LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Het belangrijkste deel van het antwoord zit voor ons in de omschakeling naar meer kleinschalige landbouw. Zie daarvoor het antwoord op vraag 3. Daarnaast pleit Groen voor een gevoelige verlaging van de lasten op arbeid. Die lastenverlaging verdelen we gelijk over werkgevers en werknemers. Daarbovenop willen we ook de RSZ-vermindering voor de eerste drie werknemers gevoelig versterken. We stellen ook voor dat werkgevers makkelijker personeel kunnen delen in werkgeversgroeperingen. Via een hervorming van het kinderbijslagsysteem, zorgt Groen ook voor een hogere kinderbijslag voor 70% van de gezinnen.
2
Het globale inkomen maskeert een grote variatie tussen de subsectoren en de bedrijven onderling. Inkomens kunnen ook variëren in de tijd, al naargelang er zich onvoorziene omstandigheden (noodweer, epidemies, tijdelijke instorting van de prijzen…) hebben voorgedaan. We willen met deze voetnoot de problematiek niet minimaliseren, maar het is nodig hiermee rekening te houden om maatwerk te kunnen bieden en onze landbouwbedrijven te versterken. Om de ‘verdoken’ armoede op te sporen en hulp te bieden realiseert de vzw Boeren op een kruispunt verdienstelijk werk, dat ook in de toekomst moet kunnen worden voortgezet. Algemeen is het van belang dat we onze land- en tuinbouwers maximaal wapenen om te kunnen opereren in een zich globaliserende markt. Naar de toekomst toe pleiten we dus voor zoveel mogelijk transparantie in de keten met het oog op de prijsvorming voor de landbouwproducten. We moedigen tevens de oprichting van producentenorganisaties aan, zodat producenten zich kunnen verenigen om sterker te staan en makkelijker in te spelen op marktniches. Ook risicobeheersing is van groot belang. Dat kan door meer diversificatie en specialisatie. Tevens pleiten we voor een betaalbare verzekering tegen rampen en extreme weersomstandigheden. Een eerlijk en flexibel belastingsysteem is noodzakelijk. Daarom ijveren we voor de invoering van de fiscale carry back en carry forward, zodat inkomensstijgingen en –dalingen beter kunnen worden opgevangen.
7
De steun aan kleinschalige landbouw kan ook een oplossing bieden voor het prangende probleem van de verouderende landbouwbevolking. Een deel van de €7 miljard dat vrijkomt door het verlagen van het steunplafond moet worden aangewend om de opvolging en de aantrekkelijkheid voor jonge boeren van de landbouwsector te versterken. We willen de inkomensonzekerheid aanpakken en de toegang tot grond verbeteren. Ook een heroriëntering van de middelen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) moet deel uitmaken van de oplossing. Want vandaag werkt VLIF tegelijk schaalvergroting en intensivering in de hand en de overname van bedrijven door jonge boeren tegen. Bedrijven die dit wensen, zouden rendabel kunnen blijven of worden zonder de schaal te vergroten, bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden tussen bedrijven nog meer mogelijk te maken en te stimuleren. Naast het begeleiden en ondersteunen van de starters is het ook belangrijk om de overlaters goed te begeleiden. Bovendien willen we in een aangepaste en moderne opleiding in de landbouwscholen investeren. Dat houdt in dat er veel meer aandacht komt voor het verduurzamen van de landbouw als een meer toekomstgerichte sector.
2
In de eerste plaats moet er een goede economische context worden gecreëerd, zodat boeren opnieuw perspectief krijgen om ‘in de stiel’ te stappen. We spreken dan concreet over zaken als transparante prijsvorming, instrumenten om risico’s te beheersen zoals een noodweerverzekering, maar ook het creëren van rechtszekerheid, een doorgedreven administratieve vereenvoudiging, een aangepaste fiscaliteit (carry back en carry forward)…. Om kort te gaan: de boerenstiel opnieuw aantrekkelijker maken. Specifiek naar jongeren toe pleiten we voor een nieuw actieplan om de middelen, verkregen via het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, aangevuld met de Vlaamse middelen ter zake, zo efficiënt mogelijk te besteden naar de doelgroep toe. We moeten daarbij rekening houden met de beperkingen die de Europese wetgeving oplegt. Zo kunnen bijvoorbeeld pensioenboeren niet uitgesloten worden van steun. Het komt er dus op aan
7
Voor sp.a moeten de Europese mid12 delen ter ondersteuning van de landbouwsector meer dan ooit ten goede komen aan die bedrijven die ze echt nodig hebben. Bedrijven in moeilijkheden zijn voor ons hierbij prioritair.
We willen landbouwers meer inko13 menszekerheid geven. Dat kan door hen een correcte prijs te geven voor hun producten. Goede afspraken tussen de landbouworganisaties, de distributiesector en de voedingsindustrie moeten daarvoor zorgen. Ook het belang van producentenorganisaties, het versterken van de onderlinge samenwerking en het werken met lokale kwaliteitslabels mag niet worden onderschat. Onderlinge afstemming van bedrijven schept extra potentieel, bijvoorbeeld op het vlak van energie-efficiëntie. gezien blijft het inkomen 15 inGlobaal de land- en tuinbouw achter t.a.v. de andere sociaal-economische groepen in onze samenleving. Dit fenomeen doet zich niet alleen in Vlaanderen voor, maar is een algemeen voorkomend fenomeen ook in de rest van Europa en in de wereld. Het is eigen aan de land- en tuinbouwsector, een sector met zeer veel risico’s en met doorgaans weinig marktmacht voor de zeer vele producenten in vergelijking met de andere spelers in de keten. Er zijn diverse strategieën mogelijk om aan deze situatie te verhelpen: samenwerking tussen producenten o.a. via coöperaties zowel op het vlak van aankopen als afzet en verwerking; zelf commercialiseren en vermarkten van de eigen producten waardoor de toegevoegde waarde meer op het bedrijf zelf kan blijven; aan risicospreiding doen; verzekeringssystemen inzetten; schaalvergroting realiseren om de kostenstructuur aan te passen… Voor bedrijven die in de problemen (dreigen te) komen, heeft de overheid samen met een aantal stakeholders Boeren op een Kruispunt opgericht, een organisatie die dergelijke bedrijven op een zeer praktische en doelgerichte manier met raad en daad bijstaat. om faciliteiten ten gunste van jonge boeren te creëren binnen de wettelijk toegestane contouren. Een succesvolle bedrijfsoverdracht 12 vraagt veel voorbereiding en begeleiding. Die liggen vaak buiten het bereik van (kleine) zelfstandigen. Anderzijds mikken aspirant- ondernemers te weinig op de overname van een bestaande (landbouw)onderneming. Sp.a wil hierop inspelen door in te zetten op een transparante overnamemarkt ondersteund door eenvoudige regels en sterkere begeleiding van nieuwkomers.
De landbouw moet voluit gaan 13 voor innovatie en kwaliteit, zowel in producten als processen. Landbouwbedrijven, ook kleinere, overleven het best door te specialiseren of net te diversifiëren. Professionalisering maakt nieuwe investeringen meer rendabel. Diversifiëring biedt dan weer meer inkomenszekerheid voor vooral de kleinere landbouwbedrijven. Daarnaast is investeringssteun voor startende, jonge landbouwers een goede stap vooruit, zoals recent in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid werd opgenomen. In het vernieuwde Europees land15 bouwbeleid zijn er een aantal mogelijkheden om jongeren te ondersteunen: de jongerenpremie en de steun bij overname. Vlaanderen heeft hier deze legislatuur maximaal op ingespeeld (VLIF, melkquotareglementering, toebedeling reserves MTR, ..), en dient dat te blijven doen. Anderzijds is een goede opleiding en vorming noodzakelijk om jongeren met kennis van zaken in het beroep te laten stappen. De naschoolse vorming en de bedrijfsadviesdiensten zijn wat dit betreft interessante instrumenten. Om een voldoende verjonging mogelijk te maken moet verder gewerkt worden aan het imago van de sector. Een sector met een aantrekkelijk imago trekt jongeren aan.
23
Vraag 1 In maart vorig jaar was het vijftig jaar geleden dat de ‘wet ertoe strekkende de rendabiliteit in de landbouw op te voeren en zijn gelijkwaardigheid met andere sectoren te bevorderen’, de zogenaamde pariteitswet, werd uitgevaardigd. Intussen stellen we vast dat het landbouwinkomen in ons land zich nog steeds ver beneden dit van de andere sociaaleconomische groepen in de samenleving bevindt. Studies wijzen ook uit dat er in de landbouw zeer veel ‘verdoken’ armoede bestaat. Wat kan volgens uw partij gedaan worden om aan die beide situaties te verhelpen?
