Voorzitter: H.C.J.L. Borghouts Griffier: mr H.W.M. Oppenhuis de Jong 1. Opening. In de vergadering zijn tegenwoordig de volgende leden, te weten: mw. S. Akkas, P. de Baat, J.N.J.J. Beemsterboer, mw. M. BeensJansen, G.J.M.A. Le Belle, H.W. Berkhout, J. Bezemer, mw. C. Boelhouwer, H.S. de Boer, J.H.M. Bond, E.G. Bouma, C. Bozelie, K.W.C. Breunissen, H.B. Bruijn, mw. A.W.J. Bruins-Brugman, P.J. Bruystens, mw. A.M. Dekker, mw. M.G. Dekker, C.P.J. van Diest, mw. P.J. Dijksteel, mw. E.P. van GaalenHaanstra, mw. J. Geldhof, D. Gök, D. Graatsma, C. de Groot, B.J.A. Hakvoort, R.H. Hofwijks, mw. A.C.J. Humalda-Blok, M.A. de Jong, J. Kastje, mw. N. Klijn, C.H. Koetsier, mw. M.D. Koning-Zijp, A.F. Kraak, C. Kruijmer, mw. R. Kruisinga, Ph.G. de Lange, H.M. Meijdam, L.J.P. Mesman, C. Mooij, mw. A.M. Nagel, J.R.A. Nawijn, E. Neef, W.F.H. van der Paard, P.J.M. Poelmann, J. Post, C.F. Poulie, P.A. Prins, J.R.A. Raasveld, S.D.K. Ramdhani, A.P. Rijpkema, F. van Rikxoort, mw. E.A.S. Rommel, G. Roos, J.J. Schipper, B.B. Schneiders, mw. N.A.M. Schouten, Th.J. Sprenger, Tj.P.J. Talsma, mw. C.H.E. Trautwein-de Wit, mw. E.A. Veenis-Kaak, J.H.J. Verburg, R.E. Vis, P.S. Visser, mw. H.J. Weeda, F.K. Weima, mw. M.A. Wildekamp, mw. L.P. de Witde Rooij, mw. A. Zeeman, J.H.J. Zegering Hadders, P.A. Zoon en J.N. Zuurbier. Van de leden J. Bron, mw. Van Ierschotde Keulenaar, A.P. van der Meché, mw. R.F. Noorderveen en J.Th.G. van der Wardt is bericht ontvangen, dat zij op 10 februari niet aanwezig kunnen zijn. Van de leden R.H.G. van Duijn en G.M.J. Korse is bericht ontvangen, dat zij op 17 februari niet aanwezig kunnen zijn. 2.
Aan de orde is de vaststelling van de notulen van de vergadering van 9 december 2002.
PS 10 februari 2003
De heer Bezemer (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Op de derde pagina, vijfde regel van onder, derde woord: in plaats van "minister" is gezegd of bedoeld "medewerkers". Met inachtneming van deze wijziging worden de notulen gewijzigd vastgesteld. 3.
Aan de orde is de regeling van werkzaamheden.
De voorzitter: Punt 20, Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden, is van de agenda afgevoerd omdat de besluitvorming nog niet volledig is. Ik stel voor, de volgende punten aan de agenda toe te voegen: punt 5A, de procedurele behandeling van het initiatiefvoorstel van de heer Gök inzake open software, en punt 5B, de interpellatie van de heren Koetsier en Le Belle over het maken van ruimte voor extra bollenteelt. Ik stel voor, eventuele stemmingen om 16.00 uur te houden. Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten. De heer Mooij (VVD): Voorzitter. Voor een goede voorbereiding is het noodzakelijk dat statenleden tijdig over de voorstellen beschikken. In het verleden hebben wij er al eens over geklaagd dat dit niet het geval was en toen hebben wij afgesproken dat, wanneer fracties niet ten minste een week voor de behandeling over de stukken beschikken, het punt van de agenda zou worden afgevoerd. Dat is nu het geval met agendapunt 14. Ik vind eigenlijk dat wij ons aan deze regel moeten houden. Ik heb echter van leden van mijn fractie en ook van leden van andere fracties gehoord dat de stukken uitvoerig in de commissie besproken zijn. Persoonlijk vind ik dat overigens niet doorslaggevend, want de meeste statenleden zijn geen lid van deze commissie en hebben de stukken dus niet tijdig ontvangen. Er is mij echter voorgehouden dat er veel belangstellenden vandaag naar deze zaal zijn gekomen om juist deze discussie te
1
volgen. Kortom, ik vind het eigenlijk geen manier van doen, maar omdat er zoveel belangstelling voor is, zal ik behandeling van dit punt niet tegenhouden. Ik vind dat de staten tevoren op de hoogte moeten worden gesteld wanneer het college zelf besluit om vanwege gebrek aan voorbereiding of wat dan ook een agendapunt terug te nemen. De voorzitter: Van beide opmerkingen is goede nota genomen. Wat mij betreft, geldt dit zeker voor uw laatste opmerking. De heer Poelmann (D66): Wanneer wordt het FINH-project zwembad Bussum behandeld? De voorzitter: Dat is punt 16A. Aangezien zich geen vragenstellers hebben gemeld, komt het vragenhalfuur te vervallen. 5.
Aan de orde is de langetermijnagenda van provinciale staten.
De langetermijnagenda wordt voor kennisgeving aangenomen. 5A.
Aan de orde is de procedurele behandeling van het initiatiefvoorstel van het lid Gök over open software.
De voorzitter: Ik constateer, dat dit voorstel voldoende wordt ondersteund. Wil de heer Gök zijn voorstel toelichten? De heer Gök (GroenLinks): Gezien de volle agenda zie ik daarvan af. De voorzitter: Dank u. Ik constateer dat de staten instemmen met het in behandeling nemen van dit voorstel. Het zal worden behandeld in de eerstkomende commissievergadering die daarvoor in aanmerking komt. 5B.
Aan de orde is de interpellatie van de leden Koetsier en Le Belle over het maken van ruimte voor extra bollenteelt.
PS 10 februari 2003
De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter. De heer Meijdam heeft een bezoek aan de gemeente Zijpe gebracht. Ik ga ervan uit dat hij dit bezoek in zijn functie van gedeputeerde heeft afgelegd. In de krant wordt tenminste geschreven over gedeputeerde Meijdam en niet over lijsttrekker Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Inderdaad, als gedeputeerde. De heer Koetsier (GroenLinks): Wij hebben kennisgenomen van uw uitspraken aldaar en wij zijn van mening dat de provincie een ander beleid heeft ingezet. Er is gekozen voor permanente bollenteelt in projectmatige vestigingen. Zijpe valt daar niet onder en wij zijn erg benieuwd naar de mening van de heer Meijdam. Wij willen ook graag weten wat het college daar als geheel van denkt. Ik wacht eerst de reactie van de heer Meijdam af en ik houd een motie achter de hand. De heer Le Belle (D66): Voorzitter. De inkt van het provinciaal milieubeleidsplan is nog niet droog of gedeputeerde Meijdam gooit er nog eens 700 hectare bollengebied tegenaan, hoewel dat in strijd is met dit beleidsplan. Gedeputeerde Verburg heeft in Wieringermeer al gezegd dat 1000 hectare bollengrond erbij genoeg is. En nu komen er nog eens 700 hectare bovenop. Ik wil deze interpellatie een wat wijdere strekking geven. Ik vind deze zaak typerend voor de werkwijze van gedeputeerde Meijdam namens het college. Ik zie het als een verkwanseling van het landschap, geheel in lijn met de aanvragen voor ecologische golfbanen. Zijn er problemen, spreek met Meijdam en het komt in orde. Heeft u een manege nodig, roept u maar! De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik dank u voor het compliment. De heer Le Belle (D66): Zo kunt u het opvatten, maar als u de motie ziet, wordt u wel duidelijk dat ik het anders bedoel. Er zijn gebieden voor concentratie van kassen. Als je kassen wilt gebruiken
2
voor zaadveredeling, noem je het anders en dan gaan de plannen door, ongeacht de aantasting van het landschap. Een camping, een jachthaven, spreek met Meijdam en het komt in orde. Dat moet eens een keer afgelopen zijn. De gedeputeerde wekt overal verwachtingen. Hij doet toezeggingen die hij eigelijk niet waar kan maken. In het college is er nog geen overeenstemming over. Ik wil met name weten of ik het bij het rechte eind heb dat deze 700 hectare bollengebied op grond van het milieubeleidsplan niet goedgekeurd kunnen worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het is goed dat iedereen weet dat ik een vriend ben van de bollenteelt. Dan is dat misverstand uit de wereld geholpen. Ik ben op werkbezoek in Zijpe geweest. De agrariërs aldaar hebben mij meegenomen naar een terrein behorend tot het bestemmingsplan buitengebied. Zij hebben aangegeven dat in het door de provincie goedgekeurde bestemmingsplan is opgenomen dat daar in incidentele gevallen grasland mag worden gescheurd ten behoeve van bollenteelt. Toetsing door de Raad van State aan het streekplan heeft opgeleverd dat ons streekplan zich hier niet mee verdroeg. Dat levert een voor de gemeente Zijpe buitengewoon moeizame situatie op. Enerzijds wordt in de door de provincie afgegeven regelgeving - het streekplan - gewag gemaakt van het niet toestaan van bollenteelt in dat gebied. Anderzijds wordt in het evenzeer door de provincie goedgekeurde bestemmingsplan gewag gemaakt van het in incidentele gevallen kunnen scheuren van grasland ten behoeve van bollenteelt. Dat zo zijnde, heb ik gezegd, het onwenselijk te vinden dat de provincie twee verschillende vormen van regelgeving hanteert, te weten een goedgekeurd bestemmingsplan waarin incidentele bollenteelt wordt toegestaan en een streekplan waarin dit niet wordt toegestaan. Ik heb aangegeven dat hierover helderheid moet worden geboden. Ik heb aangekondigd dat ik voornemens ben om aan gedeputeerde staten en vervolgens aan provinciale
PS 10 februari 2003
staten bij de herziening van het streekplan Noord-Holland-noord of, zo u wilt, het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord, voor te stellen om deze in mijn ogen ongewenste situatie te vervangen door een heldere regeling, waarbij 30% van het areaal van 700 hectare ten behoeve van bollenteelt gescheurd mag worden en 70% niet. Dit moet per kavel bezien worden. Dit betekent dat er een direct verband is met het betrokken bedrijf. Bovendien moet er een convenant getekend worden met betrekking tot verduurzaming van de bollenteelt. Daarnaast is er een relatie met de totale behoefte aan bollenvelden. Zoals collega Verburg laatst heeft geschetst, is de totale behoefte becijferd op 1500 hectare bruto in de periode 2000 tot 2015. Daarvan is 1000 hectare netto - 1250 hectare bruto - zoekgebied waarvoor in het vigerende streekplan de Wieringermeer als locatie geldt. De overige 250 hectare moet worden gerealiseerd uit stille reserves in het gebied. Naar mijn oordeel lenen de locaties in Zijpe zich uitstekend als stille reserve voor deze behoefte. In dezelfde becijfering van collega Verburg - geaccordeerd door het college staat dat er in de periode na 2015 een totale behoefte is van 9900 hectare waarvan er nu 7000 hectare zijn ingevuld. Ik vond het nodig, zowel in relatie tot de behoefte als in relatie tot de vragen uit Zijpe, het signaal te geven dat ik het college voor wil stellen om hier ruimte voor te bieden. De eerste vraag van de heer Le Belle luidt: Is het juist dat u heeft toegezegd, te willen meewerken aan extra bollenteelt door middel van verzanden in een als zodanig bestemd weidegebied? Dat is onjuist. Ik heb aangegeven dat ik aan het college van GS ter gelegenheid van de behandeling van het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord wil voorstellen om in het 2B-gebied bij Zijpe een 30-70-verdeling aan te brengen. Vraag 2: Deed u die toezegging namens het provinciaal bestuur van NoordHolland? Nee, ik heb de toezegging om dit bij GS en PS in bespreking te brengen gedaan als gedeputeerde belast met de ruimtelijke ordening en dientengevolge verantwoordelijk voor het signaleren van
3
ruimtelijke vraagstukken en het geven van antwoorden daarop. Vraag 3: Heeft u tevoren kennisgenomen van het rapport van onze eigen afdeling projecten waarin wordt gesteld dat er met een projectvestiging van 1000 hectare in de Wieringermeer tot in lengte van jaren meer dan voldoende ruimte is voor bollenteelt in NoordHolland? Daar heb ik kennis van genomen. Ik heb in mijn prealabele opmerkingen daarop geprobeerd, te reageren. Vraag 4: Moeten wij deze toezegging scharen onder het begrip "verwachtingen wekken" zoals naar uw mening er ook in de Oostpolder in het kader van onze beleidsvorming verwachtingen zijn gewekt? Nee, ik heb slechts aangegeven bij GS te willen pleiten voor een dergelijke aanwending van de ruimte. Vraag 5: Hebben GS nu op voorstel van gedeputeerde Meijdam in overweging om een aanwijzing te geven? Allerminst, bij de discussie over het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord zal een en ander worden meegenomen. Vraag 6: Lopen GS zelf met een voornemen tot aanwijzing niet erg vooruit op het ontwikkelingsbeeld Noord-Hollandnoord waaraan nu zo snel gewerkt wordt? Na beantwoording van vraag 5 is deze vraag niet meer van toepassing. Vraag 7: Wordt het niet tijd om gedegen marktonderzoek te doen hoe groot de behoefte is aan nog meer bollengrond in den lande en in relatie daarmee in het bijzonder in NoordHolland? Wat ons betreft, is daar geen behoefte aan na de verkenning die in het college is behandeld. Vraag 8: Bent u de mening toegedaan dat het vereist is om te voorkomen dat er te veel weide- en akkerbouwgebieden worden omgezet in bollengrond zodat wij over een aantal jaren een overschot aan zandgebieden hebben en er een koude sanering in de bollenteelt moet worden doorgevoerd? Ik ben van oordeel dat wij moeten proberen om het aanbod van bollengronden in algemene zin te verduurzamen en te laten aansluiten op de behoefte in de markt. Ik heb de heilige overtuiging dat agrariërs,
PS 10 februari 2003
gezond denkende ondernemers als zij zijn, geen akker zullen bezanden als zij niet de verwachting hebben daar tot in lengte van jaren bollen te kunnen telen. Ik kom nu toe aan een algemene opmerking aan het adres van de heer Le Belle. Ik wil hier even bij stilstaan omdat dit punt niet van politiek belang ontbloot is. De heer Le Belle verwijt mij als gedeputeerde dat ik te hooi en te gras verrommeling van het landschap toesta, met elk verzoek uit de samenleving instem en vervolgens ruimte bied aan allerhande zich niet met het provinciaal beleid verdragende activiteiten. Ik wijs erop dat alle stappen die genoemd zijn, gezet zijn in nauw overleg met de commissie ROB en, voor zover van toepassing, met de staten. Het beleid zoals door mij is ingezet, wordt tot op heden door een meerderheid van de staten gesteund. Als daar al een verrommeling van het landschap mee is ingezet - hetgeen ik bestrijd - pleit een meerderheid van de staten daarvoor. Ik ben dat oordeel niet toegedaan. Wij gaan op zeer zorgvuldige wijze met de ruimte om. Ik heb wel geprobeerd om een wijziging in te zetten. Wanneer inwoners van Noord-Holland maatschappelijke, ruimtelijke vragen neerleggen bij het provinciebestuur, moet er serieus over worden nagedacht of wij de problemen willen en kunnen oplossen binnen de politieke en beleidsmatige marges van het provinciaal bestuur. Dat is ook onze rol. Het sturen van ruimtelijke ordening op grond van het starre handboek soldaat dat het streekplan in vroeger tijden is geweest, leidt ertoe dat wij veel eerder dan de tien jaar die ervoor staan, gedwongen zijn om het streekplan redelijk substantieel te herzien omdat er te veel problemen zijn die wij niet kunnen oplossen. Ik vind dat wij oplossingen moeten bieden voor vraagstukken. Daarbij zal telkenmale de vraag aan de orde zijn hoever wij moeten gaan zonder verrommeling van het landschap te laten ontstaan. Die afweging moeten wij iedere keer zorgvuldig maken. Ik kan mij best voorstellen dat die afwegingen in de onderscheiden fracties verschillend uitvallen. Het is goed mogelijk dat de heer Le Belle van mening is dat het college de ruimte verrommelt, terwijl wij vinden dat
4
het nog past binnen de beleidsmarges. Dat is nu eenmaal het verschil tussen politieke partijen. De heer Le Belle (D66): Het gaat mij om de wijze waarop het gebeurt. Het is overigens niet de commissie ROB die regeert, maar het college van gedeputeerde staten. Ik vind het kenmerkend dat u zich verschuilt achter de commissie ROB. Een commissie kan nergens mee akkoord gaan. Zij kan alleen maar advies geven. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is waar, maar alle stappen zijn met medeweten van de commissie gezet. U heeft alle ruimte gehad om mij aan te spreken als het u niet beviel, zoals u nu ook doet. Een college probeert uitvoering te geven aan zijn taak. Als de staten vinden dat het college verder gaat dan wenselijk is, moeten zij een signaal afgeven. De heer Koetsier (GroenLinks): Ik heb nog geen antwoord op mijn vragen gekregen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar kom ik nog op. De heer Koetsier (GroenLinks): Ik dacht dat u daarmee zou beginnen. Ik heb als eerste het woord gevoerd. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De vragen van de heer Le Belle zijn van een eerdere datum en daarom ben ik mijn beantwoording ermee begonnen. De heer Koetsier (GroenLinks): De heer Le Belle was aanvankelijk van plan, mondelinge vragen te stellen. Hij heeft deze later omgezet in een interpellatie. Wij hebben afgesproken dat wij die interpellatie gezamenlijk zouden doen. Ik verwacht nu ook een antwoord op mijn vragen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Vanzelfsprekend. Ik ga daar nu toe over. Vraag 1: Kan de gedeputeerde bevestigen dat hij genoemde uitspraken
PS 10 februari 2003
heeft gedaan? Nee, de uitspraak die in de brief wordt aangehaald, strookt niet met hetgeen ik heb gezegd. Ik heb geprobeerd aan te geven wat ik daar heb gezegd. De heer Koetsier (GroenLinks): Ik wil graag weten wat u precies gezegd hebt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb gezegd, bereid te zijn aan GS en de staten voor te stellen om bij de herziening van het streekplan NoordHolland-noord of het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord in de 2B-gebieden 30% van het areaal om te zetten in bollengrond onder de gelijktijdige sluiting van een milieuconvenant dat moet leiden tot een verduurzaming van de teelt. De heer Koetsier (GroenLinks): Het krantenbericht is dan op z'n minst onvolledig. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. De heer Koetsier (GroenLinks): Heeft u al een poging gedaan om dat gecorrigeerd te krijgen? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee, want ik had het nog niet gelezen. Ik zag het pas toen ik uw brief onder ogen kreeg. De heer Koetsier (GroenLinks): Wilt u dat nog corrigeren? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik wil daar best een brief over sturen. De heer Koetsier (GroenLinks): Als het niet goed is weergegeven, lijkt het mij uw taak om ervoor te zorgen dat dit wordt hersteld. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is niet mijn taak om kranten die mij onjuist citeren te corrigeren. Als de staten echter daaraan hechten, ben ik met alle plezier bereid om daar een brief over te sturen.
5
De heer Koetsier (GroenLinks): Dat zou ik zeker doen als ik u was.
gedeputeerden. Ik vind het eigelijk onbehoorlijk, maar dat is uw zaak.
De heer Le Belle (D66): Dat lijkt mij nuttig. Hoe kunt u deze toezeggingen doen terwijl het provinciaal milieubeleidsplan net is aangenomen?
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is niet ongebruikelijk dat je aangeeft met collega's in gesprek te willen over een bepaald onderwerp. Daarbij mag je ook je inzet noemen. Als mijn collega's vinden dat aan deze wens geen gevolg moet worden gegeven, is dat hun goed recht en dan hebben wij de duidelijkheid dat de meerderheid van het college niet tegemoet wil komen aan deze wens.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In alle gevallen heeft een gedeputeerde niet alleen het recht maar ook de plicht om na te denken over de vragen die hem gesteld worden. De heer Van der Paard (PvdA): Voorzitter. Dit wordt te gek. Een gedeputeerde moet altijd nadenken en dat geldt ook voor statenleden. Het is wel toevallig dat u gaat nadenken als u in Zijpe bent. Het gaat hier om een beschermd natuurgebied dat zeer bewust is vastgelegd. Ik vind het uitermate merkwaardig dat de milieuafwegingen in uw verhaal ontbreken. De gedeputeerde die verantwoordelijk is voor de bollenteelt heeft net overal verkondigd dat er in bepaalde gebieden 1000 hectare voor de bollenteelt is gereserveerd. Ik heb er alle begrip voor dat de verkiezingen naderen, maar u had dit met het college moeten bespreken. Ik stel het op prijs als het college in het kader van deze interpellatie integraal reageert. De voorzitter: Ik verzoek de staten, de heer Meijdam eerst de vragen te laten beantwoorden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ga straks in op de interruptie van de heer Van der Paard. Ik ben mij er zeker van bewust dat mijn uitspraak in strijd is met eerder vastgesteld provinciaal beleid. In de aanloop naar de herziening van het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord moeten de aspecten van het beleid die naar mijn mening onverstandig zijn, opnieuw in discussie worden gebracht. Ik heb in Zijpe gezegd dat ik dat deel van het beleid opnieuw in discussie wil brengen in de staten en in het college. De heer Le Belle (D66): U had eerst contact moeten opnemen met uw collega-
PS 10 februari 2003
De heer Van der Paard (PvdA): Dat doe je niet via de krant. U zit in een college. Er is sprake van collegiaal beleid. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als tijdens een werkbezoek mijn mening wordt gevraagd, vind ik het even te eenvoudig om te roepen dat ik eerst met mijn collega's hierover moet spreken. De heer Van der Paard (PvdA): U heeft het met eigen ogen gezien en toen wist u ook hoe laat het was. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het zou onjuist zijn als ik daar de indruk zou wekken dat het voltallige college van GS mij in een dergelijke opstelling steunt en dat het een gelopen race is voor de gemeente Zijpe. Ik heb tijdens dat bezoek een- en andermaal betoogd dat dit in de staten buitengewoon gevoelig ligt en dat er nog een hoop water door de Rijn zal vloeien voordat dit geaccordeerd beleid is. De heer Koetsier (GroenLinks): Dit is vooral een kwestie van milieubeleid. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar het standpunt van mevrouw Wildekamp. De voorzitter: Eerst vervolgt de heer Meijdam de beantwoording. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik keer terug naar de tweede vraag van de heer Koetsier. Ik ben mij bewust van de strijdigheid met eerder vastgesteld provinciaal beleid. Overigens wijs ik er volledigheidshalve nog op dat dit beleid absoluut niet eenduidig is. Een
6
provincie die een bestemmingplan goedkeurt waarin bollenteelt wordt toegestaan en tegelijkertijd een streekplan vaststelt waarin dit niet wordt toegestaan, heeft twee gezichten. Dat is niet in het belang van de rechtszekerheid. De heer Van der Paard (PvdA): Dat is niet de provincie. De staten hebben het streekplan vastgesteld. GS hebben de taak, de bestemmingsplannen te toetsen. De staten zijn op dit punt heel duidelijk geweest. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Bij strijdigheid tussen diverse plannen moet de overheid consistent zijn. De heer Breunissen (GroenLinks): Als het bestemmingsplan in strijd is met het streekplan, bent u daar ten onrechte mee akkoord gegaan. Het is uw taak om bestemmingsplannen aan een streekplan te toetsen. U heeft op dit punt kennelijk een fout gemaakt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik denk dat er destijds inderdaad een fout is gemaakt. De laatste vraag is of ik bereid ben, te erkennen dat mijn toezegging ten onrechte is gedaan en dient te worden teruggenomen. Ik denk niet dat ik ten onrechte toezeg dat ik een bepaalde zaak die van belang is voor een regio in gesprek wil brengen in het college en in de staten, uiteraard met behoud van ieders rechten. De heer Koetsier (GroenLinks): U heeft uw uitspraken nader genuanceerd. Ik acht het van zeer groot belang dat u deze correctie ook publiekelijk aanbrengt. Als ik u goed begrijp, heeft u alleen maar een soort inspanningsverplichting op u genomen. Is de gedeputeerde Milieu van mening dat het milieubeleidsplan door dit standpunt in diskrediet is gebracht? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het gaat niet om de vraag of wij vrienden of vijanden van de bollenteelt zijn. De kwestie is of er sprake is van consistent
PS 10 februari 2003
beleid van de staten. In mijn ogen zijn de verschillende onderdelen van het statenbeleid volstrekt consistent, al was het zeer ingewikkeld om te bepalen waar bollenteelt de ruimte krijgt en waar het milieu voorrang krijgt. Er is sprake van consistentie ten aanzien van het waterhuishoudingsplan, het oude streekplan, het milieubeleidsplan en zelfs het landbouwbeleid. Dit is allemaal uitgediscussieerd. De heer Le Belle (D66): Wist gedeputeerde Meijdam dat niet? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik probeer, een vraag te beantwoorden. De kwestie is dat het gemeentelijk bestemmingsplan niet spoort met het provinciaal streekplan. Daar zit het gat. Dan is de vraag wie het beleid moet aanpassen, de gemeente of de provincie. De provincie heeft al haar beleidsplannen op dit punt eenduidig geformuleerd. In dit geval moet in collegeverband nog eens heel goed nagedacht worden over de vraag of het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord inderdaad moet worden aangepast. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter. Om het college daarbij te helpen dien ik de volgende motie in. Motie 5B-1 Door de leden Koetsier en Le Belle wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; kennisgenomen hebbend van de uitspraken van gedeputeerde Meijdam over het toelaten van bezanding voor bloembollenteelt in de gemeente Zijpe tussen Groote Sloot en West-Friese Omringdijk, zoals gedaan op 29 januari jongstleden tijdens een bezoek aan deze gemeente; van mening dat deze uitspraken niet stroken met het door de provincie vastgestelde beleid, zoals vastgelegd in het provinciaal milieubeleidsplan 2002;
7
dragen gedeputeerde staten gezamenlijk en de gedeputeerden afzonderlijk op, zorg te dragen voor het consistent uitdragen van het door provinciale staten vastgestelde beleid, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit. De heer Le Belle (D66): Voorzitter. Hetgeen de gedeputeerde naar voren heeft gebracht, bevalt mij allerminst. Het lijkt erop dat het beleid van de heer Meijdam is om via de commissie ROB als een soort onderkoning van Noord-Holland te regeren. Ook de heer Meijdam heeft zich te houden aan streekplannen, waterhuishoudingsplannen en milieubeleidsplannen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als u dergelijke zware beschuldigingen uit, moet u voorbeelden noemen van de streekplannen die ik geschonden zou hebben. Het is in het belang van deze discussie dat de staten afdoende kennis hebben van mijn schendingen van het geldend recht. De heer Le Belle (D66): Een goed voorbeeld is de manege in Purmerend, die later nog aan de orde komt. Op grond van informatie van het gemeentebestuur van Purmerend over het bestemmingsplan heeft u de medewerking verleend aan de totstandkoming van de plannen voor deze manege. Overigens komt deze manege er niet, want het bestemmingsplan schijnt niet goed geïnterpreteerd te zijn. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Op welke wijze is het streekplan dan geschonden? Hetgeen ik gedaan heb, paste volledig binnen de grenzen van het streekplan. De heer Le Belle (D66): U heeft het bestemmingsplan bestudeerd en aan de hand daarvan heeft u medewerking verleend aan een artikel 19-procedure.
PS 10 februari 2003
Dat had doodeenvoudig niet mogen gebeuren. Zo had het ook niet mogen gebeuren dat u tientallen hectaren kassen niet laat bouwen in de concentratiegebieden maar ergens in Warmenhuizen, middenin de polder, of ergens in Tuitjehorn. Dit zouden dan geen tuinbouwbedrijven maar zaadveredelingsbedrijven zijn. Van dergelijke trucjes houd ik niet. Daardoor wordt het landschap verkwanseld en daar gaat het mij om. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dan gaat het dus niet om schendingen van een streekplan, maar om het gebruikmaken van de interpretatieruimte die het streekplan biedt. U vindt dat ik daar een te ruim gebruik van maak. Overigens is dit in alle gevallen gesanctioneerd door de organen die dit moeten sanctioneren. Ik vind het te veel eer dat ik hier als een soort onderkoning wordt neergezet. Ik heb in alle gevallen de medewerking nodig van GS, PS en statencommissies. Ik prijs mij gelukkig dat ik die medewerking in een aantal gevallen wel heb gekregen. Overigens is dit ook een aantal keren niet gelukt. De heer Le Belle (D66): Mijn derde voorbeeld is de illegale camping bij Uitdam, met jachthaven. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar is niets toegestaan. U heeft volgende week bij de vaststelling van het streekplan alle ruimte om dat af te wijzen. De heer Le Belle (D66): Niet dankzij u, maar dankzij de commissie Ruimtelijke Ordening. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Waarmee dan bewezen is dat niet ik regeer, maar dat de commissie en de staten dat gezamenlijk doen. De heer Le Belle (D66): In dit geval heeft de commissie u duidelijk moeten terugfluiten. Zo zou ik u ook graag willen terugfluiten op het gebied van de kassen, waar u steeds maar niet op ingaat. De Raad van State heeft er helaas mee moeten instemmen dat er kassen op het
8
platteland worden gebouwd omdat het streekplan niet voorzag in beleid voor kassen voor zaadveredelingsbedrijven. In feite bent u door de Raad van State in het ongelijk gesteld, maar omdat er een manco is ontdekt, zitten wij opgescheept met tientallen hectaren kassen middenin het polderland.
beleid. Ik heb aan het begin gevraagd of de heer Meijdam daar als gedeputeerde aanwezig was en die vraag heeft bij bevestigend beantwoord. Als gedeputeerde dient hij het provinciale beleid uit te dragen. Als lijsttrekker mag hij ook naar Zijpe om te zeggen wat hij ervan vindt.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik stel vast dat de Raad van State in de argumenten die door ons zijn aangevoerd geen aanleiding heeft gezien om ons besluit te vernietigen.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nergens heb ik het provinciaal beleid niet uitgedragen. Ik heb alleen aangegeven, dit beleid hier en daar ter discussie te willen stellen. Dat is mijn goed recht als gedeputeerde.
De heer Le Belle (D66): Ik heb al gezegd dat dit niet kon, omdat het streekplan daarvoor geen voorziening kent. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat hebben wij ook vastgesteld. Dientengevolge hebben wij medewerking verleend aan de vestiging van een dergelijk bedrijf. Overigens hadden wij daar inhoudelijk geen bezwaar tegen. De heer Koetsier (GroenLinks): Wij moeten constateren dat de heer Meijdam bij zijn bezoek aan Zijpe een onbesuisde uitspraak heeft gedaan. Hij heeft verwachtingen gewekt bij de agrariërs aldaar. Het is van groot belang dat betrokkenen weer op het goede been worden gezet, namelijk dat er binnen het vigerende beleid van de provincie geen sprake van kan zijn dat daar een projectontwikkeling bloembollen tot stand komt. Die conclusie zullen wij moeten trekken. De heer Mooij (VVD): Ik vind het een beetje merkwaardig debat. Ik begrijp niet goed hoe statenleden leden van GS kunnen verwijten bepaalde meningen over onderwerpen naar voren te brengen. Men kan het er niet mee eens zijn, maar dan moet dat in de staten besproken worden met de betrokken collegeleden. Het is waanzin dat de heren Koetsier en Le Belle een gedeputeerde verwijten dat deze een bepaalde mening naar voren brengt die hen niet welgevallig is.
De heer Koetsier (GroenLinks): Dat had u moeten doen toen dit beleidsplan in de staten aan de orde was. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb in Zijpe gezegd dat ik dit in GS en in de staten in de discussie zal brengen. Dat is alles. De heer Koetsier (GroenLinks): Toen ik vroeg of u dat wilde doorgeven aan de mensen in Zijpe, werd u zeer terughoudend. Gezien uw uitlatingen nu bent u verplicht om deze zaak in Zijpe recht te zetten. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Er is geen sprake geweest van onbesuisde uitlatingen. Ik heb tevoren goed nagedacht over hetgeen ik wilde zeggen. Er is dus ook geen sprake van het herroepen van die uitlatingen. Ik stel alleen vast dat in de krant de indruk wordt gewekt alsof ik het totale 2B-gebied wil bezanden. Die indruk verdraagt zich niet met de uitspraken die ik heb gedaan. Daarom ben ik best bereid om te herhalen - dus niet terug te nemen - wat ik in eerste instantie gezegd heb. Wat mij betreft, gaan wij in het kader van het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord in discussie over de vraag of in de 2Bgebieden in Zijpe 30% van de grond voor bollenteelt mag worden gebruikt om te zorgen dat agrariërs aldaar een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen.
De heer Koetsier (GroenLinks): Dat is absoluut geen waanzin, maar consistent
PS 10 februari 2003
9
De heer Koetsier (GroenLinks): Binnen het huidige beleid kunt u dat niet waarmaken. De heer Poelmann (D66): Een gedeputeerde die momenteel buitengewoon veel werkbezoeken brengt, moet goed beseffen hoe belangrijk zijn uitspraken zijn. Door het gewicht van zijn functie en door de omvang van de fractie die hij vertegenwoordigt, hecht men extra waarde aan zijn uitspraken. Met het oog op de nuance moet hij zijn positie steeds goed inschatten. De heer Van Duijn (NH Anders/De Groenen): Een paar maanden geleden hebben wij een motie aangenomen waarin de waterleidingbedrijven worden aangemoedigd om in de kustgebieden biologisch beheer van natuurgebieden te bevorderen. Mij lijkt de toezegging van de heer Meijdam hiermee in strijd. Door het beleid om de bollenteelt met 1000 hectare uit te breiden, neemt de vruchtbaarheid van de bodem in dat gebied af. Daardoor zal de giftige bollenteelt sneller groeien dan de biologische landbouw in Noord-Hollandnoord. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Juist om de milieubelangen met nadruk een rol te laten spelen, heb ik tegelijkertijd aangegeven dat er een milieuconvenant met de betrokken ondernemers gesloten moet worden met het oog op verduurzaming van de teelt. Dit impliceert de waterhuishouding en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De heer Van Duijn (NH Anders/De Groenen): Dat kan alleen met biologische teelt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De nuance die ik heb aangebracht, was dat de verduurzaming in een zo hoog mogelijk tempo moet plaatsvinden zonder dat de rentabiliteit van de sector wordt uitgehold. De heer Van Duijn (NH Anders/De Groenen): Neemt u mij niet kwalijk, maar dit lijkt op politieke camouflage. De
PS 10 februari 2003
uitbreiding van de bollenteelt gaat ongetwijfeld gepaard met verslechtering van het milieu. Gelet op de huidige technieken kan dit niet anders. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In eerste instantie zal het aanleggen van bollengebieden gevolgen hebben voor het milieu. Aangezien ik die aanleg zeer belangrijk vind voor de werkgelegenheid wil ik dat in discussie brengen in GS. Tegelijkertijd moet de sector zo snel mogelijk toewerken naar verduurzaming. Dat zijn twee einden van hetzelfde touw. De heer Van Duijn (NH Anders/De Groenen): Dat is tot nu toe vrijwel onmogelijk gebleken. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De boeren die ik daar gesproken heb, zijn buitengewoon bereidwillig om mee te denken over deze vraagstukken. De heer Le Belle (D66): Voorzitter. Ik vraag om een korte schorsing voor overleg. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter. Vorig jaar is het milieubeleidsplan aangenomen. Gedeputeerde Meijdam heeft daar toen volmondig mee ingestemd. Op dit moment doet hij dat niet. Integendeel, hij maakt een terugtrekkende beweging inzake de bollenteelt in het desbetreffende gebied. Daarnaast geeft hij toe dat hij en het college een duidelijk fout hebben gemaakt door het bestemmingsplan goed te keuren. Op deze twee essentiële punten is er niet correct gehandeld. Dat mag hier best gezegd worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben er natuurlijk politiek voor verantwoordelijk, maar het bestemmingsplan is goedgekeurd toen ik vermoedelijk nog niet eens in de staten zat en in ieder geval nog geen gedeputeerde was. Dat ontslaat mij overigens niet van de verantwoordelijkheid hiervoor.
10
De heer Bozelie (GroenLinks): Dat is een overbodige opmerking. Wij dienen ons te beperken tot de zaak die aan de orde is. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben er natuurlijk politiek verantwoordelijk voor, maar het is van wezenlijke betekenis voor het oordeel van de staten te weten of ik in staat was om die handelingen te beïnvloeden dan wel een andere wending te geven. Derhalve hecht ik eraan hier op te merken dat het bestemmingsplan is goedgekeurd voor mijn aantreden als gedeputeerde. De heer Breunissen (GroenLinks): Dit toont maar weer eens aan hoe erg het is als bestemmingsplannen verouderd zijn. Dit bestemmingsplan is twintig jaar oud en is niet in overeenstemming gebracht met het streekplan dat daarna is vastgesteld. Wellicht kan het beleid erop gericht worden om die achterstand in te halen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat ben ik volledig met u eens. In deze periode hebben wij alle gemeenten in Noord-Holland veel dringender dan in het verleden gewezen op hun verantwoordelijkheden ter zake. Ik heb u een voorstel doen toekomen met betrekking tot het ondersteunen van gemeenten met grote achterstanden in de ontwikkeling van bestemmingsplannen en in het samenvoegen van plannen met het oog op een grotere planologische helderheid. Dit soort oude plannen moeten wij eigenlijk niet hebben. Overigens is dit bestemmingsplan geen twintig maar tien jaar oud. Ik hoop dat de wijziging van de WRO gericht op het binden van bestemmingsplannen aan een termijn doorgang vindt, want dat biedt planologisch en juridisch rechtszekerheid. Een gedeputeerde kan ook na vaststelling van een plan in de staten situaties tegenkomen die hem politiek gezien onwenselijk voorkomen. Dan is het eigen aan zijn positie dat hij daar een gesprek over aangaat en dat hij dit ook kenbaar mag maken. Vervolgens hebben GS, PS en de commissie het volste recht om het daar niet mee eens te zijn. Zo verloopt het proces in dit soort zaken.
PS 10 februari 2003
De heer Bozelie (GroenLinks): Waarom heeft dan niet eerst even met mevrouw Wildekamp over deze zaak overlegd? U kunt er toch een collegebrede verantwoordelijkheid van maken? De heer Van der Paard (PvdA): De portefeuille Ruimtelijke Ordening is buitengewoon kwetsbaar: het gaat over alles of over niets. De gedeputeerde moet dat goed beseffen. Als er een gedeputeerde is die zich iets gelegen laat liggen aan de bollen, dan is dat de heer Verburg; de kampioen van de bollen. Als er een gedeputeerde is die zich iets gelegen laat liggen aan het milieubeleid, dan is dat mevrouw Wildekamp. Als een gedeputeerde hierover iets zinnigs wil zeggen, dan moet er collegiaal overleg gevoerd worden. Waar komt overigens de verdeling 30-70 vandaan? Ik vind het op z'n minst populistisch als wordt gezegd dat de bollenboeren daar een fatsoenlijke boterham moeten verdienen. Hoeveel arbeidsplaatsen levert die verdeling concreet op? De gemeente Zijpe heeft natuurlijk bepaalde belangen, maar wij moeten goed bedenken dat zij vooral op het toerisme drijft. De bollenteelt kan negatieve effecten op het toeristisch beleid hebben. De staten gaan over het streekplan. Het gaat niet aan om te zeggen dat het provinciaal beleid ondoorzichtig is omdat een bestemmingsplan en een streekplan op een bepaald punt niet sporen. Wij houden ons aan het streekplan. Als de gedeputeerde nu al pleit voor een verdeling van 30-70, waar blijft dan de gedachtewisseling in de staten? De heer Le Belle (D66): Heeft het college hierover in de afgelopen weken overleg gehad? Zo nee, is men bereid om dit alsnog te doen? De boeren in Zijpe maar ook wij hebben recht op duidelijkheid. Het is een zaak van het college. De heer Meijdam verwijst naar mevrouw Wildekamp en anderen verwijzen naar bioBob. Het is hard nodig dat er duidelijkheid komt.
