Vraag 11
Heb je me wel gehoord?
Over actief luisteren en kijken
Op een goede manier luisteren en kijken is niet zo vanzelfsprekend. Nochtans is het van groot belang om misverstanden te vermijden. Wanneer je op een actieve manier luistert en kijkt, ga je immers op zoek naar de boodschap die achter de woorden schuilgaat: ‘Wat gaat er precies in die ander om? Waarom is mijn leraar geïrriteerd? Om welke reden reageert mijn zusje totaal aangeslagen?’ … Daarvoor moet je jezelf even op de achtergrond plaatsen en je volledig focussen op wat iemand anders te zeggen heeft. Gelukkig kun je leren om actief te luisteren en te kijken. In deze les krijg je enkele tips.
1 2 3 4
Ben jij een goede luisteraar? Luister nu toch eens naar mij! Meer dan enkel je oren Heb je nog iets te zeggen?
1 Ben jij een goede luisteraar? Opdracht 1
Luister jij aandachtig wanneer iemand je in geuren en kleuren iets vertelt of haak jij al na enkele seconden af? Kortom: ben jij een luisterend oor of een echte kletskous? Ga naar www.knooppunt.net en test jezelf. Noteer wat je over jezelf als luisteraar leerde.
2 Luister nu toch eens naar mij! Opdracht 2
Hoe zit het eigenlijk in de klas? Vorm je een hechte klasgroep waar iedereen zijn zegje kan doen? Luister je aandachtig naar elkaar of is dat niet altijd zo evident? En thuis? Heb je het ooit al meegemaakt dat niemand naar jou wilde luisteren? Hoe voelde je je dan? Hoog tijd voor een gesprek …
Horen is niet hetzelfde als luisteren. Soms kun je alles horen wat iemand zegt, maar toch heb je de betekenis van de woorden niet begrepen. Om actief te luisteren moet je zowel horen als begrijpen.
Woordverklaring ontdaan, aangeslagen = onthutst, uit het lood geslagen , voor de evident = vanzelfsprekend hand liggend
Vraag 11 - Heb je me wel gehoord?
77
3 Meer dan enkel je oren Opdracht 3
Naar iemand luisteren doe je niet alleen met je oren. Je toont ook met je lichaam dat je de conversatie volgt. Dat werkt motiverend voor de spreker. Probeer maar een verhaal te vertellen aan een passieve luisteraar. Misschien maak je het niet eens af omdat je het gevoel hebt dat het hem toch niet interesseert. Hoe kun je aan je gesprekspartner duidelijk maken dat je aan het luisteren bent? Geef vijf tips. 1 Kijk naar de spreker. Maak oogcontact, zonder dat je zit te staren. 2 Denk aan je eigen lichaamstaal en mimiek: kruis je armen niet voor je lichaam, buig je een beetje naar de spreker toe, vermijd bepaalde tics zoals je ogen open- en dichtknijpen en op je lip bijten … Soms zegt een gezicht meer dan duizend woorden. 3 Onderbreek niet, enkel om af en toe een vraag ter verduidelijking te stellen. Luister onbevooroordeeld naar de spreker en begin nog geen verdediging of tegenaanval te plannen. Anders mis je heel wat van wat de spreker nog te zeggen had. 4 Door geregeld te knikken, nee te schudden, te hummen en ja of nee te zeggen, toon je dat je het gesprek volgt. Zeker aan de telefoon zijn dergelijke tussenwerpsels belangrijk. Glimlach om de spreker aan te moedigen verder te spreken. 5 Laat je niet afleiden: met iets spelen, naar buiten kijken, voorbijgangers gadeslaan, lawaai op de achtergrond …
Om actief te luisteren, gebruik je meer dan enkel je oren. Je zet ook je wenkbrauwen, je handen, je stem … in. Door actief te luisteren en te kijken, ziet de spreker dat je niet enkel hoort, maar ook begrijpt. Zo verloopt een gesprek aanzienlijk vlotter.
4 Heb je nog iets te zeggen? Opdracht 4
Per twee speel je een rollenspel. Je krijgt daarvoor van je leraar een kaartje waarop een bepaalde situatie staat uitgelegd. Per situatie is er telkens een persoon die vooral spreekt en een persoon die vooral luistert. Beslis op voorhand wie welke rol op zich neemt. Achteraf breng je verslag uit voor de klas.
Opdracht 5
Op www.knooppunt.net vind je een opdracht rond actief luisteren.
Wat moet je kennen? Je weet wat actief luisteren is. Je weet wat actief kijken is.
Wat moet je kunnen? Je zet zelf stappen om op een actieve manier te luisteren en te kijken.
Je kent het belang van actief luisteren en kijken.
Woordverklaring
78
Deel 2
conversatie = gesprek van actief passief = het antoniem te, ruimschoots aanzienlijk = in grote ma
Vraag 12
Hoe krijg je je zin?
Over argumenteren Mensen verschillen wel eens van mening. Ook met je ouders zit je misschien niet altijd op dezelfde golflengte. Over de vraag of je mag uitgaan en hoelang je mag uitgaan kan gemakkelijk discussie ontstaan. Het is op zulke momenten erg belangrijk dat je met argumenten komt die steek houden. Uitspraken zoals: ‘Iedereen van de klas mag gaan’ zijn afgezaagd en garanderen niet dat je ouders onmiddellijk door de knieën gaan. Je moet met een krachtig argument voor de dag komen als je hen wilt overtuigen. Ook met tegenargumenten kun je aan de slag om het standpunt van de ander onderuit te halen. In deze les bekijk je de spelregels die je moet volgen om helder te argumenteren.
1 2 3 4
Even herhalen: objectief en subjectief Feiten en meningen van onder het stof Argumenteren tot je erbij neervalt Het stellingenspel
1 Even herhalen: objectief en subjectief Opdracht 1
Ga per twee zitten. Je leest elk een tekst. Je leraar zegt je welke: het krantenartikel of de blog. Achteraf beantwoord je een aantal vragen en breng je verslag uit. Dit artikel stond in de krant:
Dronken automobilist In Mechelen heeft een dronken automobilist, die zaterdagnacht een verkeersongeval had veroorzaakt, in de arm van een politie-inspecteur gebeten. De politie werd in de nacht van zaterdag op zondag opgeroepen voor een ongeval waarbij twee voertuigen betrokken waren. Toen een patrouille ter plekke kwam, waren de twee bestuurders elkaar aan het duwen.
De agenten onderwierpen de heren aan een alcoholtest. De man die de aanrijding had veroorzaakt, bleek te diep in het glas te hebben gekeken. Toen hij met dat feit werd geconfronteerd, ging hij door het lint. Hij begon te schreeuwen en hapte uiteindelijk naar een van de agenten die hem met pepperspray wist te bedaren. Hij werd meegenomen naar het politiekantoor.
Naar: www.vandaag.be
Woordverklaring
rijpen te zitten = elkaar niet beg niet op dezelfde golfleng zijn t rec , cor steek houden = logisch bezwijken, het opgeven = n gaa eën kni de or do ch dagboek blog, een soort elektronis blog = synoniem voor we geren waarop iedereen kan rea
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
79
Dit stond te lezen op de blog van het slachtoffer: Zaterdagnacht, toen ik op de terugweg was van een avondje uit, werd ik plots in de flank gegrepen door een voertuig dat van links de straat kwam ingereden. Ik stapte uit en toen ik de ernstige schade aan mijn auto zag, wilde ik een ongevalsaangifte invullen. Dat was echter niet naar de zin van de andere chauffeur die duidelijk dronken was. Hij begon me aan te vallen, te duwen en te trekken. Mijn jas moest er zelfs aan geloven. Gelukkig had een getuige de politie gealarmeerd. Natuurlijk moesten zowel de agressieveling als ik een alcoholcontrole ondergaan. Toen de andere chauffeur zag dat hij positief blies, werd hij woedend. Hij begon te roepen en de agenten te schoppen en te slaan. Onvoorstelbaar hoe hij tekeerging! Hij zette zelfs zijn tanden in de arm van een van de agenten! Uiteindelijk konden de agenten de man met pepperspray bedwingen. Hoewel hij zich hevig bleef verzetten, werd hij geboeid meegenomen naar het politiekantoor.
1 Vertel om beurten wat je net gelezen hebt. Wat valt je op?
Hoewel beide teksten over hetzelfde onderwerp gaan, zijn ze verschillend geschreven: een reporter verwoordde het ongeval in een krantenartikel, het slachtoffer deed zijn verhaal op een blog. Ze spreken vanuit een ander standpunt: dat van een objectieve reporter en dat van het slachtoffer dat vanuit zijn eigen ervaringen/gevoelens vertelt. (subjectief) 2 Markeer in de blogtekst drie woorden die duidelijk maken dat het slachtoffer zelf de tekst schreef. 3 Gelden deze uitspraken voor de journalist of het slachtoffer? – De auteur van de tekst beschrijft de gebeurtenis zonder een eigen mening te geven, hij brengt feiten.
journalist/objectief – De auteur van de tekst beschrijft de gebeurtenis vanuit een eigen ervaring, hij geeft zijn mening.
slachtoffer/subjectief 4 Noteer bij de uitspraken in oefening 3 de termen subjectief en objectief.
2 Feiten en meningen van onder het stof Opdracht 2
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen. De Zoo van Antwerpen
1 Welk werkwoord gebruikt de vrouw in veel zinnen? vinden (Ik vind …) 2 Zijn de uitspraken van de vrouw over de mensen die ze in de Zoo van Antwerpen ziet rondlopen objectief of subjectief? subjectief
80
Deel 2
3 Verklaar je antwoord op vraag 2.
Ze geeft haar eigen mening. Ze gebruikt veel bijvoeglijke naamwoorden zoals: zo lelijk, zo erg, zo miserabel, afgrijselijk lelijk en echt mooi.
Een feit is objectief. Je laat je niet beïnvloeden door je gevoelens of vooroordelen. Bijvoorbeeld: We eten frietjes met stoofvlees. Een mening is subjectief. Ze geeft je eigen idee of smaak weer. Je velt een oordeel. Dat doe je onder andere door bijvoeglijke naamwoorden toe te voegen. Bijvoorbeeld: De goudgele frietjes zijn overheerlijk.
3 Argumenteren tot je erbij neervalt Wanneer je argumenteert, vertrek je vanuit een stelling of standpunt. Je kunt akkoord gaan met die stelling of ze tegenspreken. Je geeft er met andere woorden een beetje meer uitleg bij. Bijvoorbeeld:
Geweld op televisie moet je afschaffen, want jonge kijkers worden er alleen maar gewelddadiger door. stelling
argument
Opdracht Ga 3 in deze zinnen telkens op zoek naar de stelling en het argument. Onderstreep ze respectievelijk een- en tweemaal. a Er zijn meer jongeren met overgewicht dan pakweg tien jaar geleden, omdat velen te weinig bewegen en de tv verkiezen boven een avondje sport. b Als je in de auto zit, telefoneer je het best met een carkit of via bluetooth. Zo kun je je handen aan het stuur houden. c In Frankrijk en Duitsland mag je op autosnelwegen sneller rijden dan 120 kilometer per uur. In België moet dat toch ook kunnen? d Op jonge leeftijd ben je dikwijls nog roekeloos. Daarom is autorijden als je 16 bent, zoals in Amerika, geen goed idee. e Ik ben een beetje bang om op reis te vertrekken naar Zuid-Afrika, want ik heb nog nooit gevlogen.
Woordverklaring
ning umenten of bewijzen je me argumenteren = met arg ondersteunen gorde envolgens, in dezelfde vol respectievelijk = achtere aar van gev het of en olg gev de r ove roekeloos = zonder zorg wat je doet
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
81
Opdracht 4
Heb jij zin om een schooluniform te dragen? Lees de verschillende argumenten. Vul in de tabel aan over welk soort argument het gaat. Voorbeelden
Soort argument
a Schooluniformen zorgen ervoor dat leerlingen niet meer om hun kledij uitgesloten worden, maar de aankoop geeft ouders extra kosten.
1 voor- en nadeel
b Schooluniformen geven een gevoel van samenhorigheid en dat is belangrijk in de ontwikkeling van tieners, zegt een professor.
2 voorbeeld
c In een zelf afgenomen enquête verklaart 80 % van de ouders zich akkoord met de invoering van een schooluniform.
3 vergelijking
d Schooluniformen zijn in Engeland heel gewoon. Waarom zou dat hier niet lukken?
4 gezag
e De invoering van een schooluniform beperkt de leerlingen in hun vrijheid en daardoor zullen sommigen zich minder goed in hun vel voelen.
5 feit/cijfers en statistieken
f Mijn neef zit in een school waar een schooluniform wordt gedragen. Hij vindt het leuk en gemakkelijk.
6 oorzaak en gevolg
a
b
c
d
e
f
1
4
5
3
6
2
Je moet het onderwerp van een discussie van alle kanten bekijken. Je luistert met aandacht naar je tegenstander en je kunt je in zijn verhaal inleven. Zo is de kans kleiner dat je totaal verrast bent door wat de ander te zeggen heeft. Er zijn verschillende soorten argumenten. Let op voor de valkuilen. Argumenten Valkuilen 1 voor- en nadeel Bekijk je zowel de voor- als de nadelen? 2 voorbeeld Je mag niet veralgemenen. 3 vergelijking Zijn de situaties gelijkaardig? 4 gezag Gebruik je de juiste gezagsinstantie? 5 feit/cijfers en statistieken Wat is je bron? Zijn de cijfers correct? 6 oorzaak en gevolg Is er een verband?
