee/derde van de grond in dit gebied is in bezit en beheer van het Havenbedrijf Rotterdam N.V., dit betreft ruim 60 hectare. Het Havenbedrijf geeft grond en opstal uit aan zowel haven-gerelateerde bedrijvigheid alsmede andere bedrijven. Daarnaast onderhoudt het Havenbedrijf de openbare ruimte van de eigen gronden. Verder heeft de gemeente Rotterdam een deel van dit gebied in eigendom en beheer. Zij geven zowel grond als opstal uit en beheren de openbare ruimte. De rest van de kavels zijn in bezit van particulieren grondeigenaren. De gemeente en het Havenbedrijf hebben een gezamenlijk Programmabureau Stadshavens die verantwoordelijk is voor het hele gebied. Daarnaast is ook het projectteam Merwe-Vierhavens eind 2012 opgericht ten behoeve van de uitvoering van het programma. In dit gebied zijn voornamelijk bedrijven gevestigd. Daarnaast zijn ook diensten van de gemeente Rotterdam alsmede andere maatschappelijke organisaties hier gevestigd. Onderstaand worden de belangrijkste actoren geanalyseerd die relevant zijn voor dit onderzoek.
Afbeelding 4 Huisvesting Programmabureau Stadshavens Rotterdam / projectteam Merwe-Vierhavens
Projectteam Merwe-Vierhavens Om activiteiten van de gemeente en het Havenbedrijf naadloos op elkaar af te stemmen is een gezamenlijk projectteam geformeerd. Dit projectteam is verantwoordelijk voor de integrale (her)ontwikkeling van het gebied, echter wel binnen de governance structuren en bevoegdheden die voor beide partijen van kracht zijn. Het projectteam is dus niet beslissingsbevoegd, maar heeft een adviserende rol richting de gemeente en het Havenbedrijf. Het belang van het projectteam is de visie van de gemeente en het Havenbedrijf uitvoeren. Zij zetten kennis in en instrumenten van de opdrachtgevers.
PAGINA 41
Opdrachtgever projectteam: Gemeente Rotterdam De gemeente ziet het Stadshavensgebied graag (her)ontwikkeld tot innovatief woon- en werkgebied om de economische structuur van stad en haven verder te versterken. Specifiek belang in kader van de Merwe-Vierhavens is dat dit gebied een laatste uitbreidingsmogelijkheid is aan de noordkant van de stad. Een hoogwaardig woonmilieu creëren blijft een ambitie. De gemeente is de eigenaar van de gronden, waarbij wel ruim 60 hectare 100 in de MerweVierhavens in erfpacht zijn bij het Havenbedrijf. (Ruimtelijke) wet- en regelgeving zijn het belangrijkste instrument van de gemeente om de herontwikkeling conform de visie te sturen. Opdrachtgever projectteam: Havenbedrijf Het Havenbedrijf ziet, net als de gemeente, het stadshavens gebied graag (her)ontwikkeld tot innovatief woon- en werkgebied om de economische structuur van stad en haven verder te versterken. De herontwikkeling is voor het Havenbedrijf indirect ook belangrijk voor het imago van Rotterdam als wereldstad met een goed vestigingsklimaat, om zo bedrijven naar de rest van de haven aan te kunnen trekken. Daar circa 2/3 van de gronden in erfpacht zijn bij het Havenbedrijf, is het belangrijkste instrument van het Havenbedrijf contractmanagement om de herontwikkeling conform de visie te sturen. Programmabureau Stadshavens Rotterdam Het Projectbureau stadshavens Rotterdam is sinds 2013 het Programmabureau Stadshavens Rotterdam geworden. Zij is verantwoordelijk voor het programma binnen de Stadshavens en heeft als kerntaken branding van Stadshavens, afstemming uitvoering, stimuleren en bewaken van programmadoelen en voorbereiding en coördinatie van middelen. Voor de Merwe-Vierhavens zien zij graag het programma uitgevoerd worden ten behoeve van de visie van hun opdrachtgevers de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf. Eindgebruiker projectteam: Ondernemingen Merwe-Vierhavens Onderzoek naar de economie in dit gebied wijst uit dat er in dit gebied 170 bedrijven in verschillende branches zijn gevestigd. De meeste bedrijven (66) bevinden zich in de Grootdetailhandel (Figuur 13 Economische gegevens (www.rotterdamincijfers.nl, 2014)Figuur 13). Het gebied biedt in de huidige situatie werkgelegenheid aan ongeveer 5000 mensen. De meeste mensen werken in de Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening en in de bouwnijverheid.
Top 5 bedrijven
Top 5 werkzame personen
• Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s (66) • Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening (25) • Vervoer en opslag (15) • Industrie (12) • Cultuur, sport en recreatie (Cultuur sport en recreatie)
• Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening (1535) • Bouwnijverheid (1301) • Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s (659) • Vervoer en opslag (247) • Onderwijs (207)
Figuur 13 Economische gegevens (www.rotterdamincijfers.nl, 2014)
De bedrijven hebben over het algemeen een primair economisch belang. Ten behoeve van het economische belang hechten ondernemingen ook waarde onder andere ook bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid van een gebied. Financiële middelen zijn dan ook hun belangrijkste instrument.
PAGINA 42
4.4 Ontwikkeling Rotterdamse haven Tegenwoordig beslaat de haven van Rotterdam ongeveer 7000 hectare en biedt het direct en indirect werkgelegenheid aan meer dan 86.000 mensen. In de loop van de jaren is de haven enorm ontwikkeld. Vanwege de economische groei en de daarmee gepaarde nieuwe behoeften en eisen zoals meer kadelengte, meer ruimte en diepere vaarwegen, breidt de haven steeds uit. De groei van de Rotterdamse haven kent zowel economische en geografische als politieke en sociale aspecten. De eerste havenuitbreiding speelt zich af tijdens de bloei van handel en nijverheid in de tweede helft van de zestiende eeuw en betreft de ontwikkeling rondom de Oude Haven. Elke nieuwe haven wordt ontwikkeld voor een specifiek segment. De Scheepmakershaven, Leuve-, Wijn-, Glas, en Bierhaven, Haringvliet en Blaak worden ontwikkeld voor pakhuizen en de Zalmhaven voor houthandelaren en scheepsbouwers. Einde zestiende eeuw Scheepsmakersha ven/Leuve-, Wijn-, Glas en Bierhaven, Haringvliet, Blaak en Zalmhaven
1854 1895 Veerhaven en Rijnhaven Westerhaven Einde 19e eeuw Koningshaven, Binnenhaven, Spoorweghaven en Entrepotdok
1916 Vierhavens
1904 Maashaven
1931 Merwehaven
1946 Eemhaven
1947 Botlek
2013 Maasvlakte 2
1958 1990 Europoort Herontwikkeling kop van Zuid
20?? Stadshavens
1985 Maasvlakte 1
1340 Rotterdam krijgt stadsrechten 1932 Gemeentelijk Havenbedrijf opgericht 1855 Rotterdamsche Handelsvereeniging
2007 Projectbureau Stadshavens 2004 Privatisering Havenbedrijf Havenbedrijf Rotterdam N.V./OSMR
2012 Programmabureau Stadshavens/SOK Gemeente/HbR
Figuur 14 Tijdlijn ontwikkeling Rotterdamse haven
De volgende havenuitbreiding vindt halverwege de negentiende eeuw plaats. Zo worden de Veerhaven en de Westerhaven in het jaar 1854 gerealiseerd. De gemeente speelt in die tijd nog een beperkte rol bij de ontwikkelingen omdat financiële middelen ontbreken en het planinitiatief ligt tot dan voornamelijk bij de particulieren. Plannen in de negentiende eeuw zoals de ontwikkeling van de Koningshaven, Binnenhaven, Spoorweghaven en Entrepotdok worden gerealiseerd door de Rotterdamsche Handelsvereniging (RHV). Echter toen de oprichter van de RHV de gemeente met een tekort achterliet heeft de gemeenteraad besloten om de haven zelf te gaan besturen. De gemeente realiseert al gauw nieuwere en diepere havens en brengt de vaarwegen op diepte. De Rijnhaven wordt in 1895 in gebruik genomen en de Maashaven in 1901. “In de periode van 1905 tot 1923 bestaat de bijdrage van de gemeente voornamelijk uit het faciliteren van de expansie van de haven en het aanleggen van nieuwe havens” (Dicke & Zouwen, 2006). Na de ontwikkeling van de Rijnhaven en Maashaven wordt geconstateerd dat er weer ruimtegebrek is in de haven. Hierdoor worden plannen voor de Waalhaven en het Vierhavengebied gemaakt. Het duurt echter 25 jaar voordat in 1931 de Waalhaven is gerealiseerd. In dezelfde tijd worden op de noordoever ook de Vierhavens (1916) en de Merwehavens (1931) ontwikkeld. De Eemhaven is in 1946 klaar. De havens op noordoever van de Maas zijn bedoeld voor industrie- en stukgoedhavens en op de zuidoever voor het overslaan van goederen. “In de jaren dertig zijn stad en haven nog één. De haven is een bron van werk, trots en vermaak voor Rotterdammers” (Dicke & Zouwen, 2006). De groei van de haven zorgt voor een migratiestroom naar Rotterdam, waardoor de behoefte naar woonruimte en andere voorzieningen stijgt.
PAGINA 43
Er worden door de jaren heen zowel aan de noordoever als de zuidoever veel woningen bijgebouwd. Op de Heyplaat wordt zelfs een heel arbeidersdorp gebouwd. Verder kent de haven veel activiteiten voor de stadsmensen. De tijd voor de Tweede Wereld Oorlog wordt gekenmerkt door uitvindingen van nieuwe technieken en nieuwe machines, maar ook van economische tegenslag. Met de mechanisatie en de beurskrach uit 1929 en de daardoor verminderde vraag van de grootste afnemer Duitsland nemen de havenactiviteiten af en neemt de werkloosheid toe. De gemeente wordt steeds bewuster van het belang van de haven voor de stad en richt in 1932 het gemeentelijk Havenbedrijf op met als hoofddoel het strategischer en commerciëler besturen van de haven. Gedurende de Tweede Wereld Oorlog wordt de haven bezet door de Duitsers, maar de havenactiviteiten worden wel doorgezet, enerzijds onder dwang, anderzijds om de bedrijven in stand te houden en werkloosheid tegen te gaan. Echter ontkomt een groot deel van de haven uiteindelijk niet aan bombardementen en verwoesting. De tijd na de Tweede Wereld Oorlog staat in het teken van wederopbouw en herbestemming van verwoeste en verouderde havens en het ontwikkelen van nieuwe havens zoals de Botlek, Europoort en de Maasvlakte. De nieuwe havens worden ‘booming’, in 1962 wordt de Rotterdamse haven zelfs de grootste haven ter wereld. Hiermee ontstaat wel een grotere kloof tussen haven en stad, omdat de havenactiviteiten niet ten gunste zijn van het milieu en de leef kwaliteit. In 1969 presenteert het Gemeentelijk Havenbedrijf het plan 2000+, dat weer een uitbreiding van de haven betreft. Dit plan wordt door de burgers alsmede het Rijk niet goed ontvangen omdat het voornamelijk gericht is op economische baten in de regio Rotterdam, het komt dan ook niet door de gemeenteraad. De reden hiervoor is dat er te weinig rekening wordt gehouden met het landelijke beleid, het milieu en tevens met de verwachte verschuiving van de basisindustrie naar de kenniseconomie en dienstverlening. De negatieve effecten van de havenactiviteiten op het milieu en de leefbaarheid worden steeds meer zichtbaar. De burgers zoeken de publiciteit op waardoor het ‘leefklimaat’ steeds hoger op de bestuurlijke agenda’s komt. Het Rijk maakt milieuwetten en in Rotterdam wordt het DCMR opgezet om de bedrijven te toetsen aan milieueisen. Naast nieuwe havenontwikkelingen westwaarts van de stad zijn vanaf de jaren zeventig ook de oude havens in de stad een aandachtspunt van het beleid. De initiatieven liggen vooral op het herbestemmen van deze oude industriële gebieden. Zo worden de Oude Haven, de Veranda en Kop van Zuid (her)ontwikkeld tot een woon- en werkmilieu. Hierna volgt op de zuidoever de herbestemming van Katendrecht en op de noordoever de herbestemmingen van de Schiehaven, Sint-jobshaven, de Müllerpier en de Lloydpier. In het begin van de 21e eeuw brengt het Gemeentelijk Havenbedrijf het havenplan 2020 uit. Hierin worden de plannen van de Maasvlakte 2 beschreven. De plannen betreffen een nieuwe containerterminal en de verplaatsing van de deapsea container overslag uit de Waal- en Eemhaven en de Merwe-Vierhavens naar de Maasvlakte. Hierdoor zou meer ruimte in de Waal- en Eemhaven en de Merwe-Vierhavens, de zogeheten ‘stadshavens’, vrij moeten komen voor andere functies en zou deze overgangszone ‘tussen’ haven en stad her ontwikkeld kunnen worden. Anno 2013 is de laatste uitbreiding van het havenplan 2020, de Maasvlakte 2, een ontwikkeling van industrieland op zee, voor het grootste gedeelte gerealiseerd. Veel bedrijven hebben zich er reeds gevestigd. De ontwikkelingen in de stadshavens lopen daarentegen wat moeizamer, ze doen veel discussie oplaaien over de visie en ambities, kennen veel veranderingen in samenwerkingsconstructies tussen de gemeente en het Havenbedrijf en men kampt met de huidige economische situatie.
PAGINA 44
4.5 (Her)ontwikkeling Stadshavens Rotterdam In 2004 wordt het Gemeentelijk Havenbedrijf verzelfstandigd met als aandeelhouders de gemeente en (later) het Rijk. Verder wordt in hetzelfde jaar de Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam (OMSR), initiatief van de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V., opgericht met als doel gezamenlijke plannen voor de stadshavens te maken alsmede de processen rondom de nieuwe ontwikkelingen in de stadshavens beter te stroomlijnen. In december 2006 wordt het semi-zelfstandige Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam echter weer opgeheven, omdat beide grondeigenaren het heft weer in eigen handen willen nemen wat betreft de ontwikkelingen op hun gebieden. “Men was niet meer bereid om de inkomsten en uitgaven samen te delen, alsmede de risico’s samen te dragen”, aldus een bestuurder van het OMSR (Daamen, 2010). Hierna sluiten de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf op 12 juni 2007 een samenwerkingsovereenkomst en richten zij het projectbureau Stadshavens op, dat onderdeel van de bestaande organisaties is. Het projectbureau is verantwoordelijk voor de ontwikkelingen in de Rijn-Maashaven, Merwe-Vierhavens, Waal-Eemhaven en het RDM-terrein. In 2008 zet het projectbureau Stadshavens de koers uit.
“Stadshavens ontwikkelt zich tot een hoogwaardig vestigingsgebied voor wonen en werken. Daar komen niet alleen haven- en transportbedrijven op af, maar ook innovatieve bedrijven en kennisinstituten. Rotterdam profileert zich bovendien als waterkennisstad en als koploper op het gebied van duurzame energievoorziening en klimaatverandering. Daarmee trekt de stad hoogopgeleide kenniswerkers aan” (Projectbureau Stadshavens Rotterdam, 2008).
Het eerste rapportage van het projectbureau Stadshavens Rotterdam, ‘Creating on the edge’ dateert uit mei 2008. Het beschrijft een duurzame ontwikkeling van de haven en gaat in op de thema’s vernieuwing van de mainport, energietransitie, wateropgave, werkgelegenheid en knooppunt. Het rapport noemt vijf strategieën voor een duurzame ontwikkeling: re-inventing deltatechnology, volume & value, crossing border, floating communities en sustainable mobility . Naast de ambitie voor de stadshavens wordt in de eerste rapportage ook de noodzaak van de transitie van dit gebied beschreven. Zo wordt verwacht dat zonder ontwikkeling van de haven een gebrek aan ruimte komt voor nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid, veroudering van bedrijventerreinen, stilstand in de woningmarkt en bedreiging van wateroverlast. Na het rapport ‘Creating on the Edge’ volgen nog verschillende rapportages met betrekking tot de geplande ontwikkelingen. Met de vaststelling van de structuurvisie in 2011 wordt de planvorming voor de stadshavens grotendeels afgerond. In 2012 worden een aantal nieuwe uitgangspunten geformuleerd en afspraken tussen de gemeente en het Havenbedrijf gemaakt. Het projectbureau Stadshavens verandert in programmabureau Stadshavens. De uitvoeringstaken en operationele taken komen weer bij de gemeente en het Havenbedrijf te liggen, omdat deze taken verankerd liggen in deze organisaties. Het programmabureau Stadshavens krijgt een meer ondersteunende rol voor de directeuren SO/REO (Gemeente) en Port Development (HbR).