11
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik begin in herhalingen te vervallen, maar men vraagt ernaar dus het zij mij wellicht vergeven. In Zijpe ben ik geconfronteerd met een probleem. Ik heb aldaar aangegeven dit dusdanig ernstig te vinden dat ik dit punt opnieuw in discussie wil brengen in GS en in de staten. Daarbij heb ik aangegeven, uit te gaan van een verdeling 30-70 omdat die elders ook wordt gehanteerd. Het leek mij logisch daarbij aan te sluiten als insteek voor de discussie. Wat er uiteindelijk uitkomt, is een zaak van het college en van de staten. Door mij is uiting gegeven aan mijn opvatting dat er iets gebeuren moet. Ik heb daarbij duidelijk gemaakt in welke richting ik de oplossing wil zoeken. Als de staten in meerderheid uitspreken, geen bezanding in dat gebied te willen, is dat helder. Ik zou dat jammer vinden, maar daar heb ik mij dan bij neer te leggen. Als het vaststellen van beleid in de staten betekent dat je daarna niet meer mag overwegen om dit beleid bij te stellen op grond van gegevens die uit de samenleving naar voren komen, is er sprake van een verstard en dogmatisch beleid. Ik pleit daar niet voor. Er was in de commissie brede steun voor het streven naar iets meer dynamiek en flexibiliteit. Ik heb niet meer gedaan dan tegen de inwoners van Zijpe zeggen: dames en heren, ik zal dit in discussie brengen met GS en met de staten. De voorzitter: Ik heb het gevoel en bijna de wetenschap dat alle aspecten aan de orde zijn geweest. De motie zal om 16.00 uur in stemming worden gebracht. Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van: 6 de voordracht van gedeputeerde staten inzake het werkplan Regio Randstad (zie bijlage 15); 7. de voordracht van gedeputeerde staten inzake het protocol samenwerkingsverband Regio Randstad (zie bijlage 16). De heer Kraak (VVD): Voorzitter. Dit is een vervolg op de statendiscussie van 11 februari 2002. Toen is gesproken over het in het leven roepen van een nieuwe
PS 10 februari 2003
organisatie voor Regio Randstad. Ik breng kort in herinnering welke vragen toen speelden. De discussie over het protocol ging in feite over de democratische legitimatie van de besturen en de terugkoppeling naar en de invloed van de staten. Uit het stuk blijkt duidelijk op welke niveau de taken van Regio Randstad liggen, namelijk op het strategisch niveau en dan met name het kaderstellend beleid. Hiervoor is een degelijke democratische legitimatie nodig, ook na invoering van het dualisme. Het valt mij op dat er erg veel waarde aan het begrip "informatie" wordt gehecht. De achterban moet geïnformeerd worden en op de hoogte gehouden worden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit alleen maar achteraf gebeurt. Een jaar geleden hebben de staten een motie aangenomen waarin staat dat de regeling een horizon moet hebben. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Mijn fractie kan akkoord gaan met het werkplan en ook met de speerpunten voor 2003. Wij beseffen heel goed dat het nieuwe regeerakkoord en het nieuwe collegeprogramma van invloed kunnen zijn op het werkplan en op het functioneren van Regio Randstad. Op 11 februari vorig jaar ging de discussie vooral over de wens om de legitimatie helder en duidelijk in het protocol te omschrijven. Ook moet de invloed van de staten duidelijk geregeld zijn en moet de regeling een tijdelijk karakter hebben. Een jaar later staat er letterlijk dat de vertegenwoordigers in het bestuur van het samenwerkingsverband zich laten leiden door de gevoelens van hun achterban. Dat is een prachtige volzin waar je alle kanten mee opkunt. Welke interpretatie geeft het college hieraan? Naar mijn mening kan het niet alleen gaan om informatie, maar moeten ook de beleidskaders op strategisch niveau met instemming van provinciale staten vastgesteld worden. In de toelichting schrijven GS dat het gezamenlijk innemen van een standpunt en het eventueel voorleggen daarvan aan GS aan de gedeputeerde ter beoordeling is. Dat is eenzelfde formulering als het laten leiden door gevoelens. Er staat dat de gedeputeerde moet beoordelen of een
12
vraagstuk waarop beleid gebaseerd moet worden aan de staten moet worden voorgelegd of niet, maar dat kan niet de bedoeling zijn. Zaken op strategisch niveau moeten voor bespreking in Regio Randstad aan de staten of aan de commissie voorgelegd worden. Alleen bij hoge uitzondering, bijvoorbeeld als echt spoed geboden is, kan daarvan afgeweken worden. In het kader van het IPO hebben wij de ervaring opgedaan dat wij de agenda en de stukken pas kregen nadat de desbetreffende vergadering al had plaatsgevonden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Kan er duidelijkheid worden gegeven over standpunten die in ontwikkeling zijn en waarvan alleen ambtelijke vertegenwoordigers of DBleden kennis kunnen dragen? Een dergelijke afscherming kan naar mijn mening niet aan de orde zijn. Kan de gedeputeerde al iets meer zeggen over de commissie van advies? De belangrijkste vraag is op welke wijze wij deel kunnen nemen aan besluitvorming vooraf of kaderstellende zaken van strategisch belang. Mevrouw Weeda (PvdA): Voorzitter. Ik zie dat de meeste leden de behandeling van dit agendapunt gebruiken om te overleggen over de komende punten. Toch zijn deze onderwerpen van belang, zeker gelet op het volgende agendapunt, namelijk het dualisme. Het gaat om een samenwerkingsverband, dus om het aan elkaar knopen van een aantal dingen en het facilteren daarvan. In feite praat de provincie in dit samenwerkingsverband met haar buren. Men had heel goed in dit verband over het streekplan NoordHolland-zuid kunnen spreken. Daarbij komen elementen aan de orde die ook in Flevoland en in Zuid-Holland spelen. In het werkplan is er vooral sprake van strategie en kaderstelling. Op zichzelf is dat begrijpelijk voor een samenwerkingsverband. Er is echter ook sprake van het ontwikkelen van een visie. Je vraagt je dan af waar deze voorname club die vooral bestaat uit burgemeesters, CdK's, gedeputeerden en wethouders, zich mee bezighoudt. Ik noem twee voorbeelden. Er wordt een strategie
PS 10 februari 2003
ontwikkeld ten behoeve van het behoud van de landbouw in het veenweidegebied. In Noord-Holland zijn wij goed bezig met de integrale benadering van de landbouw, bijvoorbeeld in Noord-Holland-midden. Waarom moet er juist op dit punt een strategie ontwikkeld worden? Er is ook sprake van een watervisie. Ik wijs op het project waterbeheer 21ste eeuw. Ik weet dat sommige fracties in de staten, zoals die van de VVD, iets aan de watervisie willen veranderen, maar het samenwerkingsverband lijkt mij daar niet de geschikte plaats voor. In het protocol staat dat het gezamenlijk innemen van een standpunt door GS, commissie of PS aan de beoordeling van de gedeputeerde wordt overgelaten. Wij vragen ons in gemoede af of er niet weer een gremium ontstaat waar visies worden ontwikkeld die op andere plekken ontwikkeld moeten worden. Het dualisme vraagt om helderheid. Zaken moeten besproken worden in de gremia waar zij thuishoren. Volgens ons moet dit samenwerkingsverband zich vooral richten op het aanbrengen van verbindingen tussen hetgeen er in de verschillende provincies gebeurt. Er moet niet geprobeerd worden, opnieuw het wiel uit te vinden. De heer Graatsma (SP): Wij hebben het IPO toch voor die samenwerking? Probeert u niet een soort Randstad-IPO in elkaar te knutselen? Mevrouw Weeda (PvdA): Ik knutsel graag, maar niet aan dit soort dingen. Over het IPO zijn wij in de commissie zeer kritisch geweest en die lijn trekken wij ook hier door. U moet nog even uw geduld bewaren. De heer Graatsma (SP): U kunt ook zeggen dat Regio Randstad opgeheven kan worden omdat de provincies al samenwerken in het IPO. Mevrouw Weeda (PvdA): In de Randstad zijn er specifieke problemen. Voor de oplossing daarvan kan een zeker overleg tussen de verschillende overheden
13
helpen. Men moet alleen niet proberen om opnieuw het wiel uit te vinden. De heer Graatsma (SP): Ik denk dat het IPO het wiel is. Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Het samenwerkingsverband Randstad heeft onze instemming, mede gelet op de uitleg van de heer Tielrooij in de commissie ROB. Er is veel over gesproken. Wij juichen het toe dat er sprake is van visievorming en kaderstelling. Wij zullen de kostenontwikkeling scherp in de gaten houden. Het is goed dat de stukken voor de vele honderden bestuurders ruimer openbaar worden. Het is bemoedigend dat, ondanks de grotere bestuurlijke vrijheid van de vertegenwoordigers, de informatieplicht serieus wordt opgepakt. Dat geeft ons vertrouwen. Wij willen nogmaals benadrukken dat het van groot belang is dat gebruikgemaakt wordt van alle informatie die er al is bij de diverse overheden voor de bepaling van de strategie en voor de beleidsvorming. Het is niet de bedoeling dat opnieuw allerlei rapporten worden vervaardigd. In papier kunnen wij niet wonen. Er liggen genoeg nota's. Nu gaat het om een slagvaardige uitvoering. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Regio Randstad leidt altijd tot discussie over de democratische legitimatie, de eindigheid van de regeling en de bureaucratie respectievelijk het doen van dubbel werk. Bij elk samenwerkingsverband speelt het probleem van de afstand tot de direct gekozenen. Het is van groot belang dat de direct gekozenen adequaat geïnformeerd worden. Men moet weten wat er in het samenwerkingsverband plaatsvindt en men moet de mogelijkheid tot bijsturing hebben. De heer Kraak heeft hier een aantal treffende opmerkingen over gemaakt die er in wezen op neerkomen dat, zolang het gaat om de uitvoering van geaccordeerde beleidslijnen, het college in dit verband kan opereren, maar dat de staten erbij betrokken willen worden als het gaat om strategische ontwikkelingen en bredere visies. De interpretatie van de kreet "laten leiden door de gevoelens van
PS 10 februari 2003
de achterban" ligt in die lijn. Zolang hetgeen zich in de Randstad afspeelt, blijft binnen geaccordeerde beleidskaders zullen wij daarin naar bevind van zaken opereren onder het regelmatig afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. Bij beleidswijzigingen of strategische keuzes wordt altijd overlegd met de staten voordat er standpunten kunnen worden ingenomen. Dat kan ook niet anders, omdat is afgesproken dat Regio Randstad geen eigenstandige bevoegdheden krijgt. Alle uitvoeringsbevoegdheden blijven bij de raden, bij de gemeenschappelijke regelingen uit hoofde van de kaderwetgebieden of bij de vier grote gemeenten. Wij kunnen veel afspreken, maar wanneer die afspraken niet geïmplementeerd worden in het statenbeleid, gebeurt er niets. Namens het college zeg ik toe dat strategische beleidsontwikkelingen in de commissie of desgewenst in de staten aan de orde gesteld worden. Zonder die afspraak kunnen wij niet in dit samenwerkingsverband opereren. De opmerking dat de gedeputeerde beoordeelt wat in de staten behandeld moet worden, moet gezien worden als een marge waarbinnen de diverse deelnemende provincies kunnen opereren. In Noord-Holland geldt dat vastgesteld beleid niet noopt tot overleg met de staten. Nieuwe beleidsontwikkelingen van strategische betekenis zullen worden voorgelegd aan de commissie en desgewenst aan de staten. Er is nog discussie nodig over de informatiestop voor standpunten in ontwikkeling. Als een orgaan van een gemeente, van een provincie of van een bedrijf bezig is om na te denken over toekomstige ontwikkelingen, is het niet altijd functioneel om er meteen uitgebreide discussies met de buitenwereld over te voeren. Dit kan betekenen dat er even wordt gepauzeerd met het geven van informatie over het denkproces. Als dat proces is afgerond en er een voorstel ligt, zal dit aan de staten moeten worden voorgelegd. Na vier jaar wordt de regeling geëvalueerd. Er is geen einddatum, maar in het kader van de evaluatie kunnen de
14
betrokken instellingen aangeven of zij met de gemeenschappelijke regeling willen doorgaan of niet. Snelheid van werken, kan nopen tot het geven van informatie achteraf. Bij de strategische punten waar de heer Kraak gewag van maakt, kan het echter nooit om snelheid gaan. Dit zijn processen van minimaal tien jaar en vaker twintig jaar. Ik zie niet in welk feitelijk argument een gedachtewisseling vooraf in de staten in de weg kan staan. Evenals mevrouw Weeda heb ik ook geen behoefte aan ontwikkeling van een nieuwe visie. De twee voorbeelden die zij noemde, waren in die zin treffend dat er op die punten zeker geen dubbel werk verricht moet worden. Wij hebben over dat aspect in de laatste DBvergadering nog uitgebreid van gedachten gewisseld. Wij willen een centrale rol geven aan de overleggen van de portefeuillehouders op de onderscheiden beleidsterreinen, zodat deze kunnen bepalen wanneer het samenwerkingsverband zinvol kan optreden. In het DB heerst de overtuiging dat de belangstelling voor Regio Randstad zeker niet zal toenemen als het samenwerkingsverband zich bezighoudt met zaken waar provincies, steden of kaderwetgebieden al mee bezig zijn. In dat geval zal de gemeenschappelijke regeling langzaam doodbloeden. Er is selectiviteit en zelfbeperking nodig. De regeling moet meerwaarde voor de provincie hebben. Het opnieuw opstellen van visies die hier al op de plank liggen, heeft geen enkele meerwaarde en daar zullen wij ons dan ook tegen verzetten. Ik zal dit met kracht in het DB verder gestalte geven. Ik zeg tegen mevrouw Nagel dat wij gebruik zullen maken van de beschikbare informatie. Ik ben blij dat de staten akkoord gaan met het werkplan en met het protocol. Wij zullen waakzaam moeten zijn ten aanzien van communicatie tussen commissie, staten en gemeenschappelijke regeling. Ik zal in het begin wellicht wat al te overvloedig informatie geven over het doen en laten in dit verband zodat wij elkaar goed bij de les kunnen houden en signaleren wanneer de verwachtingspatronen uiteen gaan lopen.
PS 10 februari 2003
De heer Kraak (VVD): Ik kan mij voor een groot deel vinden in de beantwoording van de gedeputeerde. Ik neem aan dat hij ook over ontwikkelingen die nog in een rudimentair stadium verkeren tijdig de commissie wil informeren. Het is overigens niet de bedoeling dat daar uitgebreid over gediscussieerd wordt. Mevrouw Weeda (PvdA): Zeker het eind van het betoog van de heer Meijdam geeft ons de hoop dat er in de komende periode zeer regelmatig verkeer zal zijn tussen GS en PS. In het dualisme zullen PS zich echter kritischer opstellen. In dat kader hebben GS een actieve informatieplicht. Wij zullen een en ander zeer kritisch volgen en zullen de informatieverstrekking ijken op de punten uit mijn betoog die de gedeputeerde heeft onderschreven. Mevrouw Nagel (CDA): Wij wachten de evaluatie na een jaar af. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De evaluatie is na vier jaar. Ik hoop u tussentijds nog veel over Regio Randstad te spreken. Ik wil de suggestie van de heer Kraak inbrengen in het DB, maar het lijkt mij niet echt praktisch als iedere onrijpe gedachte in het DB meteen wordt doorgegeven. De heer Kraak is ongetwijfeld oprecht van mening dat daarover niet in de commissie gediscussieerd moet worden, maar ik weet zeker dat jan en alleman hierover een duit in het zakje willen doen. Dat lijkt mij niet goed voor het proces. De heer Kraak (VVD): Wij zullen u ook op dat punt kritisch volgen. Het voorstel inzake het werkplan Regio Randstad wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fractie van de SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. Het voorstel inzake het protocol samenwerkingsverband Regio Randstad wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
15
8.
Aan de orde is het initiatiefvoorstel dualisme, ondersteuning en functioneren van PS (zie bijlage 17).
De voorzitter: In het Seniorenconvent is besloten dat de behandeling van vandaag opiniërend is. Er zullen voorstellen worden gedaan en er kan op elkaars mening worden gereageerd. De besluitvorming zal plaatsvinden in de eerste vergadering van de nieuwe staten. Zoals het er nu naar uitziet, zal dit 20 maart zijn. Mevrouw Weeda (PvdA): Het is logisch dat de nieuwe staten beslissen over de reglementen. Kan er wel gesproken worden over de voorgestelde besluiten? De voorzitter: Er kan uitgebreid over gesproken worden, maar er worden geen besluiten genomen. Ook over de ontwerpreglementen kunt u alle opmerkingen kwijt die u wilt maken. De heer Mooij (VVD): Ik meen dat wij over een aantal voorstellen wel een besluit moeten nemen, zoals over de samenstelling van de griffie. Er moet op 20 maart natuurlijk wel een griffie zijn. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar heeft u volkomen gelijk in. Ten aanzien van de voorstellen onder B.9 neemt u op dit moment geen besluit. U wordt geacht, achter het eerste liggende streepje te lezen: "Conform de voorstellen onder de punten 4, 6, 7 en 8 van dit initiatiefvoorstel uit te spreken dat in de vergadering van 20 maart 2003 dient te worden besloten over ....". De voorzitter: Ik verzoek de heer Mooij als initiatiefnemer plaats te nemen achter de collegetafel. De heer Mooij (VVD): Ik ben ervan uitgegaan dat de heer Meijdam de verdediging van het voorstel op zich neemt. Ik wil het graag een beetje dualistisch houden. De heer Gök (GroenLinks): Voorzitter. Het is jammer dat de heer Mooij niet achter de
PS 10 februari 2003
collegetafel wil gaan zitten, want dan had hij alvast kunnen wennen. De heer Mooij (VVD): Ik dank u voor uw steun. De heer Gök (GroenLinks): Ik dank de voorzitter en de gedeputeerde voor de verheldering. Het was inderdaad nogal onhelder wat de status was van de voordracht en de bijbehorende stukken. Ik had een drietal amendementen achter de hand voor het geval er vandaag toch besluiten hadden moeten worden genomen, maar die kan ik nu in de prullenmand gooien. De dag na de statenverkiezingen treedt de wet Dualisering provinciebestuur in werking. Met deze wet wordt de positie van PS als geheel versterkt, maar ook die van fracties en van individuele statenleden. Dat is zonder meer positief te noemen. Inmiddels is via de vernieuwingsimpuls al veel in gang gezet. Het blijkt dat ook onder de monistische verhoudingen cultuurveranderingen mogelijk zijn. Veel voorstellen ter verbetering van de positie van PS kunnen in een monistisch systeem worden uitgevoerd. Dat geldt niet voor de ontvlechting van GS en PS. Als gedeputeerden niet langer deel uitmaken van de staten, kan dit leiden tot een scherper profiel van de provinciale politiek. Van een automatisme is echter geen sprake. Dat blijkt wel uit de ervaringen die met een jaar gemeentelijk dualisme zijn opgedaan. Veel gemeenteraden worstelen nog met de nieuwe verhoudingen. Het is zeer de vraag of de machtsbalans inderdaad is verschoven van het college naar de raad. Kan deze balans wel verschuiven als de bevoegdheden van PS naar GS worden overgeheveld? Daar zit voor GroenLinks de pijn, het ongerijmde, het raadsel van dualisering. Hoe kan de positie van de staten worden versterkt door hen bevoegdheden af te nemen? De nu in gang gezette dualisering schiet veel te ver door op het punt van de overheveling van bevoegdheden naar GS. Het college vergadert in beslotenheid en ontbeert de politieke pluriformiteit van de staten. Op die manier wordt het college veel machtiger dan de
16
volksvertegenwoordiging. De eindverantwoordelijkheid van de staten blijft wel intact, maar dat is discutabel indien deze verantwoordelijkheid ontdaan wordt van concrete bevoegdheden. Natuurlijk, de kaderstellende en budgettaire bevoegdheden blijven bij de staten, maar dit zijn vaak algemene, vrij theoretische en abstracte onderwerpen. De staten kunnen hun positie en macht gebruiken om GS te controleren op de uitoefening van de op hen overgedragen bevoegdheden, maar dat gaat eraan voorbij dat dit per definitie achteraf gebeurt en dat in zo'n discussie al snel de vertrouwensvraag sluipt. Als GS bijvoorbeeld bij een subsidiebeschikking een genomen besluit niet wensen te wijzigen ondanks druk van PS, rest PS niets anders dan het opzeggen van vertrouwen. De heer Poelmann (D66): U bent kennelijk tegen het dualisme. U heeft het over dingen die de essentie van het dualisme raken en die wilt u niet. U wilt kennelijk die hele wet niet. De heer Gök (GroenLinks): Als u rustig wacht wat ik over het dualisme te melden heb, zult u snel .... De heer Poelmann (D66): Ik ben soms een ongeduldig mens. Als u een redenering opbouwt, moet u ook aangeven in welk kader u dat doet. U maakt er een soort sinterklaasgedicht van waarbij je moet wachten op het slot. Ik vind het van belang om te weten waar u naartoe wilt. De heer Gök (GroenLinks): Soms is ongeduld een positieve eigenschap. Wij zijn voor het dualisme, maar dat neemt niet weg dat er kanttekeningen bij te plaatsen zijn. De punten die ik naar voren breng, zijn behoorlijk actueel. Ik hoop dat uw vragen worden beantwoord als u de rest van mijn verhaal hoort. De fractie van GroenLinks in de Eerste Kamer heeft tijdens de behandeling van de wet Dualisering provinciebestuur de motie-Platvoet ingediend, waarin de regering wordt gevraagd, pas op de plaats te maken met het overdragen van
PS 10 februari 2003
bevoegdheden van PS naar GS. Omdat de motie een vrijwel Kamerbreed gevoelen vertolkte - ook dat van de fractie van D66 zegde minister Remkes toe, de over te dragen bevoegdheden nog eens kritisch te bezien. In de wet waarin dit geregeld wordt, die nog bij de Tweede Kamer moet worden ingediend, zullen geen bevoegdheden worden overgedragen die duidelijke en concrete belangen van mensen raken. Deze bevoegdheden moeten bij PS blijven. Ik vind het van belang om de staten mee te geven - en in het bijzonder de heer Meijdam - dat de Tweede en de Eerste Kamer hier nog over nadenken. De heer Poelmann (D66): De motiePlatvoet is niet in stemming gebracht. De minister ontraadde aanneming ervan. Uiteindelijk heeft een en ander niet tot een echte actie van de Eerste Kamer geleid. De heer Gök (GroenLinks): Minister Remkes heeft een aantal toezeggingen gedaan die de heer Platvoet ertoe hebben gebracht, zijn motie aan te houden. In afwachting van het waarmaken van de toezeggingen van de minister blijft deze motie boven de markt hangen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voor zover ik weet, is de wet aangenomen. De heer Gök (GroenLinks): Bij een wijziging van de Grondwet .... De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ja, de tweede lezing. De wet waaraan u refereert, betreft echter geen wijziging van de Grondwet. De grondwetswijziging is prealabel aan de uitvoeringswet. Het is aan de dan zittende Tweede en Eerste Kamer om te bepalen in hoeverre invulling wordt gegeven aan deze boven de markt hangende motie. De heer Gök (GroenLinks): Demissionair minister Remkes heeft toezeggingen gedaan naar aanleiding van de Kamerbrede wens om de overheveling van bevoegdheden nog eens goed te bezien. Dat zegt verder niets over ons standpunt over dualisme.
17
De heer Poelmann (D66): De minister moet dergelijke dingen altijd goed bezien. Dat is normaal. Daar weet de heer Meijdam ook alles van. De heer Gök (GroenLinks): Dat klopt. Dualisering moet worden geplaatst in het bredere perspectief van bestuurlijke vernieuwing waarin verdere democratisering het sleutelbegrip is: geen benoemde maar gekozen politieke bestuurders, vormen van directe democratie zoals referenda en een grotere zeggenschap van burgers over hun woonen werksituatie. Er moet een ware cultuuromslag plaatsvinden in de parlementaire organen: zelfbewuste, assertieve, mondige en creatieve volksvertegenwoordigers die de kunst verstaan, een herkenbaar politiek debat te voeren over een maatschappelijke agenda die ertoe doet. Niet zozeer het dualisme op zich maar de verdere democratisering en noodzakelijke cultuuromslag zullen bijdragen aan een grotere legitimatie van vertegenwoordigende organen. Als verdere democratisering niet wordt doorgevoerd - denk aan het intrekken van de referendumwet - dreigt de dualisering een geïsoleerd traject te worden, beroofd van de broodnodige inbedding in een bredere stroom van bestuurlijke en democratische vernieuwing. Kortom, er is nog een lange weg af te leggen en op die weg liggen nog veel taken te wachten. Ik ga vervolgens kort in op de vijf documenten die aan de voordracht zijn toegevoegd. Ik spreek namens mijn fractie waardering uit voor het goede werk van de bestuurlijke projectgroep en van de twee werkgroepen uit de staten. Zij hebben uitstekend werk verricht, maar toch hebben wij nog een aantal vragen en suggesties. Ik noem de voordracht van de projectgroep dualisme en dan met name besluit 7A, onder het kopje "het Presidium". Fracties die geen commissievoorzitter hebben, hebben de mogelijkheid om bij de vergadering van het Presidium aanwezig te zijn. Wat houdt dit in? Is men passief of actief aanwezig? Kan de vertegenwoordiger van een dergelijke kleine fractie tijdens de vergadering ook voorstellen doen? Mogen
PS 10 februari 2003
de fracties zonder commissievoorzitters ook aanwezig zijn op het moment dat het Presidium besluit niet openbaar te vergaderen? Dit is nog niet duidelijk en ik wacht met belangstelling de beantwoording op dit punt af. In artikel 4, lid 1, van het reglement van orde voor de statencommissies staat dat een fractie die maximaal negen leden telt per commissie een lid mag afvaardigen. Een fractie die tien tot maximaal negentien leden telt, mag twee leden per commissie afvaardigen en een fractie met twintig leden of meer mag drie leden per commissie afvaardigen. Wij vinden het te weinig als fracties met minder dan negen leden slechts een lid mogen afvaardigen en fracties met negentien leden slechts twee. Die norm moet naar beneden. Deze quota zijn absurd. Van een fractie van acht leden mogen dus enkele leden van geen enkele commissie deel uitmaken. Verder is het verstandig als een extra artikel of lid wordt toegevoegd aan de verordening op de ambtelijke bijstand provinciale staten om de positie van PS duidelijker te maken. De strekking van dit artikel moet zijn dat de staten - het Presidium - de griffier benoemen, de griffier kunnen schorsen, vervangen of ontslaan en bevoegd zijn om regels vast te stellen ten aanzien van de organisatie van de griffie. In artikel 3 van de verordening op de ambtelijke bijstand provinciale staten staat dat, indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd, de griffier of het betrokken statenlid het verzoek aan GS kunnen voorleggen en deze beslissen zo spoedig mogelijk over het verzoek. Provinciale staten zouden het laatste woord moeten krijgen en niet gedeputeerde staten. De hele dualiseringsoperatie is erop gericht GS en PS uit elkaar te trekken. GS hebben het ambtelijke apparaat, inclusief secretaris en staan tegenover PS met hun griffier, inclusief het recht op ambtelijke bijstand. Eerst de secretaris en vervolgens GS laten adviseren over een eventueel verzoek is prima, maar provinciale staten moeten uiteindelijke beslissen. Dit zullen zij uiteindelijk doen op basis van het
18
advies van GS. GS laten beslissen over een verzoek om ambtelijke bijstand gaat lijnrecht in tegen letter en geest van dualisering. Mevrouw Weeda (PvdA): Voorzitter. Ik weet niet hoelang u in het duale systeem nog voorzitter zult zijn, maar ik spreek u nu nog even als zodanig aan. De voorzitter: Heel erg lang, kan ik u verzekeren. Mevrouw Weeda (PvdA): Dan zal er een vice-voorzitter uit de staten komen, neem ik aan. Mijn openingszin is bedoeld als voorproefje. In principe wordt dualisme ingevoerd om met name de politieke arena te versterken. Soms vergeten wij dat wel eens en spreken wij slechts over structurele oplossingen, maar in feite staat de structuur ten dienste van een wat andere invulling van het politieke werk en van andere verhoudingen tussen GS en PS. De staten zullen in de toekomst het voortouw nemen. Zij zullen richting geven aan wat de politiek uitvoerende macht, dan GS, moet doen. De staten stellen de kaders vast en controleren. De heer Gök wees er al op dat de belangrijkste verandering bij ons zelf moet liggen. De staten zullen zelf hun volksvertegenwoordigende rol goed moeten invullen. Er kan daardoor meer belangstelling voor de politieke arena komen. Dat is niet alleen afhankelijk van de structuur, maar ligt ook voor een belangrijk deel aan onszelf. Wij moeten op hoofdlijnen vergaderen en invulling geven aan deze rol. Ik heb de eerste brief over een potentiële training voor 430 euro al ontvangen, maar dat is niet de enige omslag. Ik vind het jammer dat de heer Mooij niet achter de collegetafel zit, want bij een initiatiefvoorstel moeten de staten zelf een rol spelen. De beantwoording moet dan niet worden overgelaten aan de gedeputeerde. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben als statenlid initiatiefnemer en niet als gedeputeerde. De beantwoording van het college van GS zal
PS 10 februari 2003
plaatsvinden door de commissaris. Ik beantwoord de vragen als initiatiefnemer. Mevrouw Weeda (PvdA): Ik wist niet dat u deel uitmaakt van het Seniorenconvent. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee, maar ik maak wel deel uit van de staten. De heer Poelmann (D66): Kent u de conceptverordening? Ik heb in de initiatiefgroep gezeten, maar voor mij is zij nieuw. Mevrouw Weeda (PvdA): Deze hele gang van zaken bevestigt wat in veel gemeenten aan de orde is, namelijk dat na het gezamenlijk vaststellen van de structuur de invulling van de diverse rollen nog gezocht moet worden. Het initiatiefvoorstel bevat met name de structuur, maar zij kan slechts een handvat zijn. Onder de nieuwe structuur zullen de commissievoorzitters een andere rol krijgen. Zij zullen de agenda bepalen. De agenda zal in het Presidium worden besproken. In het huidige monistische systeem besluit de staf, ook al is er agendaoverleg tussen commissievoorzitter en gedeputeerde, soms alsnog om punten op de agenda te zetten. Dat zal wezenlijk veranderen. De staten bepalen hun eigen agenda. Dat levert bij gemeenteraden soms problemen op. Ook op dit punt zullen wij zelf nog zaken moeten ontwikkelen. Een actieve informatieplicht speelt daarin een belangrijke rol. Je hebt informatie nodig om de discussie goed te kunnen voeren. Het Seniorenconvent gaat op dit moment over het functioneren van de staten. Af en toe vindt er politiek vertrouwelijk overleg plaats. In het voorstel staat dat het Seniorenconvent moet blijven bestaan zodat er af en toe wellicht politiek vertrouwelijk overleg kan plaatsvinden. In de ontwikkeling naar dualisme vind ik dat een teken dat men moeite heeft om de oude veren af te schudden. Het initiatiefvoorstel is kennelijk onder regie van het statenlid de heer Meijdam in het Seniorenconvent uitgebreid besproken. Ik kan mij voorstellen dat men er enige
19
moeite mee heeft en dat men iets van de eigen rol wil vasthouden.
worden gezocht. Als het gaat zoals u aangeeft, hebben de personen ….
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U heeft het over de eigen rol. Ik houd daar niet aan vast, want ik zit niet in het Seniorenconvent.
Mevrouw Weeda (PvdA): Dan kan ik het hele stuk wel verscheuren, want wij spreken nu over de structuur.
Mevrouw Weeda (PvdA): Dat hebben wij vandaag al een beetje gemerkt. Praktische zaken kunnen, evenals in de Tweede Kamer, besproken worden door de fractiesecretarissen. Als politiek vertrouwelijk overleg noodzakelijk is, kan bijvoorbeeld een van de fractievoorzitters, de politiek leiders, zijn of haar collega's bij elkaar roepen. Dat kan ook de fractievoorzitter van de grootste partij zijn. Dat hoeft niet in een reglement te worden opgenomen. De heer Mooij (VVD): Dit punt is in de voorbereidingsgroep enkele malen aan de orde geweest. Ik heb vanaf het begin gezegd dat het huidige Seniorenconvent weg kan. Handhaving in dezelfde vorm is onduidelijk. Waarom zou je iets in stand houden wat bijna nooit gebruikt wordt? Daarover is gediscussieerd. De argumenten zijn in het voorstel opgenomen. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij je de fractievoorzitters bij elkaar wilt roepen. Dat is dan, zij het bescheiden, geregeld. De argumenten snijden wel hout. Als akkoord wordt gegaan met het voorstel, bestaat het huidige Seniorenconvent niet meer, maar er is wel een voorziening, indien nodig. Mevrouw Weeda (PvdA): Door het reglementair vast te leggen ervan kan het een eigen rol krijgen. Men zou weer wat meer naar zich toe kunnen trekken. Het gaat om vernieuwing. De staten zijn het politieke forum. Als politieke leiders het initiatief willen nemen, laat dat dan ook bij de staten en leg dat niet formeel vast in een structuur die eigenlijk dient om het functioneren van de staten veilig te stellen. Daar is dit voorstel namelijk op gericht. Het is een vreemde eend in de organisatorische bijt. De heer Mooij (VVD): U spreekt over vernieuwing. Zij moet in de personen
PS 10 februari 2003
De heer Mooij (VVD): Als liberaal ben ik daar in de meeste gevallen ook voor. Als de personen in het duale stelsel niet goed aanvoelen hoe het werkt, doen zij wat u vreest. Ik ga ervan uit dat men in zeer korte tijd onder de knie krijgt hoe het werkt. Mevrouw Weeda (PvdA): Dan is het Seniorenconvent overbodig. De heer Mooij (VVD): Dan zal er absoluut geen misbruik worden gemaakt van de voorgestelde regeling, waar u voor vreest. Mevrouw Weeda (PvdA): Dat is niet mijn belangrijkste argument. Het belangrijkste argument is dat de politieke discussie in de staten thuishoort en niet in een structuurreglement over de ondersteuning van de staten. Ik dien hierover een amendement in. U heeft de kans om erover na te denken. Ik zie wel hoe zich dit verder ontwikkelt. Een cultuuromslag in de staten kan met zich brengen dat u nog nadenkt over de argumenten die hier worden ingebracht. Ik kom op de ambtelijke ondersteuning, met name ten behoeve van het functioneren van de staten. Er wordt een beperkte griffie en een uitbreiding van de fractieondersteuning voorgesteld. De gedachte is om gezamenlijk te bedenken hoe een en ander zich moet ontwikkelen. Ik wil dan ook graag dat na een jaar in ieder geval de structuur wordt geëvalueerd en dat wordt gekeken naar het praktisch functioneren ervan. Het groeimodel is redelijk beperkt met het oog op de extra fractieondersteuning, juist om de rol van de staten goed te kunnen vervullen. Wij willen het eerste jaar gebruiken om na te gaan hoe een en ander zich ontwikkelt en wat met name de fracties aan ondersteuning nodig hebben. Wij komen daarop dan in het vervolg terug. Sommige gemeentes kiezen voor een sterk griffieapparaat en sommige kiezen voor
20
een beperkt apparaat en een sterke ondersteuning van de fracties. Mijn fractie is van mening dat dit laatste de doelstelling van het dualisme het sterkst benadert. In het initiatiefvoorstel zijn nog enige praktische ideeën opgenomen, bijvoorbeeld het op maandag houden van commissievergaderingen. In eerste instantie vonden wij dat heel aantrekkelijk, maar praktisch lijkt dat toch wel ingewikkeld. Het is niet bekend hoeveel gedeputeerden en hoeveel commissies er zullen zijn. Het is soms letterlijk onmogelijk om alle commissies bij te kunnen wonen. Het idee erachter is echter om op vaste data te vergaderen, zodat wij ons daarop kunnen richten. Als je probeert om naast het statenlidmaatschap nog een boterham te verdienen in de maatschappij, is het soms uitermate ingewikkeld om op elke willekeurige uitnodiging in te gaan. Wij willen graag een duidelijke structuur daarin aanbrengen. Voorzitter. Ik heb een notitie onder ogen gehad waarin staat dat u het voorzitterschap van deze staten tot ongeveer 2004 wilt blijven uitoefenen en dat de vice-voorzitter het dan overneemt. Wij steunen met kracht de gedachte dat de vice-voorzitter de voorzitter van de staten wordt, zolang de wet nog niet anders luidt. De nieuwe staten zullen over een aantal reglementen spreken. Ik verwacht overigens dat ik terugkom, maar je weet het met verkiezingen nooit. In het belang van een goed functioneren en het oppakken van de nieuwe rol moet snel duidelijk zijn wie de voorzitter is. Amendement 8-1 Door het lid Weeda wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; - overwegende dat de vorming van een presidium per 20 maart 2003, met het beschreven takenpakket, voldoende waarborg biedt voor elk gewenst formeel overleg betreffende alle statenaangelegenheden;
PS 10 februari 2003
- constaterende dat zaken van vertrouwelijke aard zoals benoemingen in commissies et cetera ook door bijvoorbeeld de fractiesecretarissen kunnen worden geregeld; - overwegende dat een van de doelstellingen van het dualisme is het politieke debat in de staten te bevorderen; - constaterende dat altijd door iedereen (dus ook de fractievoorzitter van de grootste statenfractie) informeel elke persoon uitgenodigd kan worden voor wat voor overleg dan ook en daarvoor geen formeel geregeld overleg nodig is; besluiten dat: - het Seniorenconvent in de nieuwe duale structuur geen toegevoegde waarde heeft en derhalve dat de formele instandhouding van het Seniorenconvent vanaf 20 maart 2003 niet meer gewenst is; - artikel 7B in initiatiefvoorstel en ontwerpbesluit behorend bij voordracht nr. 17 wordt geschrapt. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Het is bijna zover. Tot mijn verbazing vernam ik overigens dat de fractie van D66 in de Eerste Kamer tegen de wet inzake het dualisme heeft gestemd. Ik heb mij door de fractievoorzitter laten uitleggen dat dit een bedrijfsongeval was, voortkomend uit de geïrriteerde opstelling van de minister. Er ontstond daardoor een tegenbeweging. Het debat schijnt niet zo leuk te zijn geweest. Als D66'ers staan wij sterk achter de dualisering van de provinciale politiek. Een goede doorvoering en evaluatie zijn van belang, zodat de introductie van gedeeltelijk dualisme wordt voorkomen. Dat klonk enigszins door in de woorden van GroenLinks. Ik kan daar niet voor zijn. Je doet het of je doet het niet. De heer Gök (GroenLinks): Het is toch goed mogelijk dat je voorstander bent van
21
dualisme op provinciaal niveau, maar dat je er tegelijkertijd kanttekeningen bij plaatst en waarschuwt voor verkeerde ontwikkelingen, juist voor een goed verloop ervan? Ik weet niet waarom u daar zo moeilijk over doet. De heer Poelmann (D66): Ik doe daar helemaal niet moeilijk over, maar je begint wel of niet aan dualisme. Ik vind het niet erg als u er tegen bent, maar het voorstelPlatvoet leidt uiteindelijk tot een evaluatie van iets wat nooit is ingevoerd. Dat is niet handig. Dat bedoel ik met de opmerking: je doet het of je doet het niet. De heer Gök (GroenLinks): U begrijpt ook dat het dualiseringsproces in verschillende fasen moet worden ingevoerd. Halverwege zo'n fase kunnen er signalen zijn van problemen waarvoor oplossingen gezocht moeten worden. Dat is toch vanzelfsprekend? De heer Poelmann (D66): Dualisme sneuvelt bij een slechte invoering, want dan is er geen dualisme. De voorzitter: Ik denk dat het duidelijk is en dat de burger het nu ook allemaal begrijpt! De heer Mooij (VVD): Ook de heer Poelmann zou zich dit moeten aantrekken, want zijn fractie heeft luid verkondigd dat leden van het college niet vrijuit mogen praten. De heer Poelmann (D66): Laat men vooral vrijuit praten, dan hebben wij hier nog eens een paar leuke ochtenden en middagen. Ik dacht echter dat dit de inhoud betrof, terwijl wij het nu over de vorm hebben. Ik kan mij als lid van de commissie niet herinneren een concept voor de reglementen onder ogen te hebben gehad. Ik kan mij echter vergissen. Ik schrok van de woorden van de heer Gök, want ik heb de reglementen niet meer doorgelezen. Dat is mijn fout en ik ben dan ook blij dat de heer Gök dat wel heeft gedaan. Ik nodig de voorzitter van de commissie, de heer Mooij, uit om de werkgroep nog voor 20 maart bijeen te roepen, zodat de
PS 10 februari 2003
teksten nog eens goed besproken kunnen worden. Wij hoeven dat hier dan niet te doen. Het regelen van het precieze aantal commissieleden is mij een gruwel. Laat de politiek zelf nog wat dingen uitmaken en regel niet alles dicht. Ik dien daar nu geen amendement over in, want wij moeten er gewoon nog eens goed naar kijken. Ik hoop dat de heer Mooij dit op zich neemt. Bij dualisme hoort het op een grotere afstand opereren van de statenleden van het college van gedeputeerde staten, wat in feite de regering van de provincie wordt. Dat is prima, maar dan moet je daarvoor wel goed geëquipeerd zijn. Het college kan zich laten bijstaan door ambtenaren en door bestuursondersteuners. Ik heb daar geen bezwaar tegen, want je moet je werk goed kunnen doen, maar ik vind dat de fracties zich dan ook goed moeten kunnen laten bijstaan. Terecht staat in het voorstel dat het op dit punt om een meerderheidsvoorstel gaat. Ik kan verklappen dat onder anderen ik tot de minderheid behoorde. Het voorstel doet namelijk geen recht aan het door mij gestelde. Er komt een beetje budget bij voor de fractie, maar daar kan onmogelijk kwalitatieve ondersteuning van worden ingehuurd. Ik zal een amendement indienen waarin wordt voorgesteld om iedere fractie het recht te geven om op een gemiddeld schaalniveau van een beleidsmedewerker fractieondersteuning in te huren in de vorm van één fulltime equivalent. Ook kleinere fracties kunnen dan enigszins zijn opgewassen tegen het college, dat toch ook goed tegenspel wil krijgen. Daarvoor is steun nodig. Ik hoop dat ik de heer Mooij hierin ook meekrijg. Dit punt lijkt mij belangrijk voor de toekomst. Mochten fracties zich gedurende de bestuursperiode opsplitsen, dan moet hun bestuursondersteuning ook worden opgesplitst, anders wordt het oncontroleerbaar. Er vinden hier nogal eens fractieafsplitsingen plaats. Ik laat het hierbij. Ik hoop dat de heer Mooij de uitnodiging aanneemt om de werkgroep voor 20 maart zijn huiswerk goed te laten afmaken. Amendement 8-2
22
Door het lid Poelmann wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 10 februari 2003 in Haarlem; gehoord de discussie over voordracht 17 inzake "Dualisme, ondersteuning en functioneren van PS"; besluiten het voorgestelde beslispunt nummer 5 als volgt te redigeren: "Met betrekking tot de fractieondersteuning de volgende verdeling te hanteren: huidige vergoeding (225.000 euro) blijft gehandhaafd en verdeeld volgens de thans geldende verdeelsleutel. Hier bovenop zal per fractie het aantrekken van één fte beleidsmedewerker op behoorlijk schaalniveau mogelijk worden gemaakt"; besluiten de financiële gevolgen te verwerken in het voorjaarsbericht. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Toen wij eerder over dualisme in de staten spraken, zei ik dat het meer om de cultuur dan om de structuur gaat, want ook binnen de oude structuur waren vele mogelijkheden. Nu zijn zij nog enigszins uitgebreid. Daar zullen wij met verve gebruik van maken. Ik vond het leuk om deel uit te maken van een van de werkgroepen, omdat je je dan toch meer verdiept in hetgeen komt, maar de staten hadden al veel mogelijkheden. Wij kunnen leren van gemeenten. Ik hoor nu dat er vaak moeilijkheden in colleges ontstaan, zoals in Delfzijl. Je houdt dan je hart vast. Laten wij in de gaten houden dat wij ook in duale verhoudingen uiteindelijk aan hetzelfde touw trekken, namelijk het bevorderen van het welzijn en de welvaart van de inwoners, hoe duaal wij daar ook mee omgaan.
PS 10 februari 2003
Wij gaan akkoord met de punten 1 tot met 4 uit het voorstel. Onder punt 5 lezen wij het woord "fractieondersteuning" in die zin dat hieronder tevens is begrepen enige teambuilding, een cursus of toerusting waaraan een fractie behoefte heeft en wellicht deskundigheidsbevordering op bepaalde beleidsterreinen. Wij interpreteren dat dus in ruime zin, maar wel als fractieondersteuning. De heer Graatsma (SP): U pleit voor een ruime uitleg. Dan zal het wel om de vergoeding daarvoor gaan. Mevrouw Nagel (CDA): Daarover gaat punt 5 van het voorstel. De heer Graatsma (SP): Het CDA is geen kleine partij. Het heeft aardig wat leden en mensen die zich deskundig (kunnen) noemen. Ligt het voor de hand om fractieondersteuning, teambuilding en deskundigheidsbevordering door de provincie te laten betalen? Mevrouw Nagel (CDA): Het gaat nu om de bedragen voor fractieondersteuning en om de vraag hoe je zo'n woord interpreteert. Gaat het dan alleen om het inhuren van een secretaris of een beleidsmedewerker of is een andere inzet ook mogelijk, die in de eigen optiek het functioneren van een fractie en van het geheel beter ten goede komt dan alleen een medewerker? Die ruimte moet er mijns inziens zijn. Hoe dat er straks uitziet, wachten wij af. Ik vraag naar een visie op dat punt. De heer Poelmann (D66): Aan wie vraagt u dit? U zat zelf in de werkgroep. Vraagt u dit aan de heer Meijdam, de heer Mooij, het college, de heer Borghouts? Wie is de geadresseerde? Mevrouw Nagel (CDA): Ik wil het standpunt van degenen die antwoorden hierover horen. Wij zijn van mening dat dit ruim moet worden opgevat. Ik vraag mij ten aanzien van het Presidium af wat de formele status is van de fracties die geen commissievoorzitter hebben. Wij maken uit de tekst op dat het om aanwezigheid gaat en niet om
23
stemrecht. Ik vind dit onduidelijk. Hierin moet helderheid worden verschaft. In het algemeen wordt in de stukken slecht omschreven op welke wijze een meerderheid wordt bepaald. Ik denk aan mijn ervaring als commissievoorzitter. Wij kijken naar het aantal statenleden dat wordt vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger van een fractie, want anders kom je vaak niet aan het quorum. Als ik zie hoe de commissies worden samengesteld, dan houd ik mijn hart vast, als het om het quorum gaat. Mijn hartenkreet is dan ook dat het aantal commissieleden van grotere fracties niet te veel beperkt moet worden, te meer omdat wij nog niet eens weten welke relatie er zal zijn tussen de portefeuilles van de gedeputeerde en het takenpakket van de commissies. Misschien worden er wel drie of vier commissies ingesteld. Het gaat mij nu dan te ver om al aan te geven dat voor elke negen fractieleden, één vertegenwoordiger in de commissie mag plaatsnemen. De heer Mooij (VVD): Over het quorum kan geen enkel misverstand bestaan. Een quorum is altijd de helft plus één. Het stuk is daarover heel duidelijk. U bedoelt echter iets anders, namelijk dat u wilt nagaan of een mening in een commissie wordt gerepresenteerd door wellicht een meerderheid in de staten. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb precies gezegd wat ik bedoel vanuit mijn ervaring als commissievoorzitter. Als je het op uw manier beziet, is het quorum vaak niet aanwezig. Er zijn veel kleine fracties, die een keuze moeten maken uit de commissievergaderingen. Uitgaande van uw woorden had de commissie meerdere malen naar huis gestuurd moeten worden. Ik vind dat buitengewoon onproductief. Wij weten nog niet hoe de staten er straks uit zullen zien. De heer Mooij (VVD): U bent het dus met mij eens dat een quorum altijd de helft plus één is? Mevrouw Nagel (CDA): Maar ik ben bang dat het in dit geval een onwerkbaar quorum wordt. Het lijkt mij buitengewoon
PS 10 februari 2003
omslachtig en ook niet noodzakelijk dat voor het verslag steeds moet worden vastgesteld hoe iedere vertegenwoordiger in de commissie over een bepaald punt denkt. Een dergelijke verslaglegging levert nogal uitgebreide verslagen van commissievergaderingen op. Dit slaat niet alleen op de notulen, maar ook op het samenvatten door de voorzitter. Ik vind dat nogal ver gaan. Kan elk lid punten op de agenda geplaatst krijgen? Moet er geen draagvlak daarvoor zijn? Gezien het hobbyisme van sommige statenleden vraag ik om daarover na te denken. De heer Graatsma (SP): Wat is uw voorstel voor agendering? U bent bang voor hobbyisme. Daar heeft uw fractie ongetwijfeld ook last van. Een ander punt is wie uitmaakt wat hobbyisme is. Mevrouw Nagel (CDA): Ik vind het erg ver gaan als een lid zonder enige steun in de commissie iets op de agenda kan plaatsen wat kennelijk niet in de agendacommissie aan de orde is geweest. Je kunt ook bij de agendacommissie een voorstel indienen. Voor het staande de vergadering beïnvloeden van de agenda moet toch enig draagvlak in de commissie zijn. De heer Graatsma (SP): Een commissie kan het voorstel van een lid ook afwijzen. Er staat niet dat het een automatisme is. Mevrouw Nagel (CDA): Ik begrijp het punt wel, maar ik vind dat er enig draagvlak moet zijn. De heer Le Belle (D66): De vraag was wat uw voorstel is. U wilt niet dat één lid dit kan doen, maar hoe moet het volgens u? Mevrouw Nagel (CDA): Een meerderheid is daartoe niet nodig, maar ik denk aan een derde van de stemmen. Dit is echter een opiniërende bespreking. De nieuwe voorstellen zullen straks in de staten besproken worden. Dan kunnen wij met amendementen komen. Wij geven nu een voorzetje voor de discussie. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben principieel van oordeel dat
24
het niet mogelijk moet zijn dat een onwelwillig deel van de staten structureel kan verhinderen dat een onderwerp onderdeel uitmaakt van politieke beraadslaging. Maar los daarvan staat in artikel 12, lid 3, dat op voorstel van een lid de statencommissie een punt aan de agenda kan toevoegen. Daarin is de door u verlangde meerderheid impliciet vervat. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb er al op gewezen dat de bepaling van de meerderheid nogal vaag is. Als bedoeld wordt de helft van de aanwezige leden, vind ik het goed. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Volgens mij staat dat erin, maar ik kom daar wel op terug. De heer Mooij (VVD): Als in een vergadering van welke omvang dan ook het quorum wordt gehaald, is vervolgens de meerderheid de helft plus één van het aanwezige aantal leden. Mevrouw Nagel (CDA): Dank u voor deze verduidelijking, mijnheer Mooij. Het lijkt mij goed dat er een Seniorenconvent blijft bestaan. Als er veel "éénpitters", met excuses voor deze oneerbiedige betiteling, in de staten komen, vind ik één stem in verhouding nogal veel. Gesteld dat er zes éénpersoonsfracties zijn, dan is men ook fractievoorzitter, maar dat ben je naar mijn mening pas als er sprake is van een fractie. Er ontstaan dan wellicht toch ongewenste situaties. Ik vraag daar in dit stadium aandacht voor. De heer Poelmann (D66): De discussie krijgt inderdaad een hoog babbelgehalte. Ik vind het onzin dat u nu al de SP, de heer Kruijmer, of de heer Bruystens de mond wilt snoeren. Ik vind dat flauwekul. U moet het debat aan durven gaan. Iemand die met een voorstel voor behandeling komt, ook al vind ik dat onzin, krijgt mijn steun. Wat u allemaal wilt, vind ik gekunstelde onzin. Mevrouw Nagel (CDA): Ik vraag aandacht voor evenwichtigheid in het Seniorenconvent. Het is mijn goed recht
PS 10 februari 2003
om die opvatting hier te ventileren en daar maak ik graag gebruik van. De heer Poelmann (D66): En ik maak gebruik van het mijne. Mevrouw Weeda (PvdA): Als het Seniorenconvent maar zo'n beperkte rol heeft als de heer Mooij zegt, waarom maakt u zich dan zo vreselijk druk over de samenstelling? Ik denk nog steeds dat je het beter af kunt schaffen. Mevrouw Nagel (CDA): Ik maak mij er helemaal niet vreselijk druk om. Het komt aan bod als er bepaalde problemen zijn. Dan moet de besluitvorming ook evenwichtig zijn. Mevrouw Weeda (PvdA): In de stukken staat dat de organisatie van wat er in de staten gebeurt, bij het Presidium is ondergebracht. U heeft daarover gezegd dat daarbij nog andere partijen aanwezig kunnen zijn behalve de partijen die de voorzitter kunnen leveren. Er blijft een heel klein seniorenconventje over dat af en toe mag praten over politiek vertrouwelijke zaken. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb hierop gewezen, want gesteld dat er tien éénpersoonsfracties in de staten komen, dan kunnen bepaalde dingen uit hun verband raken. Dat is het enige waarvoor ik aandacht vraag. Dat is de achterliggende gedachte van mijn betoog, mijnheer Poelmann, en niet om iemand de mond te snoeren, integendeel. De heer Graatsma (SP): U bent bang voor tien éénmansfracties. U gaat er daarbij van uit dat er zo veel zullen zijn en ook dat zij alle tien op enig moment op één hoop kruipen. Als dat laatste al het geval zou zijn, dan is dat even zo vrolijk een fractie van tien personen. Zij mogen dan toch wat in de melk te brokkelen hebben? Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb mijn bedoelingen duidelijk gemaakt. U weet net zo goed als ik hoeveel lijsten er mee doen aan de verkiezingen. Wij wachten de verkiezingen af.
