Vraag 11
Heb je me wel gehoord?
Over actief luisteren en kijken
Op een goede manier luisteren en kijken is niet zo vanzelfsprekend. Nochtans is het van groot belang om misverstanden te vermijden. Wanneer je op een actieve manier luistert en kijkt, ga je immers op zoek naar de boodschap die achter de woorden schuilgaat: Wat gaat er precies in die ander om? Waarom is mijn leraar geïrriteerd? Om welke reden reageert mijn zusje totaal aangeslagen? … Daarvoor moet je jezelf even op de achtergrond plaatsen en je volledig focussen op wat iemand anders te zeggen heeft. Gelukkig kun je actief luisteren en kijken leren. In deze les krijg je enkele tips.
1 2 3 4
Ben jij een goede luisteraar? Luister nu toch eens naar mij! Meer dan enkel je oren Heb je nog iets te zeggen?
1 Ben jij een goede luisteraar? Opdracht 1
Luister jij aandachtig wanneer iemand je in geuren en kleuren iets vertelt of haak jij al na enkele seconden af? Kortom: ben jij een luisterend oor of een echte kletskous? Ga naar Knooppunt en test jezelf. Noteer wat je over jezelf als luisteraar leerde.
2 Luister nu toch eens naar mij! Opdracht 2
Hoe zit het eigenlijk in de klas? Vorm je een hechte klasgroep waar iedereen zijn zegje kan doen? Luister je aandachtig naar elkaar of is dat niet altijd zo evident? En thuis? Heb je het ooit al meegemaakt dat niemand naar jou wilde luisteren? Hoe voelde je je dan? Hoog tijd voor een gesprek …
Horen is niet hetzelfde als luisteren. Soms kun je alles horen wat iemand zegt, maar toch heb je de betekenis van de woorden niet begrepen. Om actief te luisteren moet je zowel horen als begrijpen.
Woordverklaring ontdaan, aangeslagen = onthutst, uit het lood geslagen , voor de evident = vanzelfsprekend hand liggend
Vraag 11 - Heb je me wel gehoord?
89
3 Meer dan enkel je oren Opdracht 3
Naar iemand luisteren doe je niet alleen met je oren. Je moet ook met je lichaam tonen dat je de conversatie volgt. Dat werkt motiverend voor de spreker. Probeer maar eens een verhaal te vertellen aan een passieve luisteraar. Misschien maak je het niet eens af omdat je het gevoel hebt dat het hem toch niet interesseert. Hoe kun je aan je gesprekspartner duidelijk maken dat je aan het luisteren bent? Geef vijf tips. 1 Kijk naar de spreker. Maak oogcontact, zonder dat je zit te staren. 2 Denk aan je eigen lichaamstaal en mimiek: kruis je armen niet voor je lichaam, buig je een beetje naar de spreker toe, vermijd bepaalde tics zoals je ogen open- en dichtknijpen en op je lip bijten … Soms zegt een gezicht meer dan duizend woorden. 3 Onderbreek niet, enkel om af en toe een vraag ter verduidelijking te stellen. Luister onbevooroordeeld naar de spreker en begin nog geen verdediging of tegenaanval te plannen. Anders mis je heel wat van wat de spreker nog te zeggen had. 4 Door geregeld te knikken, nee te schudden, te hummen en ja of nee te zeggen, toon je dat je het gesprek volgt. Zeker aan de telefoon zijn dergelijke tussenwerpsels belangrijk. Glimlach om de spreker aan te moedigen verder te spreken. 5 Laat je niet afleiden: met iets spelen, naar buiten kijken, voorbijgangers gadeslaan, lawaai op de achtergrond …
Om actief te luisteren, gebruik je meer dan enkel je oren. Je zet ook je wenkbrauwen, je handen, je stem … in. Door actief te luisteren en te kijken, ziet de spreker dat je niet enkel hoort, maar ook begrijpt. Zo verloopt een gesprek aanzienlijk vlotter.
4 Heb je nog iets te zeggen? Opdracht 4
Per twee speel je een rollenspel. Je krijgt daarvoor van je leraar een kaartje waarop een bepaalde situatie staat uitgelegd. Per situatie is er telkens een persoon die vooral spreekt en een persoon die vooral luistert. Beslis op voorhand wie welke rol op zich neemt. Achteraf breng je verslag uit voor de klas.
Opdracht 5
Op Knooppunt vind je een opdracht rond actief luisteren.
Wat moet je kennen? Je weet wat actief luisteren is. Je weet wat actief kijken is.
Wat moet je kunnen? Je zet zelf stappen om op een actieve manier te luisteren en te kijken.
Je kent het belang van actief luisteren en kijken.
Woordverklaring
90
Deel 2
conversatie = gesprek van actief passief = het antoniem te, ruimschoots aanzienlijk = in grote ma
Hoe krijg je je zin?
Vraag 12 Over argumenteren
Mensen verschillen wel eens van mening. Ook met je ouders zit je misschien niet altijd op dezelfde golflengte. Over de vraag of je mag uitgaan en hoelang je mag uitgaan kan gemakkelijk discussie ontstaan. Het is op zulke momenten erg belangrijk dat je met argumenten komt die steek houden. Uitspraken zoals: ‘Iedereen van de klas mag gaan’ zijn afgezaagd en garanderen niet dat je ouders onmiddellijk door de knieën gaan. Je moet met een krachtig argument voor de dag komen als je hen wilt overtuigen. Ook met tegenargumenten kun je aan de slag om het standpunt van de ander onderuit te halen. In deze les bekijk je de spelregels die je moet volgen om helder te argumenteren.
1 2 3 4 5
Even herhalen: objectief en subjectief Feiten en meningen van onder het stof Argumenteren tot je erbij neervalt Zeg niet te gauw, ’t is weer een vrouw! Het stellingenspel
1 Even herhalen: objectief en subjectief Opdracht 1
Ga per twee zitten. Je leraar zegt je welke tekst je leest: het krantenartikel of de blog. Achteraf beantwoord je een aantal vragen en breng je verslag uit. Dit artikel stond in de krant:
In Mechelen heeft een dronken automobilist, die zaterdagnacht een verkeersongeval had veroorzaakt, in de arm van een politie-inspecteur gebeten. De politie werd in de nacht van zaterdag op zondag opgeroepen voor een ongeval waarbij twee voertuigen betrokken waren. Toen een patrouille ter plekke kwam, waren de twee bestuurders elkaar aan het duwen.
Woordverklaring
De agenten onderwierpen de heren aan een alcoholtest. De man die de aanrijding had veroorzaakt, bleek te diep in het glas te hebben gekeken. Toen hij met dat feit werd geconfronteerd, ging hij door het lint. Hij begon te schreeuwen en hapte uiteindelijk naar een van de agenten die hem met pepperspray wisten te bedaren. Hij werd meegenomen naar het politiekantoor.
Naar: www.vandaag.be
rijpen te zitten = elkaar niet beg niet op dezelfde golfleng zijn t rec , cor steek houden = logisch bezwijken, het opgeven = n gaa eën kni de or do ch dagboek blog, een soort elektronis blog = synoniem voor we geren waarop iedereen kan rea
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
91
Dit stond te lezen op de blog van het slachtoffer: Zaterdagnacht, toen ik op de terugweg was van een avondje uit, werd ik plots in de flank gegrepen door een voertuig dat van links de straat kwam ingereden. Ik stapte uit en toen ik de ernstige schade aan mijn auto zag, wilde ik een ongevalsaangifte invullen. Dat was echter niet naar de zin van de andere chauffeur die duidelijk dronken was. Hij begon me aan te vallen, te duwen en te trekken. Mijn jas moest er zelfs aan geloven. Gelukkig had een getuige de politie gealarmeerd. Natuurlijk moesten zowel de agressieveling als ik een alcoholcontrole ondergaan. Toen de andere chauffeur zag dat hij positief blies, werd hij woedend. Hij begon te roepen en de agenten te schoppen en te slaan. Onvoorstelbaar hoe hij tekeerging! Hij zette zelfs zijn tanden in de arm van een van de agenten! Uiteindelijk konden de agenten de man met pepperspray bedwingen. Hoewel hij zich hevig bleef verzetten, werd hij geboeid meegenomen naar het politiekantoor.
1 Vertel om beurten wat je net gelezen hebt. Wat valt je op?
Hoewel beide teksten over hetzelfde onderwerp gaan, zijn ze verschillend geschreven: een reporter verwoordde het ongeval in een krantenartikel, het slachtoffer deed zijn verhaal op een blog. Ze spreken vanuit een ander standpunt: dat van een objectieve reporter en dat van het slachtoffer dat vanuit zijn eigen ervaringen/gevoelens vertelt. 2 Markeer in de blogtekst drie woorden die duidelijk maken dat het slachtoffer zelf de tekst schreef. 3 Gelden deze uitspraken voor de journalist of het slachtoffer? – De auteur van de tekst beschrijft de gebeurtenis zonder zijn eigen mening te geven.
journalist – De auteur van de tekst beschrijft de gebeurtenis vanuit zijn eigen ervaring.
slachtoffer
2 Feiten en meningen van onder het stof Opdracht 2
Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen. Filmpje 1 – De Zoo van Antwerpen
1 Welk werkwoord gebruikt de vrouw in veel zinnen? vinden (Ik vind …) 2 Zijn de uitspraken van de vrouw over de mensen die ze in de Zoo van Antwerpen ziet rondlopen objectief of subjectief? subjectief
92
Deel 2
3 Verklaar je antwoord op vraag 2.
Ze geeft haar eigen mening. Ze gebruikt veel bijvoeglijke naamwoorden zoals: zo lelijk, zo erg, zo miserabel, afgrijselijk lelijk en echt mooi. Filmpje 2 – Onbevangen kijken naar kunst 1 Wat beschrijven de twee kinderen?
Zij beschrijven een schilderij van Pablo Picasso: Huilende vrouw. 2 Doen ze dat op een objectieve of subjectieve manier? Denk aan wat je leerde in de eerste graad.
Ze doen dat zowel objectief (begin van het fragment) als subjectief (einde van het fragment). 3 Gebruik je eigen woorden om je antwoord op vraag 2 te verklaren.
Ze beschrijven letterlijk wat er op het schilderij te zien is: haar handen zijn wit, haar gezicht is een beetje groen met geel … Op het einde van het fragment geven ze ook hun eigen mening, bijvoorbeeld: 'Normaal als ge u helemaal schminkt, dan moet ge ook uw lippen en uw hele gezicht …; zij vindt dat niet leuk dat de schmink op is en dat ze geen geld meer heeft.'
Een feit is objectief. Je laat je niet beïnvloeden door je eigen gevoelens of vooroordelen. Bijvoorbeeld: We eten frietjes met stoofvlees. Een mening is subjectief. Ze geeft je eigen idee of smaak weer. Je velt een oordeel. Dat doe je onder andere door bijvoeglijke naamwoorden toe te voegen. Bijvoorbeeld: De goudgele frietjes zijn overheerlijk.
3 Argumenteren tot je erbij neervalt Opdracht 3 Wanneer je argumenteert, vertrek je vanuit een stelling of standpunt. Je kunt akkoord gaan met die stelling of ze tegenspreken. Je geeft er met andere woorden een beetje meer uitleg bij. Bijvoorbeeld:
Geweld op televisie moet je afschaffen, want jonge kijkers worden er alleen maar gewelddadiger door. stelling
Woordverklaring umenten of argumenteren = met arg nen teu ers je mening ond
bewijzen
argument
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
93
Ga in deze zinnen telkens op zoek naar de stelling en het argument. Onderstreep ze respectievelijk een- en tweemaal. a Er zijn meer jongeren met overgewicht dan pakweg tien jaar geleden, omdat velen te weinig bewegen en de tv verkiezen boven een avondje sport. b Als je in de auto zit, telefoneer je het best met een carkit of via bluetooth. Zo kun je je handen aan het stuur houden. c In Frankrijk en Duitsland mag je op autosnelwegen sneller rijden dan 120 kilometer per uur. In België moet dat toch ook kunnen? d Op jonge leeftijd ben je dikwijls nog roekeloos. Daarom is autorijden als je 16 bent, zoals in Amerika, geen goed idee. e Ik ben een beetje bang om op reis te vertrekken naar Zuid-Afrika, want ik heb nog nooit gevlogen.
Opdracht 4
Er bestaan verschillende soorten argumenten. Verbind de voorbeelden met het juiste argument. Voorbeelden
Soort argument
a Uit onderzoek blijkt dat veertienjarigen minder goed overweg kunnen met tabellen en grafieken.
1 voor- en nadeel
b De leerlingen zijn afgepeigerd: ze hebben de hele week voor de proefwerken gestudeerd.
2 voorbeeld
c De luchthaven van Zaventem mag niet uitbreiden, want dat vergroot de geluidsoverlast.
3 vergelijking
d Vorig jaar zamelden we veel geld in en ook dit jaar zal dat lukken, dat weet ik zeker!
4 gezag
e Met tennis kun je niet vroeg genoeg beginnen. Kim Clijsters was pas zes toen ze deelnam aan wedstrijden.
5 feit/cijfers en statistieken
f Een weerdeskundige zegt dat we in België in een gemiddeld jaar 28 dagen hebben waarop het warmer is dan 25 °C.
6 oorzaak en gevolg
a
b
c
d
e
f
5
6
1
3
2
4
Opdracht 5 Test je overtuigingskracht en spontaneïteit met deze spreekopdracht. Je leraar legt de spelregels uit. Luister geconcentreerd. Veel succes!
Woordverklaring
94
Deel 2
envolgens, in dezelfde respectievelijk = achtere volgorde over de gevolgen of roekeloos = zonder zorg t het gevaar van wat je doe
Je moet het onderwerp van een discussie van alle kanten bekijken. Je luistert met aandacht naar je tegenstander en je kunt je in zijn of haar verhaal inleven. Zo is de kans kleiner dat je totaal verrast bent door wat de ander te zeggen heeft. Er zijn verschillende soorten argumenten. Let op voor de valkuilen. Argumenten Valkuilen 1 voor- en nadeel Bekijk je zowel de voor- als de nadelen? 2 voorbeeld Je mag niet veralgemenen. 3 vergelijking Zijn de situaties gelijkaardig? 4 gezag Gebruik je de juiste gezagsinstantie? 5 feit/cijfers en statistieken Wat is je bron? Zijn de cijfers correct? 6 oorzaak en gevolg Is er een verband?
4 Zeg niet te gauw, ’t is weer een vrouw! Opdracht 6 1 Bekijk deze cartoon. Welke redeneerfout vind je hier?
Dat vrouwen niet met de auto kunnen rijden. Dat is een foutieve veralgemening. 2 Onjuiste argumenten moet je herkennen en ontkrachten. Verbind elk onjuist argument met een voorbeeld. Onjuist argument
Voorbeelden
1 foutieve veralgemening
a Waarom zou ik geen afval op de speelplaats gooien? Iedereen doet dat toch!
2 verkeerd gezag
b Die leraar heeft iets tegen mij. Het is altijd mijn schuld!
3 overdrijven
c Jij bent net 16. Jij hebt daar toch helemaal geen verstand van.
4 persoonlijke aanval
d We organiseren geen galabal in het laatste jaar, want de dag erna hebben we toch alleen maar hoofdpijn.
5 meelopersmotief
e Onze klas scoort laag op spelling. Het spellingonderwijs in Vlaanderen is van een bedenkelijk niveau.
6 geen noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg
f Mijn opa zegt dat als het vriest op Driekoningen, het dan dertien weken lang vriest.
1
2
3
4
5
6
e
f
b
c
a
d
Woordverklaring kan verleiden valkuil = wat je tot fouten de onjuistheid en, gg erle we ontkrachten = aantonen
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
95
Je moet argumenten gebruiken die ter zake doen. Onjuiste of zwakke argumenten zijn: 1 een foutieve veralgemening 2 het verkeerde gezag 3 overdrijven 4 een persoonlijke aanval 5 het meelopersmotief 6 geen noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg
Opdracht 7
Bekijk een beeldfragment over het afschaffen van de levenslange gevangenisstraf. Zoek de verschillende argumenten.
1 Welke luister- en kijkstrategie pas je toe om de verschillende argumenten voor of tegen eruit te halen?
intensief luisteren en kijken 2 Welke argumenten komen aan bod? Noteer er vijf en geef telkens het soort argument. Argument voor/tegen
Het is onmenselijk. (Hank Heijn, weduwe)
Soort
voor- en nadeel
Hoe erg het ook is wat iemand gedaan heeft, er zit toch een mens voor- en nadeel achter. Je mag die mens niet altijd op zijn daad beoordelen. Hij kan zich later bekeren, veranderen, tot inkeer komen. (Hank Heijn, weduwe)
Ferdi Elsas heeft mij berouw getoond en heeft mij geschre-
voorbeeld
ven. (Hank Heijn, weduwe)
Een levenslang gestrafte zit in een cel als deze: uren, dagen, maanden, jaren. Hij komt in principe nooit meer vrij. Dat blijkt vanuit medisch oogpunt gezien een onmenselijke straf. (Hans Waldeck, jarenlang gevangenisarts)
gezag
Hij moest helemaal genezen verklaard worden en niet meer gevaarlijk zijn, en dan wordt hij weer nuttig in de maatschappij. Daar zijn we allemaal bij gebaat. (Hank Heijn, weduwe)
voor- en nadeel
3 Vind je ook een onjuist of zwak argument terug in het beeldfragment? Zo ja, welk?
Ze zeggen ook zo vaak: dat is hun verdiende loon. (= foutieve veralgemening)
96
Deel 2
5 Het stellingenspel Opdracht 8
Heb je de argumenteermicrobe te pakken? Tijd om te oefenen! Je krijgt een aantal stellingen voorgeschoteld. Verdedig ze met hand en tand of maak ze met de grond gelijk. Het is aan jou! Oriënteren Wat is je spreekdoel? – Je wilt je publiek informeren /overtuigen / ontspannen / ontroeren. – Je gebruikt daarvoor formele / informele taal. Voorbereiden Per stelling krijg je telkens dertig seconden bedenktijd. Probeer je gedachten zo goed mogelijk te ordenen en met voldoende argumenten voor de dag te komen. Voor je met het spel start, bekijk je nog even de verschillende soorten argumenten en de valkuilen. Vermijd onjuiste of zwakke argumenten. Uitvoeren Wanneer je leraar een signaal geeft, weet je duidelijk hoe je tegenover de stelling staat: ben je voor of tegen? Wanneer je echt twijfelt omdat je zowel argumenten pro als contra vindt, kun je voorlopig een tussenpositie innemen. Het belangrijkste is dat je je mening elke keer opnieuw met argumenten kunt staven. Je leraar legt de spelregels in detail uit. Reflecteren Voor je aan de opdracht begint, bekijk je best nog even de checklist.