Vraag 2 Eén van de problemen waar de landbouw mee kampt, is de veroudering van de landbouwbevolking en het gebrek aan nieuwkomers. Wat kan volgens uw partij gedaan worden om het beroep van landbouwer opnieuw aantrekkelijker te maken en om de overname van bedrijven door jongeren te vergemakkelijken?
VERKIEZINGEN 2014
24
Vraag 3 2014 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Jaar van de Familiale Landbouw. Anderzijds is er de voortdurende schaalvergroting in de landbouw en de daardoor alsmaar stijgende kapitaalsbehoefte voor die familiale bedrijven, die bovendien met steeds grotere risico’s van prijsvolatiliteit te maken krijgen. Welke (fiscale of andere) maatregelen kunnen genomen worden om die problematiek het hoofd te bieden?
Kleinschalige landbouw wordt behalve in ecologisch ook in sociaaleconomisch opzicht meer en meer onleefbaar in Europa. Enerzijds is de afzetmarkt vandaag in handen van een heel beperkt aantal (en dus ook sterk geconsolideerde) distributiebedrijven en retailers, anderzijds hangen boeren af van sterk geïntegreerde en geconsolideerde zaad- en chemische toeleveringsbedrijven. Boeren moeten terug eerlijke prijzen kunnen verdienen voor hun producten. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet de trustwetgeving aanpassen, zodat machtsblokken in zowel de toeleveringssector als in de afzetmarkt worden gebroken. Bovendien moet het GLB stimulansen (subsidies) inbouwen voor boerencoöperaties en voor de lokale verwerking, distributie en commercialisering van de landbouwproductie door boerenmarkten en hoeveverkoop. Het nodige budget wordt vrijgemaakt door het steunplafond, dat in 2013 werd verlaagd tot € 300.000 per bedrijf, verder te verlagen tot € 100.000 per bedrijf, wat € 7 miljard uit het GLB-budget zou kunnen vrijmaken. Met het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) beschikte de minister van Landbouw over ruim 300 miljoen euro aan publieke middelen om duurzame investeringen in landbouwbedrijven te stimuleren, maar vandaag werkt VLIF tegelijk schaalvergroting en intensivering in de hand. Bedrijven die dit wensen, zouden rendabel kunnen blijven of worden zonder de schaal te vergroten, bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden tussen bedrijven nog meer mogelijk te maken en te stimuleren. Naast samenwerking zijn verbreding, diversificatie en biolandbouw mogelijke alternatieve strategieën.
2
In Vlaanderen is familiale landbouw de meest courante vorm van bedrijfsuitbating. Heel wat van de huidige steunmaatregelen in het kader van pijler 1 en het Plattelandsbeleid zijn nu al toegespitst op deze bedrijven. Schaalvergroting betekent niet dat de landbouw niet langer familiaal kan zijn. Het is wel een reden om voor deze bedrijven de toegang tot investeringen te waarborgen en innovatie, maar ook diversificatie te ondersteunen. Om hun inkomen te helpen verzekeren zijn we voorstander van verdere ontwikkeling van de korte keten en de versterking van de positie op de markt door samenwerking via collectief onderhalen in de vorm van producentenorganisaties e.d.. Daarnaast is het van belang dat er een klimaat wordt gecreëerd dat gericht is op de specifieke kenmerken van familiale landbouw: veerkracht, familiepatrimoniumbenadering en overdracht van gronden, dominante familiale arbeid en een degelijke beheersaanpak. Het hervormde GLB zet nog explicieter in op de kleinere, familiale landbouwbedrijven door het invoe-
7
Vraag 4
Ruimte voor landbouw is één van de eisen die door landbouworganisaties worden naar voor geschoven. Door een vorige Vlaamse regering werd de belofte gedaan om 750.000 ha grond voor landbouwdoeleinden vast te leggen. Intussen zijn we vele jaren verder en is die vastlegging nog niet volledig gebeurd. Bovendien zien we herhaaldelijk dat landbouwgronden worden ingepalmd voor andere doelstellingen, zoals bv. milieucompensatie voor infrastructuurwerken, e.d. (Schelde-Seineproject, Zwin, Haven van Antwerpen). Wat wil uw partij doen om het proces van afbakening van landbouwgronden in de toekomst te versnellen en aldus meer rechtszekerheid aan de boeren te verschaffen?
We willen de AGNAS-procedure in het buitengebied versnellen om tot meer rechtszekerheid te komen door herbevestiging van agrarische gebieden en door aanduiding van de groene bestemmingen. We hebben nooit de 750.000 ha in vraag gesteld. En die zijn er ook vandaag, maar meer dan 70.000 ha daarvan is in oneigenlijk gebruik: verpaarding, vertuining en zonevreemde gebouwen zijn daar de oorzaak van. De beperkte beschikbaarheid van grond is dus een knelpunt voor de actieve (bio)boer. We zetten op verschillende pistes in om de toegang tot grond te faciliteren en de huidige vruchtbare landbouwgronden maximaal te beschermen. Industriële glastuinbouw, bio- industriële “megastallen” en mestverwerking verwijzen we naar industriezones en bedrijventerreinen. Zelfs in de steden op daken van parkings of supermarkten is industriële glastuinbouw mogelijk. De mogelijkheden tot vrijstelling van vergunningsplicht in het kader van de paardenhouderij willen we afschaffen. Op die manier dienen aanvragen binnen landbouwbestemming afgetoetst te worden via een ruimtelijke afweging. In ruimtelijke uitvoeringsplannen willen we het aspect “grondgebonden landbouw” laten doorwegen om landbouwgronden te beschermen bij overdracht van een landbouwbedrijf. De bestaande pachtwet laat niet toe om milieuvoorwaarden op te stellen bij het verpachten van grond. Door milieuvoorwaarden op te nemen kan de toegang tot grond voor (bio)boeren verbeterd worden. Waardevolle landbouwgronden moeten ook via ruimtelijke plannen bescherming krijgen door ecosysteemdiensten in die plannen mee op te nemen. In natuurgebieden stimuleren we beheerslandbouw, bijvoorbeeld begrazingsprojecten.
2
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
ren van een maximumgrens voor rechtstreekse inkomenssteun ten nadele van de grootste bedrijven. Daarnaast wordt ook de definitie van ‘actieve landbouwer’ verengd, zodat de middelen meer bij de échte boeren terechtkomen. Voor landbouwers in nood levert de vzw Boeren op een Kruispunt verdienstelijk werk, maar voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn we ook voorstander van goede systemen voor bedrijfsadvies en faillissementspreventie. Schaalvergroting gaat gepaard met 12 uitdagingen (kapitaalbehoefte, ecologische gevolgen van te monotone teelt), maar kan ook antwoorden bieden voor de grote prijsvolatiliteit omdat risico’s sterker gespreid kunnen worden. Aangezien de sociaaleconomische leefbaarheid van de landbouwsector in hoge mate afhangt van de (vaak onvoorspelbare) wereldmarkt wil sp.a in de eerste plaats die bedrijven ondersteunen die hier slachtoffer van zijn. Klimaatverandering zal onvoorspelbare voedselprijzen alleen maar in de hand werken, dus heeft ook (en misschien zelf in de eerste plaats) de landbouwsector baat bij een sterk klimaatbeleid. Door goede (keten)afspraken tus13 sen de landbouworganisaties, de distributiesector en de voedingsindustrie kunnen landbouwers een correcte prijs krijgen voor hun producten. We leggen de nadruk op een correcte producentenprijs met redelijke marges. Ook de biologische landbouw heeft economisch potentieel. Meer onderzoek en ontwikkeling (onder meer op het vlak van agroecologie) kan de productieprocessen optimaliseren. Promotiecampagnes door en met de sector kunnen het marktaandeel vergroten en zo de sector meer zelfredzaam maken. Meer algemeen legt de N-VA ook een totaalplan op tafel, Plan V. Daarmee zorgen we ervoor dat er na de verkiezingen een sociaal-economisch herstelbeleid gevoerd wordt vanaf dag één. Via het Vlaams Landbouwinveste15 ringsfonds kunnen bedrijven een beroep doen op investeringsondersteuning en waarborg bij bedrijfsinvesteringen. Er dient een Carry Back Carry Forward systeem ingevoerd te worden in de fiscaliteit. Dit geeft het voordeel dat bedrijven in conjunctuurgevoelige sectoren als de landbouw eventuele verliezen zowel naar de toekomst als het verleden fiscaal kunnen doorrekenen. Dit kan op dit moment enkel naar de toekomst. Ook andere maatregelen (producentenorganisaties, risicobeheer, aangepaste bedrijfsstructuren, ..) kunnen de crisisbestendigheid van familiale bedrijven verhogen.