25
De heer Graatsma (SP): Het is duidelijk dat u zich niet erg netjes opstelt ten aanzien van die mensen. De voorzitter: Mijnheer Graatsma, u kunt dat in uw eigen betoog verduidelijken, want u heeft nu het woord. De heer Graatsma (SP): Voorzitter. Ik wil het daar verder niet over hebben, want ik had niet voorzien dat de discussie die kant op zou gaan. De heer Poelmann sprak al over een hoog babbelgehalte. Over het dualisme als zodanig hoef ik hier verder geen verhalen meer te houden. In de eerste plaats is het ingevoerd, in de tweede plaats waren en zijn wij er niet voor en in de derde plaats blijkt uit verschillende berichten en ook uit de betogen van voorgaande sprekers lang niet altijd het grote succes waarop werd gehoopt. Het blijft een structuurdiscussie. Politiek wordt gemaakt door de poppetjes, de partijen. Als de macht een rol speelt, kom je uit bij bijvoorbeeld torentjesoverleg. Je kunt dan regelen en structureren wat je wilt, maar dat helpt dan niet meer. Nu wij toch aan het structureren zijn, vraag ik mij af op welke plaats wij een voorstel kunnen indienen om ervoor te zorgen dat leden van het college van gedeputeerde staten niet van buiten komen. Wij zijn er niet voor dat mensen in het openbaar bestuur een belangrijke rol spelen, terwijl zij niet gekozen zijn. De voorzitter: Heeft u het dan over gedeputeerden? De heer Graatsma (SP): Ja, en over de rol van de commissaris en van de burgemeester. De laatste moet in ieder geval altijd rechtstreeks door de bevolking gekozen worden. Voor de commissaris zal dat in de toekomst niet meer zo nodig zijn omdat het belang van zijn rol verder afneemt. Dat mag wat ons betreft dan door de vergadering hier gebeuren, maar er moet in ieder geval gekozen worden. Voorzitter, wij hebben er overigens geen bezwaar tegen dat u voorzitter wordt van de nieuwe provinciale staten, hoe lang dat ook mag duren, want het maakt niet echt uit waar de voorzitter precies vandaan komt. Ik vind dat u deze vergadering op
PS 10 februari 2003
een redelijk losse manier leidt en dat spreekt mij wel aan. Of dat nu dualistisch is of niet, zal mij een biet zijn. Mevrouw Weeda heeft zinnige opmerkingen gemaakt over het Seniorenconvent. Wij zullen van harte voor haar amendement stemmen. De overwegingen hebben onze instemming. Er zullen tijdens het werken met deze verordeningen zaken naar voren komen die niet goed gaan. Op dat moment moet je ingrijpen. Je kunt niet alles tevoren overzien en regelen zelfs tot in de merkwaardige details zoals mevrouw Nagel dat wil doen. Dat kan niet en dat wil ik ook niet. Als je ergens op je snuit gaat, moet je het veranderen. Wij zijn principieel van mening dat ieder lid van deze vergadering een punt op de agenda moet kunnen plaatsen. Ook de heer Meijdam wil geen meerderheidspositie aangrijpen om iemand die dat wil doen, ook uit een onwelgevallige hoek of met onwelgevallige standpunten, daarin te blokkeren. Ik stel voor om artikel 12 van het reglement van orde voor de commissies in die zin aan te passen dat ieder lid een voorstel in de vergadering kan brengen. Ik kom op artikel 17, lid 1. De aanwezige burgers mogen tezamen gedurende maximaal 30 minuten het woord voeren. Dat is een onnodige beperking. Lid 5 van hetzelfde artikel is voldoende. Daarin staat dat elke spreker maximaal 5 minuten het woord krijgt. Als er dan meer dan zes sprekers zijn, moet de spreektijd daarover niet verdeeld worden, want dat doet geen recht aan de moeite om te komen en aan de voorbereiding. Ik stel dan ook voor om het genoemde halfuur te schrappen. De heer Gök heeft al gewezen op artikel 3 van de verordening inzake de ambtelijke bijstand en de rol van gedeputeerde staten. Dat gaat ook ons te ver. Gedeputeerde staten beslissen zo spoedig mogelijk over het verzoek, zo wordt gesteld. Er zijn allerlei redenen te noemen waarom "zo spoedig mogelijk" een maand kan duren. Ik stel voor om daaraan een termijn te verbinden en te spreken over twee of drie werkdagen. Hetzelfde geldt voor artikel 4, lid 3.
26
In artikel 45 van het reglement van orde voor provinciale staten valt op dat de gelegenheid tot het stellen van vragen is beperkt en nauwkeurig omschreven, en wel na afloop van de behandeling van de ingekomen stukken. Ik stel voor om dat te schrappen, want dat beperkt de voorzitter sterk in de orde van de vergadering. De ingekomen stukken staan nu altijd achteraan op de agenda. Het is niet wijs om daarna nog vragen te behandelen. Ik vraag de indieners van het voorstel om daar nog eens naar te kijken. Wij stellen ook voor om iets gemakkelijker om te gaan met artikel 52, lid 2: het verbod op het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde. Ik herinner mij dat de vergaderzaal een keer volliep met mensen uit Edam/Volendam, die dingen uitdeelden en kwamen pleiten voor hun standpunt. Na toestemming van de voorzitter moet dat mogelijk zijn. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In dat geval was de vergadering geschorst. Buiten de vergadering kan iedere gedachtewisseling die men wil met de staten worden aangegaan. De heer Graatsma (SP): Dus die mogelijkheid blijft bestaan? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als de vergadering wordt geschorst, mag je alles doen wat je wilt. De heer Graatsma (SP): Dat punt lijkt mij dan voldoende beantwoord. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Voorzitter. Het is wel eens prettig als je tijdens een discussie een beetje op de achterhand zit. Toen ik mevrouw Nagel hoorde spreken, dacht ik aan de woorden van Wim Kan: democratie is de wil van het volk en elke dag hoor je stomverbaasd wat je nou weer wil. Ik leg in dat verband een relatie met haar opmerking over kleine partijen. Ik kan mij toch niet voorstellen dat mevrouw Nagel of het CDA kleine partijen hun stemrecht wil ontnemen. Mevrouw Nagel (CDA): Dat heb ik nooit willen betogen. Ik heb alleen de aandacht
PS 10 februari 2003
gevraagd voor evenwicht, een punt waar ik altijd over nadenk. Uw mening is altijd zeer welkom. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Mijn verbazing blijft. Voorzitter. Gehoord de vorige sprekers, bevestigt dit mijn zorg die ik voorafgaand aan deze vergadering in het Seniorenconvent heb uitgesproken ten aanzien van de positie van de kleine partijen in het duale systeem. Wij hebben kennisgenomen van de conceptvoordracht inzake het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Noord-Holland. Ik verwijs naar bladzijde 2, artikel 5, het Presidium, waarin onder punt 3 staat: "Elke fractie die geen lid heeft in het Presidium kan een lid afvaardigen om de vergaderingen van het Presidium bij te wonen". Ik wijs met nadruk op de woorden "bij te wonen". Ik verwijs verder naar punt 8 in dit artikel: "Elke voorzitter van de statencommissie heeft één stem in het Presidium". Echter, er is een beperkt aantal commissievoorzitters. Met andere woorden: de partijen die geen commissievoorzitter kunnen leveren, hebben geen stemrecht. Ik heb kennisgenomen van het initiatiefvoorstel zoals verwoord in voordracht nr. 17. Wij zijn van mening dat op bladzijde 3, onder 7, van het voorstel, waarin de samenstelling van het Presidium wordt omschreven, de status van de fracties die geen commissievoorzitter hebben niet duidelijk wordt omschreven, maar zij hebben wel de mogelijkheid om bij de vergadering aanwezig te zijn. Dat geldt tevens voor besloten vergaderingen. Inmiddels wordt hier en daar gezegd dat er altijd nog het Seniorenconvent is. Maar nu wordt naar voren gebracht dat men het Seniorenconvent wil afschaffen, althans zo staat ook in de stukken. Men wil het incidenteel bij elkaar roepen, terwijl het op dit ogenblik structureel bijeenkomt. Mevrouw Weeda (PvdA): Als de tekst onder het Presidium wordt aangepast in de zin zoals mevrouw Nagel aangaf en ook u nu doet, namelijk dat de leden van
27
andere fracties daar bij kunnen horen, zodat over de organisatie, het functioneren van de staten, in een breder verband wordt gesproken, is daarmee dan een deel van uw probleem opgelost? Dan kunnen wij het Seniorenconvent afschaffen. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Ik zal bij amendement voorstellen om alle vertegenwoordigde fracties ook stemrecht te geven in de vertegenwoordigende organen. Dat is in het voorstel nog niet goed geregeld. Vandaar dat ik daarvoor aandacht vraag. Wij verzoeken het college om de desbetreffende zin in de voordracht als volgt te wijzigen: en de mogelijkheid voor fracties die geen commissievoorzitter hebben om op basis van gelijkwaardigheid met stemrecht bij deze vergaderingen en besloten vergaderingen aanwezig te zijn. Amendement 8-3 Door de leden Bruystens, De Lange, Kruijmer en Bezemer wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 10 februari 2003 in Haarlem; kennis genomen van conceptvoordracht reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Noord-Holland, hierin verwijzende naar bladzijde 2, artikel 5, het presidium; onder punt 3: elke fractie die geen lid heeft in het presidium, kan een lid afvaardigen om de vergaderingen van het presidium bij te wonen; verder verwijzende naar punt 8 in dit artikel: elke voorzitter van een statencommissie heeft één stem in het presidium enzovoorts; kennis genomen van het initiatiefvoorstel zoals verwoord in voordracht nr. 17; van mening dat in het voorstel op blz. 3 onder 7 het presidium, daar waar de samenstelling van het presidium omschreven staat.
PS 10 februari 2003
In deze tekst van deze voordracht niet duidelijk omschreven staat de status van de fracties die geen commissievoorzitter hebben, maar wel de mogelijkheid hebben om bij de vergadering aanwezig te zijn (dat geldt tevens voor besloten vergaderingen); verzoeken het college, deze zin als volgt te wijzigen: en de mogelijkheid voor fracties, die geen commissievoorzitter hebben om op basis van gelijkwaardigheid, met stemrecht, bij deze vergaderingen en besloten vergaderingen aanwezig te zijn. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Mooij (VVD): Mijnheer de voorzitter. Ik spreek namens mijn fractie en om die reden ben ik gewoon in de zaal blijven zitten. Bovendien lijkt mij dat in het kader van het dualisme ook veel beter, nog afgezien van het feit dat men achter de collegetafel best is staat is om te reageren op de inbreng van de staten. Op de gepresenteerde reglementen ga ik nu niet in, want de heer Poelmann heeft gevraagd om daar nog een vergadering aan te wijden. Wij hebben daar wel in algemene zin, maar nog niet gedetailleerd over gesproken. Het lijkt mij goed om dat te doen, zodat een en ander zo snel mogelijk goed voorbereid in de staten behandeld kan worden. Over dualisme is al veel gezegd, ook bij de algemene beschouwingen. Ook nu weer blijkt dat vooral in de praktijk bewezen moet worden hoe goed iedereen zich daarin kan vinden. Er is een goede vorm nodig voor de inbedding, maar de regels moeten zo simpel mogelijk zijn. Het heldere voorstel beantwoordt daar zoveel mogelijk aan. Wij kunnen daar goed mee uit de voeten. Over bepaalde elementen is een verschil van mening in de staten. De heer Poelmann heeft bijvoorbeeld aangegeven dat hij de fractieondersteuning fundamenteel anders wil regelen. Hij heeft de hoop uitgesproken dat ik mij daarbij kan aansluiten. Ik moet hem die hoop ontnemen, ten opzichte van
28
hem tot mijn spijt, maar ik doe dat wel met overtuiging. Er wordt een fors bedrag verdeeld, waarbij relatief rekening wordt gehouden met het aantal zetels van een fractie. Er is een voet, dus elke fractie, hoe groot of klein, krijgt een behoorlijk aandeel, met een opbouw. Dat geldt naar mijn mening terecht niet voor het door hem genoemde onderdeel. Ik wijs erop dat kleine fracties - tenslotte een uiting van de volkswil - niet voortdurend extra geld kunnen krijgen ten koste van individuele leden van de staten die recht hebben op ondersteuning, of zij nu in een grote of in een kleine fractie zitten. Ik vind het dan ook een redelijk voorstel, te meer omdat er al een voet is. Dat systeem moet niet op alles van toepassing worden verklaard. De heer Poelmann (D66): U zegt zelf dat het aanbrengen van een voet niet ongebruikelijk is. Wij gaan over op dualisme, waardoor er een grotere afstand komt tussen de mensen in deze zaal en de mensen achter de collegetafel. Dat moet worden gefaciliteerd, anders wordt het mislukken van het dualisme ingebouwd. De heer Mooij (VVD): Maar dan wel voor alle leden. De heer Poelmann (D66): Ik heb er geen bezwaar tegen dat de leden van het college een bestuursondersteuner aanstellen, zodat men meer ogen en oren heeft. Het gaat erom dat het spel straks vooral goed wordt gespeeld. De heer Mooij (VVD): De gehele staten komen straks tegenover het college te staan. Elk lid van de staten heeft recht op hetzelfde bedrag. Daarvoor dient geen voet te gelden. Ik wil best praten over het al of niet opnemen op de begroting van de bestuursondersteuning. De heer Poelmann (D66): Over het algemeen zitten er geen tien, maar zo'n drie partijen in de coalitie. Ook al gaan wij over op dualisme, er is veel verkeer tussen partijleden onderling. De democratie is erbij gediend dat de rechten van minderheden goed worden geborgd. In deze zaal zijn dat de kleine fracties. Dat
PS 10 februari 2003
is een normaal principe, dat wij in allerlei gedaanten in de maatschappij tegenkomen. Als wij de maatschappij zouden organiseren op de door u genoemde wijze, zouden wij niet gelukkig worden met elkaar. Mevrouw Weeda (PvdA): Het wezen van de politiek en van verkiezingen is dat je een bepaald mandaat krijgt en dus een aantal zetels. Dat mag best vertaald worden in een verdeling voor de fractieondersteuning. De heer Mooij (VVD): Dat vind ik ook. De voet is al een fors bedrag. Zo wordt het bedrag al voor een deel verdeeld. Aan het bezwaar van de heer Poelmann wordt al gedeeltelijk tegemoetgekomen. Ik blijf van mening dat dit niet voor elk bedrag moet gelden. Het parlement heeft de positie van de voorzitter van de staten niet goed geregeld. In het voorstel is helder geformuleerd wat wij willen. De wetgever zit ons echter dwars. In het voorstel wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het binnen afzienbare tijd helder zal zijn wat het kabinet vindt van de positie van de commissaris van de Koningin. Kan daarover nadere informatie worden verstrekt? Mijn pleidooi voor het kiezen van een voorzitter uit de staten heeft niets te maken met de invulling van het voorzitterschap door deze voorzitter of zijn voorgangers, maar komt voort uit mijn gedachte over de zuiverheid van het duale stelsel. Wij hebben afgesproken dat de opbouw van de griffie gebaseerd zal zijn op een groeimodel. Ik onderstreep dat. De staten zullen in de komende periode moeten bekijken of dat bevalt. Nu valt dat nog niet te voorspellen. Ik kan mij verenigen met het huidige voorstel, maar juist voor dit punt geldt dat de praktijk zal moeten uitwijzen of het goed werkt. Wij kunnen lang en breed over regels praten, maar dat moet je nooit te lang doen. Het gaat vooral om de invulling ervan. Helaas zijn daarvoor een aantal regels nodig, maar niet te veel. Ik ben ten aanzien van het reglement enerzijds voor een ruimhartig beleid aangaande de invloed van
29
verschillende fracties op de gang van zaken in de staten. Anderzijds zullen echter uiteindelijk meerderheden bepalen of een voorstel, ook voor agendering, wordt gevolgd. De heer Graatsma (SP): U bent voorstander van een ruimhartig beleid. De heer Mooij (VVD): Ja, op alle terreinen. De heer Graatsma (SP): Dat vind ik geweldig. Kunt u zich vinden in een artikel wat luidt: torentjesoverleg is verboden? De heer Mooij (VVD): In zo'n artikel kan ik mij absoluut vinden. Het is echter niet verboden om op welke plaats dan ook vrijwillig te overleggen. De heer Graatsma (SP): Dat snap ik, maar dat is toch wat anders. De heer Bruystens (AOV/OU55+): De heer Mooij heeft het over een ruimhartig beleid, maar kleine partijen vragen niet om een ruimhartig beleid, maar om volwaardig mee te kunnen spreken, met recht van stem enzovoorts. U komt aan mijn democratisch recht. Ik vraag om een beleid waarin ik volwaardig kan meespreken. De heer Mooij (VVD): Natuurlijk, daar heeft u volstrekt gelijk in. Dat zal niemand hier ontkennen. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Laten wij dat dan ook in de voordracht vastleggen. De heer Mooij (VVD): In de voordracht is niets opgenomen dat belemmert dat u volwaardig kunt meepraten. De heer Meijdam (lid van provinciale staten): Voorzitter. Het meezenden van een aantal reglementen van orde voor de werkzaamheden van de staten en de commissies en de ambtelijke bijstand leidt ertoe dat de discussie zich daarop volledig focust en dat de algemene context van de dualiseringsmaatregelen zoals vervat in de punten 1 tot en met 12 van het
PS 10 februari 2003
initiatiefvoorstel wat minder de aandacht krijgt. Als ik goed naar woordvoerders heb geluisterd, gaan de staten akkoord met de voorgestelde punten met uitzondering van het minderheidsstandpunt ten aanzien van punt 5, de fractievergoeding, en punt 7. Dat geeft helderheid. De fracties gaan dus unaniem akkoord met de punten 1 tot en met 4. Punt 5 zal in stemming gebracht moeten worden. Met de punten 6 en 8 tot en met 12 wordt ook unaniem akkoord gegaan. Over punt 7 zal op 20 maart worden gesproken. De heer Poelmann (D66): Met dien verstande dat ik er behoefte aan heb dat de werkgroep de reglementen nog goed doorloopt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is vervat in de opmerking over punt 7, waarin een uitspraak wordt gevraagd over de reglementen. Daarmee is het formele traject van invoering van het dualisme succesvol afgerond. Of wij er positief of negatief over zijn, is op dit moment in wezen een gepasseerd station, omdat de wetgever heeft geoordeeld dat invoering van het systeem verstandig is. Dat geldt evenzeer voor de opmerking van de heer Graatsma over gedeputeerden van buiten. Ik heb daar mijn gedachten over, maar de wetgever heeft bepaald dat dit systeem wordt ingevoerd. Los daarvan houden de staten in alle gevallen de vinger aan de trekker, omdat elke gedeputeerde, wel of niet afkomstig uit een statenfractie, die hij zal verlaten als hij gedeputeerde wordt, het vertrouwen van de staten zal moeten genieten om te kunnen functioneren. Dat is in wezen de algemene veiligheidsklep in het systeem analoog aan de verhouding tussen de Tweede Kamer en de regering. Vertrouwen is noodzakelijk om te kunnen functioneren. Ik maak deze opmerking in algemene zin omdat ik het gevoel heb dat wij hier en daar aan die verscherpte verhoudingen moeten wennen. De vertrouwenskwestie komt veel indringender op ons bordje te liggen dan in een monistisch systeem. Van onderwerp tot onderwerp en van geval tot geval zal iedere keer de vraag moeten worden beantwoord of een en ander nog in lijn is
30
met het door een meerderheid van de staten gewenste beleid. Ik vind dat een verbetering, omdat hierdoor bevorderd wordt dat staten en college duidelijker stellingen betrekken. Ik blijf echter van mening dat dit ook in een monistisch systeem, mits goed gebruikt, prima mogelijk was. Dat is nu eenmaal achterhaald, dus daar houd ik mij niet al te zeer meer mee bezig. Sommigen hebben gevraagd wat de invoering van het dualisme betekent voor de positie van kleine partijen en op welke wijze daarmee binnen de werkgroep moet worden omgegaan. Een ieder in de staten zal van oordeel zijn dat kleine partijen de mogelijkheid moeten hebben om zaken te agenderen. Tegelijkertijd is het niet onverstandig om door middel van het koppelen van de agendering aan een meerderheid van de commissie een afweging te maken alvorens een punt aan de agenda wordt toegevoegd. Ik doel dan met name op kwesties die ook in de Tweede Kamer, zij het zeer zeldzaam, aan de orde zijn en die zozeer vallen buiten wat alle overige partijen vinden behoren tot de normale omgangsvormen en wijze van agendering, dat je afspreekt dat daarover niet verder wordt gesproken. Ik doel op kwesties waarbij strijd met grondwettelijke bepalingen aan de orde is, bijvoorbeeld het maken van inbreuk op artikelen in de Grondwet zoals het verbod op discriminatie en de vrijheid van meningsuiting. Een commissie moet kunnen weigeren om dergelijke zaken te agenderen. De heer Poelmann (D66): Ik noem voor de duidelijkheid een voorbeeld van wat naar uw mening niet meer mag voorkomen. Een paar jaar geleden is in de laatste vergadering van gedeputeerde Achterstraat door mijn fractie een agenderingsinitiatiefvoorstel aan de orde gesteld over het Amstelmeer. Dat mocht toen niet behandeld worden, want dat kon ook in de commissie behandeld worden. Dat maken wij in de toekomst dus niet meer mee? Het ging daarbij om een normaal politiek debat. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben van oordeel dat elk
PS 10 februari 2003
inhoudelijk voorstel dat niet strijdig is met de grondrechten behandeld moet kunnen worden. De heer Poelmann (D66): Prima. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik zou niet weten waarom niet. Andere fracties kunnen wel na de inleiding van de initiatiefnemende partij aangeven, geen behoefte aan verdere discussie te hebben. Zij kunnen er dus kennis van nemen of ertegen zijn. Met het ontnemen van het recht om een mening te uiten, zet je de bijl aan de wortel van het democratisch bestel. Dat moet je niet willen. De vraag of dit ten aanzien van de samenstelling van het Presidium impliceert dat elke fractie, ongeacht de grootte ervan, daaraan deel moet nemen, behoeft nadere nuancering, omdat het Presidium per definitie niet gaat over politiekinhoudelijke vraagstukken. Het Presidium houdt zich in zuivere zin bezig met de orde van dienst, het spoorboekje waarlangs de staten willen werken. Het is de vraag of dat niet eerder is gediend met een zo efficiënt mogelijke samenstelling en functioneren dan met een samenstelling uit alle fracties, waarbij gesproken wordt over de vraag hoeveel spreektijd Jan, Piet of Klaas krijgt, wat er moet gebeuren ten aanzien van het onderhoud van het gebouw enzovoorts. In het Presidium gaat het niet om inhoudelijke kwesties. Dit punt komt in de discussie over de reglementen ongetwijfeld terug. Hetzelfde geldt voor de quota. Ik ga op dit moment niet in op alle wijzigingen van de reglementen die zijn voorgesteld door de staten. De heer Mooij heeft een extra commissievergadering daarover toegezegd zodat daarover nog uitgebreid gestoeid kan worden. Ik geef de fracties wel de suggestie mee om nadat de datum is geprikt, bijvoorbeeld een week daaraan voorafgaand alle voorgestelde amendementen aan te bieden bij de secretaris, mevrouw Broen, zodat zij gebundeld kunnen worden en voorzien van een eventuele reactie. Wij kunnen op die wijze in de commissie zo succesvol en snel mogelijk over die zaken van gedachten wisselen. Ook voor de
31
discussie over het Seniorenconvent verwijs ik naar de commissie. Ik kan mij in algemene zin voorstellen dat het in uitzonderlijke gevallen verstandig is dat fractievoorzitters kunnen overleggen in een gestructureerd orgaan. De heer Graatsma gaf tot mijn verbazing aan, zich te kunnen stellen achter het afschaffen van het Seniorenconvent. Ik vind dat niet alle overleg terzake deze kwesties in informele sfeer geregeld moet worden. Ook voor die kwesties kan regeling, verslaglegging en ordening van belang zijn voor met name de kleine fracties. Als een dergelijk instituut wordt afgeschaft en wij laten dit over aan het vrije spel der maatschappelijke krachten - men weet dat ik dat altijd hartgrondig toejuich - dan moeten de fractie van de heer Graatsma en de andere kleine fracties maar moeten afwachten of zij überhaupt nog aan de bal komen of dat dit wordt geregeld in een informeel overleg tussen partijen die menen dat het hen aangaat. Mevrouw Weeda (PvdA): Aan welk type politiek-vertrouwelijke onderwerpen denkt u dan? Nu gaat het in het Seniorenconvent voor ten minste 90% over het functioneren van de staten. Daarvoor heb je nu juist een Presidium. Waaraan denkt u bij de overblijvende 10%, erop gelet dat u het zo zwaar aanzet door een beroep te doen op de democratie en de rol van de kleine fracties? Moet je de versterking dan niet juist bij het Presidium zoeken? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Een inhoudelijke rol voor het Presidium betekent onmiddellijk dat recht gedaan moet worden aan de vraag van de heer Bruystens om te waarborgen dat alle kleine fracties daarin stemhebbend kunnen participeren. Dat is dan niet langer een orgaan dat zich bezighoudt met de orde van dienst, maar een orgaan waarin knopen worden doorgehakt. Mevrouw Weeda (PvdA): Met dualisme wordt nagestreefd, de politiek weer terug te brengen. Daarom vraag ik ook om een voorbeeld te noemen.
PS 10 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb geen voorbeelden op grote schaal paraat, omdat het zelden voorkomt, maar dat betekent nog niet dat zo'n instituut overbodig is. Er zijn kwesties die ook binnen de kaders van de Wet openbaarheid van bestuur op dat moment openbaar gemaakt kunnen worden. Desalniettemin kan het noodzakelijk zijn dat daarover door politieke partijen overleg wordt gepleegd, te vergelijken met het overleg op rijksniveau in de besloten commissie van fractievoorzitters in de Tweede Kamer over de veiligheidsdiensten. Ook in de provincie kunnen zaken …. Mevrouw Weeda (PvdA): Dat is wel heel zwaar, want in het Seniorenconvent is een dergelijk onderwerp nog nooit op die wijze aan de orde geweest, maar ik mag er bijna nooit bijzitten, dus ik weet dat niet zeker. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Er zijn wel kwesties aan de orde die nog even niet aan de openbaarheid kunnen worden prijsgegeven, maar waarop een politieke toets toch gewenst is. De heer Bozelie (GroenLinks): Een goed voorbeeld is wellicht het benoemen van een sollicitatiecommissie voor de CdK. Hoe denkt mevrouw Weeda zulke belangrijke zaken op te knappen? Ik ga wel enigszins mee in haar gedachte over afschaffing van het Seniorenconvent. Wij kunnen over de afgelopen vier jaar nagaan welke belangrijke zaken aan de orde zijn geweest en dat is onder andere de benoeming van de directeuren van de provincie. De sollicitatiecommissie is vanuit het Seniorenconvent geregeld. Weet u daarvoor een oplossing? Mevrouw Weeda (PvdA): Daarom vroeg ik ook naar voorbeelden. Ik ga uit van voortschrijdend inzicht, dus als wij hierover op 20 maart verder spreken, wil ik graag beschikken over deze informatie. Wellicht kan er een structuurvoorstel worden ingediend waarin die taken van het Seniorenconvent goed worden opgevangen.
32
De heer Graatsma (SP): Voorkomen moet worden dat er een club ontstaat die kleine fracties de nek om kan draaien. Dat kan in het Seniorenconvent en dat is dan ook de beste reden om het af te schaffen. Het Presidium is daarvoor ook niet geschikt, want dat heeft alleen uitvoerende taken.. Ik heb er de afgelopen jaren bijgezeten en ik kan mij geen vergadering voor de geest halen die ik nuttig vond. Ik heb vanaf het begin aangegeven dat wat mij betreft die club opgeheven kan worden. Bijzondere zaken zoals de benoeming van een directeur bij de provincie zullen in de toekomst zeer waarschijnlijk niet meer aan de orde zijn, niet omdat de directeur van de provincie in de toekomst niet meer zo belangrijk is, want als er iets belangrijks is, kan er voor die gelegenheid een club bijeen worden geroepen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daarover verschillen wij dan van mening. Als u het laat afhangen van de ad hoc-bereidheid van politieke organen om wel of niet in te stemmen met een overlegorgaan over deze kwesties, ben je iedere keer van wisselende meerderheden afhankelijk. Het is voor mij geen halszaak. Als de staten in meerderheid van mening zijn dat er geen Seniorenconvent moet zijn, dan zij het zo. Ik geef alleen aan dat niets in de grote bozenmensenwereld zal verhinderen dat men zal overleggen over dit soort kwesties, als men dat wil. Als dit is geregeld, is dat waarneembaar en transparant. Wij weten dan wat wij van elkaar kunnen verwachten. Als het niet is geregeld, gebeurt het ook, maar dan informeel. De heer Graatsma (SP): Als je het wel hebt geregeld, kan dat even zo vrolijk informeel en buiten de rest van de club om plaatsvinden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is waar. Alleen als men daarover in een publiek orgaan van gedachten moet wisselen, is er in ieder geval de mogelijkheid om argumenten te wegen en zaken ertegen in te brengen. Het is echter een weging. De staten moeten zich er maar over uitspreken of zij daaraan behoefte hebben.
PS 10 februari 2003
Ik heb alle opmerkingen voor dit moment behandeld. Verdere behandeling kan plaatsvinden op 20 maart. De voorzitter: De heer Mooij heeft gevraagd om in te gaan op het voorzitterschap van de staten na aanneming van de wet inzake dualisering. Ik breng het tegenbeeld naar voren van wat de heer Mooij heeft gezegd. Het zou mij zeer spijten als ik deze niet onaardige vergaderingen niet meer kan leiden. Dat gezegd hebbend, ben ik echter principieel van mening dat de staten in het duale stelsel hun eigen voorzitter moeten kiezen en dat hij ook moet voorzitten. De Grondwet verhindert een andere mogelijkheid, die mijn voorkeur heeft, te weten het laten voorzitten van de vergaderingen door de vice-voorzitter, terwijl ik formeel voorzitter ben. Ik blijf dat, zo iedereen dat wil, nog een reeks van jaren. Niet alles kan echter autonoom worden besloten. De minister van Binnenlandse Zaken beraadt zich op dit moment op die mogelijkheid. Aangezien de huidige demissionaire minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet bijzonder van gedogen houdt, is het mogelijk dat hij verbiedt dat de formele voorzitter steeds wegblijft bij de vergaderingen. Dat is op zichzelf niet zo erg. De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan er echter anders over denken. Met andere woorden: ik zal de staten op de hoogte houden van de al of niet wisselende denkbeelden in Den Haag, maar weet van mij dat ik principieel van mening ben dat de staten door de eigen gekozen voorzitter, formeel de vice-voorzitter, moeten worden geleid. Om 16.00 uur vinden stemmingen plaats over ingediende moties en amendementen. Ik stel voor om na afronding van agendapunt 8 eerst het agendapunt 14 over de N242 te behandelen, omdat veel belangstellenden voor dit agendapunt de vergadering bijwonen. De vergadering wordt van 16.07 uur tot 16.27 uur geschorst.
33
Besluitvorming interpellatie over het maken van extra ruimte voor de bollenteelt. De heer Koetsier (GroenLinks): Ondanks de langdurige discussies en de voorstellen voor wijziging van de tekst van onze motie, hebben wij gemeend om de oorspronkelijke versie te moeten handhaven. Wij willen het college het signaal geven dat het consistent uitdragen van aanvaard beleid noodzakelijk is. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het college vindt het niet verstandig om gedeputeerden in algemene zin de mogelijkheid af te snijden om, wanneer zij kennisnemen van situaties in de provincie die daartoe nopen, vastgesteld beleid in heroverweging te nemen, omdat hen verplicht wordt om op dat moment actief uit te blijven dragen wat is vastgesteld, maar kennelijk op een bepaald moment door een gedeputeerde niet meer opportuun wordt geacht. Wij proberen de staten te politiseren en het aan de hand van ontwikkelingen in de samenleving tot een gebruikelijke handelwijze te maken dat standpunten heroverwogen mogen worden en opnieuw in discussie worden gebracht. Wij vinden het dan ook niet verstandig om die mogelijkheid voor collegeleden af te sluiten. Dat is wat anders dan dat collegeleden, als zij een dergelijke situatie aantreffen, de aanwezigen informeren over het tot op dat moment geldende en vastgestelde beleid. Dat lijkt normaal en te passen in de handelwijze van een collegelid. Maar het vervelende met communicatie via de media is dat niet het feit dat ook het vastgestelde beleid nog eens is meegedeeld, maar alleen de voorgedragen wijziging de aandacht trekt. Derhalve zal het college deze motie niet steunen. De heer Van der Paard (PvdA): Mijn fractie heeft wel eens sterkere moties gezien, maar het gaat om de intentie, de bedoeling ervan. Mijn fractie voelt het als volgt. Het gaat niet alleen om consistent beleid, maar ook om collegiaal beleid. Wij hebben het gevoel dat het beleid van meer
PS 10 februari 2003
dan één gedeputeerde welbewust onderuit is gehaald, zowel dat van de gedeputeerde die alles doet voor het bollengebeuren als dat van de milieugedeputeerde. Dat vind ik kwalijk. Als dat een voorbode is voor het dualisme, waarbij het college meer collegiaal moet besturen, is dat geen goed teken, tenzij de heer Meijdam terugkeert in de staten. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Ik denk dat het college zich verzet tegen iets wat er niet staat. Het is absoluut toegestaan en ook toe te juichen dat het college, wanneer er sprake is van nieuwe inzichten, zich verdiept in wat er moet gebeuren, want anders kan beleid nooit gewijzigd worden. Het ging in dit geval echter niet om nieuwe inzichten. Ik kan mij bijna niet voorstellen hoe iemand met deze tekst voor zich kan zeggen: daar kan ik het nou helemaal niet mee eens zijn. De heer Mooij (VVD): Het onvoorstelbare is toch waar, want ik ben het volstrekt niet eens met de tekst van deze motie. Het kan in mijn ogen nooit zo zijn, en zeker niet na invoering van het dualisme, dat leden van provinciale staten de door hen gekozen leden van gedeputeerde staten op enigerlei wijze iets in de weg willen leggen wanneer zij hun mening willen uiten. Het is vervolgens aan het college om onderling vast te stellen of het nog gezamenlijk beleid voert. Zolang het college dat tegen mij zegt en ik het tegendeel niet aan kan tonen, is dat gewoon zo. Het recht van individuele leden, wie dan ook, ergens over te praten, wil ik nooit betwisten. In stemming komt motie-5B-1. De voorzitter: Ik constateer dat de motie met 33 stemmen voor en 36 stemmen tegen is verworpen. 8.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de voordracht van gedeputeerde staten inzake dualisme, ondersteuning en functioneren van PS.
De heer Gök (GroenLinks): Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn, maar breng wel een punt van orde in. De heer
34
Meijdam heeft voorgesteld om de verschillende amendementen te bundelen en over te dragen aan de werkgroep, zodat daarover op 20 maart gesproken kan worden en eventueel gestemd kan worden. Omdat daarop geen reactie is gekomen, concludeer ik dat de staten daarmee instemmen. Wij doen dat ook. De voorzitter: De amendementen zullen in de commissievergadering worden besproken en op 20 maart al dan niet worden verworpen. Ik heb voorgesteld om na dit punt agendapunt 14 te bespreken in verband met het aanwezige publiek. Mevrouw Kruisinga (CDA): Toen u dat voorstelde, realiseerde ik mij even niet dat ook voor agendapunt 13, het Provinciaal verkeers- en vervoerplan, vrij veel belangstellenden aanwezig zijn. Daarvoor geldt dus hetzelfde als voor de reconstructie van de N242. Het is wellicht ook ten opzichte van die aanwezigen aardig om de behandeling vanmiddag te doen plaatsvinden. De voorzitter: Na de behandeling van agendapunt 14 zal agendapunt 13 aan de orde zijn. 14.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de reconstructie N242 (zie bijlage 21).
Voorzitter: Neef Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter. Ik kan over dit onderwerp kort zijn. Mijn fractie heeft bij de behandeling in de commissies al aangegeven dat zij erg blij is dat de doorstroming op deze weg door het voorgestelde plan aanzienlijk zal verbeteren. Wij geven dan ook met graagte het daarvoor benodigde geld uit. Wel plaats ik een kanttekening bij de wijze waarop dit soort problemen ontstaan. Wij constateren steeds opnieuw dat er groeikernen bijkomen, dat er meer woningen worden gebouwd en dat daardoor het openbaar vervoer en de infrastructuur niet meer toereikend zijn.
PS 10 februari 2003
Ook omdat er de komende jaren enkele streekplannen worden vastgesteld, zullen wij ons met name over de infrastructuur en het openbaar vervoer veel duidelijker uit moeten spreken. Er zullen vooraf en niet achteraf voorzieningen moeten komen. Het college heeft daartoe al een goede aanzet gegeven bij de Broekpolder. Geconstateerd moet worden dat het rijk langzamerhand een onbetrouwbare financier lijkt te worden, want zowel bij de N201 als bij deze weg is nog steeds niet duidelijk of het de gelden daadwerkelijk verstrekt. Ik ga er zonder meer van uit dat het rijk zeker ten aanzien van de N242 zijn belofte gestand doet, omdat het om een minder grote investering gaat. De provincie moet echter een meer solide indruk wekken bij de gemeenten. Zij moet haar beloftes, ook financieel, nakomen. Mochten wij op enige manier niet in de gelegenheid zijn om via financiering van het rijk de geplande wegen voor elkaar te krijgen, dan zal een verhoging van de opcenten overwogen moeten worden. Wij doen dat met graagte, zo weet men. Daarbij zouden wij dan de afspraak willen maken dat bij investeringen in wegen ook in het openbaar vervoer wordt geïnvesteerd. Dat mag wat ons betreft fifty-fifty zijn. De heer Beemsterboer (CDA): Voorzitter. Het voorstel voor de N242 is een voorbeeld van de manier waarop wij met onze problemen moeten omgaan. Dit project lijkt nu zeer snel uitgevoerd te kunnen worden. Tot mijn stomme verbazing is er op dit punt een enorme consensus in de staten. Als zelfs GroenLinks voor de aanleg van een weg is, is men eindelijk ten goede gekeerd. Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Wij stemmen niet voor de aanleg van een weg maar voor de bevordering van de doorstroming van het verkeer. Dat is heel wat anders! De heer Beemsterboer (CDA): Mijn hartelijke dank daarvoor. Wij kennen nog steeds zeer grote problemen op een aantal van onze drukke wegen. Mijn voorgangster noemde zo-
35
even de N201,maar het gaat ook over de N242. Ondanks enkele strubbelingen zijn de betrokken gemeenten vrij snel over de brug gekomen. Dit project kan dienen als voorbeeld voor de N201. De vorige spreekster had het over de opcenten. In een volgende collegeperiode hebben wij onvoldoende aan de GDU-plus; in wezen een afkopertje van het rijk. Wij moeten ons goed realiseren dat er meer middelen nodig zijn om ons ambitieniveau ten aanzien van de gigantische problemen op een aantal provinciale wegen waar te kunnen maken. In dit verband kan aan de opcenten gedacht worden. Natuurlijk heeft mevrouw Beens gelijk dat wij niet alleen aan de auto moeten denken, maar de verdeling fiftyfifty gaat in mijn ogen te ver. De gedeputeerde wil het project uitvoeren via design and build. In de commissievergadering heb ik al gevraagd of deze werkwijze niet te veel risico's in zich bergt. Kan de gedeputeerde ons garanderen dat een en ander helder en inzichtelijk wordt gepresenteerd? Wij dienen te voorkomen dat wij door onze onervarenheid op dit terrein in een valkuil terechtkomen. Ik hoop dat hij erin slaagt, de problemen weg te nemen. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is heel blij met deze voordracht. Wij zijn ook heel blij dat de fractie van GroenLinks heeft gezegd, voor de doorstroming van het verkeer te zijn. Daar zal ik haar in het vervolg aan houden. De fractie van de VVD heeft hard aan deze voordracht getrokken. Zij doet mij onwillekeurig denken aan de motie over de grote bouwlocaties. Als grote woningbouw- of bedrijfsprojecten worden opgeleverd, moet de benodigde infrastructuur er zijn. Daarbij gaat het om wegen en om het openbaar vervoer. Wij zijn blij dat in de aanpassing van de N242 ook een component openbaar vervoer zit. De Stad van de zon valt eigenlijk buiten dit kader, maar de gedeputeerde heeft in de commissievergadering toegezegd dat na dit project het openbaar vervoer daar aan de orde zal komen. De staten besteden 40 mln aan dit project. De gemeenten dragen 7 mln bij.
PS 10 februari 2003
Als de staten met deze voordracht instemmen - en daar ziet het naar uit - dan is de provincie een betrouwbare overheid. Burgers en bedrijfsleven kunnen ons dan houden aan de reconstructie van de N242. De nieuwe methode van design and build moet worden geëvalueerd. Daarbij dient er met name oog te zijn voor de verantwoordelijkheden en controleaspecten. In de toekomst zal het mogelijk zijn om de methode van design, build, finance and maintenance toe te passen. Wij denken dat op deze manier kosten bespaard kunnen worden. Kortom, de VVD-fractie is heel blij met deze voordracht. Wij kijken uit naar het volgende traject, namelijk het noordelijke deel. De heer Berkhout (D66): Voorzitter. De ontwikkelingen in en rond het HAL-gebied hebben de laatste tijd beslist niet stilgestaan. De groei van het aantal inwoners, de werkgelegenheid en de daarmee gepaard gaande mobiliteit zijn hier de zichtbare exponenten van. Het gevolg hiervan is in het bijzonder de ontoereikende verkeersinfrastructuur. De reconstructie van de N242 is daarom voor D66 een logische consequentie van die ontwikkelingen, hoe vervelend het ook is om steeds maar weer in asfalt te moeten denken, want er is al zoveel van. De aandacht voor het gebruik van de fiets en voor het openbaar vervoer is naar ons idee goed tot uitdrukking gekomen in dit plan en dat hoort ook zo. Met betrekking tot de benodigde gelden is in de commissie door de gedeputeerde reeds duidelijk gemaakt dat de gemeentelijke bijdragen keihard zijn. Wij hebben zojuist het bericht gekregen dat dit ook bevestigd is. Gedurende negen jaar worden de GDU-gelden voor dit project aangewend. Dit betekent dat er in die tijd geen andere projecten uit die middelen kunnen worden betaald. In het verkeers- en vervoerplan wordt op deze gelden gerekend voor drie regionale projecten en nog enkele programma's. Dat kan dus niet meer, maar daar kom ik straks op terug. Het is duidelijk dat de fractie van D66 instemt met dit besluit, dat in het belang is van een goede
36
verkeersafwikkeling in en rond het HALgebied. De VVD rolt blijkbaar steeds van haar stoel van verbazing of blijdschap als de fractie van GroenLinks of van D66 voor de aanleg van een weg is. Ik wil het omgekeerde graag meemaken en dan denk ik aan het openbaar vervoer of groen. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): U zat nog niet in de staten toen ik mijn maidenspeech in de commissie WVV heb gehouden. Toen had ik een samenhangend verhaal over weginfrastructuur, openbaar vervoer en fiets. Als u mij wat langer kende, had u geweten dat dit bij mij altijd samengaat. Dat bij sommige projecten het openbaar vervoer pas later komt, kan ik ook niet altijd helpen. De heer Berkhout (D66): Er is dus hoop. Ik zat overigens eerder in de staten dan u. De heer Beemsterboer (CDA): Maar uw geheugen is zo kort. Voorzitter: Borghouts De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. Net als de N201 kent ook dit stuk weg een lange voorgeschiedenis van problemen en steeds langer wordende files. Veel plannen zijn reeds ontwikkeld, maar uiteindelijk is het dan de zogenaamde voorkeursvariant geworden; een variant die op een zeer breed draagvlak kan rekenen en een oplossing biedt voor de vele problemen rond deze weg. Ook het openbaar vervoer, de fiets en het langzaam verkeer krijgen in dit project een goede plaats. Kortom, er is brede steun voor dit plan. In het grote geheel van verbetering van de mobiliteit in onze provincie is dit een belangrijke stap voorwaarts. Rest mij nog een opmerking over de financiering. Bij de voorkeursvariant daalde de prijs tot 120 mln euro. Hiervan wordt 7 mln opgebracht door de betrokken gemeenten. Deze bijdrage is nu hard. De provincie neemt 40 mln voor haar rekening. Hiervan is 4 mln reeds gedekt, maar het kan geen enkel probleem zijn om de resterende 36 mln te dekken: twee
PS 10 februari 2003
opcenten structureel erbij en het is rond. Het rijk draagt 73 mln bij. GS melden dat dit bedrag ook hard is. In feite komt het erop neer dat er negen maal 8 mln van de GDU-plus aan wordt besteed. Ik wil dit graag geloven, maar formeel is nog niets hard. Ook bij de N201 werd gezegd dat de financiën in orde waren, maar wij moeten na het gesprek met de minister constateren dat het plan een tekort heeft van rond de 350 mln. Derhalve is de aanleg van de N201 onuitvoerbaar. Wij moeten er rekening mee houden dat de GDU-plus dit jaar niet doorgaat, waardoor wij terugvallen op de 73 mln uit het MIT. De minister kan wegens geldgebrek of iets dergelijks dit bedrag halveren of besluiten het niet eerder dan 2010 beschikbaar te stellen zoals bij de N201 is gezegd. Dan hebben wij een groot probleem, namelijk weer een plan voor een weg met een groot tekort. Ik ga akkoord met deze prima reconstructie. De werkzaamheden mogen echter niet aanvangen voordat er absolute zekerheid is over de bijdrage van het rijk. Mocht dit verkeerd uitpakken, dan zal de gedeputeerde met dit plan terug moeten naar PS. In dat geval wordt de discussie over de verhoging van de opcenten alleen maar heviger. Ik denk dat het realistisch is om niet uit te gaan van de maximale ruimte van 80 mln, maar het provinciegemiddelde te hanteren. Dit is overigens toch nog een bedrag van 35 mln structureel. Dat biedt genoeg mogelijkheden. In hoeverre leidt de nieuwe methode van design and build tot een verantwoorde aanbesteding? De heer Talsma (PvdA): Voorzitter. De afgelopen maanden hebben wij de gedeputeerde steeds kritisch gevolgd ten aanzien van dit project. Wij zijn kritisch ten aanzien van het aanleggen van asfalt en ten aanzien van de financiën. Het aanvankelijke plan was bijna luchtfietserij. Een plan van bijna 200 mln met allerlei ingewikkelde constructies bleek niet haalbaar. Misschien mede dankzij onze kritische opstelling ligt er nu een plan waarvan wij vinden dat het wel haalbaar is.