Checklist Je gebruikt gepaste argumenten. Je vermijdt drogredenen/onjuiste argumenten. Je bent bereid een standpunt in te nemen. Je spreekt Standaardnederlands. Je spreekt voldoende luid. Je gebruikt correcte (lichaams-)taal. Je straalt enthousiasme uit. Je laat andere leerlingen aan het woord en dringt jouw mening niet op.
Wat moet je kennen? Je kent de verschillende soorten argumenten. Je kent de onjuiste of zwakke argumenten.
Wat moet je kunnen? In een discussie kun je de verschillende soorten argumenten gebruiken. In luister- en kijkoefeningen vind je de verschillende argumenten terug. Onjuiste argumenten kun je herkennen en ontkrachten.
Woordverklaring
dedigen = met alle kracht iets met hand en tand ver en aken = iets totaal afbrek iets met de grond gelijkm en, ton en, hal oorschijn voor de dag komen = tev n ere produc
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
97
98
Deel 2
/5
Afstemmen op situatie, context en doelpubliek
/5
Non-verbale communicatie
/10
Afstemmen op doel
0
1
2
3
4
5
vraagt zelden of nooit het woord. bent niet bereid een standpunt in te nemen. gebruikt voornamelijk argumenten die niet ter zake doen of drogredenen. dringt je mening op.
Beginner
Je
1
2
0
1
2
gebruikt geen gepaste taal voor deze opdracht. hebt een duidelijk regionaal accent en doet te weinig moeite om daaraan te werken.
0
Mimiek en lichaamshouding zijn onvoldoende aangepast aan het spreekdoel.
Je
Vorderingsfiche
6 7 8
komt voldoende aan bod. bent bereid een standpunt in te nemen. g ebruikt voornamelijk gepaste argumenten, maar maakt af en toe wel een foutje. dringt je mening niet op.
Je
3
gebruikt gepaste taal voor deze opdracht, maar laat af en toe een steekje vallen. doet moeite om de taal te verzorgen. Er is toch een regionaal accent hoorbaar.
3
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel.
Je
Gevorderde
9
10
vraagt geregeld het woord. neemt enthousiast een standpunt in. g ebruikt gepaste argumenten en vermijdt drogredenen. laat andere leerlingen aan het woord en toont duidelijk respect voor hun mening.
Je
5
4
5
gebruikt gepaste taal voor deze opdracht. spreekt Standaardnederlands.
4
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel. Je straalt zelfvertrouwen uit wanneer je argumenten verdedigt.
Je
Expert
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
99
TOTAAL /25
/5
Spreektechniek
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
3
2 Je bent goed op weg. Dit heb je uitstekend gedaan:
1
Je spreekt verstaanbaar, maar spreekt soms te stil/te luid. s preekt soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed. spreekt soms op dezelfde toon.
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
0
Je bent niet zo goed verstaanbaar. Je spreekt te stil. s preekt te snel/te traag. articuleert niet goed. spreekt op dezelfde toon. 5
Knappe prestatie: je bent een expert.
4
Je bent heel goed verstaanbaar, articuleert goed, spreekt op een gepast tempo en met een goede intonatie.
Vraag 13 Over klassieke volksverhalen
Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
‘Er was eens …’, drie woorden die je meteen meenemen naar een tijd vol ridders, draken, heksen en een wereld vol fantasie.
1 Er was eens … 2 Jeugdboeken met een sprookjesgehalte 3 Vertel eens een sprookje 4 Het is Mega Mindytijd 5 Oude volksverhalen 6 Ken jij een oud volksverhaal? 7 Zijn er vragen waarop je het antwoord niet weet? 8 Waarom is het niet altijd zomer? 9 Kreeg je ooit een doos van Pandora? 10 Is een narcissus een bloem?
1 Er was eens … Opdracht 1
Met zijn Moderne covers voor tijdloze sprookjes roept Christian Jackson met één element een sprookje op. Herken je ze? 1
2
3
4
Uit: www.squareinchdesign.com © Christian Jackson / Square Inch Design
Sprookje
100
Waarom?
1
Roodkapje
Bos, rode mantel
2
Sneeuwwitje
Appel
3
Het lelijke eendje
Eenden
4
Hans en Grietje
Weg, doolhof
Deel 2
Opdracht 2
Kijk en luister naar de sprookjes. Vul in de tabel aan hoe ze aflopen. Bespreek hoe je de luisteropdracht gaat aanpakken. Sprookje Roodkapje
Hoe gaat het verder?
De jager redt Roodkapje, schiet de wolf dood en grootmoeder is weer levend.
Sneeuwwitje
De prins maakt Sneeuwwitje weer levend door een kus.
Hansje en Grietje
Ze kunnen ontsnappen uit het huis van de heks doordat Grietje de heks in de oven gooit. Ze nemen edelstenen mee en komen zo weer thuis.
Opdracht 3
Aan de hand van een checklist achterhaal je de kenmerken van een sprookje. Zet een kruisje in de tabel als de bewering klopt.
Checklist
Sprookje
Het eindigt goed.
X
Dieren kunnen praten.
X
Er komen goden in voor. Er komen onwerkelijke figuren in voor: feeën, heksen, dwergen …
X
Er steekt een les in.
X
Het taalgebruik is eenvoudig.
X
Er komen buitenaardse wezens in voor.
Sprookjes zijn van alle tijden. Ze nemen je mee naar een wereld vol fantasie. Alles kan. Het goede overwint het kwade.
2 Jeugdboeken met een sprookjesgehalte Opdracht 4
Luister naar de fragmenten. Kies de gepaste luisterstrategie. Welk sprookje herken je in de fragmenten? Wat weet je er nog van?
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
101
Fragment
Sprookje?
Waarover gaat het? Noteer de kerngedachte.
De prinses op
De koningin gelooft niet dat het meisje een echte prin-
de erwt
ses is en stelt haar op de proef. Ze legt een erwt onder twintig matrassen. Het meisje heeft de erwt gevoeld en moet dus een echte prinses zijn. Ze mag trouwen met de prins.
Pinokkio
De schoenlapper Gepetto snijdt uit een stuk pijnboomhout een pop die tot leven komt. Hij noemt hem Pinokkio en stuurt hem naar school, maar de houten jongen houdt meer van spelen en van avontuur. Door zijn naïviteit raakt Pinokkio voortdurend in de problemen, maar gelukkig krijgt hij hulp van een goede fee. Zodra hij zijn leven gebeterd heeft, wordt hij een echte jongen van vlees en bloed.
Assepoester
Een meisje wordt door haar stiefzussen en stiefmoeder gebruikt als slaaf in het huishouden. Wanneer er een dansavond is in het paleis van de koning, heeft zij maar een wens: ze wil er ook naartoe gaan. Die wens wordt met toverkracht vervuld. De betovering werkt echter maar een bepaalde tijd. Wanneer een knappe prins op het feest verliefd wordt op haar en haar zoekt, is zij verdwenen. Haar gouden schoentje blijft achter en de prins gebruikt het om haar te zoeken.
102
Deel 2
3 Vertel eens een sprookje Opdracht 1 5 Vond jij het fijn als er een sprookje verteld werd? Waarom? Waarom niet? 1 Wat is je lievelingssprookje? Waarom? 2 Nu mag jij een sprookje vertellen aan de kleuters of kinderen van het eerste leerjaar. Je leraar vertelt er alles over.
4 Het is Mega Mindytijd Opdracht 6
Bekijk en beluister het Mega Mindylied.
1 Waarom is Mega Mindy populair?
Ze is een held. Ze helpt het kwade uit de wereld. 2 Wie is voor jou een held? Waarom? Noteer twee voorbeelden. Held
Waarom?
5 Oude volksverhalen Opdracht 7 Wie is de held? 1 Plaats de juiste afbeelding bij het verhaal. 1 2
3
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
103
A De sage van de mammelokker is een oude Gentse sage. Het verhaal gaat dat een vrouw elke dag haar tot de hongerdood veroordeelde vader in de gevangenis mocht bezoeken, op voorwaarde dat ze geen voedsel meebracht. Omdat de vader niet stierf, liet de rechter na een tijdje de vrouw tijdens haar bezoeken in het oog houden en ontdekte zo dat de vrouw haar vader doorheen de tralies in leven hield door hem borstvoeding te geven. De rechter confronteerde de vrouw met haar daad waarop zij hem vertelde dat zij het deed, vertrouwend op God. De rechter verleende daarop gratie aan haar vader. Naar: nl.wikipedia.org
B De bekendste legende vertelt over een jongetje dat Brussel redde van de ondergang. De vijand belegerde de stad en wou de dikke stadsmuren opblazen met buskruit. Gelukkig was er het kleine manneke dat dringend moest en de lont doofde door erop te plassen. Naar: www.brussel.irisnet.be
C Druon Antigoon is de naam van een reus die in Brabant gewoond zou hebben en daar tol hief. Als een schipper niet kon of wilde betalen, hakte de reus hem de hand af en wierp die in de rivier. Een Romeinse soldaat, Silvius Brabo, zou de reus hebben bevochten en gedood. Daarop hakte Brabo Antigoons hand af en wierp die op zijn beurt in de Schelde. In de 15e eeuw is het verhaal overgebracht naar Antwerpen als verklaring voor de naam. Antwerpen zou ‘hand werpen’ betekenen. Naar: nl.wikipedia.org
Afbeelding
Verhaal
Held?
1
B
Manneke Pis: redt Brussel
2
C
Brabo: doodt de reus
3
A
Vrouw: redt vader door borstvoeding
2 Waarom vertelden de mensen die verhalen?
Om de daden van een historische figuur of van een gewone persoon te verklaren 3 Hoe heten die verhalen?
Oude volksverhalen of sagen Opdracht 8
104
Raar, maar zijn de verhalen ook waar? Lees een aantal volksverhalen die mensen nog altijd vertellen. Probeer te achterhalen waarom ze die nog vertellen en eventueel geloven.
Deel 2
A Het uurwerk van de Poperingse Sint-Janstoren Omstreeks 1850 werd er een moord gepleegd in Poperinge. Het gerecht vermoedde dat een horlogemaker de dader was, maar de man was onschuldig. Nochtans werd hij als een van de laatsten in ons land geguillotineerd. Met één been op het schavot bleef hij zijn onschuld staande houden. ‘Ik zeg het u voor de allerlaatste keer!’ riep hij uit. ‘Ik ga boeten voor een ander! Want het is de waarheid en niets anders dan de waarheid dat ik geheel onschuldig ben! Even waar is mijn onschuld als het feit dat het uurwerk van de SintJanskerk vanaf vandaag telkens zal stilvallen wanneer het op twaalf uur zal staan, zowel ‘s nachts als overdag!’ En inderdaad … toen het twaalf uur werd, stond het uurwerk stil. Men klom in de toren en kreeg het weer aan de praat, maar twaalf uur later stond het opnieuw stil. Men nam het uurwerk uit de toren, herstelde het en plaatste het er terug in. Maar elke middag om twaalf uur en telkens wanneer het middernacht werd, viel het uurwerk van de Sint-Janskerk stil. Ten slotte heeft men het uurwerk uit de toren genomen en het er niet meer opnieuw in gestoken. De gaten zijn nu nog te zien in de kerktoren, maar een uurwerk is er niet meer. Naar: stadsspelen.blogspot.nl
B De spookkat van Beselare Een oud wijf van Beselare wilde pannenkoeken bakken, maar ze had geen bloem meer en geen gist. Tegenover haar huis was er een winkel en daar vond ze gist. Ze begon ferme koeken te bakken en terwijl ze bezig was, kwam er een kat binnen. Die kat legde zich neer bij de koeken in de hoek. Het wijf joeg haar weg, maar de kat keerde wat later terug. Het wijf joeg haar nog een keer weg, maar het beest keerde voor de derde keer terug. Op dat moment keerde het wijf juist weer een koek en van koleire sloeg ze met de gloeiende pan op de kat, die erbarmelijk jammerend wegspetterde. ’s Anderendaags ging het wijf de gist betalen, in de winkel tegenover de deur, maar ze kon de madam niet spreken, want die lag te bed. Het wijf keerde een beetje later weer, maar de bazin was nog altijd niet te spreken. De derde keer ging het wijf naar boven naar de voutekamer en daar vond ze de bazin te bed, verbrand van onder tot boven. Het was de bazin zelf, die de koekenpan op haar kop had gekregen.
Uit: Vlaams Sagenboek
C Hoe Lichtaart zijn naam kreeg Onze Lieve Heer en Sint-Pieter reisden door de Kempen om er de dorpen te leggen. Sint-Pieter droeg op de rug een zware zak, waar alle dorpen in staken. Kwamen ze aan een geschikte plaats, dan schudden ze een dorp uit de zak en reisden daarop verder. Eindelijk was de zak ledig, zo meenden ze vermoeid van de reis. Ze legden zich neder op de heide om wat te rusten. ‘Wat hoor ik daar?’ vroeg eensklaps Onze Lieve Heer. Uit de zak, die naast hen op de grond lag, weerklonk een klagend stemmetje: ‘Ach, Lieve Heerke, geef me toch ook een plaatsje!’ Op de bodem van de zak was nog een dorpje achtergebleven, dat ze vergeten hadden. Ze stonden op en sloegen de lange weg in, die dwars door de Kempen naar Turnhout voert. Onderweg ging het vergeten dorpje altijd maar voort met jammeren en Onze Lieve Heer, wie zulks op de duur verveelde, rukte misnoegd de zak van Sint-Pieters rug, schudde hem tot op de bodem leeg en riep wrevelig: ‘Nè! Ligt daar!’ Het dorp bleef er liggen en heette voortaan Ligtdaar, wat mettertijd Lichtaart geworden is.
Woordverklaring fd onder geguillotineerd = onthoo l) lbij (va ine de guillot hoger ligt voutekamer = kamer die elfde dez op ers dan de andere kam verdieping
Uit: Vlaams Sagenboek
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
105
1 Lees de checklist en vul de tabel aan. Checklist
A
B
C
Er komen sprookjesfiguren in voor. Het eindigt goed.
X
Dieren/dingen kunnen praten.
X
Er komen diverse goden in voor. Er gebeuren mysterieuze dingen.
X
Er is een verklaring voor een naam/gebeurtenis.
X
X X
X
Er is verouderd taalgebruik/spreektaal.
X
X
Er komen bovennatuurlijke wezens in voor.
X
X
2 Waarom vertelden de mensen dergelijke verhalen?
Omdat ze bepaalde gebeurtenissen niet begrepen. Ze vertelden over hun angst en onzekerheid. Ze wilden greep krijgen op bovennatuurlijke gebeurtenissen. 3 Hoe heten die verhalen? Oude volksverhalen of sagen
Oude volksverhalen of sagen vertellen over de relatie tussen de mens en het bovennatuurlijke. De verhalen gaan vaak over de angst en onzekerheid van de mensen. Ook helden of historische figuren kunnen voorkomen in sagen.
6 Ken jij oude volksverhalen? Opdracht 9 Vertel een verhaal. Zoek een verhaal dat te maken heeft met je dorp of stad: – een mysterieuze gebeurtenis, – een verklaring van de naam van je dorp of stad, – een historische heldendaad in je dorp of stad. Dat verhaal vertel je voor de klas.
106
Deel 2
7 Zijn er vragen waarop je het antwoord niet weet? Opdracht 10 Welke levensvragen stel jij? Is er een antwoord? Noteer er minstens drie. Levensvragen
Antwoord
Is er leven op een andere planeet? Waarom gaan we dood? Is er leven na de dood? Bestaat God? Bestaan ufo’s? Zijn graancirkels echt?
Waarom blijven mensen volgens jou zoeken naar antwoorden?
Om zekerheid te hebben, om angst te overwinnen …
8 Waarom is het niet altijd zomer? Opdracht 11
Bekijk het verhaal van Demeter en Persephone. Lees de opdracht en bepaal je kijk- of luisterstrategie.
1 Vul de tabel aan. Personages: wie zijn de hoofdpersonages?
God Zeus, godin Demeter, dochter Persephone, god Hades
Tijd: wanneer speelt het zich af?
Niet gegeven
Ruimte: waar speelt het zich af?
Ergens in Griekenland (Olympos)
Gebeurtenis: waarover gaat het verhaal?
Persephone wordt ontvoerd door Hades, god van de onderwereld. Hij huwt met haar. Haar moeder, Demeter, is ontroostbaar en maakt de aarde onvruchtbaar. Zeus zorgt ervoor dat Persephone voor een bepaalde tijd naar de bovenwereld terug mag komen.
Doel: wat wil het verhaal ons leren?
Verklaring voor de afwisseling van de seizoenen
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
107
2 Waarom vertelden mensen vroeger dit verhaal?
Om een onverklaarbaar natuurverschijnsel uit te leggen 3 Hoe heten zulke verhalen? Mythen 4 Hoe verliep het kijken? Moet je de volgende keer 'anders' kijken?
9 Kreeg je ooit een doos van Pandora? Opdracht 12
Bekijk het verhaal van Prometheus.
1 Vul de tabel aan. Personages: wie zijn de hoofdpersonages?
Prometheus, Zeus, Pandora, de mens
Tijd: wanneer speelt het zich af?
Niet gegeven
Ruimte: waar speelt het zich af?
Ergens in Griekenland/Olympos
Gebeurtenis: waarover gaat het verhaal? Noteer kort de hoofdlijnen.
Prometheus maakt een feestmaal van os klaar en de mensen krijgen een beter stuk vlees dan Zeus. Daarop worden de mensen gestraft: ze krijgen geen vuur meer. Prometheus steelt echter het vuur van de goden en geeft het terug aan de mensen. Daarop wordt hij gestraft door Zeus: hij wordt vastgebonden aan een rots en een arend pikt elke dag zijn lever uit. Hij wordt gered. Om de mensen te straffen, stuurt Zeus Pandora naar hen toe met een doos die ze niet mag openen. Ze doet het toch en alle kwalen komen uit de doos.
Doel: wat wil het verhaal ons leren?
Goden straffen als je iets verkeerds doet.
2 Hoe verliep het kijken nu? Heb je het anders aangepakt?
Een mythe is een eeuwenoud verhaal over goden dat onverklaarbare natuurverschijnselen verklaart of een boodschap, een les geeft.
108
Deel 2
10 Is een narcissus een bloem? Opdracht 13
Bekijk het verhaal van Echo en Narcissus.
1 Vul de tabel aan. Personages: wie zijn de hoofdpersonages?
Narcissus, Echo, Aphrodite
Tijd: wanneer speelt het zich af?
Onbekend/niet gegeven
Ruimte: waar speelt het zich af?
Ergens aan een rivier
Gebeurtenis: waarover gaat het verhaal?
Echo is verliefd op Narcissus, maar hij moet niets van haar weten. De godin Aphrodite straft hem: hij wordt verliefd op zichzelf en valt daardoor in het water. Hij leeft verder in een bloem.
Doel: wat wil het verhaal ons leren?
Het verhaal wil ons een les leren: wees niet ijdel.
2 Welke kijk-/luisterstrategie heb je telkens gebruikt? Wat ging goed/niet goed? Noteer minstens één persoonlijke tip voor een volgende kijk-/luisteropdracht.
