ZA 21 SEPTEMBER 2013 AV E R B O D E , A B D I J K E R K A B D I J S T R A AT 1
20:00
VOX LUMINIS & G O E Y VA E R T S TRIO VOX LU M I N I S
Lionel Meunier artistieke leiding
G O E Y VA E R T S T R I O Kristien Roels viool Kris Matthynssens altviool Pieter Stas cello
MUSICA DIVINA ABDIJENWEEKEND
JOSQUIN DESPREZ………Stabat Mater* ARVO PÄRT………Stabat Mater (voor drie stemmen en drie strijkers) DOMENICO SCARLATTI………Stabat Mater * Strofe 11 tot en met 14 zijn weggelaten.
Organisatie i.s.m. vzw Averbodium
JOSQUIN DESPREZ S TA B A T M A T ER Zoals eerder gemeld, was het voor zover wij thans weten Josquin Desprez (ca.1440-1521) die rond het jaar 1500 voor het eerst een meerstemmig Stabat Mater componeerde. Het leven van Josquin stond vanaf zijn vroegste jeugd in het teken van de muziek. Hoewel hij Franstalig was en zich als koorknaap in de kerk van Saint-Quentin (Picardië) muzikaal ontwikkelde, oriënteerde hij zich als componist toch volledig op de Nederlandse school van die dagen. Johannes Ockeghem werd zijn grote leermeester. In latere jaren mengde hij die strenge stijl met elementen uit de Italiaanse muziekcultuur. De kennis daarvan had hij opgedaan op zijn achtereenvolgende werkplekken: de Dom van Milaan, het hof van de invloedrijke kardinaal Ascanio Sforza en Rome, waar hij deel uitmaakte van de pauselijke kapel. Na 1500 vinden we hem terug aan het hof van Lodewijk XII in Blois, een positie die hij kennelijk kon combineren met het leiderschap van de hofcantorij van de hertog van Ferrara. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in de entourage van de landvoogdes Margareta van Oostenrijk, die in Mechelen resideerde. Al tijdens zijn leven werd Josquin (naast Heinrich Isaac) als een van de belangrijkste componisten beschouwd en als ‘prins der muziek’ betiteld. Hoewel hij ook wereldlijke chansons (op Franse teksten) en frottole (op Italiaanse teksten) heeft geschreven, ligt het zwaartepunt van zijn œuvre bij de geestelijke muziek: missen en motetten. In de missen, waarbinnen het stemmenweefsel vaak is gebouwd op een bestaande, bijvoorbeeld aan het gregoriaans of een bekend volkslied ontleende melodie (de zogeheten cantus firmus-techniek), staat Josquin Desprez nog relatief dicht bij zijn voorgangers, maar in de motetten toont hij zich minder conservatief. Het vijfstemmige Stabat Mater van Josquin was bedoeld voor uitvoering door mannelijke zangers, desgewenst per partij door een enkel instrument ondersteund. Anders dan in de late middeleeuwen nog het geval was, lijken de verschillende stemmen niet meer één voor één V OX L U M I N I S & G O E Y VA E R T S T R I O
37
en als zelfstandige entiteiten — zonder daarbij prioriteit te geven aan de conceptie van een samenhangend, waarneembaar geheel — te zijn gecomponeerd. Voor Josquin en zijn generatiegenoten was juist het harmonische eindresultaat maatgevend. Die vernieuwing van de polyfone praktijk blijkt ook uit dit Stabat Mater. Tip: lees de uit 1960 daterende roman Het motet voor de kardinaal van Theun de Vries, een boek dat een buitengewoon boeiend beeld geeft van Josquin Desprez en de tijd waarin hij leefde.