37
Afgelopen vrijdag heb ik al gezegd dat mijn fractie om verschillende redenen instemt met deze voordracht. Wij zijn dit eigenlijk aan de regio verplicht. Wij hebben indertijd ingestemd met de aanleg van woonwijken in die omgeving en de verhoging van het aantal inwoners leidt tot stijging van de mobiliteit. Je kan het dan niet maken om de bijpassende infrastructuur achterwege te laten. Wij steunen dit plan omdat er ruimte is gecreëerd voor een vrije busbaan met als doel een betere doorstroming van het openbaar vervoer. Het fietspadennet rond de N242 ziet er goed uit. Ook op dat punt heeft het plan onze instemming. Wij zijn ook tevreden over de wijze waarop de financiering tot stand is gekomen. De regio draagt substantieel bij met een bedrag van 7 mln. Dit verdient alle waardering. Het is goed dat een drietal gemeenten hier 16 mln gulden voor over heeft. Helaas ontbreekt de private sector. Voor een echte PPS-constructie hadden wij van die kant ook iets verwacht. Men blijft helaas beangstigend stil. De heer Beemsterboer (CDA): Had u liever gehad dat een groot deel van de terreinen naast de N242 ingevuld wordt als bedrijfsterrein? Dat houdt de standaard PPS-constructie namelijk in. De heer Talsma (PvdA): Ik ga uit van een andere definitie. Een PPS-constructie kan ook gestalte krijgen zonder dat er bedrijfsterreinen tegenover staan. Het bedrijfsleven in de regio kan inzien dat het belangrijk is dat de inwoners geen moeilijkheden ondervinden bij het woonwerkverkeer en met het oog daarop bijdragen aan een reconstructie. Wij zijn ook tevreden over de wijze waarop de opcenten zijn ingezet. Het gaat weliswaar om een klein bedrag, maar wij zien dit toch als een doorbraak. De GDUplus-gelden worden aan deze weg besteed. Deze keuze heeft behoorlijke consequenties. Deze middelen kunnen gedurende negen jaar aan niets anders besteed worden, maar dat zij zo. Je moet een keuze maken. Deze weg is belangrijk en er blijft nog geld over voor andere doelen.
PS 10 februari 2003
Het is een megaproject. Er moet veel werk verzet worden voordat deze weg er uiteindelijk ligt. Ik vraag de gedeputeerde om er toch vooral op toe te zien dat de aanbesteding volgens de regels verloopt. Ik roep de ambtenaren op om ervoor te zorgen dat de bedragen die beschikbaar zijn voor kunstwerken angstvallig geheim worden gehouden. Wij moeten via de aanbesteding een goede prijs bedingen. De heer Graatsma (SP): Voorzitter. Op mij rust de ondankbare taak om aan alle eensgezindheid een eind te maken. Dat doe ik met veel overtuiging. De heer Talsma zegt dat wij keuzes moeten maken en dat doen wij ook. De groei van het aantal inwoners in Noord-Holland-noord heeft tot veelvuldig gebruik van de auto geleid. Het openbaar vervoer is daarbij niet alleen achtergebleven, maar zelfs bewust teruggeschroefd. Wij pleiten voor een belangrijke rol van het openbaar vervoer in de mobiliteit. Er worden steeds voorstellen voor verbetering van de weginfrastructuur gedaan. Ik noem de A9 en dan met name de boog bij Alkmaar, bij de Wijkertunnel en bij Badhoevedorp. Ik noem ook de A5, de Westfrisiaweg en de tweede Coentunnel. Daarbij zie je dat het openbaar vervoer achterblijft. Als je iedere keer kiest voor meer wegen, komt er toch een moment dat je moet kiezen voor verbetering van het openbaar vervoer. Dat doen wij dan ook. De vrije busbaan in dit project zat er al aan te komen. De aanleg van een busbaan wordt gepresenteerd als het verbeteren van het openbaar vervoer. Daarmee wordt de mensen zand in de ogen gestrooid. Het zit er dik in dat er niet meer bussen over die baan komen te rijden. De heer Talsma (PvdA): Ik heb afgelopen vrijdag al aan u proberen uit te leggen dat je, wanneer je bij de reconstructie van een weg een behoorlijk deel bestemt voor een vrije busbaan, per definitie bezig bent met de verbetering van het openbaar vervoer. Als u wilt dat er meer bussen over die baan rijden, moet u een ander voorstel doen. Het gaat nu om de reconstructie van een weg.
38
De heer Graatsma (SP): Vrijdag heeft u geprobeerd om mij te overtuigen, maar u merkt dat dit niet gelukt is. Een jaar of acht geleden is er een dure betonnen busbaan dwars door Hoofddorp aangelegd. Jarenlang reden daar een bus of tien per uur overheen. Deze bussen zaten zeker in de spits vol. Er rijdt nu maar twee keer per uur een bus over die baan. Die busbaan heeft goudgeld gekost, maar er rijden minder bussen vanwege de bezuiniging van 13 januari 2002. De kansen voor het openbaar vervoer in Noord-Holland-noord verminderen, hoe je er ook over denkt.
voorleggen om de resterende eigen bijdrage voor jaren te regelen. Dit is echt te gek. Er wordt door dit college voor tientallen miljoenen over twee verkiezingen heen geregeerd. Ik ben zeer benieuwd wat de caissière van de provincie daarvan vindt. De voorzitter: U bedoelt kennelijk de gedeputeerde Financiën. De heer Graatsma (SP): Ja, de kassier. De voorzitter: Wilt u het woord "caissière" schrappen?
De heer De Jong (PvdA): Uw voorbeeld ligt in het ROA-gebied. De provincie maakt niet zo'n rommeltje van het openbaar vervoer.
De heer Graatsma (SP): Waarom?
De heer Graatsma (SP): Die kennen we. Het is maar een voorbeeld en zo kan ik er meer noemen.
De heer Graatsma (SP): Dat vind ik een beetje zielig. Ik zal caissière vervangen door "kassier". Ik ga daar verder niet over in discussie, want dat kost mij mijn spreektijd. Ik blijf van mening dat u ook in de komende periodes voorzitter van de staten mag zijn, maar dan moet u mij wel dergelijke vervelende opmerkingen besparen. Ik heb in de wandelgangen verhalen gehoord over de degelijkheid waarmee de kassier de provinciale kas beheert.
De heer De Jong (PvdA): Maar niet in het gebied waar de provincie verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer. De heer Graatsma (SP): Ik voorspel dat de bezuinigingen op het openbaar vervoer - de provincie gaat hier zelf tegen in beroep - rampzalige gevolgen zullen hebben. Ik blijf bij mijn standpunt dat het aanleggen van een busbaan op zichzelf nog niet betekent dat ook het openbaar vervoer verbeterd wordt. Grote hoeveelheden passagiers zijn het best met de trein te vervoeren. Ook op dat gebied blijft Noord-Holland ernstig achter. Bij de keuze tussen meer asfalt of meer openbaar vervoer kiezen wij voor het openbaar vervoer. Iedereen doet alsof de financiën goed geregeld zijn. Het project kost 120 mln euro. De gemeenten betalen 7 mln. Het is op zichzelf al erg dat zij dit voor hun rekening moeten nemen. Wie betaalt de resterende 113 mln euro? De provincie. Van de in het dekkingsvoorstel genoemde provinciale bijdrage van 40 mln - in mijn ogen is dat 73 mln - is alleen de dekking van de bijdrage voor 2003 geregeld. Bij de begroting voor 2004 zal het nieuwe college de staten een voorstel
PS 10 februari 2003
De voorzitter: Een caissière is iets anders dan een gedeputeerde Financiën.
Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Ik was blij u bij de laatste commissievergadering voor het eerst aan te treffen. Als u vaker een vergadering had bezocht, had u dit uit eigen waarneming kunnen weten. De heer Graatsma (SP): Dat was niet voor het eerst, maar misschien wel de vierde of de vijfde keer. U zult begrijpen dat mijn fractie niet alle commissievergaderingen kan bezoeken. Wat vindt u ervan dat er over twee verkiezingen heen geregeerd wordt? Ik heb gehoord dat u moeilijk deed in het voortraject van de N201. Ik hoor hier graag uw opvatting over. De problemen met het vervoer blijven in 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 bestaan. Ik wijs erop dat de
39
voorbereidingstijd voor verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer veel korter is. Dit kan zelfs binnen een jaar. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter. Al veel jaren is men in de HAL-regio bezig met de reconstructie van de N242. Ongetwijfeld zal in dit gebied en ver daarbuiten nu met enige vreugde kennis worden genomen van deze voordracht. De noodzaak en urgentie van dit project zijn al vele jaren duidelijk. Het vinden van voldoende financiën heeft tot de gebruikelijke problemen en jarenlang oponthoud geleid. Het zal de staten niet ontgaan zijn dat de ouderenpartijen in Noord-Holland al jarenlang pleiten voor een verhoging van de opcenten om dit geld in te zetten voor verbetering van het openbaar vervoer en voor het wegnemen van andere knelpunten. Wij vonden hiervoor weinig gehoor tot aan de PS-vergadering van 11 november. Toen werd bij een motie de mogelijkheid gecreëerd om via een mindere verlaging van de opcenten het laatste gat van 4 mln te dichten. Deze actie stond haaks op het jarenlang door de coalitie gevoerde opcentenbeleid. Ik heb in deze zaal al vaker onder de aandacht gebracht dat het eigenlijk van de gekke is dat deze provincie met een van de grootste verkeerstechnische problemen van Nederland het laagste opcententarief hanteert. De provincie heeft jarenlang vele miljoenen laten liggen. Dit geld had al jaren geleden ingezet kunnen worden om de knelpunten in NoordHolland te helpen oplossen. De problemen van de automobilist die tijdens de spits gemiddeld een halfuur in de file staat, hadden ermee verlicht kunnen worden. De opcenten die de automobilist meer had moeten betalen, komen overeen met benzine voor een week. Om nog maar te zwijgen over de milieuwinst. Bij een ander beleid had wellicht ook de gemeentelijke bijdrage lager kunnen uitvallen. In elk geval kunnen wij de gebruikers van de N242 feliciteren met deze oplossing. Beter laat dan nooit. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Mevrouw Beens en mevrouw Humalda hebben er terecht op
PS 10 februari 2003
gewezen dat in gebieden met nieuwbouw de infrastructuur is achtergebleven. De staten hebben dan ook de motie van mevrouw Humalda aangenomen waarin wordt gevraagd om daar scherp op te letten. Dit is inmiddels een belangrijk onderdeel van de streekplannen. De bereikbaarheid moet geregeld zijn voordat nieuwbouwprojecten, dus woningen en bedrijventerreinen, van de grond komen. Dit is ook van toepassing op de Broekpolder. Dit kost echter wel veel geld, omdat het openbaar vervoer al functioneert voordat er sprake kan zijn van een redelijke exploitatie. Wij vinden dat echter zo belangrijk, dat wij hier in de financiering toch rekening mee willen houden. Vrijwel alle sprekers hebben erop gewezen dat de regio met de 7 mln euro een belangrijke bijdrage levert. Er is een hoop gesteggel over geweest, maar het is zeer goed dat een regio participeert in de oplossing van de bereikbaarheidsproblemen. In dit gebied zijn wij te laat om de systematiek van de genoemde motie te kunnen volgen en dan is het fijn dat de regio meebetaalt. Wij hebben geen beroep gedaan op het bedrijfsleven in deze regio. Wij hebben daar overigens geen goede ervaringen mee. Wij zullen daarvoor andere constructies moeten bedenken, zoals bij de N201 naar voren zijn gekomen. In dat geval worden er redelijke bedragen door het bedrijfsleven opgebracht. Ik zie dat de heer Van der Paard niet zo enthousiast is over de hoogte van deze bijdrage. Daar heeft hij wel gelijk in, maar het is een begin. De heer Beemsterboer is bang voor valkuilen bij de methode van design and build. Wij zullen een en ander zo transparant mogelijk presenteren. De eventuele risico's zullen goed omschreven worden. Het is echter veel belangrijker om risico's te voorkomen. Daar zullen wij zeer ons best voor doen. Collega Klijn zal straks nader op dit soort contracten ingaan. Wellicht kan zij ook ingaan op de kwestie van de opcenten. Mevrouw Humalda wees op het project Stad van de zon. Het is duidelijk dat wij er nog niet zijn met de reconstructie van de N242. De Westfrisiaweg, de
40
noordkant van Heerhugowaard en de Stad van de zon hebben ook onze aandacht. Er is daar nog veel te doen en daar moeten wij ons op voorbereiden. Ik zeg tegen de heer Kruijmer dat wij ervan uit kunnen gaan dat de GDUplus-uitkering verstrekt zal worden. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan vallen wij terug op de oude systematiek van het MIT. Dit meningsverschil heeft meer te maken met een verschil in karakter dan met verschillende politieke inzichten. Je kan natuurlijk net als de media alleen benadrukken dat dingen fouten kunnen gaan, maar dan ben je niet goed bezig. Ik reken erop dat die 8 mln per jaar straks gewoon beschikbaar komt.
De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Er staat zwart op wit dat er tot 2010 geen geld komt.
De heer Poelmann (D66): Wat hebben de media hier nu weer mee te maken? Vanwaar deze ontboezeming?
De voorzitter: Zullen wij het nu over de N242 hebben, want die staat op de agenda.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dit heeft te maken met een ervaring van dit weekend. Bij het volgende agendapunt komt dit ongetwijfeld via via aan de orde. U zult weer even uw geduld moeten bewaren.
De heer Poelmann (D66): De gedeputeerde moet vorige maand veel moeite hebben gehad met het amendement van mevrouw Veenis. Daarin staat wat ik heer Kruijmer nu hoor zeggen.
De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Het is niet mijn bedoeling om iets negatiefs over deze weg te zeggen. Het is een prima weg. Bij de N201 heb ik ook naar de financiën gevraagd. Toen zei u ook dat ik daar helemaal niet naar hoefde te vragen omdat het allemaal goed geregeld was. Nu weten wij dat er een gat is van minmaal 300 mln. De realiteit is dat de uitvoering van de N201 niet aan de orde is. Ik heb alleen gezegd dat er pas gestart kan worden als het geld echt beschikbaar is. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat bedoel ik met een buitengewoon negatieve insteek. Als je bij dit soort grote projecten wacht tot je alles zeker weet, gebeurt er helemaal niets. U schudt ten aanzien van de N201 een tekort van 315 mln uit de mouw. Deze negatieve insteek is zeer populair bij sommige media, maar ik vind dat wij zo niet moeten praten.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): U moet de hele brief lezen. De minister schrijft eerst dat nut en noodzaak van deze weg ook voor het ministerie vaststaan. Het ministerie vindt ook dat het gehele project uitgevoerd moet worden. Daarna moet er verder gesproken worden over de rijksbijdrage. Wij weten allen dat dit een ingewikkelde kwestie is. Aan het eind staat dat er verder wordt gegaan met het op een constructieve manier bedenken van oplossingen voor de rijksbijdrage. Dat geldt hier ook.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wat? De heer Poelmann (D66): Dat wij bij de N201 niet aan het werk gaan voordat de financiering geregeld is. De voorzitter: Wij gaan door met de N242. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): De heer Kruijmer lokt het uit, maar ik tuin erin. Ik geef toe dat het mijn schuld is. Ik zeg nog wel dat wij gewoon doorgaan met het treffen van voorbereidingen. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): U moet zich beperken tot de voorbereidingen. U kunt op dit moment niet beginnen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn al begonnen. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Met voorbereidingen.
PS 10 februari 2003
41
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat hoort bij het werk. Het is de bedoeling dat in 2005 de spa in de grond gaat. Wij dienen nu de voorbereidingen te treffen om op dat tijdstip te kunnen beginnen. Wij gaan daar op volle kracht mee door. De heer Talsma heeft terecht gezegd dat het een keuze is om de GDUplus gedurende negen jaar hiervoor te bestemmen. Je kunt dit ook gedurende vijf jaar doen, maar dan moet je voor het restant een beroep op de algemene middelen doen. Eventuele andere projecten in deze periode moeten via de opcenten, de algemene middelen of herprioritering worden geregeld. Het is niet waar dat al het geld naar de wegen gaat, zoals de heer Graatsma beweert. Wij doen zeer veel aan het openbaar vervoer. Het is bij de provincie nog nooit gebeurd dat er minder bussen over de busbanen zijn gaan rijden. Deze busbaan was overigens geen onderdeel van de oorspronkelijke plannen. De baan komt er nu wel, maar zonder onze inspanningen was daar geen sprake van geweest. De heer Graatsma (SP): Ik heb gezegd dat die busbaan er toch al aankwam. In de nieuwe dienstregeling van de spoorwegen merkt men niets van de uitbreiding van het openbaar vervoer en in de vorige dienstregeling ook al niet. Voor het vervoer van grote groepen mensen is het spoor zeer geschikt, maar dit vervoer blijft al jaren achter. Ik constateer een uitbreiding van de mogelijkheden voor het wegverkeer, waardoor extra problemen voor de toekomst worden gecreëerd. Ik zie ook wat in de toekomst voor het openbaar vervoer wordt gedaan en dan maak ik een afweging. De provincie gaat nota bene zelf in beroep tegen het besluit van de minister om te korten op het budget voor het openbaar vervoer. De gedeputeerde kan dan mij niet verwijten dat ik niet verder kijk dan dat. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): U bagatelliseert de problemen nog steeds. Wij vinden het spoorvervoer buitengewoon belangrijk. De provincie is
PS 10 februari 2003
aangewezen als trekker van een pilot inzake de verantwoordelijkheid voor een aantal contractlijnen bij het spoor. Het rijksbeleid ter zake staat nu weer een beetje op de helling, maar het is wel duidelijk dat de provincie het belang van het spoor erkent. Wij zitten daar bovenop. U moet dan ook niet tegen mij zeggen dat wij niets aan het openbaar vervoer doen. De heer Graatsma (SP): Als er iemand niet goed is voor het openbaar vervoer, dan bent u het wel. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): U kunt wel zeggen dat ik slecht ben voor het openbaar vervoer, maar alle maatregelen ten aanzien van het openbaar vervoer zijn statenbesluiten geweest. U heeft daar ongetwijfeld tegen gestemd, maar dat is iets anders. De heer Graatsma (SP): Het kan best dat het statenbesluiten waren, maar dat wil nog niet zeggen dat u goed bent voor het openbaar vervoer. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Volgens mij wel. De staten zijn bezig met het openbaar vervoer. Ik noem de zuidtangent. Wij hebben toekomstvast openbaar vervoer in Noord-Holland-noord, inclusief de openbaarvervoer-taxi. U kunt niet zeggen dat wij alleen naar de wegen kijken. De heer Graatsma (SP): De zuidtangent betekende het einde voor twintig lekker lopende buslijnen. De voorzitter: Ik stel voor, dat wij terugkeren naar de N242. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Die discussie hebben wij gehad en u weet dat dit niet waar is. Er had toch in die dienstregelingen gesneden moeten worden. Met de zuidtangent worden per dag 22.000 tevreden passagiers vervoerd. De OV-taxi in Noord-Holland-noord staat nu op 35.000 ritten per maand. De heer Graatsma (SP): Ik bestrijd dat er 22.000 passagiers ....
42
De voorzitter: Mijnheer Graatsma, u kunt hier straks bij de behandeling van het PVVP op terugkomen.
Een paar maanden geleden heeft er een verlaging met twee opcenten plaatsgevonden en dat is alles.
De heer Graatsma (SP): Als de gedeputeerde zegt dat ....
De heer Van der Paard (PvdA): Als het oorspronkelijke voorstel voor verlaging was doorgezet, hadden wij dit voorstel helemaal niet gehad.
De voorzitter: Mijnheer Graatsma, nu even niet. U heeft trouwens zelf gezegd dat ik een goede voorzitter ben. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): De heer Bruystens heeft gezegd dat er veel problemen al opgelost hadden kunnen zijn als er beter gebruik van de opcenten was gemaakt. Ik ben dat niet met hem eens. Ik ben nu acht jaar gedeputeerde en gedurende die periode zijn wij dankzij een goed financieel beleid en dankzij een goed inzicht van de staten niet gestuit door geldgebrek. Dat begint nu te komen, maar dat speelde toen geen rol. Het eventuele extra geld uit de opcenten had er niet toe geleid dat projecten eerder gerealiseerd konden worden. De heer De Jong (PvdA): Daar wil ik het bij het volgende agendapunt graag met u over hebben. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Als er geen geldgebrek was, is het bijzonder jammer dat er niet meer is gedaan aan het openbaar vervoer per bus. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Geld besteden aan buslijnen waar passagiers geen behoefte aan hebben, is geld weggooien. Ons gemeenschapsgeld moeten wij inzetten voor vervoer waar mensen behoefte aan hebben, maar die discussie hebben wij al minstens dertig keer gevoerd. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. De heer De Boer heeft gelijk dat het PMI altijd voldoende middelen heeft bevat om de plannen uit te voeren. Dat wordt nu een probleem. Om die reden hebben vrijwel alle politieke partijen in hun verkiezingsprogramma een passage opgenomen over de opcenten. Ik bestrijd dat de afgelopen jaren de opcenten voortdurend zijn verlaagd. De opcenten zijn een keer verlaagd met 15%.
PS 10 februari 2003
Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Daar weet u niets van. Sommigen dachten dat het voorstel van de coalitiepartijen om de weg te dekken structureel bedoeld was, dus dat er 40 mln beschikbaar kwam, maar dat bleek maar 4 mln te zijn. Een dergelijk bedrag hadden wij overal vandaan kunnen halen. Dat heeft niets met dit voorstel te maken. De afgelopen vier jaar hebben wij 450 mln euro bestemd uit de UNA-gelden, 100 mln voor FINH-projecten en 62 mln voor het reguliere beleid. Dit is het degelijke beleid waar de heer Graatsma het over had. De heer Van der Paard (PvdA): Voorzitter. De gedeputeerde stelt het gehele financiële beleid aan de orde. U heeft zojuist de heer Graatsma er terecht op gewezen dat wij het nu hebben over de N242. Ik vind het prima dat het financiële beleid nog eens uit de doeken wordt gedaan, maar dat is wel rijkelijk laat. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer Graatsma vroeg naar mijn mening. Ik som op dat wij 610 mln euro hebben uitgegeven aan investeringen en regulier beleid. In totaal hebben wij slechts 35 mln gemist door de verlaging van de opcenten. De heer Graatsma (SP): Ik heb gehoord dat u een degelijk financieel beleid voert. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Ik probeer dat nu aan te tonen. De heer Graatsma (SP): Ik vind dat de heer Van der Paard gelijk heeft. Ik was benieuwd naar uw mening over het feit dat er geld wordt uitgegeven over twee verkiezingen heen. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Daar krijgt u nog antwoord op.
43
De methode design and build wordt al in vele landen toegepast en ook in Nederland trouwens. Deze methode dient om de risico's te beperken. De aanneemsom wordt volstrekt geheim gehouden, zo zeg ik tegen de heer Talsma. Overschrijdingen van de aanneemsom zijn voor risico van de aannemer. De risico's voor de provincie worden geminimaliseerd. De eerste quick scan van Fluor Daniel toont aan dat deze aanpak een besparing van 5% kan opleveren. Er is nog ruimte om eventuele tegenvallers op te vangen. In het plan van aanpak staat dat er een projectorganisatie van externe en interne deskundigen wordt gevormd. De mensen van de provincie pikken de kennis op van de externe deskundigen en deze kennis zal in de provinciale organisatie geïmplementeerd worden met het oog op toekomstige projecten. In het nieuwe aanbestedingsreglement zullen ook voor deze methode goede afspraken worden opgenomen. Bij dergelijke projecten zal er altijd Europees aanbesteed moeten worden. De heer Graatsma vergist zich als hij zegt dat de provincie 113 mln euro betaalt. De provincie krijgt geld van het rijk voor dit project. De GDU-plus wordt toegekend voor een aantal projecten en wij kiezen voor dit project. Ik ben zelf in Den Haag geweest en degene die hierover gaat, de heer Kieft, heeft mij de begroting laten zien waarop dit bedrag is opgenomen, dus 8 maal 9 mln. Van de overige 40 mln is 36 mln nog niet gedekt. Dat moet het volgende college doen. Aangezien alle partijen vinden dat een opcentenverhoging in de rede ligt, kan in theorie het geld daar gevonden worden. Ik wijs erop dat van de voorgestelde verlaging alleen de eerste tranche daadwerkelijk is doorgevoerd. Daarnaast kan er altijd een beroep op de algemene middelen worden gedaan. Voor mij is het volkomen duidelijk dat de financiën in de komende periode voldoende geregeld zijn. Het gaat trouwens over slechts één verkiezing heen. De heer Graatsma (SP): Het verbaast mij dat u zo gemakkelijk akkoord gaat met een gat in de financiering. U regeert over
PS 10 februari 2003
uw graf heen. U besteedt geld waar de nieuwe staten een beslissing over zouden moeten nemen. U zegt dat de provincie geen 113 mln betaalt, maar het is maar net hoe je het bekijkt. De GDU-plus krijgen wij van de overheid en de provincie kan kiezen waar deze middelen aan besteed worden, namelijk aan het onderliggende wegennet of aan het openbaar vervoer. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Deze middelen kunnen aan een aantal projecten besteed worden. Wij hebben gekozen voor het project dat de hoogste prioriteit heeft. De heer Graatsma (SP): Precies, de provincie heeft een keus gemaakt. Het maakt niet uit of het geld uit de belastingopbrengst van de ene overheid komt of van de andere. Na de bijdrage van de regio blijft er 113 mln over en de provincie maakt daar een keuze in. De provincie betaalt het in feite want dit had ook ergens anders aan uitgegeven kunnen worden. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Dat doen wij dus niet. Dit betekent dat dit geld niet van de provincie komt maar van het rijk. De heer Graatsma (SP): Dat maakt wat uit, zeg. De provincie bepaalt waar het geld naartoe gaat. De voorzitter: Uw punt is duidelijk. Wij zijn nu toe aan de tweede termijn. Ik zie dat de heer Talsma daar gebruik van wil maken. Ik stel het zeer op prijs als hij de vraag wil beantwoorden of hij aanleiding had om de ambtenaren op te roepen om de bedragen geheim te houden. De heer Talsma (PvdA): Voorzitter. Ik betreur dat de gedeputeerde het bedrijfsleven niet om een bijdrage gevraagd heeft. Ik denk dat dit het einde betekent van de PPS-constructies, waar wij overigens toch al sceptisch over waren. Het bedrijfsleven heeft geld over voor het maken van schokkende documentaires over het gebrek aan doorstroming op deze weg. Met het oog daarop leek het mij
44
redelijk om het bedrijfsleven te vragen, ook bij te dragen. Als er verder geen moeite wordt gedaan op PPS-constructies op te zetten, hoor ik het graag. Ik heb goed naar de bijzinnen van de gedeputeerde geluisterd, want die zijn steeds bijzonder interessant. De GDU-plus wordt volledig ingezet voor deze weg en dan is het geld op. De gedeputeerde noemde echter ook de Westfrisiaweg en andere projecten. Naar mijn mening is het nu afgelopen. Wij doen de N201 en de N242. Indertijd is er ook een besluit genomen ten aanzien van de N9. Volgens mij kunnen wij geen geld meer bij elkaar schrapen.
over gesproken. Wij hebben toen geconstateerd dat er dingen anders zijn gelopen dan wij dachten. Een commissie zoekt dit nog uit. Ik heb er het volste vertrouwen in dat dit megaproject volgens de regels verloopt. Een en ander moet zodanig vorm krijgen dat de provincie de beste prijs krijgt voor de mooie bruggen die zij daar zal bouwen.
De heer Beemsterboer (CDA): Zegt de PvdA vanaf dit moment "nee" tegen alle andere infrastructurele werken? Bent u bereid om met ons te zoeken naar andere middelen?
13.
De heer Talsma (PvdA): Natuurlijk, maar geen middelen van de Noord-Hollandse belastingbetaler. Waar wilt u het geld vandaan halen? Wij moeten geen valse verwachtingen wekken in de regio. Wij kunnen wel mooie tekeningen laten maken, maar het geld is op, mijnheer Beemsterboer. De heer Beemsterboer (CDA): Misschien moeten wij samen naar PPS-constructies zoeken. De heer Talsma (PvdA): Waarvan de gedeputeerde net gezegd heeft dat hij er niet eens aan begonnen is. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): U heeft het niet over een PPSconstructie. Als het bedrijfsleven meebetaalt, is er nog geen sprake van een PPS-constructie. Dat is iets totaal anders. Na afloop van de vergadering wil ik wel even uitleggen wat PPS-constructies zijn. De heer Talsma (PvdA): Dan geef ik u mijn definitie nog een keer. Voorzitter. Mijn opmerking over de ambtenaren was absoluut geen beschuldiging of verdachtmaking, verre van dat. Het was een oproep. Wij hebben hier in de vorige vergadering uitgebreid
PS 10 februari 2003
Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fractie van de SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Provinciaal verkeers- en vervoerplan (zie bijlage 20).
De heer De Jong (PvdA): Voorzitter. "Het verkeers- en vervoerplan constateert dat zowel bij de weg- als bij de aanleg van openbaarvervoerinfrastructuur een grote achterstand is opgetreden en dat de verslechterende bereikbaarheid van Noord-Holland en met name van de Noordvleugel van de Randstad, de sociaal-economische vitaliteit nadelig beïnvloedt. Toch zijn wij van mening dat de sense of urgency onvoldoende aandacht krijgt, dat de provincie haar voortrekkersrol nadrukkelijker op zich moet nemen en dat samenwerken met daadkracht noodzakelijk is." Tot zover een citaat uit de reactie van de kamer van koophandel Amsterdam op het Provinciaal verkeers- en vervoerplan. Mobiliteit mag, zeggen GS: een even veelzeggende uitspraak als aan het streekplan de titel "wonen mag" was gegeven. De vrijheid om te gaan en te staan, is vooral de vrijheid om te staan, in de file en in de volle trein. De afgelopen jaren zijn in deze zaal veel mobiliteitsdiscussies gevoerd. De PvdA heeft geprobeerd, daar op een constructieve wijze een bijdrage aan te leveren. In september 2000 hebben wij bijvoorbeeld onze eigen nota over regionaal openbaar vervoer uitgebracht. Wij zijn tevreden dat veel van onze voorstellen zijn terug te vinden in het
45
PVVP. Het gaat de PvdA om wensen inzake bereikbaarheid en leefbaarheid; wensen die een plaats krijgen in een ruimtelijk-ontwikkelingsconcept voor Noord-Holland en de Noordvleugel van de Randstad. GS stellen echter in het stuk zich vooral te beperken tot de eigen provinciale infrastructuur en de eigen projecten. Dat spoort eerlijk gezegd niet helemaal met de ruimhartige titel. Het is ook niet waar want GS ventileren wel allerlei opvattingen over de aanleg of verbreding van rijkswegen. Met de portemonnee kiest de provincie wel. Al het rijkswegengeld uit het bestuurlijk overleg voor de Noordelijke Randstad gaat in de tweede Coentunnel zitten; een project dat de PvdA wel steunt, mits het geen verplaatsing van de file naar de zuidkant van het kanaal is op de A10 en mits het rijk zijn verantwoordelijkheid neemt door verder dit rijksproject te financieren. Ook de verbinding met Almere is voor de PvdA een topprioriteit, met een sterke inzet op het openbaar vervoer. Gezien de enorme verstedelijking zal ook de autoverbinding verbetering behoeven. Daarvoor is op korte termijn een uitweg nodig. Naar onze inschatting is het verbeteren van de bestaande verbinding het meest kansrijk. Wellicht is het mogelijk om in Amsterdam-zuidooost de Gaasperdammerweg te verdiepen of te overbouwen, zodat er een win-winsituatie ontstaat. Wij zullen de lopende studie afwachten. Voor de PvdA gaat het bij het PVVP allereerst om de visie op de bereikbaarheid en om de ambitie die de provincie daarbij aan de dag wil leggen. Daar hoort wat ons betreft in het stedelijke zuiden een forse taakstelling voor het openbaar vervoer bij. Als je op een kaart in het verkeers- en vervoerplan een openbaarvervoerverbinding intekent, zegt dat nog weinig over het karakter van die verbinding. Dat hangt van je ambitie af. Het kan een railverbinding worden met hoge frequenties en hoge passagierscapaciteit, waarmee 30 tot 55% van de verplaatsingen in zo'n corridor opgevangen kunnen worden. Voor hetzelfde geld - nou ja, iets minder - kan het een streekbus worden, die om het uur
PS 10 februari 2003
rijdt, voor degenen die geen auto hebben. Dat zijn keuzes die je moet maken en daar hoort ook een taakstelling bij. Op grond daarvan kan je succesvolle OVverbindingen uitwerken. Die verbindingen zijn er trouwens al op een aantal plekken in Noord-Holland. Het is geen utopie, want wij kunnen ermee verder gaan. Ook vernieuwingsslagen in het buitenland geven aan dat je met een forse inzet heel veel op mobiliteitsgebied kunt bereiken. Met die taakstelling zullen er projecten moeten worden opgezet, bestuurlijke afspraken gemaakt moeten worden en financieringsvoorstellen moeten worden gedaan. Dan gaat het voor ons ook om de definitieve invulling van de zuidtangent tussen Schalkwijk en Haarlem-station. De provincie moet met de gemeente Haarlem werken aan een hoogwaardige invulling van een snelle en betrouwbare vervoersdienst die de passagiers midden in het winkelhart van Haarlem brengt. Dat is een bijdrage aan bereikbaarheid en leefbaarheid. Paperclips dienen uitsluitend om papieren bij elkaar te houden. In het noorden van de provincie speelt een heel andere discussie, namelijk die over de leefbaarheid. Is er ook ruimte voor mobiliteit op het platteland voor mensen die geen auto hebben of deze niet altijd ter beschikking hebben? De PvdA heeft de afgelopen periode initiatieven genomen, eerst samen met het CDA en later gevolgd door de VVD, om de plannen voor kaalslag in het buslijnennet te keren en om de gemeenten erbij te betrekken. Wij vinden dat dit in belangrijke mate is gelukt, als je bedenkt dat in dunbevolkte gebieden kritisch gekeken moet worden naar de plekken waar onze dure provinciale euro's uitgegeven worden. Ook de aanbesteding van het openbaar vervoer in de Noordkop is geen vrijheid, blijheid geworden dankzij allerlei discussies in de commissie. Er is ingezet op een strak omschreven programma van eisen waarbij de provincie geld heeft bijgelegd voor aanvullende projecten. Wat ons betreft, moeten wij op die lijn doorgaan. De verbetering van het openbaar vervoer moet verder gaan dan de plannen van Regionet. Wij willen een betere benutting van de spoorlijnen voor
46
het vervoer over de afstanden van tussen de 10 en 30 kilometer. Daarbij horen hoge frequenties, de inzet van lightrail en veel meer stations. Overigens blijven wij van mening dat aan de Hemboog in Sloterdijk een perron moet worden aangelegd en wel nu. Wij roepen GS voor de zoveelste keer op om daar met kracht richting de rijksoverheid actie op te ondernemen. Wij pleiten voor een samenhangend netwerk met één tariefstelsel en met goede overstappunten voor reizigers uit de auto en van de fiets op het openbaar vervoer. In ieder geval moeten deze punten zich dicht bij de woonplaats bevinden, maar ook op plekken waar de files beginnen, zodat men daar nog de keus voor het openbaar vervoer kan maken. Daar hoort een actieplan bij, met de provincie als trekker. Recent hebben GS een eerste aanzet gegeven, maar daar mag wat ons betreft nog wel een schepje bovenop. De PvdA blijft hameren op één kaartsoort voor het gehele regionale openbaar vervoer in Noord-Holland; bij wijze van spreken met de strippenkaart in de trein. Dat zal het gebruik van het openbaar vervoer doen toenemen. Daarom hebben wij dit in een motie uiteengezet. Wij vinden dat in het PVVP te gemakkelijk achter de compromissen van het Regionet-verhaal wordt aangelopen. De kaarten zijn kopieën van Regionet. Daarin ontbreekt ook de aard van een aantal concrete projecten. Vorige maand hebben wij in deze zaal tijdens de discussie over de N201 nog gepleit voor een hoogwaardige invulling van het openbaar vervoer. Dit moet letterlijk op de kaart worden gezet. Ik noem de doortrekking van de Amstelveenlijn naar Uithoorn en de zijtak van de zuidtangent richting Aalsmeer. Ook de lightrailverbinding naar Bloemendaal aan Zee, waarop de provincie al geanticipeerd heeft bij de goedkeuring van de busbaan langs de Boulevard Barnaart, ontbreekt op de kaart in het PVVP. Ook op dit punt zullen wij een motie indienen. Het is de bedoeling om de plannen duidelijker op de kaart te zetten, zodat de provincie ook in de gesprekken met bijvoorbeeld het ROA duidelijk kan maken welke kwaliteitsslag de provincie wil maken. Wij zien de
PS 10 februari 2003
provincie als trekker voor de aanleg van hoogwaardige openbaarvervoertracés, zoals busbanen en mogelijk lightrail. Het voorstel van GS voor een busviaduct over de A4 geeft aan dat het college ook die kant uit wil. Verder blijven wij van mening dat de zuidtangent in ieder geval op grote delen van het traject in lightrail moet worden omgezet en dat een koppeling met het Amsterdamse railnet gewenst is. Wij blijven ook van mening dat de materieelkeuze voor de Noord-Zuidlijn in Amsterdam geen goed uitgangspunt biedt voor een betaalbaar regionaal railnetwerk naar Hoofddorp, Nieuw-Vennep en Uithoorn. Op zich is het goed dat GS alsnog een proef met lightrail willen houden tussen Haarlem en Zandvoort, maar dit mag de voortgang elders niet belemmeren. Bovendien lijkt het meer een proef te zijn hoe je samen met anderen een proef kunt maken. Ten aanzien van de aanleg van wegen pleit de PvdA voor prioriteit en selectiviteit: N201 en N242. Bij de N201 hebben wij gepleit voor een sobere aanpak. Het project mag niet in megalomanie verzeilen. Met het statenbesluit van vorige maand dachten wij op de goede weg te zijn. Echter, het project is ook afhankelijk van een zeer forse rijksbijdrage. Het verslag van het gesprek met de minister verontrust ons in hoge mate. De gedeputeerde kan er misschien een positieve toonzetting in vinden, maar wij lezen toch letterlijk dat het rijk tot 2010 geen geld heeft. In plaats van aan te geven hoe hij dat geld dan toch bij elkaar wil harken, komt de minister met allerlei wedervragen en omtrekkende bewegingen. Er wordt gewezen op herprioritering, op PPS - daar hebben wij zojuist al een debat over gehad - en verdere fasering. Wij wachten op een toezegging van de minister. Het geld moet in de begroting voor de jaren 2004 en later worden verankerd. Wij roepen GS nogmaals op om dit binnen een paar maanden voor elkaar te krijgen. Als dat niet lukt, zien wij met enige vrees de voortgang van het project N201 tegemoet. In de bestuursovereenkomst, die is aangescherpt door de VVD, staat dat er zonder rijksgeld niet verder gegaan kan worden.