PAGINA 45
De afspraken betreffen dat op de zuidoever het Havenbedrijf de regie neemt vanwege de economische belangen en op de noordoever de gemeente vanwege de stadsbelangen. Echter komt men tot inzicht dat op de noordoever, in het Merwe-Vierhavengebied, beide organisaties belang hebben in de (her)ontwikkeling van het gebied, waarmee het vestigingsklimaat wordt versterkt. De huidige overeenkomst echter betreft voor dit gebied een minimale investering van het Havenbedrijf. Omdat de gemeente minder mogelijkheden heeft om te investeren in deze tijden wordt in 2013 de samenwerkingsovereenkomst (SOK) voor dit gebied gedeeltelijk aangepast (Programmabureau Stadshavens Rotterdam, 2013). De belangrijkste aanpassingen betreffen de rol van het Havenbedrijf in de Merwe-Vierhavens, een nieuw projectteam voor de uitvoering van de plannen en een afspraak over de investeringen en opbrengsten. Het Havenbedrijf zal zo een actievere rol in dit gebied gaan spelen, ze zullen optreden als ontwikkelaar en/of investeerder. Hierbij zullen de opbrengsten uit huur en erfpachtcanon in het Merwe-Vierhavengebied de investeringen dekken. Conclusie De afgelopen jaren hebben de stadshavens veel discussie doen oplaaien, zowel bij de gemeente en het Havenbedrijf als bij andere betrokken partijen. Mede door de crisis en de bezuinigingsmaatregelen worden de plannen veelal als te ambitieus bestempeld. Daarnaast hebben er de laatste decennia veel veranderingen plaatsgevonden in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en het Havenbedrijf. De oorzaak hiervan ligt voornamelijk in de politieke en de economische hoek. Verder is in deze tijden duidelijk dat een grootschalige transformatie van de stadshavens er niet in zit. Wat betreft de realisatie van de plannen uit de structuurvisie 2011 is op te merken dat de gemeente en het Havenbedrijf deels voor een andere aanpak kiezen. Men kijkt in de huidige economische situatie per project wat wel of niet haalbaar is. Wel probeert men de koers vast te houden die is uitgezet in de structuurvisie.
PAGINA 46
4.6 (Her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens Een stukje geschiedenis Het Vierhavengebied werd in 1921 ontwikkeld door het Gemeentelijk Havenbedrijf om aan de groeiende vraag van kaderuimte voor stukgoederen alsmede industrie te voldoen. De Kous- en Keilehaven werden ingericht voor binnenvaart schepen en de IJsselhaven en Lekhaven voor zeevaartschepen. De gemaakte plannen hielden rekening met de diepte van internationale havens en zeestraten om zo de groeiende internationale havenconcurrentie tegen te gaan. Na de realisatie van het Vierhavengebied treft de gemeente Rotterdam in 1921 regelingen met de gemeente Schiedam over een stuk grond ernaast. Dit gebied gebruikt de Gemeente Rotterdam om de Merwehavens te ontwikkelen. Dit worden de laatste havens aan de noordoever van Rotterdam. Vanaf de jaren tachtig worden de Merwe-Vierhavens geherstructureerd en bestemd voor fruit (Afbeelding 5) en groente overslag alsmede distributie. Bedrijven in andere segmenten verplaatsen zich veelal naar de andere havens binnen Rotterdam. In die tijd is er een groeiende vraag naar opslagruimte, waardoor er een aantal havens in het gebied worden gedempt om ruimte te creëren voor koelloodsen ten behoeve van opslag van producten. Mede dankzij de koelinstallaties groeit de overslag elk jaar en trekt het gebied andere bedrijven aan in de foodsector.
Afbeelding 5 Vierhavens Sappencluster (Bron: Pionieren aan de Maas, 2009)
In 1990 maakt de gemeente Rotterdam een ontwikkelplan voor dit gebied, dat nog een demping betreft om meer opslagruimte te winnen. De verwachting is dat koelcontainers steeds meer gebruikt gaan worden. In die tijd verhuist een aantal bedrijven in de foodsector naar de zuidoever, omdat de Merwe-Vierhavens niet gericht zijn op containeroverslag, maar op pallets. Eind jaren 90 van de vorige eeuw zijn in de Merwe-Vierhavens naast bedrijven ook de gemeente Rotterdam en andere maatschappelijke organisaties gevestigd. Echter begint het gebied steeds meer in verval te raken. Het aanbod in ruimte is verouderd, de ruimtelijke kwaliteit voldoet niet naar huidige standaarden van die tijd en er vinden illegale praktijken, zoals de tippelzone bij de Keileweg, plaats. Het gebied wordt gezien als ‘no go area’.
PAGINA 47
Creating on the edge (2008) In 2008 betreffen de nieuwe plannen voor de stadshavens van Rotterdam ook de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens. De visie ‘Creating on the edge’ (mei 2008) beschrijft het Merwe-Vierhavengebied als de toekomstige plek voor crossing borders, re-inventing en een floating community. De visie stelt: “In de Merwe- en Vierhavens ontstaan woon- en werkvoorzieningen gekoppeld aan de Rotterdam Climate Campus en de creatieve industrie.” Het gebied moet een plek worden voor proeftuinen voor nieuwe industrieën. De Climate Campus dient als stimulans voor nieuwe maakindustrie, wat weer nieuwe werkgelegenheid biedt in de omgeving. Daarnaast wordt ook het drijvend bouwen als kans gezien voor het Merwe-Vierhaven gebied. Restaurants, woningen en andere drijvende functies krijgen een plek in de toekomst. Synergie in het programma van verschillende gebieden is bij de herontwikkeling van de gebieden van belang. De visie beschrijft dat als bedrijven op de ene plek uitgroeien, ze door kunnen groeien naar het andere gebied binnen de stadshavens. Zo staan de RDM campus en de Merwe-Vierhavens in verbinding. Waar op de RDM campus de bedrijven starten, kunnen ze in de Merwe-Vierhavens uitgroeien. Verder wordt gesteld dat op kortere termijn de fruithavens verplaatst worden naar het Waal- Eemhavengebied om enerzijds de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens mogelijk te maken en anderzijds om het fruitcluster te vergroten en te innoveren. Daarnaast wordt ook gebied overstijgend ingezet op duurzame mobiliteit. De Merwe-Vierhavens dient een verbinding te krijgen met de RDM, er moet ingezet worden op het stimuleren van vervoersnetwerken over water. Tot slot gaat het volgens de visie om het terugbrengen van de automobiliteit in het gebied zelf en om het aanpakken van Marconiplein. (Projectbureau Stadshavens Rotterdam, 2008) Op de lange termijn willen het Havenbedrijf en de Gemeente Rotterdam in dit gebied 40 hectare delta technology realiseren en creatieve bedrijven trekken. Pionieren aan de Maas (2009) In 2009 brengt het Projectbureau Stadshavens per deelgebied een gebiedsplan uit. In het plan ‘Pionieren aan de Maas’ wordt de visie van de Merwe-Vierhavens gedetailleerder beschreven. In dit rapport wordt nadrukkelijk stilgestaan bij het milieu. Dit is een belangrijk thema bij de herontwikkeling van bedrijventerrein naar woon- en werkmilieu.
“Merwehaven-Vierhavens ontwikkelt zich tot internationale proeftuin voor innovatieve energievoorziening en watermanagement. Aanjager wordt de Climate Campus waar wetenschappers, adviseurs en ingenieursbureaus hun kennis en kunde samenbrengen. In de haven is genoeg ruimte om te experimenteren met nieuwe concepten. Ook andere pioniers, zoals kunstenaars en ondernemers in de maakindustrie voelen zich aangetrokken door het inspirerende klimaat van Merwehaven-Vierhavens en richten hier hun atelier of werkplaats in. Koplopers gaan zelfs wonen in deze ruige, stoere omgeving, bijvoorbeeld in CO2-neutrale drijvende woningen. Op termijn komt zo op en aan het water een compleet nieuw stadsdeel tot stand.” (Projectbureau Stadshavens Rotterdam, 2009)
PAGINA 48
In dit rapport wordt het gebied in drie zones verdeeld. Zo wordt invulling gegeven aan de Marconi freezone, het Keilehavengebied en het Dakpark. Op de Marconifree zone worden tijdelijke voorzieningen gepland, zoals tentoonstellingsruimten, ateliers en horeca. De Keilehaven wordt bestemd voor innovatieve bedrijvigheid en woningen. Na 2015 wordt gesproken over woningen en als alle fruitoverslag naar de Waalhaven verplaatst is over drijvend wonen.
Afbeelding 6 Ambitie Merwe-Vierhavens (bron: Pionieren aan de Maas, 2009)
Over het proces wordt gesteld dat de gemeente bereid is commitment aan te gaan met partijen die durf hebben en binnen de kaders willen ondernemen. De gemeente zoekt ook afstemming met de huidige ondernemers en andere belanghebbenden. Stadshavens Rotterdam Structuurvisie (2011) De structuurvisie uit 2011 geeft elk gebied een eigen profiel. Het profiel van de Merwe-Vierhavens is een internationale proeftuin voor innovatieve energievoorziening en watermanagement. Naast het aantrekken van Clean Tech Delta bedrijvigheid wordt ook ingezet om bedrijven in de Medical sector te trekken naar dit gebied. Er wordt ruimte gemaakt voor het samenbrengen van kennis en kunde, maar ook voor andere pioniers zoals kunstenaars, stadslandbouwers en ondernemers in de maakindustrie. Verder wordt in de structuurvisie specifiek de verbinding met de omliggende gebieden aangehaald. Voor Delfshaven kan de metamorfose van de Merwe-Vierhavens voor meer werkgelegenheid zorgen en Schiedam dient als centrum voor de bewoners van de MerweVierhavens. Het gebied biedt volgens de structuurvisie 2011 ruimte aan 4500-6500 woningen. (Programmabureau Stadshavens Rotterdam, 2011) Clean Tech, Medical Delta en Food (2013) De planvorming is met de structuurvisie in 2011 door het Projectbureau afgerond. Echter liggen de ontwikkelingen in de Merwe-Vierhavens al een lange tijd stil. Daarom wordt in 2012 in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst besloten om een betrokken projectteam op te richten ten behoeve van de ontwikkeling in de Merwe-Vierhavens. Het projectteam Merwe-Vierhavens is sinds maart 2013 in het gebied werkzaam en dient het gebied een impuls te geven.
PAGINA 49
Het projectteam Merwe-Vierhavens zet in 2013 een marktonderzoek (Stec Groep B.V., 2013) uit om de visie te herijken met het doel om te weten te komen of de eerdere ambities nog haalbaar zijn. Waar in de voorgaande visies vooral over de Clean Tech en Medical sector wordt gesproken, wordt in 2013 ook de Foodsector genoemd als kansrijk segment voor dit gebied. Het projectteam vraagt zich af of er daadwerkelijk op Clean Tech, Medical Delta alsmede de Foodsector moet worden ingezet. Daarbij noemt dit projectteam Clean Tech en woningbouw als een randvoorwaarde voor dit gebied. Dit betekent dat alle bedrijven die in het gebied voor een lange periode willen huisvesten op een duurzame manier zouden moeten ondernemen en binnen de milieucategorie 3.1 moeten passen om woningbouw op de lange termijn mogelijk maken. Rekening houdend of het te combineren is met woningbouw en passend bij de ambitie M4H wijst het marktonderzoek (Stec Groep B.V., 2013) uit dat voor dit gebied de volgende sectoren kansrijk zijn: Food (Research en Development), Medical (Life science and health), Hoogwaardige industrie, kleinschalige logistiek, dienstverlening en maritieme dienstverlening. Conclusie In 2008 worden door het projectbureau Stadshavens plannen gemaakt voor het MerweVierhavengebied. Hierbij staan woningbouw, in verbinding tot het water, en inzet op verschillende sectoren centraal. Echter worden deze plannen in de huidige tijd veelal als te ambitieus beschouwd. In het rapport ‘Pionieren aan de Maas’ wordt gesteld dat het fruitcluster zich gaat verplaatsen naar de overkant van de Maas en ruimte zal vrijmaken voor andere functies. Maar men is zich er nu van bewust dat bedrijven zich niet zomaar kunnen verplaatsen en dat hiermee grote investeringen gepaard moeten gaan. Daarnaast is door de huidige situatie binnen de woningmarkt veel discussie gaande of de MerweVierhavens wel een woningbouwlocatie moet worden. De gemeente besluit uiteindelijk wel dit gebied gereserveerd te willen houden als toekomstige woningbouwlocatie. Het projectteam Merwe-Vierhavens neemt dit mee als randvoorwaarde voor de te vestigen bedrijvigheid. Tot slot heeft het projectteam Merwe-Vierhavens middels het marktonderzoek de sectoren die aangetrokken dienen te worden volgens de visie geconcretiseerd.
PAGINA 50
5 Analyseplan 5.1
Inleiding
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens? Belangrijkste doel binnen dit onderzoek betreft een inventarisatie van de wensen van de eindgebruiker, enerzijds met betrekking tot het vestigingsklimaat (variabele 1), anderzijds met betrekking tot de (sturings)rol (variabele 2). Daarnaast heeft het projectteam M4H eveneens vragen (variabele 3) meegegeven voor de gesprekken met de ondernemers. De reacties op variabele drie worden verder niet in dit onderzoek behandeld, maar zijn apart teruggekoppeld richting het projectteam M4H. Binnen dit hoofdstuk wordt de methode van de te selecteren objecten uitgelegd, de dataverzameling en het kader beschreven voor de te analyseren data. Variabele 1: Vestigingsklimaat Welke locatiefactoren zijn bepalend voor de ondernemer?
Variabele 2: Wensen m.b.t. de (sturings)rol Welke (sturings)rollen worden gewenst door de ondernemer? (Praktijk)
Variabele 3: Aandachtspunten projectteam Inzicht krijgen in het opleidingsniveau Inzicht krijgen in de waardering van het M4H gebied. Inzicht krijgen in de groei van de zittende bedrijven en mogelijke uitbreidingswensen
5.2
Selectie objecten en dataverzameling
De vraag van de eindgebruiker wordt binnen dit onderzoek verkend op basis van een steekproef onder 13 ondernemingen. De onderzochte objecten betreffen zittende ondernemers. Daarnaast ook nieuwe initiatieven, dit zijn bedrijven die contact opnamen met het projectteam omdat ze interesse hadden te vestigen in het Merwe-Vierhavengebied. Per objectcategorie zijn een aantal objecten in samenwerking met het projectteam M4H geselecteerd die als steekproef dienden voor de eindgebruiker in het gebied. Hierbij is rekening gehouden met een verscheidenheid in grootte van de ondernemingen, alsmede verscheidenheid in bedrijfsactiviteiten. De data is door middel van een semigestructureerd interview verzameld. Semigestructureerd wil zeggen dat er een aantal vaste vragen gesteld werden en dat er tevens ruimte was voor open vragen en verdieping binnen het gesprek. Binnen het theorieonderzoek is ten behoeve van variabele 1 een lijst met locatiefactoren gevonden. Deze wordt in de interviews voorgelegd aan de objecten, waarbij de bepalende locatiefactoren zijn aangegeven. Daarnaast zijn de inzichten en voorbeelden uit de theorie omtrent de (sturings)rol gebruikt voor variabele twee, zie bijlage 1: Format interview. Deze vragen betroffen zowel open als gesloten vragen. Enerzijds open vragen om meer diepgang te krijgen in het gesprek, anderzijds gesloten vragen, om wat concrete voorbeelden omtrent de (sturings)rol in kaart te brengen. De antwoorden van de respondenten zijn digitaal in een Excelsheet verwerkt ten behoeve van de analyse, zie bijlage 2: Format invulsheet.