Gedurende de afgelopen 5 jaar 7 werd ca. 2.250 ha van de categorie ‘landbouw’ herbestemd naar de categorie ‘natuur’. Vaak wordt dus onterecht de indruk gewekt dat deze herbestemming nogal massaal is. De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) zijn verankerd bij decreet van 25 februari 2011. Daarin is opgenomen dat ‘de oppervlakte van de bestemmingscategorie ‘landbouw’ 750.000 ha zal bedragen, bestemd voor de beroepslandbouw’. Vandaag is er op de bestemmingsplannen ca. 787.000 ha binnen de bestemmingscategorie ‘landbouw’ voorzien, of 37.000 ha meer dan voorzien. We mogen dit begrip overigens niet verwarren met het areaal cultuurgrond, dat momenteel ongeveer 564.312 ha bedraagt. Het klopt dat de planningsprocessen rond de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur nog niet rond zijn. Dat betreuren we; er moet verder werk gemaakt worden van het concretiseren van hetgeen decretaal verankerd is. Het klassieke ruimtelijke beleid waarbij functies erg strikt gescheiden worden, moeten we op onze dichtbevolkte lap grond achter ons laten. Ruimtelijk beleid moet sterker gebiedsgericht zijn, eerder dan sectorgericht. Gebieden moeten in coproductie tussen alle stakeholders (landbouw, industrie, middenveld, omwonenden, lokale overheden,…) vorm krijgen en beheerd worden. Op die manier realiseren we synergieën tussen natuur en landbouw, landbouw en energie,… en laten we de stellingenoorlog (met bijhorende juridische procedureslagen) achter ons.
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Tegen 2020 moet de biodiversiteit gekeerd zijn. Dat vraagt onder meer een aanhoudende versterking van het Natura 2000 netwerk. Een sterk blauw-groen netwerk in Vlaanderen is zeker ook in het voordeel van de landbouwsector, aangezien landbouwers als eerste slachtoffers worden van meer extreme weersomstandigheden (wateroverlast, droogte) als gevolg van bv. klimaatverandering. De realisatie van het Natura 2000 netwerk sluit uiteraard niet uit dat sp.a de nodige landbouwgronden in Vlaanderen wil en zal beschermen.
De grootste hap uit het landbouw13 gebied is toe te wijzen aan vertuining en verpaarding van landbouwgrond. Volgens de landbouwaangifte is 630.000 ha in landbouwgebruik, terwijl er volgens het gewestplan zo’n 809.000 ha is. Door de grote gronddruk in Vlaanderen en de claim van vele stakeholders op het buitengebied is dringend overleg nodig om een uitkomst te bieden in de afbakening van de landbouwgebieden.
De nieuwe pachtwetgeving moet inzetten op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van landbouwgrond voor de actieve (bio)boer. De bestaande pachtwet laat bijvoorbeeld niet toe om milieuvoorwaarden op te stellen bij het verpachten van grond. Door milieuvoorwaarden op te nemen kan de toegang tot grond voor (bio)boeren verbeterd worden.
2
De regionalisering van de pachtwet moet worden aangegrepen om werk te maken van een modernisering ervan. Dit moet het voorwerp uitmaken van een breed overleg met alle betrokken partijen om te komen tot een evenwichtige regeling. Vanuit Open Vld zijn we van mening dat landbouwers de gelegenheid moeten krijgen om voldoende en betaalbare landbouwgronden te vinden. Anderzijds mogen grondeigenaars niet afgeschrikt worden door te strenge of onvoldoende flexibele bepalingen om hun eigendommen aan landbouwers te verpachten. Dit kan schaarste en stijgende grondprijzen tot gevolg hebben. Bovendien is niet elke landbouwer vragende partij voor een langdurige pacht. De gemoderniseerde wetgeving moet rekening houden met de grotere diversiteit binnen de land- en tuinbouw en meer maatwerk mogelijk maken.
7
Wij willen deze kans zeker aan2 grijpen om nieuwe initiatieven te nemen om meer rechten voor dieren in te voeren. We willen daarover het gesprek aangaan met dierenrechtenorganisaties, maar ook met de landbouwers. Er is wel degelijk nood aan een onafhankelijk beleid rond dierenrechten. Daarom zou het geen goede zaak zijn als dierenwelzijn onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw valt. Dan dreigen de economische belangen de overhand te krijgen en wordt één enkele instantie tegelijk rechter en partij. Dierenrechten horen voor ons thuis onder leefmilieu en het moet een volwaardige bevoegdheid zijn. Eenmaal de materie Vlaamse bevoegdheid wordt, moet dierenwelzijn dus ook een volwaardige plaats krijgen in de Vlaamse administratie. Strikte controle op de naleving van bestaande en toekomstige regels op dierenwelzijn in de veeteelt moet verzekerd kunnen worden. Bovendien is er nood aan een volledig onafhankelijke adviesraad. Vanzelfsprekend moet op Europees niveau worden gestreefd naar een zo uniform mogelijke reglementering en een gelijke mate van gestrengheid van de naleving ervan. Open VLD erkent het belang van welzijn voor ALLE dieren, maar is van mening dat het welzijnsbeleid in Vlaanderen op maat van de verschillende categorieën aangewezen is. Voor nutsdieren bestemd voor consumptie zijn we van oordeel dat ze het best worden toegevoegd
Daarbij zal het ook nuttig zijn om de kaart van de duurzame landbouw te trekken. Flankerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat de leefbaarheid van de landbouw gegarandeerd blijft.
25
Vraag 4
(Vervolg)
Landbouwgrond moet zoveel mo15 gelijk gevrijwaard blijven. Met de verzuchtingen van andere sectoren moet zo omzichtig mogelijk omgegaan worden. Dit wil zeggen dat daarbij het principe van zuinig ruimtegebruik dient gehanteerd te worden. Binnen de gebieden die vastgelegd worden voor landbouw, moet de rechtszekerheid van de aanwezige bedrijven gegarandeerd worden. Wanneer er dan toch landbouwgrond zou moeten ingenomen worden om een aantal belangrijke maatschappelijke functies te realiseren, dient de landbouwsector op een correcte manier te worden vergoed voor het verlies. Hiervoor zijn o.a. de instrumenten van planschade en gebruikerscompensatie in het leven geroepen. Ook het nieuwe decreet landinrichting kan hier soelaas bieden.
We moeten onderzoeken hoe we de pachtwetgeving kunnen moderniseren, aansluiting kunnen laten vinden bij de huidige realiteit en de pachter voldoende en blijvend kunnen beschermen. Er is een historische reden voor het 13 systeem van de pacht zoals hij vandaag bestaat (voedselveiligheid na WO II en ten gevolge van de Koude Oorlog). Hervormingen anno 2014 dringen zich duidelijk op. De herziening van de pachtwet dient erover te waken een evenwicht te vinden tussen de belangen van de eigenaars en die van de pachters. Nu de pachtwet naar Vlaanderen 15 komt, kunnen we ervoor zorgen dat de pachtwet enerzijds genoeg bescherming biedt voor de landbouwer, maar ook dat de regelingen rond de pachtwet anderzijds voldoende aantrekkelijk zijn voor de eigenaars om hun gronden daadwerkelijk te verpachten. Er zal hier naar het juiste evenwicht moeten gezocht worden. Een evaluatie van de pachtwet is inderdaad aangewezen, maar dergelijke evaluatie moet kaderen in een ruimere aanpak van het probleem ‘grond als onmisbare productiefactor’. Dat betekent dat ook andere mogelijke stimulansen om te verpachten (zoals o.a. fiscale) mee in overweging genomen moeten worden.
aan de administratie Landbouw, gelet op de eigenheid van de veehouderij en de noodzaak om regelingen ter zake te implementeren zodat ze economisch haalbaar zijn. Nutsdieren zijn immers ‘levend kapitaal’, die zorgen voor een toegevoegde waarde van ongeveer 3.4 miljard per jaar (cijfer 2012) in exportgerichte subsectoren die moeten opereren in een geglobaliseerde markt. Economisch onhaalbare investeringen zullen het dierenwelzijn immers niet vergroten, wel integendeel. Sp.a is voorstander om de be12 voegdheid Dierenwelzijn specifiek aan een minister toe te wijzen en niet te laten samenvallen met het bevoegdheidsdomein landbouw, opdat belangenconflicten vermeden zouden worden. Of dierenwelzijn 13 voegdheid van de
onder de beminister van Landbouw of een andere minister valt, is niet de belangrijkste vraag. De focus moet liggen op het feit dat ook dierenwelzijn een belangrijk beleidsdomein is dat in de volgende Vlaamse regering voldoende aandacht moet krijgen. Het zal de taak zijn van de minister die bevoegd is voor Dierenwelzijn om een gezond evenwicht te realiseren tussen dierenwelzijn en andere gerelateerde beleidsdomeinen; tussen ecologische en economische belangen. Het spreekt voor zich dat landbouw en dierenwelzijn daarbij niet per definitie tegenstrijdige belangen dienen.
Vraag 5 De pachtwetgeving is één van de zaken die na de recente staatshervorming naar de Gewesten toe komt. Een nieuwe pachtwetgeving is dus in de maak. Daarbij zou in grote mate geknaagd worden aan de bescherming van de pachter (gemakkelijker opzeg door eigenaar, minder lange pachtduur,,…). Wat is het standpunt van uw partij in deze materie?