47
Wat ons betreft, is er nu geen ruimte voor discussies over verlanglijstjes voor nog meer nieuwe wegen. Wij steunen de verbreding van de Westfrisiaweg-oost ter hoogte van Hoorn, vooral ook vanwege de woningbouwplannen van de gemeente. De provincie heeft zelf in het streekplan de gemeente uitgenodigd, die plannen te maken. Er wordt nu nog gesproken over een ongelijkvloerse aansluiting. Het geld is schaars. Wij willen een en ander van de verkeersintensiteit laten afhangen. Wij horen graag van GS of een dergelijke aansluiting nodig is en, zo ja, op welke wijze die ingepast kan worden. De komende jaren staan wij voor een aantal scherpe keuzes. Bij de Voorjaarsnota 2002 heeft de PvdA een notitie uitgebracht over investeren in wegen. Kernbegrippen waren "de investerende provincie", "selectiviteit" en "realisme". De meest tastbare bijdrage aan de mobiliteitsdiscussie van GS was tot nu toe vooral het teruggeven van opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Dat is niet de selectiviteit die wij zochten. GS laten in het midden hoe de komende jaren de plannen gefinancierd moeten worden, maar uiteraard moet er wel een keuze gemaakt worden: letterlijk van armoe. Volgens GS moet de prioriteit voortaan bepaald worden bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling. Dit is een opmerkelijke uitspraak, want toen wij daar drie jaar geleden in de staten om vroegen, werd verwezen naar het komende PVVP. Daarin zou dit allemaal tot uitdrukking komen en nu wordt terugverwezen naar de jaarlijkse begrotingsbehandeling. Dat laat zich ook verklaren door het feit dat GS geen keuze willen maken voor de financiering. De opcenten zijn nog vluchtiger dan de paar liter benzine die je ervoor kunt kopen. Hier wreekt zich in onze ogen toch het gebrek aan visie en het gebrek aan keuzes van de investerende provincie, waar de PvdA de afgelopen jaren voor gepleit heeft, en niet alleen op het punt van verkeer en vervoer. Om onze voornemens om te zetten in resultaten is ook een sterke bestuurlijke aansturing nodig. Helaas is die op dit moment sterk versnipperd. Daarom pleit de PvdA al jaren voor het oprichten van een vervoersautoriteit voor het noordelijk
PS 10 februari 2003
deel van de Randstad waarvoor de provincie Noord-Holland het initiatief moet nemen. Samen met het ROA, grotere gemeenten en Flevoland moet een gemeenschappelijke aanpak ontwikkeld worden. Dan kun je samen prioriteiten stellen en kunnen de hoofdlijnen letterlijk worden aangegeven, zoals de kwaliteitseisen voor het openbaar vervoer. Ook de financiering kan gezamenlijk geregeld worden. In het verkeers- en vervoerplan is nu sprake van een platform. Als daarmee hetzelfde wordt beoogd als met onze vervoersautoriteit, zijn wij blij. Dit moet echter steviger worden omschreven en vooral steviger worden opgepakt. De provincie komt tot onze verrassing met een taakorganisatie voor regionaal wegenbeheer. Aanvankelijk deden GS hierbij ook nog het voorstel om vele wegen van gemeenten over te nemen. Dat laatste is gelukkig in deze voordracht weer losgelaten, dus daar zullen ze in Beverwijk nog van opkijken. Voor de fietsers hebben GS een aantal fraaie kaarten laten maken. De relatie met het beleid is nog niet zo duidelijk, maar ja, de kaarten zijn ook losbladig. Over het geheel genomen, bevat het verkeers- en vervoerplan veel goede elementen. Het genoemde platform mag van ons veel zwaarder worden aangezet. De provincie zal hierbij de komende periode het voortouw moeten nemen. Dit geldt ook voor de aanpak van knooppunten voor de overstap van auto en fiets op het openbaar vervoer. GS zijn mede vanwege een gebrek aan middelen de facto wel selectief door zich op knelpunten te richten. Er komt eindelijk een integraal provinciaal mobiliteitsfonds. Wij hebben hier de afgelopen jaren ook voor gepleit. Kortom, de provincie is wel op de goede weg, maar weet nog niet zo goed waar de weg naartoe leidt en waar zij eindigt. Zij schuift daarmee de keuzes door naar de nieuwe statenperiode. Dan ben ik weer terug bij het citaat waarmee ik begon. Het gaat om een deel van Nederland met een enorme verkeersdruk. De verbetering van bereikbaarheid moet gekoppeld worden aan verbetering van de leefbaarheid; een uitdaging van de eerste
48
orde waarmee wij de afgelopen jaren veel hadden kunnen doen, als wij de investerende provincie hadden willen zijn. De provincie kan en moet zich bewijzen als het regionale bestuur dat ertoe doet omdat het wat doet. Door de leden De Jong en Talsma worden de volgende moties voorgesteld: Motie 13-1 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; overwegende, dat: - PS zich bij herhaling positief hebben uitgesproken over de OV-projecten lightrail naar Bloemendaal aan Zee, doortrekking Amstelveenlijn naar Uithoorn en aftakking zuidtangent Hoofddorp - Aalsmeer Uithoorn; - in het VVPNH de kaarten van Regionet zijn overgenomen, waarop deze projecten niet duidelijk zijn weergegeven als hoogwaardige OV-verbindingen; - de provincie deze verbindingen wel in het conceptstreekplan NH-Zuid heeft vermeld; - in gesprekken met andere overheden het VVPNH met deze kaarten een belangrijke rol speelt om de opvattingen van de provincie over te brengen; spreken uit, dat op de kaarten van het VVPNH alsnog de OV-projecten lightrail naar Bloemendaal aan Zee, doortrekking Amstelveenlijn naar Uithoorn en aftakking zuidtangent Hoofddorp - Aalsmeer Uithoorn als reserveringen voor hoogwaardige verbindingen worden vermeld, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 13-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; overwegende dat: - voor het stads- en streekvervoer en de trein verschillende tariefsystemen bestaan, waarbij juist bij het overstappen van achtereenvolgens bus op trein op bus het telkens weer opnieuw instappen financieel
PS 10 februari 2003
extra belast wordt (zoals de basisstrip bij de strippenkaart en het NS-tarief dat op de korte afstand naar verhouding veel duurder is dan op lange afstanden); - de provincie de ketenmobiliteit wil bevorderen; - de discussie over de chipkaart alleen de wijze van betalen betreft en de aanschaf van kaartjes, maar niet de aard en de hoogte van het tariefstelsel; - met toestemming van het rijk, het in de 4 grote steden reeds jarenlang mogelijk is om tussen de stations in het stedelijk gebied met de strippenkaart in de trein te reizen, zodat overstappen van bus op trein op bus/tram etc. naar verhouding veel goedkoper is dan in andere stedelijke gebieden; - deze tariefmaatregel tot kostenbesparing voor de reiziger leidt en het gebruik van het OV stimuleert en derhalve ook weer extra opbrengsten met zich brengt; spreken uit dat: - het wenselijk is dat in ieder geval in de stedelijke gebieden van Noord-Holland, waar de provincie de bevoegdheid voor stads- en streekvervoer heeft (dan wel samenwerkt met Alkmaar en Haarlem) ook tot 1 tariefsysteem voor stads-, streek- en regionaal treinvervoer moet worden gekomen (net zoals in de 4 grote steden); - om te beginnen in de stedelijke regio's Zuid-Kennemerland/IJmond, NoordKennemerland/HAL, Gooi en Vechtstreek en Hoorn-Enkhuizen dit tariefsysteem zou moeten worden ingevoerd; verzoeken GS om: - gebruikmakend van de eigen bevoegdheden voor stads- en streekvervoer met het rijk en NS in overleg te treden om te komen tot 1 tariefsysteem voor bus en trein, waarbij het (huidige) tariefstelsel voor stads- en streekvervoer het uitgangspunt is; - de verdere uitwerking aan PS voor te leggen, gericht op een mogelijke invoering nog in 2003, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze moties voldoende ondersteund. Mitsdien
49
maken zij onderwerp van beraadslaging uit. De heer Beemsterboer (CDA): Voorzitter. Dit plan bestaat uit een "kakofonie" van deelaspecten. Het totaal heeft te maken met iets waarmee wij dagelijks te maken hebben, namelijk het personenvervoer. Het plan betreft deels openbaar vervoer, deels fietspaden en deels wegen. Ik mag de gedeputeerde een compliment maken voor de OV-taxi. In Noord-Holland-noord vormt deze voorziening een steeds duidelijker plus voor de inwoners. Het is alleen verschrikkelijk jammer dat de OVtaxi in de rest van de provincie zo slecht van de grond komt. Er is sprake van vraaggestuurd vervoer: ho en go. Ik vind het jammer dat wij tot nu toe hierover niets van de gedeputeerde gehoord hebben. Pas aan het eind van het experiment horen wij of dit een succes is geweest. Het CDA heeft dit initiatief van harte gesteund. Wij zien dan ook bijzonder graag dat de gedeputeerde tussentijds de staten over het verloop hiervan informeert. Het plan als geheel is te afwachtend ten opzichte van het rijk. De provincie moet de regie nemen en duidelijk zijn over hetgeen zij wil. Er moet vooral duidelijk gemaakt worden wat wij van het rijk willen. Wij hopen en verwachten dat een aantal grote projecten waarbij rijkswegen betrokken zijn, opgepakt worden. De provincie is bereid om daartoe het initiatief te nemen, maar ten aanzien van het rijk moet de provincie zich harder opstellen. Hoe staat het met de infrastructurele aanpassing in verband met het verkeer dat straks door de tweede Coentunnel gaat? Hoe staat het met de A6/A9? Hoe staat het met de A8/A9? Hoe staat met een derde ring rond Amsterdam? Ik denk dat wij daaraan toe zijn, gezien de toenemende verstedelijking en de toenemende druk op de wegen. De heer De Jong (PvdA): In het PVVP ben ik geen derde ring rond Amsterdam tegengekomen. Ik hoor graag wat u daarmee bedoelt. Wij hebben wel een discussie gehad over de vraag of de N201 een snelweg moet worden of een provinciale weg blijft om het verkeer naar de tweede ring te leiden, de A9. In het
PS 10 februari 2003
streekplan is daarover ook niets opgenomen. Of wil het CDA daar volgende week voorstellen voor doen? De heer Beemsterboer (CDA): Dat zou best kunnen. Ik heb het niet over een volledige derde ring. Op sommige stukken is dat ook helemaal niet nodig. Een groot aantal projecten moet uitgevoerd worden, nu of in de toekomst. U noemde terecht de N201. Wij kennen het verhaal over de Uitweg en over de A8/A9. Dit alles tezamen brengt ons tot de conclusie dat wij moeten nagaan of dit wel op die manier uitgevoerd moet worden. De heer De Jong (PvdA): U stelt dus alsnog voor om de N201 als een soort snelweg van het rijk aan te leggen. Ik ben zeer benieuwd hoe u de financiering daarvan wilt regelen. Ik ben al blij als de gedeputeerde mijn vragen over de huidige financiering weet te beantwoorden. De heer Beemsterboer (CDA): De N201 is een deelproject. Het zou mij zeer goed uitkomen als het rijk de gehele weg overneemt. De heer De Jong (PvdA): Ik vroeg naar de derde ring rond Amsterdam. Als reactie daarop krijg ik verhalen over de A8/A9 en dergelijke. De heer Beemsterboer (CDA): Misschien moet u tot volgende week wachten. De heer De Jong (PvdA): Het is nog helderder als u er niet over begint. De heer Beemsterboer (CDA): Misschien ligt het wel aan mij en niet aan u. Ik denk dat u zo-even voldoende gezegd heeft. De provincie heeft een hoog ambitieniveau inzake de oostwestverbindingen. Zij is in die zin monistisch dat er alleen maar echte verbindingen zijn van noord naar zuid of van zuid naar noord. Het ontbreekt aan oost-westverbindingen. Ik heb de A8/A9 al genoemd. Het zal niemand verbazen dat de Westfrisiaweg voor ons heel belangrijk, is gelet op de vragen die wij aan het begin van deze statenperiode hierover gesteld hebben. De tracékeuze voor de
50
Westfrisiaweg-west heeft in de regio veel rust gebracht, want tot op dat moment passeerden allerlei mogelijke en onmogelijke varianten de revue. Ik vind het jammer dat de Westfrisiaweg in het stuk hoegenaamd niet genoemd wordt. Ik verwacht dat bij de komende herziening van het streekplan Noord-Holland-noord over een jaar of vier, vijf, deze weg een duidelijke plaats krijgt. De heer De Jong (PvdA): Er is al een tracé gekozen. Het staat al op de kaart. De heer Beemsterboer (CDA): U weet dondersgoed dat het tracé voor het laatste stukje, de aansluiting op de N242, nog niet vastligt. Het CDA heeft een iets ander ambitieniveau ten aanzien van de Westfrisiaweg-oost, de huidige N302, dan uit de stukken blijkt. In onze ogen is deze weg al heel belangrijk en zij zal nog belangrijker worden. Deze weg dient niet alleen voor de ontsluiting van WestFriesland, maar ook voor de ontsluiting van andere provincies. Er is namelijk een directe verbinding met de dijk EnkhuizenLelystad. In de commissie is de Westfrisiaweg-oost een aantal keren naar voren gebracht. Ik mis nu een aansluiting op de N506. Welke studie is hierop gericht? Ik hoop dat de gedeputeerde daar iets meer over kan vertellen. Het begin van de Westfrisiaweg bij de aansluiting op de A7 zal verbreed worden. In onze ogen is dit een stroomweg, maar de staten hebben deze functie er nog steeds niet aan toegekend. Ik zal hiertoe een amendement ter zake indienen. Amendement 13-1 Door de leden Beemsterboer, Bruystens, Kruijmer, Vis en Bezemer wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; gelet op de voordracht van het college van gedeputeerde staten;. overwegende en van mening:
PS 10 februari 2003
- dat het gedeelte van de N302 vanaf de Oostergouw tot en met de Rijweg een verdubbeling krijgt volgens de planfase van het PMI; - dat het CDA door middel van schriftelijke vragen aan het begin van deze statenperiode aandacht gevraagd heeft voor de noodzaak om te komen tot een verbeterde oost-westverbinding en vooral voor de Westfrisiaweg; - dat de HES-regio een grote bouwopgave heeft en waarschijnlijk een nog grotere zal krijgen en dat deze uitbreidingen zoals nu de Bangert/Oosterpolder grotendeels via de N302 bereikbaar zullen worden; - de N302 momenteel wel een stroomfunctie heeft maar niet de status van stroomweg, dat door problemen in de doorstroming naar de A7 veel verkeer een alternatieve route kiest via de oude provinciale weg N506 en door de dorpen c.q. woonwijken en dat gelijktijdig een verdubbeling en het ongelijkvloers maken van dit wegvak extra en dubbele uitgaven voorkomt; besluiten: 1. de functie stroomweg toe te kennen aan de N302 tot Hoogkarspel, afhankelijk van het onderzoek ten aanzien van de verbinding 302/506 de stroomwegfunctie tot de Lelystaddijk vast te stellen; 2. het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op te dragen een onderzoek naar het gelijktijdig ongelijkvloers maken van het wegvlak Oostergouw-Rijweg te plegen en voor te leggen aan de commissie WVV. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Vis (VVD): Voorzitter. Het Provinciaal verkeers- en vervoerplan Ruimte voor mobiliteit blijf niet steken in een onuitvoerbare visie of loopt niet over van regelzucht. Wel staat verbetering van de kwaliteit van netwerken en van de verknopingen daarvan centraal. Het PVVP straalt uit dat de provincie een belangrijke rol heeft in het kader van verkeer en vervoer en dat andere instanties daarin eveneens een rol te vervullen te hebben.
51
Ik duid hiermee op andere overheden waarmee de provincie moet streven naar de totstandkoming van een vervoersautoriteit. In die zin is het PVVP te beschouwen als een aanbod aan partners. Het gaat ook om de inbreng van de consument en het bedrijfsleven. Wat het laatste betreft, is mobiliteitsbeïnvloeding een onderwerp dat tot nu toe onvoldoende is belicht. Mobiliteitsmanagement leidt tot een betere benutting van het huidige wegennet. Ik wijs in dit verband naar de oprichting van de Stichting vervoersmanagement, zoals besproken in onze vergadering van 11 juni 2001. Toen hebben wij ons afgevraagd of verzelfstandiging tot meer slagvaardigheid leidt. Wij allen, de gedeputeerde voorop, hoopten en hopen van wel. Alle kansen om slagvaardiger te opereren en daarmee vervoersmanagement tot een succes te maken, zijn in het nieuwe model voorhanden. Echter, SEON-voorzitter Verburg, hier niet onbekend, constateert dat het slecht gaat met het vervoersmanagement. Hij zegt dat het vervoersmanagement in Noord-Holland nagenoeg stilligt. Dat is na anderhalf jaar een bittere conclusie. Het PVVP draagt de boodschap: mobiliteit mag voor zover de grenzen van capaciteit, veiligheid en leefbaarheid dat toelaten; een liberaal uitgangspunt dat de VVD in het bijzonder aanspreekt. De individuele gebruiker kan een goede afweging maken bij de keuze voor bepaalde vormen van mobiliteit. De capaciteit, veiligheid en leefbaarheid dienen zo goed mogelijk te worden geaccommodeerd. Naast het beleid staat uiteraard het uitvoeringsprogramma in de belangstelling. Daarbij gaat het om het oplossen van primaire problemen zoals de N242 en de N201. Ook gaat het om de bereikbaarheid van de kust, om de weg ten zuiden van Bennebroek en om de spoedige aanleg van de Westfrisiawegoost en -west, als dat mogelijk is. Met het oog daarop is een faseringsplan in het PMI gewenst. De heer De Jong (PvdA): Hoe denkt u dat te financieren?
PS 10 februari 2003
De heer Vis (VVD): Wij moeten beginnen met een faseringsplan. De heer De Jong (PvdA): Dat ligt nu voor u, te weten het verkeers- en vervoerplan. Een en ander is zeer gefaseerd omdat er geen geld is. De nieuwe staten mogen dat probleem oplossen. De heer Vis (VVD): Bij de N242 heerste ook het gevoelen dat dit project niet mogelijk was, maar de staten hebben daar juist in overweldigende meerderheid mee ingestemd, een enkele marginale tegenstem daargelaten. Uiteindelijk zullen wij uitkomen waar wij willen. Daar gaat het ook om bij mobiliteit. Het is van belang dat wordt aangegeven welke verbreding op welk moment gerealiseerd kan worden. De Westfrisiaweg heeft ongetwijfeld ook voor de heer De Jong hoge prioriteit. De heer De Jong (PvdA): Eigenlijk neemt u hiermee afstand van het plan, want daarin staat dat de provincie zich laat leiden door het beschikbare geld. Dat geld is er niet. Het wordt aan de nieuwe staten overgelaten om daar een oplossing voor te vinden. Ik hoor u nu pleiten voor een hogere prioriteit voor een aantal verbindingen. Dan zegt u iets anders dan in het plan staat. De heer Vis (VVD): De prioriteit wordt bepaald door de capaciteit, zoals ik aan het begin van mijn betoog al heb gezegd. Capaciteit, veiligheid en leefbaarheid zijn de drie punten waaraan wij de mobiliteit toetsen. De staten zijn ingehuurd om iets aan de mobiliteit te doen. Als u vindt dat wij stil moeten staan in plaats van vooruit te gaan, zitten wij niet op dezelfde koers. De heer De Jong (PvdA): De staten zijn ook voorstander van realistische plannen. Ook het geld moet op tafel komen. Ik heb de indruk dat de gedeputeerde van uw eigen partij daar best iets voor voelt, maar vooral uw fractie heeft dat bij de opcentendiscussie tegengehouden. Als u ineens veel meer wilt doen, dan moet u ook boter bij de vis leveren. De heer Vis (VVD): Ik zal niet ontkennen dat het geld zeer belangrijk is, maar het is
52
ook een kwestie van wil. Bij het vervoersmanagement is er wel geld, maar schort het aan de concretisering van de plannen. Wij willen busbanen openstellen voor geselecteerd goederenvervoer en doelgroepenvervoer. Door het goederenvervoer van het overige vervoer te scheiden, wordt het huidige wegennet sterk ontlast. Gezien de mogelijkheden is het onvermijdelijk dat de discussie over de opcenten opnieuw in de belangstelling komt. Wij zullen zien welke paarden welke koers gaan lopen. Op de recent gehouden tweede Noordvleugelconferentie was men het erover eens dat gebroken moet worden met het verleden, namelijk niet eerst woningbouw of bedrijfsterreinen aanleggen. Parallel aan de oplevering moet er sprake zijn van een adequate infrastructuur en van een adequaat openbaar vervoer. De infrastructuur wordt daarmee leidend in de uitvoering van RObeleid en dat is bijzonder. Het kan betekenen dat woningen in Hoorn niet eerder worden opgeleverd dan nadat de weginfrastructuur en het transferium zijn geregeld. Toch mag de woningbouw niet stagneren. Een en ander legt een zware verantwoordelijkheid op de bestuurders Verkeer en Vervoer. Een transferium, mits exact op de juiste plek, is een goed hulpmiddel. Ik noem in dit verband het verkeer naar de kust. Ook de locatie Purmerend-zuid is zeer geschikt. Aan de aanleg van dit transferium, dat ligt in de corridor A7/N235/N247, kan prioriteit gegeven worden. De vrije busbaan ligt er immers al. Wanneer er sprake is van een goede samenwerking tussen de wegbeheerder, vervoersbedrijven en gemeenten en de provincie de rol van trekker vervult, kan de eerste spade voor dit transferium al in de zomer of in het najaar van 2003 de grond in. Dit is een goede schakel in het provinciale streven naar ketenmobiliteit. Het zal sommigen wellicht verbazen dat ik de risicokaart aan de orde stel. De laatste tijd is hieraan veel aandacht geschonken, ook in de pers. Is het wel zinvol, een dergelijke kaart op internet te zetten? Wanneer dit toch gebeurt, moet dit wel integraal gebeuren.
PS 10 februari 2003
In het PVVP zou een indicatie van gevaarlijke transporten over vaste routes niet misstaan. Bij het ingaan van het traject voor de totstandkoming van het PVVP heeft onze fractie er stevig op gehamerd dat er veel gedaan wordt om de bevolking erbij te betrekken. Welnu, het aantal ontvangen inspraakreacties is uiterst gering, zo niet beschamend. Slechts zes gewone burgers hebben een inspraakreactie ingediend. Daar blijkt in ieder geval geen grote betrokkenheid van de burgers uit. Ondanks ons verzoek is het college er kennelijk niet in geslaagd, hen op een goede manier hierbij te betrekken. Een betere positionering, een betere herkenbaarheid en een betere vindbaarheid van de provincie zijn cruciaal. Eigenlijk zouden wij daar onze aandacht eens op moeten richten. Een ernstig probleem is het dilemma tussen enerzijds de snelheidsremmers in het kader van duurzaam veilig en anderzijds de busroutes. De bus en drempels gaan kennelijk niet samen. Toch kan niet voetstoots voor het een of voor het ander worden gekozen. Het is van belang dat er een instrumentarium wordt ontwikkeld waarmee van geval tot geval een oplossing gevonden kan worden. Ik denk hierbij aan plaatsen waar veel ongevallen plaatsvinden en waar het wenselijk is door fysieke aanpassingen de kans op ongevallen te beperken of wellicht geheel weg te nemen. Een uitgangspunt van het PVVP is dat mobiliteit mag. Bereikbaarheid kan niet worden gefaciliteerd zonder auto. Er moet een keuzevrijheid van vervoermiddelen zijn. De bereikbaarheid van een plek moet de te realiseren functie mogelijk maken. Een belangrijke ontwikkeling in onze provincie betreft de Zuidas in Amsterdam, waar veel woningen worden gebouwd. De komende jaren zullen er daar 16.000 bewoners bijkomen. Dit betreft ouderen, tweeverdieners en mensen met middeninkomens. Voor hen is de keuzevrijheid van vervoer belangrijk. Geef deze bewoners de keuze, bijvoorbeeld door hen de mogelijkheid te bieden meer parkeerplaatsen te huren op commerciële basis. Er worden kantoren gebouwd die
53
waarschijnlijk eenvoudig zijn aan te passen voor bewoning. Ook daarbij horen parkeerplaatsen. Het gecombineerde effect van grote woon-werkafstanden, ketenmobiliteit enzovoorts leidt tot de conclusie dat niet alleen het openbaar vervoer een alternatief is. Op die manier is het onontkoombaar dat het creëren van voldoende parkeerruimte onderdeel wordt van bereikbaarheid. Een parkeerbeleid samen met of verder uitgewerkt door gemeentelijke overheden moet een oplossing bieden voor parkeren in de stedelijke ruimte, al dan niet inpandig of ondergronds. Daarnaast moeten wij beseffen dat gewerkt moet worden aan een selectieve ontmoediging en dat niet alles en iedereen gestimuleerd moet worden om dezelfde weg te nemen. Waar mogelijk, moet gebruik worden gemaakt van het openbaar vervoer, de tram. Het openbaar vervoer is in het kader van ketenmobiliteit uiterst belangrijk. De vraag is of dit vraag- of aanbodgestuurd moet zijn. Inmiddels kijken wij veel meer naar de vraag dan naar het aanbod. De VVD heeft ingezet op toegankelijkheid voor iedereen. Bereikbaarheid betekent ook toegankelijkheid. Gehandicapten moeten zoveel mogelijk de gelegenheid hebben om zich te vervoeren en gebruik te maken van het openbaar vervoer. Zij moeten hun eigen weg kunnen kiezen. Het is belangrijk dat er gebruik van wordt gemaakt en er geen lege bussen of trams rijden. Ik rond af met een opmerking over de fiets, die niet geheel uit eigen koker komt, maar van de heer Blokker, wonende in Wormer, een van de zes mensen die de moeite hebben genomen om u en mij een brief te schrijven. Ik ben met hem van mening dat het goed is om niet alleen naar het autoverkeer te kijken, maar ook naar andere vormen van vervoer. Met name vervoer per fiets dient bevorderd te worden. Onder andere in het PVVP, maar ook in de correspondentie van de heer Blokker uit Wormer gaat het om het verleiden van mensen om ook eens de fiets te nemen. Of het een recreatief of een utilitair fietspad is, is ongetwijfeld voor de heer Blokker en ook voor mij niet van
PS 10 februari 2003
groot belang. Als de fietspaden er zijn, dient daarvan gebruik te worden gemaakt. De heer Breunissen (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks vindt het aan de orde zijnde verkeers- en vervoerplan slecht. Het plan wordt realistisch genoemd, maar het tegendeel is het geval. Dat is gelegen in de uitgangspunten, de basisfilosofie ervan. Mobiliteit mag, zo staat in het verkeers- en vervoerplan, en daarmee is iedereen het eens. Men is het er ook over eens dat wonen mag. Daarover gaat de discussie niet. Het meningsverschil is gelegen in de vraag naar de rol van de overheid bij mobiliteit. Op welke wijze wil de overheid de mobiliteitsbehoefte mogelijk maken? Het is jammer dat er in het verkeers- en vervoerplan van wordt uitgegaan dat, ongeacht de vraag, geldt: u vraagt, wij draaien, wij maken alles mogelijk wat de burger wil en de provinciale overheid ziet af van het actief stimuleren van milieuvriendelijke vormen van openbaar vervoer. GS verklaren zich onmachtig. Zij zeggen: het ontmoedigingsbeleid van de afgelopen jaren heeft gefaald en wij kunnen het allemaal niet, dus wij proberen niet te reguleren, maar te accommoderen. Men komt zichzelf dan ook een beetje tegen in het verkeers- en vervoerplan, want ook dat is van de dolle, omdat het accommoderen van alle verkeersbehoeften handenvol geld kost en nadelige gevolgen heeft voor het (leef)milieu. Men heeft zichzelf echter voor het blok gezet, want men wil niet ingrijpen en komt nu met een geweldige mantra: "Wij hebben vertrouwen in het zelfsturend vermogen van de samenleving waarin men zich bewust is van de gevolgen van de eigen keuze". Gedeputeerde, dat is volstrekte illusiepolitiek, ontbloot van iedere realiteitszin. Individuele autobezitters stappen niet vrijwillig uit de auto ten behoeve van het milieu of om de kosten van nieuwe wegaanleg uit te sparen, niet omdat zij slechte mensen zijn en dat niet zouden willen, maar omdat het zo gewoon niet werkt. Ik begrijp dan ook absoluut niet waar de gedeputeerde zijn naïeve geloof aan ontleent dat de samenleving er zelf wel voor zorgt dat het allemaal goed komt. Dat is liberale politiek
54
in optima forma: laissez faire en denken dat het wel goed komt. Maar het komt niet goed, want alleen de sterksten zullen winnen en dat zullen de automobilisten zijn. Het milieu, de reiziger per openbaar vervoer en de fietser zullen daarvan de dupe zijn. De collectieve waarden waarvoor de overheid moet opkomen, laat men een beetje los. Wij betreuren het dat zij het loodje leggen. De heer Vis (VVD): U maakt de denkfout dat de reiziger per openbaar vervoer daarvan de dupe zal zijn. Die reiziger is er de dupe van als u iedereen stimuleert om gebruik te maken van het openbaar vervoer, want dan is hij zijn plaatsje kwijt. De heer Breunissen (GroenLinks): In dit verkeers- en vervoerplan wordt iedere ambitie losgelaten om de modal split actief te beïnvloeden en om te stimuleren dat mensen actief op de fiets of met het openbaar vervoer gaan en om eventueel maatregelen te nemen om het autoverkeer enigszins in te perken. Dat betreur ik zeer. Dat is de basisfilosofie en daarom is het uiteindelijk geen goed plan. Ik licht dit toe aan de hand van het begrip "leefbaarheid", een van de doelstellingen van het verkeers- en vervoerplan. Die leefbaarheid komt er buitengewoon bekaaid af. Het PVVP is beperkt ten aanzien van de doelstelling van de wijze waarop de leefbaarheid bevorderd moet worden. Er staat dat geprobeerd zal worden om nieuwe knelpunten te voorkomen en er staat niet dat de huidige knelpunten aangepakt zullen worden. Het plan verklaart zich daarmee vreselijk onmachtig. Het ligt aan Europese en landelijke regelgeving enzovoorts. Dat is allemaal ook waar, maar die onmachtigheid heeft ook enigszins te maken met de kijk op de rol van de overheid. In het plan staat expliciet dat verlaging van de maximumsnelheid bij kan dragen aan het vergroten van de leefbaarheid. Dat is zeker het geval, want zij leidt tot een betere kwaliteit van de lucht en tot minder geluidsoverlast. Maar, zo wordt in het plan gesteld, daar kiezen wij toch maar niet voor, want zij is moeilijk te handhaven en de doorstroming van het verkeer is ook bijzonder belangrijk. Dat is
PS 10 februari 2003
een politieke keuze. Op die wijze legt de leefbaarheid kennelijk weer het loodje. De GroenLinks-fractie is van mening dat de leefbaarheid serieuzer genomen moet worden. Niet alleen moeten nieuwe knelpunten worden voorkomen, maar ook bestaande moeten worden opgeheven. Wij pleiten ervoor om daar werk van te maken in navolging van wat er in de provincie Zuid-Holland is gebeurd. Bij Rotterdam-Overschie vindt een experiment plaats om de snelheid op de A13 te beperken. De voorlopige resultaten zijn uitstekend. De luchtverontreiniging en de geluidhinder zijn afgenomen, hetgeen buitengewoon prettig is voor de omwonenden. Ook minister De Boer heeft zich positief over dit experiment uitgelaten. Hij heeft gezegd meer voor dit soort snelheidsbeperkingexperimenten te voelen. Ook de provincie Zuid-Holland is zeer positief. Wij moeten de mogelijkheden in onze provincie bekijken om op rijkswegen en op provinciale wegen knelpunten op het gebied van leefbaarheid op te lossen door middel van snelheidsbeperking. Ik dien op dat punt een motie in. Wij zijn blij dat eindelijk de kaart van het fietsnetwerk er is, maar er ontbreken voldoende uitvoeringsprojecten. Er zijn drie uitvoeringsprojecten in het uitvoeringsprogramma opgenomen, maar de ontbrekende stukken van het fietsnetwerk worden niet gerealiseerd. Wij krijgen graag van de gedeputeerde de toezegging dat hij daar hard aan gaat werken. Hoe zit het met de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal bij Nigtevecht, die kennelijk vanwege de kosten niet doorgaat? Is dat een van de onbrekende stukken in het fietsnetwerk? Motie 13-3 Door het lid Breunissen wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 19 februari 2003, beraadslagende over het Verkeers- en vervoerplan Noord-Holland; constaterende dat:
55
- op rijksweg A13 bij Rotterdam-Overschie een experiment is gedaan met invoering van een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur; - dat door deze snelheidsverlaging de verkeersherrie is gehalveerd en de luchtverontreiniging met stikstofoxiden met 10 tot 20% is gedaald; - dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat welwillend staat tegenover uitbreiding van de 80-kilometerregeling; - provinciale staten van Zuid-Holland zich hebben uitgesproken voor toepassing van snelheidsbeperkingen op meer wegen; overwegende, dat: - snelheidsbeperking positieve invloed heeft op de leefbaarheid en de gezondheid van omwonenden; - in Noord-Holland op een groot aantal plaatsen langs rijkswegen en provinciale wegen knelpunten zijn met betrekking tot geluidhinder en luchtverontreiniging; spreken uit dat: - het wenselijk is het leefmilieu langs rijkswegen en provinciale wegen in NoordHolland te verbeteren; dragen gedeputeerde staten op: met betrekking tot rijkswegen: - te onderzoeken waar op rijkswegen de kwaliteit van het leefmilieu in de directe omgeving kan worden verbeterd door snelheidsbeperking; - deze mogelijkheden onder de dringende aandacht van het rijk te brengen; met betrekking tot provinciale wegen: - te onderzoeken waarop op provinciale wegen de kwaliteit van het leefmilieu in de directe omgeving kan worden verbeterd door snelheidsbeperking; - maatregelen te treffen om de lawaaioverlast en luchtverontreiniging op deze knelpunten (mede) middels snelheidsbeperking terug te dringen, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit.
PS 10 februari 2003
De heer Berkhout (D66): Voorzitter. Mobiliteit mag. De op mobiliteit rechthebbende burger mag zelf bepalen hoe hij deze vormgeeft. Dit is het Leitmotiv van het verkeersplan waarover nu gesproken wordt. Los van mijn nieuwsgierigheid wie dan bijvoorbeeld niet op mobiliteit rechthebbende burgers zijn, klinkt deze uitspraak ogenschijnlijk sympathiek, maar deze is merkwaardig, omdat daarmee wordt voorbijgegaan aan de noodzaak om keuzes te maken. Het is juist de vrijheid van mobiliteitskeuze die ook voor een aantal mobiliteitsproblemen heeft gezorgd. Echter, welke vrijheid, welke keuzes? Is er daartussen wel een gelijkwaardige afweging mogelijk? Het openbaar vervoer staat met name in Noord-Holland-noord mijlenver op afstand van de keuze voor bijvoorbeeld de auto. Fietsmogelijkheden worden beperkt door het ontbreken van voldoende veilige fietspaden. Het vervoer over water staat feitelijk nog in de kinderschoenen, dus is geen reële partij in de keuze voor de vrachtwagen. De heer Vis (VVD): U zegt dat door de keuze de problemen zijn toegenomen. Wij moeten echter vaststellen dat in het verleden juist de mobiliteitskeuze werd ontmoedigd. De bedoeling was om iedereen uit de auto te krijgen, in het openbaar vervoer. Er was dus geen keuze. Juist in de sfeer van de ruimtelijke ordening werden in het verleden projecten gerealiseerd voor woningen en bedrijfsterreinen, waarbij er niet voldoende infrastructuur of openbaarvervoersmogelijkheden zijn gerealiseerd. Men maakte in de optiek van de overheid juist de verkeerde keuzes. Uw stelling behoeft dan ook enige aanpassing. De heer Berkhout (D66): Op basis van de praktijk zult u mij gelijk moeten geven. De keuzes zijn niet gelijkwaardig. Wij spreken overigens over twee keuzes. Wij moeten een keuze maken ten aanzien van mobiliteit en daarnaast gaat het om de keuzes die wel of niet voor de burger aan de orde zijn, gelet op de ongelijkwaardigheid in de kwaliteit van die mobiliteit. Er wordt meer ruim baan voor wegen gecreëerd dan voor spoor, vervoer
56
over water of fietspaden. U moet dat met mij eens zijn, want dat is de praktijk, maar blijkbaar bent u dat niet met mij eens. De ongelijkheid in kwaliteit van de mobiliteitsmogelijkheden had de uitgangspositie van het verkeersplan moeten zijn. Een gebiedsgerichte inkleuring wordt door ons toch wel wat gemist. Immers, niet overal is eenzelfde problematiek aan de orde of eenzelfde mobiliteitskeuze de oplossing. D66 mist de concrete plannen waar het college zich de komende tijd mee bezig zal houden. Het stelt dat gekozen is voor een strategisch plan en niet zozeer voor een concreet plan voor de aanpak van een rotonde, weg of fietspad. Daar valt wel wat voor te zeggen, zeker in relatie tot de gewenste ruimtelijke of economische ontwikkelingen. Ik vind echter dat het college met dit plan een te vage positie inneemt. Immers, het gaat de harde keuze voor versterking van bepaalde vormen van mobiliteit uit de weg door te kiezen voor van alles wat, want immers, mobiliteit mag. Terecht wordt aangegeven dat er op het terrein van de mobiliteit een groot aantal wensen is, maar dat de financiën hierbij hopeloos tekortschieten. Bovendien wordt het helaas terechte beeld geschetst dat de rijksoverheid zich steeds meer ontpopt tot uitbater van de lottoshow. De kans dat je reeds toegezegd geld krijgt, is volkomen ongewis geworden. Daarom al had het college moeten kiezen voor versterking van bepaalde mobiliteitsvormen zoals het openbaar vervoer, vervoer over water en fietspaden. Het oplossen van expliciete knelpunten bij het wegverkeer is daarmee niet uit den boze, want bij problemen op het gebied van de leefbaarheid of de bereikbaarheid zullen oplossingen gezocht moeten worden. Ik noem als voorbeeld de N242. Ik voel veel voor de wens van Uithoorn voor een ongelijkvloerse kruising bij de Westfrisiaweg. Nagegaan moet worden of het een reële optie is. Al met al zijn wij niet zo enthousiast over het plan. Het is te vrijblijvend en het ontbreekt aan prioritering en daarmee aan een echt voelbare ambitie. Wij zijn natuurlijk wel tevreden met de erkenning van het college dat onder meer het vrachtvervoer over water een serieuzer en
PS 10 februari 2003
steviger plaats heeft gekregen in het provinciale denken over mobiliteit. Afsluitend, blijft toch enigszins het gevoel heersen dat een verkeersplan wordt aangenomen, en toen? De vergadering wordt van 18.30 uur tot 19.35 uur geschorst. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik zal vanwege de tijd niet op alle opmerkingen ingaan, maar zij zijn wel genoteerd. Zij zullen in de uitwerking en bij de verdere beleidsvorming een rol spelen. De heer De Jong heeft terecht de nota van de Partij van de Arbeid genoemd. De nota heeft een doorwerking gehad in het Verkeers- en vervoerplan NoordHolland. Een aantal woordvoerders heeft terecht gesignaleerd dat in het plan vooral de eigen zaken aan de orde komen en dat er voor een terughoudende opstelling wordt gekozen ten aanzien van rijksprojecten. Dat komt ook terug in de discussie. Ook de heer Beemsterboer heeft naar een aantal projecten gevraagd. Wij zullen wat vaker extra aandacht besteden aan de voortgang van rijksprojecten waarbij de provincie betrokken is, maar waarover vanwege allerlei omstandigheden niet vaak in de commissie wordt gerapporteerd. Het college zal daar meer aandacht aan besteden, zodat de staten daarvan op de hoogte zijn. De heer De Jong heeft over één prijssysteem gesproken. Wij zijn het op dat punt eens. Het is hoog tijd dat zo'n systeem wordt ingevoerd. Over de motie op dit punt zullen wij nog komen te spreken. Vanzelfsprekend moeten de kaarten worden aangepast. De heer De Jong heeft al genoemd wat hij mist, maar wellicht kan worden doorgegeven wat men nog meer mist. Het is verstandig om de kaarten te completeren. Dit kan aan mij of aan de medewerkers worden doorgegeven. Over het station Hemboog is al eerder gesproken. Ik ben het ermee eens dat het er nu moet komen, maar het komt er niet. Wij zijn daar volop mee bezig, maar het is een lastig probleem, waarbij
57
het gaat over criteria en aantallen instappers en uitstappers. Als je er een paar honderd mist, werkt het rijk niet mee. Wij geven de strijd echter niet op. De heer De Jong heeft ten aanzien van de praktijkstudie lightrail gezegd dat het lijkt op een proef voor het organiseren van een proef. Dat is niet zo. Wij zijn daar nog steeds mee bezig. Ik heb deze week een gesprek met betrokkenen over het integrale veiligheidsplan. Ik vond het gesprek met de minister over de N201 constructief. Dat was ook de mening van de minister en de andere deelnemers uit de regio. Dat wij er niet vandaan zouden komen met een cheque van honderden miljoenen euro's wisten wij al tevoren. De minister maakte ons echter complimenten, vond dat het plan er prima uitziet en dat over nut en noodzaak niet gesproken hoeft te worden. Ook hij was van mening dat het gehele project moet worden uitgevoerd. Vervolgens zullen de discussies over versoberingen waarschijnlijk met de nieuwe minister gevoerd worden. Ik ben ervan overtuigd dat wij binnen afzienbare tijd meer zekerheid krijgen. De minister realiseert zich goed dat die zekerheid moet worden gegeven. Op een gegeven moment heeft hij erop gewezen dat er 400 mln euro door de regio bijeen is gebracht en gevraagd waarom wij niet gewoon beginnen. Ik heb toen gezegd dat dit precies het probleem is, dat wij zeker willen beginnen en dat er ook geld voor is, omdat het rijk niet onmiddellijk hoeft te betalen, maar dat de achterbannen de zekerheid willen hebben dat het rijk te gelegener tijd met geld over de brug komt. Dat probleem is hem glashelder. Ik ben ervan overtuigd dat wij een oplossing daarvoor vinden. Op de Westfrisiaweg zijn bijna alle sprekers ingegaan. De heer Beemsterboer heeft een amendement ingediend waarin wordt voorgesteld om de Westfrisiawegoost te kenmerken als stroomweg. Via een GS-besluit over de verdere gang van zaken ten aanzien van het oostelijke stuk is deze gekenschetst als een stroomweg. Formeel is dat dus al geregeld. In hetzelfde besluit is de verdubbeling aan de orde in verband met de woningbouw in Hoorn. Daarnaast is daarin opgenomen
PS 10 februari 2003
dat het vervolg, te weten de verdubbeling tot aan de Markerwaardweg, voor 2010 zal worden opgepakt. Ook is vermeld dat nagegaan zal worden of de weg ten zuiden van Hoogkarspel vervolgd wordt of dat de huidige Westfrisiaweg-oost wordt verbeterd. Onderzoek naar de beste oplossing moet nog worden uitgevoerd. Het zal binnenkort plaatsvinden, maar dat hangt ook samen met het ontwikkelingsbeeld dat wordt opgesteld voor Noord-Holland-noord. Daarbij is ook woningbouw aan de orde. Het lijkt verstandig om het ontwikkelingsbeeld te betrekken bij de studie naar verbetering van de bestaande route of een zuidelijke route om Hoogkarspel. De Westfrisiaweg-west zal voornamelijk tot stand worden gebracht via bestaande wegen. Het deel ten noorden van Heerhugowaard is een nieuw stuk. De heer De Jong heeft gezegd dat de prioritering aan de orde is bij het Provinciaal verkeers- en vervoerplan. In de staten is afgesproken dat de prioritering in het kader van de begroting zal plaatsvinden. De criteria die worden opgesteld, kunnen de volgende staten hanteren bij het vaststellen van de prioriteiten. De procedure hiervoor is bekend. Het platform is in de visie van het college de voorloper van de vervoersautoriteit. Ik ben het met de heer De Jong eens dat dit punt niet sterk is geformuleerd. Het is een eerste aanzet. Wat het college betreft, wordt daar sterk op ingezet. Niet alle partners zijn echter even enthousiast over een vervoersautoriteit. Wij zijn daarmee bezig. Binnenkort zullen er besluiten worden genomen. De heer Beemsterboer heeft om tussentijdse informatie gevraagd over ho en go. Die zal ongetwijfeld worden verstrekt. Het gehele ho- en go-systeem is, evenals de citybus in Hoorn, 15 december gestart. Het is nog wat pril om nu al conclusies te trekken. Er wordt zwaar ingezet op het mobiliteitsmanagement, omdat dit de toekomst heeft. In de commissie is een korte presentatie gegeven naar aanleiding van het rapport als uitwerking van de motie-Vis. Er zullen pilots worden bedacht,
58
zodat concrete projecten uitgevoerd kunnen worden. Ik vind het wat merkwaardig dat de heer Vis veronderstelt dat de heer Verburg heeft gezegd het vervoersmanagement stilligt. Daar is namelijk geen sprake van. Hieraan wordt volop gewerkt. Een ander punt is dat het een moeilijke materie betreft, maar dat is een ieder bekend. Het is ook glashelder dat de resultaten van vervoersmanagement je niet om de oren vliegen. Er is echter volop beweging. Er worden allerlei projecten opgestart en tot een goed eind gebracht. De heer Vis heeft erop gewezen dat er een uitvoeringsprogramma bijhoort. Dat is juist. Er is een visie en er is een uitvoeringsprogramma, waarin alle projecten, dus ook de grote, terechtkomen. Uiteindelijk zal er ook één provinciaal mobiliteitsfonds komen, omdat in het uitvoeringsprogramma de verschillende onderdelen worden gekoppeld. Daarin zal ook duidelijk de fasering moeten worden aangegeven. De staten hebben de mogelijkheid om te faseren, maar ook om te prioriteren. Het is helder dat daar geld bijhoort. Vandaar dat ervoor is gekozen om dit bij de begrotingsbehandeling te betrekken. Als de staten een ambitie uitspreken die de financiële middelen te boven gaat, zal óf die ambitie bijgesteld moeten worden, óf de ambitie gericht moeten zijn op andere projecten, óf er wordt gefaseerd, of er wordt geld getoverd. Op zich zijn dat de mogelijkheden. Bij de komende begrotingsbehandeling zal dit aan de orde komen. Ongetwijfeld zal een gedeelte van het geld worden opgebracht door een verhoging van de opcenten. Het is aan de volgende staten om dat te organiseren. De heer Vis heeft de transferia genoemd en verwees daarbij naar Purmerend-zuid of het strand. Er is in het kader van BONR een programma opgesteld waarin 32 mogelijke transferia zijn aangegeven. Op basis van een ketenbenadering zijn ongeveer vijf projecten uitgezocht die wellicht snel gerealiseerd kunnen worden. Dat kan in Purmerend zijn, maar ook in Edam. Nagegaan wordt of dat zo snel mogelijk kan worden gerealiseerd. Er is redelijk wat geld voor in het mobiliteitsfonds. De
PS 10 februari 2003
plannen sluiten perfect aan op de ketenbenadering. Ik ben er groot voorstander van om ervoor te zorgen dat snel aan de slag wordt gegaan. Daarbij moet wel gekeken worden naar een eenduidig systeem van bewegwijzering naar dat type transferia, ook al mag dat geen vertraging opleveren. Vragen over de wijze waarop, de eventuele betaling en het type betaalautomaten zijn lastig te beantwoorden, maar uitgangspunt is dat wij ons niet tegen laten houden. Het tempo moet erin blijven. Er wordt keihard aan gewerkt. Ik ga ervan uit dat vaststaande routes voor gevaarlijke stoffen onderdeel van de risicokaart zijn. Bekend probleem is het conflict tussen duurzaam veilig en de busroutes. Daarover zijn gesprekken gevoerd. Ook in het provinciaal verkeers- en vervoerberaad speelt dit een rol. Deze week heb ik weer een gesprek met een burgemeester. Er is sprake van conflicterende modaliteiten. Er zal daarin een balans gevonden moeten worden. Dit zal naar onze mening lukken als goed overleg wordt gepleegd tussen de wegbeheerder, meestal gemeenten, maar ook waterschappen, de vervoerder en de provincie. Een wegbeheerder kan niet onbeperkt zijn gang gaan; prachtige drempels aanbrengen, bloembakken neerzetten en 30 km-zones maken waardoor de busonderneming aangeeft dat elke rit daardoor een aantal minuten langer duurt en er 186.000 euro bij moet, op te brengen door de opdrachtgever de provincie. Dat is de wegbeheerders glashelder gemaakt. Over maatregelen dient overleg plaats te vinden. In de meeste gevallen kom je er in goed overleg ook wel uit, maar het staat vast dat het lastig is en dat iedereen water bij de wijn moet doen. Soms zal het de opdrachtgever extra geld kosten, waarbij mogelijk de wegbeheerder ook nog een steentje bij kan dragen. Zelfstandige acties van wegbeheerders leiden slechts tot narigheid, zoals is ondervonden in WestFriesland, waar ook drempels verschenen en er uiteindelijk met de gemeente veranderingen zijn afgesproken. De buslijn loopt nu weer via de oude route, hetgeen feestelijk werd onthaald door de bevolking.
59
Een van de schriftelijke reacties betrof voornamelijk de fiets. Wij hebben gepoogd om in het verkeers- en vervoerplan Noord-Holland een goede mix tot stand te brengen van de aanpak van wegen, knelpunten, het organiseren van een ketenbenadering en knooppunten, te samen met een goede ontwikkeling van het openbaar vervoer en de fietspaden. Ik ben het niet eens met de opmerking dat wij te weinig doen aan de ontwikkeling van fietspaden en de invulling van ontbrekende stukken. De staten hebben een aantal keren via een motie geld ter beschikking gesteld om extra maatregelen te nemen voor het gehele fietsgebeuren, inclusief goede fietsenstallingen bij bushaltes en stations. De programma's daarvoor zijn bekend, want zij lopen via de GDU. Geld ter beschikking stellen is echter één, maar vervolgens moeten er projecten gerealiseerd worden. Bij fietspaden zijn er altijd andere participanten in het geding zoals gemeenten en waterschappen. Zij moeten ook daaraan meebetalen. De staten hebben voor vier jaar 14 mln ter beschikking gesteld voor fietsprojecten. Uitgaande van 50 à 70% subsidie moeten de gemeenten, de wegbeheerders, daar ook veel geld in stoppen, bij elkaar zo'n 5 mln euro. Dat is niet eenvoudig. Het bekendste voorbeeld is Texel. De gemeenten geven veel geld uit aan fietspaden, waarvoor de provincie dan aanvullende subsidie verstrekt. De opmerking dat wij dit laten liggen, is onterecht. Hetzelfde geldt voor het openbaar vervoer. De problematiek in NoordHolland-noord is duidelijk. Wij zijn op de goede weg.
aangeven, met bijvoorbeeld 5 mln in de achterzak, maar de gemeenten moeten meebetalen, dus het is een samenspel en dat vergt enige tijd. Ik weet dat wij allen niet te stuiten zijn als het om fietsen gaat. Een herprioritering kan in de nieuwe staten aan de orde zijn bij de begrotingsbehandeling voor 2004. De 14 mln-regeling is dan afgelopen. Het zou mij niet verbazen als de staten op dat moment uitspreken dat de ontbrekende stukken fietspaden snel ingevuld moeten worden en er een motie wordt ingediend waarin wordt voorgesteld om geld ter beschikking te stellen. Een aantal statenleden van nu zal er dan opnieuw bijzijn. Misschien moet dit beschouwd worden als een oproep om dit te betrekken bij de discussie. Ik vind het jammer dat de heer Breunissen het plan slecht vindt. Het zal duidelijk zijn dat ik het niet met hem eens ben. Hij zegt dat het college afziet van ontmoedigen. Op zich is dat juist, in de zin van ontmoedigen zoals in het verleden. Toen ging het erom, het de automobilist zo lastig mogelijk te maken, waardoor hij uit arrenmoede maar met het openbaar vervoer gaat. Dat doen wij niet meer. Ik denk nog steeds dat er sprake is van een zekere vorm van ontmoedigen in die zin dat wij proberen om keuzes naast elkaar te zetten. Die keuzes moeten van een gelijkwaardige kwaliteit zijn. Wij zijn een stuk opgeschoten, al is er nog wel wat te verbeteren, zodat de automobilist in zeker zin nog steeds ontmoedigd wordt om in de auto te gaan zitten, omdat een andere keuze net zo goed of in een aantal gevallen misschien veel beter is. Ik noem de razendsnelle zuidtangent. Op die wijze wordt de mensen keuzemogelijkheden geboden.
De heer Breunissen (GroenLinks): Het is jammer dat er ter realisering van de ontbrekende stukken in het fietsnetwerk geen uitvoeringsproject geformuleerd is. Wilt u dat alsnog doen?
De heer Breunissen (GroenLinks): Hoeveel automobilisten maken nu gebruik van de zuidtangent?