Woordverklaring
82
Deel 2
kan verleiden valkuil = wat je tot fouten
4 Het stellingenspel Opdracht 5
Heb je de argumenteermicrobe te pakken? Tijd om te oefenen! Je krijgt een aantal stellingen voorgeschoteld. Verdedig ze met hand en tand of maak ze met de grond gelijk. Het is aan jou! Oriënteren Wat is je spreekdoel? – Je wilt je publiek informeren /overtuigen / ontspannen / ontroeren. – Je gebruikt daarvoor formele / informele taal. Voorbereiden Per stelling krijg je telkens dertig seconden bedenktijd. Probeer je gedachten zo goed mogelijk te ordenen en met voldoende argumenten voor de dag te komen. Voor je met het spel start, bekijk je nog even de verschillende soorten argumenten en de valkuilen. Vermijd onjuiste of zwakke argumenten. Uitvoeren Wanneer je leraar een signaal geeft, weet je duidelijk hoe je tegenover de stelling staat: ben je voor of tegen? Wanneer je echt twijfelt omdat je zowel argumenten pro als contra vindt, kun je voorlopig een tussenpositie innemen. Het belangrijkste is dat je je mening elke keer opnieuw met argumenten kunt staven. Je leraar legt de spelregels in detail uit. Reflecteren Voor je aan de opdracht begint, bekijk je best nog even de checklist.
Checklist Je gebruikt gepaste argumenten. Je vermijdt drogredenen/onjuiste argumenten. Je bent bereid een standpunt in te nemen. Je spreekt Standaardnederlands. Je spreekt voldoende luid. Je gebruikt correcte (lichaams-)taal. Je straalt enthousiasme uit. Je laat andere leerlingen aan het woord en dringt jouw mening niet op.
Wat moet je kennen? Je kent de verschillende soorten argumenten.
Wat moet je kunnen? In een discussie kun je de verschillende soorten argumenten gebruiken. In luister- en kijkoefeningen vind je de verschillende argumenten terug.
Woordverklaring
dedigen = met alle kracht iets met hand en tand ver en aken = iets totaal afbrek iets met de grond gelijkm en, ton oorschijn halen, voor de dag komen = tev produceren
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
83
84
Deel 2
/5
Afstemmen op situatie, context en doelpubliek
/5
Non-verbale communicatie
/10
Afstemmen op doel
0
1
2
3
4
5
vraagt zelden of nooit het woord. bent niet bereid een standpunt in te nemen. gebruikt voornamelijk argumenten die niet ter zake doen of drogredenen. dringt je mening op.
Beginner
Je
1
2
0
1
2
gebruikt geen gepaste taal voor deze opdracht. h ebt een duidelijk regionaal accent en doet te weinig moeite om daaraan te werken.
0
Mimiek en lichaamshouding zijn onvoldoende aangepast aan het spreekdoel.
Je
Vorderingsfiche
6 7 8
komt voldoende aan bod. bent bereid een standpunt in te nemen. g ebruikt voornamelijk gepaste argumenten, maar maakt af en toe wel een foutje. dringt je mening niet op.
Je
3
gebruikt gepaste taal voor deze opdracht, maar laat af en toe een steekje vallen. d oet moeite om de taal te verzorgen. Er is toch een regionaal accent hoorbaar.
3
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel.
Je
Gevorderde
9
10
vraagt geregeld het woord. neemt enthousiast een standpunt in. g ebruikt gepaste argumenten. laat andere leerlingen aan het woord en toont duidelijk respect voor hun mening.
Je
5
4
5
gebruikt gepaste taal voor deze opdracht. s preekt Standaardnederlands.
4
Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel. Je straalt zelfvertrouwen uit wanneer je argumenten verdedigt.
Je
Expert
Vraag 12 - Hoe krijg je je zin?
85
TOTAAL /25
/5
Spreektechniek
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
3
2 Je bent goed op weg. Dit heb je uitstekend gedaan:
1
Je spreekt verstaanbaar, maar spreekt soms te stil/te luid. s preekt soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed. spreekt soms op dezelfde toon.
Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
0
Je bent niet zo goed verstaanbaar. Je spreekt te stil. s preekt te snel/te traag. articuleert niet goed. spreekt op dezelfde toon. 5
Knappe prestatie: je bent een expert.
4
Je bent heel goed verstaanbaar, articuleert goed, spreekt op een gepast tempo en met een goede intonatie.
Vraag 13 Over klassieke volksverhalen
Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
‘Er was eens …’, drie woorden die je meteen meenemen naar een tijd vol ridders, draken, heksen en een wereld vol fantasie.
1 2 3 4 5 6 7
Er was eens … Jeugdboeken met een sprookjesgehalte Vertel eens een sprookje Het is Mega Mindytijd Oude volksverhalen Ken jij een oud volksverhaal? Is een narcissus een bloem?
1 Er was eens … Opdracht 1 Waarom zijn sprookjes nog altijd populair? Aan de hand van een checklist achterhaal je de kenmerken van een sprookje. Zet een kruisje in de tabel als de bewering klopt.
Checklist
Sprookje
Het eindigt goed.
X
Dieren kunnen praten.
X
Er komen goden in voor. Er komen onwerkelijke figuren in voor: feeën, heksen, dwergen …
X
Het taalgebruik is eenvoudig.
X
Sprookjes zijn van alle tijden. Ze nemen je mee naar een wereld vol fantasie. Alles kan. Het goede overwint het kwade.
86
Deel 2
2 Jeugdboeken met een sprookjesgehalte Opdracht 2
Luister naar de fragmenten. Bekijk de opdracht. Hoe zul je het luisteren aanpakken? Bespreek met je buur. Fragment uit Misschien een engel van Sebastiaan Leenaert. Fragment uit Engelenmoord van Wendy Stroobant. 1 Welk sprookje herken je in de fragmenten? Wat weet je er nog van? Fragment
Sprookje?
Waarover gaat het? Noteer de kerngedachte.
De prinses op
De koningin gelooft niet dat het meisje een echte prin-
de erwt
ses is en stelt haar op de proef. Ze legt een erwt onder twintig matrassen. Het meisje heeft de erwt gevoeld en moet dus een echte prinses zijn. Ze mag trouwen met de prins.
Assepoester
Een meisje wordt door haar stiefzussen en stiefmoeder gebruikt als slaaf in het huishouden. Wanneer er een dansavond is in het paleis van de koning, heeft zij maar een wens: ze wil er ook naartoe gaan. Die wens wordt met toverkracht vervuld. De betovering werkt echter maar een bepaalde tijd. Wanneer een knappe prins op het feest verliefd wordt op haar en haar zoekt, is zij verdwenen. Haar gouden schoentje blijft achter en de prins gebruikt het om haar te zoeken.
2 Hoe verliep de luisteropdracht? Wat ging goed en waarop wil je bij een volgende luisteropdracht letten?
Persoonlijk antwoord
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
87
3 Vertel eens een sprookje Opdracht 1 3 Vond jij het fijn als er een sprookje verteld werd? Waarom? Waarom niet? 1 Wat is je lievelingssprookje? Waarom? 2 Vertel dat sprookje aan je buur. Kent hij het ook? Bespreek en vul eventueel aan.
4 Het is Mega Mindytijd Opdracht 4
Bekijk en beluister het Mega Mindylied.
1 Waarom is Mega Mindy populair?
Ze is een held. Ze helpt het kwade uit de wereld. 2 Wie is voor jou een held? Waarom? Noteer twee voorbeelden. Held
Waarom?
5 Oude volksverhalen Opdracht 5
Raar, maar zijn deze verhalen ook waar? Lees een aantal volksverhalen die mensen nog altijd vertellen. Probeer te achterhalen waarom ze die nog vertellen en eventueel geloven. A Het uurwerk van de Poperingse Sint-Janstoren Omstreeks 1850 werd er een moord gepleegd in Poperinge. Het gerecht vermoedde dat een horlogemaker de dader was, maar de man was onschuldig. Nochtans werd hij als een van de laatsten in ons land geguillotineerd. Met één been op het schavot bleef hij zijn onschuld staande houden. ‘Ik zeg het u voor de allerlaatste keer!’ riep hij uit. ‘Ik ga boeten voor een ander! Want het is de waarheid en niets anders dan de waarheid dat ik geheel onschuldig ben! Even waar is mijn onschuld als het feit dat het uurwerk van de Sint-Janskerk vanaf vandaag telkens zal stilvallen wanneer het op twaalf uur zal staan, zowel ‘s nachts als overdag!’ En inderdaad … toen het twaalf uur werd, stond het uurwerk stil. Men klom in de toren en kreeg het weer aan de praat, maar twaalf uur later stond het opnieuw stil. Men nam het uurwerk uit de toren, herstelde het en plaatste het er terug in. Maar elke middag om twaalf uur en telkens wanneer het middernacht werd, viel het uurwerk van de Sint-Janskerk stil. Ten slotte heeft men het uurwerk uit de toren genomen en het er niet meer opnieuw in gestoken. De gaten zijn nu nog te zien in de kerktoren, maar een uurwerk is er niet meer. Naar: stadsspelen.blogspot.nl
88
Deel 2
Woordverklaring fd onder geguillotineerd = onthoo l) lbij (va de guillotine
B Hoe Lichtaart zijn naam kreeg Onze Lieve Heer en Sint-Pieter reisden door de Kempen om er de dorpen te leggen. Sint-Pieter droeg op de rug een zware zak, waar alle dorpen in staken. Kwamen ze aan een geschikte plaats, dan schudden ze een dorp uit de zak en reisden daarop verder. Eindelijk was de zak ledig, zo meenden ze vermoeid van de reis. Ze legden zich neder op de heide om wat te rusten. ‘Wat hoor ik daar?’ vroeg eensklaps Onze Lieve Heer. Uit de zak, die naast hen op de grond lag, weerklonk een klagend stemmetje: ‘Ach, Lieve Heerke, geef me toch ook een plaatsje!’ Op de bodem van de zak was nog een dorpje achtergebleven, dat ze vergeten hadden. Ze stonden op en sloegen de lange weg in, die dwars door de Kempen naar Turnhout voert. Onderweg ging het vergeten dorpje altijd maar voort met jammeren en Onze Lieve Heer, wie zulks op de duur verveelde, rukte misnoegd de zak van Sint-Pieters rug, schudde hem tot op de bodem leeg en riep wrevelig: ‘Nè! Ligt daar!’ Het dorp bleef er liggen en heette voortaan Ligtdaar, wat mettertijd Lichtaart geworden is. Uit: Vlaams Sagenboek
1 Lees de checklist en vul de tabel aan voor beide verhalen. Checklist
A
B
Er komen sprookjesfiguren in voor. Het eindigt goed.
X
Dieren/dingen kunnen praten.
X
Er komen diverse goden in voor. Er gebeuren mysterieuze dingen.
X
X
Er is een verklaring voor een naam/gebeurtenis.
X
X
Er is verouderd taalgebruik/spreektaal.
X
2 Waarom vertelden de mensen zulke verhalen?
Omdat ze bepaalde gebeurtenissen niet begrepen. Ze vertelden over hun angst en onzekerheid. Ze wilden greep krijgen op bovennatuurlijke gebeurtenissen. 3 Hoe heten die verhalen? Oude volksverhalen (of sagen)
Oude volksverhalen of sagen vertellen over de relatie tussen de mens en het bovennatuurlijke. De verhalen gaan vaak over de angst en onzekerheid van de mensen. Ook helden of historische figuren kunnen voorkomen in sagen.
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
89
6 Ken jij oude volksverhalen? Opdracht 6 Vertel een verhaal. Zoek een verhaal dat te maken heeft met je dorp of stad: – een mysterieuze gebeurtenis, – een verklaring van de naam van je dorp of stad, – een historische heldendaad in je dorp of stad. Dat verhaal vertel je voor de klas. Maak een ondersteunend spreekplan. Gebruik daarbij alleen kernwoorden.
7 Is een narcissus een bloem? Opdracht 7
Bekijk het verhaal van Demeter en Persephone. Lees de opdrachten. Welke strategie pas je toe als je kijkt?
1 Vul de tabel aan. Personages: wie zijn de hoofdpersonages?
God Zeus, godin Demeter, dochter Persephone, god Hades
Tijd: wanneer speelt het zich af?
Niet gegeven
Ruimte: waar speelt het zich af?
Ergens in Griekenland (Olympos)
Gebeurtenis: waarover gaat het verhaal?
Persephone wordt ontvoerd door Hades, god van de onderwereld. Hij huwt met haar. Haar moeder, Demeter, is ontroostbaar en maakt de aarde onvruchtbaar. Zeus zorgt ervoor dat Persephone voor een bepaalde tijd naar de bovenwereld terug mag komen.
Doel: wat wil het verhaal je leren?
Verklaring voor de afwisseling van de seizoenen
2 Waarom vertelden mensen vroeger dit verhaal?
Om een onverklaarbaar natuurverschijnsel uit te leggen 3 Hoe heten zulke verhalen? Mythen
90
Deel 2
Opdracht 8
Bekijk het verhaal van Echo en Narcissus. Lees de opdracht. Welke strategie pas je toe als je kijkt?
1 Vul de tabel aan. Personages: wie zijn de hoofdpersonages?
Narcissus, Echo, Aphrodite
Tijd: wanneer speelt het zich af?
Onbekend/niet gegeven
Ruimte: waar speelt het zich af?
Ergens aan een rivier
Gebeurtenis: waarover gaat het verhaal?
Echo is verliefd op Narcissus, maar hij moet niets van haar weten. De godin Aphrodite straft hem: hij wordt verliefd op zichzelf en valt daardoor in het water. Hij leeft verder in een bloem.
Doel: wat wil het verhaal je leren?
Het verhaal wil je een les leren: wees niet ijdel.
Een mythe is een eeuwenoud verhaal over goden dat onverklaarbare natuurverschijnselen verklaart of een boodschap, een les geeft.
Wat moet je kennen? Je weet wat een sprookje is. Je weet wat een sage is. Je weet wat een mythe is. Je weet wat het doel van een mythe is.
Wat moet je kunnen? Je kunt de kenmerken van een sprookje terugvinden aan de hand van een checklist. Je kunt de kenmerken van een sage terugvinden aan de hand van een checklist. Je kunt een mythe herkennen. Je kunt het doel van een mythe weergeven. Je kunt de gepaste kijk-en luisterstrategie kiezen.
Vraag 13 - Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora?