Wat moet je kennen? Je weet wat een sprookje is. Je weet wat een sage is. Je weet wat een mythe is. Je weet wat het doel van een mythe is. Je kent verschillende luisterstrategieën.
Wat moet je kunnen? Je kunt de kenmerken van een sprookje terugvinden aan de hand van een checklist. Je kunt de kenmerken van een sage terugvinden aan de hand van een checklist. Je kunt een mythe herkennen. Je kunt het doel van een mythe weergeven. Je kunt de gepaste luisterstrategie inzetten.
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
109
Vraag 14
Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
Over letterlijk en figuurlijk taalgebruik Is het jou al eens overkomen? Je bijt in een lekker stuk chocolade met noten en plots … krak, een stuk van je tand! Heel vervelend. Of heb je je tanden al eens stukgebeten op een moeilijke opdracht? Werkte je hard en behaalde je toch niet het gewenste resultaat? Dat is pas frustrerend. Je kunt je tanden stukbijten, letterlijk en figuurlijk. Dat bekijk je in deze les van dichterbij. 1 Uitdrukkingen 2 Letterlijk of figuurlijk? 3 Even inoefenen
1 Uitdrukkingen Opdracht 1
Bekijk het filmpje van Belgacom en beantwoord de vragen.
1 Wat doen de vaders in het filmpje ? Ze voetballen. 2 Waarom is het een grappig filmpje? Omdat het hier een beetje de wereld op zijn kop is 3 De jongens vinden de vader die digitale tv in huis haalde een knappe kerel die het nog ver zal brengen in zijn leven. Hoe zeggen ze dat? Hij zal het nog ver schoppen. In deze context is dat grappig. Waarom?
Omdat ze aan het voetballen zijn, aan het schoppen dus, maar in een andere, figuurlijke betekenis. Opdracht 2
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Willem wil graag deelnemen aan een muziekwedstrijd die georganiseerd wordt door de plaatselijke muziekvereniging. Hij ziet het helemaal zitten! Hij speelt al gitaar sinds zijn vijfde. Drie jaar geleden richtte hij samen met een paar vrienden een bandje op en nu kunnen ze eindelijk laten zien wat ze waard zijn. Ze kunnen proberen om met een nieuw nummer de jury te overtuigen van hun mogelijkheden. Daar zit muziek in! Tijdens de volgende repetitie valt Willem met de deur in huis. Hij probeert zijn vrienden te overtuigen van het nut van de wedstrijd. Michiel, de bassist, wordt ook aan de tand gevoeld. Hij vindt dat ze nog niet stevig genoeg in hun schoenen staan om al deel te nemen aan zo’n prestigieus project. Ook Jef, die het keyboard bespeelt, hoort het in Keulen donderen. Hij vindt het te vroeg om dat varkentje te
110
Deel 2
wassen. Gelukkig is er nog Sarah, de zangeres. Bij haar is Willem wel aan het juiste adres. Zij is ervan overtuigd dat ze muziek van de bovenste plank maken. Tijdens de twee weken voor de uiterste inschrijvingsdatum, zit er meer dan eens een haar in de boter! Willem en Sarah halen hun beste overredingstechnieken boven en slagen er uiteindelijk in hun vrienden over de streep te trekken. Nu zitten ze met de gebakken peren! Over een kleine maand is het zover; dan moeten ze zich van hun beste kant tonen! Hopelijk stelen ze de harten van de juryleden en behalen ze een mooie plaats.
1 Is je iets opgevallen toen je de tekst las? Er staan veel uitdrukkingen in de tekst. 2 Markeer alle uitdrukkingen in de tekst en nummer ze. 3 Schrijf hieronder de betekenis van alle uitdrukkingen uit de tekst.
1 Daar zit muziek in
Daar kun je iets goeds van verwachten
2 Met de deur in huis vallen Meteen en zonder omwegen zeggen waar het op staat 3 Aan de tand voelen
Ondervragen
4 Stevig in zijn schoenen staan
Zeker zijn van je zaak
5 Het in Keulen horen donderen Stomverbaasd zijn en niet weten waar het over gaat 6 Een varkentje wassen
Een moeilijk karwei opknappen
7 Aan het juiste adres zijn
Bij de juiste persoon zijn
8 Van de bovenste plank
Het beste van iets
9 Er zit een haar in de boter
Er is ruzie
10 Iemand over de streep trekken
Iemand overtuigen, overhalen
11 Met de gebakken peren zitten
Voor de moeilijkheden opdraaien
12 Zich van zijn beste kant tonen
Het beste van zichzelf laten zien
4 Kun jij ook iedere uitdrukking in een context plaatsen? Verzin voor drie uitdrukkingen uit deze vraag een verhaal. Vertel het aan je buur. Die is je kritische luisteraar: klopt je verhaal?
13 De harten stelen
Charmeren
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
111
In het derde jaar leerde je hoe je woordbetekenissen kunt achterhalen door bijvoorbeeld het woordenboek te gebruiken. Die werkwijze kun je ook toepassen voor uitdrukkingen. Zoek het kernwoord in de uitdrukking en zoek dat op in het woordenboek of op het internet. Daar vind je de verklaring. Bv. zijn ei niet kwijt kunnen: ga kijken bij ‘ei’ en daar vind je de verklaring: niet (kunnen) zeggen wat je eigenlijk wilt zeggen.
Opdracht 3
Maak de opdracht over zegswijzen die je vindt op www.knooppunt.net.
2 Letterlijk of figuurlijk? Lees het gedicht van Daan Zonderland en beantwoord de vragen.
Letterlijk ‘Geachte Heer, ik moet u danken voor het postpakket dat ik ontving Maar u vergeeft mij ongetwijfeld een zekere teleurstelling. Toen ik de hand vroeg van uw dochter , die ik hartstochtelijk bemin, deed ik zulks niet in letterlijke, doch overdrachtelijke zin.’ Daan Zonderland
Uit: Letterlijk, Het Spectrum Utrecht 1976
Opdracht 4
1 Wie is in dit gedicht aan het woord? een man/een vrouw 2 Wat heeft die gekregen? een postpakket 3 Was hij/zij daar blij mee? Hoe weet je dat? Nee: een zekere teleurstelling 4 Wat had hij/zij gevraagd? De hand van de dochter van diegene aan wie hij een brief schrijft 5 Wat betekent dat ? Hij wil haar huwen. 6 Heeft de vader van de aanstaande bruid dat ook zo begrepen? Verduidelijk je antwoord.
Nee, hij heeft haar hand afgehakt en ze opgestuurd. 7 Waarom heeft hij het verkeerd begrepen? Hij heeft de vraag letterlijk geïnterpreteerd in
plaats van figuurlijk (hier: overdrachtelijk). 8 Zou dat echt kunnen gebeuren? In welke situatie? Toch wel, als iemand een taal onvoldoen-
de kent, dan zijn uitdrukkingen soms moeilijk te begrijpen.
112
Deel 2
Het is belangrijk dat je, om misverstanden te vermijden, goed het onderscheid leert maken tussen letterlijke en figuurlijke betekenissen. Letterlijk taalgebruik gebruik je voortdurend. Wat je zegt, is wat je bedoelt. Figuurlijk taalgebruik noem je ook beeldspraak. Bij figuurlijk taalgebruik zeg je iets anders dan wat je letterlijk bedoelt. Je vergelijkt wat je wilt zeggen met iets anders, iets wat ermee overeenkomt. Figuurlijke taal gebruik je om de taal op te smukken. Je komt ze voortdurend tegen in bijvoorbeeld reclamespotjes en advertenties. Als je de taalfinesse juist interpreteert, maakt figuurlijke taal het taalgebruik rijker. Omdat er niet staat wat er letterlijk bedoeld wordt, is figuurlijk taalgebruik niet altijd evident. Als je figuurlijke taal niet begrijpt, gaat er heel wat moois van de taal verloren.
3 Even inoefenen Opdracht 5
Leg de volgende zinnen letterlijk en figuurlijk uit. Voorbeeld: Ik beet mijn tanden stuk. L= Ik beet op iets en mijn tand brak af. F= Ondanks alle inspanning bereikte ik mijn doel niet.
1 Ik voelde me klein.
L Ik voelde me niet groot van gestalte. F Ik voelde me nietig. 2 De bal ging aan het rollen.
L De bal werd aangetrapt zodat hij begon te rollen. F Dat is de oorzaak van nieuwe ontwikkelingen in de zaak. 3 Een stok zoeken om de hond te slaan
L Een houten stok zoeken om het dier een pak slaag mee te geven F Een reden, een nadelig punt zoeken om iemand te kunnen bekritiseren 4 Hij neemt de fakkel over.
L Hij neemt als loper de fakkel over van de vorige loper. F Hij neemt de leiding. 5 Dat was een bittere pil om te slikken.
L De pil heeft een bittere smaak. F Dat was niet gemakkelijk te verwerken. Woordverklaring detail finesse = bijzonderheid, der hel ijk, evident = duidel
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
113
Opdracht 6 Vul de zinnen aan zoals in de voorbeeldzinnen. Je krijgt telkens een tip. Voorbeelden: – De fruitboer zat met de gebakken peren. Hij moest ergens voor opdraaien. (peer) – De drummer is met stille trom vertrokken. Hij vertrok in stilte/onopgemerkt. (trom) – De sterdanseres was op haar teentjes getrapt. Ze was gekrenkt, voelde zich beledigd. (teen) 1 Het bloemenmeisje zit op rozen
Zij heeft het goed getroffen. (roos)
2 De poelier was Hij was er als eerste bij. (kip) er als de kippen bij 3 De zangeres zingt een toontje lager
Ze heeft minder praatjes. (toon)
4 De schoenmaker weet waar het schoentje wringt benoemen. (schoen)
Hij kan de kern van het probleem
5 De gewichtheffer Hij zette zich er volledig voor in. (schaal) wierp zijn gewicht in de schaal 6 De auteur kruipt in de pen
Opdracht 7
Hij gaat schrijven. (pen)
Kun je het ook zonder tip? Probeer maar.
1 De timmerman – slaat nagels met koppen
Hij benoemt de kern van de zaak.
– zoekt spijkers op laag water
Hij heeft kritiek op onbenulligheden.
2 De matroos – zet Hij zet alles op alles. alle zeilen bij – vaart een andere koers
Hij verandert van standpunt, mening
of voornemen; probeert het op een andere manier. 3 De kok bakt het bruin
Hij schept op, overdrijft, doet dingen die helemaal niet kunnen.
4 De elektricien – heeft het licht gezien – is geen groot licht – gunt hem het licht in de ogen niet
Hij begrijpt wat hij daarvoor nog niet begreep. Hij is niet al te slim. Hij is erg jaloers.
5 De kapper – trekt zich de haren uit het hoofd – heeft haar op zijn tanden
Hij heeft enorm veel spijt. Hij komt duidelijk voor zijn mening uit.
6 De bakker – kreeg een koekje van eigen deeg van een streek, zoals hij die zelf met anderen uithaalde.
114
Deel 2
Hij werd het slachtoffer
Opdracht 8
Letterlijk (L), figuurlijk (F) of kan het allebei (A)? Verklaar.
1 Hij bijt zijn tanden stuk op een moeilijk huiswerk.
F – Ergens hard je best voor doen maar niet het gewenste resultaat behalen
2 Daarover zal ik straks eens een balletje opgooien!
F–E rgens voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden 3 Hij werd door de onderzoekers aan de tand gevoeld.
F – Ze ondervroegen hem op een kritische manier.
4 Mijn broer is een boom van een vent!
F – Mijn broer is iemand die erg groot is.
5 Geef me maar een paardenmiddel voor die ongemakken.
F – Een uiterste remedie
Opdracht 9
Noteer of volgende uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld zijn en noteer er de juiste betekenis bij zoals in het voorbeeld. Bv. een vuile wedstrijd F; e en wedstrijd waarin vals wordt gespeeld
1 een zoet kind:
F; braaf
2 een stalen spijker:
L; metaal
3 zachte boter:
L; smeerbaar
4 een zilveren jubileum:
F; 25-jarig jubileum
5 een ijzeren wil:
F; sterke
6 een zure mandarijn:
L; niet zoete citrusvrucht / F; onaangename Chinese ambtenaar (dan: Mandarijn)
7 een zachte jongen:
F; goedaardig
8 een stalen gezicht:
F; zonder gevoel te tonen
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
115
Opdracht 10
Spreekwoordenspel 1: Uitbeelden Speel met de hele klas een spreekwoordenspel. Schud die ledematen maar los, want je zult je hele lichaam in de strijd moeten gooien om te winnen.
Opdracht 11
Spreekwoordenspel 2: Raden Speel het tweede spreekwoordenspel met de hele klas. Luister goed naar de leraar voor de juiste instructies. Deze keer is het iets moeilijker.
Wat moet je kennen?
116
Wat moet je kunnen?
Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Je kunt een uitdrukking zowel letterlijk als figuurlijk interpreteren en verklaren.
Je kent de spreekwoorden en uitdrukkingen die in deze vraag aan bod kwamen.
Je kunt een figuurlijke uitdrukking in een context gebruiken.
Deel 2
Vraag 15
Zie jij structuur in die varkensschuur?
Herhaling: tekststructuren
Een structuur geeft weer hoe iets in elkaar zit, hoe iets opgebouwd is. Als een tekst goed gestructureerd is, dan ziet hij er ook aantrekkelijk uit en nodigt hij uit om te lezen. Als jij een tekst kunt opstellen met een goede en correcte structuur, dan scoor je gegarandeerd! Er bestaan verschillende tekststructuren. In deze vraag herhaal je wat je de vorige jaren al leerde: de chronologische, de opsommende, de vergelijkende en de oorzaakgevolgstructuur.
1 2 3 4 5 6
Chronologie – Heb je ze allemaal op een rijtje? Opsommen – Eén voor één! Vergelijken – Wie is de beste? Oorzaken en gevolgen – Hoe komt dat nu? Even oefenen! Structuur in de varkensschuur!
1 Chronologie – Heb je ze allemaal op een rijtje? Opdracht 1
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Van druif tot wijn Strikt genomen kan wijn gedefinieerd worden als vergist druivensap. Eind september, begin oktober, als de druiven tot volle rijpheid gekomen zijn en voldoende suiker bevatten, is het oogsttijd. Vroeger werd er uitsluitend met de hand geoogst maar tegenwoordig gebeurt het steeds vaker met machines. Rode wijn wint men uit blauwe druiven. Meestal verwijdert men eerst de steeltjes van de druiven. Die bevatten doorgaans te veel bitter smakend looizuur. Vervolgens worden de druiven gekneusd: de druiven barsten open en er ontstaat een mengsel van pitten, schillen, sap en eventueel steeltjes. Vervolgens wordt dat mengsel, ook most genoemd, overgepompt naar een gistingstank. In principe leven er op de schillen van de druiven voldoende gistcellen om de most spontaan te laten gisten en om te zetten in wijn. Om de gisting echter beter onder controle te kunnen houden, maakt men ook gebruik van gekweekte, veredelde gistculturen. Bij de gisting wordt de suiker van de druiven omgezet in alcohol en koolzuurgas. Bij die omzetting komt er warmte vrij. Bij de gisting speelt de temperatuur overigens een belangrijke rol: is ze te laag dan verloopt de gisting te traag, is ze te hoog dan kunnen de gisten voortijdig afsterven. De ideale gistingstemperatuur voor rode wijn ligt russen 26 en 30 °C. Het volledige gistingsproces duurt van enkele dagen tot een viertal weken.
Vraag 15 - Zie jij structuur in die varkensschuur?
117
Na de alcoholgisting wordt de most, die nu wijn geworden is, overgepompt in een ander vat. Die overgestoken wijn noemt men de vin degoutte (lekwijn). De resterende koek van schillen, pitten en sap wordt dan twee- tot driemaal uitgeperst en dat geeft de vin de presse (perswijn) die rijker is aan looizuur. Lekwijn en perswijn worden vervolgens vermengd. De wijn wordt in tanks opgeslagen om een tweede gisting te ondergaan: de malolactische gisting. Bacteriën zetten het appelzuur in de wijn om in melkzuur en koolzuurgas. Tot slot wordt de wijn geklaard, alle onzuiverheden die er nog in rondzwermen worden verwijderd. In veel gevallen kiest de wijnbouwer voor een snellere methode: een min of meer doorgedreven filtering van de wijn, vlak voor het bottelen. Naar: www.wijnendirkdooms.be
1 Op welke vraag geeft deze tekst een antwoord? Hoe maak je wijn? 2 Welk teksttype heb je net gelezen?
Een artikel, beschrijving van het proces om wijn te maken 3 Noteer in een schema de verschillende stappen van het proces om wijn te maken. Noteer ze in de juiste volgorde. Druiven oogsten à steeltjes verwijderen à de druiven kneuzen à mengsel ‘most’ ontstaat à most wordt overgepompt naar gistingstank à gistingsproces enkele dagen tot 4 weken à most wordt wijn à overpompen in een nieuw vat = lekwijn à schillen, pitten sap uitgeperst = perswijn à lek- en perswijn worden vermengd à tweede gisting in tanks à wijn wordt geklaard à wijn wordt gebotteld.
Als je de evolutie of het proces van iets beschrijft of als je een instructie geeft, dan gebruik je de chronologische structuur. Je verwijst altijd naar een zekere volgorde in de tijd. Alle elementen of delen volgen elkaar netjes op. Het schema dat bij deze tekststructuur hoort is de feitenketting. (à … à … à …) Centrale vraag De centrale vraag voor de chronologische structuur kan zijn: Welke stappen zijn er in de ontwikkeling? Hoe pak je dat aan?
118
Deel 2
2 Opsommen – Eén voor één! Opdracht 2
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Etiquette op restaurant Wie betaalt, kiest de wijn. Controleer altijd eerst het etiket op de fles om er zeker van te zijn dat je de wijn krijgt die je besteld hebt. Wijn stuur je nooit terug omdat je hem niet lust, wel omdat er iets aan de smaak scheelt (kurksmaak, te warm, te koud). Aan tafel wordt er niet gebeld, ge-smst, getwitterd of gefacebookt. Is het toch een dringende telefoon? Verontschuldig je dan, sta van tafel op en handel het zaakje zo snel mogelijk af. Een servet hoort op je schoot, want het is geen slabbetje. Je gebruikt het om af en toe je mond te deppen. Haal het nooit in je hoofd om erin te niezen of om je neus ermee te snuiten. Na de maaltijd leg je het servet links van je bord. Bij een koude maaltijd is het de regel dat je wacht met eten tot iedereen bediend is. Als je gastvrouw of -heer je bij een warme maaltijd zegt dat je al mag beginnen, doe dat dan maar. Spaghetti eet je met vork en lepel, nooit met een mes. Slurpen zoals in de Disneyfilm Lady & de Vagebond doe je beter niet. Pizza mag je eten met mes en vork, of met je handen. Als je met je handen eet, vouw de pizzapunt dan naar het midden, zodat de ingrediënten er niet steeds afvallen. Met je vinger omhoog drinken is heel ouderwets. Slurpen is ook absoluut not done. Uit: Feeling
1 Wat is het centraal thema van de tekst? Op welke vraag geeft de tekst een antwoord?
Wat zijn de do’s & don’ts op restaurant? 2 Maak op een apart blad met kernwoorden een waaierschema van de tekst.
