VRAAG 1 Intracommunautaire levering Op grond van art. 12, lid 2, onderdeel a, 2° Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 is voor de toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen vereist dat de leverancier beschikt over het btw-identificatienummer. Mag Nederland deze voorwaarde stellen? A. Ja, op grond van art. 131 btw-richtlijn mag Nederland voorwaarden stellen aan de toepassing van het nultarief om misbruik en fraude te voorkomen. B. Nee, het HvJ EU heeft beslist dat Nederland deze voorwaarde niet mag stellen. C. Nee, de Hoge Raad heeft beslist dat Nederland deze voorwaarde niet mag stellen. D. Nee, het HvJ EU en de Hoge Raad hebben beslist dat Nederland deze voorwaarde niet mag stellen. In het arrest HvJ EU 27 december 2012, nr. C-587/10 (VSTR) stond de vraag centraal of een lidstaat voor de toepassing van het nultarief bij een intracommunautaire levering mag eisen dat een btwidentificatienummer van de afnemer wordt verstrekt. Het HvJ EU oordeelde in deze zaak dat een btw-identificatienummer kan worden geëist, maar niet beslissend is (zgn. vrije bewijsleer). Het btw-stelsel gaat uit van btw-heffing in de lidstaat waar het verbruik van het goed plaatsvindt, waardoor een levering tegen het nultarief en aftrek in de lidstaat van vertrek en btw-heffing in de lidstaat van aankomst van de goederen plaats dient te vinden. Bij ABC-transacties is sprake van een tweetal leveringen, waarbij het vervoer van de goederen aan één van de leveringen (A-B of B-C) moet worden toegerekend. Het tijdstip van de levering is daarbij belangrijk. Indien de levering B-C plaatsvindt voorafgaand aan het vervoer A-B, is geen sprake van een intracommunautaire levering. Indien in de schakel A-B de bedoeling van B (namelijk doorlevering aan C) kenbaar is en de levering B-C plaatsvindt na het vervoer A-B, dan is sprake van een intracommunautaire levering. Indien partij A echter pas na de levering A-B door B op de hoogte wordt gebracht van diens bedoeling (namelijk doorlevering aan C) en de goederen zijn nog in de lidstaat van A, dan is geen sprake van een intracommunautaire levering. De formele eisen die gesteld worden aan de toepassing van het nultarief gaan niet boven de materiële vereisten. Voor het zijn van belastingplichtige is een btw-identificatienummer niet vereist. Fraude is de ondergrens.
VRAAG 2 Btw-fraude De Belastingdienst constateert dat een Nederlandse autohandelaar voor de levering van nieuwe auto’s aan een Frans autobedrijf het nultarief heeft toegepast, terwijl het Franse autobedrijf geen verwerving heeft aangegeven en deze auto’s heeft doorverkocht als margeauto’s. Vast staat dat de auto’s van Nederland naar Frankrijk zijn vervoerd en dat de afnemer verwervings-btw had moeten aangeven. Wat is de consequentie van deze btw-fraude voor de Nederlandse autohandelaar? A. Het nultarief wordt geweigerd indien de Nederlandse autohandelaar actief betrokken is bij de btw-fraude.
B. Het nultarief kan niet geweigerd worden omdat aan de materiële voorwaarden voor een intracommunautaire levering is voldaan. C. Het nultarief wordt geweigerd indien de Nederlandse autohandelaar wist of had moeten weten dat de afnemer fraudeerde. Voor de toepassing van het nultarief bij een intracommunautaire levering gelden drie vereisten, namelijk: -
Er moet sprake zijn van een levering; Er moet sprake zijn van vervoer naar een andere lidstaat; De goederen moeten de lidstaat hebben verlaten.
De leverancier moet ‘zich vergewissen’. Hij is afhankelijk van de gegevens van de afnemer. De afnemer moet bij het ontbreken van aan te leveren gegevens btw voldoen (aan de leverancier). Het voorkomen van fraude vereist soms zware verplichtingen voor de leverancier. In geval van fraude kan van hem worden gevraagd zijn goede trouw ‘te bewijzen’: heeft hij getracht de fraude te voorkomen? Zie ook HvJ EU 6 september 2012, nr. C-273/11 Mecsek-Gabona. De onregelmatigheid omtrent de verkrijging van een btw-identificatienummer komt niet voor risico van de leverancier.