PAGINA 51
5.3
Data analyse
De visie voor de Merwe-Vierhavens beschrijft sectoren die men op lange termijn graag gevestigd ziet in dit gebied. Daarnaast kunnen we nog de categorieën niet-passende bedrijven onderscheiden en tijdelijk passende bedrijven. Ten behoeve van de data analyse worden binnen dit onderzoek de objecten ingedeeld in de onderstaande objectcategorieën. Dit betreft een eigen indeling vanuit de praktijkervaring. Vanuit de drie objectcategorieën worden de twee variabelen vestigingsklimaat & (sturings)rol geanalyseerd. -
Passend: onderneming past in de lange termijn visie Niet-passend: onderneming past niet in de lange termijn visie Tijdelijk passend: onderneming is vooralsnog gewenst binnen het gebied
Passend (3)
Zittende ondernemingen/ nieuwe initiatieven M4H
Steekproef (13)
Nietpassend (3)
Tijdelijk passend (7)
Figuur 15 Steekproef Merwe-Vierhavens
PAGINA 52
Analyse Variabele 1: Vestigingsklimaat Als eerst wordt per objectcategorie geanalyseerd welke locatiefactoren gewenst zijn. Voor de volledigheid is aan de objecten eerst gevraagd om aan de hand van de alomvattende lijst locatiefactoren (bijlage 1) de bepalende locatiefactoren aan te duiden. De uitkomsten die door meer dan de helft van de objecten per objectcategorie worden genoemd, worden meegenomen in de analyse. Zo wordt bijvoorbeeld de factor ‘Huur-koopprijzen’ door twee van de drie respondenten genoemd. Deze uitkomst wordt meegenomen ten behoeve van de analyse. De locatiefactoren die door 1 op de 3 respondenten worden genoemd, worden achterwege gelaten. Daarnaast is aan elk object gevraagd welke drie locatiefactoren zij als meest belangrijk achten (Tabel 1), met als doel te weten te komen waar zij het meest op letten als ze zich ergens gaan vestigen. De drie belangrijkste locatiefactoren worden per objectcategorie in onderstaande tabel verwerkt en geanalyseerd. De groene, rode en gele cirkels duiden in dit geval 1 object (ondernemer) aan. Hiermee worden respectievelijk de objecten binnen de objectcategorieën passende, niet-passend en tijdelijk passend bedoeld.
Tabel 1 Voorbeeld inventarisatie belangrijkheid locatiefactor door object (1 cirkel = 1 ondernemer)
Locatiefactor
1 Gebouw 2 Directe omgeving 3 Ligging - nabijheid
Passend
Niet-passend
Tijdelijk Passend
OOO
OOO
OOOOOOO
OOO OOO OOOOOOO
4 Ligging - bereikbaarheid 5 Sociaal economische omgeving 6 Woon- leefomgeving 7 Financieel 8 Overheid 9 Subjectief 10 Aanbodzijde
PAGINA 53
Analyse Variabele 2: (sturings)rol Bij variabele 2 wordt per objectcategorie geanalyseerd welke (sturings)rol gewenst is. Hierbij wordt het kwadrant uit de theorie van Daamen (2010) en Wicherson (2011) gebruikt. Het kwadrant noemt vier verschillende (sturings)rollen genoemd. Om de relatie te leggen tussen object en rol, wordt er per object gekeken welke type (sturings)rollen genoemd worden. Hierbij wordt een interpretatie van de genoemde (sturings)middelen gebruikt om de gewenste (sturings)rol te achterhalen. Er wordt van elke objectcategorie een aparte kwadrant gemaakt. In het kwadrant staat elk rondje voor 1 object (ondernemer), om zo een beeld te krijgen van hoeveel ondernemers een bepaalde (sturing)rol noemen (Figuur 16). Er wordt binnen dit onderzoek dus niet gekeken hoe vaak een (sturings)middel genoemd wordt, maar er wordt gefocust op hoeveel ondernemer een bepaalde rol wensen.
Figuur 16 Voorbeeld Rol-model (1 cirkel = 1 ondernemer)
PAGINA 54
Deel III: Praktijkonderzoek Deel III betreft het praktijkonderzoek, de Case Studie, waarin de wensen van de eindgebruiker geanalyseerd worden wat leidt tot conclusies en aanbevelingen richting het projectteam.
PAGINA 55
6 Case studie Merwe-Vierhavens 6.1
Inleiding
De case studie richt zich op het naast elkaar zetten van de visie van de gemeente en het Havenbedrijf en de wensen van de eindgebruiker, in dit geval de ondernemer. Het gemeenschappelijke belang van gemeente, Havenbedrijf en eindgebruiker betreft in theorie een bloeiende lokale economie. De gemeente en het Havenbedrijf hebben een visie op de algehele ontwikkeling van een gebied inclusief economie en daarbij ook een visie op de gewenste eindgebruiker. De ondernemer heeft een visie op de economische ontwikkeling van zijn onderneming en heeft daarmee samenhangende wensen rond vestigingsfactoren en wensen omtrent de (sturings)rol van de beleidsmaker. In dit praktijkonderzoek wordt eerst beschreven hoe conform de visie de segmentatie eruit ziet van zittende ondernemers in passend, niet-passend en tijdelijk passend. Vervolgens wordt ingegaan op de gebruikte segmentatie, de beperkingen ervan, en de consequenties voor de lokale economie. Tot slot worden de wensen van de ondernemer rondom het vestigingsklimaat en de wensen omtrent de rol uiteengezet.
Figuur 17 Vijf Strategieën M4H (Bron: Creating on the edge, 2008)
PAGINA 56
6.2
Eindgebruiker: passend, niet-passend, tijdelijk passend
Visie & segmentatie In de visies ‘Creating on the Edge’(2008), ‘Pionieren aan de Maas’ (2009), ‘Stadshavens Structuurvisie Rotterdam’ (2011) wordt geschreven over het aantrekken van Clean Tech en Med Tech bedrijven in het Merwe-Vierhavengebied. Verder wordt in de visie ‘Pionieren aan de Maas’ (2009) voor de Merwe-Vierhavens specifiek, de Technische maakindustrie als gewenste sector genoemd. “Pioniers en kleine bedrijven starten op de RDM campus en vinden onder andere in Merwe-Vierhavens de ruimte om door te groeien” (Projectbureau Stadshavens Rotterdam, 2009). Ook wordt buiten deze visies door de beleidsmakers de Foodsector als kansrijk bestempeld. Daarnaast wordt Woningbouw als belangrijk onderdeel van de ambitie voor het MerweVierhavengebied gezien. De gemeente Rotterdam wil in de toekomst woningbouw mogelijk maken in dit gebied. Het wordt door de gemeente als de laatste uitbreidingsmogelijkheid van het centrum aan de noordoever van de Maas gezien.
Afbeelding 7 Wonen/Stedelijke economie (Bron: Pionieren aan de Maas, 2009)
De bovengenoemde doelstellingen worden in 2013 aan het projectteam M4H meegegeven. Het projectteam herijkt de voorgaande visies voor de Merwe-Vierhavens om de ‘gewenste’ segmenten nogmaals te evalueren. Hierbij geeft het projectteam M4H ‘Clean Tech’ als randvoorwaarde mee voor het uit te voeren marktonderzoek, dit in tegenstelling tot de eerdere visies, waarbij Clean Tech als aparte sector wordt genoemd. Daarnaast wordt ook Woningbouw als randvoorwaarde meegegeven voor het onderzoek naar ‘gewenste’ sectoren voor het Merwe-Vierhavengebied. Volgens het marktonderzoek (Stec Groep B.V., 2013) moet gericht worden op de sectoren: Food (Research en Development), Medical (Life science and health), hoogwaardige industrie, kleinschalige logistiek, dienstverlening en maritieme dienstverlening. Deze zijn kansrijk en passen bij de genoemde randvoorwaarden die het projectteam M4H geeft meegegeven.
PAGINA 57
Wat opvalt is dat de segmentatie genoemd in de visies ‘Creating on the Edge’ (2008), ‘Pionieren aan de Maas’ (2009), ‘Structuurvisie Stadshavens’ (2011) anders is dan de gebruikelijke segmentatie van de Standaard Bedrijfsindeling van economische activiteiten die wordt gebruikt door verschillende instellingen om de economische ontwikkelingen in cijfers weer te geven. Daarbij is op te merken dat de gebruikte segmenten in de visies breder te definiëren zijn dan de SBI codering en daarmee vrijer voor interpretatie. Bij het toetsen van nieuwe initiateven, die binnenkomen bij het projectteam, ontstaat frequent de discussie welke bedrijven wel en niet passend zijn. Wat bedoelt men met Clean Tech, Med Tech en de Foodsector? Een concreet voorbeeld uit de praktijk zijn de logistieke bedrijven in het fruitcluster. Vallen bedrijven die fruit opslaan en overslaan onder de gewenste sector Food of bedoelt men hier ander soort bedrijvigheid mee? Hiermee wordt geconstateerd dat de gebruikte segmentatie in de visies over de Merwe-Vierhavens, ‘Creating on the Edge’ (2008), ‘Pionieren aan de Maas’ (2009), ‘Structuurvisie Stadshavens’ (2011) onduidelijkheid schept in de praktijk. Echter geeft het marktonderzoek (Stec Groep B.V., 2013), dat is uitgevoerd ten behoeve van de herijking van de visies, scherpere definities, en toont het referentiemateriaal van de kansrijke sectoren. Dit geeft een ietwat duidelijker beeld van wat de beleidsmakers als passend zien voor dit gebied en bevordert de uitvoering van de toetsing van initiatieven door het projectteam M4H. Maar het is daarentegen wel op te merken dat de randvoorwaarde Woningbouw en de genoemde sectoren niet altijd samen gaan. Zo is bijvoorbeeld de sector Food (Research & Development) niet altijd te combineren met woningbouw. Hierbinnen vallen namelijk ook bedrijven met een hoge milieucategorie, die dus niet samengaan met Woningbouw. Geconstateerd kan worden dat bedrijvigheid zich niet in scherp afgebakende hokjes laat plaatsen. De milieucategorie van bedrijvigheid dient dus altijd getoetst te worden, mits zoals in dit geval Woningbouw de randvoorwaarde vormt. Daarnaast wordt globaal gezien opgemerkt dat de ‘passendheid’ gebaseerd wordt op een visie voor dit gebied in samenhang met marktonderzoek naar kansrijke trends en ontwikkelingen. Hoewel de visie voor een hoogwaardig woon- en werkmilieu nu vastligt, blijven trends aan verandering onderhevig. Wat daarbij opvalt is dat de randvoorwaarde Woningbouw grote consequenties met zich meeneemt. Omdat het als randvoorwaarde meegenomen is in het marktonderzoek, worden kansrijke sectoren voor dit gebied in het eindbeeld uitgesloten. Terwijl wel de vraag blijft bestaan of in de huidige situatie binnen de woningmarkt er überhaupt een woningvraag is in dit gebied. Hieruit kan worden de geconcludeerd dat het houden van de optie Woningbouw in een gebied beperkingen voor de lokale economie met zich meebrengt. Tot slot schept de randvoorwaarde ‘Clean Tech’ onduidelijkheden. Een voorbeeld uit de praktijk betreft het bepalen of een bedrijf wel of niet ‘Clean Tech’ is, waarbij de vraag luidde: ‘Is een bedrijf dat tien zonnepanelen op hun daken plaatst wel of niet Clean Tech?’ Hieruit kan worden geconstateerd dat deze randvoorwaarde onduidelijkheden met zich mee brengt. Passende bedrijven Van de dertien geïnterviewde bedrijven worden er 3 als ‘passend’ gekenmerkt door het projectteam M4H. Echter de grens en gehanteerde definities blijven onderhevig aan subjectiviteit. Een voorbeeld betreft een zittend bedrijf in de Merwe-Vierhavens. Dit bedrijf is hier al jaren gevestigd en is bekend in heel Nederland. Volgens het projectteam M4H past dit in de categorie Food. Echter gekeken naar de kernactiviteit, dan betreft dit voornamelijk een logistieke activiteit. Geconstateerd kan worden dat ook andere zaken meespelen behalve de bedrijfsactiviteit.
PAGINA 58
Niet-passend Niet-passende ondernemingen betreffen sectoren die niet aansluiten op de lange termijn visie voor dit gebied. Dit betreft volgens het marktonderzoek de sectoren Handel en logistiek en Stedelijke economie. Hierbij wordt in het marktonderzoek de volgende definitie voor ‘stedelijke economie’ gegeven: “Voornamelijk bedrijven uit het modern gemengde segment (reparatie, installatie, bouw en handel) die hun producten en diensten in de directe omgeving afzetten” (Stec Groep B.V., 2013). Hierin is vooral de integratie met hoogwaardig woonmilieu een issue. Hoewel ongewenst in relatie met een hoogwaardig woonmilieu, wordt in het marktonderzoek wel voldoende vraag geconstateerd voor deze sectoren. Ook wordt in het marktonderzoek genoemd dat de overige zes sectoren in theorie voldoende marktvraag bieden om het gebied te vullen, maar in de praktijk vanwege de concurrentie van andere locaties niet voldoende potentie hebben om de Merwe-Vierhavens volledig uit te geven. Hieruit kan worden geconstateerd dat de visie niet direct gepaard gaat met de marktvraag. En dat de randvoorwaarde van Woningbouw hierin leidend is. Tijdelijk passend Tijdelijke initiatieven zijn initiatieven die leegstand tegengaan, voor reuring zorgen en in de QuickScan scoren op een van de thema’s uit de ambities voor dit gebied. Echter zijn dit niet de eindgebruikers volgens de visie, omdat zij niet binnen de genoemde sectoren vallen en niet voldoen aan de randvoorwaarde ‘Clean Tech’. Van de geïnterviewde ondernemers vallen 7 bedrijven onder tijdelijk passend. Echter is het de vraag wat tijdelijk precies inhoudt? Eén van de geïnterviewde kwam 25 jaar geleden in dit gebied als tijdelijke invulling in een oud havenpand om leegstand te voorkomen. De organisatie zit nog steeds in dit gebied en wil het liefst in het gebied blijven. “Kunstenaars worden vaak gebruikt voor placemaking, maar krijgen daarna geen plek in dit gebied”, aldus een ondernemer. Hieruit blijkt dat tijdelijkheid lastig te definiëren is. Daarnaast blijkt ook dat bedrijven als ze ergens vestigen niet snel op zoek zijn naar andere locaties om hun bedrijfsvoering te verplaatsen. Deelconclusie De visie voor de stadshavens en Merwe-Vierhavens gebruikt niet de Standaard Bedrijfsindeling die voor de statistische onderzoeken wordt gebruikt. De termen die in de visie worden gebruikt zijn veelal abstracter en scheppen onduidelijkheid, omdat ze verschillend kunnen worden geïnterpreteerd. Het formuleren van scherpere definities van sectoren zorgt voor meer duidelijkheid bij het toetsen van initiatieven door het projectteam M4H. Echter laten bedrijven zich niet in hokjes plaatsen. Het is dan ook frequent onduidelijk welke bedrijven kunnen worden gerekend tot passend, niet-passend en tijdelijk passend. Hiervoor is meer kennis van de bedrijven zelf nodig. De meest duidelijke toetsingsvorm is of een bedrijf past bij woningbouw of niet. Hierbij spelen milieueisen een belangrijke rol. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat het behouden van de optie Woningbouw in dit gebied beperkingen voor de lokale economie met zich meebrengt, omdat het kansrijke sectoren uitsluit. Echter betreft deze keuze van de gemeente een breder maatschappelijk debat van woningbouwlocaties binnen het stedelijk centrum, en niet alleen de lokale economie. Tot slot kan worden geconstateerd dat ‘Clean Tech’ als randvoorwaarde niet is gedefinieerd.