Als je gegevens, feiten of data wilt opsommen zonder daar veel uitleg bij te geven, dan gebruik je de opsommende structuur. De volgorde waarin de delen genoemd worden, speelt geen rol. Het schema dat bij deze structuur hoort, is het waaierschema of het boomschema.
waaierschema of
boomschema
Vraag 15 - Zie jij structuur in die varkensschuur?
119
3 Vergelijken – Wie is de beste? Opdracht 3
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Zijn vrouwen slimmer dan mannen? Tijdens een internetwedstrijd, gebaseerd op het populaire spel Trivial Pursuit, gaven vrouwen meer juiste antwoorden dan mannen. De wedstrijd begon in oktober vorig jaar en duurde vijf maanden. In die periode werden meer dan vijftien miljoen vragen in negen verschillende talen gesteld aan mannen en vrouwen. De vrouwen wonnen met 4 088 139 correcte antwoorden terwijl de mannen slechts 4 077 596 vragen goed konden beantwoorden. In het spel Trivial Pursuit beslist de dobbelsteen over welk thema deelnemers een vraag krijgen. Maar in de internetversie mochten de deelnemers zelf de thema’s kiezen. Entertainment was het populairste thema, gevolgd door Wetenschap en Natuur, Sport en Hobby, Geschiedenis, Cultuur en Literatuur en Aardrijkskunde. Het minst favoriete thema was Mensen en Plaatsen. Vrouwen Vrouwen waren het sterkst in vragen over Entertainment. Ze beantwoordden 56,8 procent van die vragen correct. Naast Entertainment beantwoordden de vrouwen graag vragen over Wetenschap en Natuur waarin ze 54,4 procent van de vragen juist hadden. De vrouwen scoorden ondermaats in de categorie Mensen en Plaatsen met maar 41,7 procent correcte antwoorden. Mannen De beste categorieën voor de mannen waren Wetenschap en Natuur met 57 procent correcte antwoorden en Entertainment met 56,7 procent juiste antwoorden. Ze beantwoordden dubbel zoveel vragen over Sport en Hobby als de vrouwen waarvan ze 54,8 procent vragen correct hadden. Hun zwakste categorieën waren Aardrijkskunde en Mensen en Plaatsen met maar 49,9 procent correcte antwoorden. Iedereen kon deelnemen aan de online Trivial Pursuitwedstrijd tussen mannen en vrouwen. Een volgende wedstrijd tussen mensen jonger dan dertig en mensen ouder dan dertig staat al op het programma. Vanaf midden maart zal de strijd tussen de twee generaties beginnen. Uit: Knack.be
1 Wat is het centraal thema van de tekst? Op welke vraag geeft de tekst een antwoord?
Zijn vrouwen slimmer dan mannen? 2 Vul het schema in. Voor een vergelijkende structuur gebruik je de tabel.
120
Correcte antwoorden
Entertain-
Wetenschap Mensen en
Sport en
Aardrijks-
ment
en Natuur
Plaatsen
Hobby
kunde
M
4 077 596
56,7
57
49,9
54,8
49,9
V
4 088 139
56,8
54,4
41,7
Deel 2
Als je zaken of gebeurtenissen met elkaar wilt vergelijken, dan gebruik je de vergelijkende structuur. Je concentreert je vooral op de verschillen en/of overeenkomsten. Het schema dat bij deze structuur hoort, is de tabel.
4 Oorzaken en gevolgen – Hoe komt dat nu? Opdracht 4
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Mooie vrouwen maken mannen dom Daar staat ze, de vrouw van je dromen. Maar jij, je staat met je mond vol tanden. Gedragswetenschappers van de Radboud Universiteit hebben onderzocht waarom mannen moeilijk kunnen nadenken als ze een mooie dame zien. De onderzoekers lieten mannen óf met iemand van hetzelfde geslacht óf met een aantrekkelijke vrouw praten. Zowel voor als na de ontmoeting moesten de mannen een test maken. De uitslag? De scores waren aanzienlijk lager na het zien van het vrouwelijk schoon. Als een man bezig is met de vraag hoe hij indruk kan maken op een mooie vrouw, dan eist dat veel van zijn aandacht op. Volgens de wetenschapper kan dat behoorlijk uitputtend zijn voor het brein. En dat beïnvloedt de prestaties die volgen op een ontmoeting met een mooie dame. Opvallend genoeg houden vrouwen het hoofd wel koel wanneer ze een knappe kerel ontmoeten. De gedragswetenschappers vermoeden dat zij altijd al meer bezig zijn met hoe ze overkomen. Een leuke babbel maken met een aantrekkelijke vent zou het vrouwenbrein daardoor minder energie kosten. Uit: Quest.nl
1 Wat is het centraal thema van de tekst? Op welke vraag geeft de tekst een antwoord?
Waarom maken mooie vrouwen mannen dommer? 2 Maak een IMS-schema van de tekst.
I: Waarom kunnen mannen moeilijk nadenken in het gezelschap van een mooie vrouw? (onderzocht door gedragswetenschappers van de Radboud Universiteit) M: Ontmoetingen en daarna een test
à Zelfde geslacht: gevolg is hogere score
à Andere geslacht: gevolg is aanzienlijk lagere score
Oorzaken à bezig zijn met indruk maken eist te veel van brein à beïnvloedt prestaties die volgen
Vraag 15 - Zie jij structuur in die varkensschuur?
121
Als je naast de beschrijving van het gebeuren/gegeven of feit ook de oorzaak wilt onderzoeken, dan gebruik je de oorzaak-gevolgstructuur. Het schema dat bij deze structuur hoort, is een IMS-structuur (inleiding – midden – slot) met in het midden een waaierschema. I M S
Probleem/ Gevolg Oorzaak
S: Vrouwen houden het hoofd wel koel. Zij zijn altijd al meer bezig met hoe ze overkomen à het kost hen minder energie. 5 Even oefenen!
X
Waarom zijn groenten goed voor je gezondheid? De politieke crisis van dag tot dag
X X
Van klomp tot sexy laarsjes Een iPhone of een Blackberry?
X
X X
Hoe vermijd je een verkoudheid? Wat neem je mee op skireis?
X X
6 Structuur in de varkensschuur! Opdracht 6
122
Schrijf een korte, zakelijke tekst met een chronologische structuur voor de schoolkrant. Beantwoord de deelvragen om tot je eindproduct te komen. De tekst voeg je toe aan je portfolio.
Deel 2
Oorzaak-gevolg
Vergelijkende
Titel
Opsommende
De titel verklapt vaak al welke structuur de tekst zal hebben. Vul de tabel aan.
Chronologische
Opdracht 5
X
Oriënteren Wat is je schrijfdoel? Wie is je doelpubliek? Voorbereiden Wat wordt het thema van je tekst?
Formuleer het centraal thema.
Noteer enkele kernwoorden (brainstormen).
Maak met je kernwoorden een schema of bouwplan van je tekst. Voor een chronologische structuur gebruik je het best een feitenketting. Werk op een apart blad. Uitvoeren Nu begin je te schrijven: Bouw je tekst op volgens de IMS-structuur en verdeel hem in alinea’s met de gepaste signaalwoorden. Schrijf een krachtig begin en slot. Vergeet je titel niet. Zorg voor een correct taalgebruik. Dat betekent:
correcte spelling van alle werkwoorden en andere woorden, correcte zinsconstructies, correcte lidwoorden, correct gebruik van de leestekens, afwisseling tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Maak een tekst van minstens 15 zinnen. Raadpleeg het woordenboek bij twijfel. Beantwoord in je tekst de centrale vraag.
tip
Denk aan de checklist!
Reflecteren
Vraag 15 - Zie jij structuur in die varkensschuur?
123
Checklist In de inleiding vermeld je het onderwerp van de tekst. Met de alinea’s geef je voldoende informatie over je onderwerp. Je alinea vertrekt vanuit een kernzin. In het slot herhaal je het hoofdonderwerp, maak je een samenvatting of een besluit of geef je goede raad. Elke zin heeft een onderwerp en een wwg of nwg. Elke zin begint met een hoofdletter. Niet elke zin begint met het onderwerp. Enkelvoudige en samengestelde zinnen wisselen elkaar af. Je gebruikt het gepaste register. Je gebruikt geen afkortingen of smileys. Je keek je tekst grondig na op spelfouten. Je hebt je opmerkingen bij de vorige schrijfopdracht(en) nagelezen en daarmee rekening gehouden. Na de schrijfopdracht vul je deze vragen in. Heb je je tekst laten nalezen? Zo ja, door wie?
Hoe heb je het schrijfproces ervaren?
Schrijf je vlotter vanuit een bouwplan? Motiveer je antwoord.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de opbouw van een chronologische en een opsommende tekststructuur.
Je kunt teksten schematiseren volgens een structuur.
Je kent de opbouw van een vergelijkende en een oorzaak-gevolgstructuur.
Je kunt teksten schrijven met een tekststructuur als bouwplan. Je kunt het centraal thema formuleren voor een tekst die je gelezen hebt. Je kunt je eigen tekst evalueren aan de hand van criteria.
124
Deel 2
Vraag 15 - Zie jij structuur in die varkensschuur?
125
Opbouw van alinea’s
/5
Afstemmen op situatie
/5
Afstemmen op doel
1
2
1
2
0
1
2
3
4
5
D e indeling (inleiding, midden en slot) is niet terug te vinden in de tekst. Niet elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je maakt geen gebruik van signaalwoorden.
0
De stijl is onvoldoende aangepast aan de situatie: te plechtig/te informeel/…
0
De lezer krijgt onvoldoende informatie bij het onderwerp.
Beginner
Gevorderde
6
7
8
D e indeling (inleiding, midden en slot) is gedeeltelijk terug te vinden in de tekst. Bijna elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je maakt onvoldoende gebruik van signaalwoorden.
3
De stijl past bij de situatie. Een enkele keer is het taalgebruik te plechtig/te informeel. Bijvoorbeeld:
3
De lezer kan de tekst bij het onderwerp volgen. Het volgende heeft misschien meer uitleg nodig:
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op de vier deelaspecten.
Vorderingsfiche
5
5
9
10
D e indeling (inleiding, midden en slot) is volledig terug te vinden in de tekst. Elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je gebruikt passende signaalwoorden die de alinea’s verbinden.
4
De stijl is perfect aangepast aan de situatie.
4
De tekst bevat voldoende informatie en is duidelijk voor de lezer.
Expert
126
Deel 2 3
TOTAAL /30
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
Leverde je de taak tijdig in? Leverde je de taak netjes in?
2
Attitude
1
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat spelfouten of opvallende taalfouten.
Heb je rekening gehouden met opmerkingen bij vorige schrijfopdrachten?
0
Er is te weinig afwisseling in de zinsconstructies. De tekst bevat opvallende spel- en taalfouten, ook in heel eenvoudige woorden of zinnen.
Evolutie
/5
Zorg voor taal
5
Knappe prestatie: je bent een expert!
4
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat geen spelfouten of opvallende taalfouten.
Vraag 16
Heb jij argusogen of eerder een achilleshiel?
Over woordenschat uit klassieke verhalen Van een achilleshiel heb je misschien al gehoord. Laat je vijand vooral niet weten wat jouw achilleshiel is. En als je vijand in aantocht is , zorg er dan voor dat je met argusogen om je heen kijkt. Zo zie je alles. Beide uitdrukkingen komen uit de Griekse mythologie. In deze vraag leer je een paar nieuwe uitdrukkingen uit de mythologie en uit andere verhalen die vaker gebruikt worden dan je denkt.
1 Uitdrukkingen en woorden uit de mythologie 2 Uitdrukkingen uit andere verhalen
1 Uitdrukkingen en woorden uit de mythologie Opdracht 1
Lees de mythe van Sisyphus en beantwoord daarna de vragen. De mythe van Sisyphus Sisyphus had Korinthe gesticht en opgebouwd en heerste nu als koning in de prachtige stad. Toen werd hij zo overmoedig dat hij het waagde om Zeus uit te dagen. Dat deed hij door te vertellen aan de riviergod Asopus dat Zeus zijn dochter had ontvoerd. Zeus was razend en wou Sisyphus straffen. Hij zond Thanatos, de dood. Maar de slimme Sisyphus bleek sterker te zijn dan de dood. Hij kreeg de dood in zijn macht en legde hem zulke sterke boeien aan dat de heerschappij van de dood was gebroken. Er ontstond op aarde een grote wanorde doordat niemand meer kon sterven, en pas toen Ares, de sterke god van de oorlog, de dood uit de macht van de listigaard had bevrijd, kon Thanatos zijn ambt weer uitoefenen. Sisyphus werd door de oorlogsgod naar het rijk der schimmen gevoerd, maar had ondertussen al een nieuwe list verzonnen. Voordat hij naar Hades, de god van de onderwereld, werd gebracht, had hij zijn vrouw verboden dodenoffers voor hem te brengen. Hades had al snel door dat er geen offers voor Sisyphus kwamen en aanvaardde dat niet. Hij sprak met Sisyphus en die kon Hades overhalen hem vrij te laten en terug naar de mensenwereld te sturen zodat hij zijn vrouw aan haar plicht kon herinneren. Natuurlijk dacht de listigaard er niet aan weer naar de onderwereld terug te keren. Onbezorgd genoot hij van zijn leventje vol drinkgelagen en feestmaaltijden. En hij lachte de god van de onderwereld uit, die hij zo slim had bedrogen. Maar midden in de feestvreugde stond eensklaps Thanatos, de dood, weer voor hem. ‘Ditmaal zul je me niet te slim af zijn,’ sprak Thanatos wrokkend en sleurde de hulpeloze Sisyphus, die plotseling heel zwak en nietig geworden was, zonder medelijden naar de onderwereld. Zeus had ondertussen een vreselijke straf verzonnen voor de misdadiger. Hij kreeg de taak een gigantisch brok marmer een heuvel op te rollen. Met onbeschrijflijk veel moeite ging de veroordeelde aan het werk, zette zich met alle kracht schrap en slaagde er werkelijk in de steen de heuvel op te duwen. Hij meende reeds dat hij de top ermee bereikt had, toen - op het allerlaatste ogenblik - het verraderlijke rotsblok aan zijn handen ontsnapte en in de diepte rolde. Opnieuw moest hij aan het werk, opnieuw duwde hij de steen omhoog, en weer verloor hij het marmerblok juist op het ogenblik dat hij meende opnieuw de top bereikt te hebben. Steeds weer - eeuw in, eeuw uit - moet Sisyphus de steen omhoog duwen, doch niet één keer zal het hem lukken zijn taak te volbrengen.
Woordverklaring
en , met te veel zelfvertrouw overmoedig = roekeloos w slu ig is listigaard = sluwerd, list veel drinkt st of feest waarop je heel om enk bije = g ela nkg dri
Naar: www.beleven.org
Vraag 16 - Heb jij argusogen of eerder een achilleshiel?
127
1 Waarom wordt Sisyphus gestraft?
Hij heeft Zeus verraden aan de riviergod Asopus. 2 Hoe komt Sisyphus uit de onderwereld?
Hij maakt Hades wijs dat hij zijn vrouw op aarde even aan haar plichten wil herinneren en dat hij daarna terugkomt. 3 Welke zegswijze is gebaseerd op de mythe van Sisyphus?
sisyfusarbeid verrichten 4 Wat betekent die zegswijze?
Zwaar, nutteloos werk verrichten, werk zonder einde waarvan het resultaat telkens weer ongedaan gemaakt wordt. 5 Ken jij nog woorden die uit oude verhalen komen? Welke? Wat betekenen ze? Wanneer gebruiken mensen ze?
Opdracht 2
Ga naar Knooppunt en maak een oefening over mythologische uitdrukkingen.
Opdracht 3
Heel wat woorden komen uit de mythologie. Test op Knooppunt welke je al kent.
Opdracht 4
Kies uit de geleerde woordenschat uit opdracht 2 en 3 vijf woorden of zegswijzen en gebruik ze in een passende context.
128
Deel 2
2 Uitdrukkingen uit andere verhalen Opdracht 5
Luister naar het sprookje van Roald Dahl en beantwoord de vragen.
1 Waarom is het volk niet gelukkig met de keizer?
De keizer is enkel geïnteresseerd in zijn kledij. Het volk komt bij hem op de laatste plaats. 2 Hoe overtuigt de kleermaker de keizer dat de stof echt is?
Er komen twaalf mannen binnen bij de kleermaker die de stof allemaal prijzen. Bovendien vertelt de kleermaker dat de stof onzichtbaar is voor idioten. Daarom wil de keizer niet toegeven dat hij de stof niet ziet, hij wil namelijk niet dat het volk denkt dat hij dom is. 3 De keizer is altijd erg mooi gekleed, maar hij blijft een wreed persoon die door iedereen gehaat wordt. Welk spreekwoord waar een aap in voorkomt, is hier toepasselijk?
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding. 4 Wat betekent dat spreekwoord?
Mooie kledij en sieraden maken een lelijk of slecht mens niet mooi of goed. 5 Zoek nog andere spreekwoorden of uitdrukkingen waarin het woord ‘aap’ voorkomt. Leg telkens de betekenis uit.
Persoonlijk antwoord: de aap komt uit de mouw, een broodje aap, voor aap staan/zetten 6 Ga samen met je buur op zoek naar een gepaste situatie voor de spreekwoorden die je vond met ‘aap’.
Wat moet je kennen? Je kent spreekwoorden die uit klassieke verhalen stammen.
Wat moet je kunnen? Je kunt de spreekwoorden gebruiken in een bepaalde context.
Vraag 16 - Heb jij argusogen of eerder een achilleshiel?
129
Vraag 17
Hoe heet het monstertje in jou?
Over gevoelens in poëzie
Iedereen heeft een duister kantje, een klein monstertje diep vanbinnen dat zich niet helemaal gedraagt zoals het moet. In deze les mag dat monstertje heel even komen piepen. Op het einde van de les zul je een eigen gedicht geschreven hebben.
1 Voorbereiden 2 Mijn gedicht
.1 Voorbereiden Opdracht 1
Denk eens na over de kleine dingen waar je je bij jezelf aan stoort. Heb je van die trekjes waar je liever vanaf zou willen zoals zenuwachtigheid, boos worden, roepen, jaloersheid? Een heuse confrontatie met jezelf kost natuurlijk wel wat moeite.
1 Welk gevoel in jou is het monstertje? Welk gevoel vind je niet aangenaam, niet prettig? Je kunt er niets aan doen, maar af en toe steekt het weer de kop op. Noteer enkele kernwoorden.