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Absoluut. In de commissie is al toegezegd dat wij zullen proberen om een soort uitvoeringsprogramma op te stellen, maar dat is nog niet zo eenvoudig. De provincie kan gemakkelijk de prioriteiten
PS 10 februari 2003
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik niet. De heer Breunissen (GroenLinks): Voor het beïnvloeden van de vervoerswijzen heb je zowel de wortel als de stok nodig. U benadrukt vooral de wortel, het verleiden en de verbetering van de kwaliteit van het
60
alternatief, en dat is goed, maar soms heeft men een duwtje in de rug nodig. Er moet wat gepusht worden, anders gebeurt het niet. U weet hoe het gaat. De automobilist stapt niet zomaar op de fiets of in het openbaar vervoer. Dan ontstaan de problemen die wij in de provincie hebben. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik ben dat op zich wel met u eens, maar ik geloof absoluut niet in dat type maakbaarheid van de samenleving, om in dit kader een ouderwetse term te gebruiken. Mensen willen de vrije keuze hebben. Ik geloof veel meer in het principe van het bieden van een goed alternatief. De heer Breunissen (lid van gedeputeerde staten): Gelooft u dan dat het vrije spel der maatschappelijke krachten zodanig werkt dat het allemaal goed komt? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Nee, niet allemaal. Het komt in dit land nooit allemaal goed. Die tijd hebben wij gehad, het komt nooit meer helemaal goed! Maar wij kunnen het wel een stuk beter maken. Daar zijn wij allen mee bezig, sprekend over verkeer en over mobiliteit. Daar zetten wij op in. Nogmaals, ik geloof in de ketenbenadering van goede fietsenstallingen, goed openbaar vervoer, snel en betrouwbaar, met comfort, een goede informatievoorziening op je GSM, samen met transferia, DRIP's boven de weg, waarbij op een gegeven moment het signaal wordt gegeven dat elke automobilist die nog doorrijdt over de weg, niet goed bij zijn hoofd is, omdat hij linksaf moet slaan om op het transferium over te stappen op een bus. In dat soort systemen geloof ik. Dan zal niet iedereen dat doen, maar dat hou je. De heer Berkhout (D66): Ik vind het verheugend, dit even van u te horen. Dat is net wat ik in het plan gemist heb. Als je weet dat je budget eigenlijk niet toereikend is en je weet dat de alternatieven nog niet hoogwaardig genoeg zijn om mensen te verleiden om een andere keuze te maken, dan leg je daarop in het vervoerplan het accent en niet op de gehele breedte. Dat
PS 10 februari 2003
is dan ook mijn probleem. Ik vind uw woorden nu in tegenspraak met uw plan, althans zo beluister ik dat. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Nee, ik uit mij absoluut niet in tegenspraak met dit plan. Wij geloven heilig in een mix van factoren. Hoe aantrekkelijk dat voor sommige partijen ook is, je kunt niet zeggen dat er een verkeers- en vervoerplan is waarbij maar eens niet over de auto wordt gesproken, omdat alles wordt ingezet op het openbaar vervoer en de fiets, al stel ik het nu extreem. Dat werkt niet. Er zijn problemen, ook voor het autoverkeer, die opgelost moeten worden. Je moet niet alles met behulp van meer asfalt willen oplossen, maar in een aantal gevallen ontkomen wij daar niet aan. Daarnaast is er de ketenbenadering: fietsen, fietsenstallingen en het openbaar vervoer. Daar moet een balans in worden gevonden. Je kunt daarbij meer aandacht vragen voor het een of voor het ander, met alle beperkingen die daaraan vastzitten, zoals aan uitbreiding van het openbaar vervoer en van fietspaden, maar zij is, zeker in de tijd, begrensd. Over verlaging van de maximumsnelheid zullen wij nog spreken aan de hand van de motie. De heer Breunissen (GroenLinks): Wilt er wel iets over zeggen, want straks geeft u een stemverklaring namens het college en dan kan ik daar niet meer op ingaan. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het is nog niet in het college besproken, maar ik kan wel zeggen wat ik ervan vind. U weet dat ik daar geen voorstander van ben. Ik wil daar zeker niet mee naar het rijk gaan, want dat is een rijksverantwoordelijkheid. Wij moeten niet als een van de provincies naar het rijk gaan om mee te delen dat wij van mening zijn dat de maximumsnelheid op een aantal rijkswegen verlaagd moet worden, als dat al nuttig en noodzakelijk is. Je zou kunnen denken aan de ring Amsterdam. Daarnaast kan gedacht worden aan het verlagen van de maximumsnelheid op provinciale wegen, maar voor mij hoeft dat niet. Ik begrijp het beeld, want verlaging
61
van de maximumsnelheid betekent minder geluid en minder uitstoot. Maar wat hebben wij dan gedaan in dit land? Wij hebben allerlei wegen aangelegd, vervolgens hebben wij geconstateerd dat dit lawaaioverlast oplevert. Wij hebben overal geluidschermen neergezet, zelfs ter bescherming van bossen. Dat heeft goudgeld gekost, fantastisch. Er is volop gemeten om binnen de normen te blijven. Wij hebben geluidsarm asfalt en op de A10 zelfs dubbel ZOAB aangelegd, wat ook dubbel zoveel kost. Dat is allemaal gedaan om het geluidsniveau te reduceren. In Noord-Holland is dat allemaal redelijk geregeld. Ik vind het dan niet echt voor de hand liggen om daarna de maximumsnelheid te verlagen. Dat hadden wij dan tien jaar geleden moeten doen. De heer Breunissen (GroenLinks): Het verlagen van de maximumsnelheid leidt tot minder herrie en uitstoot. Uit het experiment bij Rotterdam-Overschie blijkt dat dit ook tot constante snelheid leidt, dus tot bevordering van de doorstroom. U ziet bij de N201 helemaal geen beren op de weg als het om financiële risico's gaat. Ik snap dan ook niet waarom u nu allerlei bezwaren oproept. Onderzoek de ambitie voor de leefbaarheid die je je ten doel stelt. Toon op dat punt ook ambitie! De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij stikken van de ambitie om de leefbaarheid te bevorderen. De heer Breunissen (GroenLinks): Helemaal niet. U wilt er niets aan doen. U noemt alleen bezwaren. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het gaat om het vinden van de juiste balans. Je kunt de maximumsnelheid verlagen van 100 naar 80 km/uur, maar nog beter is het om er 60 km/uur van te maken. Ik heb het dan nog niet over controle en handhaving. U zegt dat verlaging van de snelheid de doorstroming bevordert. Dat is dan ook de reden dat wij al op veel plekken DRIP's boven de weg hebben hangen die, als het verkeer vastloopt, knipperen en aangeven dat er 70 km/uur gereden moet worden.
PS 10 februari 2003
Dat is ook een systeem om de maximumsnelheid op de juiste momenten te verlagen. Dat gebeurt dus al. Het systeem van de DRIP's wordt steeds meer uitgebouwd. In feite wordt, zo nodig, dus al voorzien in uw behoefte, maar op veel punten is het niet nodig. De heer De Jong (PvdA): Voorzitter. Wat de opmerking over de N201 betreft, zo kan dat niet. Met de regio is een akkoord gesloten en 1 januari 2004 moet een en ander van start gaan, mits het geld rond is. De minister moet in de begroting voor 2004 iets geregeld hebben of in ieder geval een toezegging hebben gedaan. In het voorjaar moet hij zijn conceptbegroting rond hebben. De provincie en de regio moeten dan een deal met hem hebben gesloten. Zo simpel ligt het, anders gaat het feest niet door. Het antwoord is dan ook veel te vaag. Ik wil dat de gedeputeerde er meer van maakt. Het station Hemboog is een prima plan, maar met een aantal mensen uit de regio zal daar meer werk van gemaakt moeten worden. Het interesseert mij wat minder of meer aandacht besteed wordt aan de voortgang van rijksprojecten. Het gaat mij juist om het stadium ervoor. De provincie en de commissie moeten meer betrokken worden bij de keuzes die het rijk maakt. De gedeputeerde bemoeit zich met van alles, maar dat komt niet in het plan tot uitdrukking. De heer Vis (VVD): Voorzitter. Gedeputeerde De Boer antwoordde ferm op mijn vraag naar het vervoersmanagement. Ik heb voor mij een brief aan de leden van provinciale staten van 15 november 2002 waarin de heer Verburg schrijft: "Vervoersmanagement. De stichting vervoersmanagement in Noord-Holland ligt nagenoeg stil". De heer De Jong is een man van details als het over verkeer en vervoer gaat. Op één detail wijs ik hem in verband met zijn motie nr. 13-2, waarin wordt gepleit voor één tariefsysteem. Hij heeft kennelijk over het hoofd gezien dat het pontveer een van de vervoersmogelijkheden is. Ik neem aan dat er plaatsen zijn in regio's die door hem
62
zijn genoemd zoals Zuid-Kennemerland, IJmond of elders, waar gebruik kan worden gemaakt van de pontveren. De heer De Jong (PvdA): De aardigheid is dat zij voor voetgangers en fietsers gratis zijn, als categorieën die beschouwd worden als openbaar vervoer. De bus mag ook gewoon met de pont mee.
de gang is van CDA en PvdA. Ik kan niet voorspellen hoe lang dat zal duren. Als de formatie tot september duurt, is er in het voorjaar niets af te spreken. Evengoed vind ik dan niet dat wij moeten stoppen en in januari maar moeten concluderen dat dit jammer is.
De heer De Jong (PvdA): Als er niet voor betaald hoeft te worden, hoeft geen tarief te worden voorgesteld. Dat wil ik zeker niet introduceren. Ik ben dus tegen betaling van de pont. Al eerder is gediscussieerd over de vraag of voor de pont in het Noordzeekanaal betaald moet worden. De pontjes zijn nu gratis en ik wil vooral dat het zo blijft.
De heer De Jong (PvdA): Kunt u het beeld schetsten aan het eind van het jaar? Een maand geleden hebben wij een akkoord gesloten waarin nadrukkelijk was opgenomen dat pas verder wordt gegaan, ook met fase 1, als iedere partij, inclusief het rijk, wat doet. De VVD heeft daar via het indienen van een motie nog een schepje bovenop gedaan, want waarin staat dat zelfs niet mag worden begonnen met fase 1 als het rijk niet heeft betaald. Er komt toch een moment dat het rijk kleur moet bekennen of dat met de regio bekeken moet worden hoe het verder moet.
Mevrouw Veenis-Kaak (VVD): De ponten in het Noordzeekanaal zijn helemaal niet gratis.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Absoluut. Dat komt terug in de realisatieovereenkomst.
De heer De Jong (PvdA): Wel voor voetgangers.
De heer De Jong (PvdA): Dan is het te laat. Daarin wordt vastgelegd wat er is gerealiseerd, maar het rijk moet voor die tijd iets doen.
De heer Vis (VVD): Dus u heeft dat over het hoofd gezien, want u heeft dat er niet bij betrokken.
Mevrouw Veenis-Kaak (VVD): Dat klopt. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik kan over de N201 niet meer zeggen dan ik heb gezegd. Wij hebben een positief, constructief overleg gehad met de minister. Ik ben ervan overtuigd dat door een constructieve samenwerking in de komende tijd een oplossing en een soort zekerheidsstelling bereikt kunnen worden. Dat moeten wij echter nog even afwachten. Ik weet als geen ander dat de tijd dringt. De heer De Jong (PvdA): Mijn analyse is dus juist dat wij uiterlijk in het voorjaar een deal met het rijk moeten hebben. Anders weten wij niet of wij er het eind van het jaar mee verder kunnen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik hoop dat wij in het voorjaar een deal kunnen maken, maar u moet niet vergeten dat er een kabinetsformatie aan
PS 10 februari 2003
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): In de realisatieovereenkomst wordt niet vastgelegd wat er dit jaar is gerealiseerd, maar wordt de realisatie van het gehele project N201-plus opgenomen: wanneer wat gebeurt en wie wat betaalt op welk moment. In de overeenkomst zal ook worden aangegeven hoe het zit met de bijdrage van het rijk. Dat is wel het allerlaatste moment, dat ben ik met u eens. Het streven is om eerder duidelijkheid te krijgen van het rijk. Wij hebben wel duidelijkheid van de regio over de toezeggingen. Overigens zal er nog wel een aardig robbertje worden gevochten over de vraag wie precies wat en wanneer betaalt. Die discussie zal in de regio gevoerd worden en ook met het rijk. Ik ben het met u eens dat wij tempo moeten maken. Misschien kunt u de heer Bos een beetje opporren. Als het CDA dan de heer Balkenende wat opport en zegt dat het in
63
het belang van de N201 is dat men opschiet met de formatie, helpt dat misschien. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Ik begrijp de discussie niet. Wij hebben allemaal de brief van de minister over het overleg ontvangen. Hij zegt daarin dat het een prachtweg is, maar dat er voor 2010 geen geld voor is. Dat is de situatie. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is al vier jaar de situatie. Dat is namelijk het verhaal van het in beton gegoten MIT van minister Netelenbos. Dat verhaal kennen wij. Het is de bedoeling om na te gaan of er openingen gevonden kunnen worden. Wellicht kan het project naar voren gehaald worden. Er zou een afspraak met het rijk gemaakt kunnen worden over voorfinanciering. Als dan maar duidelijk is dat het geld na 2010 komt. Het gehele project loopt, zonder vertraging, tot 2011. Het is dus mogelijk dat er een regeling wordt getroffen met het rijk waarbij de provincie voorfinanciert en dat wij ons geld krijgen in de periode 2010 tot 2014, het vervolg op het huidige MIT. Er is in dat geval niets aan de hand. De heer De Jong (PvdA): Dit is precies waar het om gaat. Als het rijk een jaar later betaalt, valt daar misschien nog mee te leven, maar als het rijk geen enkele toezegging doet dat het zal betalen en in welk kasritme, is er nog steeds een probleem. Ik ga ervan uit dat alle voorbereidingen voor de begroting nog door de huidige minister De Boer worden getroffen. Er zal dan toch binnen enkele maanden zekerheid moeten zijn, anders weet ik al hoe het aan het eind van het jaar afloopt. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Daar ben ik het mee eens, maar daarom ben ik ook bij hem geweest. De heer De Jong (PvdA): Daar hebben wij het verslag van. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dus wij zijn in een razend tempo begonnen met de besprekingen en de onderhandelingen. Een paar dagen na het
PS 10 februari 2003
statenbesluit zaten wij daar, en zo hoort het ook. Wij hebben het tempo er wel in. Ik vind het jammer dat de heer De Jong zegt dat harder gewerkt moet worden aan de Hemboog, want wij werken ons te pletter aan het realiseren van het station in de Hemboog. Het is alleen een buitengewoon taaie materie. Maar niemand laat de aandacht verslappen. Ik heb daarover goed contact met de wethouder van Amsterdam en het ROA. Wij zijn het helemaal eens. Wij hebben zelfs al gesteld dat wij zelf dan wel oplossingen zullen bedenken, maar ook dat is ingewikkeld. Er wordt echt heel hard aan gewerkt. De eventuele betrokkenheid van de staten bij keuzes voor rijksprojecten is mij duidelijk. Ik denk dat wij ervoor kunnen zorgen dat dit in een eerdere fase gebeurt. De heer Vis sprak over het vervoersmanagement. Laten wij maar vaststellen dat het een brief van november was, die ook enigszins op een misverstand berustte. Wij zijn nu volop organisatorisch bezig met het bureau verkeeradvies en het vervoersmanagement. De inzet is gigantisch. Over de resultaten kun je twisten. De heer Graatsma (SP): In de commissie is keer op keer het vervoersmanagement aan de orde geweest. Tot nu toe is er nul komma nul uitgekomen. Het is al verbazingwekkend dat een grote fractie er zo sterk op inzet. U kunt de brief van de heer Verburg niet ontkrachten. Het vervoersmanagement heeft nog helemaal niets opgeleverd. De heer Post (CDA): Over welke Verburg hebben wij het in relatie tot vervoersmanagement? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Collega Verburg, want het werd gekoppeld aan SEON. Het is absoluut niet waar dat er niks uit het vervoersmanagement is gekomen, zoals de heer Graatsma zegt. Er zijn veel projecten beschreven. De staten hebben de rapporten gekregen. Een aantal van die projecten loopt en werpt resultaat af.
64
De heer Graatsma (SP): Er zijn tien mensen op de fiets gestapt, maar daar hebben wij het hier niet over. Hier hebben wij het over hoofdlijnen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dit is een manier van politiek bedrijven en discussiëren die niet thuishoort in de staten. De heer Graatsma (SP): U heeft zelf juist allerlei karikaturen opgeroepen over snelheidsbeperkingen. U roept dat er overal geluidsbeperkende schermen zijn aangelegd en dat er overal geluiddempend asfalt ligt. Dat is niet zo. Dat is een karikatuur. U krijgt vijf mensen cadeau, dan zijn er vijftien mensen op de fiets gestapt. Dat geeft ongeveer het effect aan van vervoersmanagement in de afgelopen tien jaar. De voorzitter: Ik stel voor om dit verder in de commissie uit te discussiëren. De heer Graatsma (SP): Daar was het allemaal al uitgediscussieerd en daar kwam niets uit. Nu wordt opnieuw begonnen. Dat is geld en tijd verspillen en dat moet u niet willen. De voorzitter: Stemmingen zullen aan het eind van de vergadering plaatsvinden. 9.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake aanpassing bestuurlijke organisatie IPO (zie bijlage 10).
Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Mijn fractie staat achter de gedachte dat het goed is dat het IPO slagvaardiger en proactiever kan optreden, dus de voorgestelde oprichting van de vereniging IPO heeft onze steun. Onwillekeurig gaan de gedachten dan naar de VNG uit, waar de kleine gemeentes zich nogal in de schaduw voelen staan van de grote steden. Een dergelijke situatie willen wij niet nastreven, maar wel een waarbij de vier grootste provincies niet per definitie kunnen worden overruled door de acht kleine provincies. Juist bij aanvang van een nieuwe situatie moet er voor die
PS 10 februari 2003
aspecten van machtsevenwicht aandacht zijn. De motivatie waarom grotere provincies geen gehoor krijgen bij hun vraag om bij een grotere financiële afdracht ook meer zeggenschap te krijgen, namelijk dat de meerderheid van de grote provincies daartegen is, is voor mij voldoende bewijs voor mijn stelling. Een evenwichtiger weging van de stemmen is voor onze fractie van belang. De toelichting van mevrouw Klijn op onze vragen in de commissie FSB heeft onze zorg niet kunnen wegnemen. Daarom dienen wij bij dit agendapunt de volgende moties in. Door het lid Nagel worden de volgende moties voorgesteld: Motie 9-1 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003 in Haarlem; gelet op de bespreking van het rapport "Het IPO en de presterende provincies" dat is opgesteld onder leiding van ing. J.I. Hennekeij, lid van het DB van het IPO; een rapport dat is opgesteld om het IPO meer slagvaardig en effectief voor de provincies te kunnen laten functioneren en waarin geadviseerd wordt het IPO qua rechtsvorm om te bouwen tot een vereniging; kennis nemend van het advies van het algemeen bestuur om in te stemmen met de verenigingsvorm, welke het beoogde slagvaardiger optreden van het IPO bij uitstek mogelijk maakt; gelet op de discussie in de bijeenkomt van PS Noord-Holland en de commissieHennekeij op 9 december 2002 te Haarlem over het stemgewicht per provincie in de ALV in relatie tot de (financiële) inbreng en gezien het feit dat de inbreng van Noord-Holland niet tot resultaat heeft geleid; besluiten het college van gedeputeerde staten op te dragen, te bewerkstelligen dat niet alleen de inbreng, maar ook de
65
invloed van onze provincie zwaarder meeweegt binnen stemverhoudingen binnen het IPO, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 9-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003 in Haarlem; gelet op de bespreking van het rapport "Het IPO en de presterende provincies" dat is opgesteld onder leiding van ing. J.I. Hennekeij, lid van het DB van het IPO; een rapport dat is opgesteld om het IPO meer slagvaardig en effectief voor de provincies te kunnen laten functioneren en waarin geadviseerd wordt het IPO qua rechtsvorm om te bouwen tot een vereniging; kennis nemend van het advies van het algemeen bestuur om in te stemmen met de verenigingsvorm, welke het beoogde slagvaardiger optreden van het IPO bij uitstek mogelijk maakt; gelet op de discussie in de bijeenkomt van PS Noord-Holland en de commissieHennekeij op 9 december 2002 te Haarlem over de omvang van het takenpakket van het IPO, in het licht van de toenemende kosten van het IPO gedurende de laatste jaren; besluiten het college van gedeputeerde staten op te dragen, de staten te informeren over reden van de forse toename van het begrote bedrag in 2003 voor het IPO van euro 778.200 in eerste instantie tot 922.343 euro zoals thans geraamd, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze moties voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kraak (VVD): Voorzitter. Ik kan kort zijn. Wij hebben in de afgelopen tijd
PS 10 februari 2003
best wel wat opmerkingen over het IPO gemaakt, onder ander over de traagheid, het zich onttrekken aan de controle van staten en betrokkenheid. Er ligt nu een aanpassingsvoorstel waarvan niet ontkend kan worden dat de opzet goed is. Er wordt duidelijk rekeninggehouden met de rol van de staten van de diverse provincies. Het fenomeen algemene ledenvergadering, dat in een bestuurlijke context niet zo vaak voorkomt, wordt echter goed omschreven. Het geeft ook aan dat de algemene ledenvergadering de kaders vaststelt en het bestuur controleert. Het is goed dat wij daarmee doorgaan. Maar dan komt bij de invulling van het geheel het aantal statenleden en stemmen per provincie aan de orde. Dat is gelijk voor iedere provincie, of zij nu klein of groot is. Dan stel je een andere vraag ten aanzien van het vaststellen van kaders en het controleren van het bestuur. Als bepaalde facetten in het westen van het land wat anders liggen dan elders, dan kunnen die kaders overruled worden vanwege de stemverhouding ten opzichte van de wat kleinere provincies. Mijn fractie vraagt zich af of je daarmee wat kunt bereiken. Wij zeggen niet onmiddellijk dat wij daar niet aan moeten beginnen, want het kan zijn dat het in de praktijk goed werkt, maar wij willen dat na enige tijd wordt nagegaan of het goed werkt. Zo niet, dan willen wij dat er mogelijkheden zijn voor bijstelling. De heer Van der Paard (PvdA): Zegt u dat er aan de slag kan worden gegaan en dat wij dan wel zien? U gaf al aan dat de vergadering de politieke agenda zal bepalen. Er zijn aanmerkelijk grote verschillen tussen de Randstad en de andere provincies. Ik noem mobiliteit, woningbouw, de economische motor. Ik vind dat nogal wat. De centen maakt mij weinig uit, maar wel waarover wordt gesproken en wat het platform is. U moet dat ook belangrijk vinden. De heer Kraak (VVD): Wij denken daar niet zo verschillend over. Het gaat echter om de mogelijkheden om op korte termijn iets bij te kunnen stellen, gegeven de onderhandelingen en discussies. Als wij nu niet akkoord gaan met het voorstel, is
66
het afwachten tot er beweging in komt. Wij geven er de voorkeur aan dat de ontwikkelingen in gang worden gezet, onder de voorwaarde dat wij er op korte termijn op terug kunnen komen, als blijkt dat het niet de juiste kant opgaat. Ons uitgangspunt en onze vraagtekens zijn hetzelfde, maar wij kiezen voor acceptatie en ermee omgaan. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Het is zoals de heer Kraak aangeeft: wij zullen het voorlopig moeten doen met wat er ligt. Het lijkt er wel wat op dat dit het orgaan wordt van de provincie. Ik doel dan op de wijze waarop in de Randstad wordt gesproken over provincialen. Het gaat dan over de provincies, want zij krijgen het in het nieuwe IPO voor het zeggen. Het is moeilijk om dat in de toekomst nog te veranderen. Wij richten het nu op, stellen allerlei regels vast en vervolgens zal voortaan de algemene ledenvergadering met een tweederde meerderheid besluiten nemen over de statuten. Wij leggen die statuten nu vast, tenzij dit wordt gewijzigd. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Over drie jaar wordt er geëvalueerd. De heer Poelmann (D66): Wie beslist er dan na drie jaar over hoe het wordt? Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Dat zal ik even nagaan. De heer Poelmann (D66): Als ik de statuten goed gelezen heb, is dat de ALV. Nemen de statenleden deel aan de ledenvergadering zonder last en ruggespraak of kunnen zij uit deze vergadering opdrachten meekrijgen? Wij weten dat gemeenten aan hun vertegenwoordigers een bepaald standpunt mee kunnen geven. Ik denk dat dit in dit geval niet mogelijk is, omdat het een vereniging is. Het is te betreuren dat niet de mogelijkheid wordt opengelaten om een voorzitter van het IPO van buiten aan te trekken. De VNG heeft op die basis goede directeuren gehad. Het lijkt mij goed, de die mogelijkheid open te laten. Dat kan in de toekomst nog wel veranderd worden.
PS 10 februari 2003
Het is jammer dat de ALV wordt geconfronteerd met bindende voordrachten. Men moet besluiten nemen, maar men mag niets anders. Dat is lastig en kan de belangstelling voor het orgaan wel eens doen tegenvallen. Wij moeten het maar doen en wij gaan er maar mee aan de gang, maar over de verdeling van de zetels over de provincies ben ik teleurgesteld. Met zo'n ongelijkheid kan je veel last krijgen. De heer Van der Paard (PvdA): Het verbaast mij dat u niet ingaat op het besloten vergaderen. De heer Poelmann (D66): Ik neem niet aan dat de ALV besloten vergadert. Ik stel deze vraag aan de gedeputeerde. Mijnheer Van der Paard, ik voel met u mee! Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Noord-Holland heeft een aparte positie ingenomen in het algemeen bestuur van het IPO. Wij hebben een bijeenkomst gehad waarop men tamelijk kritisch was ten opzichte van het IPO over doel, werkwijze en inrichting; eigenlijk nog meer dan over het plan dat aan de orde is. Wij hebben duidelijk gemaakt dat daarvan iets moet zijn terug te vinden in het voorstel. Er is echter niet veel van terug te vinden. Dat heeft het college ertoe gebracht om een zeer kritisch standpunt in te nemen in de laatste IPO-vergadering van het algemeen bestuur waarin dit rapport is besproken. Ons standpunt was dat wij het er niet mee eens zijn dat er maar vijf statenleden per provincie worden benoemd. Tevoren was gezegd dat ook Zuid-Holland dat van mening was, maar haar vertegenwoordiger begon al wat terug te krabbelen. Noord-Brabant was al teruggekrabbeld en Gelderland liet niets van zich horen, want die provincie was niet aanwezig. De opmerking dat het ongewenst is dat de vier provincies overvleugeld kunnen worden door acht kleine provincies is na de commissievergadering inmiddels door de realiteit achterhaald. Noord-Holland staat alleen in haar wens om meer dan vijf leden uit de algemene ledenvergadering af
67
te vaardigen. Dit komt omdat de situatie ten opzichte van vroeger in feite niet is veranderd. Een ieder kent de kreet: wie bepaalt, betaalt. Vroeger was dat echter ook al niet het geval, want toen zat er ook maar één lid namens Noord-Holland in het algemeen bestuur. Er zat zelfs geen lid van Noord-Holland in het dagelijks bestuur, toen Jos van Kemenade was vertrokken. Dat is het kenmerk van een gemeenschappelijke regeling. Het DB doet veel. Degenen die daar in zitten, hebben veel meer invloed, dus was Noord-Holland in het algemeen bestuur en in allerlei commissies redelijk onderbedeeld. Statenleden kwamen al helemaal niet aan bod. Een ijverig statenlid van ons gaat naar de klankbordgroep, maar dat was het dan. Er komt wel meer invloed, omdat ieder AB-lid voorzitter wordt van een commissie. Er is geen DB-lidmaatschap meer, dus iedereen heeft evenveel te zeggen. De rol van de statenleden wordt vergroot. Die statenleden kunnen naar mijn idee toch wel degelijk door provinciale staten ter verantwoording worden geroepen. Ook een commissie kan onderwerpen noemen die in het jaarplan aan de orde komen. Het lijkt mij niet dat men daar zonder last of ruggespraak zit, zoals een commissaris bij een onderneming, omdat hij geacht wordt het bedrijfsbelang te dienen. De heer Poelmann (D66): Dat staat nergens. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Als je lid wordt van een vereniging, doe je dat met een bepaalde doelstelling. De doelstelling is in dit geval het behartigen van het belang van de provincies en daarbij ook dat van je eigen provincie en dus niet alleen van de provincies. De suggestie dat de kleine provincies niet zouden nadenken over grote problemen zoals mobiliteit en Randstad lijkt mij nogal onwaarschijnlijk. De afgelopen jaren is daarvoor veel werk verzet in het IPO en toen waren de kleine provincies ook in de meerderheid. Iedereen kent de problematiek. Dat lijkt mij geen argument om voor deelname van meer statenleden te pleiten. Ik kan mij
PS 10 februari 2003
echter goed voorstellen dat het gevoelsmatig niet lekker zit. De heer Gök (GroenLinks): Ik concludeer dat u hard heeft ingezet op de belangen van de provincie. Ik constateer daarbij dat de staten nog steeds een aantal punten heeft waaraan gewerkt moet worden. Komt er nog een moment waarop over die punten onderhandeld kan worden of is het slikken of stikken? Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Nee, ik kan niet meer onderhandelen. De staten doen een uitspraak. De meeste staten hebben al uitspraken gedaan. Als deze staten uitspreken dat zij niet meedoen, wordt er een vereniging opgericht van elf provincies. Noord-Holland doet dan niet mee. Gezamenlijkheid geeft naar mijn mening meer macht en lijkt mij beter dan een geïsoleerde positie ten opzichte van de andere provincies. Ik begrijp de moties van mevrouw Nagel goed. In het college heeft dezelfde worsteling gespeeld. Ik heb dit overbracht. In het IPO vond men dat schokkend. Dat vond men ook al van de hoorzitting. Ik vind het niet zo erg dat men dat meemaakt, ook al omdat het DB bijzonder veel had in te brengen en het AB heel weinig. De nieuwe structuur wordt voorgesteld vanwege de slagvaardigheid, een eerlijker wijze van werken met alle provincies en het er meer bij betrekken van de staten, ook bij de opstelling van een jaarplan. In de algemene ledenvergadering wordt het systeem geëvalueerd. Het AB maakt dan niet de dienst uit. De ledenvergadering stelt, net als bij het dualisme, de kaders vast en controleert. De uitvoering wordt voor het AB gemakkelijker omdat het sneller en adequater op concrete vraagstukken kan reageren. Ik heb in het verleden vaak genoeg meegemaakt dat men vraagstukken bij het IPO neerlegde met het verzoek om over drie dagen te reageren. De staten, de commissie of het college konden dan niet bijeen worden geroepen. De provincies bleven vervolgens met hun standpunten tegen elkaar aanhikken. Het IPO had dan geen standpunt of kwam met een compromis. De laatste jaren is dit verbeterd omdat wij
68
ons hebben ingespannen, onder leiding van Beukema, voor tijdige informatie. Toch moet je dan alle gremia af. Voor behandeling in het college is ambtelijke advisering nodig. Je loopt altijd één à twee maanden achter de feiten aan. Dat is bij de VNG niet het geval. Wij zijn belangrijk genoeg om daar gelijkwaardig aan te zijn. De heer Graatsma (SP): Als NoordHolland niet meedoet, wat is dan de situatie? Elf provincies doen het werk, Noord-Holland betaalt niet mee, doet niet mee aan een IPO dat meer Pipo is, terwijl de resultaten er toch wel komen. Dat is toch geen schrikbeeld? Fantastisch! Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Zo werkt het niet. Men heeft in Den Haag een goed geheugen over wie wel en niet meewerken. De heer Graatsma (SP): Dan nemen ze in Den Haag besluiten die voor elf provincies gelden behalve voor Noord-Holland. Ziet u het voor u? Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Dat zou best kunnen. De heer Graatsma (SP): Ik geloof er niets van. De heer Gök (GroenLinks): Bovendien zijn wij geen egoïstische provincie. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Onlangs stond in Binnenlands Bestuur in een artikel over het toezicht op de gemeentefinanciën, dat onder mijn portefeuille valt, dat ik niet adequaat zou uitvoeren omdat wij vrienden willen zijn met de gemeenten. Het is gedeeltelijk waar in die zin dat je op gelijkwaardige basis met elkaar omgaat. Er wordt veel onderhandeld en er wordt streng gesproken, met bepaalde resultaten. Dat wordt gesuggereerd door iemand die weet dat wij als enige geen kader willen erkennen dat is opgelegd, in strijd met de Provinciewet, door Binnenlandse Zaken. Als je één front vormt, haal je in Den Haag meer binnen dan als Noord-Holland alleen. Dat lijkt mij dan ook geen verstandige optie. Ik ben het eens met de
PS 10 februari 2003
heer Kraak dat wij eraan moeten beginnen en dat het slikken is dat wij net zoveel als voorheen betalen. Wij hebben wel wat meer invloed dan vroeger, maar die is niet evenredig. Wij moeten kijken hoe het gaat. Bij het ROA en Amsterdam is indertijd ook een ad hoc-oplossing bedacht. Amsterdam kreeg toen niet de beoogde macht. Als na drie jaar blijkt dat de belangen van de grote provincies volstrekt niet in beeld worden gebracht, moet daar een eind aan worden gemaakt. De heer Van der Paard (PvdA): De gedeputeerde heeft nog geen antwoord gegeven op de vraag over de openbaarheid van vergaderen. In artikel 13, lid 6, staat dat bestuursvergaderingen van de vereniging niet openbaar zijn. Ik ga ervan uit dat de algemene vergadering openbaar is. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Zij wordt openbaar, maar dat moet nog worden geregeld, waarschijnlijk gebeurt dat in het reglement en niet in de statuten. De heer Van de Paard (PvdA): Ik vind alles best, maar dat is toch een normaal uitgangspunt? Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): De vergaderingen worden openbaar. Mevrouw Nagel stelde nog een vraag over de bedragen. Ik heb daar in de stukken niets over gevonden. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb die bedragen ambtelijk gekregen. In feite vielen zij mij niet eens tegen, want naast de variabele bijdrage is een groot deel ervan vast. Wij betalen ongeveer het dubbele van wat een kleine provincie betaalt. Er is een enorme toename geweest van het beslag op de begroting. Ik verwijs naar het eerstgenoemde bedrag in de motie en vervolgens is het bedrag 150.000 euro hoger. Daarvoor moet een goede reden zijn anders is dat wel een enorme sprong. Dat is zeker niet onze bedoeling, zoals ook naar voren kwam in de discussie in het Carlton.
69
Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Ik ken die bedragen niet. Als u mij die geeft, zal ik daarnaar informeren. De heer Gök (GroenLinks): Kan de CDAfractie alsnog instemmen met de voordracht van GS ook als de moties niet worden aangenomen? Mevrouw Nagel (CDA): Ja. De heer Gök (GroenLinks): Wij staan sympathiek tegenover die hartenkreet. De heer Poelmann (D66): Ik heb in mijn betoog een denkfout gemaakt inzake de voorzitter. Ik vind dat hij juist wel uit de provincies moet komen. Ik was in de war met de directeur. Het zal wel aan het soortelijk gewicht liggen van mensen zoals Klaas de Vries, die dit bij de VNG was, waardoor je in verwarring raakt. De heer Kraak (VVD): Ik heb duidelijk gemaakt dat wij mee willen doen. De heer Poelmann heeft zich afgevraagd hoe wij ons kunnen terugtrekken als het niet bevalt, ook na de evaluatie. Dat kan alleen via een algemene ledenvergadering. Als een provincie er niet meer aan mee wil doen, neem ik aan dat zij zich terug kan terugtrekken. Wat zijn de consequenties ervan, mede in relatie tot onze opstelling ten aanzien van het Randstadoverleg? Wij komen daardoor nooit alleen te staan. Als het niet via het IPO gaat, kunnen wij via het Randstadoverleg onze inbreng op diverse punten hebben. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Het IPO-overleg is veel breder dan het Randstadoverleg. Vaak doet men dingen samen met de VNG. Veel zaken die in het gehele land spelen, zijn ook voor ons van belang. Het Randstadoverleg is meer toegespitst op een aantal hoofdpunten. De heer Kraak (VVD): Het gaat om het erbij betrokken zijn, zodat je als provincie niet geheel alleen komt te staan. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Dat geldt voor de vraagstukken die de Randstad betreffen, maar niet voor
PS 10 februari 2003
onderwerpen zoals groen, zorg en economie, die in IPO-verband aan de orde komen. Daar ontbeer je dan de kennis voor. Er wordt met een verdeelsleutel gewerkt en bij terugtrekking lopen wij wellicht risico's op het punt van het toekennen van financiën. Dat kan ik zo niet overzien, maar ik ontraad sterk om nu uit te spreken dat wij er niet aan beginnen. Ik wil de evaluatie kritisch bezien. Ieder lid van een vereniging kan het lidmaatschap opzeggen. De voorzitter: Aan het slot van de vergadering zal over de moties worden gestemd. 10.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen (zie bijlage 14).
De heer Kastje (GroenLinks): Voorzitter. Wij staan in principe positief tegenover deze voordracht. Het college geeft hiermee gevolg aan de wens van de staten om twee regelingen te integreren. Het is van belang dat er ruimtewinst wordt geboekt, want die hebben wij nodig voor de ontwikkeling van bedrijvigheid. Deze regeling kan bijdragen aan het optimaal benutten van de beschikbare ruimte op bestaande of op nieuw aan te leggen bedrijventerreinen. De regeling kan ook bijdragen aan het verbeteren en vergroten van de toekomstwaarde van bedrijventerreinen en precies dat is voor ons de meerwaarde. Het gaat ons om het realiseren van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen waar ondernemers graag willen blijven. Dat levert nu en op langere termijn ruimtewinst op. De ervaring leert dat een ondernemer die wil verhuizen op de nieuwe plek tweemaal zoveel ruimte vraagt. Idealiter kan deze regeling bijdragen aan het realiseren van bedrijventerreinen waar ruimte is voor meer productie op dezelfde hoeveelheid hectaren. Het kantoor komt bovenop het bedrijf en de parkeerruimte eronder. Er is een gebouw voor gezamenlijke activiteiten in het kader van parkmanagement. Dit kan ook gebruikt worden voor kinderopvang en
70
andere functies. Die kant willen wij op en deze regeling kan hiertoe bijdragen. Wij hebben op een aantal punten ook moeite met deze voordracht en dan met name met de ambitie die er uit naar voren komt. In het stuk staat dat het na te streven resultaat voor 2007 een gemiddelde ruimtebesparing van 10% brutohectare over alle in dat jaar gesubsidieerde projecten is. Het gaat dus om projecten die op het programma worden ingediend. Dat streven is erg mager, gelet op de resultaten van de herstructurering tot nu toe. Uit de evaluatie is gebleken dat zonder deze stimuleringsregeling met de huidige technieken al 13% aan herstructureringswinst ingeboekt kan worden. In de commissie hebben wij in dit verband een discussie gehad over het laaghangende fruit, maar daarvan is naar mijn mening geen sprake. Wij vinden de ambitie te laag omdat er nieuwe technieken op de plank liggen om toegepast te worden. Daarbij komt dat uit het kostenmodel blijkt dat je voor 100 euro per hectare al goedkoper in twee lagen kunt bouwen. Ondernemers moeten dit weten en zij moeten hiertoe gestimuleerd worden. Innovatie wordt uitgelokt door het creëren van kunstmatige schaarste. Wij dienen een amendement in waarin wordt voor gesteld om in 2005 te evalueren en om het na te streven resultaat op 15% te stellen. In het vooroverleg waren wij het hier zelfs met het CDA over eens. De woordvoerder was bereid zijn logo aan het amendement te verlenen. Ik was zeer verbaasd dat door tussenkomst van de gedeputeerde het logo van het CDA en de handtekening van de woordvoerder werden teruggetrokken. Ik krijg graag een nadere uitleg op dit punt. Ik vind dat erg jammer. De heer Van der Paard (PvdA): Is dat nu echt duaal? De heer Kastje (GroenLinks): Wij hebben nog een wens. In aanvulling op de financiële ondersteuning van de regeling willen wij ook organisatorische ondersteuning bieden. Bedrijven en gemeenten wordt procesondersteuning geboden, maar het is duidelijk dat de
PS 10 februari 2003
overgang van planvorming naar realisatie problemen kan opleveren. Je kan meer uit de regeling halen als kleinere gemeenten, kleinere bedrijven en beheerders van kleinere terreinen worden ondersteund door een provinciaal of regionaal kenniscentrum, eventueel ingepast in de RES-structuur. Wij willen graag dat deze mogelijkheid wordt onderzocht en met het oog daarop dien ik een motie in, die gelukkig nog wel door het CDA wordt gesteund. Ook kan er milieuwinst worden geboekt. Ik laat het aan de collega van de fractie van de PvdA over om daar enige behartigenswaardige woorden over te spreken. Ik zeg nu al dat wij de amendementen die hij zal indienen, zullen steunen. Amendement 10-1 Door de leden Kastje, Weima en Geldhof wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; behandelend het Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen; gezien het in het besluit na te streven resultaat voor 2007, waarbij in dat jaar een gemiddelde ruimtebesparing van 10% in brutohectare over alle gesubsidieerde projecten moet zijn bereikt; overwegende, dat: - ruimte een schaars goed is vanwege een veelheid aan concurrerende claims voor functies in de ruimte; - om toch aan de vraag naar ruimte voor ontwikkeling van bedrijvigheid te kunnen voldoen, het van belang is de beschikbare ruimte op bestaande en nieuw aan te leggen terreinen optimaal te benutten; - reeds voordat het voornoemde programma is gestart, blijkt dat over de hele linie ruimtebesparingen van gemiddeld13% wordt gehaald; - voortschrijdende ontwikkelingen en methoden het mogelijk maken betere resultaten te bereiken bij herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen;
71
- door de voortgaande ruimtedruk en de aanhoudende vraag de grondprijzen nu en in de (nabije) toekomst het mogelijk maken dat nieuwe methoden voor innovatief ruimtegebruik eerder rendabel worden en meer toegepast zullen worden; - innovatief ruimtegebruik de kwaliteit van de bedrijventerreinen verbetert; besluiten: - dat er in 2005 een tussenevaluatie wordt besproken in de PS-commissie; - dat het na te streven resultaat voor 2005 wordt gesteld op een gemiddelde ruimtebesparing in dat jaar van 15% in brutohectare over alle gesubsidieerde projecten; en dragen GS op het onderhavige programma op dit punt bij te stellen. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. Motie 10-1 Door de leden Kastje, Weima, Geldhof en Hakvoort wordt de volgende motie voorgesteld:
- voorts dat kennis en ervaring van het toepassen van innovatieve grondgebruikopties wel aanwezig is, doch verspreid over een reeks van kennisorganisaties en bedrijven; - veel middelgrote en kleine gemeenten en bedrijven niet de capaciteit bezitten structureel dergelijke kennis en ervaring up to date te houden en toe te passen; - het een meerwaarde is als individuele gemeenten en bedrijven en beheerders van bedrijventerreinen worden ondersteund in het vergroten van het organiserend vermogen bij herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen en in het toepassen van expertise en praktijkkennis, aanvullend op het financieel bijstaan zoals bedoeld in het onderhavige programma; dragen GS op, een onderzoek naar verschillende varianten van ondersteuning en facilitering als hierboven bedoeld in te stellen, de bestaande RES-structuren en beschikbare resultaten uit Amsterdam, Zuid-Holland en Brabant daarbij te betrekken en voor de begrotingsbehandeling 2004 met de resultaten ter bespreking naar de geëigende statencommissie te komen, en gaan over tot de orde van de dag.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; behandelend het Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen; overwegende, dat: - ruimte een schaars goed is vanwege een veelheid aan concurrerende claims voor functies in de ruimte; - om toch aan de vraag naar ruimte voor ontwikkeling van bedrijvigheid te kunnen voldoen, het van belang is de beschikbare ruimte op bestaande en nieuw aan te leggen bedrijventerreinen optimaal te benutten; - het Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen daartoe een goede aanzet biedt; - het programma constateert dat de overgang van planvorming naar uitvoering van herstructurering en revitalisering van terreinen in de praktijk lastig blijkt;
PS 10 februari 2003
Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Weima (PvdA): Voorzitter. Dat was even schrikken van de actie van het CDA, maar zo ging het vroeger ook, zo heb ik mij door mijn illustere voorgangers laten vertellen. Ik beperk mij tot onze kritiek op het voorgestelde programma. Het is opvallend dat in de voordracht een bedrag wordt genoemd dat de huidige provinciale bijdrage verre te boven gaat. Het is een klein wonder dat de gedeputeerde Financiën hiermee kan leven. Ik stel voor, hier op een later moment op terug te komen. Mijn fractie vindt een ruimtewinst van 10% te laag. Herstructurering heeft tot nu toe tot betere resultaten geleid. Op basis van de vorige regeling kwam ik zelf
72
uit op een winst van ongeveer 15%. Andere provincies hebben hogere ambities, zoals Noord-Brabant, waar een CDA-gedeputeerde verantwoordelijk is voor deze zaak. Er is nog een praktische reden om stevig te innoveren en intensiveren en dat is het grote ruimtegebrek in Noord-Holland. Ik verwijs naar de discussie in het kader van het streekplan Noord-Holland-zuid. Wij moeten wel. In het verkiezingsprogramma van de PvdA wordt uitgegaan van een ruimtewinst van 20%. In het amendement van GroenLinks, D66 en PvdA wordt de ruimtewinst op 15% gesteld. Dat is een stap in de goede richting. Dit programma is een integratie van twee regelingen, namelijk die inzake herstructurering en die inzake duurzaamheid. Duurzaamheid staat voor milieuwinst, zonder dat dit overigens nadelig is voor de bedrijven. Bij de vorige regeling ging het bijvoorbeeld om gezamenlijke afvalwerking, duurzaam bouwen en beperking energiegebruik. Naar het oordeel van mijn fractie zijn er in dit programma te weinig garanties dat deze milieuwinst wordt geboekt. Wij zijn bang dat er vooral luxere in plaats van milieuvriendelijker bedrijventerreinen komen. Om dat recht te zetten, dien ik twee amendementen in. Wij stellen voor, een vertegenwoordiger van milieu- of natuurorganisaties op te nemen in de beoordelingscommissie. Wij stellen ook voor, een afrekenbare einddoelstelling op te nemen. Naast ruimtewinst en revitalisering moet er ook sprake zijn substantiële milieuwinst. In Noord-Holland Magazine stond een mooi artikel over innovatieve bedrijventerreinen onder de titel "veelzijdige kwaliteit en een toefje duurzaamheid". Wat ons betreft, mag dit best meer dan een toefje zijn. Door de leden Weima en Kastje worden de volgende amendementen voorgesteld: Amendement 10-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003;
PS 10 februari 2003
gezien het ontwerpbesluit "Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen"; overwegende, dat: - dit programma tot stand is gekomen op verzoek van de staten en een integratie beoogt van de regelingen "Herstructurering bedrijventerreinen" en "Duurzame inrichting bedrijventerreinen"; - een belangrijke doelstelling van de regeling duurzame inrichting milieuwinst is; - deze doelstelling niet expliciet genoemd wordt in het thans voorgestelde programma; - dit programma daardoor te weinig garanties biedt op het gebied van milieu en duurzaamheid; - in het verleden ongeveer 10% van het totale provinciale geld voor bedrijventerreinen bestemd was voor milieuwinst; - de beoordelingscommissie een belangrijke stem zal hebben in de projecten die daadwerkelijk van start zullen gaan; besluiten: voordracht en ontwerpbesluit op het volgende punt aan te passen: Samenstelling beoordelingscommissie (onder punt 4 in de voordracht): "maatschappelijke organisatie" te vervangen door "milieu- of natuurorganisatie"; - de rest van de tekst en de hieruit voortvloeiende regeling dienovereenkomstig aan te passen. Amendement 10-3 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; gezien het ontwerpbesluit "Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen"; overwegende, dat: - dit programma tot stand is gekomen op verzoek van de staten en een integratie beoogt van de regelingen "Herstructurering bedrijventerreinen" en "Duurzame inrichting bedrijventerreinen";
73
- een belangrijke doelstelling van de regeling duurzame inrichting milieuwinst is; - deze doelstelling niet expliciet genoemd wordt in het thans voorgestelde programma; - dit programma daardoor te weinig garanties biedt op het gebied van milieu en duurzaamheid; - in het verleden ongeveer 10% van het totale provinciale geld voor bedrijventerreinen bestemd was voor milieuwinst; - de beoordelingscommissie een belangrijke stem zal hebben in de projecten die daadwerkelijk van start zullen gaan; besluiten: - voordracht en ontwerpbesluit op het volgende punt aan te passen: op p. 7 van het ontwerpbesluit (par. 1.6) een derde bolletje toe te voegen met als tekst: "Minstens 10% van de door de provincie beschikbaar gestelde middelen gerelateerd moeten zijn aan nader te omschrijven milieuwinst"; - de rest van de tekst en de hieruit voortvloeiende regeling dienovereenkomstig aan te passen. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Geldhof (D66): Voorzitter. Vanuit allerlei functies worden claims op de ruimte gelegd: recreatie, wegen, wonen, werken, sporten en uiteraard ook groen. D66 wil superzuinig zijn op de natuur en het landschap die ons nog resten. Wij zijn dan ook buitengewoon alert op het continu toetsen van de relevantie van ruimteclaims. Daarop gelet, zijn wij enthousiast over het Programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen als bundeling van de huidige deelverordeningen inzake herstructurering en duurzame inrichting van bedrijventerreinen. D66 ziet het als een belangrijke taak van de provincie om waar mogelijk te stimuleren dat besparingen op ruimteclaims worden gerealiseerd. Het
PS 10 februari 2003
aan de orde zijnde programma is hiertoe een goed instrument. Toch liggen onze ambities hoger en daarom steunt de fractie van D66 het amendement waarin wordt voorgesteld om een gemiddelde ruimtebesparing na te streven van 15% in brutohectare over alle gesubsidieerde projecten. Om ervoor te zorgen dat dit ook kan en om ervoor te zorgen dat kennis van en ervaring met het toepassen van innovatieve grondgebruikopties brede ingang vinden bij gemeenten, bedrijven en beheerders van bedrijventerreinen, steunt D66 ook de motie waarin wordt gevraagd om te onderzoeken hoe die kennisoverdracht zo goed mogelijk kan plaatsvinden. Tot slot een niet onbelangrijk detail, namelijk de financiering. Het budget voor de uitvoering wordt geschat op 33 mln euro. Dit geld moet echter nog wel beschikbaar worden gesteld. De fractie van D66 vindt dit innovatief ruimtegebruik echter dermate belangrijk dat zij het voorstel steunt om het beschikbaar stellen van deze middelen bij de collegeonderhandelingen te betrekken. De heer Rijpkema (VVD): Voorzitter. De voordracht kent een lange historie. Naar aanleiding van de nota over ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen is er een discussie ontstaan over het innovatief omgaan met de ruimte. Inmiddels is de nota Ruimte voor bedrijven in Noord-Holland vastgesteld en daaruit is een nota over innovatief ruimtegebruik voortgekomen. Wij zijn het er allemaal over eens dat wij zuinig moeten zijn op de ruimte en dat wij daar innovatief mee om moeten gaan. Herstructurering van bedrijventerreinen is van belang voor bedrijven op verouderde terreinen. Hiermee is de werkgelegenheid gediend en er wordt zuinig omgegaan met de beschikbare grond in de provincie. De afgelopen jaren is hier veel aan gedaan. Er is 23,5 mln aan herstructurering uitgegeven. Daar is een bedrag van 20 mln door het rijk aan toegevoegd op grond van de TIP-regeling. Daarnaast is er 2 mln besteed aan duurzame inrichting van deze terreinen. In totaal is er dus 45 mln hieraan uitgegeven, waarvan
74
26 mln door de provincie. Dat bedrag is een sterke katalysator geweest, want daarmee is een veelvoud aan investeringen losgemaakt. Dat is juist in deze tijd, waarin de economie en de werkgelegenheid hoog op de agenda moeten staan, van groot belang. De VVD-fractie heeft een paar jaar geleden al gezegd dat het onlogisch was dat er twee regelingen waren. Aan de ene kant was er een regeling voor de duurzame inrichting en aan de andere kant een regeling voor de herstructurering. Wij hebben geruime tijd aangedrongen op integratie van deze regelingen. Uiteindelijk is op grond van een gezamenlijke motie van CDA, PvdA en VVD door de staten uitgesproken dat hiervan werk gemaakt moest worden. Dat heeft nog enige tijd gekost, maar nu ligt dit voorstel dan voor ons. Het boeken van ruimtewinst is van belang. In de nota Ruimte voor bedrijven is destijds een doelstelling van 10% opgenomen. Dat is ook de raming voor de behoefte aan bedrijventerreinen voor de komende jaren. Dit percentage is leidend geweest bij de imput voor het streekplan Noord-Holland-zuid. Omdat er zo'n zwaar accent op ruimtewinst is gelegd, heeft de VVD-fractie destijds de nota Bedrijfsterrein van de toekomst uitgebracht. Daarin werd duidelijk gemaakt dat het niet alleen gaat om vierkante meters, maar ook om kwaliteit. Op de terreinen moeten de bedrijven goed kunnen functioneren. Werknemers zijn vijf dagen per week acht uur per dag op die terreinen aanwezig. Wij hebben aangedrongen op het aanbrengen van voorzieningen. Er moet misschien groen of water op bedrijventerreinen aangelegd worden. Daarnaast hebben wij gesteld dat er ook ruimtewinst behaald kan worden. In dat kader hebben wij deze nota beoordeeld. Tijdens de commissiebehandeling heb ik erop gewezen dat de kwaliteit onvoldoende aandacht kreeg. De PvdA vond dat de milieuaspecten onvoldoende naar voren kwamen. Ik heb geconstateerd dat beide elementen nu in de criteria zijn verwerkt. Het is duidelijk dat de gedeputeerde rekening met deze kritiek heeft gehouden.