PAGINA 59
6.3 Proces: Projectteam M4H & ondernemers Nieuwe initiatieven Het projectteam M4H maakt van alle nieuwe initiatieven een Quick scan (Bijlage 3) met behulp van de spelregels M4H. Dit document toetst een initiatief op duurzame meerwaarde (sociaalculturele waard creatie economische waard creatie en fysieke waard creatie) en aan enkele randvoorwaarden op financiële, milieu en fysieke aspecten. Elk initiatief wordt in het kernteam besproken en beoordeeld. Hierbij wordt ook DCMR betrokken, om aan de voorkant vast te stellen wat voor beperkingen het initiatief op de omgeving kan hebben of de omgeving op het initiatief. Het projectteam bepaalt hierna of het initiatief passend, niet passend of tijdelijk passend is voor dit gebied. Of een initiatief wenselijk is, en hoe lang de gewenste contractuele looptijd is, hangt af van hoe hoog het scoort op bovengenoemde aspecten. Als het initiatief als passend wordt beoordeeld dan wordt het een project en dan wordt de haalbaarheid ervan getoetst. Wanneer de haalbaarheidsfase afgelopen is gaat men over naar de uitvoeringsfase. Als het initiatief niet-passend is, dan wordt het afgewezen. Deze initiatieven worden niet verder behandeld. Uit praktijkervaring bij het projectteam M4H valt op dat veel nieuwe initiatieven niet goed scoren binnen het toetsingskader, de QuickScan. Zo worden bedrijven bijvoorbeeld getoetst op economische waard creatie (Figuur 18). Dit betreft bijvoorbeeld innovaties op verschillende Clean Tech Delta thema’s. Echter voldoen weinig bedrijven hieraan en aan de andere eisen in de QuickScan. Dit betekent dat veel bedrijvigheid niet in het eindbeeld van de beleidsmakers past, en daarom veelal als ‘tijdelijk’ wordt bestempeld. Geconstateerd kan worden dat veel bedrijvigheid niet voldoet aan de volgens de visie passende eindgebruiker.
Figuur 18 Voorbeeld QuickScan M4H
Zittende ondernemers De zittende ondernemers worden door het projectteam op verschillende manieren betrokken bij de ontwikkelingen in het Merwe-Vierhavengebied. Het gaat er volgens Akkers om, om het zoeken naar verschillende sturingsmogelijkheden, naast het investeren. “Er worden ondernemers in het gebied geïnterviewd om hun wensen te weten te komen, ronde tafels, zoals de Keiletafel georganiseerd, informatie over de plannen gedeeld, linkedIn groepen ingezet”, vertelt Akkers. Daarbij komen ondernemers zelf soms met plannen, waarbij de deur van het projectteam altijd open staat voor een gesprek. Het gaat volgens Akkers om een interactieve samenwerking, dus niet alleen zenden, maar vooral meer verbinden.
PAGINA 60
Uit de gesprekken kan worden opgemerkt dat niet alle ondernemers open staan voor een samenwerking en dat niet alle gesprekken eenvoudig verlopen. Er is een spanningsveld tussen wat de zittende ondernemers willen en wat de gemeente en het Havenbedrijf willen. Niet alle ondernemers zijn volgens de visie passend en juichen dan ook niet de ontwikkelingen binnen het Merwe-Vierhavengebied toe. Uit de interviews blijkt dat men graag in het gebied wil blijven ondernemen en anders hoopt te worden uitgekocht. Bij niet-passende ondernemingen wordt het contract niet meer verlengd. Maar er wordt wel door het projectteam M4H gekeken naar het huidige contract en de dynamiek ervan. Als een bedrijf wat langer wil blijven om zo een investering eruit te halen, dan wordt hier door het projectteam, mits het geen andere ontwikkeling in de weg zit, flexibel mee omgegaan. Tot slot kan geconstateerd worden dat er spanningsveld is tussen de wens van de gemeente en het Havenbedrijf en de ondernemers. De ondernemers willen graag op deze locatie blijven ondernemer.
6.4 Relatie visie – lokale economie 6.4.1
Branches en werkgelegenheid
Merwe-Vierhavens ten opzichte van Rotterdam Als eerst plaatsen we het aantal bedrijven en de werkzame personen in bredere context van de gemeente Rotterdam. Binnen dit gebied zijn 170 bedrijven gevestigd (bijlage 5) met bijna 5000 werkzame personen (bijlage 5), dit tegenover 25.846 bedrijven binnen de gemeente Rotterdam, met 293.716 werkzame personen (Gemeente Rotterdam, 2014). Wat opvalt is dat in het Merwe-Vierhaven gebied van 2012 tot 2013 een lichte stijging in het aantal bedrijven en het aantal werkzame personen is waar te nemen (Bijlage 7&8). Dit in tegenstelling tot de gemeente Rotterdam, waar een daling van 2011 tot 2013 is te constateren met een vermindering van ongeveer 2000 bedrijven (bijlage 9) en 8000 werkzame personen (bijlage 10). Het Merwe-Vierhavengebied lijkt dus een aantrekkelijk vestigingsklimaat te hebben voor bedrijvigheid in de gemeente Rotterdam. Daarnaast is er sinds 2012 een toename in de segmenten Groot- en detailhandel, Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening, Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening, Cultuur, Sport en recreatie. Geconstateerd kan worden dat de toename van bedrijven zowel bedrijven in de passende categorie betreft als niet-passende. Merwe-Vierhavens in cijfers Binnen dit onderzoek is gepoogd om de cijfers van het Merwe-Vierhavengebied (www.rotterdamincijfers.nl) onder te verdelen in de categorisaties passend, niet-passend en tijdelijk passend aan de hand van de visie en de ervaringen binnen het projectteam. Hiermee wordt een indicatie gegeven van wat de visie voor consequenties heeft voor de werkgelegenheid. Als we de cijfers uit Bijlage 5 optellen, dan komen we op een getal van 99 bedrijven in de segmenten Industrie, Bouwnijverheid, Groot- en detailhandel en Vervoer en opslag in de M4H gevestigd. Volgens de cijfers bieden deze bedrijven werkgelegenheid aan 2400 mensen. Dit is ongeveer de helft van het totale aantal werknemers in dit gebied.
PAGINA 61
De passende bedrijven en tijdelijke passende zijn niet te onderscheiden zonder bedrijfsspecifieke kennis. Dit hebben we hier samen genomen als de rest van de bedrijvigheid. Deze bedrijven bieden ongeveer even veel werkgelegenheid als de niet-passende bedrijven. Echter wat opvalt bij de geïnterviewde bedrijven is dat bedrijven die als passend worden gezien tevens werkzaamheden verrichten in de segmenten Bouwnijverheid, Industrie en Winning en Distributie van en handel in elektriciteit. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de Standaard Bedrijfsindeling ook niet alle kerntaken van een bedrijf weergeeft. Echter geeft de SBI voor veel bedrijven wel de goede kerntaak weer en kan hiermee wel een globaal beeld van de situatie in de Merwe-Vierhavens worden gegeven. Tot slot kan worden geconstateerd dat de helft van de bedrijvigheid binnen het MerweVierhavengebied kan worden aangeduid als niet-passend. Deelconclusie Het Merwe-Vierhavengebied heeft ten opzichte van het gemiddelde een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijvigheid in de gemeente Rotterdam. Waar stads breed een daling is te constateren in bedrijvigheid en werkgelegenheid, is in het Merwe-Vierhaven gebied een lichte stijging geweest. In de huidige situatie zijn in het gebied 170 bedrijven gevestigd en werken er ongeveer 5000 mensen. Als ingezoomd wordt op de branches in het gebied, dan lijkt meer dan de helft van de bedrijven volgens de visie niet-passend in de Merwe-Vierhavens. De bedrijven die niet in de visie passen bieden werkgelegenheid aan 2400 mensen. Dit is bijna de helft van de werkzame personen in dit gebied. Met een daling van 8000 werkzame personen in de gemeente Rotterdam, is dit ook voor de stad Rotterdam relatief een groot getal.
6.5 Relatie visie - Wens vestigingsklimaat Binnen deze paragraaf wordt onderzocht welke locatiefactoren de passende, niet-passende en tijdelijk passende ondernemingen belangrijk vinden. Welke factoren zijn voor de gewenste ondernemers bepalend om in dit gebied te vestigen/blijven? Hierbij wordt eerst gekeken naar de 10 hoofdcategorieën locatiefactoren. Vervolgens wordt verder ingezoomd per hoofdcategorie naar harde en zachte locatiefactoren. Hierbij worden de locatiefactoren in de analyse meegenomen, wanneer de meerderheid dit per objectcategorie als bepalend heeft aangeduid. Hoofdcategorieën locatiefactoren: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Gebouw Directe omgeving Ligging – nabijheid Ligging – bereikbaarheid Sociaal economische omgeving Woon-leefomgeving Financieel Overheid Subjectief Aanbodzijde
PAGINA 62
6.5.1
Passend
In dit onderzoek worden 3 ondernemingen als passend gekenmerkt. Per onderneming is gevraagd om binnen de 10 hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven welke van de 99 specifieke locatiefactoren zij van belang achten. Vervolgens is gevraagd een top 3 meest bepalende hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven. Tabel 2 Inventarisatie locatiefactoren Passende ondernemingen
Locatiefactor
Passend OOO
1 Gebouw
O
2 Directe omgeving
OO
3 Ligging - nabijheid
O
4 Ligging - bereikbaarheid
OO
5 Sociaal economische omgeving 6 Woon- leefomgeving 7 Financieel
OOO
8 Overheid
O
9 Subjectief 10 Aanbodzijde In de analyse wordt een locatiefactor meegenomen wanneer de meerderheid van de ondernemingen deze locatiefactor belangrijk vinden. In dit geval is dit dus 2 van de 3 ondernemingen. Passende ondernemingen vinden onderstaande hoofdcategorieën en subcategorieën locatiefactoren bepalend: 2. Directe omgeving (2/3) Veiligheid (3/3) 4. Ligging – bereikbaarheid (2/3) Bereikbaarheid OV (3/3) Bereikbaarheid auto (2/3) 7. Financieel (3/3) Huur-koopprijzen (2/3) Aanwezigheid investeerder (2/3) Opvallend is dat alle 3 de ondernemingen Financieel in de top 3 opnemen, waarbij niet alleen huur-koopprijzen genoemd worden maar ook de Investeringsbereidheid. Naar verwachting is Ligging-Bereikbaarheid een bepalende locatiefactor. Opvallend is wel dat alle 3 de ondernemingen de bereikbaarheid per OV belangrijk vinden. Deze passende ondernemingen hebben een toekomst in dit gebied. Echter opvallend is dat zij binnen de hoofdcategorie Directe omgeving de subcategorie Aantrekkelijkheid/levendigheid minder belangrijk achten dan de Veiligheid. Met Veiligheid wordt dan de veiligheid voor hun medewerkers genoemd. Eén ondernemer acht “toewerken naar parkmanagement voor veiligheid en een goed functionerende omgeving’’, als van belang.
PAGINA 63
Verder worden onderstaande subcategorieën locatiefactoren als belangrijk bestempeld, maar plaatst men de hoofdcategorie niet in de top 3: 1. Gebouw Bruto-nettovloer oppervlak (3/3) Uitbreidingsmogelijkheden (2/3) Bouwvorm (2/3) Architectuur (2/3) Aanpasbaarheid ruimten (2/3) Parkeergelegenheid (2/3) Faciliteiten automatisering (2/3) 8. Overheid Mogelijkheid direct overheidsingrijpen (2/3) Algemeen beschouwend wordt geconstateerd dat de harde locatiefactoren als meest bepalend beschouwd kunnen worden. Als zachte locatiefactor wordt alleen de architectuur van het gebouw genoemd. Daarnaast werd verwacht dat sociaal economische factoren en de woon- en leefomgeving ook als bepalend zouden worden aangeduid, omdat dit soort bedrijven hier voor de lange termijn vestigen, echter werd dit niet bij de meerderheid genoemd. De resultaten hebben de volgende mogelijke oorzaken: Dat harde locatiefactoren als meest bepalend worden beschouwd komt waarschijnlijk door de bedrijfsvoering en specifieke bedrijfsactiviteit van deze ondernemingen. Relatief gezien hebben deze bedrijven veel werknemers wat het belang van Veiligheid en Bereikbaarheid verklaart. Bereikbaarheid is ook een issue vanwege een tevens aanwezige kerntaak in de vorm van Vervoer en opslag. Verder zijn ze gewenst in het gebied vanuit de visie en willen ze ook graag blijven, wat verklaart dat ze de Huur-koopprijzen en Investeringsbereidheid belangrijk vinden. Daarnaast hebben ze een positief perspectief op de ontwikkeling van de afzetmarkt en verwachten ze verdere groei, wat verklaart dat ze zaken rondom de categorie Gebouw als belangrijk noemen. Sociaal economische factoren en de woon- en leefomgeving worden niet vaak genoemd. De oorzaak hiervoor is niet geheel helder. Een mogelijke verklaring is dat de afzetmarkt van deze ondernemingen niet de directe binnenstedelijke omgeving betreft, wat maakt dat de band met de directe omgeving minimaal is.
PAGINA 64
6.5.2 Niet-passend In dit onderzoek worden 3 ondernemingen als niet-passend gekenmerkt. Per onderneming is gevraagd om binnen de 10 hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven welke van de 99 specifieke locatiefactoren zij van belang achten. Vervolgens is gevraagd een top 3 meest bepalende hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven. Tabel 3 Inventarisatie locatiefactoren Niet-Passende ondernemingen
Locatiefactor
Niet-passend OOO
1 Gebouw
OOO
2 Directe omgeving 3 Ligging - nabijheid
O
4 Ligging - bereikbaarheid
OO
5 Sociaal economische omgeving 6 Woon- leefomgeving 7 Financieel
OOO
8 Overheid 9 Subjectief 10 Aanbodzijde
In de analyse wordt een locatiefactor meegenomen wanneer de meerderheid van de ondernemingen deze locatiefactor belangrijk vinden. In dit geval is dit dus 2 van de 3 ondernemingen. Niet-passende ondernemingen vinden onderstaande hoofdcategorieën en subcategorieën locatiefactoren bepalend: 1. Gebouw (3/3) Bruto-nettovloer oppervlak (3/3) Interne verkeersstructuur (2/3) Laad- en los mogelijkheden (3/3) Klimaatbeheersing (3/3) 4. Ligging – bereikbaarheid (2/3) Bereikbaarheid OV lokaal (3/3) Bereikbaarheid auto (3/3) Bereikbaarheid trein (2/3) Bereikbaarheid overig (2/3) 7. Financieel (3/3) Huur-koopprijzen (3/3) Looptijd huurcontract (3/3) Loonkosten (2/3) Heffingen op bereikbaarheid (2/3)
PAGINA 65
Naar verwachting zijn Gebouw en Ligging-Bereikbaarheid bepalende locatiefactoren. Opvallend is dat alle 3 de ondernemingen Financieel in de top 3 opnemen, waarbij niet alleen huurkoopprijzen genoemd worden maar ook de looptijd van contracten, loonkosten en heffingen op bereikbaarheid. Verder worden onderstaande subcategorieën locatiefactoren als belangrijk bestempeld, maar plaatst men de hoofdcategorie niet in de top 3: 1. Directe omgeving Veiligheid (2/3) 3. Ligging – nabijheid Nabijheid kernfunctie (2/3) Nabijheid zakelijke en ondersteunende dienstverlenende bedrijven (2/3) 5. Sociaaleconomische omgeving Mentaliteit bevolking (2/3) 10. Aanbodzijde Aanbod (ruimte) dat aansluit op de wensen en eisen van de toekomstige eindgebruiker (2/3) Verder is Veiligheid vooral een subjectief beeld van de organisatie en wordt vooral van belang geacht ten behoeve van de werknemers. Opvallend is dat uit de interviews blijkt dat de nabijheid van vaarwater niet direct noodzakelijk is. Algemeen beschouwend wordt geconstateerd dat de harde locatiefactoren als meest bepalend beschouwd kunnen worden. Als zachte locatiefactor wordt alleen de mentaliteit van de bevolking genoemd. Niet-passende ondernemingen worstelen ook met de lengte van hun huurcontracten en mogelijke investeringen. Door onzekerheden over de huurcontract lengte zijn investeringen lastig. “We moeten nu een besluit nemen over de investering, als we tot 2025 kunnen blijven, dan zouden we misschien nog wel een miljoen willen investeren”, stelt een ondernemer. De resultaten hebben de volgende mogelijke oorzaken: Dat harde locatiefactoren als meest bepalend worden beschouwd komt waarschijnlijk door de bedrijfsvoering en specifieke bedrijfsactiviteit van deze ondernemingen. Deze ondernemingen zitten in de ‘Vervoer en Opslag’ sector, wat de wensen en eisen verklaart voor het Gebouw en de Bereikbaarheid in het algemeen. Daarnaast valt op dat de zachte locatiefactor Mentaliteit van de bevolking vooral als belangrijk genoemd wordt. Een verklaring hiervoor is dat twee van de drie ondernemingen havenbedrijven zijn, waar de ‘Rotterdamse’ arbeidersmentaliteit volgens de ondernemers erg gewenst is.