91
Vraag 14
Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
Over letterlijk en figuurlijk taalgebruik Je bijt in een lekker stuk chocolade met noten en plots … krak, een stuk van je tand! Heel vervelend. Heb je je tanden al eens stukgebeten op een moeilijke opdracht? Werkte je hard en behaalde je toch niet het gewenste resultaat? Dat is pas frustrerend. Je kunt je tanden stukbijten, letterlijk en figuurlijk. Dat bekijk je in deze les van dichterbij.
1 Uitdrukkingen/zegswijzen 2 Letterlijk of figuurlijk? 3 Even inoefenen
1 Uitdrukkingen/zegswijzen Opdracht 1
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Willem wil graag deelnemen aan een muziekwedstrijd die georganiseerd wordt door de plaatselijke muziekvereniging. Hij ziet het helemaal zitten! Hij speelt al gitaar sinds zijn vijfde. Drie jaar geleden richtte hij samen met een paar vrienden een bandje op en nu kunnen ze eindelijk laten zien wat ze waard zijn. Ze kunnen proberen om met een nieuw nummer de jury te overtuigen van hun 1
mogelijkheden. Daar zit muziek in!
2
Tijdens de volgende repetitie valt Willem met de deur in huis. Hij probeert zijn vrienden te overtuigen 3
van het nut van de wedstrijd. Michiel, de bassist, wordt ook aan de tand gevoeld. Hij vindt dat ze nog 4
niet stevig genoeg in hun schoenen staan om al deel te nemen aan zo’n prestigieus project. Ook Jef, 5
die het keyboard bespeelt, hoort het in Keulen donderen. Hij vindt het te vroeg om dat varkentje te 6
wassen. Gelukkig is er nog Sarah, de zangeres. Bij haar is Willem wel aan 7
het juiste adres. Zij is ervan overtuigd dat ze muziek van de bovenste 8
plank maken. Tijdens de twee weken voor de uiterste inschrijvingsdatum, 9
zit er meer dan eens een haar in de boter! Willem en Sarah halen hun beste overredingstechnieken boven en slagen er uiteindelijk in hun 10
vrienden over de streep te trekken.
11
Nu zitten ze met de gebakken peren! Over een kleine maand is het zover; 12
dan moeten ze zich van hun beste kant tonen! Hopelijk stelen ze de 13
harten van de juryleden en behalen ze een mooie plaats.
92
Deel 2
1 Wat is je opgevallen toen je de tekst las? Er staan veel uitdrukkingen/zegswijzen in de tekst. 2 Markeer alle uitdrukkingen/zegswijzen in de tekst en nummer ze. 3 Schrijf de betekenis van alle uitdrukkingen uit de tekst op een apart blad. Je mag met je buur samenwerken.
In de vorige jaren leerde je hoe je woordbetekenissen kunt achterhalen door bijvoorbeeld het woordenboek te gebruiken. Die werkwijze kun je ook toepassen voor uitdrukkingen/zegswijzen. Vind het kernwoord in de uitdrukking en zoek dat op in het woordenboek of op het internet. Bv. zijn ei niet kwijt kunnen: ga kijken bij ‘ei’ en daar vind je de verklaring: niet (kunnen) zeggen wat je eigenlijk wilt zeggen.
Opdracht 2
Maak de opdracht over uitdrukkingen/zegswijzen die je vindt op www.knooppunt.net.
2 Letterlijk of figuurlijk? Lees het gedicht van Daan Zonderland en beantwoord de vragen.
Letterlijk ‘Geachte Heer, ik moet u danken voor het postpakket dat ik ontving Maar u vergeeft mij ongetwijfeld een zekere teleurstelling. Toen ik de hand vroeg van uw dochter , die ik hartstochtelijk bemin, deed ik zulks niet in letterlijke, doch overdrachtelijke zin.’ Daan Zonderland
Uit: Letterlijk, Het Spectrum Utrecht 1976
Opdracht 3
1 Wie is in dit gedicht aan het woord? een man/een vrouw 2 Wat heeft die gekregen? een postpakket 3 Was hij daar blij mee? Hoe weet je dat? Nee: een zekere teleurstelling 4 Wat had hij gevraagd? De hand van de dochter van diegene aan wie hij een brief schrijft 5 Wat betekent dat ? Hij wil haar huwen. 6 Heeft de vader van de aanstaande bruid dat ook zo begrepen? Hoe merk je dat?
Nee, hij heeft haar hand afgehakt en ze opgestuurd. 7 Waarom heeft hij het verkeerd begrepen? Hij heeft de vraag letterlijk geïnterpreteerd in
plaats van figuurlijk (hier: overdrachtelijk).
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
93
8 Zou dat echt kunnen gebeuren? Verduidelijk. Toch wel, als iemand een taal onvoldoende
kent, dan zijn uitdrukkingen soms moeilijk te begrijpen.
Het is belangrijk dat je, om misverstanden te vermijden, het onderscheid leert maken tussen letterlijke en figuurlijke betekenissen. Letterlijk taalgebruik gebruik je voortdurend. Wat je zegt, is wat je bedoelt. Figuurlijk taalgebruik noem je ook beeldspraak. Bij figuurlijk taalgebruik zeg je iets anders dan wat je letterlijk bedoelt. Je vergelijkt wat je wilt zeggen met iets anders, iets wat ermee overeenkomt. Figuurlijke taal gebruik je om de taal mooi te maken. Je komt ze voortdurend tegen in bijvoorbeeld reclamespotjes en advertenties. Als je de taalfinesse juist interpreteert, maakt figuurlijke taal het taalgebruik rijker. Omdat er niet staat wat er letterlijk bedoeld wordt, is figuurlijk taalgebruik niet altijd evident. Als je figuurlijke taal niet begrijpt, gaat er heel wat moois van de taal verloren.
3 Even inoefenen Opdracht 4
Leg deze zinnen letterlijk en figuurlijk uit. Voorbeeld: Ik beet mijn tanden stuk. L= Ik beet op iets en mijn tand brak af. F= Ondanks alle inspanning bereikte ik mijn doel niet.
1 De bal ging aan het rollen.
L De bal werd aangetrapt zodat hij begon te rollen. F Dat is de oorzaak van nieuwe ontwikkelingen in de zaak. 2 Een stok zoeken om de hond te slaan
L Een houten stok zoeken om het dier een pak slaag mee te geven F Een reden, een nadelig punt zoeken om iemand te kunnen bekritiseren 3 Hij neemt de fakkel over.
L Hij neemt als loper de fakkel over van de vorige loper. F Hij neemt de leiding. 4 Dat was een bittere pil om te slikken.
L De pil heeft een bittere smaak. F Dat was niet gemakkelijk te verwerken.
Woordverklaring
94
Deel 2
detail finesse = bijzonderheid, der hel ijk, evident = duidel
Opdracht 5 Vul aan met een gepaste uitdrukking. 1 De timmerman – zoekt spijkers op laag water
Hij heeft kritiek op onbenulligheden.
2 De matroos – Hij zet alles op alles. zet alle zeilen bij – vaart een andere koers/gaat overstag
Hij verandert van standpunt, mening
of voornemen; probeert het op een andere manier. 3 De kok bakt het bruin
Hij schept op, overdrijft, doet dingen die helemaal niet kunnen.
4 De elektricien – is geen groot licht – gunt hem het licht in de ogen niet
Hij is niet al te slim. Hij is erg jaloers.
5 De kapper – trekt zich de haren uit het hoofd – heeft haar op zijn tanden
Hij heeft enorm veel spijt. Hij komt duidelijk voor zijn mening uit.
6 De bakker – kreeg een koekje van eigen deeg
Hij werd het slachtoffer
van een streek, zoals hij die zelf met anderen uithaalde.
Opdracht 6
Letterlijk (L), figuurlijk (F) of kan het allebei (A)? Verklaar.
1 De vakantie staat voor de deur.
F – De vakantie komt eraan.
2 Hij bijt zijn tanden stuk op een moeilijk huiswerk.
F – Ergens hard je best voor doen, maar niet het gewenste resultaat behalen.
3 De leeuw laat zijn tanden zien.
F – Hij toont dat hij niet bang is, bijt van zich af; stevig uitvaren; streng zijn. L – Hij haalt zijn lippen op en toont zijn tanden. 4 Hij werd door de onderzoekers aan de tand gevoeld.
F – Ze ondervroegen hem op een kritische manier.
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
95
5 Ze staat met de mond vol tanden.
F – Ze kan niet antwoorden/reageren op een netelige vraag. L – Ze heeft een mond vol tanden. 6 Mijn broer is een boom van een vent!
F – Mijn broer is iemand die erg groot is.
7 Geef me maar een paardenmiddel voor die ongemakken.
F – Een erg sterk geneesmiddel.
Opdracht 7
Spreekwoordenspel 1: Uitbeelden Speel met de hele klas een spreekwoordenspel. Schud die ledematen maar los, want je zult je hele lichaam in de strijd moeten gooien om te winnen.
Opdracht 8
Spreekwoordenspel 2: Raden Speel het tweede spreekwoordenspel met de hele klas. Luister goed naar de leraar voor de juiste instructies. Deze keer is het iets moeilijker.
Wat moet je kennen? Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. Je kent de spreekwoorden en uitdrukkingen die in deze vraag aan bod kwamen.
96
Deel 2
Wat moet je kunnen? Je kunt een uitdrukking/zegswijze zowel letterlijk als figuurlijk interpreteren en verklaren. Je kunt een uitdrukking/zegswijze in een context gebruiken.
Vraag 15
Zie je door de bomen het bos nog?
Over tekststructuren (herhaling)
Een structuur geeft weer hoe iets in elkaar zit. Een goede structuur verhoogt de aantrekkelijkheid en nodigt uit om te lezen. Er bestaan verschillende tekststructuren. Ken jij ze en kun je ze toepassen? Of zie je soms door de bomen het bos niet als je iets moet lezen of schrijven?
1 Op zoek naar de juiste structuur 2 De bomen in kaart gebracht 3 Als een volleerd boswachter
1 Op zoek naar de juiste structuur Opdracht 1 Welke omschrijving geeft de opbouw van deze teksten het best weer? Noteer het naast elke tekst. Markeer in de tekst de woorden die de structuur aanduiden, die een verband verduidelijken. 1 In de tekst krijg je een opsomming van gegevens. 2 In de tekst wordt een oplossing voor een probleem gegeven. 3 In de tekst worden twee onderwerpen met elkaar vergeleken. 4 In de tekst wordt alles volgens tijd geordend. 5 In de tekst wordt naar de oorzaken van iets gezocht. Tekst 1
5
Meerdere oorzaken leidden tot vliegtuigcrash DEN HAAG – De problemen met het ramptoestel van Turkish Airlines dat vorig jaar neerstortte bij Schiphol, ontstonden doordat een van de hoogtemeters niet goed werkte tijdens de landing. De bemanning van Turkish Airlines reageerde daarop niet adequaat genoeg en de Luchtverkeersleiding Nederland was niet volledig in haar aanwijzingen. Naar: www.telegraaf.nl
Tekst 2
3
Vreemde woorden Vlaams en Nederlands zijn talen die sterk op elkaar lijken, al spreken Vlamingen veel woorden anders uit dan Nederlanders. Grappig is, dat de Vlaamse taal ook woorden kent die in het Nederlands niet voorkomen. Zo is bijvoorbeeld een duimspijker een punaise en een zwier is een schommel. Andersom zijn er ook Nederlandse woorden die de Vlamingen niet gebruiken. Nederlanders kunnen iets mollen of ze kunnen gaan flappentappen. Vlamingen kennen deze woorden niet. Gelukkig begrijpen Vlamingen en Nederlanders elkaar, ondanks de verschillen, meestal wel. Uit: www.leertrainer.nl
Vraag 15 - Zie je door de bomen het bos nog?
97
Tekst 3 Dag jongen.
1
Je bent vroeger thuis. Wil je de boodschappen doen? Breng melk mee. Leg een doosje eieren in je mandje voor oma en haal twee pizza’s uit de diepvries. Haal dan een zak aardappelen, zes tomaten en twee trossen bananen. En vergeet ten slotte de tandpasta en het wc-papier niet. Dank je, schat! Naar: www.telegraaf.nl
Tekst 4 Er kan een eenvoudige manier zijn om je toestel te repareren.