Vraag 6 Ook dierenwelzijn stond de jongste tijd in de belangstelling. Een overheveling naar de gewesten en samenvoeging met landbouw is een optie die o.m. in middens van dierenrechtenorganisaties op heel wat tegenstand stuitte. Wat is het standpunt van uw partij daaromtrent?
VERKIEZINGEN 2014
26
Vraag 6
(Vervolg)
Vraag 7 Genetische gewijzigde gewassen haalden de voorbije maanden herhaaldelijk de media. In Wetteren werd een proefveld ggo-aardappelen vernield. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil een ggovrije zone worden. Op Europees niveau kan ons land geen standpunt innemen omwille van het feit dat Vlaanderen en Wallonië geen eensgezindheid kunnen bereiken. En ook tussen de EU-lidstaten zijn de standpunten op dat vlak zeer verschillend. Intussen blijft de oppervlakte ggo-gewassen wereldwijd groeien, waarbij Europese en dus ook Belgische landbouwers de boot dreigen te missen. Welk standpunt moet volgens uw partij hier ingenomen worden?
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
Wij willen een daadkrachtig dierenwelzijnsbeleid voeren op Vlaams niveau. Vooral omtrent de handhaving moet een tand bij worden gestoken. Op Vlaams niveau is het beleidsdomein landbouw het enige dat in het verleden reeds heel wat expertise
heeft opgebouwd, ook inzake onderzoek en dat bovendien een controlenetwerk heeft bij de landbouwers dat garanties biedt voor een snelle en adequate controle-aanpak vanaf 1 juli 2014 , het moment dat de dierenwelzijnsbevoegdheid naar de gewesten wordt overgeheveld.
We moeten zeker uit de stellingenoorlog raken. Graag gaan we het maatschappelijke debat aan, maar dan moeten we ook de juiste argumenten gebruiken. ggo’s voorstellen als middel om de wereldhonger te verhelpen, om de landbouwproductie te verbeteren en pesticidegebruik te verminderen, is in ieder geval niet correct. De meeste ggo’s worden ingezet als biobrandstoffen of veevoeder en zullen dus de honger niet verhelpen. Indien ze op de lange duur niet veilig blijken te zijn, dan zullen de gevolgen dramatisch zijn. Ggo’s zullen in dit geval meteen onze ganse wereldvoedselvoorziening en ecosystemen bedreigen. Groen vindt dat wat voeding betreft geen andere principes moeten gehanteerd worden dan in de farma of de geneeskunde wat biotechnologie betreft. De risico’s verbonden aan het opnemen van pesticiden of andere hormoonverstorende stoffen via de voeding moeten ook zeker meegenomen worden in de beoordeling. Groen is dan ook voorstander van een strikt ggo-beleid. Maar dat mag dan niet alleen betrekking hebben op de Europese productie maar moet betrekking hebben op alle producten die verkocht zullen worden op de Europese markt. Bovendien heeft kwaliteitsvol voedsel ook zijn prijs en daarvoor willen we de boeren dan ook eerlijk vergoeden. Europa moet via GLB haar verantwoordelijkheid opnemen. Alleen labelen is niet voldoende.
Activiteiten met ggo’s mogen immers enkel worden uitgevoerd na een diepgaande risicoanalyse die de veiligheid van het ggo onderbouwt en na expliciete toelating van de bevoegde overheden. Bovendien is het niet mogelijk om alle ggo’s over een kam te scheren.
2
Voor Open Vld is vrijheid van denken essentieel. In onze Toekomstverklaring wordt een lans gebroken om het onderzoek inzake ggo’s niet te belemmeren. Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie verricht inzake ggo-onderzoek zeer verdienstelijk werk en moet daar alle kansen voor krijgen. Wat het ggo-beleid zelf betreft, nemen we conform het voorzorgbeginsel, waarrond de, wetgeving is gebouwd, een strenge, maar constructieve houding aan. We zijn voorstander van nauwgezette en strenge controles, maar veroordelen elke vorm van bewuste desinformatie. We willen niet dat dit debat op basis van dogma’s, leugens of halve waarheden gevoerd wordt, maar wel op basis van harde feiten. Dat kan inderdaad het best op Europees niveau vorm krijgen, waar men op zijn beurt niet blind kan zijn voor ontwikkelingen elders in de wereld. Vlaanderen uitroepen tot ggo-vrije zone is voor Open Vld geen optie.
Gezien de grote onzekerheden die 12 gepaard gaan met de toepassing van ggo’s in de voedselproductie (gevolgen voor milieu, gezondheid, biodiversiteit, sociaal-economische effecten voor landbouwers die afhankelijk zijn van patenten) wil sp.a de traditionele terughoudendheid van Europa handhaven. Sp.a is ervan overtuigd dat deze unieke positie van de Europese landbouw op de wereldmarkt een troef kan betekenen voor de landbouw en voedingsindustrie
De N-VA wil wetenschappelijk on13 derzoek naar genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) verder toelaten onder bepaalde voorwaarden, en stelt hierbij de keuzevrijheid en informatie van de landbouwers en consumenten voorop. Het zo klein mogelijk maken van risico’s in het kader van niet-ggo teelten is voor de N-VA een belangrijk aandachtspunt.
7
De ggo-techniek is een techniek 15 die mits inachtname van de nodige voorzorgsmaatregelen, interessante toepassingen kent in de land- en tuinbouw. Zo zou het bv. zeer interessant zijn om een phytopthora-resistente aardappel te kunnen telen. Dit zou een aanzienlijke milieuwinst betekenen. We mogen deze mogelijkheden voor belangrijke milieuwinsten niet veronachtzamen. Ggo-gewassen die veilig zijn bevonden door de controlerende instanties en op Europees niveau erkend zijn, zouden moeten geïntroduceerd kunnen worden. Vlaanderen als bakermat van de ggo-techniek in planten, heeft een reputatie op het vlak van ggo-gewassen technologie. Wij moeten blijven investeren in dit onderzoek dat ook zorgt voor een belangrijke bron van tewerkstelling.
VERKIEZINGEN 2014
26
Vraag 8 Een ander hot item op dit ogenblik is dit van de klimaatsverandering, waar de landbouwsector zowel slachtoffer als deel van de oplossing kan zijn. Wat kan of moet er volgens uw partij gedaan worden om de gevolgen van de opwarming van de aarde te beperken? En welke rol moet de landbouw daarin spelen?
Volgens Groen is er nood aan een transitieplan voor de klimaatschadelijke veehouderij. Dit plan bevat concrete stappen, timing en middelen om de overgang naar een dieren- en klimaatvriendelijke veehouderij te realiseren. Landbouwers die van industriële veehouderij de overgang maken naar grondgebonden landbouw verdienen extra steun. Landbouwers die door de inrichting van veen- of graslanden, door bebossing, door de teelt van energiegewassen of door bodemverbetering voor natuurlijke CO2-opslag zorgen ook. Boeren die omschakelen van productie met hoge uitstoot van broeikasgassen en landgebruik naar lage uitstoot van broeikasgassen en laag landgebruik hebben recht op inkomenssteun. Maar ook de consument moeten we hierin betrekken. Daarom willen we een programma lanceren ter bevordering van meer plantaardige consumptie. Om de consumenten bewust te maken van het belang van lokale/regionale en seizoensgebonden voedsel en om korteketenlandbouw en -voedselproductie te stimuleren, stellen we een officieel overheidslabel voor dat lokale, seizoensgebonden producten certificeert op basis van duidelijke sociale, ecologische en gezondheidscriteria.
2
Het zou intellectueel oneerlijk zijn te doen alsof de land- en tuinbouw nog geen inspanningen heeft geleverd op het vlak van verduurzaming. Het is immers een proces van lange adem en volgehouden inspanningen. Onze landbouwbedrijven worden daarom vandaag al geconfronteerd met strenge milieu-eisen. Ze zorgen via geïntegreerde teelt- en kweekprocessen voor een belangrijke bijdrage op dat vlak. Uit het onderzoek van Carbon Footprint merken we bijvoorbeeld dat de Vlaamse melkveehouderij een veel kleinere voetafdruk heeft dan die in andere landen. Er is sinds 2010 ook het actieplan voor alternatieve eiwitten waardoor de invoer van soja wordt beperkt. Zelfs bio-energie moet voldoen aan duurzaamheidscriteria die zijn vastgelegd via Europese richtlijnen. De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zet sterk in op verdere vergroening en verduurzaming van onze land- en tuinbouw. In zoverre dit gebeurt via een flexibele vergroening die aan de regio’s
7
Vraag 9 Kan of moet de landbouw een rol spelen in de productie van hernieuwbare energie? Zo ja, hoe ziet u die rol?