PAGINA 66
6.5.3
Tijdelijk passend
In dit onderzoek worden 7 ondernemingen als tijdelijk passend gekenmerkt. Per onderneming is gevraagd om binnen de 10 hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven welke van de 99 specifieke locatiefactoren zij van belang achten. Vervolgens is gevraagd een top 3 meest bepalende hoofdcategorieën locatiefactoren aan te geven. Tabel 4 Inventarisatie locatiefactoren Tijdelijk Passende ondernemingen
Locatiefactor
Tijdelijk Passend OOOOOOO
1 Gebouw
OOOO
2 Directe omgeving
OO
3 Ligging - nabijheid
OOO
4 Ligging - bereikbaarheid
OOO
5 Sociaal economische omgeving 6 Woon- leefomgeving
OO
7 Financieel
OOOOO
8 Overheid 9 Subjectief
O
10 Aanbodzijde
O
In de analyse wordt een locatiefactor meegenomen wanneer de meerderheid van de ondernemingen deze locatiefactor belangrijk vinden. In dit geval is dit dus 4 van de 7 ondernemingen. Tijdelijk-passende ondernemingen vinden onderstaande hoofdcategorieën en subcategorieën locatiefactoren bepalend: 1. Gebouw (4/7) Bruto-nettovloer oppervlak (6/7) Bouwvorm (5/7) Architectuur (4/7) Parkeergelegenheid (5/7) Toegankelijkheid microniveau (4/7) 7. Financieel (5/7) Huur-koopprijzen (7/7) Looptijd huurcontract (7/7) Naar verwachting vinden tijdelijk passende bedrijven onder Financieel, Huur-koopprijzen alsmede Looptijd huurcontract bepalende locatiefactoren. Opvallend is dat Ligging-Bereikbaarheid, Ligging-Nabijheid en meerderheid in de top 3 beland zijn.
afzetmarkt niet voor de
PAGINA 67
Verder worden onderstaande subcategorieën locatiefactoren als belangrijk bestempeld, maar plaatst men de hoofdcategorie niet in de top 3: 1. Directe omgeving Aantrekkelijkheid verblijfsgebied/levendigheid omgeving (4/7) 4. Ligging – bereikbaarheid Bereikbaarheid OV lokaal (6/7) Bereikbaarheid auto (5/7) Bereikbaarheid overig (4/7) Algemeen beschouwend wordt geconstateerd dat de harde locatiefactoren als meest bepalend beschouwd kunnen worden. Als zachte locatiefactoren worden architectuur van het Gebouw en de Aantrekkelijkheid van de omgeving genoemd. De resultaten hebben de volgende mogelijke oorzaken: Dat harde locatiefactoren als meest bepalend worden beschouwd komt waarschijnlijk door de bedrijfsactiviteit van deze ondernemingen. In categorisatie tijdelijk passend vallen voornamelijk bedrijven binnen het segment ‘Cultuur, sport en recreatie’, wat de wensen onder hoofdcategorie Financieel verklaart. Daarnaast wordt bereikbaarheid niet in de top 3 geplaatst, maar is het wel door de meerderheid als bepalend aangeduid. Voor dit soort bedrijven is het van belang dat klanten hun bedrijf makkelijk kunnen bereiken. Verder vindt ook een aantal respondenten zachte locatiefactoren zoals architectuur en aantrekkelijkheid omgeving belangrijk. Dit kan teruggeleid worden naar de bedrijfsvoering. Sommige vinden het belangrijk om in een gaaf pand of gave omgeving te zitten. De wens van een ondernemer betreft dan ook om de uitstraling van de Rotterdamse haven te behouden. “Dit is de kracht van dit gebied”, aldus een ondernemer. De hoofdcategorie Financieel wordt als bepalend aangeduid. “We willen een lagere huurprijs”, vertelt een ondernemer die hier wil vestigen. De lagere huurprijs kan worden teruggeleid naar de bedrijfsactiviteit. De ondernemers in de Creatieve sector zijn vaak afhankelijk van subsidie of hebben wisselende inkomsten. Hierdoor willen ze de vaste lasten laag houden. De Looptijd huurcontract kan ook worden teruggeleid naar de bedrijfsactiviteit. Een te lange huurtijd is voor sommige ondernemers niet gewenst, omdat het onzeker is hoe hun bedrijf gaat lopen in de toekomst. Een ondernemer stelt dat hij een contract voor 14 maanden heeft afgesloten. “Als dit voor 5 jaar was geweest, hadden ze het niet gedaan”, aldus de ondernemer. Een te korte looptijd is echter ook ongewenst omdat ze veelal moeten investeren in het pand. Voor deze sectoren is flexibiliteit van belang.
PAGINA 68
6.5.4 Verschillen/overeenkomsten Niet-passende bedrijven en tijdelijk passende geïnterviewde bedrijven vallen voornamelijk binnen twee segmenten, respectievelijk Vervoer en opslag en Cultuur, sport en recreatie. De passende bedrijven betreffen drie verschillende soorten bedrijfsactiviteiten. Bijna elke respondent vindt de Netto-bruto vloeroppervlak, Bereikbaarheid OV en auto, Huur/koopprijzen en Looptijd huurcontract een bepalende locatiefactor. Daarnaast vinden nog 8 van de 13 respondenten Bouwvorm, Parkeergelegenheid en Veiligheid van belang. Wat opvalt is dat vestigingsfactoren die door bijna elke respondent worden genoemd voornamelijk harde locatiefactoren zijn. De verschillen tussen passend, niet-passend en tijdelijk passend liggen in de vestigingsfactoren Looptijd contract. Niet-passende bedrijven willen vooral voor een lange periode in een gebied gevestigd zijn om hun investering eruit te halen. Bij tijdelijk passende bedrijven is flexibiliteit belangrijk. Sommige willen een korte looptijd, andere juist wat langere omdat ze meer investeren. Daarnaast is ook het verschil dat bij passende bedrijven de locatiefactor Investeringsbereidheid (hoofdcategorie Financieel) door de meerderheid wordt genoemd, dit in tegenstelling tot nietpassende en tijdelijk passende ondernemingen. Verder worden bij passend en tijdelijk passend de zachte locatiefactoren van de Architectuur en de omgeving genoemd. Bij de niet-passende bedrijven gaat het om de zachte locatiefactoren van de Mentaliteit van de bevolking van Rotterdam.
PAGINA 69
6.6 Relatie Visie – Wens rol
6.6.1
Passend
Wanneer we de antwoorden van de respondenten analyseren, representeren onderstaande woorden/begrippen de kernbehoefte. Duidelijkheid Twee van de drie ondernemers noemen duidelijkheid. Ze willen een duidelijk aanspreekpunt en een duidelijke doorkijk waar het gebied naartoe gaat. “Een eindbeeld en duidelijke spelregels zijn belangrijk voor investeerders en gebruikers”, stelt de ondernemer. Deze onderneming is al een langere tijd in onderhandeling om zich hier te vestigen, maar doet dit (nog) niet omdat de gemeente geen duidelijk eindbeeld kan geven en de ondernemer daardoor niet weet waar hij aan toe is. Dit kan worden teruggeleid naar de onzekerheid waarin de gemeente Rotterdam zich verkeerde na de crisis. Door de financiële situatie wist men binnen de gemeente niet wat er met dit gebied zou gaan gebeuren. Daarbij wisselden ook aanspreekpunten voor dit gebied. Bij sommige bedrijven zijn een aantal mensen vanuit de gemeente en Havenbedrijf langs geweest. Bij andere is er jaren niemand geweest om in gesprek te gaan. Daadkracht Ook wordt het ontbreken van daadkracht de afgelopen jaren bij de gemeente genoemd. “Dit zie je wel verbeteren. Er is nu een duidelijk aanspreekteam“, aldus de ondernemer. Een verklaring hiervoor kan zijn dat er de afgelopen jaren geen uitvoerend projectteam in dit gebied is geweest. Het is dan lastiger om plannen door te voeren. In gesprek met de bedrijven Ook wordt het bestemmingsplan versoepelen en in gesprek gaan over de lange ontwikkelingen genoemd. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de ondernemers niet weten waar ze aan toe zijn. Uit een interview met een passende ondernemer komt naar voren dat de gemeente Rotterdam een besluit heeft genomen zonder de ondernemer vooraf in te lichten. Zo heeft de gemeente een aantal panden in het gebied als een beeldbepalend object verklaard. Dit houdt in dat ze op de lange termijn monumenten kunnen worden, met als gevolg dat de ondernemer het pand niet mag slopen. Het pand is echter in hele slechte staat en de ondernemer wil hier nieuwbouw voor terug. “Als we het bestaande niet kunnen slopen en daarvoor in de plaats iets nieuws kunnen bouwen gaan we weg”, aldus de ondernemer. Deelconclusie In de gesprekken met de passende ondernemers wordt voornamelijk duidelijkheid genoemd. Daarnaast zijn ook daadkracht en in gesprek gaan met de bedrijven over de ontwikkelingen een wens van de passende ondernemers. Een verklaring dat de ondernemers dit wensen van het projectteam kan zijn dat er de afgelopen jaren weinig sturing in dit gebied is geweest. Binnen de gemeente was het ook niet helemaal duidelijk of de plannen voor dit gebied door zouden gaan. Daarnaast zijn er ook wat mensen gewisseld binnen de gemeente, wat ook gevolgen heeft voor de communicatie en informatieverschaffing naar buiten toe. Dit met als gevolg dat ondernemers niet wisten waar het heen gaat met het gebied en wie hun aanspreekpunt is.
PAGINA 70
Interpretatie wensen rol Wensen vanuit de eindgebruiker worden vertaald naar wensen op strategisch niveau betreffende de rol. Als we de rolbehoefte plaatsen in het kwadrant van Figuur 19, ontstaat het onderstaande beeld. Het beeld laat zien dat 2 van de 3 passende ondernemers willen dat de overheid een visionaire of kennis delende rol inneemt. De passende ondernemers wensen dat ze een duidelijkheid krijgen en dat er daadkracht wordt getoond, dit houdt in dat zij een actieve en indirecte vorm van sturing wensen. Daarnaast wensen ze ook dat het projectteam informatie verschaft en in gesprek gaat over de ontwikkeling, dit is een reactieve en indirecte vorm van sturing om stedelijke gebiedsontwikkeling op gang te brengen.
Figuur 19 Wens passende bedrijven omtrent rol
PAGINA 71
6.6.2 Niet-passend Onduidelijk beleid Twee van de drie ondernemers vinden dat de gemeente en het Havenbedrijf onduidelijk beleid voeren. Hierdoor konden de bedrijven al jaren geen investeringen doen. In het verleden is met hun gesproken over een onteigeningscenario, maar na de crisis was de uitkoop niet meer mogelijk. Een ondernemer stelt dat zij geen toekomstplannen voor hun bedrijf heeft kunnen maken omdat ze niet wisten waar het heen zou gaan met het gebied. “We moeten nu een besluit nemen over de investering, als we langer zouden kunnen blijven, dan zouden we misschien nog wel een miljoen willen investeren.” De andere respondent stelt: “Zoveel onduidelijkheid is storend voor de ondernemers en een beperkende factor voor de ontwikkeling van de onderneming.” Deze ondernemer wil duidelijkheid. Volgens hem waren er de afgelopen jaren te veel wisselende plannen. Hieruit kunnen we herleiden dat de ondernemers niet tevreden zijn met de communicatie van het Havenbedrijf en Gemeente. Aan de ene kant kon hun weinig duidelijkheid gegeven worden waar het heen ging met gebied. Een ondernemer stelt dat zij na dit onteigeningsscenario ook niet meer in gesprek zijn gegaan. Aan de andere kant zit hier ook wat oud zeer, omdat de uitkoop toentertijd niet doorging, waardoor de ondernemers ook een negatiever beeld hebben. Bij het derde bedrijf wat ook binnen de categorie niet-passend valt, kwam het niet ter sprake dat er een onduidelijk beleid wordt gevoerd. Dit betreft echter een belangrijke maatschappelijke functie, dat door het Havenbedrijf alsmede door de gemeente is gesubsidieerd. Dit kan een verklaring zijn dat de ondernemer niet negatief over het beleid van de twee actoren spreekt. Subsidie/regelingen Twee van de drie ondernemers wil dat het projectteam subsidies verschaft of regelingen treft. De ene ondernemer noemt een ‘oprotpremie’ en de andere wil subsidie voor hun kantoor. Dat de subsidies en regelingen van belang worden gezien, kan teruggeleid worden naar de bedrijfsvoering. De eerste ondernemer wil het liefst uitgekocht worden, omdat hij weet dat hij niet in het gebied kan blijven door de lange termijn visie. Als hij uitgekocht zou worden zou hij wellicht zijn bedrijf kunnen verplaatsen. De andere onderneming betreft een belangrijke maatschappelijke functie voor Rotterdam, waarbij het financiële aspect erg belangrijk is. Waar hij gevestigd is, is voor deze ondernemer minder belangrijk. Informatie verschaffen/mogelijkheden aanreiken Daarnaast noemt ook twee van de drie ondernemers als wens richting het projectteam informatie verschaffen. Dit kan worden verklaard door de bedrijfsvoering. Een ondernemer zou graag meer willen weten over mogelijke samenwerking met opleidingen. Een andere ondernemer zou andere vestigingsmogelijkheden aangereikt willen krijgen. Deelconclusie: interpretatie wensen rol Uit de interviews blijkt dat 2 van de 3 niet passende bedrijven ontevreden zijn over de communicatie met de gemeente en het Havenbedrijf. Een ondernemer is wel tevreden, maar dit kan teruggeleid worden naar zijn maatschappelijke functie. De andere twee vinden dat de gemeente en het Havenbedrijf een onduidelijk beleid voeren. Een verklaring voor de negatieve houding kan zijn dat er wat oud zeer zit, doordat ze al ver waren in de onderhandelingen voor een onteigeningsscenario, maar dit mede door de crisis niet door ging. Daarnaast heeft het Havenbedrijf ook weinig zekerheid aan deze ondernemers de laatste jaren kunnen geven over de ontwikkelingen binnen de Merwe-Vierhavens.
PAGINA 72
Niet passende ondernemers willen zekerheid zodat ze hun bedrijfsstrategie hierop aan kunnen passen. Echter zouden deze ondernemers wel het contract dat er al ligt als vorm van zekerheid kunnen zien. Interpretatie wensen rol Wensen vanuit de eindgebruiker worden vertaald naar wensen op strategisch niveau betreffende de rol. Als we de rolbehoefte plaatsen in het kwadrant, ontstaat het onderstaande beeld. Het beeld laat zien dat alle niet-passende ondernemers willen dat er een kennis delende rol ingenomen wordt; Ze willen voornamelijk dat het projectteam informatie verschaft en expertise deelt. Dit houdt een reactieve en indirecte vorm van sturing in. Daarnaast wensen 2 van de 3 ondernemingen een visionaire en ondernemende rol. Dit houdt in dat ze zowel een indirecte vorm als directe vorm van sturing wensen. De directe vorm van sturing betreft materiele middelen en de indirecte en actieve vorm van sturen een eindbeeld, daadkracht en zekerheid.