2
We weten dat het frustrerend is wanneer je toestel niet goed werkt – zeker wanneer het iets blijkt te zijn dat eenvoudig te herstellen is. We hebben ontdekt dat je in slechts enkele minuten heel wat telefoonproblemen zelf kunt oplossen – inclusief toestelblokkeringen, applicatiecrashes, geluidsproblemen en zwarte schermen. Probeer dus deze eenvoudige herstelmethodes voordat je contact met ons opneemt: Eenvoudige oplossing 1: start je toestel opnieuw op Schakel je toestel uit en haal de batterij eruit, wacht enkele minuten, plaats de batterij er opnieuw in en schakel je toestel in. Wanneer de batterij van je toestel niet verwijderd kan worden, druk je op de aan-uittoets tot het toestel 3 keer trilt. Eenvoudige oplossing 2: herstel de oorspronkelijke fabrieksinstellingen We raden je aan eerst een back-up van je gegevens te maken. Ga daarna naar Menu > Tools > Instellingen > Algemeen > Fabrieksinstellingen of Menu > Instellingen > Telefoon > Telefoonbeheer. > Fabrieksinstellingen. Meer daarover vind je in de gebruikershandleiding van je toestel. Naar: www.nokia.com
Tekst 5 De Eerste Wereldoorlog werd uitgevochten tussen 1914 en 1918
4
De uitbarsting kwam na 28 juni 1914, de dag waarop de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand in Sarajevo werd vermoord. Luxemburg en België werden begin augustus 1914 door de Duitsers bezet. Via die landen konden ze Frankrijk beter aanvallen. Aan het westelijke front liep de strijd vanaf dan uit op een gruwelijke loopgravenoorlog in België en Noord-Frankrijk, waarbij aan beide kanten miljoenen slachtoffers vielen. Op 10 november 1918 vluchtte de Duitse Keizer Wilhelm II naar Nederland waar hem asiel werd verleend. Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten. Naar: www.wikipedia.org
98
Deel 2
Opdracht 2
Afhankelijk van wat je wilt vertellen, kies je voor een bepaalde tekstopbouw of tekststructuur. Ga na welke structuur je het best kiest in de volgende gevallen. Kies uit: chronologische structuur, opsommende structuur, vergelijkende structuur, oorzaak-gevolgstructuur, probleem-oplossingstructuur. 1 Je wilt schrijven over de oorzaken van het broeikaseffect op de bossen in Vlaanderen.
oorzaak-gevolgstructuur 2 In een verslag geef je van uur tot uur de evolutie van een vulkaanuitbarsting weer.
chronologische structuur 3 Je schrijft een artikel waarin je twee vakantiebestemmingen met elkaar vergelijkt zodat de lezer weet waar hij het best gaat zonnen en wat hij van zijn vakantie kan verwachten.
vergelijkende structuur 4 Hoe raak je van die vochtige muren af? Een specialist beschrijft de mogelijke oplossingen voor dat probleem in een artikel.
probleem-oplossingstructuur 5 Welke ingrediënten zijn kankerverwekkend? Je tekst bevat een lijst van voedingsmiddelen die je beter niet meer eet.
opsommende structuur
tip
In een tekst met een chronologische structuur rangschik je de informatie in volgorde van de tijd. Het schema dat bij deze tekststructuur hoort, is de feitenketting. (è
…
è
…
è
…
è
…)
Je gebruikt de opsommende structuur als je gegevens wilt opsommen waarbij de volgorde onbelangrijk is. Bv. een boodschappenlijst. In de vergelijkende structuur concentreer je je vooral op de verschillen en/of overeenkomsten tussen de onderwerpen. Het schema dat bij deze structuur heel goed bruikbaar is, is de tabel. In de oorzaak-gevolgstructuur ga je na wat de oorzaken zijn van een probleem en in de probleem-oplossingstructuur zoek je naar mogelijke oplossingen. Voor beide tekststructuren kun je een waaier- of boomschema gebruiken.
waaierschema of
boomschema
Vraag 15 - Zie je door de bomen het bos nog?
99
Structuuraanduiders (signaalwoorden, verwijswoorden of verbindingswoorden) geven het verband aan tussen zinnen of zinsdelen. Voorbeelden van dergelijke structuuraanduiders zijn: – voor opsommingen: en, ook, bovendien, daarbij, ten eerste, enerzijds/anderzijds, niet alleen/ maar ook; – voor samenvattingen: kortom, samenvattend, dus, met andere woorden; – voor argumenten: immers, omdat, want; – voor tegenstellingen: maar, echter, toch; – voor toelichtingen: bijvoorbeeld; – voor chronologische structuur: eerst, voordat, vervolgens …; – voor opsommende structuur: en, ook, ten slotte …; – voor vergelijkende structuur: zoals, bijvoorbeeld …; – voor oorzaak-gevolgstructuur: daardoor, doordat ….
2 De bomen in kaart gebracht Opdracht 3
Maak een schema voor de verschillende teksten van opdracht 1. Tekst 1
Meerdere oorzaken leidden tot vliegtuigcrash
Probleemstructuur = waaierschema Probleem = crash Oorzaken crash
1 defecte hoogtemeter 2 Bemanning reageert niet adequaat
Tekst 2
3 Onvolledige aanwijzingen vluchtleiding
Vreemde woorden
Vergelijkende structuur = tabel Vlaams
Nederlands
Sterke gelijkenissen Verschil in uitspraak Specifieke woorden zwier duimspijker
100
Deel 2
schommel punaise
Tekst 3
Dag jongen
Opsommende structuur = lijst Boodschappenlijst – Meebrengen: melk, zak aardappelen, 6 tomaten, 2 trossen bananen – doosje eieren in mandje van oma leggen – 2 pizza’s uit de diepvries halen Tekst 4
Er is een eenvoudige manier om je toestel te repareren
Probleemstructuur = waaierschema Probleem: niet-werkende gsm
Oplossing1: start het toestel opnieuw op
Oplossing 2: herstel de fabrieks instelling
Tekst 5
De Eerste Wereldoorlog
chronologische structuur = feitenketting – 28 juni 1914: moord – augustus 1914: België en Luxemburg bezet – tot 1918: loopgravenoorlog in België en Noord-Frankrijk – 10 november 1918: Duitse keizer vraagt asiel in Nederland – 11 november: wapenstilstand
Opdracht 4
De titel verklapt vaak welke structuur de tekst zal hebben. Markeer de woorden waaruit je dat kunt afleiden. Vul de tabel aan. Titel
Chrono logische
Opsom mende
Vergelij kende
De effecten van 9/11 op de Amerikaanse politiek De politieke crisis dag op dag Checklist voor je eerste date
Probleemoplossende
X X X X
Een iPhone of een Blackberry?
X
Hoe vermijd je een verkoudheid? Wat neem je mee op skireis?
Oorzaakgevolg
X
Vraag 15 - Zie je door de bomen het bos nog?
101
3 Als een volleerd boswachter Opdracht 5
Schrijf voor de schoolkrant een korte, zakelijke tekst met een duidelijke structuur. Beantwoord de deelvragen om tot je eindproduct te komen. De tekst voeg je toe aan je portfolio. Oriënteren Wat is je schrijfdoel?
Wie is je doelpubliek?
Voorbereiden Wat wordt het thema van je tekst?
Formuleer het centraal thema.
Noteer enkele kernwoorden (brainstormen).
Welke structuuraanduiders (signaal- en verbindingswoorden) zijn zinvol in je tekst?
Maak met je kernwoorden een schema of bouwplan van je tekst. Voor een chronologische structuur gebruik je het best een feitenketting. Werk op een apart blad. Uitvoeren Nu begin je te schrijven: • Bouw je tekst op volgens de IMS-structuur en verdeel hem in alinea’s, met de gepaste signaal- en verbindingswoorden. • Schrijf een krachtig begin en slot. • Vergeet je titel niet. • Zorg voor een correct taalgebruik. Dat betekent: – correcte spelling van alle werkwoorden en andere woorden, – correcte zinsconstructies, – correcte lidwoorden, – correct gebruik van de leestekens, – afwisseling tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen. • Maak een tekst van minstens 15 zinnen. • Raadpleeg het woordenboek bij twijfel. • Beantwoord in je tekst de centrale vraag.
tip
102
Denk aan de checklist en vul ook je vorderingsfiche in!
Deel 2
Reflecteren
Checklist
In de inleiding vermeld je het onderwerp van de tekst. Met de alinea’s geef je voldoende informatie over je onderwerp. Je alinea vertrekt vanuit een kernzin. Binnen een alinea staan alle zinnen achter elkaar. In het slot herhaal je het hoofdonderwerp, maak je een samenvatting of een besluit of geef je goede raad. Elke zin heeft een onderwerp en een wwg of nwg. Elke zin begint met een hoofdletter. Niet elke zin begint met het onderwerp. Enkelvoudige en samengestelde zinnen wisselen elkaar af. Je gebruikt het gepaste register. Je gebruikt geen afkortingen of smileys. Je kijkt je tekst grondig na op spelfouten. Je hebt je opmerkingen bij de vorige schrijfopdracht(en) nagelezen en daarmee rekening gehouden. Je gebruikt de gepaste signaal- en verbindingswoorden. Na de schrijfopdracht vul je deze vragen in. Door wie heb je je tekst laten nalezen?
Schrijf je vlotter vanuit een bouwplan? Motiveer je antwoord.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen? Je kunt teksten schematiseren volgens een structuur. Je kunt teksten schrijven met een tekststructuur als bouwplan. Je kunt het centraal thema formuleren voor een tekst die je hebt gelezen. Je kunt de gepaste structuuraanduiders (signaal- en verbindingswoorden) gebruiken. Je kunt je eigen tekst evalueren aan de hand van criteria.
Vraag 15 - Zie je door de bomen het bos nog?
103
104
Deel 2
Opbouw van alinea’s
/5
Afstemmen op situatie
/5
Afstemmen op doel
1
2
1
2
0
1
2 3 4 5
De indeling (inleiding, midden en slot) is niet terug te vinden in de tekst. Niet elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je maakt geen gebruik van signaal- of verbindingswoorden.
0
De stijl is onvoldoende aangepast aan de situatie: te plechtig/te informeel/…
0
De lezer krijgt onvoldoende informatie bij het onderwerp.
Beginner
Gevorderde
3
3
6 7 8
De indeling (inleiding, midden en slot) is gedeeltelijk terug te vinden in de tekst. Bijna elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je maakt onvoldoende gebruik van signaal- of verbindingswoorden.
De stijl past bij de situatie. Een enkele keer is het taalgebruik te plechtig/te informeel. Bijvoorbeeld:
De lezer kan de tekst bij het onderwerp volgen. Het volgende heeft misschien meer uitleg nodig:
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op de vier aandachtspunten.
Vorderingsfiche
5
5
9
10
De indeling (inleiding, midden en slot) is volledig terug te vinden in de tekst. Elke alinea haalt een nieuw deelonderwerp van het hoofdonderwerp aan. Je gebruikt passende signaal- of verbindingswoorden die de alinea’s verbinden.
4
De stijl is perfect aangepast aan de situatie.
4
De tekst bevat voldoende informatie en is duidelijk voor de lezer.
Expert
Vraag 15 - Zie je door de bomen het bos nog?
105
3
TOTAAL /30
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
Je bent nog een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
Leverde je de taak tijdig in? Leverde je de taak netjes in?
2
Attitude
1
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat spelfouten of opvallende taalfouten.
Heeft de leerling rekening gehouden met opmerkingen bij vorige schrijfopdrachten?
0
Er is te weinig afwisseling in de zinsconstructies. De tekst bevat opvallende spel- en taalfouten, ook in heel eenvoudige woorden of zinnen.
Evolutie
/5
Zorg voor taal
5
Knappe prestatie: je bent een expert!
4
De tekst is vlot geschreven. Zinsconstructies zijn afwisselend. De tekst bevat geen spelfouten of opvallende taalfouten.
Hoe heet het monstertje in jou?
Vraag 16
Iedereen heeft een duister kantje, een klein monstertje diep vanbinnen dat zich niet helemaal gedraagt zoals het moet. In deze les mag dat monstertje heel even komen piepen. Op het einde van de les zul je een eigen rapnummer geschreven hebben.
1 2 3 4
Oriënteren: het monstertje in jou Voorbereiden: improviseren met taal en gevoelens Uitvoeren: het rapnummer voor de klas Reflecteren: tekst, beat en afbeelding oké?
1 Oriënteren: het monstertje in jou Denk na over de kleine dingen waar je je bij jezelf of bij anderen aan stoort. De antwoorden van opdracht 1-4 gebruik je ook in opdracht 6, 7 en 8.
Opdracht 1 Welk gevoel in jou is het monstertje? Welk gevoel vind je niet aangenaam, niet prettig? Je kunt er niets aan doen, maar af en toe steekt het de kop op. Omcirkel enkele kernwoorden of vul de tabel aan. jaloers
leugenachtig
zenuwachtig
betweterig
opvliegend
onbeleefd
egocentrisch
traag
onverschillig
gierig
bazig
saai
opdringerig
wantrouwig
chaotisch
verlegen
opschepperig
angstig
slordig
loslippig
onzeker
zwartgallig
2 Voorbereiden: improviseren met taal en gevoelens Opdracht 2
Hoe ziet jouw monstertje eruit? Probeer het zo goed mogelijk te beschrijven. Verzin het zo dat het ook bij je gevoel past, een jaloers monstertje kan bijvoorbeeld een groene kleur hebben. Gebruik kernwoorden. (Bv. mijn monstertje is een grijs spook, een rode angry bird, een grommende hond, een sissende slang, …)
Woordverklaring
106
Deel 2
dacht egocentrisch = alle aan willen hebben
Uiterlijk
Opdracht 3 Wat doet het monstertje? Beschrijf wat het monstertje doet. Hoe voel jij dat? Is het luid en boos of net stil en geniepig? Kernwoorden volstaan.
Gedrag
Opdracht 4
Ga je je tegen het monster verzetten of laat je het begaan? Probeer je het te bedwingen? Wie kan het monstertje (in jou) bedwingen? Hoe doet hij/zij dat? Ben je die persoon daar dankbaar voor? Hoe toon je die dankbaarheid? Noteer kort enkele ideeën.
HULP
tip
Rappen is een rijmende tekst ritmisch zingen. Rap is een afkorting van het Engelse ‘repartee’ (gevatheid) en betekent ‘snel lezen’ of ‘snel gesproken’.
Woordverklaring geheim, vals, geniepig = stiekem, in het achterbaks , tegenhouden, bedwingen = beheersen inhouden
Vraag 16 - Hoe heet het monstertje in jou?
107
Opdracht 5
Luister naar het rapnummer en beantwoord de vragen.
Eh yo
ik kan niet begrijpen dat iedereen maar z’n smoel houdt er gaat een heleboel fout, kappen het oerwoud vervuilen de lucht met koolstofdioxide het zijn meestal de bedrijven aan de top die genieten een bakkie wil iedereen maar wij zelf ook, jep, en om dat te gaan veranderen wordt zeker geen makkie het klimaat verandert en mensen praten amper het is alsof we vast zitten aan een zwaar anker komen niet vooruit moeder natuur gaat achteruit het gaat niet om wat je wilt maar puur om wat je gebruikt kernenergie met rampzalige gevolgen Tsjernobyl duizenden lichamen zijn geborgen nog velen zijn daarna gestorven, tot aan vandaag dus sluit ik de centrale in Borssele maar al te graag veilig en schoon misschien blijft het een droom maar tot die tijd zal ik strijden tot ik rijk word beloond
Dit gaat fout luxe Wat doe je als iedereen leeft voor aan dit is het moment aang jd stri de we n Stop dit nou late Dit gaat fout luxe Wat doe je als iedereen leeft voor dt Geld en goud dat is wat ons bezighou We zijn te veel verwend.