PS 10 februari 2003
De heer Kastje (GroenLinks): U zegt dat er over de gehele linie moet worden vastgehouden aan een ruimtewinst van 10%. Destijds is besloten, de uitkomst van de behoefteberekening met 10% verminderen. Dit programma is een middel om aan het doel van minder ruimtegebruik te voldoen. Je kan de ambitie van het middel verhogen om te trachten, je uiteindelijke doel ook te realiseren. De heer Weima (PvdA): De vorige regeling heeft een ruimtewinst van ongeveer 15% opgeleverd. De uitkomst hangt overigens af van de rekenmethode die je gebruikt. De heer Verburg denkt dat het 13% is, maar ik heb recenter op de basisschool gezeten en volgens mij is het echt 15%. Op grond van de ervaringen kun je zeggen dat een vermindering van het ruimtegebruik met 15% realistisch is. Ik nodig de heer Rijpkema en de fractie van het CDA uit om dat te erkennen. De heer Rijpkema (VVD): Ik laat in het midden of het 13 of 15% is. Het is lastig om dit soort getallen te gebruiken voor toekomstige doelstellingen. De komende jaren wordt er 2000 hectare geherstructureerd. Het is moeilijk om te beoordelen, maar er wordt gezegd dat eerst de ruimtewinst wordt geboekt die gemakkelijk te behalen is. De heer Weima (PvdA): Dat moet blijken. Daarom stellen wij ook voor om in 2005 te bezien hoe het loopt. Tot die tijd willen wij een ambitie van 15% in plaats 10%. In 2005 zullen wij zien of er werkelijk sprake is geweest van laaghangend fruit. Ik betwijfel dat overigens. Volgens mij is een doelstelling van 15% heel goed mogelijk. De heer Rijpkema (VVD): Ik heb al gezegd dat het uitgangspunt een ruimtewinst van 10% was. Dit streven werd unaniem door de staten onderschreven. Nu wordt gepleit om de regeling van een hogere ambitie te voorzien. Ik wijs erop dat wij naast ruimtewinst ook een toename van de kwaliteit nastreven. De leefbaarheid op bedrijventerreinen is ook belangrijk. Wat mij betreft, moet er ook groen aangelegd worden. Wij dienen een en ander
75
genuanceerd te bezien. Wij hebben er geen behoefte aan om de ambitie nu zonder meer scherper te stellen. De heer Weima (PvdA): Er is nu een tweeledige doelstelling geformuleerd: ruimtewinst en innoveren en herstructureren. Ook volgens deze regeling moet dit allebei gebeuren. Ik begrijp niet waarom u een onderdeel van deze tweeledige doelstelling niet verder wilt aanscherpen. De heer Rijpkema (VVD): Ik wil de praktijk laten uitwijzen dat het meer kan worden dan 10%. De milieuwinst wordt terecht naar voren gebracht. Ook in het verleden was het handhaven van de milieudoelstellingen onderdeel van de regelingen. Mijn fractie zal dan ook voor dit amendement stemmen. De heer Kastje (GroenLinks): Ik kan mij voorstellen dat u wilt dat de provincie goede resultaten boekt. U maakt het zich echter wel erg gemakkelijk door vast te houden aan de 10%. Wij halen nu al 13 tot 16%. De heer Rijpkema (VVD): Er is een ruimtewinst van 13% gehaald, maar dat wil niet zeggen dat dit in de toekomst ook zal gebeuren. Ik wil voorkomen dat wij alleen praten over vierkante meters. De heer Weima (PvdA): Ik vind het vreemd dat u de ambitie neerwaarts bijstelt. De heer Rijpkema (VVD): In de nota Ruimte voor bedrijven is vastgelegd dat 10% een ambitieuze doelstelling was. De staten hebben die doelstelling vervolgens onderschreven en zij heeft gediend als imput voor het streekplan. Daar willen wij graag aan vasthouden. De heer Kastje (GroenLinks): Die 10% was gebaseerd op een behoefteprognose, terwijl het nu gaat om projecten die op een programma kunnen worden ingediend. De voorzitter: Ik meen dat de standpunten voldoende duidelijk zijn.
PS 10 februari 2003
De heer Rijpkema (VVD): De raming bedraagt niet minder dan 33 mln. Op dit moment is dit budget niet beschikbaar. Ik ga ervan uit dat niet alle gewenste uitgaven gedaan kunnen worden. Links en rechts zullen er projecten moeten sneuvelen. Ik wijs erop dat de herstructurering van bedrijventerreinen een belangrijk punt voor de VVD is. De heer Hakvoort (CDA): Voorzitter. Ik vervang de heer Beemsterboer die wegens familieomstandigheden de vergadering heeft moeten verlaten. In de streekplanherziening is altijd met veel zorg bezien op welke wijze met de ruimte omgegaan moet worden. Uitgangspunt is altijd geweest de ruimtebehoefte voor woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen en dergelijke zoveel mogelijk te beperken. Bij de inventarisatie Ruimte voor bedrijven hebben wij steeds gesteld dat er zo zuinig en effectief mogelijk met de ruimte moet worden omgegaan. Met deze nieuwe regeling, die twee voorgaande regelingen vervangt, zetten wij een stap in de goede richting. Het CDA is zeer content met het streven naar innovatief ruimtegebruik. Dit omvat herstructurering, duurzaamheid en zuinig ruimtegebruik. De criteria voor de projecten zijn buitengewoon helder gesteld. Er is een goede volgorde gehanteerd. Er wordt een bepaalde drempel ingebouwd, maar een en ander wordt zeker niet onmogelijk gemaakt. Het CDA hecht aan de begrippen "leefbaarheid", "kwaliteit" en "veiligheid". Een nieuw bedrijventerrein moet goed ontsloten worden door het openbaar vervoer en daarvoor moet het van voldoende omvang zijn. Dat laatste is ook van belang gelet op de gezamenlijke voorzieningen, zoals kinderopvang. Het CDA hecht aan dubbel en meervoudig ruimtegebruik. Wij zoeken naar middelen om dit streven met meer dwang naar voren te brengen. Dat zal niet meevallen, maar misschien hebben andere overheden instrumenten hiervoor. Het gecombineerd gebruik van de parkeergelegenheid voor activiteiten overdag en 's avonds moet gestimuleerd worden.
76
Met het oog op de gewenste omvang is het niet langer mogelijk dat elke gemeente een kleinschalig bedrijventerrein aanlegt. Voor de reeds bestaande kleinschalige terreinen moet regionaal een oplossing worden gevonden, bijvoorbeeld via een RES. Voorzitter. Wij stemmen in met de voordracht. Wij zijn voor de innovatieve maatregelen. Wij streven naar zuinig en effectief ruimtegebruik, waarbij de haalbaarheid voor de bedrijven een belangrijk punt is. Wij vinden een ruimtewinst van 10% een goede doelstelling. Wij hebben in het begin deze doelstelling al overtroffen. Het is altijd mooi als de lat zo laag ligt dat wij die gemakkelijk halen. Bij de evaluatie zullen wij bezien of het anders moet. De heer Weima (PvdA): Waarom beperkt u zich tot 10%? Waarom steunt u het voorstel van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA niet om de doelstelling tot 15% te verhogen? Gezien de recente resultaten lijkt ons dit goed mogelijk. De heer Hakvoort (CDA): Ik kan mij volledig aansluiten bij de woorden van heer Rijpkema. Ik wijs op de wet van de afnemende meeropbrengst. In het begin melden zich degenen die hier enthousiast voor zijn. Gedurende het proces wordt het steeds moeilijker om een hoger percentage te halen. In deze economisch moeilijke tijd is het lastig voor bedrijven om te vernieuwen. Ik meen dan ook dat wij daar terughoudend mee om moeten gaan. De heer Kastje (GroenLinks): De motie die u wel heeft ondertekend kan op dit terrein een functie hebben. De afgeleide daarvan is namelijk een ruimtewinst van meer dan 10%. De heer Hakvoort (CDA): Het is onze bedoeling om zoveel mogelijk ruimtewinst te boeken, maar wij willen ons daar nu niet op vastleggen. De heer Weima (PvdA): U sluit dus niet uit dat dit percentage op basis van een tussenevaluatie alsnog wordt verhoogd?
PS 10 februari 2003
De heer Hakvoort (CDA): In 2005 wordt de regeling geëvalueerd. Op basis daarvan kan het percentage worden bijgesteld, ook neerwaarts trouwens. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Met dit programma wordt gepoogd om ruimtewinst te boeken en toekomstwaarde voor bedrijventerreinen te creëren. Er zal een kwaliteitsslag gemaakt kunnen worden. Het programma is er vooral op gericht om zuinig om te gaan met de grond. De staten hebben hiertoe zelf het initiatief genomen via een motie. Het college heeft deze uitnodiging opgepakt en het resultaat ligt nu voor u in de vorm van deze voordracht. Het is aan het nieuwe college om te bepalen in welke mate het hier geld voor wil vrijmaken. Daarover nemen de staten nu geen beslissing. Een en ander zal worden ingevuld in het kader van de onderhandelingen over het nieuwe college. Ook vandaag spitst de discussie zich toe op het percentage ruimtewinst dat behaald moet worden. De bedrijventerreinen die op de rol staan om te herstructureren, laten zich veel lastiger aanpassen dan de terreinen die al aan de beurt zijn geweest. Daarop gelet, is het percentage van 10 een goed uitgangspunt. Het is een geweldige opsteker dat de afgelopen periode een winst van 13% is gehaald, maar dat is geen enkele garantie dat dit percentage ook in de toekomst gehaald wordt. Ons ambitieniveau is op zichzelf al hoog te noemen. De heer Hakvoort heeft er terecht op gewezen dat de wet van de afnemende meeropbrengst ook hier aan de orde is. Wij moeten de doelstelling goed in ons achterhoofd houden en het programma met enige nuchterheid uitvoeren. In 2005 zullen wij aan de hand van de dan beschikbare gegevens bezien hoe het uitpakt. De heer Weima (PvdA): Voorzitter. Ik ken de gedeputeerde als een optimistisch bestuurder, maar ik heb hem zelden zo pessimistisch meegemaakt als hij nu over de ruimtewinst is.
77
De heer Kastje (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind het jammer dat de gedeputeerde zich zo weinig ambitieus toont. Ik begrijp dat hij akkoord gaat met een evaluatie in 2005. Mevrouw Geldhof (D66): Voorzitter. Het verbaast mij dat de gedeputeerde verwacht dat het moeilijker wordt om ruimte te besparen. Ik denk dat veel van de ondernemers die hebben gezien hoe het anders kan, graag hieraan mee zullen willen werken. Zuinig ruimtegebruik leidt ook tot kostenbesparing. Die kant van het verhaal is onvoldoende uit de verf gekomen. Ik had verwacht dat deze gedeputeerde die het bedrijfsleven een warm hart toedraagt, dit met meer nadruk naar voren zou hebben gebracht. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik betreur het dat ik zo laat op de avond blijkbaar zo weinig enthousiasme toon. Kennelijk komt onvoldoende tot uitdrukking dat het geformuleerde ambitieniveau zeker niet laag te noemen is. Ik noem het voorbeeld van de Achtersluispolder in Zaanstad, waar ik het afgelopen jaar drie of vier keer ben geweest. Ik heb zelf gezien hoe lastig het is om zo'n terrein te herstructureren. Het is van groot belang om voortdurend de aandacht van het bedrijfsleven voor onze inzet te vragen. Ook de andere overheden spelen hierbij een belangrijke rol. Ik ben niet pessimistisch. Wij hebben de afgelopen jaren met groot succes een aantal bedrijventerreinen kunnen herstructureren, dus tel uw zegeningen. Wij krijgen nu te maken met bedrijventerreinen waar herstructurering veel lastiger is, zoals de Achtersluispolder. Dit laat onverlet dat de regeling zo goed mogelijk moet worden uitgevoerd. Wij dienen echter te voorkomen dat men in de toekomst zegt: de staten hebben wel makkelijk 15% vastgesteld, maar dit is nergens op gebaseerd. Wij moeten realistisch zijn. Ik ben gaarne bereid om in 2005 een tussenevaluatie te houden. Op basis van de dan bekende gegevens kan er een bijstelling plaatsvinden.
PS 10 februari 2003
De voorzitter: Om de vergadertijd van vanavond optimaal te benutten, zullen de stemmingen volgende week plaatsvinden. 11.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de Wijziging reglement hoogheemraadschap Rijnland (zie bijlage 11).
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 12.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de Reorganisatie waterbeheer Rijnland (zie bijlage 12).
Mevrouw Schouten (GroenLinks): Voorzitter. Met deze voordracht sluiten de staten van Noord-Holland hopelijk het vier jaar durende proces af van de fusie van vier waterschappen, waarvan er enkele in onze provincie liggen. Op ons bureau vonden wij vandaag een brief waarin bestuursleden van deze waterschappen op spoed aandringen. Na vier jaar lijkt mij dit een tamelijk voor de hand liggende vraag. Het probleem is echter dat de staten van Noord- en Zuid-Holland verschillende meningen zullen ventileren. In de staten van Zuid-Holland is in een zeer laat stadium een amendement ingediend dat voor GroenLinks onaanvaardbaar is. Er wordt voorgesteld het aantal zetels voor ingezetenen te verminderen van 18 naar 15 op een totaal van 36. Voor ons is dit gezien de financiële inbreng en het belang van de groep van ingezetenen onbespreekbaar. Wij gaan akkoord met het voorstel dat door ons college is ingediend. Wij hopen dat dit voldoende steun krijgt. De heer Mooij (VVD): Voorzitter. Ik mij kan grotendeels bij het betoog van mevrouw Schouten aansluiten. Het voorstel dat nu voor ons ligt, leidt tot een redelijke verdeling. Het is een eigenaardige gang van zaken, maar er zal nu overleg met het college van ZuidHolland moeten plaatsvinden. Is dat overleg al geweest of is dit gepland? Ik ben het met mevrouw Schouten eens dat snelheid geboden is. Ik kan mij voorstellen
78
dat het overleg een compromis voor de zetelverdeling oplevert. Het aandeel van de ingezetenen mag niet zoveel afnemen als in het voorstel van Zuid-Holland. Dat zou buitengewoon onrechtvaardig zijn. De heer Van Diest (CDA): Voorzitter. In de commissie was er enige verwarring omdat er een ander voorstel lag dan de gedeputeerde verdedigde, maar goed, dat is gepasseerd. Wij bevinden ons nu in een moeilijke situatie. De voorbereidingscommissie vraagt terecht om snelheid. Ik onderschrijf de vragen van de heer Mooij. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik deel de zorgen die geuit worden absoluut niet. De gedeputeerde van Zuid-Holland steunt ons voorstel. In feite heeft het college van Zuid-Holland hetzelfde voorstel aan zijn staten voorgelegd. Deze gedeputeerde heeft mij al twee keer gebeld met de vraag of wij al een besluit genomen hebben. Hij wacht op duidelijkheid van onze kant, zodat hij in de discussie in de staten van Zuid-Holland, die volgende week wordt voortgezet, duidelijk kan maken dat Noord-Holland inmiddels heeft besloten tot de in de voordracht verwoorde verdeling. Hij zal een poging doen om het ingediende amendement ingetrokken te krijgen. Ik ga ervan uit dat men in Zuid-Holland tot een goed resultaat komt. Ik ben het eens met de brief van de gezamenlijke waterschappen. Er wordt terecht op spoed aangedrongen. De brief is wat cryptisch omdat men zowel Zuid- als Noord-Holland niet voor het hoofd wil stoten. Bij navraag blijkt dat de waterschappen van mening zijn dat het voorstel van Noord-Holland aangenomen moet worden. Als wij het voorgestelde besluit nemen, kan er ook in Zuid-Holland snel een besluit genomen worden. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 15.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Investeringsfonds regionale ontwikkelingsmaatschappij
PS 10 februari 2003
Noordzeekanaalgebied (RON) (zie bijlage 22). De heer De Jong (PvdA): Voorzitter. De fractie van de PvdA heeft grote moeite met dit voorstel. Niet dat wij de werkgelegenheid in het Noordzeekanaalgebied niet zouden willen stimuleren, integendeel. Wij zijn daar een groot voorstander van. Wij hebben alleen moeite met de voorgestelde constructie. Door twee overheden wordt publiek geld beschikbaar gesteld, namelijk de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam. Om uiteindelijk een keuze voor projecten te maken en die vervolgens te realiseren, moeten er vier tot vijf schijven worden gepasseerd. In elke schijf zitten mensen op afstand, zoals commissarissen en ambtenaren, en wordt er het nodig aan toegevoegd. Het gaat onder andere om criteria die gericht zijn op het rendement. Volgens mij is de inzet van de provinciale middelen erop gericht om de werkgelegenheid in het gebied vooruit te helpen. Dit doel wordt op deze manier niet goed gediend. Wij zien graag dat het voorstel wordt aangepast. Bij de prioriteitsstelling en keuze van projecten moeten een bestuurder van de provincie en van de gemeente Amsterdam een grotere invloed hebben. Daarmee wordt ook de vreemde situatie rechtgetrokken dat de meerderheid in de raad van commissarissen van de RON bestaat uit mensen die geen geld inbrengen. Zij kunnen de provincie bij de keuze van projecten voor het blok zetten. Het algemene criterium dat een project moet passen in het masterplan is niet zo onderscheidend voor bestuurlijke keuzes en prioriteitsstelling, omdat vrijwel elk project daaronder is te brengen. Ik dien een amendement in om de voordracht in de aangegeven richting te wijzigen. De heer Graatsma (SP): Ik ben het met u eens. Zal het amendement wel het beoogde effect hebben, erop gelet dat de RON vooral een bedrijfeconomische taak heeft? De heer De Jong (PvdA): De RON moet er vooral op letten dat de projecten passen
79
binnen het masterplan. De bedrijven die daar weer onder zitten, moeten kijken of de projecten rendabel zijn. Daar krijg ik trouwens ook graag een nadere toelichting op, want als de projecten superrendabel zijn, is er geen publiek geld nodig. In dat geval kan men beter het geld rechtstreeks bij de vijfde commissarissen - die van de ABN-AMRO - lenen. Ik veronderstel dat de projecten niet meteen geld zullen opleveren, want anders hoeven de provincie en Amsterdam er niet zoveel geld in te steken. Wij zullen vooral middelen beschikbaar moeten stellen voor herstructurering van verouderde bedrijventerreinen, intensiveringen en vernieuwingsslagen. Dat zijn vaak moeizame operaties waarbij de kost voor de baat uitgaat. Een en ander leidt wel tot maatschappelijke winst. Op grond daarvan moet een overheid er geld in steken. Ik vind dat het stuk te veel "juristerij" bevat. Dat is natuurlijk een belangrijk aspect, maar het publiek bestuur neemt nu een beslissing over de besteding van publiek geld. Dat komt in het stuk in het geheel niet voor, vandaar mijn amendement. Amendement 15-1 Door het lid De Jong wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland in vergadering bijeen op 10 februari 2003; overwegende, dat: - de provincie de werkgelegenheid in het Noordzeekanaalgebied wil stimuleren; - de provincie NH en de gemeente Amsterdam bereid zijn, geld beschikbaar te stellen voor de regionale ontwikkelingsmaatschappij in het NZKgebied; - het voorstel voor de besteding van de provinciale bijdragen een veelheid aan schijven bevat waarlangs de beslissingen lopen om tot investeringsprojecten te komen, waarbij concrete besluiten niet worden genomen door bestuurders van de provincie en Amsterdam; - de beslissingen in de verschillende daarvoor beoogde gremia genomen
PS 10 februari 2003
worden door commissarissen die op afstand van de provincie staan; - deze commissarissen vooral naar het rendement van projecten moeten kijken, naast het feit of een project past in het masterplan; - het masterplan Noordzeekanaal als basis voor projecten geldt, maar het masterplan zeer veel verschillende projecten bevat, waarvan de verschillende partijen van mening kunnen verschillen over de wijze van invulling van mogelijke investeringsprojecten en het tijdstip waarop het wenselijk is om bepaalde projecten tot stand te brengen; - in de voorgestelde constructie alleen naar financieel-juridische randvoorwaarden is gekeken, maar niet naar de relatie tussen bestuurlijke prioriteiten en projecten; - de provincie in de raad van commissarissen van de RON slechts 1 van de 5 zetels heeft en de meerderheid van de commissarissen zitting heeft namens een partij die zelf geen geld beschikbaar stelt, maar wel mee beslist over de keuze van projecten; - de besluitvorming in de CV en BV alleen toeziet op de rentabiliteit van projecten en of de projecten passen binnen de doelstellingen van het masterplan; spreken uit dat: - de bestuurlijke invloed op de selectie van projecten vergroot dient te worden; - de RON vooral een rol moet vervullen ter advisering van de bestuurders van NoordHolland en Amsterdam en ten behoeve van de uitvoering van de eenmaal gekozen projecten; - de voordracht als volgt gewijzigd wordt: • bij "Vanuit de belangen van NoordHolland en Amsterdam, sub a" wordt "moet tot uitdrukking komen in de invloed op de besluitvorming ten aanzien van projecten" vervangen door: "betekent dat bestuurders van Noord-Holland en Amsterdam de keuze bepalen van projecten"; • de RON een adviserende rol heeft in de selectie van projecten, maar bestuurders van de provincie Noord-Holland en Amsterdam de selectie bepalen; • de rest van de teksten hiermee in overeenstemming moet worden gebracht;
80
dragen GS op: - de teksten van het besluit overeenkomstig het voorafgaande aan te passen; - in overleg met Amsterdam tot een gewijzigd voorstel te komen en dit alsnog aan PS voor te leggen, waarna pas verdere besluitvorming kan plaatsvinden. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Voorzitter. In dit voorstel wordt de wijze waarop de provincie en Amsterdam geld beschikbaar stellen voor havenontwikkeling en bedrijventerreinen in het Noordzeekanaalgebied bijzonder ondoorzichtig samengevat. De constructie is zo onduidelijk dat er geen enkele democratische controle op mogelijk is. Dat is een groot probleem, zeker gelet op de discussies die wij de afgelopen jaren over dit onderwerp gevoerd hebben. Op 14 mei 2001 heeft de heer Breunissen naar voren gebracht: "Op ons verzoek heeft de gedeputeerde toegezegd dat de concrete investeringsvoorstellen altijd de desbetreffende PS-commissie zullen passeren, tenzij er zeer snel gehandeld moet worden". Deze toezegging is in de staten herhaald. Dit voorstel maakt het onmogelijk dat de gedeputeerde dit in de toekomst kan doen. De fracties van de PvdA, het CDA en de VVD hebben een motie ingediend over de Wijkermeerpolder. Daarin wordt met nadruk uitgesproken dat er de komende jaren geen behoefte is aan de ontwikkeling van deze polder. Deze motie is aangenomen, maar de staten hebben straks totaal geen zicht op hetgeen er daar gebeurt. Het beleid komt door deze constructie in gevaar en dat kan niet. Ik verzoek het college om het voorstel in deze vorm terug te nemen en een nieuw voorstel te maken waarin de politieke zeggenschap van de staten meer gewaarborgd wordt. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is het wel eens
PS 10 februari 2003
met deze voordracht. Wij willen graag besturen op afstand. Het masterplan is in de staten vastgesteld. Wij hebben de evaluatie ervan behandeld, inclusief alle moties die in dat kader zijn aangenomen. Daarop is het werk en de juridische constructie van de RON gebaseerd. Ook het jaarverslag komt in de staten aan de orde en op die wijze kan er controle achteraf worden uitgeoefend. De heer De Jong (PvdA): Het masterplan omvat zeer veel. De staten stellen veel geld beschikbaar voor investeringen in dit gebied. Ik wil wel enige zekerheid over de besteding ervan. In ons amendement stellen wij niet voor dat er sprake moet zijn van directe controle door de staten of door statencommissies. Wij leggen wel een link tussen de besteding van publiek geld en het afleggen van bestuurlijke verantwoording daarvoor. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Voor ons is voldoende dat de staten het masterplan hebben vastgesteld en ook de evaluatie ervan hebben behandeld. Ik weet niet of uw amendement juridisch uitvoerbaar is, maar dat horen wij straks wel van de gedeputeerde. Ik ga ervan uit dat de juridische constructie goed is doordacht en dat men zich goed heeft laten adviseren door externe deskundigen. De heer De Jong (PvdA): Juridisch zal het best kloppen. Mijn kritiek is juist dat er alleen maar langs de juridische lijn is gewerkt. De vraag is of het bestuur nog enige zeggenschap heeft over de besteding van het geld. De projecten moeten vijf schijven passeren. Eerst worden ze besproken in een raad van commissarissen, waarin namens de provincie slechts één commissaris zitting heeft. Er zit ook geen gedeputeerde of een andere vertegenwoordiger van de provincie bij. Deze raad maakt een selectie. Dan komen de projecten in een CV, waarin mensen die ook geen bestuurder zijn met andere criteria de selectie overdoen. Vervolgens komt er nog een BV aan te pas enzovoorts. Het zal juridisch allemaal best in orde zijn, maar wij hebben het wel over de besteding van publieke middelen.
81
Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Dat is waar. Ik ben voorstander van besturen op afstand. Daar hoort controle achteraf bij. De heer De Jong (PvdA): Vindt u dat er nog steeds sprake is van besturen?
de NAM-kade, waar woningbouw plaatsvindt. Ik verneem graag van gedeputeerde Verburg of dit past in zijn beeld van het masterplan. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Ik merk dat u er eigenlijk met uw neus bovenop wilt zitten.
Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Ja. De heer De Jong (PvdA): Dat zeg ik niet. De heer De Jong (PvdA): Dan verschillen wij daarover van mening. Ik zie het meer als een soort donatie. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Ik neem aan dat de constructie juridisch goed is doordacht en dat de belastingdienst zijn fiat eraan gegeven heeft. Wordt het jaarverslag standaard in de commissie besproken? Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): In september 2001 heeft u de motie over de Wijkermeerpolder ingediend. Ik maak daaruit op dat u wel sturend wilt optreden bij de ontwikkeling van de bedrijventerreinen. Als dit voorstel wordt aangenomen, hebben de staten daar geen directe invloed meer op. Het statenbeleid op dat punt dat door het college is overgenomen, komt dan te vervallen. In dat geval heeft u de motie indertijd voor niets ingediend. Dat wilt u toch niet? Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Die motie maakte onderdeel uit van de besluitvorming over het masterplan. Ik neem aan dat in de uitvoering daarmee rekening gehouden wordt. De heer De Jong (PvdA): Hoe verklaart u dan het stuk dat wij in de commissie onder ogen kregen waaruit blijkt dat de RON met ons geld terreinen in de Wijkermeerpolder kan aankopen? De meerderheid van de raad van commissarissen kan dit beslissen, ook al stellen wij dat niet op prijs. In een volgende ronde wordt een en ander door een CV bezien op het criterium rendement. Dat kan alleen als de in de Wijkermeer aangekochte terreinen ook tot ontwikkeling worden gebracht. Ik wil graag weten hoe u dat kunt rijmen met de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Een ander voorbeeld betrof een investering in
PS 10 februari 2003
Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Zo komt het wel op mij over. De heer De Jong (PvdA): In mijn amendement staat dat een bestuurder van de provincie - in het duale bestel mag dit een gedeputeerde zijn - samen met een wethouder van Amsterdam de selectie kunnen maken. Als het ons niet bevalt, kunnen wij die bestuurder ter verantwoording roepen. Als het over zoveel schijven loopt, hebben wij er helemaal geen grip op. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Hoe vult u het begrip "staatssteun" in? De heer De Jong (PvdA): Dat is het minst doorslaggevend. Als er zo'n gekunstelde constructie nodig is dat wij er geen enkele grip meer op hebben, lijkt het meer op een staatsloterij. Daar voel ik niets voor. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Ik wacht de reactie van het college op dit punt af. Ik neem overigens aan dat het addendum bij de voordracht niet van het college afkomstig is. Daar krijg ik graag meer duidelijkheid over. De heer Berkhout (D66): Voorzitter. De D66-fractie hecht belang aan een goede ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied en ziet ook de noodzaak in van bestuurlijke samenwerking. De wijze waarop een en ander moet plaatsvinden, is iets anders. De instelling van de RON heeft bepaald niet tot enthousiasme bij D66 geleid. Onze houding was op z'n minst gereserveerd. Dit werd nog versterkt door de werkwijze van de RON die tot weinig resultaat heeft geleid. De activiteiten speelden zich
82
goeddeels buiten de waarneming van PS af. Nu is er een nieuwe constructie bedacht om de RON als ontwikkelingsmaatschappij van de samenwerkende overheden te laten functioneren. Het gaat om een samenstel van beheer-BV en een commanditaire vennootschap. Het Dagblad Kennemerland citeerde deskundigen die dit omschreven als een fiscaal eenvoudige manier en tevens handig om staatssteun buiten de deur te houden. Dit klonk mij wat louche in de oren. Het leek erop dat men bezig was, de wet te omzeilen. Ik begrijp overigens heel goed dat dit niet de bedoeling is, maar ik krijg toch een onbehaaglijk gevoel als een bestuurslaag zijn toevlucht moet zoeken tot dit soort rare constructies van BV's en CV's om maar niet beticht te kunnen worden van het verstrekken van staatssteun. Uitgangspunt is toch dat de overheid transparant werkt. Wellicht moet hier volgende week in Brussel maar eens over gesproken worden, zo wilde ik tegen de heer Verburg zeggen, maar die is er even niet. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het was blijkbaar zo transparant dat de krant het onmiddellijk door had. De heer Berkhout (D66): Dan is dat gedeelte in elk geval wel transparant. Dat wil nog niet zeggen dat dit ook voor de werkwijze geldt. D66 heeft samen met enkele andere partijen vanwege het omzeilen van het risico van staatssteun haar bezwaren tegen de constructie geuit. Ernstiger is echter dat de RON dingen tegen de zin van PS kan doen, zonder dat men zich iets van PS hoeft aan te trekken. Het voorbeeld van de aankoop van terreinen in de Wijkermeerpolder is genoemd. In dit huis hebben wij uitsproken dat een dergelijke aankoop ten minste de eerste tien jaar niet aan de orde is, maar de RON kan binnenkort doodleuk beginnen met de aankoop en ontwikkeling. In de voordracht staat dat PS voldoende bestuurlijke invloed houden via hun commanditair vennoot en als aandeelhouder. In dat verband haal ik
PS 10 februari 2003
gedeputeerde Klijn aan, die meermaals stelde dat provinciale commissarissen op afstand van het provinciaal bestuur moeten staan. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): U had het net over een aandeelhouder. Ik weet niet of u zich versprak. De heer Berkhout (D66): Ik noemde zowel commanditair vennoot als aandeelhouder. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Een commanditair vennoot is heel iets anders dan een commissaris. De heer Berkhout (D66): In de voordracht staat dat wij via de CV voldoende invloed zouden hebben. Dat bestrijd ik. Afgezien daarvan herinner ik eraan dat u heeft gezegd dat provinciale commissarissen, zoals die in de BV, op afstand van het provinciaal bestuur moeten staan. Zij moeten slechts het belang dienen van het bedrijf waar zij commissaris van zijn. Houdt u daar nog steeds aan vast? Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Dat staat zo in de wet. De heer Berkhout (D66): Ik wil maar zeggen dat wij via die weg geen invloed hebben op het aankoopbeleid van de RON. Invloed als aandeelhouder dan? Een CV heeft in ieder geval geen aandeelhouders, dus wij zijn samen met Amsterdam aandeelhouder van de beherende BV. Welke invloed levert dat op? Geen enkele als het gaat om de keuzes voor grondaankoop door de RON. Het voorstel kent vele haken en ogen op het vlak van de democratie. Desalniettemin zijn wij niet blind voor de methode die soms gehanteerd moet worden om belangen het beste te dienen. De RON kan wat ons betreft een doorstartkans krijgen om het Noordzeekanaalgebied te ontwikkelen, maar niet zonder meer. Voorgenomen grondaankopen behoeven met nadruk instemming van PS. Het gaat hierbij immers om grondpolitiek waarmee vele belangen gemoeid zijn, die verder gaan
83
dan alleen het economische aspect. Wij dienen een amendement in dat hierin voorziet. Ten aanzien van de besluiten tot grondaankoop gaat het amendement verder dan het amendement van de PvdA. Amendement 15-2 Door het lid Berkhout wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003 ter behandeling van de RON; overwegende dat: - in de RON activiteiten aan de orde zijn, zoals grondaankopen en -ontwikkelingen, die grote maatschappelijke effecten teweeg kunnen brengen; - de juridische constructie ten behoeve van het functioneren van de RON, zoals in de voordracht beschreven, onvoldoende democratische invloed en controle geeft aan provinciale staten; besluiten uit oogpunt van democratische controle aan de voorgestelde constructie toe te voegen dat grondaankopen nooit zonder voorafgaande besluitvorming van provinciale staten zullen mogen plaatsvinden. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. In het verleden is al veel over de RON gesproken en dan in negatieve zin. Het liep niet zoals wij wilden. Wij kunnen ons afvragen of er wel zo'n behoefte aan al die bedrijfsgronden was. Nu is er een nieuwe opzet waarin Amsterdam meedoet. De gemeente brengt ook bedrijfsterreinen op haar grondgebied in. De provincie en Amsterdam zetten beiden 6,8 euro in, voorheen 15 mln gulden. Waarom doet Amsterdam nu wel mee? Amsterdam wordt in feite klant van zichzelf. De RON, waarin Amsterdam vertegenwoordigd is, geeft grond uit aan de stad Amsterdam en bepaalt voor een groot deel de hoogte van de prijs.
PS 10 februari 2003
Wij weten dat Amsterdam graag bedrijven wil uitplaatsen om binnenstedelijk woningbouw mogelijk te maken. Dat is financieel aantrekkelijk. B&W van Amsterdam hebben al aangegeven dat zij de in het streekplan opgenomen 50.000 binnenstedelijke woningen niet kunnen halen. Ik kan moeilijk inschatten hoe een en ander in de praktijk uitpakt. Ik heb echter wel een bang vermoeden. De hoofdpijler, het doel van het masterplan Noordzeekanaalgebied, is de ontwikkeling van bedrijfsterreinen voor de toenemende vraag naar werk en arbeidsplaatsen. Dat is de basis van het masterplan. Het kan toch niet dat de nieuwe RON eventueel de oplossing wordt voor de volkshuisvestingsproblematiek van Amsterdam? Dat zou verplaatsing van arbeidsplaatsen zijn. Ik krijg hier gaarne een reactie op. Het is goed dat PS de ontwikkeling in de RON op de voet volgen. Minimaal eenmaal per jaar dient er een evaluatie van de werkzaamheden te zijn. In het addendum staat dat wij pas na zes jaar kunnen opzeggen als blijkt dat de RON niet werkt zoals wij wensen. In die zes jaar kan de basis zijn gelegd om de Wijkermeerpolder aan te snijden. Om daar enigszins grip op te houden, dien ik het volgende amendement in. Amendement 15-3 Door de leden Kruijmer, Bruystens en De Lange wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 februari 2003; gehoord de discussie over de RON; besluiten dat: a. jaarlijks de werkzaamheden van de RON geëvalueerd worden en de evaluatie voorgelegd wordt aan PS (eerste evaluatie medio maart 2004); b. binnen één jaar na de evaluatie de provincie de RON-overeenkomst kan opzeggen, waardoor ook de RON ophoudt te bestaan.
84
De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Graatsma (SP): Voorzitter. Om tijd te sparen, sluit ik mij aan bij de fundamentele kritiek die reeds op dit voorstel is geleverd. Ik verbaas mij over het platliberale standpunt van de VVDfractie. In de discussie met de heer De Jong bleek dat mevrouw Humalda eenvoudigweg weigert om op de argumenten in te gaan. Ik ben niet de enige die constateert dat de nieuwe taak van de RON het ontwikkelen van bedrijfsterreinen en het aantrekken van bedrijvigheid passend in het masterplan is. De provincie draagt hiervoor 6,8 mln euro bij. De bestuurlijke invloed is niet aanwezig. Dit hoofdstuk is bepaald niet overtuigend. Een raad van commissarissen zal nooit de directie ter verantwoording kunnen roepen als de directie tot taak heeft, te beoordelen of een bedrijventerrein bedrijfseconomisch gezien goed is. Het grote mankement is dat er uitsluitend een beoordeling van het bedrijfseconomisch nut plaatsvindt. Ik meen dat dit voorstel ingetrokken moet worden. Het college moet er opnieuw naar kijken. Ik noem nog drie punten die het kwalijke karakter van dit voorstel illustreren. Op pagina 2 staat dat onder andere tot de kerntaken van de RON behoort het beïnvloeden van ontwikkelingen die versterkend of bedreigend zijn voor de ambitie van het masterplan en de RON. Met gemeenschapsgeld kan het bedrijf RON ten strijde trekken tegen andersdenkenden of dat nu burgers of overheden zijn. Dat is ontoelaatbaar. Ik stel dan ook voor om daar iets aan te doen. Op pagina 4 staat iets dat ik niet goed begrijp, namelijk dat de door de provincie verstrekte lening te beschouwen is als bestuursinstrument en niet als een daad van financieel beheer. De normale eisen die gelden voor uitlenen van kasgelden zijn hierop daarom niet van toepassing. Kan de gedeputeerde dit toelichten?
PS 10 februari 2003
Ik stel voor om in het besluit te vermelden hoeveel geld er op het spel staat. Dat is slechts met moeite uit de tekst te halen en dat lijkt mij niet juist. In het besluit moet duidelijk zijn opgenomen wat de provincie kwijt is. Ik zal overigens niet voor het besluit in deze vorm stemmen. Voorzitter. Ik zie dat het 22.00 uur is. Ik stop ermee, want ik ben het zat. De voorzitter: Tot slot is het woord aan de heer De Boer voor een korte mededeling. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het addendum betreft de wijzigingen van Amsterdam. De heer Poelmann (D66): Zijn dat besluiten van de gemeenteraad? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Naar mijn idee is het een collegebesluit. Men kent daar het dualisme. Als wij hier lang genoeg over doen, weet u wat straks het resultaat is. De voorzitter: Geheel ten overvloede merk ik op dat wij nog zeven inhoudelijke agendapunten te behandelen hebben, voordat wij aan het tweede deel - het streekplan - van de vergadering toekomen. Volgende week gaan wij echt niet langer door dan tot 22.00 uur. De heer Breunissen (GroenLinks): Veel burgers gaan ervan uit dat de behandeling van het streekplan volgende week om 13.00 uur begint. Is het misschien niet handig om daarmee te beginnen? Er zullen ongetwijfeld veel moties en amendementen ingediend worden. In de tijd dat die bestudeerd worden, kunnen de overige agendapunten afgewerkt worden. De voorzitter: Dat is inderdaad misschien niet handig. Wij vervolgen volgende week gewoon de agenda. Het is aan de staten om teksten te schrappen om ervoor te zorgen dat wij om 22.00 uur de vergadering kunnen beëindigen. Ik wens u allen een zeer goede week. Schorsing 22.02 uur.
85
De voorzitter: Ik heropen de vergadering. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Wij willen graag amendement 8-2 vervangen. De voorzitter: Aangezien amendement 82 is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Amendement 8-4 Door het lid Poelmann wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003: gehoord de discussie over voordracht 17 inzake "Dualisme, ondersteuning en functioneren van PS"; besluiten aan het voorgestelde beslispunt nummer 5 het volgende toe te voegen: "Daarnaast krijgt iedere fractie de mogelijkheid om 0,7 fte beleidsmedewerker op behoorlijk schaalniveau aan te trekken"; besluiten de financiële gevolgen te verwerken in het voorjaarsbericht. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. Ik wijs erop dat aan het eind van de vergadering gestemd zal worden over alle ingediende moties en amendementen. 15.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Investeringsfonds regionale ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied (RON) (zie bijlage 22).