Figuur 20 Wens niet-passende bedrijven omtrent rol
PAGINA 73
6.6.3 Tijdelijk passend Informatie verschaffen/mogelijkheden aanreikt Vijf van de zeven tijdelijk passende bedrijven wensen dat het projectteam informatie verschaft/mogelijkheden aanreikt. Zo wordt informatie over de ontwikkeling van het gebied genoemd. Het aandragen van mogelijke huisvestigingsplaatsen: “De gemeente kan de leuke plekjes die vrijkomen vertellen bij de keiletafel”. De ‘Keiletafel’ betreft een ondernemers bijeenkomst die wordt gefaciliteerd door het projectteam M4H. Ook wordt het in contact brengen met andere partijen genoemd: “Via de Keiletafel (ondernemerstafel) 1x per drie maanden is erg nuttig”, vertelt een ondernemer. “De ondernemers zelf willen het wel faciliteren, als de gemeente ze maar bij elkaar brengt, omdat zij alle contactgegevens hebben”, aldus de ondernemer. Dit kan worden teruggeleid naar het segment waarin de meeste tijdelijke ondernemers vallen, namelijk Cultuur, Sport en Recreatie. De ondernemers binnen deze sector willen graag weten wat voor mogelijkheden er binnen handbereik liggen, omdat afhankelijk zijn van de lokale afzetmarkt. Ruimtelijke kwaliteit De meerderheid van de tijdelijk passende bedrijven heeft wensen met betrekking tot het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Zo wordt het aanleggen van een watersteiger, oplaadpunten voor elektrische auto’s, openbare ruimte verbeteren, parkeergelegenheid verbeteren, en de omgeving aantrekkelijker maken genoemd door de tijdelijk passende bedrijven. Deze verschillende wensen kunnen worden teruggeleid naar de bedrijfsactiviteit en het eigen belang. Dit soort ondernemers zijn veelal naar buiten gericht, de omgeving dient als visite kaartje voor hun bedrijf. Het is dus in eigen belang, dat hier een herontwikkeling plaatsvindt. Daarnaast noemen deze ondernemingen die aspecten van het gebied die een prioriteit voor hun bedrijf hebben om te worden verbeterd. Alhoewel voor sommige ondernemers dit ook kan betekenen dat zij beperkt worden in hun bedrijfsvoering, zien ze toch hier meer de voordelen van. Overig Naast informatie verschaffen/mogelijkheden aanreiken en de ruimtelijke kwaliteit verbeteren werden verder ook andere wensen door de tijdelijk passende bedrijven genoemd. “Stadsontwikkeling Rotterdam was vroeger de trekker van de creatieve sector. Nu is er vanuit de gemeente een beleid gekomen voor marktconforme prijzen. Dit werkt de creatieve sector tegen. De private sector heeft dit nu wel overgenomen door de creatieve sector lagere huur te bieden.” Daarnaast wordt ook genoemd dat de gemeente hun expertise deelt. Met name over de bouwinspectie. “We moeten voldoen aan permanente eisen maar we zitten er tijdelijk.” Een andere tijdelijke ondernemer vindt de expertise ten aanzien van de bouwvergunning goed. Er wordt wel de kanttekening geplaatst dat het afhangt van de betrokken persoon vanuit de gemeente. Tenslotte wordt ook van het projectteam gewenst dat ze niet vraagt om een businessplan. Op de Marconistrip is een stuk grond ‘om niet’ uitgegeven. Een groep ondernemers zijn voor dit braakliggende terrein een plan aan het maken. De gemeente stuurt hierbij. Echter vindt een ondernemer dat de gemeente zich er soms teveel mee bemoeit. “Laat de ondernemers het daar zelf uitzoeken”, aldus de ondernemer. Wat hier opvalt is dat de bedrijven zowel een positieve als negatieve ervaring met de gemeente of het Havenbedrijf hebben. Elke onderneming heeft andere wensen en ervaringen met de gemeente alsmede het Havenbedrijf en een andere band. Sommige tijdelijke bedrijven zijn gewenster dan andere, waardoor de gemeente of het Havenbedrijf er meer energie in steekt.
PAGINA 74
Daarnaast zijn sommige ondernemers veel meer zelf op zoek naar het contact met de gemeente en het Havenbedrijf, terwijl andere verwachten dat zij naar hun toe komen. Deelconclusie: interpretatie wensen rol Uit de gesprekken met de tijdelijk passende ondernemers blijkt dat de meesten het belangrijk vinden dat het projectteam hun informatie verschaft/mogelijkheden aanreikt. Het verschilt per onderneming wat ze wensen. Zo noemt één onderneming dat ze over de ontwikkelingen willen worden geïnformeerd en een andere ondernemer vindt het belangrijk dat ze leuke plekken die vrijkomen snel te horen krijgen. Daarnaast noemt de meerderheid van de ondernemers het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Ook hier worden verschillende aspecten van de ruimtelijke kwaliteit genoemd. Dit heeft voornamelijk met de specifieke bedrijfsvoering te maken, wat van belang is voor de onderneming zelf ziet de ondernemer als van belang om informatie over te krijgen en als prioriteit om aan te pakken in dit gebied. Verder kunnen we ook stellen dat de tijdelijk passende ondernemingen verschillende ervaringen hebben met de gemeente en het Havenbedrijf. Sommige zijn positief gesteld anderen vinden weer dat er teveel bemoeienis is of geen daadkracht. Eén ondernemer kaart aan dat het er aan ligt welke persoon binnen de organisatie de ondernemer te woord staat. Interpretatie wensen rol Wensen vanuit de eindgebruiker worden vertaald naar wensen op strategisch niveau betreffende de rol. Als we de rolbehoefte plaatsen in het kwadrant, ontstaat het onderstaande beeld. Als we de rolbehoefte in het onderstaande kwadrant plaatsen, ontstaat het onderstaande beeld. Het beeld laat zien dat de meeste tijdelijk passende ondernemers een ondernemende en kennis delende rol. Ze wensen dat er materiele middelen worden ingezet, dit past bij een reactieve en directe vorm van sturing. Ook wensen ze ook dat het projectteam hun informatie verschaft of expertise deelt, dit past bij een reactieve indirecte vorm van sturing. Daarnaast wensen 4 van de 7 ondernemers ook dat het projectteam een visionaire rol inneemt, dit is een actieve en indirecte vorm van sturing.
Figuur 21 Wens tijdelijk passende bedrijven omtrent rol
PAGINA 75
6.6.4 Overeenkomsten en verschillen Alle drie categorieën wensen een visionaire en kennis delende rol. Verder wensen alle drie de categorieën een beperkte plannende rol. Terwijl in het algemeen overheden vaak geneigd zijn juist deze rol te benadrukken. Daarnaast wensen tijdelijk passende bedrijven, in tegenstelling tot passende en niet-passende bedrijven, vaker een ondernemende rol. Ook zien we overeenkomsten en verschillen bij de gewenste sturingsvorm. Passende en nietpassende bedrijven wensen vaker een indirecte sturing, zowel actief als reactief. Terwijl tijdelijk passende bedrijven vaker een reactieve sturing, zowel direct als indirect, wensen. Dit kan verklaard worden aan de bedrijfsvoering. Passende en niet passende bedrijven zijn bedrijven met toekomstplannen voor de lange termijn, terwijl de toekomst van tijdelijk passende bedrijven minder zeker is.
PAGINA 76
7 Conclusies 7.1
Inleiding
De centrale vraag binnen dit onderzoek is: Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens? Onderstaande deelvragen zijn opgesteld om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Wat zijn de wensen van de eindgebruiker omtrent het vestigingsklimaat? Wat beïnvloedt de locatiekeuze van ondernemers en welke locatiefactoren kunnen worden gedefinieerd? (Theorie) Welke locatiefactoren zijn bepalend voor de ondernemer? (Praktijk) Wat zijn de wensen van de eindgebruiker omtrent de (sturings)rol? Welke (sturings)rollen kunnen worden gedefinieerd? En welke middelen horen hierbij? (Theorie) Welke rollen worden gewenst door de ondernemer? (Praktijk) Welk advies kan gegeven worden richting het projectteam Merwe-Vierhavens over de gewenste (sturings)rol? Wat is de visie van voor de (her)ontwikkeling van het Merwe-Vierhavengebied? Welk advies kan omtrent mogelijke aanscherping worden gegeven? (Analyse) Welk advies kan worden gegeven over de belangrijke locatiefactoren voor gewenste eindgebruikers? (Analyse) Welk advies kan worden gegeven omtrent de rol richting eindgebruikers (Analyse) In het vorige hoofdstuk zijn de wensen van de eindgebruiker wat betreft de locatiefactoren en gewenste (sturings)rol alsmede de visie voor de (her)ontwikkeling geanalyseerd. In de volgende paragrafen worden de conclusies met betrekking tot deze onderwerpen uiteengezet. Eerst wordt ingegaan op de algemene visie voor het Merwe-Vierhavengebied, de uitvoerbaarheid ervan en de consequenties voor de lokale economie. Daarna worden de wensen van de ondernemer rondom het vestigingsklimaat uiteengezet en de wensen omtrent de (sturings)rol. Als laatste wordt een algemene conclusie gegeven rondom een passende rol en wordt de in het begin gemaakte hypothese getoetst.
PAGINA 77
7.2 Visie (her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens Welke bedrijven zijn volgens de visie passend, niet-passend en tijdelijk passend, hoe uitvoerbaar is de visie en wat zijn de consequenties hiervan voor de lokale economie?
De visie noemt de sectoren Food (Research en Development), Medical (Life science and health), hoogwaardige industrie, kleinschalige logistiek, dienstverlening en maritieme dienstverlening. met als randvoorwaarde Clean Tech en Woningbouw als passend. Bedrijven die hier niet binnen vallen worden gekarakteriseerd als niet-passend. Daarnaast worden bedrijven die nu voor reuring zorgen in het gebied en het voorkomen van leegstand, als tijdelijk passend gezien, echter zijn ze op de lange termijn niet de gewenste eindgebriuker. Geconcludeerd wordt dat de categorisering van bedrijven naar passend, niet-passend en tijdelijk passend, niet helder, transparant en duidelijk is. Dit is het gevolg van de volgende aspecten: De segmentatie, zoals beschreven in de visie, laat zich breed definiëren en is daarmee vrij voor interpretatie. Ook sluit de segmentatie niet aan op de SBI, waardoor er tevens onduidelijkheden ontstaan. Men heeft frequent verschillende associaties bij de genoemde termen. Ondernemingen hebben daarnaast soms meer dan één bedrijfsactiviteit, waardoor ze zich niet laten onderverdelen in passend, niet-passend en tijdelijk passend. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat scherpere definities van sectoren voor meer duidelijkheid zorgen bij het toetsen van initiatieven door het projectteam M4H. En dat milieucategorie een duidelijk toetsingskader vormt. De visie beschrijft de ambitie om een hoogwaardig woon- en werkmilieu in het gebied te creëren. Daarmee wordt bedrijvigheid die zich laat combineren met Woningbouw als passend bestempeld. Echter binnen de genoemde sectoren kan bedrijvigheid vallen die wel milieubeperkingen met zich meebrengt en dus lastig is te combineren met Woningbouw. Verder sluit Woningbouw kansrijke sectoren uit voor dit gebied en heeft daarmee beperkingen voor de lokale economie. In de huidige situatie blijkt daarbij een beperkte vraag naar Woningbouw. Keuzes voor bedrijvigheid in relatie tot woningbouw zijn dan moeilijk te beargumenteren. Echter betreft dit wel een bredere maatschappelijke discussie omtrent woningbouwlocaties binnen het stedelijk gebied en niet alleen een economisch vraagstuk. Verder is de definitie van ‘tijdelijk passende’ bedrijven niet helder afgebakend. Tijdelijk gevestigde bedrijven, die vervolgens goed lopen hebben vaak de wens om ook langer te blijven en in hun locatie te investeren. Deze bedrijven hebben dan een toegevoegde waarde voor het gebied. Het is dan lastig om ze vervolgens als niet-passend te bestempelen. Tijdelijkheid is tevens lastig te definiëren omdat de totale (her)ontwikkeling zich moeilijk laat voorspellen en geen heldere einddatum heeft. Binnen de visie worden ambities gesteld rond innovatie en wordt de randvoorwaarde Clean Tech meegegeven. In de Merwe-Vierhavens blijken de ambities echter te hoog gegrepen. Veel nieuwe initiatieven worden dan ook als tijdelijk of niet-passend beschouwd. De ambitie heeft wel tot gevolg dat ondernemers creatief worden en mogelijkheden zoeken om toch als passend bestempeld te worden.
PAGINA 78
De visie creëert tevens een spanningsveld tussen de zittende ondernemers, het Havenbedrijf en de gemeente. Zittende ondernemers verkeren in onzekerheid omtrent hun passendheid, wat de relatie bemoeilijkt met het Havenbedrijf en gemeente.
“De crisis drukt op de Rotterdamse economie. Er is dit jaar nog wel een groeiverwachting van 0,25 tot 0,75 procent met een kwart tot driekwart procent, maar de werkgelegenheid is eind 2014 naar verwachting 0,8 procent lager dan begin 2012, toen de werkgelegenheid al met 1,3 procent afnam. (Hulst, 2014)
Daarnaast hebben we de visie in de context van de lokale economie geplaatst. Hierbij komt naar voren dat de bedrijven die volgens de visie niet in dit gebied zouden passen, werkgelegenheid bieden aan 2400 mensen. Dit is de helft van de werkzame personen in het gebied. Als deze bedrijven hier weggaan, dan zou dit in sociaaleconomische zin niet gunstig zijn voor de stad. Deze bedrijven zitten vaak in de Vervoer en Opslag, wat volgens marktonderzoek wel een kansrijke sector is voor de regio Rotterdam in het algemeen. Tevens wordt geconstateerd dat er afgelopen twee jaar een daling is in de werkgelegenheid in de stad Rotterdam, ook Hulst (2014) beaamt dit. Wanneer de visie voor de Merwe-Vierhavens goedlopende bedrijven met groeipotentie als nietpassend bestempelt, is dit Rotterdam-breed moeilijk te verdedigen! Tot slot wordt geconcludeerd dat er vanuit de gemeente onvoldoende richtlijnen zijn voor nazorg van afgekeurde nieuwe initiatieven. Zo worden nieuwe initiatieven, die niet binnen de MerweVierhavens passen, afgewezen, zonder dat een alternatieve locatie wordt aangedragen. Voor zittende havenbedrijven die niet in het gebied meer passen wordt vanuit het Havenbedrijf wel gekeken naar andere vestigingsplaatsen. Maar wat betreft nazorg vanuit het Havenbedrijf voor de havenbedrijven waar het contract niet van wordt verlengd, wil het Havenbedrijf het liefst dat ze hun activiteiten op een moderne manier op een andere plek uitvoeren. Dit heeft als gevolg dat deze ondernemingen niet alleen moeten ‘verhuizen’ maar ook moeten innoveren en investeren. Het Havenbedrijf focust met name op het eigen economisch belang en kijkt minder naar maatschappelijke baten als bijvoorbeeld werkgelegenheid.
7.3
Locatiefactoren
Wat zijn de wensen van de eindgebruiker omtrent het vestigingsklimaat?
De wensen van de passende bedrijven betreffen voornamelijk harde locatiefactoren. Tegen verwachting in worden zachte locatiefactoren minder vaak genoemd. De oorzaak hiervan lijkt direct gerelateerd aan de bedrijfsactiviteit en bedrijfsvoering van deze ondernemingen. Daarnaast hebben passende bedrijven toekomst in het gebied en vinden dan ook de factor Investeringsbereidheid (Financieel) van belang. De niet-passende bedrijven noemen vooral harde locatiefactoren als bepalend. Oorzaak hiervan kan de bedrijfsactiviteit (Vervoer en Opslag) betreffen. Deze ondernemingen hebben vaak wel groeipotentie en vinden het moeilijk om lange termijn investeringen te plannen, daar zij als nietpassend zijn bestempeld. Hier wordt wel vaak een zachte locatiefactor genoemd, namelijk de Mentaliteit van de bevolking. Deze bedrijven voelen zich thuis in de Havenstad Rotterdam en vinden Rotterdam vanwege gespecialiseerd havenpersoneel een goede vestigingsplaats.