Eh yo
we hebben hulp nodig maar ik weet niet van wie en de vervuilers van de wereld willen geen compromis dus tot die tijd doen we het zelf het probleem dat ik zie is dat de economie staat boven ecologie ondertekend niet werd het Kyoto van het verdrag door die dappere dodo’s omdat ze zo verdienen aan de handel van auto’s, moeder natuur schreeuwt maar de mensen zijn zo doof, de schulden zijn zo hoog dat over honderd jaar ze nog niet zijn betaald ze hebben vele wetenschappers hiervoor bijgehaald wat hebben wij gefaald, maar yo het is niet te laat ik heb de broeikasgassen zojuist de oorlog verklaard toekomst van je kind Wij zien niet wat we doen geld heeft ons verblind lot van de natuur is de
Dit gaat fout luxe Wat doe je als iedereen leeft voor aan dit is het moment Stop dit nou laten we de strijd aang fout gaat Dit luxe Wat doe je als iedereen leeft voor dt Geld en goud dat is wat ons bezighou end. verw veel We zijn te
Elke dag vecht ik tegen mijn egoïstische gedrag, ik hoor dat je lacht mag, niet zo verder mag je lacht me uit maar jij weet toch net zo goed als ik dat het niet zo verder verwend we zijn te veel
Eh yo
we fokken de natuur op we kappen bomen binnenkort is er geen zuurstof je snakt naar adem hier heb je wat uitlaatgassen vind je het logisch dat de aarde ons maar blijft verrassen met nieuwe rampen tsunami’s en tornado’s van Thailand tot Trinidad Tobago ja de Carribean wordt jaarlijks getroffen en mensen vragen god of hij het snel wil laten stoppen onze aarde en we huilen maar ondertussen gaan we zelf door met het vervuilen van de tuinen op polen net als de ijskappen op de door tranen in de zee zal de boel straks overstromen en giro 555 hoeft niet eens meer langs te komen
Tekst en muziek: Ali B
108
Deel 2
Je herkent een rap aan: 1 De coupletten van een 10-tal zinnen met tussen de coupletten een refrein en eventueel een bridge of (korte) overgang. Duid de laatste twee aan in het lied. 2 Je rap moet ‘flowen’ dus de tekst moet goed . lopen op de beat 3 De woorden rijmen soms omdat ze beginnen met dezelfde letters, omdat ze ongeveer hetzelfde klinken, omdat sommige klanken herhaald worden. 4 De tekstschrijver vertelt over wat hem bezighoudt en heeft soms een boodschap voor de wereld. De boodschap hier is dat we de natuur moeten respecteren
.
3 Uitvoeren: het rapnummer voor de klas Opdracht 6
Stap 1 Maak van de opdrachten 2 en 3 de coupletten of de bridge en maak van opdracht 4 je refrein. Op www.vlaamserap.be vind je meer voorbeelden van rapnummers. Stap 2 Zoek een passende beat. Zoek een ritme dat past bij het monstertje en bij het gevoel in je tekst. Zorg dat de tekst in het ritme past. Het internet kan je daarbij helpen. Tik in Google ‘free rap beats’ in en surf naar een website zoals www.soundclick.com. Stap 3 Creatief met woorden Schrijf je raptekst op een groot blad papier. Zorg ervoor dat de regels het ritme van de rap uitbeelden. Wees creatief! Zorg voor een passende graffitiafbeelding bij je tekst. Teken ze zelf of zoek er eentje op het internet als je niet echt een tekentalent bent. Stap 4 Presenteer je beat voor de klas Je brengt je tekst in groepjes voor de klas. Terwijl een groepslid zingt, kunnen de anderen de beat zingen of kloppen. Je kunt ook gebruikmaken van een opgenomen geluidsfragment.
4 Reflecteren: tekst, beat en afbeelding oké? Vond je dit een moeilijke opdracht? Waarom (niet)?
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je weet dat je je gevoelens kunt verwoorden in een tekst.
Je kunt je gevoelens verwoorden in een tekst. Je kunt zelf een raptekst schrijven aan de hand van een gegeven schema. Je kunt je raptekst creatief opmaken of illustreren.
Vraag 16 - Hoe heet het monstertje in jou?
109
Vraag 17
Waarmee heb jij het helemaal gehad?
Over het voltooid deelwoord
Als je het helemaal gehad hebt met iets, dan betekent het dat je ergens genoeg van hebt. Zo stond er een artikel in de krant over een Duits meisje dat het helemaal had gehad met Facebook. Ze had een uitnodiging voor een feestje gepost, maar ze had verzuimd om het als ‘privé’ te markeren, met als gevolg dat er ruim 15 000 mensen aankondigden dat ze erbij zouden zijn … Je kunt het ook gehad hebben met iemand, dan ben je een bepaalde persoon of een groep mensen hartgrondig beu, bv. je zus, je leraar, de buren … In deze les kom je daarover meer te weten terwijl je de spelling van het voltooid deelwoord herhaalt. 1 2 3 4 5
Op zoek … Spits je oren! En in het Engels? Het kan ook anders … Aan de slag!
1 Op zoek … Opdracht 1
Lees de tekst en beantwoord de vragen. Duizenden winkelkarretjes gestolen en verkocht aan schroothandelaar In de Spaanse hoofdstad Madrid heeft de politie een dief opgepakt die de voorbije maanden zo’n drieduizend winkelkarretjes had gestolen in diverse winkelcentra. Hij verkocht ze door en verdiende er bijna 300 000 euro mee. De politie heeft de dader opgespoord door gpszendertjes te installeren op de wieltjes van de winkelwagentjes. Enkele winkelcentra hadden de politie gealarmeerd toen bleek dat in een jaar tijd meer dan drieduizend winkelkarretjes waren gestolen. De politie heeft op goed geluk gps-zendertjes op enkele winkelwagentjes geplaatst. Op die manier hebben de agenten een man betrapt. In zijn bestelwagen heeft de politie twee winkelkarretjes aangetroffen. De dader had sinds het begin van het jaar minstens twee winkelwagentjes per dag ontvreemd. Hij had ze doorverkocht aan een handelaar in oud ijzer en had daarbij ongeveer 290 000 euro geïnd, aldus de politie van Madrid. Volgens de warenhuizen betalen ze zelf tussen de 80 en 200 euro voor één winkelkarretje. Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
1 Tot welk teksttype behoort de tekst? krantenartikel 2 Wat is het tekstdoel van het teksttype? informeren 3 Welk woord herken je in ‘Absurdistan’ in de bron van de tekst? absurd
Woordverklaring
110
Deel 2
diverse = verscheidene
4 Wat betekent dat woord?
bizar, idioot, krankzinnig, ongerijmd, onzinnig 5 Verklaar de benaming van de rubriek 'Absurdistan' uit de krant.
In de rubriek vind je allerlei vreemde, grappige, vergezochte, maar toch waargebeurde feiten. 6 Welk tekstdoel heeft de tekst bijgevolg ook? amuseren/ontspannen 7 Bekijk deze zin uit de tekst. In de Spaanse hoofdstad Madrid heeft de politie een dief opgepakt. a Wat is het onderwerp van deze zin? de politie b Onderstreep het werkwoordelijk gezegde in de zin. c Noteer de infinitief van het werkwoord dat het meest informatie geeft. oppakken Dat is het hoofdwerkwoord. d Wat is de taak van het andere werkwoord?
Het helpt het hoofdwerkwoord vervoegen, dus is het een hulpwerkwoord. e Welke vorm van het werkwoord is ‘opgepakt’? Het is een voltooid deelwoord. f Welke zinsdelen heb je nog niet benoemd? Noteer ze hier en geef ook hun functie.
In de Spaanse hoofdstad Madrid: bwb / een dief: lv. 8 Markeer alle voltooide deelwoorden in de tekst. Noteer de bijbehorende infinitieven.
stelen, verkopen, oppakken, opsporen, alarmeren, stelen, plaatsen, betrappen, aantreffen, ontvreemden, doorverkopen, innen 9 Welke hulpwerkwoorden komen voor in de tekst? hebben en zijn 10
Teken op een los blad enkele kolommen. Probeer zelf de voltooide deelwoorden te groeperen in een aantal soorten. Vertel aan de klas welke indeling je maakte en waarom. Luister daarna naar de verklaring van je klasgenoten. Wat heb je daarbij geleerd?
Mogelijke criteria die leerlingen kunnen gebruiken voor hun indeling: – eindigen op -d of -t of -en – klankverandering of niet – met ge- of zonder ge– combinatie met hebben of met zijn
Vraag 17 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
111
Het voltooid deelwoord (vd) is een vorm van het werkwoord. In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal een persoonsvorm. Die helpt het voltooid deelwoord en wordt dus het hulpwerkwoord genoemd: bv. hebben, zijn, worden … Zo herken je een voltooid deelwoord. – Het eindigt op -t of -d, onregelmatige vormen vaak op -en of -n; – Het begint vaak met ge-, behalve als het werkwoord al begint met be-, her-, ont-, ver- … Bv. gespeeld, gepoetst, verplaatst, ontvreemd … In een zin waarin je een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord terugvindt, wordt de voltooide tijd gebruikt.
Opdracht 2
Ook in andere talen komt het voltooid deelwoord voor. Bekijk de voorbeeldzinnen en vergelijk ze met de Nederlandse versie. Beantwoord de vragen. Taal
Voorbeeldzin
Naam
Nederlands
Ik heb mijn vriend geholpen.
Voltooid deelwoord
Frans
J’ai aidé mon ami.
Participe passé
Engels
I’ve helped my friend.
Past participle
Duits
Ich habe meinem Freund geholfen.
Partizip II
1 Markeer de voltooide deelwoorden in de voorbeeldzinnen. 2 Onderstreep de hulpwerkwoorden. 3 Wat merk je op als je kijkt naar de plaats van het voltooid deelwoord in de zin?
In het Nederlands en Duits kan een ander zinsdeel (in dit geval het lijdend voorwerp) tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord staan. In het Frans en Engels komt het voltooid direct na de persoonsvorm. De overige zinsdelen staan dan na het voltooid deelwoord.
2 Spits je oren! Opdracht 3
Bekijk nogmaals de gemarkeerde woorden in de tekst van opdracht 1.
1 Bij welke infinitieven verandert de klank om het voltooid deelwoord te maken?
Stelen: gestolen Aantreffen: aangetroffen (Door)verkopen: (door)verkocht Hier is de spellingregel heel eenvoudig: je schrijft wat je hoort!
112
Deel 2
2 Welke infinitieven behouden hun klank om het voltooid deelwoord te maken?
Oppakken: opgepakt
Betrappen: betrapt
Opsporen: opgespoord
Ontvreemden: ontvreemd
Alarmeren: gealarmeerd
Innen: geïnd
Plaatsen: geplaatst 3 Hoe kun je achterhalen of de eindletter van het vd een -d of een -t is?
Je moet het vd verlengen, dan hoor je de eindletter. Bv. opgepakt want opgepakte opgespoord want opgespoorde
Bij de meeste werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord zoals je het hoort. Bij voltooide deelwoorden die eindigen op -t of -d moet je verlengen. Dan hoor je of het -t of -d moet zijn. Bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje of ga je online naar www.woordenlijst.org.
3 En in het Engels? Opdracht 4
Bekijk deze cartoon.
1 Noteer de voltooide deelwoorden uit de cartoon.
gesquasht – gepaintballd – geskatet
2 Hoe worden die uit het Engels afkomstige voltooide deelwoorden gespeld?
Ze volgen de spelling van de Nederlandse werkwoorden. 3 Noteer de stam van paintballen. paintball 4 Bekijk de spelling van de stam. Welke eigenaardigheid merk je op? Leg uit.
De stam eindigt op -ll omwille van de Engelse uitspraak.
De voltooide deelwoorden van werkwoorden uit het Engels volgen de spelling van de Nederlandse werkwoorden. Ook hier geeft het Groene Boekje de oplossing als je zelf twijfelt.
Vraag 17 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
113
4 Het kan ook anders … Opdracht 5
Je kunt de gegevens uit het krantenartikel van opdracht 1 ook anders formuleren.
1 Vul deze zinnen aan. Je krijgt de infinitief tussen haakjes. 1 De duizenden gestolen
winkelkarretjes (stelen)
2 De duizenden verkochte
winkelkarretjes (verkopen)
3 De opgepakte
dief (oppakken)
4 De opgespoorde
dader (opsporen)
5 De gealarmeerde
politie (alarmeren)
2 Van welke woorden zijn de ingevulde woorden afgeleid? van werkwoorden 3 Wat is de functie van de ingevulde woorden? Ze geven meer informatie over de zn. 4 Tot welke woordsoort behoren ze dus? Het zijn bn. 5 Vervang ze door een ander bn dat niet afgeleid is van een werkwoord. De duizenden gele
Opdracht 6
winkelkarretjes
De lelijke
dief
De oude
dader
De alerte
politie
(verschillende antwoorden mogelijk)
Noteer de gegeven woorden in de gevraagde vorm. 1 Mijn zus woont in een grote
villa. (groot, bn)
Ze kocht een woning en heeft die vergroot De vergrote
. (vergroten, vd) woning is nu heel ruim. (vergroten, vd als bn)
Opgelet: de aannemer vergrootte
de woning. (vergroten, ovt)
2 Haar huis staat in een brede
straat. (breed, bn)
Onlangs heeft de gemeente de straat verbreed De verbrede
(verbreden, vd)
straat (verbreden, vd als bn) laat veel meer verkeer toe.
Opgelet: de gemeente verbreedde
de straat. (verbreden, ovt)
1 Hoe spel je een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord? Je volgt de spellingregels voor het bijvoeglijk naamwoord. 2 Welk probleem ontdek je in de laatste zin van elk voorbeeld?
De pv in de verleden tijd klinkt hetzelfde als het bn, maar je schrijft hem anders!