2 Hoe ziet jouw monstertje eruit? Probeer het zo goed mogelijk te beschrijven. Verzin het zo dat het ook bij je gevoel past. Een jaloers monstertje zal bijvoorbeeld een groene kleur hebben. Gebruik ook hier kernwoorden.
3 Wat doet het monstertje? Beschrijf wat het monstertje doet. Hoe ervaar jij dat? Is het luid en boos of net stil en geniepig? Kernwoorden volstaan.
4 Wat doe jij? Wat ga jij doen als het monstertje weer de kop opsteekt? Ga je je ertegen verzetten, laat je het begaan of probeer je het te bedwingen? Noteer kort enkele ideeën.
Woordverklaring
130
Deel 2
geheim, vals, achterbaks geniepig = stiekem, in het teg , enhouden, inhouden bedwingen = beheersen
5 Met welk gevoel sluit je deze opdracht af? Hoe voel je je nu, nadat je zo over je monstertje hebt geschreven? Gebruik kernwoorden die je gevoel uitdrukken.
2 Mijn gedicht Opdracht 2
Gedichten knutselen Maak met de woorden die je invulde bij opdracht 1 korte (delen van) zinnen. Waaraan moet je denken? – Probeer niet te erg ‘een gedicht’ te schrijven. – Grammatica doet er voor een keertje niet zo veel toe. Ook bij spelling kijk je hier en daar wat door de vingers. – Gebruik geen rijm, want dat stimuleert schrijven in clichés. Speel wel met klanken. – Verboden woorden zijn: mooi, leuk, lelijk, slecht en toen.
Kladversie
Opdracht 3
Creatief met woorden: ontwerp een poster. Schrijf je gedicht op een creatieve manier op een groot blad papier en laat die poster er ook uitzien zoals de regels in je gedicht. Je bent vrij om een collage te maken, de computer te gebruiken … Bewaar het resultaat in je schrijfportfolio.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen? Je kunt zelf een gedicht schrijven aan de hand van een gegeven schema. Je kunt je gedicht creatief opmaken of illustreren. Je kunt je gevoelens op een spontane manier verwoorden in een gedicht.
Vraag 17 - Hoe heet het monstertje in jou?
131
Vraag 18
Kan het wat nauwkeuriger?
Over loperwoorden
Veel mensen besteden te weinig aandacht aan hun taalgebruik. Daardoor hanteren ze vaak vage en onnauwkeurige (werk)woorden die in heel wat situaties van toepassing zijn en verschillende betekenissen kunnen hebben. Die woorden noem je loper(werk)woorden. Meestal is het interessanter om nauwkeuriger woorden te gebruiken en de loper(werk) woorden te vermijden.
1 Loperwerkwoorden 2 Andere loperwoorden
1 Loperwerkwoorden Opdracht 1
Lees deze teksten aandachtig. Tekst 1
Tekst 2
Deze ochtend liepen mijn man en ik door de winkelstraat. We keken naar de verschillende uitstalramen en liepen nog wat verder. Ook keken we naar de mensen die ons voorbij gingen. Plots liep er een zeer knappe dame voorbij. Ik zei tegen mijn man dat hij moest stoppen met gluren. Hij zei dat hij naar haar schoenen keek en dat ik ook eens zo’n paar moest nemen.
Deze ochtend wandelden mijn man en ik door de winkelstraat. We bekeken de verschillende uitstalramen en kuierden nog wat verder. Ook gluurden we naar de mensen die ons passeerden. Plots flaneerde een zeer knappe dame voorbij. Ik siste tegen mijn man dat hij moest stoppen met gluren. Hij verklaarde dat hij haar schoenen observeerde en dat ik me ook eens zo’n paar moest aanschaffen.
Welke verschillen ontdek je tussen beide teksten?
In tekst 2 worden meer verschillende woorden gebruikt, er is meer afwisseling. Opdracht 2 1 Welke tekst geeft de meeste informatie? Tekst 2 2 Hoe komt het dat je in die tekst meer informatie krijgt dan in de andere?
De schrijver gebruikt heel wat verschillende werkwoorden die concreter aangeven hoe de man en de vrouw zich voortbewegen, kijken en praten: wandelen, kuieren, flaneren, gluren, observeren, sissen, verklaren.
132
Deel 2
Opdracht 3
In tekst 1 vind je werkwoorden die je in allerlei situaties kunt gebruiken. Hoe noem je zulke werkwoorden? loperwerkwoorden
Opdracht 4 Vervang het werkwoord zeggen door een (tekenend) werkwoord uit deze lijst: brullen, fluisteren, aankondigen, beloven, ventileren, vertellen, vaststellen, herhalen, besluiten. 1 De dokter zei dat het een griepje was. stelde
vast
2 De werkman zegt dat hij me niet kan horen omdat er te veel lawaai is. brult 3 Opa zei: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.’ vertelde/besloot 4 De burgemeester zei dat hij zijn best zou doen om aan alle wensen tegemoet te komen. beloofde 5 De gids zegt nogmaals dat het stil moet zijn in het museum. herhaalt
(zonder 'nogmaals')
6 Fien zei tegen haar vriendin dat ze een oogje had op de jongen die wat verder stond. fluisterde 7 De leraar zei dat het morgen toets is. kondigde
aan
Een loperwerkwoord is een weinigzeggend, onnauwkeurig werkwoord dat in heel wat zinnen past, maar weinig zegt. Voorbeelden van loperwerkwoorden: lopen, gaan, doen, zeggen, kijken, maken … Hoe nauwkeuriger het werkwoord, des te duidelijker de zin. Probeer dus zo veel mogelijk loperwerkwoorden te vermijden en gebruik tekenende werkwoorden. Voorbeelden van tekenende werkwoorden zijn: rennen, gluren, staren …
Opdracht 5-6-7 Oefen verder en vermijd loperwoorden bij de opdrachten op Knooppunt.
Opdracht 8 1 Je kunt woorden positief, negatief of neutraal aanvoelen. Test dat uit met deze woorden. Kies uit: spelen, roddelen, pronken, huilen, oprotten, schrijven, vertellen, bewonderen, grienen, staren, gaan, noteren, stoeien, tonen. Negatieve woorden
Neutrale woorden
Positieve woorden
krabbelen
schrijven
noteren
staren
kijken
bewonderen
oprotten
gaan
vertrekken
roddelen
praten
vertellen
rotzooien
spelen
stoeien
grienen
huilen
snikken
opscheppen
tonen
pronken
Vraag 18 - Kan het wat nauwkeuriger?
133
2 Kies drie rijen. Bepaal per rijtje in welke situaties je de verschillende woorden zou gebruiken. Maak met elk werkwoord een zin om duidelijk te maken wat je bedoelt. 1
2
3
Tekenende werkwoorden kunnen zowel een negatieve als positieve gevoelswaarde hebben. Denk dus goed na over het werkwoord dat je kiest.
2 Andere loperwoorden Naast de loperwerkwoorden zijn er ook nog andere loperwoorden. Dat zijn woorden (zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden …) die weinigzeggend of onnauwkeurig zijn, die in heel wat zinnen passen, maar weinig concrete informatie geven. Net zoals de loperwerkwoorden, kun je de loperwoorden beter vermijden en vervangen door tekenende, nauwkeurigere woorden.
Opdracht 9
Onderstreep in deze tekst de weinigzeggende loperwoorden en vervang ze door tekenende woorden. Die jongen is altijd te laat op school. Hij woont in een mooi huis dat op dertig kilometer van de stad ligt. Hij moet altijd erg lang wachten op vervoer. Bovendien heeft hij enorm last van een ochtendhumeur. Toen hij deze morgen opstond, zei hij nog tegen zijn moeder: ‘Hopelijk is dat ding nu eens op tijd!’ Daarna keek hij naar de tafel en zei: ‘En waarom staat die bak hier nu weer op de tafel? Ik had die toch opgeruimd?’
134
Deel 2
Loperwoord
Vervangen door tekenend woord
is
arriveert, komt … aan
mooi
prachtig, hemels …
ligt
zich…bevindt
erg lang
een half uur
vervoer
de bus, de tram …
zei
riep
ding
de bus, de tram …
keek
staarde
zei
schreeuwde
bak
vuilnisbak, koffer, doos …
Een loperwoord is een weinigzeggend, onnauwkeurig woord (zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord …) dat in heel wat zinnen past, maar weinig zegt. Voorbeelden van loperwoorden zijn: ding, bak, zeer, mooi … Hoe nauwkeuriger het woord, hoe meer info je hebt en hoe duidelijker de zin. Probeer dus zo veel mogelijk loperwoorden te vermijden en gebruik tekenende woorden.
Opdracht 10 Vervang in deze versie van een sprookje van de gebroeders Grimm de vervelende loper(werk)woorden door tekenende varianten. Gebruik iedere variant slechts één keer. De dochter van de koning had een glimmende gouden bal, waarmee ze graag speelde. Maar op een dag stuiterde de bal en rolde hij van haar weg, zo de vijver in. De prinses was zeer (1) bedroefd. Ze kon niet bij de bodem van de vijver. Opeens hoorde ze een stemmetje: ‘Huil maar niet,’ zei (2) het. Ze keek op en zag een vette, groene kikker zitten. ‘Wat krijg ik van je,’ zei (3) de kikker, ‘als ik je bal uit het water haal?’ ‘Alles wat je maar wilt,’ zei (4) de prinses. ‘Dan wil ik van je bordje eten en in je bedje slapen,’ zei (5) de kikker. Dat wilde de prinses liever niet. Maar omdat ze zo graag haar bal terugwou, zei (6) ze: ‘Goed.’ De kikker bracht de bal terug. En zonder dankjewel te zeggen, ging (7) de prinses ermee weg. De volgende dag zat de prinses met haar ouders aan tafel, toen de kikker binnenkwam. ‘Wat doet dat beest hier?’ zei (8) de koningin. Toen moest hun dochter wel vertellen wat ze aan de kikker had gezegd (9). ‘Wat je beloofd hebt, moet je doen,’ zei de koning. Na het eten ging (10) het prinsesje naar bed. De kikker kwam achter haar aan en sprong met zijn glibberige lijf op haar hoofdkussen. ‘Ik mag in je bedje slapen,’ zei hij. ‘Ga weg!’ zei (11) de prinses en ze gooide de kikker in de verste hoek van de kamer. Maar toen veranderde hij plots in een mooie (12) prins met een bult op zijn hoofd. ‘Jij hebt de betovering verbroken,’ zei (13) de prins. ‘Ik was door een gemene heks in een kikker veranderd.’ Nu wilde het prinsesje wel dat de prins van haar bordje at en in haar bedje sliep. Ze zouden trouwen en de gouden bal, die ook een plaatsje kreeg op het feest, was (14) mooier (15) dan ooit.
Vraag 18 - Kan het wat nauwkeuriger?
135
1 verschrikkelijk
9 beloofd
2 troostte
10 liep
3 vroeg
11 schreeuwde
4 riep
12 aantrekkelijke
5 besliste
13 snikte
6 fluisterde
14 blonk
7 rende
15 prachtiger
8 brulde
Opdracht 11 Vertel over je leukste vakantieherinnering aan je buur. Gebruik daarbij geen loperwoorden, maar gepaste tekenende woorden.
Wat moet je kennen? Je weet wat loper(werk)woorden zijn. Je weet wat tekenende (werk)woorden zijn.
Wat moet je kunnen? Je kunt loper(werk)woorden vervangen door tekenende (werk)woorden. Je kunt zelf tekenende woorden gebruiken.
136
Deel 2
Vraag 19
Waarmee heb jij het helemaal gehad?
Over het voltooid deelwoord
Als je het helemaal gehad hebt met iets, dan betekent het dat je ergens genoeg van hebt. Zo stond er een artikel in de krant over een Duits meisje dat het helemaal had gehad met Facebook. Ze had een uitnodiging voor een feestje gepost, maar ze had verzuimd om het als ‘privé’ te markeren, met als gevolg dat er ruim 15 000 mensen aankondigden dat ze erbij zouden zijn … In deze les kom je meer te weten over de spelling van het voltooid deelwoord. 1 2 3 4 5
Op zoek … Spits je oren! En in het Engels? Het kan ook anders … Aan de slag!
1 Op zoek … Opdracht 1
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Duizenden winkelkarretjes gestolen en verkocht aan schroothandelaar In de Spaanse hoofdstad Madrid heeft de politie een dief opgepakt die de voorbije maanden zo’n drieduizend winkelkarretjes had gestolen in diverse winkelcentra. Hij verkocht ze door en verdiende er bijna 300 000 euro mee. De politie heeft de dader opgespoord door gpszendertjes te installeren op de wieltjes van de winkelwagentjes. Enkele winkelcentra hadden de politie gealarmeerd toen bleek dat in een jaar tijd meer dan drieduizend winkelkarretjes waren gestolen. De politie heeft op goed geluk gps-zendertjes op enkele winkelwagentjes geplaatst. Op die manier hebben de agenten een man betrapt. In zijn bestelwagen heeft de politie twee winkelkarretjes aangetroffen. De dader had sinds het begin van het jaar minstens twee winkelwagentjes per dag ontvreemd. Hij had ze doorverkocht aan een handelaar in oud ijzer en had daarbij ongeveer 290 000 euro geïnd, aldus de politie van Madrid. Volgens de warenhuizen betalen ze zelf tussen de 80 en 200 euro voor één winkelkarretje. Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
1 Tot welk teksttype behoort de tekst? krantenartikel 2 Wat is het tekstdoel van het teksttype? informeren 3 Welk woord herken je in ‘Absurdistan’ in de bron van de tekst? absurd 4 Wat betekent dat woord?
bizar, idioot, krankzinnig, ongerijmd, onzinnig Woordverklaring diverse = verscheidene
Vraag 19 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
137
5 Verklaar de benaming van de rubriek 'Absurdistan' uit de krant.
In de rubriek vind je allerlei vreemde, grappige, vergezochte, maar toch waargebeurde feiten. 6 Welk tekstdoel heeft de tekst bijgevolg ook? amuseren/ontspannen 7 Bekijk deze zin uit de tekst. In de Spaanse hoofdstad Madrid heeft de politie een dief opgepakt. a Wat is het onderwerp van deze zin? de politie b Onderstreep het werkwoordelijk gezegde in deze zin. c Noteer de infinitief van het werkwoord dat het meest informatie geeft. oppakken Dat is het hoofdwerkwoord. d Wat is de taak van het andere werkwoord?
Het helpt het hoofdwerkwoord vervoegen, dus is het een hulpwerkwoord. e Welke vorm van het werkwoord is ‘opgepakt’? Het is een voltooid deelwoord. In een zin waarin een voltooid deelwoord deel uitmaakt van het werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde wordt de voltooide tijd gebruikt. f Welke zinsdelen heb je nog niet benoemd? Noteer ze hier en geef ook hun functie.
In de Spaanse hoofdstad Madrid: bwb / een dief: lv. g Herschrijf de zin in de verleden tijd. Gebruik het hoofdwerkwoord als persoonsvorm.
In de Spaanse hoofdstad Madrid pakte de politie een dief op. h Wat merk je op? Er staat geen hww of vd meer in de zin. In deze zin wordt de onvoltooide tijd gebruikt. 8 Markeer alle voltooide deelwoorden in de tekst. Noteer de bijbehorende infinitieven.
stelen, verkopen, oppakken, opsporen, alarmeren, stelen, plaatsen, betrappen, aantreffen, ontvreemden, doorverkopen, innen 9 Welke hulpwerkwoorden komen voor in de tekst? hebben en zijn 10
Teken op een los blad enkele kolommen. Probeer zelf de voltooide deelwoorden te groeperen in een aantal soorten. Vertel aan de klas welke indeling je maakte en waarom. Wat heb je daarbij geleerd?
Mogelijke criteria die leerlingen kunnen gebruiken voor hun indeling: – eindigen op -d of -t of -en – klankverandering of niet – met ge- of zonder ge– combinatie met hebben of met zijn
138
Deel 2
Het voltooid deelwoord (vd) is een vorm van het werkwoord. In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal ook een persoonsvorm. Die helpt het voltooid deelwoord. Daarom wordt die persoonsvorm ook het hulpwerkwoord genoemd: bv. hebben, zijn, worden … Hoe herken je een voltooid deelwoord? - Het eindigt op -t of -d, onregelmatige vormen vaak op -en of -n; - Het begint vaak met ge-, behalve als het werkwoord al begint met be-, her-, ont-, ver- … Bv. gespeeld, gepoetst, verplaatst, ontvreemd … In een zin waarin je een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord terugvindt, wordt de voltooide tijd gebruikt.
Opdracht 2
Ook in andere talen komt het voltooid deelwoord voor. Bekijk de voorbeeldzinnen en vergelijk ze met de Nederlandse versie. Beantwoord de vragen. Taal
Voorbeeldzin
Naam
Nederlands
Ik heb mijn vriend geholpen.
Voltooid deelwoord
Frans
J’ai aidé mon ami.
Participe passé
Engels
I’ve helped my friend.
Past participle
Duits
Ich habe meinem Freund geholfen.
Partizip II
1 Markeer de voltooide deelwoorden in de voorbeeldzinnen. 2 Onderstreep de hulpwerkwoorden. 3 Wat merk je op als je kijkt naar de plaats van het voltooid deelwoord in de zin?
In het Nederlands en Duits kan een ander zinsdeel (in dit geval het lijdend voorwerp) tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord staan. In het Frans en Engels komt het voltooid direct na de persoonsvorm. De overige zinsdelen staan dan na het voltooid deelwoord.
2 Spits je oren! Opdracht 3
Bekijk nogmaals de gemarkeerde woorden in de tekst van opdracht 1.
1 Bij welke infinitieven verandert de klank om het voltooid deelwoord te maken?
Stelen: gestolen Aantreffen: aangetroffen (Door)verkopen: (door)verkocht Hier is de regel heel eenvoudig: je schrijft wat je hoort!
Vraag 19 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
139
2 Welke van de gebruikte infinitieven behouden hun klank om het voltooid deelwoord te maken?
Oppakken: opgepakt
Betrappen: betrapt
Opsporen: opgespoord
Ontvreemden: ontvreemd
Alarmeren: gealarmeerd
Innen: geïnd
Plaatsen: geplaatst 3 Hoe kun je achterhalen of de eindletter van het vd een -d of een -t is?
Je moet het vd verlengen, dan hoor je de eindletter. Bv. opgepakt want opgepakte opgespoord want opgespoorde
Bij de meeste werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord zoals je het hoort. Bij voltooide deelwoorden die eindigen op -t of -d moet je verlengen. Dan hoor je of het -t of -d moet zijn. Bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje.
3 En in het Engels? Opdracht 4
Bekijk deze cartoon.