PAGINA 79
Bij tijdelijk passende ondernemers wordt vooral het financiële aspect van belang gevonden, omdat de financiële middelen binnen deze sectoren schaars zijn. Tevens hebben dit soort bedrijven een beperktere en minder robuuste afzetmarkt. Daarnaast wordt flexibiliteit in de looptijd van het huurcontract gewenst. Zachte locatiefactoren worden niet vaak genoemd. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat bijna elke respondent vooral harde locatiefactoren belangrijk vindt. De verschillende segmenten hebben verschillende eisen rond looptijd contracten. Verder valt op dat bijna iedereen veel waarde hecht aan het verbeteren van de veiligheid in het gebied.
7.4 Passende rol Wat wensen de ondernemers omtrent de (sturings)rol?
Binnen het theorieonderzoek zijn vier (sturings)rollen gevonden die de gemeentelijke organisatie kan innemen in stedelijke gebiedsontwikkeling. Zo wordt een plannende rol genoemd, hieronder versta ik een harde (sturings)rol waarbij bindende instrumentaria kan worden ingezet, zoals contracten en bestemmingsplannen. Daarnaast noemt Wicherson (2011) de ondernemende rol. Deze rol betreft vooral inzet van financiële middelen en wordt naar mijns inziens gebruikt als een harde (sturings)rol door de overheid. Verder wordt de Visionaire rol genoemd. Hieronder versta ik zachtere vorm van sturing waarbij middelen worden ingezet die minder bindend zijn dan de plannende rol. Hierbij kan gedacht worden aan inzet van visies. Verder wordt binnen dit onderzoek de term ‘kennis delende’ rol gebruikt voor de reactieve, indirecte vorm van sturing. Hieronder versta ik meer een zachte vorm van sturing. Echter wat opvalt bij de vertaling van de wensen naar de verschillende rollen, is dat sommige wensen zich niet makkelijk laten categoriseren. Passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat passende ondernemingen vooral een indirecte vorm van sturing wensen, zowel actief als reactief. Dit betreft in het gebruikte model (naar Wicherson, 2011) een visionaire en kennis delende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent duidelijkheid, daadkracht, informatie verschaffen, duidelijk aanspreekpunt en in gesprek gaan met. Niet-passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat niet-passende ondernemingen vooral een indirecte reactieve vorm van sturing wensen. Dit betreft een kennis delende rol, wat wil zeggen dat ondernemers zaken als informatie verschaffen, kennis delen, alternatieve mogelijkheden aanreiken, wensen Daarnaast wordt tevens waarde gehecht aan een indirecte actieve vorm van sturing. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent duidelijkheid en daadkracht. Dit betreft een visionaire rol. Verder blijkt tijdens de gesprekken dat ondernemers subsidies en financiële regelingen wensen. Dit past bij een directe reactieve vorm van sturing. Dit betreft een ondernemende rol.
PAGINA 80
Tijdelijk passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat tijdelijk passende ondernemingen vooral een directe reactieve vorm van sturing wensen. Dit betreft een ondernemende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent ruimtelijke kwaliteit en financiële aspecten. Deze ondernemingen zijn voor hun bedrijfsactiviteiten namelijk gebaat bij een aantrekkelijke omgeving. Daarnaast wordt tevens waarde gehecht aan een indirecte reactieve vorm van sturing. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent informatie verschaffen, kennis delen, alternatieve mogelijkheden aanreiken en een duidelijk aanspreekpunt. Dit betreft een kennis delende rol. Tot slot zijn er wensen omtrent een indirecte actieve vorm van sturing. Dit betreft een visionaire rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent zekerheid bestemmingsplan. Algemene beschouwing Alle drie categorieën wensen een visionaire en kennis delende rol. Geconstateerd wordt dat er afgelopen jaren veel discussie heeft plaatsgevonden rond het eindbeeld. Hierdoor is ook te weinig gecommuniceerd naar de eindgebruiker. Alle drie categorieën wensen een beperkte plannende rol. Dit is opvallend omdat overheden in het algemeen vaak geneigd zijn deze rol te benadrukken. Op basis van de gespreken constateer ik dat ondernemers zich vooral bezig houden met de eigen bedrijfsvoering en hier weinig bemoeienis in willen en dat ze een sterk plannende rol als beperkend ervaren.
7.5
Algemene conclusie: Naar een passende rol in de ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens
Welke (sturings)rol sluit aan op de vraag van de eindgebruiker in de (her)ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens?
Enerzijds hebben de ondernemers wensen omtrent het vestigingsklimaat anderzijds omtrent de (sturings)rol. Algemeen beschouwend ten aanzien van de wensen omtrent locatiefactoren en (sturings)rol valt het volgende op: Locatiefactoren die door bij bijna elke respondent worden genoemd betreffen voornamelijk harde locatiefactoren, zoals Bereikbaarheid, Gebouw, Financieel. Opvallend hierin is als we een relatie leggen tussen de locatiefactoren en de sturingsrollen, dat de belangrijke harde locatiefactoren gebaat zijn bij een plannende en ondernemende rol van de overheid. Echter wijzen de resultaten op basis van de wensen omtrent de rol uit dat de meeste ondernemers een visionaire of kennisdelende rol willen. Dit betekent minder harde en bindende sturing. Geconcludeerd kan worden dat enerzijds ondernemers dus zo min mogelijk bemoeienis van de overheid willen als het aankomt op hun bedrijfsvoering, maar anderzijds willen ze wel degelijk dat de overheid zorg draagt voor maatschappelijke voorzieningen en hierbij een plannende of ondernemende rol inneemt. Op basis van de uitkomsten van de Case Studie wordt geconcludeerd dat de hypothese: ‘De ondernemer wil dat de overheid zowel een actieve als reactieve rol inneemt, als directe en indirecte vorm van sturing inneemt!’, wordt bevestigd.
PAGINA 81
8 Aanbevelingen 8.1
Inleiding
Een van de doelstellingen van dit onderzoek is een advies geven richting het projectteam omtrent de visie, de belangrijke locatiefactoren voor de gewenste eindgebruikers en de gewenste sturingsrol. Dit hoofdstuk beschrijft de aanbevelingen gerelateerd aan de conclusies uit hoofdstuk 7. In de paragrafen hieronder worden de aanbevelingen uitgewerkt.
8.2 Visie (her)ontwikkeling Merwe-Vierhavens Geconcludeerd wordt dat de categorisatie van bedrijven naar passend, niet-passend en tijdelijk passend, niet helder, transparant en duidelijk is. Aanbevolen wordt om de genoemde sectoren te specificeren en om onduidelijkheden, zowel intern, als extern, te voorkomen. Tevens is belangrijk om te beschrijven hoe omgegaan wordt met ondernemingen die meerdere kernbedrijfsactiviteiten hebben. Ook wordt geconcludeerd dat tijdelijkheid niet duidelijk is gedefinieerd. Aanbevolen wordt om zowel intern als extern helder te definiëren waarom een bedrijfsactiviteit als tijdelijk wordt gezien. Tevens kan het niet zo zijn dat een bedrijf dat als tijdelijk wordt gedefinieerd hier al 2o jaar zit. Dus ook de tijdsperiode bij tijdelijkheid dient helder omschreven te worden. Geconcludeerd wordt dat Clean Tech als randvoorwaarde wordt meegegeven, echter is de term niet helder genoeg gedefinieerd en is ook de mate waarin een bedrijf Clean Tech zou moeten zijn niet SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgeboden) is geformuleerd. Onder deze term wordt zowel innovatie als duurzaamheid ondergebracht. Aanbevolen wordt om deze elementen te splitsen en specifieker te definiëren. Geconcludeerd wordt er dat ondernemingen zijn die volgens de visie als passend beschouwd kunnen worden maar dat desondanks een conflict kan ontstaan met de visie voor een hoogwaardig woonmilieu. Als een hoogwaardig woonmilieu de ambitie blijft, wordt aanbevolen dit aspect als randvoorwaarde te bestempelen. Hiermee wordt ook aanbevolen om nieuwe initiatieven eerst aan deze randvoorwaarde te toetsen en vervolgens aan de mate van innovatie en duurzaamheid. Daarbij wordt aanbevolen de huidige QuickScan te herzien en aan te scherpen. De visie is mede gebaseerd op marktonderzoek naar trends en ontwikkelingen. Aanbevolen wordt de randvoorwaarden helder te specificeren (bijvoorbeeld woningbouw of milieu) en de overige eisen flexibel te houden. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat niet passende bedrijven veel werkgelegenheid bieden, zowel binnen het gebied als op stadsniveau. Dit, terwijl er op stadsniveau een daling is in het aantal bedrijven en de werkgelegenheid. Deels betreft dit de logistieke sector, waar tevens groeipotentie wordt geconstateerd. Aanbevolen wordt om zorgvuldig op stadsniveau een afweging te maken wat betreft visie versus werkgelegenheid. Wil men Woningbouw toch als optie houden als gevolg van bredere maatschappelijke wensen, wordt binnen dit onderzoek aanbevolen om dit soort bedrijvigheid wel ergens anders in Rotterdam een plek te geven. Tot slot wordt geconcludeerd dat er vanuit de gemeente onvoldoende richtlijnen zijn voor nazorg bij het afkeuren van nieuwe initiatieven. Er worden geen opties meegegeven waar elders binnen de stad of regio gevestigd zou kunnen worden. Aanbevolen wordt om vanuit de gemeente de nazorg verder uit te kristalliseren en ondernemingen over de mogelijkheden regio-breed te adviseren.
PAGINA 82
8.3 Locatiefactoren De wensen van de passende bedrijven betreffen voornamelijk harde locatiefactoren. De Bereikbaarheid tot de grenzen van het gebied wordt als goed gewaardeerd. Mogelijke verbetering op hogere schaal betreft de bereikbaarheid over water. Binnen het gebied zelf kan de bereikbaarheid per voet, fiets en OV verbeterd worden. Voor wat betreft de locatiefactor Gebouw, wensen passende ondernemers uitbreidingsmogelijkheden. Aanbevolen wordt hier samen met de ondernemers naar mogelijkheden te kijken. Verder wordt de Investeringsbereidheid als belangrijke factor aangeduid. Aanbevolen wordt dat ondernemers door de gemeente, het Havenbedrijf of het projectteam M4H in contact worden gebracht met potentiele investeerders en beleggers. In het algemeen wordt aanbevolen de genoemde locatiefactoren door de passende bedrijven aandacht te geven om nieuwe initiatieven aan te trekken. Aandachtspunt is dat, door het bestempelen van ondernemingen als passend, de onderhandelingspositie van deze passende ondernemingen gunstiger wordt. Zij kunnen daardoor veel meer eisen van de lokale overheid. De niet-passende bedrijven noemen naar verwachting vooral harde locatiefactoren als belangrijk. Hierbij gaat het om locatiefactoren gerelateerd aan Gebouw, Bereikbaarheid en Financieel. Omdat deze bedrijven belangrijk zijn voor de lokale economie wordt aanbevolen om de voor hun belangrijke locatiefactoren op andere vestigingsplaatsen te waarborgen. Geconcludeerd kan worden dat tijdelijk passende bedrijven de locatiefactoren Gebouw en Financieel het meest bepalend vinden. Aanbevolen wordt om flexibel te zijn wat betreft de huurcontracten voor deze bedrijven en de investeringen die zij moeten doen mee te nemen in de afweging. Tevens wordt ook hier aanbevolen om het aanbod in de M4H in kaart te brengen, zodat sneller de vraag omtrent Gebouw met het huidige aanbod te kunnen matchen. Algemeen wordt geconcludeerd dat bijna iedereen veel waarde hecht aan het verbeteren van de veiligheid in het gebied. Echter is de Veiligheid in dit gebied onvoldoende, blijkt uit de cijfers van de gemeente Rotterdam (2014). Aanbevolen wordt om de veiligheid in dit gebied te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door de verkeersveiligheid te verbeteren, uitstraling van het gebied te verbeteren en meer blauw op straat.
8.4 Passende rol Passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat passende ondernemingen vooral een indirecte vorm van sturing wensen, dit zowel actief als reactief. Dit betreft een visionaire en kennis delende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent duidelijkheid, daadkracht, informatie verschaffen, duidelijk aanspreekpunt en in gesprek gaan met. Om invulling te geven aan de visionaire rol wordt aanbevolen daadkracht en commitment te tonen voor het geschetste eindbeeld. Het aanwezig zijn van het projectteam wordt als positief beschouwd als het gaat om commitment voor het eindbeeld. Het in stand houden van het projectteam wordt dan ook aanbevolen. Om invulling te geven aan de kennis delende rol wordt aanbevolen een duidelijk aanspreekpunt te communiceren, in de vorm van het projectteam. Verder wordt aanbevolen om relevante informatie te verschaffen via reguliere gezamenlijke bijeenkomsten en vaker één op één in gesprek te gaan.
PAGINA 83
Niet-passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat niet-passende ondernemingen vooral een indirecte reactieve vorm van sturing wensen. Dit betreft een kennis delende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent informatie verschaffen, kennis delen, alternatieve mogelijkheden aanreiken. Om invulling te geven aan de kennis delende rol wordt aanbevolen een aanspreekpunt te hebben, in de vorm van het projectteam. Verder wordt aanbevolen om relevante informatie te verschaffen via reguliere gezamenlijke bijeenkomsten en vaker één op één in gesprek te gaan. Daarnaast wordt tevens waarde gehecht aan een indirecte actieve vorm van sturing. Dit betreft een visionaire rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent duidelijkheid en daadkracht. Om invulling te geven aan de visionaire rol wordt aanbevolen daadkracht en commitment te tonen voor het geschetste eindbeeld. Verder blijkt ook een directe reactieve vorm van sturing gewenst. Dit betreft een ondernemende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent subsidies en financiële regelingen. Om invulling te geven aan de ondernemende rol wordt aanbevolen de maatschappelijke baten van deze ondernemingen voor de regio Rotterdam af te wegen. Daarna kunnen afwegingen worden gemaakt rond mogelijke subsidies en financiële regelingen. Tijdelijk passende bedrijven Geconcludeerd wordt dat tijdelijk passende ondernemingen vooral een directe reactieve vorm van sturing wensen. Dit betreft een ondernemende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent ruimtelijke kwaliteit en financiële aspecten. Deze ondernemingen zijn voor hun bedrijfsactiviteiten namelijk gebaat bij een aantrekkelijke omgeving. Om invulling te geven aan de ondernemende rol wordt aanbevolen in te zetten op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en veiligheid binnen het gebied, dit ten behoeve van zowel de passende als tijdelijk passende ondernemingen. Qua inzet van financiële middelen wordt aanbevolen tijdelijke initiatieven te stimuleren die het hele gebied op kaart kunnen zetten en die tevens aansluiten op en waarde kunnen creëren voor passende ondernemingen. Daarnaast wordt tevens waarde gehecht aan een indirecte reactieve vorm van sturing. Dit betreft een kennis delende rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent informatie verschaffen, kennis delen, alternatieve mogelijkheden aanreiken en een duidelijk aanspreekpunt. Om invulling te geven aan de visionaire rol wordt aanbevolen daadkracht en commitment te tonen voor het geschetste eindbeeld. Verder wordt aanbevolen om relevante informatie te verschaffen via reguliere gezamenlijke bijeenkomsten en vaker één op één in gesprek te gaan. Tot slot zijn er wensen omtrent een indirecte actieve vorm van sturing. Dit betreft een visionaire rol. Dit uit zich tijdens de gesprekken in wensen omtrent zekerheid bestemmingsplan. Om invulling te geven aan de visionaire rol wordt aanbevolen het eindbeeld te schetsen en daadkracht en commitment te tonen voor dit eindbeeld.