Een voltooid deelwoord dat je gebruikt als bijvoeglijk naamwoord volgt de spellingregels van het bijvoeglijk naamwoord.
114
Deel 2
5 Aan de slag! Opdracht 7
Noteer de infinitieven in de gevraagde vorm.
Huis (vernielen, vd) tijdens zoektocht naar rat
vernield
Sommigen gaan op tafel staan en beginnen hysterisch te schreeuwen, anderen gaan nog verder als ze met een (verdwalen,
verdwaalde
vd als bn) rat in huis zitten. Of wat dacht u van een koppel uit Groot-Brittannië dat voor maar liefst 6 400 euro schade heeft (toebrengen, vd) aan hun huis tijdens
toegebracht
hun zoektocht naar de ongewenste bezoeker. Gary Taylor, een ex-soldaat, en zijn vrouw Leanne Fay hadden een huis (huren, vd) in Rochdale (Manchester). Nadat Leanne had
gehuurd
(beweren, vd) dat ze een rat (zien, vd) had op de zolder, heeft
beweerd
manlief het huis op stelten (zetten, vd) om het dier te vinden.
gezet
/gezien
Je kunt gerust stellen dat hij daarbij iets te enthousiast te werk is (gaan, vd). Hij heeft de pas (vernieuwen, vd als bn) badkamer
gegaan
/vernieuwde
en de (inrichten, vd als bn) zolder (vernielen, vd), stukken uit
ingerichte
/vernield
de (vastlijmen, vd als bn) linoleumvloer (slaan, vd) en ook de
vastgelijmde /geslagen
(restaureren, vd als bn) open haard (uitbreken, vd).
gerestaureerde /uitgebroken
Toen hij zijn zoektocht eindelijk had (stopzetten, vd), was er voor
stopgezet
6 400 euro schade (toebrengen, vd) in het huurhuis. Maar de rat, die
toegebracht
had hij niet (vinden, vd).
gevonden
De verhuurder van de woning, duidelijk minder bang van ratten, kon niet lachen met de (aanrichten, vd als bn) schade en heeft zijn
aangerichte
huurders voor de rechter (slepen, vd). Die heeft Taylor (veroordelen,
gesleept
/veroordeeld
vd) tot drie maanden gevangenisstraf. Zijn vrouw heeft een voorwaardelijke straf (krijgen, vd) en moest dus niet naar de cel.
gekregen
Gelukkig maar, want misschien zitten daar ook wel ratten … Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
Woordverklaring zelf niet hysterisch = uitzinnig, zich d ben heb le tro meer onder con
Vraag 17 - Waarmee heb jij het helemaal gehad?
115
Opdracht 8
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen. 1 De uitgebrande
fabriek zag er troosteloos uit. (uitbranden)
2 Een gedeletete
foto kun je soms nog terugvinden op je harde schijf. (deleten)
3 Een gesmede
barbecue is onverslijtbaar. (smeden)
4 Een verwijde
jeansbroek zit niet comfortabel. (verwijden)
5 De verzande
Opdracht 9
vaargeul wordt uitgebaggerd. (verzanden)
Maak zelf zinnen waarin je het gegeven werkwoord gebruikt in de gevraagde vorm. versieren
ovt
We versierden het huis van de jarige buurman.
vd
Oma heeft de kerstboom versierd met slingers.
vd als bn
De prachtig versierde taart stond te kijk in de etalage van de bakker.
bewerken
ovt
De kunstenaar bewerkte het stuk hout.
vd
De kunstenaar heeft het stuk hout bewerkt.
vd als bn
Het mooi bewerkte kommetje trok de aandacht van de kunstenaar.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de kenmerken van een voltooid deelwoord.
Je kunt het voltooid deelwoord aanduiden in een zin.
Je weet hoe je de voltooide tijd moet vormen.
Je kunt een zin in de voltooide tijd zetten.
Je kent de spellingregels voor het voltooid deelwoord gebruikt als werkwoord en als bijvoeglijk naamwoord.
Je kunt het voltooid deelwoord correct schrijven. Je kunt het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord correct schrijven. Je kunt de juiste werkwoordsvorm in een zin gebruiken.
116
Deel 2
Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
Vraag 18 Over voornaamwoorden
Op het eerste gezicht is er met deze zin niks aan de hand tot de leraar je de zin dicteert. Dan begin je te twijfelen. Schrijf ik nu jou of jouw … een kwestie om over na te denken.
1 Een kwestie om over na te denken 2 Een kwestie van weten 3 Een kwestie van voorzetsels en voornaamwoorden
1 Een kwestie om over na te denken
A jou – jouw – u – uw Opdracht 1
Lees de tekstjes. Zoek de fout. Werk per twee en probeer aan elkaar uit te leggen waarom je iets als fout aanduidt. 1
‘Boek vandaag u kookworkshop en ontvang u eerste cadeau.’ ‘U’ kookworkshop moet ‘uw’ zijn omdat het de kookworkshop van u is. (bezit) Je zegt immers ook ‘mijn’ kookworkshop en niet ‘mij’ kookworkshop. ‘U’ cadeau moet ‘uw’ zijn omdat het het cadeau van u is. (bezit) Je zegt ook ‘mijn’ cadeau en niet ‘mij’ cadeau.
Iemand antwoordt op een bericht op Facebook: 2
Ik deel volledig jou mening, Kim! Groetjes, Nathalie
‘Jou’ mening moet ‘jouw’ mening zijn, want het is de mening van jou (bezit). Je zegt ook ‘mijn’ mening en niet ‘mij’ mening. 3
Is dat van jouw of van haar?
Van jou. Ik kan ‘jou’ vervangen door ‘mij’ zonder -n.
Vraag 18 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
117
Opdracht 2
In Netwerk TaalCentraal 3 herhaalde je de soorten voornaamwoorden.
1 Vul in. In opdracht 1 had je te maken met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. 2 Wat valt je op in de voorbeelden uit opdracht 1?
Dat je persoonlijke vn (u en jou) zonder w en bezittelijke vn (uw en jouw) met w schrijft.
U en jou zijn persoonlijke voornaamwoorden, woorden die staan in de plaats van een persoon. Bv. Oma ziet jou heel graag. Uw en jouw zijn bezittelijke voornaamwoorden, woorden die wijzen op een bezit. Bv. Je gaf jouw oma een dikke knuffel.
tip
Schrijf je nu jou of jouw? Je hoort immers geen verschil. Door in plaats van u(w) of jou(w), mij of mijn in te vullen, hoor je dat verschil wel; je hoort of die -n er staat of niet. Bv. Je gaf mijn oma een dikke knuffel. Je schrijft dus ook ‘jouw’.
Opdracht 3 Vul de juiste vorm in. 1 Is dat fiets? (jou/jouw) jouw 2 hoeft zich niet zo druk te maken. (u/uw) U 3 Dat is slecht voor bloeddruk. (u/uw) uw 4 Als ik zo zie, dan ga ik bijna huilen. (jou/jouw) jou 5 Heb je voor ook een kaartje? (mij/mijn) mij 6 Dat meent toch niet! (u/uw) u 7 Dat had ze niet van verwacht. (jou/jouw) jou 8 Ik heb hem brommer zien stallen. (jou/jouw) jouw 9 Ik waarschuw niet nog een keer. (jou/jouw) jou 10 moeder komt vanavond toch ook bij op bezoek hé? (u/uw) Uw u
118
Deel 2
B men – m’n – mijn Opdracht 4
Op het internet lees je deze zin: ‘Heb je men broer gisteren gezien? Hij had m’n taak bij zich en moest die aan jouw geven. Benieuwd of dat ook gebeurd is …’
1 werd fout gebruikt omdat het hier niet gaat over een bezit, maar over een persoon. Jouw 2 Welke andere fout ontdek je nog? Wat betekent dat woord in de zin?
Men werd fout gebruikt. Mijn broer = de broer van mij = bezittelijk voornaamwoord
3 Hoe kun je mijn eventueel afkorten?
Mijn = m’n 4 Wat betekent ‘men’ volgens het woordenboek?
Men = een niet nader bepaald persoon of personen
M’n = mijn ⇒ bezittelijk voornaamwoord: van mij Men ⇒ onbepaald voornaamwoord = een zekere = 3e persoon enkelvoud. Je gebruikt beter je, we of ze.
2 Een kwestie van weten A hen – hun Lise maakte een schrijfoefening en begon te twijfelen: gebruik je nu hen of hun? Zeg je: ‘Ik gaf hen een snoepje’ of moet het ‘Ik gaf hun een snoepje’ zijn? En wat wordt het in ‘Ik gaf aan hen/aan hun een snoepje’? Niet zo gemakkelijk … Wat zegt jouw taalgevoel?
Opdracht 5
Lees deze zinnen en duid in elke zin het lv en het mv aan. 1 Ik gaf een snoepje aan hen.
lv mv
Vraag 18 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
119
2 Ik gaf hun een snoepje.
mv
lv
3 Vraag je aan hen of we mogen meedoen?
mv lv-zin 4 Vraag je hun of we mogen meedoen?
mv lv-zin 5 We hebben hen gisteren gezien.
lv 6 Heb je hun broer al ontmoet?
lv Wat merk je op? Wanneer gebruik je hen en wanneer hun? Vul de tabel in. Hen
Hun
1 zin 1 – 3 – 7: Na een voorzetsel
1 zin 4: mv zonder aan of voor
2 zin 5: Als lv
2 zin 2: ter vervanging van een voorzetsel
+ hen: vz + hen = hun 3 zin 6: als bezittelijk voornaamwoord
Hen gebruik je 1 na een voorzetsel Vraag je aan hen of we mogen meedoen? 2 als lv We hebben hen gisteren gezien. Hun gebruik je 1 ter vervanging van een voorzetsel + hen (bezittelijk vn) Heb je hun broer al ontmoet? = de broer van hen 2 als mv zonder aan of voor Vraag je hun of we mogen meedoen?
Opdracht 6
Hen of hun? 1 De buurman pakte bal af toen die in zijn tuin belandde. hun 2 Ik denk dat zij altijd bij zal blijven. hen 3 opa bracht de interesse voor jazzmuziek bij. Hun hun 4 De advocaat uit Gent verdedigde in die rechtszaak. hen 5 Pas na de voorstelling brachten we ervan op de hoogte. hen
120
Deel 2
B Beide of beiden? Sommige of sommigen? Andere of anderen? Opdracht 7
Lees deze uitspraak. In gesprekken kunnen lastige situaties ontstaan. Dat vooruitzicht brengt sommige ertoe om maar geen gesprek te beginnen.
1 In zin 2 zit een fout. Welke? Markeer ze. Je kunt die zin op twee manieren verbeteren. Hoe?
1 Dat vooruitzicht brengt sommigen ertoe om maar geen gesprek te beginnen. 2 Dat vooruitzicht brengt sommige mensen ertoe om maar geen gesprek te beginnen. 2 Bekijk deze zinnen. Wanneer schrijf je sommige en wanneer sommigen? Vul aan in de tabel. 1 2 3 4
Leuk dat sommige planten met de zon meedraaien. Het leuke van planten is dat sommige met de zon meedraaien. Tussen de middag blijven sommige kinderen op school. Tussen de middag blijven sommigen op school. Sommige/sommigen
zin 1 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt
zin 3 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt
zin 2 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt:
zin 4 = bijvoeglijk / zelfstandig gebruikt:
geen personen
personen meervoud
Beiden, sommigen en anderen gebruik je alleen zelfstandig én als ze verwijzen naar meer dan één persoon.
Opdracht 8
Beide of beiden? Sommige of sommigen? Andere of anderen? 1 Zij zijn de die zich niet opgegeven hebben. (enige) enigen 2 Bij de verhuizing zijn enkele boeken beschadigd, maar de zijn goed overgekomen. meeste (meeste) 3 De bleken goed te kunnen snowboarden. (meeste) meesten 4 In Rome kwamen ze een paar tegen. (bekende) bekenden 5 Alle moesten in het ziekenhuis onderzocht worden. (aanwezige) aanwezigen
Vraag 18 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
121
3 Een kwestie van voorzetsels en voornaamwoorden Opdracht 9
Lees de zinnen. Zoek de fouten en verbeter ze. 1 Met dat kun je de televisie schoonmaken. Daarmee kun je de televisie schoonmaken. 2 Zeg me aan wat je verslaafd bent.
Zeg me waaraan je verslaafd bent. 3 Een doel is iets naar wat je streeft.
Een doel is iets waarnaar je streeft. 4 Het is een ingewikkeld probleem. Over dat discussiëren we al uren.
Daarover discussiëren we al uren. 5 Dit is de jongen waaraan ik dat beloofd heb.
De jongen aan wie ik dat beloofd heb. 6 Op het formulier staat ook de naam van de persoon waarnaar u moet vragen als u zich komt aanmelden.
… de naam van de persoon naar wie u moet vragen… 7 De mensen waarbij ik die zomer logeerde, heb ik nadien nooit meer teruggezien.
De mensen bij wie ik die zomer logeerde … Opdracht 10
Maak een vraag met de onderstreepte zinnen/zinsdelen uit opdracht 9. 1 kun je de televisie schoonmaken? Waarmee 2 ben je verslaafd? Waaraan 3 streef je? Waarnaar 4 discussiëren we al uren? Waarover 5 heb ik dat beloofd? Aan wie 6 moet u vragen? Naar wie 7 logeerde ik? Bij wie
Naar zaken en dieren verwijzen we met: waaraan, waarbij, waardoor, waarnaar … Naar mensen verwijzen we met voorzetsel + wie: aan wie, bij wie, door wie, naar wie …
122
Deel 2
Opdracht 11 Vul in: aan wie of waaraan.
Opdracht 12
1 Dat is nu eens een vrouw … je je problemen kunt toevertrouwen.
aan wie
2 Ik heb de kast hersteld … je zo gehecht bent.
waaraan
3 … wil jij je boek uitlenen?