Ja. Het Vlaamse landbouwgebied biedt kansen voor energieopwekking: recuperatie van reststromen, warmtekrachtkoppeling, zon- en windenergie. We zijn voorstander van het model van de energielandschappen. Voor windmolens pleiten we voor een nieuw regelgevend kader om te komen tot een zorgvuldige en democratische planning en inplanting van windmolens op het land. De participatie van burgers en dus ook boeren in windenergie krijgt een centrale plaats. Er komt een heldere visie over het locatiebeleid van windprojecten, waarbij aandacht gaat naar verschillende vormen van windlandschappen en rekening wordt gehouden met energetische, milieutechnische, ecologische, ruimtelijke en economische aspecten. Op basis van deze principes en de voorziene doelstellingen wordt een participatief planningsproces op provincieniveau voorzien om aan te duiden waar windmolens kunnen geplaatst worden en waar niet. De gemeentes vertalen deze plannen in een gemeentelijk windplan. De provincies bieden de zones voor de uitbating van windenergie gefaseerd aan na het doorlopen van een plan-MER procedure. De helft van de windenergie wordt opengesteld voor de rechtstreekse participatie van de lokale gemeenschap (burgers, lokale overheid, bedrijven, boeren inbegrepen). Er wordt een standaard billijke vergoeding gehanteerd voor de vergoeding van de grondeigenaar. Op deze manier wordt er een halt toegeroepen aan de windrush en kunnen burgers mee genieten van de baten.
2
Landbouw moet vanuit bedrijfseconomisch perspectief worden aangemoedigd zo energiezuinig mogelijk te produceren en hernieuwbare energiebronnen daarvoor in te zetten. Daarnaast kan er gezocht worden naar synergieën tussen landbouw en hernieuwbare energie. We denken bijvoorbeeld aan de mestproblematiek. Ten derde is er het geladen debat over bio-energie dat veel emoties oproept. Het is van belang om dit debat op basis van correcte informatie en rationele argumenten te voeren. Het spreekt
7
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
ruimte laat voor de keuze en invulling van de vergroeningsmaatregelen, steunt Open Vld deze beleidsoptie. Daarnaast is het evident dat er systematisch verder gewerkt wordt aan de verduurzaming van de landbouw in al zijn facetten, bijvoorbeeld ook via de verdere uitbouw van de korte keten, het verminderen van het gebruik van antibiotica, een rationeel gebruik van pesticiden e.d.. Prioritair zal de landbouwsector 12 moeten inzetten op de afbouw van natuurlijke hulpbronnen zoals fossiele brandstoffen. De ondersteuningsmiddelen van het VLIF moeten dan ook maximaal deze doelstelling nastreven.
Omdat voorkomen beter is dan ge13 nezen, streven we in de eerste plaats naar de ontwikkeling van technologieën die de uitstoot van broeikasgassen helpen verminderen. De technologieën ontwikkelen we prioritair intern in Vlaanderen. Het preventieprincipe trekken we door naar het afvalbeleid. Niet alleen belast inzamelen en recycleren het milieu minder dan het ontginnen van nieuwe grondstoffen, het vermindert ook onze afhankelijkheid van het buitenland. Daarnaast wil de NVA meer inzetten op adaptatie aan klimaatverandering (bv. versterkte kustverdediging, betere waterinfiltratie). De landbouwsector zal zowel in het beperken van onze uitstoot van broeikasgassen als bij bv. het verbeteren van waterinfiltratie haar steentje kunnen bijdragen. Een duurzamere landbouw is het 15 antwoord op de klimaatuitdaging. Het nieuwe Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III) dat is ingediend bij de Europese Commissie bevat tal van maatregelen om een duurzamere landbouw in Vlaanderen tot stand te brengen. Wat emissies betreft zijn er nog een aantal kennishiaten die door extra inspanningen in het onderzoek moeten aangepakt worden.
voor zich dat voedselproductie de eerste taak van de landbouw blijft en bio-energie slechts een beperkt aandeel kan omvatten van de totale landbouwproductie. Dat is trouwens vandaag al het geval in Europa; in 2013 werd ongeveer 3.5% of 9.5 miljoen ton van de totale graanproductie gebruikt voor bio-ethanolproductie. Last but not least kan de landbouw een belangrijke rol spelen in de vraag naar meer duurzaamheid. Concreet denken we dan aan de productie van plantaardige eiwitten en oliën ter vervanging van ingevoerde eiwitten. Hiermee wordt de ecologische voetafdruk gevoelig verminderd. Tegen 2050 wil sp.a dat Vlaanderen 12 80-95% minder CO2-uitstoot. Dat ook de landbouwsector zijn steentje zal moeten bijdragen staat buiten kijf. De nieuwe Vlaamse regering zal dan ook een langetermijnroutekaart moeten opstellen, die in samenspraak met alle stakeholders de beste paden hiernaartoe uittekent. De N-VA kiest voor een realistische 13 energiemix waarbij rationeel omgaan met energie de eerste prioriteit is. Het is aan ieder landbouwbedrijf zelf om al dan niet te investeren in een eigen hernieuwbare energieproductie. We willen echter ook samenwerking tussen bedrijven stimuleren (bv. gezamenlijke energieopwekking). Hernieuwbare energie heeft wat ons betreft zeker een belangrijke rol in de weg naar een duurzame en milieuvriendelijke energiemix. Volgens de huidige plannen zal onze energiemix in 2020 echter nog steeds voor het overgrote deel uit niet-hernieuwbare bronnen bestaan. Investeren in hernieuwbare energie is dus zeker een goede zaak maar moet op een doordachte en vooral efficiënte manier gebeuren.
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Landbouw kan zeker een rol 15 spelen in het kader van de her-
landbouwproductie, ook dit dient een belangrijk aandachtspunt te zijn in het kader van het onderzoek.
nieuwbare energie, maar vooral dan via de rest- en nevenstromen bij de
Het prijzenobservatorium moet waken over een correcte producentenprijs en een eerlijke verdeling van de marges in de agrovoedingsketen. Boeren moeten eerlijke prijzen kunnen verdienen voor hun producten. Vandaag is de afzetmarkt in handen van een heel beperkt aantal (en dus ook sterk geconsolideerde) distributiebedrijven en retailers. Groen pleit ervoor dat de Europese Commissie optreedt tegen machtsmisbruik door voedselmultinationals, supermarktketens en tussenhandelaren. Er worden momenteel ook studies naar mogelijk machtsmisbruik gedaan door de Europese Commissie. Het mooist zou zijn als in de hele EU de Britse wetgeving terzake zou worden ingevoerd. Met name de Groceries code adjudicator Bill, waarbij een ombudsman met bevoegdheden kan bemiddelen en optreden bij geschillen tussen boeren en supermarkten. Tegelijkertijd moet er meer ruimte komen voor afspraken tussen producenten, supermarkten en georganiseerde consumenten. Ook hier lopen op Europees niveau velerlei overlegprocedures, met name via onder meer het Platform on B2B Contractual Practices. Concreet zou het GLB stimulansen (subsidies) moeten voorzien voor boerencoöperaties en de lokale verwerking, distributie en commercialisering van de landbouwproductie door boerenmarkten en hoeveverkoop. Ook pioniers van korte ketens, voedselcoöperatieven en biomarkten waar lokale landbouwers hun producten aan een eerlijke prijs aan de man kunnen brengen, verdienen steun.
2
We moeten streven naar een zo groot mogelijke transparantie op de markt inzake prijsvorming. Daarnaast moet elke landbouwer kunnen kiezen welke formule van zaken doen het best bij zijn of haar zaak past (afzet via veiling, contractteelt, zelfvermarkting, termijnmarkten…). De verdere ontwikkeling van de korte keten kan leiden tot hogere opbrengsten voor het eindproduct. Landbouwers en tuinders moeten zich eveneens kunnen groeperen om zwaarder te kunnen wegen tijdens prijson-
27
Vraag 9
(Vervolg)
derhandelingen, onder meer via de oprichting van producentenorganisaties. Het is tevens van belang dat landbouwers en tuinders een goed zicht hebben op de ontwikkelingen binnen hun sector, zodat ze goed kunnen inschatten welke producten (te) veel of (te) weinig zullen worden geteeld om daarop hun productie gedeeltelijk af te stemmen. Ook kiezen voor een combinatie van traditionele en biolandbouw of het gedeeltelijk kiezen voor nichemarkten, zoals geitenmelk waar er momenteel een tekort van is, kunnen leiden tot betere prijszetting van producten. Ook blijvende innovatie en keuze voor kwaliteitsproducten, evenals de verdere ontwikkeling van streekproducten kan financieel gunstige resultaten opleveren.
Vraag 10 Landbouw is vaak de zwakste schakel in de voedselketen. Wat kan of moet gedaan worden om die positie te versterken en aldus een faire prijsvorming voor de landbouwproducten te garanderen?