1 Noteer de voltooide deelwoorden uit de cartoon.
gesquasht - gepaintballd - geskatet
2 Hoe worden voltooide deelwoorden van werkwoorden afkomstig uit het Engels gespeld?
Ze volgen de spelling van de Nederlandse werkwoorden. 3 Noteer de stam van paintballen. paintball 4 Bekijk de spelling van de stam. Welke eigenaardigheid merk je op? Leg uit.
De stam eindigt op -ll omwille van de uitspraak.
De voltooide deelwoorden van werkwoorden uit het Engels volgen de spelling van de Nederlandse werkwoorden. Ook hier geeft het Groene Boekje de oplossing als je zelf twijfelt.
140
Deel 2
4 Het kan ook anders … Opdracht 5
Je kunt de gegevens uit het krantenartikel van opdracht 1 ook anders formuleren.
1 Vul deze zinnen aan. Je krijgt de infinitief tussen haakjes. 1 De duizenden gestolen
winkelkarretjes (stelen)
2 De duizenden verkochte
winkelkarretjes (verkopen)
3 De opgepakte
dief (oppakken)
4 De opgespoorde
dader (opsporen)
5 De gealarmeerde
politie (alarmeren)
6 De geplaatste
zendertjes (plaatsen)
7 De betrapte
man (betrappen)
8 De aangetroffen
winkelkarretjes (aantreffen)
9 De ontvreemde
en doorverkochte
winkelwagentjes (ontvreemden, doorverkopen) 10 De geïnde
290 000 euro (innen)
2 Van welke woorden zijn de ingevulde woorden afgeleid? van werkwoorden 3 Wat is de functie van de ingevulde woorden? Ze geven meer informatie over de zn. 4 Tot welke woordsoort behoren ze bijgevolg? Het zijn bn. 5 Vervang ze door een ander bn dat niet afgeleid is van een werkwoord. De duizenden gele
Opdracht 6
winkelkarretjes
De lelijke
dief
De oude
dader
De alerte
politie
De hypermoderne
zendertjes
De grote
man
(verschillende antwoorden mogelijk)
Noteer de gegeven woorden in de gevraagde vorm in de zinnen. 1 Mijn zus woont in een grote villa. (groot, bn) Ze kocht een woning en heeft die vergroot . (vergroten, vd) De vergrote woning bracht veel geld op. (vergroten, vd als bn) Opgelet: De aannemer vergrootte de woning. (vergroten, ovt) 2 Haar huis staat in een brede straat. (breed, bn) Onlangs heeft de gemeente de straat verbreed (verbreden, vd) De verbrede straat (verbreden, vd als bn) Opgelet: De gemeente verbreedde de straat. (verbreden, ovt)
Vraag 19 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
141
1 Hoe spel je een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord? Je volgt de spellingregels voor het bijvoeglijk naamwoord. 2 Welk probleem ontdek je in de laatste zin van elk voorbeeld?
De pv in de verleden tijd klinkt hetzelfde als het bn, maar je schrijft hem anders!
Een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord volgt de spellingregels van het bijvoeglijk naamwoord.
5 Aan de slag! Opdracht 7
Noteer de infinitieven in de gevraagde vorm.
Huis (vernielen, vd) tijdens zoektocht naar rat
vernield
Sommigen gaan op tafel staan en beginnen hysterisch te schreeuwen, anderen gaan nog verder als ze met een (verdwalen,
verdwaalde
vd als bn) rat in huis zitten. Of wat dacht u van een koppel uit Groot-Brittannië dat voor maar liefst 6 400 euro schade heeft (toebrengen, vd) aan hun huis tijdens
toegebracht
hun zoektocht naar de ongewenste bezoeker. Gary Taylor, een ex-soldaat, en zijn vrouw Leanne Fay hadden een huis (huren, vd) in Rochdale (Manchester). Nadat Leanne had
gehuurd
(beweren, vd) dat ze een rat (zien, vd) had op de zolder, heeft
beweerd
manlief het huis op stelten (zetten, vd) om het dier te vinden.
gezet
/gezien
Je kunt gerust stellen dat hij daarbij iets te enthousiast te werk is (gaan, vd). Hij heeft de pas (vernieuwen, vd als bn) badkamer
gegaan
/vernieuwde
en de (inrichten, vd als bn) zolder (vernielen, vd), stukken uit
ingerichte
/vernield
de (vastlijmen, vd als bn) linoleumvloer (slaan, vd) en ook de
vastgelijmde /geslagen
(restaureren, vd als bn) open haard (uitbreken, vd).
gerestaureerde /uitgebroken
Woordverklaring
142
Deel 2
zelf niet hysterisch = uitzinnig, zich d ben heb le tro meer onder con
Toen hij zijn zoektocht eindelijk had (stopzetten, vd), was er voor
stopgezet
6 400 euro schade (toebrengen, vd) in het huurhuis. Maar de rat, die
toegebracht
had hij niet (vinden, vd).
gevonden
De verhuurder van de woning, duidelijk minder bang van ratten, kon niet lachen met de (aanrichten, vd als bn) schade en heeft zijn
aangerichte
huurders voor de rechter (slepen, vd). Die heeft Taylor (veroordelen,
gesleept
/veroordeeld
vd) tot drie maanden gevangenisstraf. Zijn vrouw heeft een voorwaardelijke straf (krijgen, vd) en moest dus niet naar de cel.
gekregen
Gelukkig maar, want misschien zitten daar ook wel ratten … Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
Opdracht 8
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen. 1 De uitgebrande 2 Een gedeletete
foto kun je soms nog terugvinden op je harde schijf. (deleten)
3 Een gesmede
barbecue is onverslijtbaar. (smeden)
4 Een verwijde
jeansbroek zit niet comfortabel. (verwijden)
5 De verzande
vaargeul wordt uitgebaggerd. (verzanden)
6 Die gedragen
schoenen kun je inleveren. (dragen)
7 Het aangeboden
geld weigerde hij trots. (aanbieden)
8 Een zelf gebreide
Opdracht 9
fabriek zag er troosteloos uit. (uitbranden)
sjaal is cool! (breien)
9 De uitgeputte
bergbeklimmer bereikte eindelijk de berghut. (uitputten)
10 De gerapte
tekst moet je uit het hoofd leren. (rappen)
Noteer het werkwoord in de gevraagde vorm in de zinnen. planten
verkleden
doden
vd als bn
De bomen groeien goed. geplante
ovt
De tuinman aardappels. plantte
vd
Ik heb nog nooit een boom . geplant
vd als bn
De kinderen gaan van deur tot deur. verklede
ovt
De kinderen zich voor carnaval. verkleedden
vd
Ik heb me ooit als lieveheersbeestje . verkleed
vd als bn
De reptielen werden gedroogd en gemalen. gedode
ovt
De jager de patrijs met een schot. doodde
vd
Onze hond werd door een onoplettende automobilist. gedood
Vraag 19 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
143
Opdracht 10
Maak zelf zinnen waarin je het gegeven werkwoord gebruikt in de gevraagde vorm. versieren
ovt
We versierden het huis van de jarige buurman.
vd
Oma heeft de kerstboom versierd met slingers.
vd als bn
De prachtig versierde taart stond te kijk in de etalage van de bakker.
bewerken
ovt
De kunstenaar bewerkte het stuk hout.
vd
De kunstenaar heeft het stuk hout bewerkt.
vd als bn
Het mooi bewerkte kommetje trok de aandacht van de kunstenaar.
vertellen
Opdracht 11
ovt
De juf vertelde een verhaaltje aan de kleuters.
vd
De juf heeft hen een verhaaltje verteld.
vd als bn
Het vertelde verhaaltje had ik al eerder gehoord.
Markeer de woorden die met deze schrijfwijze nooit een voltooid deelwoord kunnen zijn. Leg uit waarom. vermoeid verschanst verwijdert vergoedt verdort bezeerd verwent verprutst beschouwd ontsnapt verbaast verbouwd verbetert verbreedt vermoedt
Opdracht 12
Noteer in een aantal zinnen hoe je een recent probleem opgelost hebt. Dat kan een schools probleem zijn, een relationeel probleem, een dagelijkse moeilijkheid die zich voordeed … Gebruik daarbij voltooide deelwoorden, die je onderstreept. Werk op een apart blad. Herlees je tekst en kijk na of je de voltooide deelwoorden correct gespeld hebt. Lees de tekst van je buur na. Wat moet je kennen?
144
Wat moet je kunnen?
Je weet waaraan je een voltooid deelwoord kunt herkennen.
Je kunt het voltooid deelwoord aanduiden in een zin.
Je weet hoe je de voltooide tijd moet vormen.
Je kunt een zin in de voltooide tijd zetten.
Je kent de spellingregels voor het voltooid deelwoord gebruikt als werkwoord en als bijvoeglijk naamwoord.
Je kunt het voltooid deelwoord correct schrijven.
Deel 2
Je kunt het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord correct schrijven.
Vraag 20 Over voornaamwoorden
Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
Op het eerste gezicht is er met deze zin niks aan de hand tot de leraar je de zin dicteert. Dan begin je te twijfelen. Schrijf ik nu jou of jouw … een kwestie om over na te denken.
1 Een kwestie om over na te denken 2 Een kwestie van weten 3 Een kwestie van voorzetsels en voornaamwoorden
1 Een kwestie om over na te denken
A jou – jouw – u – uw Opdracht 1
Lees de tekstjes. Zoek de fout. Werk per twee en probeer aan elkaar uit te leggen waarom je iets als fout aanduidt. 1
‘Boek vandaag u kookworkshop en ontvang u eerste cadeau.’
‘U’ kookworkshop moet ‘uw’ zijn omdat het de kookworkshop van u is. (bezit) Je zegt immers ook ‘mijn’ kookworkshop en niet ‘mij’ kookworkshop. ‘U’ cadeau moet ‘uw’ zijn omdat het het cadeau van u is. (bezit) Je zegt ook ‘mijn’ cadeau en niet ‘mij’ cadeau.
2
P1
Schade aan u eigendom
‘U’ eigendom moet ‘uw’ zijn
3
ROOMSERVICE
omdat het de eigendom van
PARKEREN € 8,-
u is. (bezit) Je zegt ook ‘mijn’
Organisatle is niet verantwoordelijk voor diefstal en of schade aan u eigendom
eigendom en niet ‘mij’ eigendom.
Hulp nodig? Wij zullen je zo snel mogelijk te hulp
staan.
— Kun je niet kiezen? Wij hebben voor jou de 6 Top-modelle n in jou maat geselecteerd. Je hoeft alleen maar op de bel te drukken. — Wil je gewoon rustig passen? Hang de 'do not disturb' hanger aan de deurknop.
‘Jou’ maat moet ‘jouw’ maat zijn want het is de maat van jou. (bezit) Je zegt ook ‘mijn’
We ziin er om je te helpen!
maat en niet ‘mij’ maat. Vraag 20 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
145
Iemand antwoordt op een bericht op Facebook: 4
Ik deel volledig jou mening, Kim! Groetjes, Nathalie
‘Jou’ mening moet ‘jouw’ mening zijn want het is de mening van jou (bezit). Je zegt ook ‘mijn’ mening en niet ‘mij’ mening. 5
Is dat van jouw of van haar?
Van jou. Ik kan ‘jou’ vervangen door ‘mij’ zonder -n. Opdracht 2
In Netwerk TaalCentraal 3 herhaalde je de soorten voornaamwoorden.
1 Vul in. In opdracht 1 hadden we te maken met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. 2 Wat valt je op in de vijf voorbeelden uit opdracht 1?
Dat je persoonlijke vn (u en jou) zonder w en bezittelijke vn (uw en jouw) met w schrijft Opdracht 3 Tijd voor een hulpmiddel. Vervang de persoonlijke voornaamwoorden in de zinnen door mij en de bezittelijke door mijn. Wat valt er op? 1 ‘Boek vandaag uw kookworkshop en ontvang uw eerste cadeau.’
mij/mijn mij/mijn
2 Schade aan uw eigendom
mij/mijn
3 … in jouw maat …
mij/mijn
4 Hij deelt volledig jouw mening, Kim!
mij/mijn
5 Is dat van jou of van haar?
mij/mijn
Het persoonlijke voornaamwoord ‘jou’ vervang ik door ‘mij’. Het bezittelijke voornaamwoord ‘jouw’ vervang ik door ‘mijn’.
U en jou zijn persoonlijke voornaamwoorden, woorden die staan in de plaats van een persoon. Bv. Oma ziet jou heel graag. Uw en jouw zijn bezittelijke voornaamwoorden, woorden die wijzen op een bezit. Bv. Je gaf jouw oma een dikke knuffel.
146
Deel 2
tip
Schrijf je nu jou of jouw? Je hoort immers geen verschil. Door in plaats van u(w) of jou(w), mij of mijn in te vullen, hoor je dat verschil wel; je hoort of die -n er staat of niet. Bv. Je gaf mijn oma een dikke knuffel. Je schrijft dus ook ‘jouw’.
Opdracht 4 Vul de juiste vorm in. 1 Is dat fiets? (jou/jouw) jouw 2 hoeft zich niet zo druk te maken. (u/uw) U 3 Dat is slecht voor bloeddruk. (u/uw) uw 4 Als ik zo zie, dan ga ik bijna huilen. (jou/jouw) jou 5 Heb je voor ook een kaartje? (mij/mijn) mij 6 Dat meent toch niet! (u/uw) u 7 Dat had ze niet van verwacht. (jou/jouw) jou 8 Ik heb hem brommer zien stallen. (jou/jouw) jouw 9 Ik waarschuw niet nog een keer. (jou/jouw) jou 10 moeder komt vanavond toch ook bij op bezoek hé? (u/uw) Uw u
B men – m’n – mijn Opdracht 5
In deze zin zitten twee fouten. Opnieuw aan jou om ze te vinden en om correct te formuleren wat er precies fout is. Op het internet lees je deze zin: ‘Heb je men broer gisteren gezien? Hij had m’n taak bij zich en moest die aan jouw geven. Benieuwd of dat ook gebeurd is …’
1 Welke fouten ontdek je?
Men werd fout gebruikt. Mijn broer = de broer van mij = bezittelijk voornaamwoord ‘Jouw’ werd fout gebruikt omdat het hier niet gaat over een bezit, maar over een persoon. 2 Hoe kun je mijn eventueel afkorten?
Mijn = m’n 3 Wat betekent ‘men’ volgens het woordenboek?
Men = een niet nader bepaald persoon of personen
Vraag 20 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
147
M’n = mijn ⇒ = bezittelijk voornaamwoord: van mij Men ⇒ = onbepaald voornaamwoord = een zekere = 3e persoon enkelvoud. Je gebruikt beter je, we of ze. Bv. 1 Men moet er wel voor oppassen niet dezelfde fout te maken. Je moet er wel voor oppassen niet dezelfde fout te maken. 2 Men zou zelfs kunnen zeggen dat hij onzin verkoopt. We zouden zelfs kunnen zeggen dat hij onzin verkoopt. 3 M’n vader heeft me verzekerd dat ze mijn verloren bezittingen zouden terugbezorgen.
2 Een kwestie van weten A hen – hun Lise maakte een schrijfoefening en begon te twijfelen: gebruik je nu hen of hun? Zeg je: ‘Ik gaf hen een snoepje’ of moet het ‘Ik gaf hun een snoepje’ zijn? En wat wordt het in ‘Ik gaf aan hen/aan hun een snoepje’? Niet zo gemakkelijk … Wat zegt jouw taalgevoel?
Opdracht 6
Lees deze zinnen en duid in elke zin het lv en het mv aan. 1 Ik gaf een snoepje aan hen.
lv mv 2 Ik gaf hun een snoepje.
mv
lv
3 Ik heb dat van hen gekregen.
lv
mv
4 Vraag je aan hen of we mogen meedoen?
mv lv-zin 5 Vraag je hun of we mogen meedoen?
mv lv-zin 6 We hebben hen gisteren gezien.
lv 7 Heb je hun broer al ontmoet?
lv 8 Heb je de broer van hen al ontmoet?
lv
148
Deel 2
Onderzoek wanneer je hen en wanneer je hun gebruikt. Vul de tabel in. Hen
Hun
1 zin 1 – 3 – 4 – 8: Na een voorzetsel
1 zin 5: mv zonder aan of voor
2 zin 6: Als lv
2 zin 2: ter vervanging van een voorzetsel
+ hen: vz + hen = hun 3 zin 7: als bezittelijk voornaamwoord
Hen gebruik je 1 na een voorzetsel Ik heb dat van hen gekregen. Vraag je aan hen of we mogen meedoen? 2 als lv We hebben hen gisteren gezien. Hun gebruik je 1 ter vervanging van een voorzetsel + hen (bezittelijk vn) Heb je hun broer al ontmoet? = de broer van hen 2 als mv zonder aan of voor Vraag je hun of we mogen meedoen?
Opdracht 7
Hen of hun? 1 De buurman pakte bal af toen die in zijn tuin belandde. hun 2 Ik denk dat zij altijd bij zal blijven. hen 3 opa bracht de interesse voor jazzmuziek bij. Hun hun 4 De advocaat uit Gent verdedigde in die rechtszaak. hen 5 Pas na de voorstelling brachten we ervan op de hoogte. hen 6 exuberante levensstijl werd hun noodlottig. Hun 7 Gisteren zag ik op school toen we van lokaal wisselden. hen 8 De leraar peperde goed in dat ze ’t niet meer mochten doen. hen
B zo’n – zulk – zulke Opdracht 8
Lees de zin. Zoek de fout. Toen ik met mijn vriendin aan de kust ging shoppen en ik een mooi rokje uit de rekken haalde, riep ze plots: ‘Oh nee, zulk een rokje zie ik niet graag!’
Woordverklaring exuberant = overdadig
Vraag 20 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
149
1 Wat zei ze fout? ‘zulk een’ moet ‘zo’n’ zijn 2 Klopt de zin nog als je zegt: ‘Zo’n rokjes zie ik niet graag!’
Nee, dat kan niet, want zo’n = zo een en ‘een’ is maar één. 3 Wat moet het dan wel worden? Zulke rokjes zie ik niet graag. 4 Leid uit de voorbeelden af wanneer je zo’n of zulke gebruikt. Voor welk woord (zn) vind je zo’n en zulk(e)? Vul de tabel aan. 1 2 3 4 5 6
Zulke mensen kom je gelukkig vaak tegen. Geweldig, zo’n mooi cadeau heb ik nog nooit gekregen. Voor de aanleg van het terras zou ik zulk hout niet gebruiken. Er waren zo’n twintig genodigden op het feest. Ze had zo’n pijn dat ze niet meer verder kon wandelen. Ik heb de melk rechtstreeks bij de zuivelboer gekocht. Zulke melk vind ik heerlijk. Zo’n
Zulk
zin 2 = zo een = voor en-
Zulke
zin 3 = voor niet-telbare
zin 1 = voor meervou-
kelvoudige zelfstan-
enkelvoudige het-
dige zelfstandige
dige naamwoorden
woorden en stofna-
naamwoorden
men
zin 4 = bij telwoorden
zin 6 = voor niet-telbare
de-woorden zin 5 = niet-telbaar zelfstan-
dig naamwoord met een versterkende functie
Zulke gebruik je
voor meervoudige zelfstandige naamwoorden voor ontelbare de-woorden (bv. de pijn)
Zulk gebruik je voor ontelbare het-woorden (bv. het water, het vee …) en stofnamen Zo’n gebruik je
voor enkelvoudige woorden (= zo een) bij telwoorden (= ongeveer) bij een niet-telbaar zelfstandig naamwoord als versterking
Soms zijn er twee mogelijkheden, afhankelijk van de manier waarop een woord gebruikt wordt en de betekenis van het woord dat volgt: Zulk glas is niet geschikt voor ramen van huizen. (stofnaam) Zo’n glas is niet geschikt om bier uit te drinken. (voorwerpsnaam= zo een glas) Zulke pijn komt veel voor bij insectenbeten. (= dit soort pijn) Hij had zo’n pijn dat hij er niet van kon slapen. (= een zo hevige pijn)
Woordverklaring
150
Deel 2
m voor melk zuivel = de algemene naa ducten pro e eid ber en uit rauwe melk … ren eie s, kaa zoals boter,
Opdracht 9
Zo’n, zulk of zulke? 1 Met rapport zul je zeker geslaagd zijn. zo’n 2 De voorbije zomers waren niet mooie zomers. zulke 3 Zo’n
verf moet je gebruiken.