VRAAG 3 Factuur Een in Nederland gevestigde advieskantoor op het gebied van duurzame energie verleent een adviesdienst aan in Frankrijk gevestigde ondernemer en reikt hiervoor een factuur uit. Aan welke (nationale) factuurvereisten moe(s)t deze factuur voldoen? A. De factuur voor deze dienst moest tot 2013 aan de Franse factuurvereisten voldoen en sinds 2013 aan de Nederlandse. B. De factuur voor deze dienst moest tot 2013 aan de Nederlandse factuurvereisten voldoen en sinds 2013 aan de Franse. C. De factuur voor deze dienst moest zowel voor als na 2013 aan de Franse factuurvereisten voldoen. D. De factuur voor deze dienst moest zowel voor als na 2013 aan de Nederlandse factuurvereisten voldoen. Er moet worden voldaan aan de factureringsregels van de lidstaat waar de prestatie plaatsvindt (Frankrijk), tenzij de verrichter van de prestatie is gevestigd in Nederland en de afnemer is gevestigd in Frankrijk en een verleggingsregeling geldt (behoudens de gevallen van selfbilling). Dit volgt uit artikel 34b Wet OB 1968 (geldt vanaf 1 januari 2013).
VRAAG 4 Douane-entrepot Een Belgische leverancier verkoopt staalproducten aan een ondernemer in Oostenrijk. De staalproducten bevinden zich ten tijde van de levering in een Nederlands douane-entrepot en blijven ook na de verkoop in dit entrepot onder de douaneregeling ‘actieve veredeling’. Is deze levering belast(baar) voor de btw? A. De levering van de nog niet ingevoerde staalproducten is belast met 0% btw
B. De levering van nog niet ingevoerde staalproducten is niet belastbaar voor de btw C. De levering van de nog niet ingevoerde staalproducten is belast met 21% btw Bij dit antwoord is het arrest HvJ EU 8 november 2012, nr. C-165/11 Profitube spol. s.r.o. van belang. Worden er goederen onttrokken aan een douaneregeling (entrepot of actieve veredeling)? Dan is sprake van invoer. Bovendien is sprake van een levering is een lidstaat. Nederland kent een nultarief voor de levering van nog niet ingevoerde goederen (Tabel II, post a.1 Wet OB).
VRAAG 5 Verschuldigdheid Het in Milaan gevestigde Pagare Srl verricht incassodiensten in opdracht van een in Nederland gevestigd architectenbureau. Wanneer is het architectenbureau de (verlegde) btw verschuldigd? A. Wanneer Pagare Srl een factuur uitreikt of had moeten uitreiken. B. Wanneer de incassodienst is verricht. C. Wanneer het architectenbureau heeft betaald. Op grond van artikel 13 Wet OB 1968 is de btw verschuldigd wanneer de incassodienst is verricht. op grond van het factuurstelsel is de btw verschuldigd op het moment dat de factuur wordt uitgereikt of uiterlijk moet worden uitgereikt, tenzij sprake is van een verleggingsregeling (artikel 12, lid 2 Wet OB 1968). In dat geval is de btw verschuldigd op het moment dat de prestatie is verricht.
VRAAG 6 Wat is een buffer?
A. Een handelaar in mozarella B. Een praatjesmaker C. Een schakel in een fraudeketen
VRAAG 7 Aftrek voorbelasting Een in Maastricht gevestigde B.V. met louter btw-belaste (management)activiteiten verkoopt (vanwege de pensionering van de dga) 100% van de aandelen in haar enige, in Duitsland gevestigde, dochtervennootschap aan een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Ltd. In het kader van deze verkoop heeft de ondernemer kosten gemaakt. Deze kosten zijn niet verdisconteerd in de verkoopprijs van de aandelen. Is de btw op deze kosten aftrekbaar? A. Nee, want de kosten houden verband met een aandelenverkoop die in Nederland vrijgesteld zou zijn van btw-heffing. B. Ja, de btw op de kosten is deels aftrekbaar. C. Ja, de btw is volledig aftrekbaar. Bij dit antwoord zijn de arresten HvJ EG 29 oktober 2009, nr. C-29/08 AB SKF en HvJ EU 30 mei 2013, nr. C-651/11 X B.V. van belang.