Sp.a streeft naar faire en transpa12 rante prijsvorming in de volledige voedselketen. Dit doen we door controles op de eerlijke verdeling van winstmarges in de verschillende schakels van de keten en het faciliteren van een versterkt ketenoverleg dat zelf in staat is de nodige afspraken tussen de spelers te maken.
Zoals reeds aangehaald bij vraag 3 13 kan men via goede (keten)afspraken tussen de landbouworganisaties, de distributiesector en de voedingsindustrie komen tot een correcte productprijs.
7
Samenwerking tussen landbou15 wers onder meer in producentenorganisaties of coöperaties of eigen verwerking en vermarkting van producten kan een strategie zijn. Daarnaast zijn faire handelsrelaties binnen de agrovoedingsketen zeer belangrijk. Een versterkte werking van het ketenoverleg kan hier soelaas bieden.
$@$BR40197600-208.90M-90.99M@$@
BR40197600
VERKIEZINGEN 2014
28
Vraag 11 Tal van landbouwproducten, zoals bv. vlees, staan onder druk omwille van gezondheidsen/of milieueffecten. Hoe ziet uw partij de plaats van de landbouwproducten in een gezonde voeding en wat kan of moet gedaan worden om de consument daarvan te overtuigen?
Bioboeren tonen al dat landbouw zonder pesticiden en kunstmest kan. Dat is goed voor de gezondheid, goed voor het milieu en goed voor de boer die terug een eerlijk prijs krijgt voor kwaliteitsvolle producten. Invoer van te goedkope of weinig kwalitatieve producten willen we afremmen. Maar duurzame productie vraagt inderdaad duurzame consumptie. Daarom moet het beleid ook aan consumentenzijde inzetten. We willen de consument sensibiliseren voor de gezondheids- en milieu-impact van zijn voedingsconsumptie. Een keurmerk ‘korte keten’ kan wel seizoen- en streekproducten onder de aandacht brengen en promoten. Algemeen gesproken kunnen labels en keurmerken dus een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat consumenten keuzes kunnen maken op basis van duurzaamheidskenmerken. Voedseletiketten moeten duidelijke informatie bevatten over de herkomst, productiewijze, milieubelasting en gezondheidsaspecten van voedselproducten. Producten moeten dan wel op basis van duidelijke sociale, ecologische en gezondheidscriteria worden gecertificeerd. Maar we willen ook dat gezonde voeding goedkoper wordt. Ongezonde voeding verhoogt het risico op hart- en vaatziekten, de belangrijkste doodsoorzaak in Vlaanderen. Gezonde producten zijn nochtans niet goedkoop, en dus niet vanzelfsprekend voor mensen met een lager inkomen. Gezonde en duurzame voeding kan daarentegen goedkoper gemaakt worden door toepassing van bijvoorbeeld een verlaagd btw-tarief.
2
Open VLD is van mening dat vooral gezonde voeding en een gezond eetpatroon moeten worden gepromoot. Dat impliceert de zorg voor de productie van kwalitatief en veilig voedsel, een taak waarvan onze Vlaamse boeren zich met verve kwijten. Wie wil kiezen voor vegetarische maaltijden moet dat in volle vrijheid kunnen doen, maar wie kiest voor vleesmaaltijden mag daarop niet beoordeeld worden. Het is intussen duidelijk dat vleesmatiging goed is voor eenieders gezondheid én voor het
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
milieu, maar ‘matiging’ betekent niet hetzelfde als aanzetten to vegetarisme. Goed en gevarieerd eten daarentegen, daar kom het op aan. Het is aan de VLAM om in overleg met de betrokken landbouw subsectoren een verantwoord promotiebeleid voor onze land- en tuinbouwproducten te voeren. Vanuit Volksgezondheid kan via campagnes en brochures de nodige informatie over gezond eten worden bezorgd. Correcte informatie is een must, tendentieuze of foutieve berichtgeving daarentegen moet ten stelligste wor den vermeden.
12 Voldoende sensibilisering.
We willen de consumenten blijven 13 stimuleren om te kiezen voor seizoensgroenten en landbouwproducten uit eigen streek. Niet alleen wordt zo een aanzienlijke milieubijdrage geleverd door de transportimpact te beperken, het stimuleert ook de lokale economie. Daarnaast verplicht de Europese Unie ons om de milieudruk ten gevolge van de grote veestapel aan te pakken. Hier kunnen we niet onderuit. Een boete – en dus nodeloze kosten – oplopen zoals recent met de niet-tijdige uitvoering van de afvalwaterzuivering voor stedelijke gebieden, moet vermeden worden.
7
Vraag 12 Land- en tuinbouw vormen in Vlaanderen, samen met de agrovoedingsindustrie, een belangrijke economische sector, zowel op gebied van tewerkstelling als naar handelsbalans toe. Wat kan of moet volgens uw partij gedaan worden om die positie te consolideren of zelfs nog te versterken?
Groen wil de toekomst van de landbouw sterk garanderen. In ons land moet er altijd landbouwproductie blijven, want de korteketen is belangrijk en de tewerkstelling van al deze tienduizenden mensen ook. Tegelijk willen we een landbouw die de ecologische grenzen respecteert. Daardoor wordt landbouw ook minder afhankelijk van volatiliteit van prijzen voor input. Een duurzame Vlaamse veehouderij is gebaseerd op lokale voederwinning en nevenstromen van menselijke voeding, waardoor de nodige importen dus verminderen. Er moet onderzoek komen om na te gaan hoeveel dierlijke productie haalbaar is op basis van die nevenstromen en de aanwezige graslanden.
2
We verwijzen naar antwoorden op andere vragen, zoals vraag 2. Fundamenteel gelden voor de landbouwsector in de brede zin van het woord immers dezelfde wetten als voor de andere bedrijven: er moet een ondernemersvriendelijk klimaat worden geschapen en ingezet worden op lastenverlaging. Vanzelfsprekend gelden voor landbouw specifieke randvoorwaarden, gelet op het familiale karakter van de bedrijven, de tendens naar schaalvergroting en de zeer karakteristieke productievoorwaarden. Landbouwers hebben weinig of geen vat op de prijzen van gronden en grondstoffen en ze kunnen extra kosten niet doorrekenen in hun eindproduct. Daarnaast worden ze geconfronteerd met risicofactoren, zoals het weer, waarop ze ook al geen vat hebben. Daarenboven verwacht de maatschappij van hen extra taken op het vlak van milieubeheer en natuurbehoud, dierenwelzijn
7
De VLAM zal blijvend ingezet wor15 den om te communiceren over onze kwaliteitsvolle en duurzame producten, overeenkomstig de aanbevelingen van de gezondheidsraad. Daarnaast moet de controle via het FAVV de consument garanties bieden over de kwaliteit van onze producten. De zekerheid over kwaliteitsvol voedsel moet een troef zijn voor onze export!
e.d.. We erkennen die multifunctionele rol van de landbouwer, maar een maatschappij die extra dingen vraagt aan landbouwers moet bereid zijn om hen voor dat werk te vergoeden. Landbouwers moeten meer dan ooit échte ondernemers zijn: creatief zoeken naar nieuwe niches, diversificatie, zelfvermarkting etc.. Goede opleidingen, bijscholingen en advies zijn dan ook cruciaal. sp.a streeft naar faire en transpa12 rant prijsvorming in de volledige voedselketen. Dit doen we door controles op de eerlijke verdeling van winstmarges in de verschillende schakels van de keten en het faciliteren van een versterkt ketenoverleg dat zelf in staat is de nodige afspraken tussen de spelers te maken.
De gehele landbouwsector, dus ook 13 de agrovoedingsindustrie, zal moeten inzetten op innovatie en kwaliteit, zowel in producten als processen. Een verdere verduurzaming moet ervoor zorgen dat deze belangrijke sector ook daadwerkelijk een duurzame toekomst tegemoet gaat.
De economische positie van de 15 landbouwen agrovoedingssector zal verder ondersteund worden door inspanningen op het vlak van innovatie en crisisbestendigheid. Ook moeten inspanningen blijven geleverd worden om onze exportpositie te vrijwaren en te versterken.