PAGINA 84
Algemene beschouwing Alle respondenten uit de drie categorieën (passend, niet-passend en tijdelijk passend) wensen een visionaire en kennisdelende rol. Om invulling te geven aan de visionaire rol wordt aanbevolen daadkracht en commitment te tonen voor het geschetste eindbeeld. In kader van de kennisdelende rol wordt aanbevolen een duidelijk aanspreekpunt te communiceren, in de vorm van het projectteam. Verder wordt aanbevolen om relevante informatie te verschaffen via reguliere gezamenlijke bijeenkomsten en vaker één op één in gesprek te gaan. Alle drie categorieën wensen een beperkte plannende rol bij de bedrijfsvoering. Overheden in het algemeen zijn vaak geneigd deze rol te benadrukken. Specifiek voor de Merwe-Vierhavens wordt aanbevolen niet te strak op deze rol in te zetten maar juist de overige rollen te benadrukken. Echter als het komt tot zaken als ruimtelijke kwaliteit, contracten en subsidies, dan is een plannende rol en een ondernemende rol wel weer gewenst door de ondernemer. Hierin dient een duidelijk afwegingskader te worden gezocht door de lokale overheden.
PAGINA 85
Deel IV: Reflectie Deel IV betreft de reflectie op de academische doelstellingen zowel wat betreft de inhoud als proces. Tevens wordt gereflecteerd op de persoonlijke doelstellingen.
PAGINA 86
9 Reflectie In dit hoofstuik wordt gereflecteerd op het uitgevoerde onderzoek, zowel op inhoud als op proces. Verder wordt ingegaan op de realisatie van de persoonlijke doelstellingen.
9.1
Inleiding
Het afstudeeronderzoek kent een verscheidenheid aan processen en inhoudelijke onderdelen. De processen betreffen onder andere het opstellen van een onderzoeksmethodologie voor het afstudeeronderzoek in zijn geheel en voor de verschillende sub-onderdelen. Inhoudelijk worden doelen gesteld aan gebruikte onderzoeksmethodieken, analysetools, alsmede de waardering van de conclusies en aanbevelingen door de verschillende eindgebruikers, in dit geval de afstudeercommissie en projectteam Merwe-Vierhavens. Daarnaast heb ik voor mezelf een aantal doelen geformuleerd omtrent mijn eigen kennis- en competentieontwikkeling. In dit hoofdstuk reflecteer ik op de verscheidenheid aan doelstellingen en resultaten.
9.2 Academische doelstellingen 9.2.1
Inhoud
Toepassing locatiefactoren Het toepassen van de uitvoerige locatiefactorenlijst was behoorlijk arbeidsintensief, maar gaf wel een duidelijk resultaat. Ik vond het interessant om te ondervinden dat de theorie behoorlijk goed overeenkwam met de praktijk. Zo had ik bijvoorbeeld aannames uit de theorie over de belangrijke locatiefactoren voor bijvoorbeeld Vervoer en Opslag bedrijven en die bleken ook goed te kloppen. Wat mij echter wel opviel is dat de afgelopen jaren de theorie veel aandacht geeft aan het beschrijven van zachte locatiefactoren, maar dat wat ik van de praktijk nu heb meegemaakt de harde locatiefactoren vaak als meest bepalend worden aangeduid. Toepassing rol-model Het rol-model vond ik een passend model voor mijn afstudeer case. Wat het invullen van het model echter lastig maakt is dat de wensen van een eindgebruiker vaak een combinatie van passende overheidsrollen betreft. De wensen per eindgebruiker omtrent de rol kennen namelijk een verscheidenheid aan achtergronden. Een ondernemer kan tevens een bepaalde rol van de overheid wensen richting zijn eigen onderneming, verder ook iets vinden over de rol die de overheid moet innemen in het gebied en richting andere ondernemers. Er kan dus niet eenvoudig gesteld worden welke rol een eindegebruiker altijd zal wensen, omdat dit sterk kan fluctueren. Achteraf gezien zou ik meer woorden of concrete voorbeelden per omschreven rol willen uitwerken en een keuze mogelijkheid uit deze aan willen bieden aan de geïnterviewden.
PAGINA 87
Conclusies De conclusies zijn gebaseerd op een steekproef van de ondernemingen, zo’n 10% is geïnterviewd. Statistisch gezien zou het wellicht de voorkeur verdienen een ruimere steekproef te hebben. Toch denk ik dat ik een vrij algemeen beeld heb kunnen destilleren dat representatief is voor de ondernemer. Tijdens mijn afstudeerstage heb ik van collega’s meer indrukken verzameld dan alleen de ondernemers die ik zelf heb geïnterviewd. Aanbevelingen Voor wat betreft mijn aanbevelingen concludeer ik dat het projectteam er veel baat bij heeft gehad. Het afstudeeronderzoek vond het projectteam ontzettend interessant en van toegevoegde waarde. Vooral het verder aanscherpen van een aantal gehanteerde definities zien zij ook als een sterk verbeterpunt.
9.2.2 Proces Het meest lastige binnen het afstudeerproces vond ik het feit dat gaande weg, door opgedane kennis en nieuwe inzichten het wenselijk kan zijn de projectscope aan te passen. Allereerst had ik een bepaald idee met betrekking tot het afstudeeronderzoek en had ik een afgebakende scope. Vervolgens kon ik een afstudeerstage doorlopen, waar je tot nieuwe inzichten komt en nieuwe ideeën krijgt met betrekking tot de scope. Dit iteratieve proces kan vermoeiend zijn omdat de projectscope telkens wat wijzigt, maar heeft uiteindelijk wel tot een beter afgebakend eindresultaat geleid. Dit iteratieve proces leidt vervolgens ook tot aanvullende wensen met betrekking tot gebruikte tools. Algeheel toont het wel aan hoe belangrijk het vastleggen van een scope is binnen een project. Een specifiek aspect die ik met de kennis van nu anders zou inrichten betreft het interview opzet binnen de case studie. Om de resultaten beter te kunnen kwantificeren zou een kortere vragenlijst hebben opgesteld en wel meer ondernemers willen spreken. Nu was de uitgebreide lijst van locatiefactoren behoorlijk intensief om in te vullen. De verscheidenheid aan antwoorden leende zich ook moeilijk samen te vatten tot algemene conclusies. Ik zou nu dus meer ondernemingen/objecten uitgevraagd hebben met meer balans in de objectcategorieën, met een kleiner set aan vragen. Verder vond ik de open vragen binnen het interview ontzettend leerzaam. Zo kreeg ik meer mee van de achterliggende belangen en beweegredenen van de geïnterviewden. Echter het kwantificeren van deze vragen blijk dan erg lastig.
9.3 Persoonlijke doelstellingen Voor dit afstudeeronderzoek heb ik voor mezelf een aantal persoonlijke doelstellingen geformuleerd ten aanzien van mijn kennis- en competentieontwikkeling, zoals beschreven in hoofdstuk 1. Deze paragraaf reflecteer hierop.
9.3.1
Kennis
Ik kijk met tevredenheid terug de vergaarde kennis tijdens dit afstudeeronderzoek. Ik heb me in verschillende theoretische kaders kunnen verdiepen, waarbij reeds opgedane kennis binnen mijn studie is uitgebreid. Tevens heb ik me aanvullend verdiept in economische geografie, waar ik in mijn studie nog niet veel mee in contact ben gekomen. Specifiek met betrekking tot de Case Studie heb ik inzicht gekregen in de beleids- en werkprocessen binnen de Gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf. Ook heb ik kunnen ervaren
PAGINA 88
hoe eindgebruikers aankijken tegen overheidsbeleid en hoe lastig het kan zijn om de relatie tussen overheid en ondernemers te initiëren, definiëren en te onderhouden. Het meest interessante vond ik het spanningsveld waarbinnen de overheid moet functioneren als het gaat om de algemene doelstellingen ten opzichte van de individuele eisen en wensen.
9.3.2 Competenties Dit afstudeeronderzoek heeft mij de mogelijkheid geboden om een aantal competenties verder te ontwikkelen, zoals schrijfvaardigheid en presenteren. Daarbij heb ik door mijn afstudeerstage ook geleerd teksten en presentaties aan te passen voor verschillend publiek. Daarmee krijgen de wensen van de eindgebruiker als thema van mijn afstudeeronderzoek ook een andere lading. Ook ik heb moeten kijken naar de wensen van de eindgebruiker voor de manier waarop ik het eindresultaat presenteerde. Verder heb ik veel interviews moeten voeren en notuleren. Luisteren, samenvatten en doorvragen zijn dan ook competenties die ik verder heb kunnen ontwikkelen. Ook heb ik verschillende projectleiders/medewerkers en mentoren aan het werk gezien, waar je weer veel van oppikt. Ik heb vooral energie gehaald uit mijn afstudeerstage. Het praktijkgerichte sprak mij erg aan. Het bood me de mogelijkheid opgedane kennis binnen mijn studie concreet toe te passen. De samenwerking binnen het projectteam alsmede de interactie met de ondernemers vond ik ontzettend plezierig en educatief. Tevens heb ik een mogelijk toekomstig werkterrein verkend. Het kader waarbinnen het projectteam functioneert, met een tweetal opdrachtgevende partijen en een verscheidenheid aan eindgebruikers is erg dynamisch en uitdagend. Het opstellen van een visie, afbakenen een projectscope, het zoeken naar middelen, concrete resultaten realiseren, kortom het schakelen tussen strategisch, tactisch en operationeel niveau is echt iets waar ik energie van krijg. Ik heb tot slot een verscheidenheid aan partijen en personen mogen ontmoeten en heb daarmee mijn persoonlijke netwerk kunnen uitbreiden.
PAGINA 89
10 Afbeeldingenlijst Afbeelding 1 Visie Merwe-Vierhavens ................................................................................................... 17 Afbeelding 2 Oude loodsen Afbeelding 3 De Vertrekhal-Oranjelijn ................................................................................................40 Afbeelding 4 Huisvesting Programmabureau Stadshavens Rotterdam / projectteam MerweVierhavens ................................................................................................................................................41 Afbeelding 5 Vierhavens Sappencluster (Bron: Pionieren aan de Maas, 2009) ............................... 47 Afbeelding 6 Ambitie Merwe-Vierhavens (bron: Pionieren aan de Maas, 2009) ............................49 Afbeelding 7 Wonen/Stedelijke economie (Bron: Pionieren aan de Maas, 2009) ........................... 57
PAGINA 90
11 Figurenlijst Figuur 1 Historisch perspectief stedelijke gebiedsontwikkeling. O=Overheid, M=Marktpartij, P=privaat/particulier (maatschappelijk initiatief), SGO=stedelijke gebiedsontwikkeling. (Bron: Groot-Jebbink, 2012)............................................................................................................................... 16 Figuur 2 Schematische weergave onderzoeksgebied .......................................................................... 18 Figuur 3 Conceptueel model hoofdvraag .............................................................................................. 21 Figuur 4 Conceptueel model onderzoeksopzet ................................................................................... 25 Figuur 5 Conceptueel model onderzoeksmethoden en dataverzameling ........................................ 26 Figuur 6 Conceptueel model literatuuronderzoek ............................................................................. 26 Figuur 7 Locatiefactoren (bron: Jansen, 2009) .................................................................................... 33 Figuur 8 Strategie als kracht model Daamen (Bron: Daamen, 2010) ............................................... 35 Figuur 9 Model regierollen op basis van bepalende middelen (bron: Wicherson, 2011) ................ 36 Figuur 10 Rol-model ............................................................................................................................... 37 Figuur 11 Plattegrond Stadshavens ........................................................................................................ 39 Figuur 12 Plattegrond Merwe-Vierhavens ............................................................................................40 Figuur 13 Economische gegevens (www.rotterdamincijfers.nl, 2014) ............................................... 42 Figuur 14 Tijdlijn ontwikkeling Rotterdamse haven ........................................................................... 43 Figuur 15 Steekproef Merwe-Vierhavens.............................................................................................. 52 Figuur 16 Voorbeeld Rol-model (1 cirkel = 1 ondernemer) ................................................................. 54 Figuur 17 Vijf Strategieën M4H (Bron: Creating on the edge, 2008)............................................... 56 Figuur 18 Voorbeeld QuickScan M4H ..................................................................................................60 Figuur 19 Wens passende bedrijven omtrent rol ................................................................................. 71 Figuur 20 Wens niet-passende bedrijven omtrent rol ........................................................................ 73 Figuur 21 Wens tijdelijk passende bedrijven omtrent rol................................................................... 75
PAGINA 91
12 Verwijzingen Atzema, O., Rietbergen, T., Lambooy, J., & Hoof, S. (2012). Ruimtelijke economische dynamiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho bv. Bosboom, M. E. (2012). the coalition of the willing. Daamen, T. A. (2010). Strategy as force. Delft: IOS Press. De Zeeuw, F. (2011). Gebiedsontwikkeling in Nederland: diepe val dwingt tot reflectie. Rooilijn, 404-411. Dicke, M., & Van der Zouwen, A. (2006). Stadshavens Rotterdam. Hef Publishers. Gemeente Rotterdam. (2014). Opgehaald van Rotterdam in cijfers: www.rotterdamincijfers.nl Groot-Jebbink, S. (2012). Het vraagstuk van uitnodigingsplanologie. Hulst,
A. V. (2014, 02 26). nrc.nl. Opgehaald http://www.nrc.nl/carriere/2014/02/26/werkgelegenheid-in-rotterdam-daalt/
van
IKCRO.
(2014). IKCRO. Opgeroepen op oktober 2012, van http://www.ikcro.nl/php/concepttermthesaurus.php?concept=Toelatingsplanologie&th esaurusname=RO-GLOSSARY
Koops, J. (2012). Zelforganisatie in binnenstedelijke gebiedsontwikkeling. Lambooy, J. G., Wever, E., & Atzema, O. A. (1997). Ruimtelijke Economische Dynamiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho b.v. . Landry, C. (2008). The Creative City. London. Marijs, A. J., & Hulleman, W. (1997). Meso-economie en bedrijfsomgeving. Groningen: WoltersNoordhoff bv. Planbureau voor de leefomgeving. (2014). Topsectorenbeleid: regionaal maatwerk en ruimtelijkeconomische visie nodig. Opgehaald van http://www.pbl.nl/nieuws/nieuwsberichten/2012/topsectorenbeleid-regionaalmaatwerk-en-ruimtelijk-economische-visie-nodig Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling, TU Delft. (2011). Gebiedsontwikkelingin een andere reailitet: wat nu te doen? Programmabureau Stadshavens Rotterdam. (2011). Stadshavens Rotterdam Structuurvisie. Programmabureau Stadshavens Rotterdam. (2013). Stadshavens Rotterdam. Projectbureau Stadshavens Rotterdam. (2008). Stadshavens Roterdam 1600ha creating on the edge. Opgeroepen op oktober 2012, van Stadshavens Rotterdam: http://www.stadshavensrotterdam.nl/_files/Files/Creating_on_the_Edge.pdf Projectbureau Stadshavens Rotterdam. (2009). Pionieren aan de Maas. Rotterdam. Rathenau Instituut, Habiforum & Nirov. (2004). Ontwikkelingsplanologie als sociaal-culturele opgave.
PAGINA 92
Real Estate & Housing. (2012). Real Estate & Housing. Opgeroepen op oktober 2012, van TU Delft: http://www.bk.tudelft.nl/nl/over-faculteit/afdelingen/real-estate-andhousing/onderzoek/ Rooy, P. v., Sterrenberg, L., & Luin, A. v. (sd). Ontwikkelingsplanologie als sociaal-culturele opgave. Opgehaald van Nirov: http://www.nirov.nl/Upload/media/programmas/ontwikkelingsplanologie/OP%20socia al-culturele%20opgave.pdf RO-VROM. (sd). IKCRO . Opgehaald van IKCRO : http://www.ikcro.nl/php/concepttermthesaurus.php?concept=Toelatingsplanologie&th esaurusname=RO-GLOSSARY Stec Groep B.V. (2013). Economische scan Merwe-Vierhavens. Van de Maat, A. (2004). EEN NIEUWE HIËRARCHIE IN DE NETWERKSAMENLEVING:Analyse van de invloed van netwerktechnologieën op de autonomie van de overheid. Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2005). Designing a research project. Utrecht: Lemma. Wicherson, J. (2011). Strategie en rolbepaling in stedelijke gebiedsontwikkeling. Wigmans, G. (2012). Concept werkdocument: Enige aantekeningen voor discussie leerstoel Gebiedsontwikkeling. Zondag, N. (2008). Kennis en vrije tijd binnen bereik. Twente.
PAGINA 93
13 Bijlagen
PAGINA 94