Handelingen met aandelen vallen binnen de scope van de btw indien deze met (directe of indirecte) inmenging gepaard gaan, bedrijfsmatig handelen in effecten zijn dan wel met het oog op een (directe of indirecte) inmenging in het beheer van de vennootschappen waarin wordt deelgenomen worden verricht, of wanneer zij het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit vormen, ook bij het beëindigen van de inmenging. Voor zover de aandelentransactie binnen de scope van de btw valt geldt een vrijstelling, waardoor in beginsel (indien de kosten één op één in de prijs van de aandelen zijn verwerkt) geen recht op aftrek bestaat, tenzij de afnemer non-EU is. Voorts wanneer de kosten ‘algemene kosten’ vormen, dat wil zeggen wanneer de kosten niet één op één in de prijs van de aandelen zijn verwerkt, maar terugkomen in de overige omzet, is aftrek mogelijk afhankelijk van de overige omzet (eventueel een pro rata).
VRAAG 8 Btw en privégebruik auto Een dga houdt 100% van de aandelen in ‘zijn’ holding. De dga heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met de holding. De holding, die gevestigd is op het woonadres van de dga, houdt 10% van de aandelen in de werkmaatschappij. Zowel de holding als de werkmaatschappij zijn btw-ondernemer met uitsluitend btw-belaste activiteiten. In 2012 heeft de holding een auto aangeschaft en de in rekening gebrachte btw volledig in aftrek gebracht. In het kader van zijn werkzaamheden voor de werkmaatschappij rijdt de dga met deze auto dagelijks van zijn woonadres naar het bedrijfsadres van de werkmaatschappij. Kwalificeren de kilometers van de woning van de dga naar het bedrijfsadres van de werkmaatschappij in Nederland als (btw-belast) privégebruik? A. Nee, omdat woon-werkverkeer niet belast is met btw. B. Nee, omdat geen sprake is van woon-werkverkeer voor de btw. C. Ja, omdat woon-werkverkeer belast is met btw. Uit het besluit van 11 juli 2012, nr. BLKB 2012/639M is af te leiden dat geen sprake is van woonwerkverkeer. Woon-werkverkeer veronderstelt een arbeidsovereenkomst.
VRAAG 9 Factuur Een Nederlandse onderneming die een Bulgaars filiaal wil starten wint advies in bij een Bulgaars advocatenkantoor. Op de factuur die aan de Nederlandse onderneming wordt uitgereikt staat het volgende: ‘обратно начисляване’. Is deze vermelding op de factuur correct? A. Nee, op de factuur mogen geen Bulgaarse aanduidingen staan omdat de dienst in Nederland belastbaar is. B. Nee, de dienst is niet vrijgesteld van btw-heffing. C. Ja, de btw-heffing is verlegd en deze aanduiding moet in het Bulgaars.
De plaats van dienst is de lidstaat Nederland, hier gelden evenwel de Bulgaarse factureringsregels omdat de Bulgaarse ondernemer niet in Nederland is gevestigd en sprake is van verlegging van de btw naar de Nederlandse afnemer. Er is geen sprake van selfbilling. Zie ook het antwoord op vraag 3.
VRAAG 10 Hoe spel je `karoezel’?
A. Carrousel B. Caroussel C. Carroussel
VRAAG 11 Vereenvoudigde ABC-regeling Bij toepassing van de vereenvoudigde ABC-regeling moet een in Nederland gevestigde partij B: A. Een intracommunautaire (nummer)verwerving aangeven in zijn btw-aangifte, een factuur uitreiken met 0% btw aan C en de intracommunautaire levering B-C opnemen in de btwaangifte en de Opgaaf Intracommunautaire Prestaties. B. Geen intracommunautaire (nummer)verwerving aangeven in zijn btw-aangifte, een factuur uitreiken met 0% btw aan C en de levering B-C opnemen in de Opgaaf Intracommunautaire Prestaties. C. Geen intracommunautaire (nummer)verwerving aangeven in zijn btw-aangifte, een factuur uitreiken met btw verlegd aan C en de levering B-C opnemen in de btw-aangifte en de Opgaaf Intracommunautaire Prestaties. Een intracommunautaire levering tussen partijen A, B en C waarbij elke partij in een andere lidstaat geregistreerd is, vraagt normaal gesproken een registratie van B in de lidstaat van A of C. Er is een praktische regeling getroffen indien de goederen rechtstreeks worden vervoerd van A naar C. Op grond van artikel 37c Wet OB 1968 hoeft B zich enkel in de lidstaat van C te registreren indien A en B het vervoer regelen dat plaatsvindt van A naar C. Beide leveringen (A-B en B-C) zijn intracommunautaire leveringen. De intracommunautaire verwervingen door B in de lidstaten van B en C vervallen en de levering van B aan C geldt als verlegd naar C. B moet een Opgaaf Intracommunautaire Prestaties doen in lidstaat B.