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Door het bestaande strategisch plan ter bevordering van biologische landbouw uit te breiden en uit te voeren willen we aansluiting vinden bij het Europese gemiddelde (5,6%). Het plan heeft nood aan duidelijke kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor de biologische landbouw. Biologische landbouwbedrijven leveren een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de biodiversiteit op en rond het bedrijf. De overheid moet deze bijdragen tot de bescherming van onze biodiversiteit erkennen en belonen door een aangepast subsidiebeleid ten gunste van de biologische landbouw. De gangbare landbouw kan op deze manier ook aangespoord worden om met meer aandacht voor biodiversiteit aan landbouw te doen. Een omschakelingspremie biedt een bijkomende prikkel. De overheid staat in voor de controlekosten voor biologische producten. Het is immers niet billijk dat de boeren met de gezondste producten de hoogste kosten betalen. Bovendien willen wij dat de sector van biologische land- en tuinbouw op structurele financiële ondersteuning moet kunnen rekenen (bijvoorbeeld voor de producenten, voor vorming en opleiding, voor een kennisnetwerk bio, onderzoek bio en voor ketenontwikkeling). Projecten zoals het Biogrondfonds die landbouwgrond via een duurzaam en betaalbaar gebruiksrecht ter beschikking stellen van biologische landbouwprojecten willen we verder ondersteunen (personeelskosten, startkapitaal). Samen met de landbouwsector willen we ook initiatieven nemen om het vormingsaanbod biologische landbouw uit te breiden.
producten het binnenlandse aanbod overtreft. Voor onze landbouwproducenten is dit een opportuniteit om hun bedrijven financieel gezonder te maken. Open VLD steunt daarom het actieplan biolandbouw dat werd uitgevaardigd en hernieuwd. We zouden echter graag zien dat de combinatie van traditionele en biolandbouw binnen bedrijven meer wordt aangemoedigd en gefaciliteerd. De overgang van traditionele naar biolandbouw schrikt nog een aantal boeren af.Verder pleiten we voor de ontwikkeling van de korte keten en het uitwerken van een werkbaar concept van stadslandbouw, dat eveneens een constructieve bijdrage tot het bioverhaal kan leveren.
2
Gezien de grote afstand tussen 12 vraag en aanbod in ons land en de positieve milieu-implicaties moet de biologische landbouw groeien en zeker het Europese gemiddelde (5,6% van het landbouwareaal) bereiken. Actieve begeleiding en het wegnemen van administratieve obstakels moet hiertoe bijdragen.
29
Vraag 13 De biologische landbouw blijft in Vlaanderen, ondanks het actieplan van de huidige regering, nog een zeer beperkte sector die niet in staat is aan de vraag naar biologische producten te voldoen. Wat kan of moet gedaan worden om die sector te stimuleren?
in vraag 3 al werd aangehaald, 13 isZoals er meer onderzoek en ontwikkeling (onder meer op het vlak van agro-ecologie) nodig. Daarnaast kunnen promotiecampagnes door en met de sector het marktaandeel vergroten en zo de sector meer zelfredzaam maken. Er is immers een afzetmarkt voor bioproducten in Vlaanderen. Dus hebben we er alle belang bij om de sector te ondersteunen via tijdelijke maatregelen.
We willen opmerken dat Open Vld biolandbouw beschouwt als complementaire vorm van landbouw naast de traditionele intensieve en hooggespecialiseerde landbouw, die in Vlaanderen opereert onder strenge sanitaire, milieu- en kwaliteitseisen en zijn uiterste best doet om duurzaam te produceren. We produceren in Vlaanderen kwaliteitsproducten die ook zeer veilig zijn. Gelet op de specifieke context van verstedelijking en versnipperde open ruimte zijn de opportuniteiten in Vlaanderen een stuk beperkter dan in een land als Oostenrijk. Toch moeten we de biolandbouw kansen geven, niet in het minst omdat vandaag de vraag naar bio-
7
De biolandbouw kende de voorbije 15 jaren een uitbreiding, zowel in ha als in aantal bioboeren. Dit groeiritme van de afgelopen jaren moet aangehouden worden. Dit kan het best gebeuren binnen het kader van het strategisch plan biolandbouw. De gestage groei is te verkiezen boven een al te snelle onvoldoende duurzame groei. Bovenop de instrumenten waartoe de gangbare landbouw toegang heeft, zijn er in het nieuwe PDPO III specifieke acties opgenomen voor de biolandbouw (oa hectarepremie).
Op dit moment is er een wirwar van subsidies voor beheersovereenkomsten met milieu-, water- of natuurdoeleinden in het kader van Vlaams en Europees milieu-, natuur- of plattelandsbeleid. Groen stelt voor om in de toekomst te kiezen voor één kaderovereenkomst ecologische diensten voor alle landbouwers. Een dergelijke overeenkomst kan ook het best collectief afgesloten worden (met meerdere landbouwers en landgebruikers samen) en voor een heel gebied. Landbouwers of andere grondeigenaars worden dan vergoed voor de ecosysteemdiensten die ze leveren aan de samenleving.
richt is de papiermassa te verminderen, maar ook de bestaande regelgeving maximaal te vereenvoudigen en nieuwe regelgeving zo eenvoudig mogelijk te houden. We zijn voorstander om aan het begin van de nieuwe legislatuur een ambitieuze, maar haalbare doelstelling van administratieve vereenvoudiging voorop te stellen en die aan de hand van jaarlijkse evaluatierapporten op te volgen. Een belangrijk uitgangspunt is dat de overheidsdiensten maximaal informatie onderling uitwisselen, zodat ze niet tweemaal dezelfde informatie aan een boer moeten vragen. Minder papier impliceert dat landbouwers en tuinders vertrouwd geraken met digitale technologie. Als we bijvoorbeeld in het Landbouwrapport 2012 merken dat 60% van de boeren een computer gebruikt en het computergebruik daalt met de leeftijd, zijn er nog opportuniteiten om boeren via vorming en opleiding veel papierwerk te besparen. Daarnaast is het evident dat ze een beroep kunnen doen op diensten die hen bijstaan in het voldoen van administratieve verplichtingen.
2
Het heeft geen zin om deze problematiek te benaderen vanuit casuïstiek. Administratieve vereenvoudiging moet integendeel gebaseerd worden op een algemene benadering die erop ge-
7
Vraag 14 Door de instelling van het e-loket en de elektronische verzamelaanvraag, en mest- en wateraangifte, werden belangrijke stappen gezet in de administratieve vereenvoudiging. Welke bijkomende stappen zijn volgens uw partij nog mogelijk om de administratieve last voor onze boeren nog verder te verminderen?
$@$BR40204000-208.90M-71M@$@
Agrobusinesscomplex
BR40204000/LVO-E BR40204000
VERKIEZINGEN 2014
30
Vraag 14
(Vervolg)
aangiftevrije fiscaliteit 12 enFiscaliteit: snel beantwoorden van vragen door de fiscus. Ruimte: meer integrale benadering van vergunningsaanvragen. Omgevingsvergunning is hierbij de eerste stap, maar moet verder gaan. Digitalisering van vergunningsaanvragen. Administratie: verkokering van de Vlaamse administratie actief doorbreken. 1 project betekent 1 effectbeoordeling en 1 ambtelijk advies. bestaande vergunningen, zoals 13 deDesociaal-economische vergunning, de wegvergunning en de natuurvergunning, kantelen we in de omgevingsver-
Vraag 15 Tegen 2015 moet het nieuwe GLB geïmplementeerd worden. Het zal toe gevolg hebben dat de rechtstreekse inkomenssteun aan de landbouwers sterk wordt afgebouwd. Hoe kan dat volgens uw partij opgevangen worden om de rendabiliteit van onze bedrijven niet in het gedrang te brengen?
Vraag 16 In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt ook heel wat meer geld gestopt in pijler II, het Plattelandsbeleid. Wat kan of moet gedaan worden om ervoor te zorgen dat dit geld in de eerste plaats de landbouwsector, toch de voornaamste behoeder en vormgever van het platteland, ten goede komt?
Groen wil landbouwers veel ruimer vergoeden voor ecosysteemdiensten. Landbouwers worden ruimer beloond voor de diensten zoals landschapsonderhoud, natuurbeheer en waterberging. De beloning voor deze diensten moet een volwaardig deel kunnen uitmaken van het inkomen. Daarom moet de steun verleend worden via langjarige overeenkomsten. Is het toezicht op de kwaliteit gegarandeerd, dan biedt het langdurige karakter van deze overeenkomsten ook voor de natuur meer zekerheid.
2
We willen opmerken dat belangrij7 ke en exportgerichte subsectoren in Vlaanderen nooit rechtstreekse inkomenssteun hebben ontvangen, maar desalniettemin al jarenlang succesvol opereren in een internationale economische omgeving. We mogen dus niet de foutieve indruk wekken dat alle landbouwers minder inkomenssteun zullen krijgen. Daarenboven zijn exportrestituties, die elders de markten ontwrichtten, de facto (bijna) uitgedoofd. De rode draad doorheen de landbouwhervormingen van de laatste decennia is de tendens naar meer liberalisering. Met de productie van boterbergen en melkplassen was niemand gebaat. Open Vld steunt de liberaliseringstendens met dien verstande dat de Europese steun veel meer gericht wordt naar de actieve boeren en het versterken van onze landbouwbedrijven. Werken in een geglobaliseerde markt stelt onze boeren voor andere uitdagingen, zoals schaalvergroting, onderzoek en innovatie, kwaliteitsverhoging, diversificatie, nichemarkten, risicobeheer, vorming, promotie en afzetmarkten. Het heroriënteren van Europese
We kiezen voor een landbouw die het ecosysteem versterkt en bij voorkeur voor regionaal geproduceerd voedsel. Duurzame landbouw gaat uit van de draagkracht van ecosystemen en is een verrijking voor de natuur. We willen landbouwers actief laten meewerken aan het behoud, het beheer en de verbetering van de kwaliteit van het platteland. Daar zetten we de middelen van plattelandsontwikkeling voor in. Door de beoogde duurzame integratie van landbouw en milieu, verdwijnt op termijn de relevantie van de twee subsidiepijlers (markt- en inkomenssteun enerzijds en steun voor plattelandsontwikkeling anderzijds).