4 boekentassen zijn erg in trek. Zulke 5 Onze behanger staat sceptisch tegenover lijmsoorten. zulke 6 Je krijgt nog eens een ongeval als je in verkeersdrukte geen voorrang verleent. zo’n 7 De brand verwoestte mooie pakhuizen! zulke 8 Toen vader op grappige manier de Sinterklaasrijmen voorlas, barstten we in lachen uit. zo’n 9 leer is gemakkelijk te onderhouden. Zulk 10 water lust ik niet, geef mij maar minder zout water! Zulk
C Beide of beiden? Sommige of sommigen? Andere of anderen? Opdracht 10
Lees deze uitspraak. In gesprekken kunnen lastige situaties ontstaan. Dat vooruitzicht brengt sommige ertoe om maar geen gesprek te beginnen.
1 Naar welk woord verwijst sommige in zin 2? naar situaties a Kan dat? Nee, want situaties kunnen geen gesprek beginnen b Je kunt die zin op twee manieren verbeteren. Hoe?
1 Dat vooruitzicht brengt sommigen ertoe om maar geen gesprek te beginnen. 2 Dat vooruitzicht brengt sommige mensen ertoe om maar geen gesprek te beginnen. 2 Bekijk volgende zinnen. Wanneer schrijf je sommige en wanneer sommigen? Vul aan in de tabel. 1 2 3 4
Leuk dat sommige planten met de zon meedraaien. Het leuke van planten is dat sommige met de zon meedraaien. Tussen de middag blijven sommige kinderen op school. Tussen de middag blijven sommigen op school. Sommige/sommigen
zin 1 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt
zin 3 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt
zin 2 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt:
zin 4 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt:
geen personen
personen meervoud
Woordverklaring twijfel sceptisch = geneigd tot
Vraag 20 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
151
Beiden, sommigen en anderen gebruik je alleen zelfstandig én als ze verwijzen naar personen. Beide dames houden van mooie hoeden. Beiden houden van mooie hoeden. Beide boeken waren volledig stuk. Beide waren volledig stuk. Sommige mensen beluisteren het voetbal enkel op de radio. Sommigen beluisteren het voetbal enkel op de radio. Sommige vogels zijn trekvogels. Sommige gebruiken het nest van andere vogels.
Opdracht 11
Beide of beiden? Sommige of sommigen? Andere of anderen? 1 Zij zijn de die zich niet opgegeven hebben. (enige) enigen 2 Bij de verhuizing zijn enkele boeken beschadigd, maar de zijn goed overgekomen. meeste (meeste) 3 De bleken goed te kunnen snowboarden. (meeste) meesten 4 In Rome kwamen ze een paar tegen. (bekende) bekenden 5 Alle moesten in het ziekenhuis onderzocht worden. (aanwezige) aanwezigen 6 Van die mobieltjes zijn er maar teruggevonden. (enkele) enkele 7 Veel leerlingen gaan mee naar Barcelona, maar klasgenoten aarzelen nog. sommige (sommige) 8 Onze poes had zes jongen, maar na een week waren er dood. (enkele) enkele 9 en kleine kinderen gaan meestal erg voorzichtig de trappen af. (oudere) Ouderen
3 Een kwestie van voorzetsels en voornaamwoorden Opdracht 12
Lees de zinnen. Zoek de fouten en verbeter ze. 1 Met dat kun je de televisie schoonmaken. Daarmee kun je de televisie schoonmaken. 2 Zeg me aan wat je verslaafd bent.
Zeg me waaraan je verslaafd bent. 3 Een doel is iets naar wat je streeft.
Een doel is iets waarnaar je streeft.
152
Deel 2
4 Het is een ingewikkeld probleem. Over dat discussiëren we al uren.
Daarover discussiëren we al uren. 5 Dit is de jongen waaraan ik dat beloofd heb.
De jongen aan wie ik dat beloofd heb. 6 Op het formulier staat ook de naam van de persoon waarnaar u moet vragen als u zich komt aanmelden.
… de naam van de persoon naar wie u moet vragen… 7 De mensen waarbij ik die zomer logeerde, heb ik nadien nooit meer teruggezien.
De mensen bij wie ik die zomer logeerde … Opdracht 13
Vraag naar het onderstreepte zinsdeel uit opdracht 12. 1 kun je de televisie schoonmaken? Waarmee 2 ben je verslaafd? Waaraan 3 streef je? Waarnaar 4 discussiëren we al uren? Waarover 5 heb ik dat beloofd? Aan wie 6 moet u vragen? Naar wie 7 logeerde ik? Bij wie
Naar zaken en dieren verwijzen we met: waaraan, waarbij, waardoor, waarnaar … Naar mensen verwijzen we met voorzetsel + wie: aan wie, bij wie, door wie, naar wie …
Opdracht 14 Vul in: aan wie of waaraan. 1 Dat is nu eens een vrouw … je je problemen kunt toevertrouwen.
aan wie
2 Ik heb de kast hersteld … je zo gehecht bent.
waaraan
3 … wil jij je boek uitlenen?
Aan wie
4 Dat is een vriendin … je iets kunt vragen.
aan wie
5 Haar laatste boek is er één … je veel plezier gaat beleven.
waaraan
6 … heb ik deze nominatie te danken? (aan welke inspanning)
Waaraan
7 … heb jij deze job te danken? (welke persoon)
Aan wie
8 … zie jij dat ik me overslapen heb?
Waaraan
9 Dit is de tafel … ik me zo flink bezeerd heb.
waaraan
10 … durf jij je zusje toevertrouwen?
Aan wie
Vraag 20 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
153
Opdracht 15
Schrijf met z’n tweeën een korte dialoog waarin je minstens vijf van deze woordengroepen gebruikt. Als onderwerp kies je uit: familie, hobby, school, sport of film. 1 jou – jouw 6 zo’n – zulk 2 u – uw 7 zulk – zulke 3 men – mijn 8 aan wie 4 m’n – men 9 waaraan 5 hen – hun 10 sommige – sommigen
Wat moet je kennen? Je kent het gebruik van: – jou–jouw en u–uw, – men, m’n en mijn, – hen en hun, – zo’n, zulk en zulke, – sommige/sommigen, – aan wie of waaraan.
Wat moet je kunnen? Je kunt deze woorden correct gebruiken: – jou–jouw en u–uw, – men, m’n en mijn, – hen en hun, – zo’n, zulk en zulke, – sommige/sommigen, – aan wie of waaraan. Je kunt verklaren waarom je voor een bepaalde vorm kiest.
154
Deel 2
Buitenspel 1
In deze les oefen je dertig woorden in die voorkomen in deel 1 en 2. Het zijn woorden waarvan de spelling moeilijkheden kan geven.
Spelbrekers 1 Voor deze spreekopdracht moet je eerst wat zoekwerk verrichten. 2 Wees origineel. 3 Welke non-verbale communicatie past bij deze spreekopdracht? 4 Hoe word je een meester in de communicatie? 5 De vrouw die geïnterviewd wordt, begint te huilen. 6 Heb je Will Smith als ‘dating doctor’ gezien in de komedie Hitch? 7 Ga jij in pyjama naar een pretpark? 8 Alles hangt af van de context. 9 Een sollicitatiebrief met een aanspreking als ‘Mijn lieve heer directeur’ is ondenkbaar. 10 Daarom ga je vulgaire uitdrukkingen afkorten. 11 De algemene richtlijnen en gedragsregels op het net noem je netiquette. 12 Welk vertelperspectief gebruikt de auteur? 13 Illustreer waarom je dat vertelperspectief koos. 14 Jeroen uit zijn gevoelens door zich agressief te gedragen. 15 Verbind de synoniemen met elkaar door de cijfers uit de eerste kolom bij het juiste woord in de tweede kolom te plaatsen. 16 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die kolommen genoemd worden. 17 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die kolommen genoemd worden. 18 Op welk perron neem je in Gent-Sint-Pieters de trein naar Brugge? 19 Als je de tabel plastificeert, kun je die goed bewaren. 20 Waarover discussiëren de inspecteurs onderling? 21 In augustus 1957 was Douglas Butler op expeditie in het tropisch regenwoud van Colombia. 22 Zonder gids zou hij in de jungle reddeloos verloren zijn … 23 Houd het paard gezond door het voldoende en gevarieerd te voederen.
Buitenspel 1
155
24 Geef een paar keer per jaar een ontwormingskuur om te voorkomen dat de darmen van je paard geïnfecteerd worden door wormen. 25 In totaal gaat het om 11,7 miljoen euro. 26 Een mythe is een verhaal over goden. 27 Deze uitdrukkingen komen uit de Griekse mythologie. 28 Dit is een heuse confrontatie met jezelf. 29 De politie heeft de dader opgespoord door gps-zendertjes te installeren op de wieltjes van de winkelwagentjes. 30 Sommigen beginnen hysterisch te schreeuwen.
Opdracht 1 Welke woorden uit het woordpakket kun je vormen met de letters in deze muziekinstrumenten? Tip: de beginletter van het woord dat je zoekt, is ook de beginletter van het instrument. 1
2
3
7 6
4
5
8
10
9 11
156
Deel 2
1 discussiëren /drumstel
7 perron /piano
2 expeditie /elektrische gitaar
8 miljoen /mondharmonica
3 gevarieerd /gitaar
9 komedie /keyboard
4 synoniemen /saxofoon
10 verticale /viool
5 kolommen /klarinet
11 context /cello
6 agressief /accordeon
Opdracht 2 Welke woorden passen in deze zinnen? De omschrijvingen helpen je. Als je alle woorden gevonden hebt, kun je het slotwoord vormen. Tussen haakjes krijg je drie cijfers: – Het eerste zegt je uit hoeveel letters het woord bestaat. – Het tweede zegt je de hoeveelste letter je nodig hebt om het slotwoord te vormen. – Het derde geeft aan waar de gevonden letter thuishoort in het slotwoord. 1 Sofia reageerde hysterisch (uitzinnig) toen ze ontdekte dat iemand een spin in haar brooddoos had gestopt. (10-9-8) 2 Het liefst ga ik kijken naar een komedie (blijspel) in het theater. De tranen over je wangen voelen lopen omdat je zo hard moet lachen, werkt enorm ontspannend. (7-3-4) 3 Joris zal heel wat werk moeten verrichten (doen) om die oude schuur op te knappen. (10-5-11) 4 Soms droom ik dat ik in mijn pyjama (nachtkleding) en op mijn blote voeten in de stad rondloop. (6-5-3) 5 Morgen komt Sven een antivirusprogramma op mijn laptop installeren (een programma op de computer zetten en activeren). (11-8-12) 6 De meeste slachtoffers zijn bang om de confrontatie (oog in oog staan met iemand) aan te gaan met de persoon die hen aanviel. (12-9-9) 7 (verduidelijk, versier met een tekening) deze tekst met foto’s of met tekeningen. Illustreer (10-1-7) 8 Een Vlaams kinderkoor veroorzaakte heel wat ophef toen het vulgaire (ordinaire, grove, platte) liedjes zong in een winkelcentrum. (8-2-5) 9 ‘Donderdag’ is afgeleid van de naam van de god Donar, ook wel Thor genoemd, de zoon van de oppergod Odin uit de Noorse mythologie (geheel van verhalen van een volk, die gaan over goden, ontstaan van aarde en mensheid …). (10-7-2) 10 Mama plastificeert (overtrekt met een laagje plastic) al mijn schoolboeken zodat er geen vlekken op komen. (13-9-1) 11 Ik kan me het gemakkelijkst inleven in een verhaal als de auteur het vertelperspectief (de positie van waaruit een lezer het verhaal waarneemt) van de belevende ik gebruikt heeft. (17-4-10)
Buitenspel 1
157
12 Van netiquette (gedragsregels op internet) heeft Simon duidelijk nog geen kaas gegeten: zijn e-mail naar de leraar Nederlands stond vol uitroeptekens, smileys, afkortingen en spelfouten. (10-1-6) Slotwoord 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
C
O
M
M
U
N
I
C
A
T
I
E
Opdracht 3 Vul het kruiswoordraadsel in met woorden uit de spelbrekers. (ij = 2 hokjes, een hulpteken krijgt ook een apart hokje) Horizontaal 2 niet met woorden 4 onaangename of vijandige ontmoeting 6 een vraaggesprek gehouden 9 ernstig overstuur 10 oorspronkelijk
Verticaal 1 brief waarmee iemand schrijft in aanmerking te willen komen voor werk 3 heel erg, hopeloos 5 besmet 7 ruw, niet netjes, gemeen 8 godenverhaal 1
s 2
4
6
C O N F G E I
R O N T A T
N T E R V I
9
I
N O N –
3
L
R
L
E
I
D
C
7
G
I
V
E
5
E
W D
8
E
T
U
I
M
L
A
L
N
Y
O
T
G
F
T
O
I
A
E
H
Y S T E R I
E
B
R
R 10
Opdracht 4
158
O R I
S C H T E
G I
N E E L
E
R
F
D
Gebruik de woorden uit het kruiswoordraadsel in een nieuwe zin.
Deel 2
V E R B A A L
Woordencocktail 2 Woorden heb je dagelijks nodig. Om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen … Zonder woorden ben je niks. In de voorbije lessen leerde je weer heel wat nieuwe woorden. Hier herhaal je ze nog eens.
1 Domino 2 Uitdrukkingen
1 Domino
Opdracht 1
Speel het dominospel met je buur of in groepjes van vier. Lees aandachtig de spelregels.
Spelregels Begin
Leg de kaartjes met de onderkant naar boven op tafel en meng ze nog eens goed door elkaar. Verloop
De jongste speler mag beginnen. Daarna speel je met de wijzers van de klok mee. De spelers nemen om beurten een kaartje tot alle kaartjes op zijn. De eerste speler legt een kaartje op tafel. De volgende speler legt aan een van de uiteinden van het eerste kaartje een volgend kaartje met ofwel het omschreven woord ofwel de juiste omschrijving. Op die manier maak je een lange slang met kaartjes. Heeft de speler geen passend kaartje, dan gaat de beurt naar de volgende speler. Wie als eerste al zijn kaartjes kwijt is, is de winnaar. Einde
Het spel eindigt als je alle kaartjes hebt kunnen leggen.
Opdracht 2 Vul de ontbrekende woorden aan in dit verhaal. Gebruik daarvoor je uitgespeelde dominospel. Dit verhaal gaat over een sluwe minister. We noemen hem X. Mensen noemden hem sluw omdat hij altijd wel een plannetje of complot klaar had. Hij vond dat maar evident : een minister zonder plannen, dat is toch geen goede minister! Wanneer onbelangrijke mensen met hem een conversatie aangingen, moest hij zich altijd bedwingen om hen niet de rug toe te keren. Hij vond het moeilijk om zijn te verbergen. desinteresse
Woordencocktail 2
159
Af en toe, occasioneel dus, ging X naar een drinkgelag waar hij eerst veel at en dronk. Daarna begon hij te argumenteren met andere gasten die op het feest aanwezig waren. Hij was soms zo gemeen dat zijn gesprekspartners aangeslagen en van streek naar huis gingen. Op een dag werd X . Hij was te zeker van zijn stuk en ging te overmoedig roekeloos werk. als hij was, wilde hij een tegenstander, een andere Geniepig aanzienlijke minister die ook veel te zeggen had, in de val lokken zodat hij veel geld zou verliezen. De tegenstander was echter voorbereid op de diverse valkuilen die X voor hem had gepland. Daardoor was X helemaal van slag. Hij kon zijn teleurstelling niet verbergen en zijn emoties niet bedwingen waardoor hij hysterisch naar huis liep. Diezelfde avond kwamen er twee mensen op bezoek: een Duitser en een Fransman. Ze waren uitgenodigd om te spreken over de bier- en de wijnverkoop in hun land. X was respectievelijk namelijk minister van een land waar heel veel , zoals boter en kaas, geproduceerd zuivel werd en hij wilde enkele goede tips krijgen over de verkoop van zuivel. X dacht dat hij daardoor nog rijker kon worden. Zijn gasten dat idee door aan te tonen dat zuivel niet zo’n ontkrachtten populair product is als bier of wijn. X kon deze tweede tegenslag niet aan, dronk een paar whisky’s en kroop teleurgesteld in bed.
Een woord uit het dominospel werd niet gebruikt in dit verhaal. Welk?finesse Maak met dat woord een zin waaruit de betekenis blijkt.
Persoonlijk antwoord
2 Uitdrukkingen Opdracht 3
Los de rebussen op. Ken jij de betekenis van deze uitdrukkingen? Noteer die op het tweede lijntje, gebruik eventueel een woordenboek. Vul aan met een situatie waarin je de uitdrukking kunt gebruiken op het derde lijntje.
1 door de knieën gaan Betekenis: bezwijken, het opgeven Situatie:
160
Deel 2
2 steek houden Betekenis: logisch, correct zijn Situatie:
3 met hand en tand Betekenis: met alle kracht Situatie:
4 met de grond gelijkmaken Betekenis: iets totaal afbreken Situatie:
5 in het heetst van de strijd Betekenis: op het belangrijkste / gevaarlijkste moment Situatie:
Woordencocktail 2
161
6 niet op dezelfde golflengte zitten Betekenis: niet dezelfde ideeën hebben / elkaar niet begrijpen Situatie:
7 uit het lood geslagen zijn Betekenis: onthutst zijn Situatie:
Woordenschatlijst aangeslagen aanzienlijk argumenteren bedwingen conversatie desinteresse diverse drinkgelag evident finesse
162
Deel 2
geniepig hysterisch occasioneel ontkrachten overmoedig respectievelijk roekeloos sluw valkuil zuivel
door de knieën gaan iets met de grond gelijkmaken iets met hand en tand verdedigen in het heetst van de strijd niet op dezelfde golflengte zitten steek houden uit het lood geslagen zijn
Zelftoets 2
Wat heb je geleerd en wat weet je daar nog van? Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna jullie oplossingen en bespreek de verschillen. Als je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen.