A RVO P Ä R T S TA B A T
M A T ER
De in 1935 in Paide (Estland) geboren Arvo Pärt keerde zijn door de Sovjet-Unie bezette vaderland in 1980 de rug toe en woonde achtereenvolgens in Wenen en Berlijn. De laatste jaren echter brengt hij weer meer tijd door in zijn inmiddels autonome geboorteland. Pärt studeerde tussen 1957 en 1963 compositie bij Heino Eller aan het conservatorium van Tallinn en verdiende daarna vooral als klankregisseur bij de nationale omroep van Estland de kost. In zijn vroegste werken (veelal filmmuziek) is de invloed van zijn voorbeelden Sergei Prokofiev, Béla Bartók en Dmitri Sjostakovitsj nog merkbaar, maar daarna ging Pärt duidelijk op zoek naar een eigen stijl. Hij experimenteerde met collage- en seriële technieken, maar kwam tot de conclusie dat hij ook op die terreinen niet optimaal uiting kon geven aan zijn persoonlijke muzikaliteit. Na een diepgaande studie van het gregoriaans, de Ars Novaschool uit de late middeleeuwen (met name de muziek van Guillaume de Machaut) en de polyfonie van de Nederlandse scholen ten tijde van de renaissance ( Josquin Desprez, Jacob Obrecht en Johannes Ockeghem), liet Pärt zich in zijn composities meer en meer door kerkelijke rituelen inspireren. Zijn toetreding tot de Russisch-orthodoxe Kerk maakte 38
V OX L U M I N I S & G O E Y VA E R T S T R I O
deel uit van dat proces. Vanaf zijn Credo uit 1968, dat hem in een stevig conflict bracht met de Sovjetautoriteiten, liggen steeds vaker religieuze teksten en motieven aan zijn werken ten grondslag. Muzikaal worden deze vertaald in een stijl die Pärt zelf ‘tintinnabular’ noemt, afgeleid van het Latijnse woord voor klokjes of kleine bellen. Pärt kiest voor een haast minimalistische vereenvoudiging van zijn notenmateriaal met simpele, doorgaans slechts op drieklanken gebaseerde harmonieën, een verwijzing naar de klank van kleine klokken. Deze werkwijze bezorgde hem, mogelijk ook als gevolg van de opkomst van New Age en een algemene hang naar spiritualiteit, wereldwijd geleidelijk aan een ware cultstatus. Zijn Stabat Mater, in 1985 geschreven voor een klein solistisch ensemble bestaande uit sopraan, alt, tenor, viool, altviool en cello, wordt gekenmerkt door een zekere kwetsbaarheid, tonaliteit en meditatieve rust, eigenschappen die vrijwel het hele oeuvre van Pärt in hoge mate typeren.
D O M EN I C O S CA R L AT T I S TA B A T M A T ER Onder de honderden toonzettingen van de Stabat Mater-tekst bevinden zich natuurlijk niet louter meesterwerken. Tegelijkertijd kunnen we echter vaststellen dat er ook binnen de categorie van minder bekende Stabat Maters tal van authentieke, perfect in hun tijd passende kunstwerken voorkomen, die het verdienen ook in de eenentwintigste eeuw nog uitgevoerd en gehoord te worden. Die conclusie is zeker van toepassing op het Stabat Mater van Domenico Scarlatti, de zoon van de al in het inleidende artikel genoemde Alessandro. Scarlatti junior begon zijn loopbaan in zijn geboortestad Napels, waar hij al in 1701 op zestienjarige leeftijd als organist en componist werkzaam was bij het koninklijke muziekgezelschap. Tussen 1714 en 1720 was hij actief in Rome, onder meer als kapelmeester in dienst van de Portugese gezant. Het is aannemelijk dat het contact met deze V OX L U M I N I S & G O E Y VA E R T S T R I O
39
Marques de Fontes leidde tot een aanstelling aan het hof van de koning van Portugal, een positie die Scarlatti in 1729 verruilde voor een vergelijkbare functie bij het Spaanse vorstenhuis. Tot aan zijn dood in 1757 in Madrid zou hij als musicus aan dat hof verbonden blijven. Tegenwoordig kennen we Domenico Scarlatti nog vrijwel uitsluitend als componist van meer dan vijfhonderd klaviersonates. Zijn vele opera’s zijn compleet uit beeld geraakt en van zijn geestelijke werken klinken eigenlijk alleen, en dan nog hoogst zelden, het Salve Regina (dat als zijn zwanenzang wordt beschouwd) en het Stabat Mater. Laatstgenoemd werk dateert naar alle waarschijnlijkheid uit de Romeinse periode toen de jonge Scarlatti eveneens de muzikale leiding had over de zestien tot achttien zangers van de Cappella Giulia in het Vaticaan. Geschreven voor een tienstemmig vocaal ensemble met ondersteunend continuo heeft dit Stabat Mater een grandeur en diepgravende expressie, die in niets meer lijken op de muzikale eigenschappen die het ruim honderd jaar eerder, eveneens in Rome gecomponeerde gelijknamige werk van da Palestrina kenmerken. Met haar verrassende harmonische wendingen, contrapuntische stemvoeringen en contrastrijke effecten slaat deze partituur van Domenico Scarlatti al voorzichtig een brug tussen kerk en wereld. Toelichting: Hans Hierck
40
V OX L U M I N I S & G O E Y VA E R T S T R I O