2
Voor Open Vld is het duidelijk dat het geld van pijler ll in het algemeen en het overgehevelde geld uit pijler l in het bijzonder maximaal ten goede moet komen aan de landbouwbedrijven. We zijn dan ook tevreden dat de Vlaamse Regering expliciet bepaald heeft dat het geld vanuit pijler l moet ten goede komen van actieve landbouwers. Gelet op het feit dat pijler 2 werkt met projecten is het evident dat de bijdrage van de fondsen tot de landbouwsector, en nog specifieker tot de landbouwbedrijven, één van de belangrijkste beoordelingscriteria moet worden. Dit sluit echter niet uit dat projecten ook het algemeen belang dienen.
7
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
gunning in. De burger of het bedrijf hoeft zich hierdoor slechts te wenden tot één loket en kan hierbij de verschillende betrokken overheden aanspreken. Daarnaast zetten we de inspanningen voor digitalisering onverkort voort. Vormingsmomenten en ondersteuning maken daar een belangrijk onderdeel van uit.
vereenvoudiging 15 isAdministratieve een permanente opdracht. De mogelijkheden van ICT zijn hier nog niet volledig benut.M.b.t. controles moet nagegaan worden waar controles gecombineerd kunnen worden en waar autocontroles de lasten kunnen verlagen.
steun naar deze uitdagingen was niet alleen wenselijk, maar vooral noodzakelijk. Idem dito voor het groeiend belang van vergroening en verduurzaming van onze land- en tuinbouw. door de ondersteuning sterker 12 teNet richten op die bedrijven waarvan de rendabiliteit echt onder druk staat.
De landbouwsector moet voluit 13 gaan voor innovatie en kwaliteit. Dit kan niet alleen door meer in te zetten op biologische landbouw, maar ook door te kiezen voor professionalisering of diversifiëring. Zo is het voor kleinere landbouwbedrijven soms interessanter om hun activiteiten te verbreden met een kinderboerderij of pluktuin om zo extra inkomsten te genereren. Tegelijk krijgt pijler II meer slagkracht. Dat zal toelaten om gerichter en in sommige gevallen ook eerlijker steun aan gezonde bedrijven te geven.
Vlaanderen heeft gekozen om de 15 rechtstreekse inkomenssteun zo geleidelijk mogelijk te laten evolueren, de middelen worden gericht naar actieve landbouwers en jongeren krijgen extra ondersteuning. De vergroening wordt zo georganiseerd dat ze effectief resultaat oplevert, op het terrein haalbaar is en de landbouwers aanzet er actief aan mee te doen. Er zijn natuurlijk ook bedrijven die meer inkomenssteun zullen ontvangen dan in het verleden. Voor de sectoren vleesvee en vleeskalveren is er bovendien een gekoppelde steun voorzien.
De landbouwbedrijven zullen 12 steeds een aanzienlijk deel van middelen ontvangen, maar ook andere actoren geven vorm aan het platteland en moeten dus ook een beroep kunnen doen op deze middelen. Hierbij denken wij in de eerste plaats aan kennisinstellingen of brugstructuren zoals de regionale landschappen. De landbouwsector kan zeker een 13 actievere (en gefinancierde) rol spelen in landschapsbehoud, biodiversiteitsversterking en onderhoud van bepaalde publieke plaatsen op het platteland. Het doel, een leefbaar platteland, staat voorop. Ook de landbouwsector kan hiervoor de nodige initiatieven nemen, naast andere stakeholders, en ondersteund door het beleid. In het nieuwe programma voor 15 plattelandsontwikkeling is voorzien dat het overgrote deel van de middelen naar de landbouwsector gaat (90%) en daar waar dit niet het geval is, is een link met de landbouwsector verplicht. De extra middelen die door modulatie overkomen van pijler I moeten integraal naar de landbouwers als begunstigden gaan.
VERKIEZINGEN 2014 Groen wil werk maken van een nieuw ambitieus Mestactieplan (MAP V). In het nieuwe MAP V voorzien we strengere bemestingsnormen waar de normen tot nog toe niet gehaald werden. De directe oorzaak van de slechte waterkwaliteit is de veestapel. De Vlaamse veehouderij produceert veel meer mest dan de landbouwbodem aankan. Volgens het bronprincipe moeten we dus maatregelen nemen om de veestapel af te bouwen. Dat betekent zeker niet dat de Vlaamse veehouderij geen toekomst of perspectief heeft, integendeel. We ijveren voor een duurzamere en maatschappelijk verantwoorde veehouderij die terug lokaal verankerd is. Concreet betekent dat een hogere grondgebondenheid van de Vlaamse veeteelt met een veestapel die zowel per bedrijf als ook in de regio als geheel afneemt. Kleinschaligere veehouders krijgen meer kansen (meer veehouders kunnen een eerlijk inkomen verdienen) en bieden tegelijk meer plaats per dier. Niet alle veehouders kunnen overschakelen op een gemengde bedrijfsvorm met eigen voedervoorziening. Daarom faciliteren we duurzame samenwerkingsverbanden tussen veehouders en akkerbouwers. Samenwerking met de voedingsindustrie en horeca om lokale kringlopen te sluiten verdient ook goede steun.
2
De algemene verwachting is dat de doelstellingen voor grondwater haalbaar zouden moeten zijn als de gunstige trend zich voortzet. Tevens is er tijd tot 2027 om de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water te behalen. Dat is geen reden tot uitstel, maar het laat wel ruimte voor een economisch haalbaar beleid. Om succes te boeken is een tijdige en grondige voorbereiding van het vijfde mestactieplan (MAP) een eerste voorwaarde om te komen tot een voor de sector haalbare oplossing. Het is tevens een dossier bij uitstek waarbij overleg met de sector cruciaal is en conflictueuze situaties moeten worden vermeden. Het MAP 5 het bevat het best ook een ‘preventief’ addendum.
7
Meer bepaald kan worden gezocht naar best practices, zoals op het vlak van voeding, die de mestuitstoot kunnen beperken. Het MAP 5 moet vooral zo eenvoudig mogelijk worden gehouden zodat het makkelijk toepasbaar is. Mestverwerking blijft voor Open VLD een hoeksteen in het mestbeleid, waar mogelijk moeten er ook kleinschalige initiatieven op bedrijfsniveau komen. Tevens kan een positieve discriminatie van stalmest of meststoffen die op basis van een hoog koolstofgehalte bijdragen tot een betere bodemvruchtbaarheid overwogen worden. De verscherping van de doelstel12 ling moet voor sp.a niet lineair, maar in de eerste plaats gebiedsgericht plaatsvinden, nl. in die gebieden die de doelstellingen vandaag niet halen. In de eerste plaats moet de bestaande veestapel gestabiliseerd worden. Het uiteindelijke pad wordt wel13 licht het prioritair inzetten op maatregelen die de grootste winst opleveren. Er zal inderdaad moeten gezocht worden naar een evenwicht. Vermits dit een technisch dossier is, zullen wetenschappelijk onderzoek en metingen richtinggevend moeten zijn. Wel is het zo dat we een nieuwe waterboete absoluut moeten vermijden. Ze jaagt immers de komende generaties op onnodige kosten. Daarnaast moet nagedacht worden over het blijvend stimuleren van sommige landbouwsectoren in bepaalde kwetsbare gebieden, waarbij reeds duidelijk is dat die bedrijven er geen rechtszekerheid hebben. Dergelijke menselijke drama’s moeten we eveneens vermijden. Meer structureel zouden de Europese onderhandelingen efficiënter en effectiever verlopen wanneer de Vlaamse stem aan de Europese onderhandelingstafel luider zou kunnen klinken. Daarom heeft de N-VA verschillende voorstellen om hierover tot nieuwe afspraken te komen met de deelstaten in dit land.
Vraag 17 Binnenkort moeten met Europa de onderhandelingen worden aangevat over een nieuw Mestactieplan voor Vlaanderen. Gezien de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water nog niet gehaald worden, lijken nieuwe en strengere maatregelen nagenoeg onafwendbaar. Hoe kunnen hier de milieudoelstellingen gehaald worden en tegelijkertijd de belangen van een rendabele landbouw gevrijwaard worden?
$@$RA40103200-208.90M-145M@$@
RA40103200