Aan wie
4 Dat is een vriendin … je iets kunt vragen.
aan wie
5 Haar laatste boek is er één … je veel plezier gaat beleven.
waaraan
Schrijf met z’n tweeën een korte dialoog waarin je minstens vijf van deze woordengroepen gebruikt. Als onderwerp kies je uit: familie, hobby, school, sport of film. 1 jou – jouw 5 hen – hun 2 u – uw 6 aan wie 3 men – mijn 7 waaraan 4 m’n – men 8 sommige – sommigen
Wat moet je kennen? Je kent het gebruik van: – jou–jouw en u–uw, – men, m’n en mijn, – hen en hun, – sommige/sommigen, – aan wie of waaraan.
Wat moet je kunnen? Je kunt deze woorden correct gebruiken: – jou–jouw en u–uw, – men, m’n en mijn, – hen en hun, – sommige/sommigen, – aan wie of waaraan. Je kunt verklaren waarom je voor een bepaalde vorm kiest.
Vraag 18 - Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook?
123
Buitenspel 1
In deze les oefen je dertig woorden die voorkomen in deel 1 en 2. Het zijn woorden waarvan de spelling moeilijkheden kan geven.
Spelbrekers 1 Wees origineel. 2 Welke non-verbale communicatie past bij deze spreekopdracht? 3 Vertel je verhaal gestructureerd. 4 Hoe word je een meester in de communicatie? 5 De interviewer gebruikt een soort tussentaal waardoor niet iedereen wil antwoorden. 6 Ga jij in pyjama naar een pretpark? 7 Een sollicitatiebrief met een aanspreking als ‘Mijn lieve heer directeur’ is ondenkbaar. 8 Jongerentaal en sms-taal zijn voorbeelden van informele taal. 9 Daarom gaat men vulgaire uitdrukkingen afkorten. 10 Welk vertelperspectief gebruikt de auteur? 11 Je kent de begrippen: hedendaags verhaal, historisch verhaal, sciencefictionverhaal. 12 Deze tatoeage heeft een beperkte levensduur. 13 Jeroen uit zijn gevoelens door zich agressief te gedragen. 14 Wij worden permanent geëvalueerd. 15 Gamers zijn zich doorgaans erg bewust van het verschil tussen geweld dat een computer afbeeldt en reëel geweld. 16 Zoek voorbeelden van: eindrijm, alliteratie, assonantie. 17 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die kolommen genoemd worden. 18 Als je de tabel plastificeert, kun je die goed bewaren. 19 Waarover discussiëren de inspecteurs onderling? 20 Houd het paard gezond door het voldoende en gevarieerd te voeren. 21 Hij was niet echt verlegen, hij skatete alleen nog niet zo lang. 22 Geef een paar keer per jaar een ontwormingskuur om te voorkomen dat de darmen van je paard geïnfecteerd worden door wormen. 23 In totaal gaat het om 11,7 miljoen euro.
124
Deel 2
24 Waarom is mijn leraar geïrriteerd? 25 Uitspraken zoals: ‘Iedereen van de klas mag gaan’ zijn afgezaagd en garanderen niet dat je ouders onmiddellijk door de knieën gaan. 26 Een mythe is een verhaal over goden. 27 In sprookjes gebeuren er soms mysterieuze dingen. 28 Rappen is een rijmende tekst ritmisch zingen. 29 Sommigen beginnen hysterisch te schreeuwen. 30 Een gesmede barbecue is onverslijtbaar.
Opdracht 1 Welke woorden uit het woordpakket kun je vormen met de letters in deze muziekinstrumenten? Tip: de beginletter van het woord dat je zoekt, is ook de beginletter van het instrument. 1
2
3
7 6
4
5
8
10
9 11
Buitenspel 1
125
1 discussiëren /drumstel
7 perron /piano
2 expeditie /elektrische gitaar
8 miljoen /mondharmonica
3 gevarieerd /gitaar
9 komedie /keyboard
4 synoniemen /saxofoon
10 verticale /viool
5 kolommen /klarinet
11 context /cello
6 agressief /accordeon
Opdracht 2
Ben jij een spellingkampioen? Dan is deze opdracht iets voor jou. Elk woord wordt op drie verschillende manieren geschreven. Aan jou om in gebied A, B of C te gaan staan.
Opdracht 3
Heb je de juiste spelling kunnen onthouden? Kies A, B of C en kijk in de tweede tabel welke letter verscholen zit achter jouw antwoord. Als je alles goed hebt ingevuld, kun je het slotwoord vormen. A
B
C
A
B
C
1
allitteratie
aliteratie
alliteratie
1
s
r
v
2
sollicitatibrief
sollicitatiebrief
solicitatiebrief
2
a
e
u
3
non-verbaal
non verbaal
nonverbaal
3
r
n
k
4
gestructureert
gestruktureert
gestructureerd
4
v
w
t
5
geïriteerd
geirriteerd
geïrriteerd
5
a
o
e
6
sms-taal
sms taal
smstaal
6
l
b
p
7
mytologie
myttologie
mythologie
7
n
w
p
8
geëvalueerd
ge-evalueerd
geëvalueert
8
e
o
u
9
intervieuwer
interviewer
intervieuer
9
c
r
t
10
communikatie
comunicatie
communicatie
10
v
t
s
11
vulgair
vulgiair
vuulgair
11
p
l
m
12
myte
mytte
mythe
12
e
u
e
13
barbeque
barbecue
barbequ
13
x
c
q
14
science fictionverhaal
science fiction verhaal
sciencefictionverhaal
14
w
d
t
15
reeel
reëel
reeël
15
e
i
a
16
onmidellijk
onmiddelijk
onmiddellijk
16
i
u
e
17
geïnfecteerd
geinfecteerd
ge-infecteerd
17
f
g
d
Slotwoord
126
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
v
e
r
t
e
l
p
e
r
s
p
e
c
t
i
e
f
Deel 2
Woordencocktail 2 Woorden heb je dagelijks nodig. Om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen. In de voorbije lessen leerde je weer heel wat nieuwe woorden. Hier herhaal je ze nog eens.
1 Kriskras 2 Uitdrukkingen
1 Kriskras
Opdracht 1
Je krijgt een woord van je leraar. Laat het aan niemand zien, sla het woord in je geheugen op en leg het blaadje weg. Op een teken van je leraar loop je kriskras door elkaar in het klaslokaal rond en zeg je het woord dat op je blaadje staat. Hoeveel woorden kon jij onthouden?
Opdracht 2 Vul de ontbrekende woorden aan in dit verhaal. Gebruik de lijst van woorden die je hierboven verzamelde. Tussen haakjes vind je telkens een synoniem of een omschrijving.
De (listige) sluwe oude vrouw Nadat hij nog een artikeltje op zijn (een soort elektronisch dagboek waarop iedereen kan reageren) blog heeft gepost, doet een jongeman boodschappen in een supermarkt waar hij (nu en dan) komt. Plots ontdekt hij dat hij gevolgd wordt door occasioneel een droevig kijkende, oude vrouw. De jongeman bedenkt hoe hij haar in een (valstrik) kan lokken en loopt onverwachts een paar valkuil zijpaden in. Toch blijft ze hem (stiekem) volgen, terwijl geniepig ze hem droevig aankijkt. De jongeman vraagt zich af wat de vrouw van hem wil. Zijn (gebrek aan belangstelling) voor de oude vrouw verdwijnt en hij wordt desinteresse nieuwsgierig.
Woordencocktail 2
127
Wanneer de jongeman in de rij voor de kassa staat, ziet hij dat de oude vrouw voor hem in de rij staat. Haar winkelwagentje zit afgeladen vol met (verscheidene) diverse boodschappen. Wanneer de vrouw ziet wie er achter haar staat, kijkt ze (uit het lood geslagen) aangeslagen . Dan kan ze zich niet meer (beheersen) bedwingen en start ze een (gesprek) conversatie met de jongeman. ‘Sorry dat ik zo naar je kijk, maar je lijkt precies op mijn zoon die twee weken geleden om het leven is gekomen’, snottert de vrouw. ‘Je lijkt echt als twee druppels water op hem. Ik weet wel dat je mijn zoon niet bent, maar zou je iets voor mij willen doen? Als ik zo meteen de supermarkt uitloop, wil je dan (uitzinnig) hysterisch “dag mam” roepen? Ik denk dat ik me daardoor een stuk beter zou voelen.’ De jongeman wil niet (alle aandacht voor zichzelf willen) egocentrisch overkomen en zegt toe. Hij vindt dat maar (vanzelfsprekend) . Even later lacht de vrouw naar hem evident terwijl ze met twee zware boodschappentassen (met te veel zelfvertrouwen) de overmoedig winkel verlaat. ‘Dag mam’, roept de jongeman braaf terwijl hij (het tegenovergestelde van actief ) naar haar zwaait. Hij denkt nog even na over zijn goede daad en haalt passief (achtereenvolgens) respectievelijk de kaas, het brood en een fles wijn uit zijn mandje. Hij wordt ruw uit zijn dromen gehaald als de kassierster vertelt hoeveel hij moet betalen: 64,35 euro. ‘Sorry, maar dat (enorme) bedrag kan niet kloppen’, zegt de jongeman. ‘Kijk maar aanzienlijke hoe weinig boodschappen ik heb’, (met argumenten of bewijzen staven) argumenteert hij. ‘Het bedrag is niet alleen voor jouw boodschappen’, zegt de kassierster met (met veel detail, bijzonderheid) . ‘Je moeder zei net dat je ook voor haar zou betalen.’ finesse Naar: www.broodjeaap.nl
Denk je dat dit broodjeaapverhaal , ook wel urban legend genoemd, echt gebeurd is? Bespreek.
2 Uitdrukkingen/zegswijzen Opdracht 3
Los de rebussen op. Ken jij de betekenis van deze uitdrukkingen? Noteer die op het tweede lijntje, gebruik eventueel een woordenboek. Vul aan met een situatie waarin je de uitdrukking kunt gebruiken op het derde lijntje.
1 door de knieën gaan Betekenis: bezwijken, het opgeven Situatie:
128
Deel 2
2 steek houden Betekenis: logisch, correct zijn Situatie:
3 met hand en tand Betekenis: met alle kracht Situatie:
4 met de grond gelijkmaken Betekenis: iets totaal afbreken Situatie:
5 voor de dag komen Betekenis: tevoorschijn halen, tonen, produceren Situatie:
Woordencocktail 2
129
6 niet op dezelfde golflengte zitten Betekenis: niet dezelfde ideeën hebben / elkaar niet begrijpen Situatie:
Opdracht 4
Gebruik vijf woorden of uitdrukkingen uit de les in een passende situatie.
Woordenschatlijst aangeslagen aanzienlijk argumenteren bedwingen blog conversatie desinteresse diverse egocentrisch evident finesse
130
Deel 2
geniepig hysterisch occasioneel ontkrachten overmoedig passief respectievelijk sluw valkuil voor de dag komen zuivel
door de knieën gaan iets met de grond gelijkmaken iets met hand en tand verdedigen niet op dezelfde golflengte zitten steek houden
Zelftoets 2
Wat heb je geleerd en wat weet je daar nog van? Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna jullie oplossingen en bespreek de verschillen. Als je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen.
Zakelijk lezen – Literatuur – Poëzie Opdracht Lees 1 de tekst en beantwoord de vragen.
Goedkope kleurentest kan hiv en kanker snel opsporen Onderzoekers van het Londense Imperial College hebben een test ontwikkeld die zelfs de laagste concentraties van hiv, maar ook van bepaalde types kanker, kan opsporen en die maar liefst tien keer goedkoper is dan bestaande testen. De test is eenvoudig en de resultaten kunnen onmiddellijk met het blote oog worden waargenomen. Voor elke variant van de kleurentest wordt een unieke eigenschap van een virus of ziekte afgezonderd. In het geval van hiv is dat een specifieke proteïne. Wanneer de marker aanwezig is in het lichaam van de patiënt ontstaat een chemische reactie die de vloeistof blauw doet kleuren. Wie niet ziek is, krijgt een rode vloeistof te zien. Vroege opsporing ‘Deze methode moet worden toegepast om te onderzoeken of een ultralage concentratie van een specifieke molecule kan worden gevonden. Een minimale aanwezigheid van kankercellen na het verwijderen van een tumor kan worden opgespoord en zo kun je testen of de patiënt al dan niet hervalt. De methode kan bovendien ook hiv-positieve patiënten opsporen wiens virale concentratie nog zo laag is dat je ze niet kunt opsporen met bestaande methodes’, verklaart professor Molly Stevens. Veelbelovend Uit de eerste testfases blijkt dat zowel hiv als prostaatkanker efficiënt opgespoord kunnen worden. Testfases op veel grotere schaal staan nu hoog op de agenda. Daarna kan de kleurentest klinisch worden toegepast. Verwacht wordt dat de test maar liefst tien keer goedkoper zal zijn dan de huidige varianten. Goed nieuws voor landen waar dergelijke testen onbetaalbaar zijn. ‘Deze ontdekking kan een weg banen naar een wijdverspreid gebruik van hiv-testen in de armere delen van de wereld’, klinkt het tot besluit. Naar: BBC News, Daily Mail
Oriënteren – Wat weet je over het opsporen van hiv en kanker? Ken je methodes die momenteel gebruikt worden?
bloedonderzoek naar antilichamen
Zelftoets 2
131
Voorbereiden – Wat is het vermoedelijke tekstdoel? Informeren – Welke lay-outkenmerken herken je? titel, 2 tussentitels, lead (of inleiding), alinea’s – Welk teksttype herken je? krantenartikel – Wat is de bron van de tekst? BBC News, Daily Mail – Welke structuur verwacht je dat er zal gebruikt worden? probleem-oplossing – Welke structuuraanduiders (signaal- of verbindingswoorden) gebruikte de auteur waardoor je die structuren kon afleiden? Markeer ze in de tekst. Uitvoeren – Onderstreep in elke alinea de kerngedachte. – Maak een passend schema voor de tekst.