Mondelinge taalvaardigheid 1 Zijn de volgende zinnen feiten (F) of meningen (M)? Vul je antwoord onderaan in de tabel in. 1 2 3 4 5
Om drie uur kon het vliegtuig dat eerst door motorpech aan de grond moest blijven, toch vertrekken. Het werd een heerlijk verblijf met een fantastisch ontbijt en een heel leuke geleide wandeling. Tijdens de krokusvakantie ligt er vaak nog sneeuw op de flanken van de Oostenrijkse Alpen. Jef maakt zich klaar om als begeleider met de jeugdbeweging op avonturenkamp te vertrekken. Tijdens het puike concert bewees Sofie met de fantastische uitvoering van het werk van Tsjaikovski dat ze het laatste jaar een bijzondere vooruitgang boekte. 6 Ondanks hun goudgele kleur zijn de frietjes niet lekker. 1
2
3
4
5
6
F
M
F
F
M
M
2 Onderstreep in de volgende zinnen de stelling met een volle lijn en het argument met een stippellijn. 1 De herfst is op komst, want de bladeren vallen van de bomen. 2 Als Jitske geen helm op had gehad toen ze viel, had ze zich ernstig bezeerd. Zo zie je maar dat een helm op de fiets geen overbodige luxe is. 3 Het enorm uitgestrekte sprookjesbos en het theater maken van de Efteling het attractiepark bij uitstek voor peutertjes en kleutertjes. 3 Verbind elk voorbeeld met een (on)juist argument. Vul je antwoord in de tabel in. Voorbeelden 1
2
(On)juist argument
Uit een onderzoek naar de aanwezigheid van ongezonde stoffen in de lucht, blijkt dat de luchtkwaliteit in de klaslokalen slechter is dan de buitenluchtkwaliteit op de speelplaats.
a
voor- en nadeel
b
overdrijven
c
vergelijking
Zo’n domme opmerking heb ik nog nooit gehoord!
d
verkeerd gezag
Zelftoets 2
163
3
Mijn vader zegt zelf dat hij voor zijn verjaardag liever een boek krijgt dan een hemd of een das.
4
Amerikanen zijn dik: mijn neef woont al drie jaar in Amerika en op die tijd is hij twintig kilo bijgekomen.
5
6
e
oorzaak en gevolg
f
persoonlijke aanval
g
voorbeeld
De maximumsnelheid in België kan toch wel omhoog? In Duitsland geldt op sommige autowegen geen maximumsnelheid en dat werkt toch?
h
foutieve veralgemening
i
feit/cijfers en statistieken
Je kunt die tablet beter nu kopen: deze week krijg je 10 % korting.
j
meelopersmotief
k
gezag
l
geen noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg
1
2
3
4
5
6
I
F
K
H
C
A
Zakelijk lezen – Literatuur – Poëzie 1 Lees de tekst en beantwoord de vragen.
/15
Examentijd: do’s & don’ts Er is heel wat voor nodig om met succes de examens door te komen. Wat doe je beter wel, en wat beter niet? Schoolpsychologe van ons departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, Annemie van Rosendaal, zet het op een rij. Do’s Ruim je bureau op. Gebruik het enkel om te studeren. Zorg ervoor dat zo weinig mogelijk dingen je kunnen afleiden. Stel een schriftelijke planning op. Het is belangrijk dat je daarin ook ontspanning en slaap voorziet. Wissel studie en vrije tijd af. Leer prioriteiten stellen. Maak een realistische planning en houd je daaraan. Probeer vooraf een zo precies mogelijk beeld te krijgen van wat er op het examen van je wordt verwacht. Studeer op een actieve manier. Ondervraag jezelf tijdens het studeren. Maak samenvattingen en schema’s en verbind kernbegrippen met elkaar. Wissel hardop leren af met schrijven. Wandel al eens rond en gesticuleer met je handen. Motorische activiteit houdt je bij de les. Ga regelmatig na of je nog op schema ligt. Als dat het geval is, beloon jezelf daar dan voor. Bijvoorbeeld door even vrij te nemen, te chatten, tv te kijken of te gamen. Probeer zo weinig mogelijk uit te stellen. Vluchten is geen oplossing. Slaap voldoende en eet gezond, met veel fruit en groenten. Een gezonde geest heeft een gezond lichaam nodig. Als je een examen gaat afleggen, zorg er dan voor dat je ruim op tijd op school bent. Lees de opgaven rustig door. Begin met de vragen waarop je meteen het antwoord weet. Die buit heb je dan al binnen.
164
Deel 2
Noteer meteen op je kladblad de belangrijke schema’s die je je hebt ingeprent of de woorden die je gemakkelijk vergeet. Lees bij een schriftelijk examen altijd je antwoorden na voordat je je papieren afgeeft. Misschien heb je een vraag over het hoofd gezien, of kom je nog een fout tegen. Don’ts Studeer liever niet voor tv of voor je pc, want de schermen leiden je aandacht af van de leerstof. Wie in bed studeert of met zijn studieboeken in een luie stoel hangt, is minder geconcentreerd dan iemand die studeert aan een bureau. Een te ambitieuze planning die meteen mikt op grote onderscheiding, werkt verlammend. Je hebt het gevoel dat je achter de feiten aanholt en dat je slecht bezig bent, terwijl dat misschien helemaal niet zo is. Studeren zonder planning, het andere uiterste, is helemaal geen goed idee. Wie alles van buiten leert zonder de leerstof echt te begrijpen, valt tijdens het examen door de mand. In maagdelijk witte syllabussen studeren, zonder notities, is inefficiënt. Overdrijven met kleuren bij het onderstrepen leidt dan weer de aandacht van de structuur af. Begin niet te studeren in een cursus zonder dat je de inhoudsopgave hebt gelezen. Het is de beste samenvatting die er bestaat, en je hoeft ze in veel gevallen niet eens zelf te maken. Studeer niet onder invloed van alcohol, cannabis of andere roesmiddelen. Die tasten je concentratievermogen en je geheugen aan, meer nog op lange dan op korte termijn. Kom niet te laat of net op tijd op het examen. Je kunt extra stress wel missen. Begin niet meteen te schrijven als je de examenvragen hebt gekregen. Verlies geen tijd door te piekeren als je nog niet alle vragen hebt bekeken. Spiek niet. Het bezorgt je meer stress dan dat het je helpt, en de kans is groot dat je wordt gepakt. Blijf niet nog een uur oeverloos discussiëren over het examen. Je antwoorden uitgebreid vergelijken met de antwoorden van anderen, kan je onzeker maken Uit: www.kdg.be
a Wie is de ontvanger/het doelpubliek? Waarom?/1
Studenten hoger onderwijs: termen examens i.p.v. proefwerk, departement ... b Je behoort niet tot het doelpubliek. Toch kun je bruikbare informatie uit de tekst halen. Geef enkele voorbeelden./4
Persoonlijk antwoord bv. Ontspanning, slaap, planning, actief studeren, schematiseren ...
c Wat is het thema van deze tekst?/1
De juiste studiemethode, tips en trucjes. /1
d Wat is de centrale vraag van deze tekst?
Wat zijn de do’s en don’ts tijdens het studeren van je examens? /2
e Welke structuur/welk schema zou je bij deze tekst gebruiken?
boomstructuur of waaierschema f Maak op een apart blaadje een passend schema van de tekst./6
Zelftoets 2
165
2 Lees deze tekst. Markeer de gepaste kenmerken in de tabel./5 In de Griekse mythologie was Argus (ook wel Panoptis genoemd, wat letterlijk allesziend betekent) een monsterachtige reus. Het was een wezen met honderd ogen, waarvan er slechts twee in vaste afwisseling rust namen, terwijl de andere de wacht hielden. Hij was een dienaar van Hera en bewaakte priesteres Io op bevel van Hera. Io was een minnares van Zeus en Hera had haar veranderd in een koe. Argus doodde ook het monster Echidna, het monster dat in een grot sliep. Dat was zijn grootste dienst aan de Griekse Goden. Zelf werd Argus, op bevel van Zeus, in zijn slaap gedood door Hermes. Hermes had hem eerst met zijn muziek in slaap gewiegd. Om Argus eeuwig te eren, heeft Hera de ogen van Argus op de staart van de pauw gezet. Pauwen waren in die tijd heilige vogels. De zegswijze ‘iets met argusogen bekijken’ betekent ‘iets met wantrouwen heel nauwkeurig bekijken of oplettend kijken.’ Naar: www.grieksegids.nl
De mythe speelt zich af in een welbepaalde tijd/tijd is niet gegeven. Het hoofdpersonage is een god/een held/een sprookjesfiguur. Je kunt precies zeggen waar de mythe zich afspeelt/je kunt dat niet precies zeggen. Het verhaal kan een goed of slecht einde hebben/heeft altijd een goed einde. Iets met argusogen bekijken is: iets in twijfel trekken/heel nauwkeurig bekijken.
Taalsysteem 1 Markeer in deze tekst: – alle voltooide deelwoorden met geel. – alle voltooide deelwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord met groen.
/10
Kat overleeft wasbeurt in machine In Johannesburg is een kat heelhuids uit een wasmachine gekomen nadat ze een wasbeurt van bijna twee uur had ondergaan, zo heeft de krant The Star vrijdag gemeld. Karin Bennett (63) zocht tevergeefs naar haar zwarte katje Tabitha nadat ze de was in de wasmachine had gestopt. Toen ze herhaaldelijk hoorde miauwen, zag ze de kat door het venster van de machine, waarvan de trommel sinds een uur en drie kwartier aan het draaien was. Nadat ze de stroom had uitgeschakeld en de deur van de machine met moeite had opengekregen, bracht de bewoonster van Johannesburg haar huisdier naar de veearts. De gewassen en gespoelde maar niet uitgezwierde Tabitha was onderkoeld en had water in de longen, maar kon vijf uur later huiswaarts keren, schreef The Star. Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
2 Schrijf het voltooid deelwoord van de infinitieven. 1 Ik heb het spel (verliezen) omdat je de spelregels niet goed hebt
166
/13
verloren
(uitleggen). Bovendien zag ik dat je vals (spelen) hebt!
uitgelegd
gespeeld
Deel 2
2 Vorige week is een zoomedewerker door een leeuw (aanvallen).
aangevallen
Hij had de kooi (schoonmaken) en het veiligheidshek te vroeg
schoongemaakt
(openen), waarna het roofdier hem (bespringen) en (bijten) had.
geopend
besprongen
gebeten
Gelukkig heeft zijn collega een verdovingspijl (afschieten) en
afgeschoten
de leeuw tijdig (uitschakelen). Zo heeft hij een drama (voorkomen).
uitgeschakeld
voorkomen
3 Wie heeft jou (vragen) om dat werkje alleen op te knappen? Je had me beter (opbellen) om je te komen helpen!
gevraagd opgebeld
3 Gebruik het voltooid deelwoord van de infinitieven als bijvoeglijk naamwoord.
/8
1 Hij was erg ongelukkig omdat het (verwachten) cadeautje uitbleef.
verwachte
2 In Sealife worden (ondervoeden), (verzwakken), (blesseren) en
ondervoede
(aanspoelen) zeehondjes verzorgd.
verzwakte
geblesseerde
aangespoelde
3 De (schorsen) wielrenner bleef trainen om zijn conditie op peil te houden.
geschorste
4 De (beroven) vrouw schreeuwde moord en brand,
beroofde
zodat de dief de (stelen) handtas liet vallen en op de vlucht sloeg.
gestolen
4 Markeer in het artikel de correcte vorm. Shoppen of swappen? Mode is leuk en iedereen wil wel eens een nieuwe outfit. Maar hoe vaak belanden jou/jouw driftkoopjes niet achteraan in een hoekje van jou/jouw kleerkast? Een leuk alternatief voor shoppen is swapping. ‘Swapping’ betekent in feite gewoon ‘ruilen’. Het is een trend die overgewaaid is uit Amerika, waar het razend populair is onder hipsters en fashionista’s. Op een swappingevent komen vrouwen samen om hun miskopen onderling te ruilen. Misschien is iemand anders wel heel gelukkig met jou/jouw miskoop! En ook jij gaat naar huis met een volledig nieuwe outfit terwijl je geen euro uit jou/jouw spaarpot uitgegeven hebt. Geniaal toch? Zin om bij jou/jouw thuis eens een swappingevent te organiseren onder jou/jouw vriendinnen? Stoppen met Shoppen is een initiatief van Swapping.be. Met deze actie willen we zoveel mogelijk dames uitdagen om 365 dagen geen kledij, schoenen of accessoires te kopen. Say what? - Heb jij zoveel kledij dat je eigenlijk heel jou/jouw dorp kunt bevoorraden? - Begint jou/jouw vriend/man/mama spontaan te lachen als jij voor jou/jouw overvolle kleerkast staat te mopperen dat je niets hebt om aan te doen? - Hangen er in jou/jouw kast nog ongedragen kledingstukken, misschien zelfs met het kaartje nog aan? - Of verberg jij jou/jouw nieuwste aankopen soms om de klaagzang van jou/jouw lief te vermijden? Is dit herkenbaar voor jou/jouw? Ga dan samen met ons de uitdaging aan om 1 jaar lang niet te shoppen! Ook jou/jouw inbreng is belangrijk! Naar: www.jongerengids.be en www.stoppenmetshoppen.be
Zelftoets 2
167
Taalbeschouwing: taalgebruik 1 Noteer of deze uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld zijn en noteer er de juiste betekenis bij zoals in het voorbeeld. /4 Bv. een zoet kind F een braaf kind 1 De politicus zat met de gebakken peren. Hij moest ergens voor opdraaien. F: 2 De zanger moest een toon lager zingen. De zanger zong te hoog en moest lager zingen L: 3 De kandidaat wierp zijn gewicht in de schaal. Hij zette zich er volledig voor in F: 4 Ik had een stijf been. Het been is stijf, kan niet bewegen. L: 2 Leg deze zinnen letterlijk én figuurlijk uit zoals in het voorbeeld. Bv. Ik voelde me klein. L Ik voelde me niet groot van gestalte. F Ik voelde me nietig. 1 Ze was op haar tenen getrapt.
L: Iemand had op haar tenen getrapt.
F: Ze voelde zich beledigd / gekrenkt.
2 De zangeres zit op rozen.
L: Ze zit op een bed van rozen.
F: Ze heeft het goed getroffen.
/4
3 Dat is een bittere pil om te slikken. L: De pil heeft een bittere smaak.
F: Dat is niet gemakkelijk om te verwerken.
4 Ik heb haar uiteindelijk over de streep getrokken. Ik trok aan haar lichaam en trok haar zo over een streep op de grond. L: F: Ik kon haar uiteindelijk overtuigen. 3 Vul het kruiswoordraadsel aan met een woord of spreekwoord uit een (klassiek) verhaal. Neem er eventueel een (digitaal) woordenboek bij.
/11
Horizontaal 3 Als je heel opmerkzaam bent en niets je ontgaat, vaak vanuit een gevoel van afgunst of wantrouwen, dan kijk je met … 5 Als je een vreemdeling bent tussen allemaal bekenden, dan ben je een vreemde … (9 verticaal) in de … 6 Als je jezelf veel miserie op de hals haalt, haal je het … paard binnen. 7 Als je een lastig, nutteloos en eindeloos werk uitvoert, dan ben je een … aan het verrichten. 10 Een zoon die zich abnormaal aangetrokken voelt tot zijn moeder, heeft een … 11 Als je aan een gevaarlijk werk begint, … je de kat de bel aan.
168
Deel 2
Verticaal 1 Een losbandig feestje waar heel veel gegeten en gedronken wordt, noem je een … 2 Als je een plek hebt die jou zwak maakt, dan heb je een … 4 Een man met een heel luide stem, noem je een … 8 Een woedende vrouw noem je ook wel eens een … 9 Als je een vreemdeling bent tussen allemaal bekenden, dan ben je een vreemde … in de … (5 horizontaal).
1
B
2
A C
3
4
A
A R G U S O G E N
C
T
C
E
H
N
A
H 5
B I
J
T
L L
6
E 7
S I
10
T R O J
A A N S E A
8
S Y F
U S A R B E I
D
A
H
U
9
I
R
E
O E D I L
P U S C O M P L
E
L
E X N
11
B I
N D
4 Deze tekst stikt van de loper(werk)woorden. Markeer ze en herschrijf op een apart blad de tekst met tekenende (werk)woorden. Je mag ook de zinsconstructie enigszins veranderen zodat je correcte zinnen kunt vormen. Ik ben alleen thuis. De telefoon gaat. 'Ga naar buiten’, zegt een stem. ‘Wie bent u?’ zeg ik een beetje verward. 'Ga naar buiten’, zegt de stem nu iets luider. Ik leg de hoorn neer en ben bang. Ik hoor de bel. Bang ga ik naar de voordeur. Ik kijk door het raam. Daar zie ik een onbekende staan. Hij slaat op de voordeur. Ik neem de paraplu aan de voordeur. Het is heel beangstigend, maar toch doe ik de deur open. De onbekende neemt de paraplu uit mijn hand, zo snel dat ik niet kan reageren. Ik ga achteruit. De man ademt in en uit. Hij keert zich om en dan zie ik pas de andere mensen staan. Hij neemt me vast en haalt me uit het huis. Ik kijk naar de jas van de onbekende en ik zie dat het een politiejas is. Hij zegt me dat ze achter een gevaarlijke crimineel aanzitten en dat die nu in mijn huis zit …
Zelftoets 2
169
5 Vul de ontbrekende woorden in. over de Een leraar nodigt de ouders van een leerling uit voor een conversatie schoolprestaties van hun zoon. Tijdens het gesprek vertelt de leraar dat de leerling vaak toont, dat hij vaak niet geïnteresseerd is in wat er tijdens de les gebeurt. desinteresse De ouders vertellen dat ze het gevoel hebben dat ze niet op zitten als dezelfde golflengte om met hem te spreken. Het is niet hun zoon. Het is voor hen niet altijd even evident zo vanzelfsprekend omdat zij niet dezelfde ideeën hebben. of u De ouders zijn behoorlijk aangeslagen door het it het lood geslagen nieuws, ze zijn volledig van slag. In de auto terug naar huis wordt de moeder een beetje h , ze heeft zichzelf niet ysterisch omdat meer helemaal onder controle. De vader zegt haar dat ze zich moet bedwingen haar gedrag niets zal oplossen. als hij is, heeft hij al Intussen zit de zoon thuis in spanning af te wachten. Maar sluw een plannetje bedacht waarin hij zichzelf met hand zal verdedigen, hij zal zich en tand niet zomaar laten doen.
170
Deel 2
/10