Nieuwe kleurentest voor hiv en kanker Probleem: Hiv en kankertests zijn duur en de ziekte is soms moeilijk of laat opspoorbaar. Oplossing: nieuwe goedkope en snelle kleurentest – Waar is die kleurentest ontwikkeld? Londense Imperial college – Hoe werkt hij?
De aanwezigheid van ziektecellen zorgt voor verkleuring door een chemische reactie.
– Voordelen:
eenvoudig, onmiddellijk waarneembaar, 10 keer goedkoper dan bestaande tests
– Timing:
de testfase voor hiv en prostaatkanker. in
Reflecteren Ik herkende de structuur van de tekst gemakkelijk - moeilijk. Het lukte vlot – minder vlot om een schema te maken.
Opdracht 2 1 Lees de tekst.
Eigen schuld, dikke bult in de gezondheidszorg? Het idee van een zogenaamde vettaks kwam uit Denemarken overgewaaid, een heffing op voedingsmiddelen met meer dan 2,3 % procent verzadigde vetten. Het idee zorgde algauw voor heel wat pro- en contracommentaar. Wat te denken van zulke maatregel?
132
Deel 2
/10
Minder obesitas door vettaks? Je kunt om te beginnen stilstaan bij de feiten in dit verhaal. Is er een probleem van zwaarlijvigheid? Is er een verband tussen vetrijke voedingsmiddelen en zwaarlijvigheid? En niet te vergeten: is een dergelijke taks gedragsveranderend? Uit de vele reacties die volgden op het idee van de vettaks is er slechts één conclusie te trekken: op de eerste vraag na, zijn de meningen verdeeld. Over zwaarlijvigheid - obesitas - als probleem is er overeenstemming. Ook over het verband tussen hart- en bloedvatenziekten en te hoge vetgehaltes in het bloed. Maar over het verband tussen zwaarlijvigheid en vetten is er geen consensus. Daarover schrijft de onvolprezen epidemioloog Luc Bonneux dat ‘de relatie tussen vet eten en een verhoogde BMI alleen bestaat in simplistische speculaties’ (De Standaard, 5 oktober 2011). Ook Marleen Temmerman beaamt eigenlijk voorgaande bemerking wanneer ze schrijft: ‘De oorzaken (van obesitas) zijn meervoudig (…)’. En meer nog wanneer ze stelt dat ook het suikerverbruik problematisch is. Het verbruik van gesuikerde dranken is in ons land sinds 1980 verdriedubbeld (De Standaard, 8 oktober 2011). Na de vettaks, de suikertaks dus? Of een vettaks mensen gezonder en minder vet doet eten blijft evenzeer een open vraag. De Deense vettaks zou een pakje margarine met dertig cent duurder maken. Of zo’n taks meer bereikt dan alleen maar extra inkomsten voor de overheidskas, is sterk te betwijfelen. Zelfs in de veronderstelling dat een taks sturend werkt, is het nog maar de vraag of de (minder koopkrachtige) consument niet gewoon zal overschakelen op de minder dure varianten van hetzelfde product. Een voedingspatroon is onderdeel van een levensstijl, iets wat je niet zomaar verandert. Kortom: de argumenten die de vettaks onderbouwen zijn onvolkomen of twijfelachtig. Een tweede meer algemene vraag bij de vettaks is of taksen op zichzelf te verantwoorden zijn om ons gedrag te sturen. Hier kan het antwoord enkel bevestigend zijn, zeker voor wie de maatschappelijke maakbaarheid koestert en vindt dat de overheid efficiënt moet kunnen besturen en optreden. Dat zien we duidelijk bij de taksen op tabak die de verkoop drastisch deden dalen. Er is niettemin een maar: wanneer door taksen andere waarden in het gedrang komen, is er wel degelijk een probleem. Laten we het simpel houden: de vettaks zit ongetwijfeld met een serieus probleem. Om te beginnen is de taks voor iedereen gelijk, wat betekent dat de taks de portemonnee van de lagere inkomens meer treft dan die van de hogere inkomens. Bovendien weten we dat de beoogde voedingsproducten voor de vettaks in hogere mate geconsumeerd worden door diezelfde lagere inkomensgroepen. Dubbele pech voor hen. Naar: www.stichtinggerritkreveld.be, Rik Thys
Zet deze argumenten uit de tekst op de juiste plaats in het schema. Soms kun je een argument op twee plaatsen zetten. 1 2 3 4 5 6
Daarover schrijft de onvolprezen epidemioloog Luc Bonneux. Over zwaarlijvigheid - obesitas - als probleem is er overeenstemming. Het verbruik van gesuikerde dranken is in ons land sinds 1980 verdriedubbeld. De Deense vettaks zou een pakje margarine met dertig cent duurder maken. Ook over het verband tussen hart- en bloedvatenziekten en te hoge vetgehaltes in het bloed Taksen beïnvloeden het koopgedrag. Dat zien we duidelijk bij de taksen op tabak die de verkoop drastisch deden dalen. 7 Er is niettemin een maar: wanneer door taksen andere waarden in het gedrang komen, is er wel degelijk een probleem. 8 Een heffing op voedingsmiddelen met meer dan 2,3 % procent verzadigde vetten
Zelftoets 2
133
Vergelijkingsargument
4
Gezagsargument
1
Oorzaak-gevolg
5, 6
Feit
2, 3
Cijfer
3, 4, 8
Voor- en nadeel
7
2 Lees deze tekst. Markeer de gepaste kenmerken in de tabel./5 In de Griekse mythologie was Argus (ook wel Panoptis genoemd, wat letterlijk allesziend betekent) een monsterachtige reus. Het was een wezen met honderd ogen, waarvan er slechts twee in vaste afwisseling rust namen, terwijl de andere de wacht hielden. Hij was een dienaar van Hera en bewaakte priesteres Io op bevel van Hera. Io was een minnares van Zeus en Hera had haar veranderd in een koe. Argus doodde ook het monster Echidna, het monster dat in een grot sliep. Dat was zijn grootste dienst aan de Griekse Goden. Zelf werd Argus, op bevel van Zeus, in zijn slaap gedood door Hermes. Hermes had hem eerst met zijn muziek in slaap gewiegd. Om Argus eeuwig te eren, heeft Hera de ogen van Argus op de staart van de pauw gezet. Pauwen waren in die tijd heilige vogels. De zegswijze ‘iets met argusogen bekijken’ betekent ‘iets met wantrouwen heel nauwkeurig bekijken of oplettend kijken.’ Naar: www.grieksegids.nl
De mythe speelt zich af in een welbepaalde tijd/tijd is niet gegeven. Het hoofdpersonage is een god/een held/een sprookjesfiguur. Je kunt precies zeggen waar de mythe zich afspeelt/je kunt dat niet precies zeggen. Het verhaal kan een goed of slecht einde hebben/heeft altijd een goed einde. Iets met argusogen bekijken is: iets in twijfel trekken/heel nauwkeurig bekijken. 3 Deze zinnen zijn niet volledig. Vul ze aan met gevoelens die in je opkomen wanneer je de zinnen leest. Gebruik bijvoeglijke naamwoorden en andere stijlkenmerken./5 1 Hij schopte tegen een boom, want … 2 Ze dreef haar nagels in haar handpalm omdat …. 3 Ze lachte binnensmonds. Hij keerde zich om, want … 4 Een grashalm kietelde haar neus en de zon verwarmde haar gezicht toen … 5 De koord loste en toen ze haar vriendin in het ravijn zag vallen …..
134
Deel 2
Taalbeschouwing: taalsysteem 1 Markeer in deze tekst: – alle voltooide deelwoorden met geel. – alle voltooide deelwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord met groen.
/10
Kat overleeft wasbeurt in machine In Johannesburg is een kat heelhuids uit een wasmachine gekomen nadat ze een wasbeurt van bijna twee uur had ondergaan, zo heeft de krant The Star vrijdag gemeld. Karin Bennett (63) zocht tevergeefs naar haar zwarte katje Tabitha nadat ze de was in de wasmachine had gestopt. Toen ze herhaaldelijk hoorde miauwen, zag ze de kat door het venster van de machine, waarvan de trommel sinds een uur en drie kwartier aan het draaien was. Nadat ze de stroom had uitgeschakeld en de deur van de machine met moeite had opengekregen, bracht de bewoonster van Johannesburg haar huisdier naar de veearts. De gewassen en gespoelde maar niet uitgezwierde Tabitha was onderkoeld en had water in de longen, maar kon vijf uur later huiswaarts keren, schreef The Star. Naar: www.nieuwsblad.be/absurdistan
2 Schrijf het voltooid deelwoord van de infinitieven. 1 Ik heb het spel (verliezen) omdat je de spelregels niet goed hebt
/11
verloren
(uitleggen). Bovendien zag ik dat je vals (spelen) hebt!
uitgelegd
gespeeld
2 Vorige week is een zoomedewerker door een leeuw (aanvallen).
aangevallen
Hij had de kooi (schoonmaken) en het veiligheidshek te vroeg
schoongemaakt
(openen), waarna het roofdier hem (bespringen) en (bijten) had.
geopend
besprongen
gebeten
Gelukkig heeft zijn collega een verdovingspijl (afschieten) en
afgeschoten
de leeuw tijdig (uitschakelen). Zo heeft hij een drama (voorkomen).
uitgeschakeld
voorkomen
3 Gebruik het voltooid deelwoord van de infinitieven als bijvoeglijk naamwoord.
/6
1 Hij was erg ongelukkig omdat het (verwachten) cadeautje uitbleef.
verwachte
2 In Sealife worden (ondervoeden), (verzwakken), (blesseren) en
ondervoede
(aanspoelen) zeehondjes verzorgd.
verzwakte
geblesseerde
aangespoelde
3 De (schorsen) wielrenner bleef trainen om zijn conditie op peil te houden.
geschorste
Zelftoets 2
135
4 Markeer in het artikel de correcte vorm.
/14
Shoppen of swappen? Mode is leuk en iedereen wil wel eens een nieuwe outfit. Maar hoe vaak belanden jou/jouw driftkoopjes niet achteraan in een hoekje van jou/jouw kleerkast? Een leuk alternatief voor shoppen is swapping. ‘Swapping’ betekent in feite gewoon ‘ruilen’. Het is een trend die overgewaaid is uit Amerika, waar het razend populair is onder hipsters en fashionista’s. Op een swappingevent komen vrouwen samen om hun miskopen onderling te ruilen. Misschien is iemand anders wel heel gelukkig met jou/jouw miskoop! En ook jij gaat naar huis met een volledig nieuwe outfit terwijl je geen euro uit jou/jouw spaarpot uitgegeven hebt. Geniaal toch? Zin om bij jou/jouw thuis eens een swappingevent te organiseren onder jou/jouw vriendinnen? Stoppen met Shoppen is een initiatief van Swapping.be. Met deze actie willen we zoveel mogelijk dames uitdagen om 365 dagen geen kledij, schoenen of accessoires te kopen. Say what? - Heb jij zoveel kledij dat je eigenlijk heel jou/jouw dorp kunt bevoorraden? - Begint jou/jouw vriend/man/mama spontaan te lachen als jij voor jou/jouw overvolle kleerkast staat te mopperen dat je niets hebt om aan te doen? - Hangen er in jou/jouw kast nog ongedragen kledingstukken, misschien zelfs met het kaartje nog aan? - Of verberg jij jou/jouw nieuwste aankopen soms om de klaagzang van jou/jouw lief te vermijden? Is dit herkenbaar voor jou/jouw? Ga dan samen met ons de uitdaging aan om 1 jaar lang niet te shoppen! Ook jou/jouw inbreng is belangrijk! Naar: www.jongerengids.be en www.stoppenmetshoppen.be
Taalbeschouwing: taalgebruik 1 Noteer of deze uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld zijn en noteer er de juiste betekenis bij zoals in het voorbeeld. /4 Bv. een zoet kind
F è een braaf kind
1 De politicus zat met de gebakken peren.
F à Hij moest ergens voor opdraaien.
2 Mijn moeder heeft zachte handen.
L à Haar handen voelen zacht aan.
3 De kandidaat wierp zijn gewicht in de schaal.
F à Hij zette zich er volledig voor in.
4 Ik had een stijf been.
L à Mijn been is stijf, kan niet bewegen.
Kies een letterlijk gebruikte uitdrukking en verzin een situatie waarin ze figuurlijk gebruikt wordt. 2 Leg deze zinnen letterlijk en figuurlijk uit zoals in het voorbeeld.
136
Bv. Ik voelde me klein.
L Ik voelde me niet groot van gestalte.
F Ik voelde me nietig.
1 Ze was op haar tenen getrapt.
Iemand had op haar tenen getrapt. L:
Ze voelde zich beledigd / gekrenkt. F:
2 De zangeres zit op rozen.
Ze zit op een bed van rozen. L:
Ze heeft het goed getroffen. F:
Deel 2
/6
3 Ik hoorde het in Keulen donderen. L: Ik was in Keulen en hoorde het daar donderen. Ik was stomverbaasd en wist niet waar het over ging. F: 3 Vul het kruiswoordraadsel in. (Tip: de letters ‘i’ en ‘j’ moet je in aparte vakjes plaatsen.)
4
e
v
i
d
e
/10 1
2
3
c
d
f
o
i
i
5
v
n
g
e
e
n
t
v 6
9
d
e
s
i
n
t
e
r
e
s
s
e
7
g
o
c
e
n
t
r
i
s
8
c
r
c
n
s
s
y
s
c
i
e
e
s
a
a
e
t
t
s
p
e
i
i
i
r
e
o
g
i
n 10
a
a
n
h
z
i
e
s n
l
i
j
k
e
c h
l Horizontaal 4 vanzelfsprekend 6 alle aandacht voor zichzelf willen hebben 9 gebrek aan belangstelling 10 in grote mate, ruimschoots
Verticaal 1 gesprek 2 verscheidene 3 bijzonderheid, detail 5 stiekem, in het geheim 7 nu en dan voorkomend, toevallig 8 uitzinnig, zichzelf niet meer onder controle hebbend
Zelftoets 2
137