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. De heer De Jong acht de voorgestelde constructie niet in orde op het punt van de democratische controle. Bij NV's is het gebruikelijk dat de directie en de raad van commissarissen het voor het zeggen hebben. Ik kom in het vervolg
PS 17 februari 2003
van mijn betoog op dit hete hangijzer terug. De heer De Jong vindt het criterium dat de plannen moeten passen in het masterplan nogal vaag. Ik voeg eraan toe dat de plannen ook moeten passen in het streekplan, maar dat is een open deur. Mevrouw Beens heeft terecht gezegd dat bij het ter beschikking stellen van het krediet is afgesproken dat alle besluiten in de commissie besproken worden. Ik heb toegezegd dat een en ander zo mogelijk vooraf in de commissie gemeld zal worden. Als er echter snel gehandeld moet worden, kan volstaan worden met melding achteraf. Nu blijkt dat het systeem dat wij toen bedacht hadden te veel op staatssteun lijkt. Op het moment dat bestuurders beslissingen nemen over investeringsbijdragen lijkt het op een subsidieregeling. Dit betekent dat elke projectontwikkelaar die plannen heeft met een terrein in het Noordzeekanaalgebied die passen in het masterplan, aanspraak kan maken op subsidie van de provincie en van de gemeente Amsterdam. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Om dat te vermijden, is voor deze constructie gekozen. Het gaat alleen om zakelijke leningen. Het was niet handig om in dit verband het voorbeeld van de Wijkermeer te noemen. Over die polder zijn duidelijke afspraken gemaakt. De heer Poelmann (D66): Bij de vaststelling van het streekplan hebben de staten duidelijke afspraken gemaakt over de Wijkermeer. Mag de CV zich daar überhaupt mee bezig houden of niet? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Zij zou zich daarmee bezig kunnen houden. In het huidige streekplan is geregeld dat de Wijkermeer de bestemming nat bedrijventerrein heeft. Via een motie is uitgesproken dat deze polder pas helemaal aan het eind aan de orde komt. Wij zetten eerst in op herstructurering en op andere nieuwe terreinen. Pas als al die mogelijkheden zijn uitgeput, kan deze polder aan de orde komen. Politiek is dat duidelijk. De vraag is of het wel verstandig is dat een
86
ontwikkelingsmaatschappij overgaat tot aankopen in de Wijkermeer.
meter. Daarmee maak je de RON vleugellam.
De heer Poelmann (D66): Het is leuk om daar nu antwoord op te geven. Ik zou zeggen dat grondaankopen van de CV de instemming van deze vergadering behoeven, in elk geval in zo'n gevoelig gebied als de Wijkermeer.
De heer Poelmann (D66): In iedere gemeente is dit volstrekt normaal. In het koopcontract wordt het voorbehoud van instemming van het college c.q. de raad opgenomen. Ik zie niet in waarom dit in dit geval niet zou kunnen.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Daar ben ik het niet mee eens. Als je de NV niet de kans geeft om te doen waarvoor zij is opgericht, spannen wij het paard achter de wagen. Het hangt ervan af of het economisch verantwoord is. De heer De Jong heeft gesuggereerd dat de NV politieke druk uit kan oefenen om bestemmingsplannen te laten maken als zij eenmaal grond in de Wijkermeer heeft verworven. Dat gevaar is er wel, maar dit is in alle gevallen een kwestie van politieke besluitvorming. Zover moeten wij het niet laten komen. Deze polder is in dat verband een slecht voorbeeld. Wij werken volgens hetgeen ons bij motie is opgedragen, namelijk herstructureren, nieuwe terreinen en pas aan het eind de Wijkermeer. Dat soort politieke besluiten moeten door de RON ter harte genomen worden.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is niet de opzet van de RON; een zelfstandig opererende NV. Het is niet de bedoeling dat men voor elke grondaankoop terug moet naar de staten. De heer De Jong vraagt in zijn amendement om een toetsing door twee bestuurders, die behoren te weten wat hun politieke achterban wil. Daar zie ik wel mogelijkheden toe, maar dan op een andere manier.
De heer De Jong (PvdA): Uit het antwoord op de vraag van de heer Poelmann maakte ik op dat er nog een soort controle achteraf is. Nu begrijp ik dat u vooraf wilt toetsen of de RON geen investeringen doet die niet stroken met de politieke beleidsrichting. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): In uw amendement probeert u te regelen dat de gedeputeerde en de wethouder van Amsterdam als bestuurders ingeschakeld worden bij mogelijke besluiten tot aankoop of ontwikkeling van bepaalde terreinen. Ik begrijp die wens heel goed, zeker gelet op het voorbeeld van de Wijkermeer. Daar moet naar mijn mening ook een mogelijkheid voor worden gezocht. Dit kan echter geen besluitvorming zijn in de zin die de heer Poelmann bedoelt, namelijk dat grondaankopen eerst in de staten aan de orde komen. Dat werkt voor geen
PS 17 februari 2003
De heer De Jong (PvdA): U zegt nu in feite dat het nooit zover kan komen als de heer Poelmann schetst, als mijn voorstel in een of andere vorm wordt gevolgd. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. De staten en de raad van Amsterdam zullen dan in voorkomende gevallen hun bestuurder ter verantwoording roepen. De heer De Jong (PvdA): In het voorstel is dit nog niet vastgelegd. Ik meen dat de staten zich hierover duidelijk moeten uitspreken. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Er is al gesproken over vooroverleg, maar een en ander is nog onvoldoende formeel geregeld. Dit kan bij de behandeling van dit agendapunt worden vastgelegd en dan niet via een amendement, maar via een motie. De heer De Jong (PvdA): Ik kom hier in tweede termijn op terug. De voorzitter: Uw spreektijd is op. De heer De Jong (PvdA): Ik neem aan dat ik nog wel de kans krijg om een motie of iets dergelijks in te dienen.
87
De voorzitter: Uiteraard, maar alleen dat. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Hoe verhouden de opmerkingen van de gedeputeerde zich tot het bestuursplatform? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het bestuursplatform stelt de kaders vast waarbinnen de RON werkt. Die kaders zijn gebaseerd op het masterplan Noordzeekanaalgebied. Uiteraard is dit masterplan vertaald in streekplannen en structuurplannen. Het kader is bekend. Ik geef een extreem voorbeeld. De RON zal nooit een bedrijventerrein in Den Helder ontwikkelen. Dergelijke zaken zijn goed geregeld. Het gaat de heer De Jong echter om iets anders. In het Noordzeekanaalgebied zijn er ontzettend veel projecten. De staten hebben daar gedachten over die bijvoorbeeld zijn vastgelegd in de eerder genoemde motie. De bedoeling is dat de mening van de staten doorklinkt in de activiteiten van de RON en daar ben ik het mee eens. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Naar mijn mening kan dit gewoon via het bestuursplatform. De heer De Jong (PvdA): Dat zegt u nu wel, maar de rol van dit platform is in de voordracht niet aan de orde. Je kunt zoveel willen, maar dat zul je linksom of rechtsom moeten vastleggen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het kan inderdaad via het bestuursplatform, maar ik kan mij voorstellen dat de staten en de desbetreffende bestuurder rechtstreeks de gedeputeerde Zeehavens - contact hebben. Dat is iets anders dan wanneer een en ander via het bestuursplatform loopt. In dit platform zitten alle instanties die erbij betrokken zijn. Daar wordt het grote kader in de gaten gehouden en niet het provinciale beleid inzake prioritering, fasering en dergelijke. Ik zie het bestuursplatform als aanvullend. Mevrouw Humalda heeft terecht aangegeven dat het streekplan en het masterplan de grote kaders zijn. Via het
PS 17 februari 2003
jaarverslag wordt er inderdaad achteraf verantwoording afgelegd. Hetzelfde geldt voor het deelnemingsverslag. Die verslagen zijn zeker nuttig, omdat aan de hand daarvan het beleid beoordeeld kan worden. Ik heb echter gemerkt dat een groot deel van de staten alleen controle achteraf onvoldoende acht. Mij lijkt het addendum van de gemeente Amsterdam een nuttige aanvulling op het besluit van de voordracht. Ik stel dan ook voor, dit over te nemen. De juridische constructie is goed onderzocht en in orde bevonden. Dit geldt ook voor het belastingtechnische aspect. In dit geval moet ik afgaan op de mening van deskundigen. Het zou overigens merkwaardig zijn als het college de staten een voordracht voorleggen die juridisch niet klopt of waarop de belastingdienst het nodige heeft aan te merken. Nadat het besluit is genomen, zullen wij nogmaals nagaan - ook bij de belastingdienst - of alles in orde is, maar ik ga daarvan uit. De heer Poelmann (D66): U weet dus eigenlijk niet of de voordracht wel deugdelijk is. Dat lijkt mij een novum. U bent gehouden om alles te controleren voordat de voordracht aan de staten wordt voorgelegd. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat hebben wij ook gedaan. Ik heb niet gezegd dat het voorstel niet goed is. Ik heb aangegeven dat wij het juridisch hebben laten toetsen en dat het er goed uitziet. Het is alleen verstandig om dit na de statenbehandeling, inclusief eventuele wijzigingen, nogmaals te doen, mede gelet op het risico van staatssteun. Wij willen geen risico lopen. De heer Berkhout heeft over grondpolitiek gesproken. Ik weet niet of het er ooit van komt, maar in ieder geval is het nu niet de tijd om discussies over provinciale grondpolitiek te starten. Met de activiteiten van de RON heeft dit op zichzelf niets te maken. De heer Kruijmer vroeg zich af waarom Amsterdam ineens meedeed. Amsterdam is al geruime tijd geleden toegetreden tot de RON. Daarna is de mogelijkheid van het investeringsfonds
88
naar voren gekomen en toen hebben Amsterdam en de provincie besloten, dit gezamenlijk te doen. Het hoofddoel van de RON is inderdaad het ontwikkelen van bedrijventerreinen. Er is veel discussie over de woningbouwplannen van Amsterdam. Bij de behandeling van het streekplan komen wij hier ongetwijfeld op terug. Het is glashelder dat er op dit punt knelpunten zijn. Ik ben het niet met de heer Graatsma eens dat het alleen maar gaat om bedrijfseconomische belangen. Het doel is het creëren van arbeidsplaatsen en het in stand houden van werkgelegenheid. De heer De Jong (PvdA): Voorzitter. De gedeputeerde erkent dat de dagelijks bestuurders moeten toetsen of hetgeen de RON voorstaat, overeenstemt met het beleid van de provincie en de gemeente Amsterdam. Het masterplan is als criterium te veelomvattend. Als mijn amendement wordt aangenomen, kan het element van de staatssteun weer naar voren komen. Dat is zeker niet mijn bedoeling. In mijn amendement staat ook dat de feitelijke structuur in stand blijft en dat de gedeputeerde en de wethouder voorafgaand aan het hele circus de plannen van de RON beoordelen. Ik wil de voortgang van het proces niet te veel belemmeren, maar ik wil toch deze uitspraak vastleggen en daarom dien ik de volgende motie in. Ik trek tegelijkertijd amendement 15-1 in. De voorzitter: Aangezien amendement 15-1 is ingetrokken, maakt het geen onderdeel van beraadslaging meer uit. Motie 15-1 Door de leden De Jong en Van der Paard wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende, dat: - de provincie de werkgelegenheid in het Noordzeekanaalgebied wil stimuleren; - de provincie NH en de gemeente Amsterdam bereid zijn, geld beschikbaar
PS 17 februari 2003
te stellen voor de regionale ontwikkelingsmaatschappij in het NZKgebied; - het voorstel voor de besteding van de provinciale bijdragen een veelheid aan schijven bevat waarlangs de beslissingen lopen om tot investeringsprojecten te komen, waarbij concrete besluiten niet worden genomen door bestuurders van de provincie en Amsterdam; - de beslissingen in de verschillende daarvoor beoogde gremia genomen worden door commissarissen die op afstand van de provincie staan; - deze commissarissen vooral naar het rendement van projecten moeten kijken, naast het feit of een project past in het masterplan; - het masterplan Noordzeekanaal als basis voor projecten geldt, maar het masterplan zeer veel verschillende projecten bevat, waarvan de verschillende partijen van mening kunnen verschillen over de wijze van invulling van mogelijke investeringsprojecten en het tijdstip waarop het wenselijk is om bepaalde projecten tot stand te brengen; - in de voorgestelde constructie alleen naar financieel-juridische randvoorwaarden is gekeken, maar niet naar de relatie tussen bestuurlijke prioriteiten en projecten; - de provincie in de raad van commissarissen van de RON slechts 1 van de 5 zetels heeft en de meerderheid van de commissarissen zitting heeft namens een partij die zelf geen geld beschikbaar stelt, maar wel mee beslist over de keuze van projecten; - de besluitvorming in de CV en BV alleen toeziet op de rentabiliteit van projecten en of de projecten passen binnen de doelstellingen van het masterplan; spreken uit dat: - de bestuurlijke invloed op de selectie van projecten vergroot dient te worden; waarbij de RON de projecten verder invult en tot uitvoer brengt; - de verantwoordelijke dagelijks bestuurders van Noord-Holland en Amsterdam te laten beoordelen of de door de RON te kiezen projecten passen binnen de door de provincie NoordHolland en gemeente Amsterdam
89
gewenste beleidsontwikkeling voor het Noordzeekanaalgebied.
de ontwikkeling van de Wijkermeerpolder tot haven en nat bedrijventerrein;
De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit.
spreken uit, dat: - de gemaakte afspraken moeten worden nagekomen; - de Wijkermeerpolder de eerstkomende jaren agrarisch kan blijven; - er geen aankopen, noch ontwikkelingen tot nieuw havengebied in de Wijkermeerpolder zullen plaatsvinden, voordat daar daadwerkelijk behoefte aan is;
Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Voorzitter. Er is heel veel over dit voorstel gesproken, ook in kleinere comités, om na te gaan hoe een en ander in het vat gegoten kan worden. Toch komt de fractie van GroenLinks tot de conclusie dat de gekozen constructie geen voorbeeld is van een transparante overheid. Daarom kunnen wij niet met het voorstel instemmen. Wij vrezen dat het aangenomen zal worden. In dat geval willen wij met nadruk de Wijkermeer erbuiten houden en daarom dien ik de volgende motie in. Motie 15-2 Door de leden Beens-Jansen, Prins, Bozelie en Poelmann wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 en 17 februari 2003; besprekend het voorstel: "Investeringsfonds ten behoeve van projecten door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied N.V. (RON)"; overwegende, dat: - gedeputeerde staten in de vergadering van 14 mei 2001 hebben toegezegd dat concrete investeringsvoorstellen door de RON altijd de desbetreffende provinciale statencommissie zullen passeren, tenzij er zeer snel gehandeld moet worden; - gedeputeerde staten hebben ingestemd met de motie 14-2 ingediend op 17 september 2001 door de leden De Jong, Talsma, Van Schendelen, Beemsterboer en Humalda-Blok i.z. de Wijkermeerpolder; - er volgens beide toezeggingen voor de komende jaren geen behoefte bestaat aan
PS 17 februari 2003
en dragen gedeputeerde staten op: - de Wijkermeerpolder een aparte status in het Masterplan Noordzeekanaalgebied te geven; - door het maken van afspraken met de RON te voorkomen dat er de komende jaren activiteiten in de Wijkermeerpolder worden ontwikkeld; - in overleg met provinciale staten te bepalen op welk moment er behoefte is aan een verdere ontwikkeling van een haven en nat bedrijventerrein in de Wijkermeerpolder, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): Voorzitter. Ik dank de gedeputeerde voor de beantwoording. De VVD-fractie is voorstander van deze constructie omdat alleen op deze wijze de uitvoering van het masterplan daadwerkelijk vorm gegeven kan worden. Wij zien de motie van de PvdA met belangstelling tegemoet. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. De fractie van D66 vindt het eigenlijk dwaas dat een pot met publieke middelen beschikbaar wordt gesteld voor een club die zich bezighoudt met aspecten van ruimtelijke ordening en dat daarbij wordt gezegd: u ziet maar wat u ermee doet. Natuurlijk is er controle achteraf, maar in feite staan wij hiermee een deel van onze bevoegdheden af aan derden. Wij vinden dit geen goed plan. Het is wel goed dat er
90
in het kader van de RON enthousiast en hard gewerkt wordt aan de ontwikkeling van het Amsterdamse havengebied. Wij willen dat er wordt vastgelegd dat niet tot grondaankopen kan worden overgegaan zonder expliciete instemming van de staten. Ik dien hiertoe een nieuw amendement in onder gelijktijdige intrekking van amendement 15-2.
in de mensen die hierachter staan. Ik ken ze ook. Alleen ten aanzien van de grondaankopen moeten wij vasthouden aan onze bevoegdheden. De voorzitter: Aangezien amendement 15-2 is ingetrokken, maakt het geen onderdeel van beraadslaging meer uit. Amendement 15-4
De heer Bozelie (GroenLinks): U bent bang voor grondspeculatie in de Wijkermeer door de CV. Ik adviseer u dan ook om een amendement in te dienen om dat te voorkomen. De heer Poelmann (D66): Die kans bestaat. Degenen die daar straks de problemen van ondervinden, zullen niet thuis krijgen bij de CV en bij de RON. Uiteindelijk zal men de volksvertegenwoordigers opzoeken die vandaag het rare besluit genomen hebben om al hun bevoegdheden uit handen te geven. Dit zullen wij in de toekomst zeker tegenkomen; mark my words. De heer De Jong (PvdA): Waarom beperkt u mijn voorstel tot een vorm van voorselectie voor grondaankopen? Men kan ook een kade ontwikkelen. De heer Poelmann (D66): U heeft mij niets voorgelegd. De heer De Jong (PvdA): Ik heb mij amendement vorige week ingediend. Dat moet u gezien hebben. De heer Poelmann (D66): Ik kan u geruststellen, wij zullen uw motie zeker steunen. Ik roep u op, ons amendement te steunen. Beide voorstellen kunnen heel goed naast elkaar gevolgd worden. De heer De Jong (PvdA): Waarom beperkt u de zaak tot grondaankopen? De heer Poelmann (D66): Het is goed dat de RON activiteiten ontplooit in het belang van het Amsterdamse havengebied. Ik begrijp heel wel dat men daartoe slagvaardig moet kunnen optreden. Ik wil eerst uw voorstel nog eens goed bestuderen. Ik heb een groot vertrouwen
PS 17 februari 2003
Door het lid Poelmann wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; gehoord de discussie over voordracht 22 inzake het investeringsfonds ten behoeve van projecten door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied NV; gelet op het publieke belang van de ontwikkeling van gronden in het werkgebied van de RON; besluiten dat transacties van de RON, de op te richten commanditaire vennootschap en de beherende vennoot BV met betrekking tot aan- of verkoop van grond expliciet instemming behoeven van provinciale staten alvorens rechtsgeldig te zijn. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. De hoofddoelstelling van het masterplan is de ontwikkeling van bedrijventerreinen voor extra werkgelegenheid en niet voor verplaatsing daarvan. Hoewel ik het niet hard kan maken, plaats ik in dat opzicht grote vraagtekens bij dit plan. Bij de evaluatie van het masterplan bleek dat bij Velsen een groot terrein snel gevuld werd door bedrijven te verplaatsen. Uit informatie van het ROA wordt mij duidelijk dat Zaandam ook in die richting denkt en Amsterdam wil dat zeker. De eerste plannen van deze
91
gemeenten waren te kostbaar. Daardoor komt het ICT-principe in gevaar. Eerst moet er ruimte vrijgemaakt worden door bedrijven te verplaatsen. Vervolgens moet er woningbouw plaatsvinden en daarna moet het ICT-principe toegepast worden. Het is opvallend dat Amsterdam zegt, zes jaar vooruit te willen. Na die termijn is de ruimte vol. Vandaar dat ik in mijn amendement vraag, om het jaar te evalueren. Als een en ander echt indruist tegen het provinciale beleid, moeten wij het contract binnen een jaar op kunnen zeggen. Mevrouw Zeeman (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie heeft in eerste termijn van het woord afgezien, gelet op het tijdstip waarop dit onderwerp vorige week aan de orde was en de omvang van de agenda. Daarbij kwam dat de vragen die bij mijn fractie leven al door anderen naar voren waren gebracht. Na de beantwoording van de gedeputeerde komt het er nu op aan, de standpunten te bepalen en tot besluitvorming te komen. Ervan uitgaande dat de constructie juridisch in orde is en alsnog fiscaal zal worden getoetst, kunnen wij meegaan met het voorstel. Terecht komt de RON op afstand. De RON moet in staat worden gesteld om slagvaardig en strategisch te werken. Daarbij gelden beperkte financiële risico's voor de provincie. Het geld is door PS als lening met een maximale hoogte beschikbaar gesteld. Hoewel ik besef dat het voor ons om heel veel geld gaat, is het budget gezien het doel van de onderneming niet echt omvangrijk. Er zijn kaders gesteld waarbinnen de RON kan functioneren. In het masterplan NoordzeekanaaIgebied is bepaald dat gestreefd wordt naar duurzame ontwikkeling van bedrijventerreinen, merendeels door intensivering en herstructurering. Daarbij is de inbreng van de provinciale commissaris van belang. Dit geldt natuurlijk ook voor de rol van de aandeelhouders. De zeggenschap van de staten komt tot uiting in hun bevoegdheid tot de vaststelling van het streekplan voor het gebied. In de streekplannen en bestemmingsplannen stelt de politiek de kaders vast waarbinnen de RON zich kan
PS 17 februari 2003
bewegen. In deze plannen kunnen de staten immers de gewenste ontwikkelingsrichting aangeven. Daarnaast is er nog het bestuursplatform waarmee de RON samenwerkt. De CDA-fractie is bereid om op de in de voordracht voorgestelde manier een nieuwe start te maken met de RON. Wij verwachten dat een en ander daardoor beter gaat lopen. De kaders lijken ons in eerste aanleg voldoende. De CDA-fractie had dan ook geen behoefte aan de amendementen van de PvdA en D66. Ik heb begrepen dat die inmiddels zijn ingetrokken. Wij zien graag een goede verslaglegging, zo mogelijk per jaar of per project. De heer De Jong (PvdA): In de voordracht staat niets over de koppeling met het bestuursplatform. Ergens moet vastgelegd zijn dat bestuurders die koppeling met de RON leggen. Mevrouw Zeeman (CDA): Er moet ook sprake zijn van een reële termijn. Een halfjaar lijkt ons te kort voor zo'n omvangrijk initiatief. Wij zijn gaarne bereid om in commissieverband nadere afspraken te maken over de verslaglegging. Met het oog op de evaluatie is deze verslaglegging van groot belang. Aan de hand daarvan kan bepaald worden of en, zo ja, onder welke voorwaarden de RON wordt gecontinueerd. Gelet op de korte termijn die in het amendement van de fractieKruijmer en de ouderenpartij wordt gehanteerd, zullen wij dat niet steunen. De RON moet de ruimte krijgen om slagvaardig en daadkrachtig te kunnen functioneren, ook in de tijd. De heer De Jong (PvdA): Wilt u mijn vraag nog beantwoorden? Of is uw betoog in de trant van "we gaan gewoon verder" symptomatisch voor de wijze waarop het met de RON moet gaan? Mevrouw Zeeman (CDA): In de voordracht is een passage opgenomen over het bestuursplatform. Er is sprake van samenwerking en in dat kader kunnen bepaalde zaken aan de orde komen. In
92
het besluit hoeft dat niet verder vastgelegd te worden.
van de RON per project en het optreden van het bestuursplatform.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. De verhouding tussen het bestuursplatform en de RON is glashelder omschreven in het masterplan. In een overlegorgaan - het bestuursplatform - zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd. Men spreekt de kaders af en dan is er een uitvoeringsmaatschappij nodig om te helpen, het beleid uit voeren. Deze maatschappij is niet de enige die projecten van het masterplan uitvoert. Het bestuursplatform stelt de kaders vast waarbinnen de RON kan opereren. Het platform is niet het orgaan dat de prioritering en de fasering bepaalt. De staten moeten zich hiermee bezighouden, maar het bestuursplatform is geen derde bestuurslaag. Het is een overlegorgaan en iedereen moet terug naar zijn eigen achterban.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Als u het zo zegt, klopt het. Het bestuursplatform kan niet tegen de RON zeggen: jullie moeten je nu onmiddellijk op een bepaald bedrijventerrein richten want dat is interessant. Dat is een zaak van de RON. De directie en commissarissen van de RON kijken naar de "markt". Daarbij wordt uiteraard nagegaan of een en ander in het masterplan en het streekplan past. De RON bepaalt haar eigen weg. Als de motie van de PvdA wordt aangenomen, zal men dit doen na een zekere toetsing bij beide bestuurders. De heer Poelmann zegt dat wij afzien van een deel van onze bevoegdheden. Het is maar net hoe je de bevoegdheden ziet. Het gaat om een uitvoeringsmaatschappij. Ik heb al gezegd dat zij niet de enige speler in het desbetreffende gebied is. Gemeenten en projectontwikkelaars zijn ook actief. Binnen de kaders van het masterplan et cetera moet de NV de mogelijkheid hebben om zelfstandig te opereren. Men moet volgens het eigen beleidsplan werken anders heeft het geen enkele zin, een NV op te richten. De NV wordt gestuurd door de politiek, maar om haar goed te laten functioneren, moet je haar vertrouwen geven. Ik zie het veel ruimer dan de heer Poelmann. Wij stellen een bedrag ter beschikking voor investeringen in het Noordzeekanaalgebied. Het gaat niet alleen om grondaankopen, maar ook om bijvoorbeeld kadeontwikkeling. Als grondaankopen alleen mogelijk zijn nadat de staten ermee akkoord gegaan zijn, maak je een NV vleugellam. In dat geval kunnen wij er beter een tak van dienst van de provincie van maken. Het gaat om een samenwerkingsverband tussen alle partijen uit de regio. De RON is geen provinciaal apparaat. De heer Kruijmer heeft gelijk dat het lastig is als bedrijven worden verplaatst voor woningbouw. In het kader van het streekplan komt dit later vandaag nog aan de orde. De staten stellen vannacht het streekplan vast. Daarin is geregeld wat de staten vinden van het verplaatsen van bedrijven en het
Mevrouw Humalda-Blok (VVD): U zit namens de staten in het bestuursplatform en u weet als geen ander wat er leeft. U zult niets entameren dat de staten niet wenselijk achten. De grote kaders worden vastgesteld, maar daarnaast houdt u zich in een bepaald opzicht ook bezig met de prioritering. De heer De Jong (PvdA): Iedereen kan daar een mening ventileren. De gedeputeerde legt nu uit dat al die meningen er in feite niet toe doen. Het kader is het masterplan en verder gaat het bestuursplatform niet. Wij zullen er op een andere manier voor moeten zorgen dat onze mening over het voetlicht wordt gebracht. Mevrouw Humalda-Blok (VVD): De heer De Boer blijft gedeputeerde, in welk orgaan hij ook zitting heeft. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat laatste is waar. Ik ben het er niet mee eens dat de meningen in het bestuursplatform er niet toe doen. De heer De Jong (PvdA): Er is geen directe link tussen de investeringsplannen
PS 17 februari 2003
93
eventueel bouwen van woningen op bedrijventerreinen. Volgens dat kader wordt ook door de RON gewerkt. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Ik ben het er niet mee eens dat wij dit bij het streekplan vaststellen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het is wel zo. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Het bouwen van woningen op grond die vrijkomt na het verplaatsen van bedrijven is zeker goedkoper dan ICT. Dit principe komt dan in het gedrang en dat is een zeer kostbare zaak. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): U kunt dit straks bij de behandeling van het streekplan uitspreken. De RON gaat niet over dit soort ontwikkelingen en het bestuursplatform ook niet. Dat is een zaak van de staten. De heer Kruijmer wil dat er jaarlijks geëvalueerd wordt. Er is sprake van verslaglegging via het deelnemingenverslag en via het jaarverslag. Op die manier komt het beleid van de RON ieder jaar aan de orde. Je kunt dit een evaluatie noemen. Het gaat mij echter veel te ver om ieder jaar aan de hand daarvan te besluiten of wij ermee doorgaan of niet. Wij hebben de RON opgericht en wij hopen dat zij de kans krijgt om goede dingen te doen. De staten kunnen altijd zeggen dat het beleid anders moet. Als het niet goed gaat, komt vanzelf de vraag aan de orde of de RON gehandhaafd moet worden. Wij zijn dus tegen het amendement van de heer Kruijmer. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): In mijn amendement stel ik voor, de opzegtermijn op twee jaar te stellen. Amsterdam gaat uit van zes jaar. Dat vind ik redelijk lang. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Een NV die nu pas een investeringsfonds krijgt, moet je natuurlijk ook de ruimte geven om zich waar te maken. Als je werkelijk met de RON de
PS 17 februari 2003
markt op wilt, kun je niet al na een jaar wegens onvoldoende resultaten eruit stappen. Dan heeft de RON geen eerlijke kans gehad. Eerlijk gezegd, vind ik ook zes jaar een beetje kort. Ook hier is sprake van een middenweg. Mevrouw Zeeman is het ermee eens dat de RON op afstand wordt geplaatst. Het is inderdaad van belang dat wordt ingezet op intensivering en herstructurering. Er zijn vijf commissarissen, inclusief de presidentcommissaris. De staten en Amsterdam benoemen een commissaris. Samen hebben de staten en de gemeenteraad van Amsterdam de president-commissaris benoemd. Drie van de vijf commissarissen hebben dus op een of andere manier een band met de provincie en met de gemeenteraad. De gewenste invloed is er wel. Onze commissaris is harte bereid om regelmatig verslag te doen van de activiteiten van de RON in een commissie. Ik denk dat dit buitengewoon verhelderend kan werken. De voorzitter: Over de voordracht, moties en amendementen wordt later op de dag gestemd. Ik wijs de staten erop dat het addendum van de gemeente Amsterdam inmiddels deel uitmaakt van de voordracht. 16.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het Bibliotheek beleidsplan (zie bijlage 23).
Mevrouw Zeeman (CDA): Voorzitter. De noodzaak om te vernieuwen wordt door de CDA-fractie onderschreven. De basis ervoor is gelegd in het koepelconvenant Herstructurering bibliotheekwerk van december 2001. De provincie heeft haar regierol voortvarend opgepakt en daarvoor verdient zij een compliment. Er zijn echter nog enkele knelpunten. De omvang van de basisbibliotheek is nog onduidelijk. Zijn hiervoor 35.000 of 150.000 inwoners nodig? Wij juichen de komst van de jaarplannen toe, maar wij maken ons zorgen over het tempo van het veranderingsproces. Daarvoor zijn de jaren 2003 en 2004 nog in beeld. Laten wij
94
niet te krampachtig omgaan met de termijnen. Daarmee pleit de CDA-fractie niet voor een langdradig en onoverzichtelijk lang traject, maar wel voor een werkbaar tempo dat de deelnemers kunnen bijbenen; de weg van de geleidelijkheid dus. De CDA-fractie vraagt aandacht voor de kleinere gemeenten in relatie tot grote gemeenten en de provincie. Ook bij een gelijkblijvend budget zijn de financiën ontoereikend om én de omvorming én de grotere mate van automatisering te realiseren. De financiële kant van de basisbibliotheek is nog allerminst duidelijk. Juist de financiën zijn een onmisbare schakel in het geheel van de vernieuwingsimpuls. Blijven de kleine gemeenten bereid om mee te betalen aan een basisbibliotheek in de regio? Het personeel dient een hoger opleidingsniveau te hebben en ook dat werkt kostenverhogend. De beoogde verdere invoering van de automatisering vraagt enorme investeringen. Volgens het CDA moet er evenwicht blijven tussen de vaste medewerkers en de vele vrijwilligers. In het licht van alle wijzigingen moet het werk in de bibliotheek ook voor de vrijwilliger leuk blijven. In de commissie ZWC gaf gedeputeerde Neef aan dat het een gezamenlijk proces is en niet een proces van de provincie met anderen. Dat sprak ons aan. Laten wij dat vasthouden, ook in het tempo waarin een en ander gerealiseerd moet worden. Dit is niet ingegeven door de angst voor het vernieuwingsproces maar veeleer door de realiteit waarmee wij bij het bibliotheekwerk in alle uithoeken van onze provincie rekening moeten houden. De verbouwing is begonnen, maar de verkoop gaat gewoon door. Laten wij oog hebben voor de motivatie van de medewerkers. Die motivatie is er nu volop en die blijft nodig om het doel te bereiken. Het veranderingsproces moet immers gestalte worden gegeven door de medewerkers. Mede namens de fractie van de VVD dien ik een motie in op dit punt. In de voordracht wordt als doel aangegeven een samenhangend en fijnmazig netwerk van basisbibliotheken. Maar in het besluit onder 1 is het begrip
PS 17 februari 2003
"fijnmazig" weggevallen. De CDA hecht bijzonder aan dit begrip. Ons verzoek is dan ook om de fijnmazigheid expliciet in het besluit op te nemen. Tot slot sluit ik mij aan bij het voorwoord van de heer Neef in de voordracht. Laat de weg naar de top niet eenzaam en kil worden, maar zorg op de tocht naar boven voor voldoende rust voor herstel, voor genoeg proviand en houd de stemming goed. Motie 16-1 Door de leden Zeeman, Akkas, Van Ierschot-de Keulenaar, Van GaalenHaanstra, Raasveld en Koning-Zijp wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; kennis genomen hebbend van: - de voordracht van gedeputeerde staten; - het bibliotheekplan Noord-Holland; - de correspondentie van de Stichting Overleg Openbaar Bibliotheekwerk NoordHolland d.d. 30 december 2002 ; ProBiblio d.d. 30 december 2002 en de brief van medewerkers van diverse bibliotheken in West Friesland d.d. 17 december 2002; van mening dat een aantal zaken met betrekking tot de vernieuwingsimpuls bibliotheekwerk nog onzeker zijn, maar voor het welslagen van het proces van eminent belang zijn. Te noemen zijn: - de positie van de kleine gemeenten; - de omvang van de basisbibliotheek; - de financiële middelen; - het tempo waarin zich de omvorming dient te voltrekken; roepen het college van gedeputeerde staten op: - in het kader van zijn regierol alles in het werk te stellen om het proces van verandering te doen slagen; - alle participanten de gelegenheid te bieden deel te blijven nemen aan het overleg, zonodig met bijstelling van het tempo; - aandacht te schenken aan met name de positie van kleine gemeenten;
95
- oog te blijven houden voor de medewerkers en vrijwilligers in het veld; - en zo spoedig mogelijk een gedegen financiële onderbouwing te leveren, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Boelhouwer (SP): Voorzitter. Ik twijfelde even of ik nog wel naar het spreekgestoelte zou wandelen. Mevrouw Zeeman heeft eigenlijk alles gezegd wat ik had willen zeggen. Na de commissievergadering over dit plan had ik een redelijk goed gevoel. Ik kreeg de indruk dat ook de gedeputeerde wilde dat alles in goed overleg zou verlopen en dat niets zou worden opgedrongen. Ik vond het vervelend dat ik vlak daarna een brief uit Wognum kreeg waarin verschillende bibliotheken aangaven niet te weten wat er staat te gebeuren. Het lijkt een angstig avontuur omdat er nog zo weinig vaststaat en er met getallen gegoocheld wordt. In het besluit staat het woord "streefbeeld". De SP is bereid, voor dit plan te stemmen, maar dan moet het ook echt om een streefbeeld gaan en niet om een korset dat de bibliotheken straks omgeregen wordt. Het is hooguit een oprekbaar korset, maar zeker geen korset van metaal. Wij stemmen alleen voor het plan als het streefbeeld gedurende de periode aangepast kan worden aan de ontwikkelingen. Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): Voorzitter. Er ligt nu ter besluitvorming voor een zeer ambitieus plan ter vernieuwing van de openbare bibliotheek. In het koepelconvenant is na de ondertekening door OC&W, IPO en VNG veel werk verzet. Er wordt ingezet op een organisatieomslag gericht op een netwerkorganisatie met kwaliteit als principe. De cliënt, de gebruiker staat centraal. Het gaat daarbij om het versterken van de bestuurlijke betrokkenheid van overheden, om de bibliotheek ook in de toekomst een centrale plaats te geven in de publieke informatievoorziening. Tevens zijn er
PS 17 februari 2003
afspraken gemaakt over de verschillende rollen van de overheden. De grootste rol is weggelegd voor de gemeenten. Zij treden op als opdrachtgever van hun bibliotheken en zij stimuleren de vorming van nietvrijblijvende samenwerkingsverbanden. De rol van de provincie is die van coördinator en regisseur. Zij treedt in overleg met de daartoe geëigende organen. Dit overleg betreft vernieuwing, schaalvergroting, samenwerking en kwaliteitsverbetering met het oog op een fijnmazig, samenhangend netwerk van bibliotheken, ondersteund door de provincie. Aan al die ambities willen wij niets afdoen, ook niet aan de visie die ten grondslag ligt aan dit veranderingsproces. Wij plaatsen echter wel enkele kanttekeningen. Er is een cruciale rol weggelegd voor de gemeenten. Zij worden geacht in de toekomst minimaal dezelfde financiële inspanning te leveren als zij tot nu toe gedaan hebben. Zij dragen op dit moment 95% van alle kosten van de bibliotheken. Uit het jaarverslag en de rekening 2001 maak ik op dat er enorme verschillen tussen gemeenten zijn. Ik beperk mij tot de 45 bibliotheken waarvan de directievoering door ProBiblio wordt gedaan. De bijdragen variëren van 6,62 euro per inwoner in Graft/De Rijp tot 2,01 euro in Weesp. Continuering van deze verschillen kan tot grote problemen leiden. Een andere zorg is de menskracht die ingezet kan worden bij kleinere gemeenten, zowel bestuurlijk als ambtelijk. In een van de nieuwsbrieven van de bibliotheekbesturen heeft gestaan dat het personeel de motor is van de verandering. Populair gezegd: als er geen brandstof is, loopt de motor helemaal niet. Er moet draagvlak voor verandering gecreëerd worden. Kleinere bibliotheken pleiten op dit moment al voor een forse bijdrage in de kosten van de omslag, met name voor scholing. Ik vraag daar nu de nodige aandacht voor. De kleinere bibliotheken in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners denken in de knel te komen omdat zij veel met vrijwilligers werken. Op dit moment is er landelijk nog geen overeenstemming over de positie van de vrijwilligers. Voor veel kleinere gemeenten zijn de vrijwilligers de kurk waar de bibliotheek op drijft. Dit punt behoeft
96
bijzondere aandacht, mede gelet op de financiële inspanning die nodig is voor ondersteuning van het veranderingsproces. In het plan wordt op een verdekte manier gepleit voor het verder professionaliseren van de organisatie. Wij maken ons ongerust over de fijnmazigheid. De gemeenten moeten hun financiële inspanningen ter zake verhogen. Ik wijs erop dat dit onderwerp op de gemeentelijke begroting moet concurreren met vele andere zaken. Ik denk dat wij ons hier terecht ongerust over maken. Voor de omslag in de automatisering zijn ook de financiën niet beschikbaar. Het werkgeverschap dat nu nog is ondergebracht bij ProBiblio mag niet overgaan op de basisbibliotheken voordat volstrekt helder is welke structuur gehanteerd wordt. Het is de bedoeling dat een en ander wordt opgeschaald tot grotere eenheden van 40 tot 60 formatieplaatsen. Is de gedeputeerde bereid, het tempo van verandering aan te passen, zoals in de door mevrouw Boelhouwer genoemde brief wordt verzocht? De grote onzekerheid over dit noodzakelijke veranderingsproces betreft de financiën. Ik wijs op het rapport "Open poort tot kennis" van de commissie-Meijer en het daarbij gevoegde onderzoek. Hieruit blijkt dat de bibliotheken de komende jaren te maken krijgen met een structurele kostenverhoging van 19%. Daarnaast moet er nog een incidentele impuls gegeven worden. De voorzitter van de stuurgroep, de heer Franssen, heeft bij de informateurs al de claim neergelegd dat in deze periode 204 mln euro extra nodig is. Dit is geen gering bedrag en wij weten dat de lokale overheden dit geld niet hebben. Wij steunen de gedeputeerde in zijn streven naar een samenhangend netwerk van basisbibliotheken. Wij willen de middelen die de provincie nu voor de verandering ter beschikking stelt, ook in de volgende jaren inzetten. Wij stemmen in met de regierol van de provincie. Als de gedeputeerde echter op enig moment tot het inzicht komt dat dit veranderingsproces tot grotere financiële inspanningen van de provincie leidt, willen
PS 17 februari 2003
wij aan de hand van de dan bekende gegevens een nieuwe afweging maken. Tevens willen wij dat de wetenschappelijke functie op het huidige niveau gehandhaafd wordt en dat daarvoor dezelfde middelen beschikbaar blijven. Mevrouw Zeeman heeft inmiddels onze gezamenlijke motie ingediend. Wij zetten in op een spoedige financiële onderbouwing. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. In de commissie hebben de leden ingestemd met het voorgestelde traject, maar zij hebben daarbij tevens aangegeven angst te hebben over het tempo en de financiering. Het geheel is gestart met het convenant tussen IPO en VNG, dat op de valreep is getekend vanwege de terughoudende gemeentelijke inbreng. Men vroeg zich af waarom tot structuurverandering moest worden besloten voordat de daarvoor benodigde middelen beschikbaar waren. Desalniettemin hebben de gemeenten uiteindelijk besloten om te tekenen omdat zij ervan overtuigd waren dat de kwaliteitsverbetering noodzakelijk was. Daarbij ging het ook om vergroting van de samenwerking, verbetering van de vraaggerichtheid en schaalvergroting. Voor alle partijen was het duidelijk dat wanneer er niets gedaan werd, het alleen bergaf zou gaan met het bibliotheekwerk. Ik neem natuurlijk de waarschuwingen serieus. Ik heb er een hekel aan om met het vaandel een bepaalde weg in te slaan terwijl het orkest een andere route kiest. De provincie moet haar regierol waarmaken. Zij heeft overigens daarnaast een eigenstandige rol ten opzichte van ProBiblio. Iedereen was blij met de voortvarendheid waarmee het grote kader is vastgesteld. Dat is overigens nog redelijk open. In de jaarplannen zal de precisering gestalte krijgen. Ik kan nog niet toezeggen dat het volgende jaarplan zal worden voorzien van een financiële vertaling. De brief van Franssen was niet voor niets aan het kabinet gericht. In feite werd hiermee uiting gegeven aan de oorspronkelijke gedachte bij het afsluiten van het convenant: wij zijn een proces begonnen zonder dat de financiële dekking duidelijk
97
is. Ik kan daar ook geen dekking voor vinden. Het is van de zotte als NoordHolland dat geld voor zijn rekening zou nemen, maar dat wil mevrouw Van Gaalen ook niet. Er zijn inderdaad verschillen tussen de gemeentelijke inspanningen. Wij hebben in dit proces met nadruk aan alle partijen gevraagd om de hoeveelheid geld hiervoor te handhaven. De provincie zet de komende jaren ook hetzelfde bedrag hiervoor in. Hetzelfde volume blijft dus beschikbaar voor het bibliotheekwerk, in welke herordening dan ook. De WestFriese gemeenten hebben dit overigens ook onderschreven. Ik was wel een beetje verbaasd op het papier van ProBiblio een brief te krijgen waarin men zich angstig afvroeg of het tempo niet te hoog was. Men is er zelf bij. De provincie bepaalt het tempo niet. Wij hebben gesprekken gevoerd met alle 13 gemeenten per regio en het tempo is in gezamenlijk overleg bepaald. Ik ben mij ervan bewust dat veel bibliotheken voor 90% afhankelijk zijn van vrijwilligers. Het opleggen van een mooi modelletje leidt dan tot niets. Belangrijk is echter wel dat het tempo erin blijft en dat men niet afhankelijk is van de langzaamste. In dat geval krijgen wij te maken met een proces dat niet vooruit te branden is. Wij hebben bijvoorbeeld de bedenkingen uit de Beemster gehoord. Men heeft daar een kleine bibliotheek met veel vrijwilligers. Ook daar moet men het traject kunnen volgen. Wij doen geen uitspraken over het inwonertal want het gaat om maatwerk. In de rapporten komt men tot de conclusie dat er idealiter sprake moet zijn van één bibliotheek op minimaal 85.000 inwoners. Wij hebben nergens een minimumnorm vastgelegd. De fijnmazigheid krijgt gestalte via de filialen en openingstijden. In grote lijnen deel ik de zorg over de financiën. De ambities in het tweede jaar moeten gebaseerd zijn op de huidige financiën, ook al liggen er claims van VNG en IPO in het kader van de kabinetsformatie. Wij moeten hopen dat een en ander niet verloren gaat in een bezuinigingsoperatie. Het lijkt mij een illusie dat wij 204 mln. krijgen. De provincie heeft de regierol niet naar zich toegetrokken, maar heeft deze
PS 17 februari 2003
gekregen. Wij krijgen 65.000 euro om dat proces verder te begeleiden. Blijkbaar hebben VNG en IPO er voldoende vertrouwen in dat zij dit samen kunnen trekken. Ik heb de motie nog niet kunnen bestuderen, maar ik heb niet het idee dat er iets meer wordt gevraagd dan het huidige beleid van het college is. Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): Voorzitter. Op 20 januari is de beschikking voor 2003 uitgekomen. Landelijk stelt de rijksoverheid 5,5 mln beschikbaar voor het proces. De verwachting is dat dit bedrag ook voor 2004 beschikbaar komt. Gelet op het gewenste tempo moet er meer geld en meer duidelijkheid komen in het kader van de begroting 2004. Mevrouw Zeeman (CDA): Voorzitter. De gedeputeerde concludeerde terecht dat wij akkoord gaan met het traject. Ik ben blij dat hij aandacht heeft voor onze zorg over het tempo en de financiering. Wij hebben meer zorg dan angst. De provincie moet haar bijdrage leveren en de andere partijen blijven herinneren aan hun verplichtingen. Ik blijf mij er zorgen over maken of de kleine gemeenten - met minder dan 30.000 inwoners - hun bijdrage zullen leveren. Op welke termijn kan de financiële onderbouwing, inclusief rijksmiddelen, gepresenteerd worden? De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Als er geen geld bijkomt, zullen wij het ambitieniveau moet aanpassen. De verhoging van de kwaliteit - met name de opleiding - leidt tot kostenverhoging. Wij zullen het tempo daaraan moeten aanpassen. De ambities waren redelijk hoog. Iedereen heeft de noodzaak van dit traject onderschreven. Wij moeten het proces voortzetten en wachten op financieel betere tijden. Wij willen zeker niets forceren als de dekking niet geregeld is. Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): Ik hoor u graag zeggen dat de provincie niet overgaat tot voorfinanciering. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Dat is volstrekt niet aan de orde. Daar bent u trouwens zelf bij. De staten
98
hebben het budgetrecht. Ik heb tegen de gemeenten gezegd: ik zal de staten vragen om meerjarig hetzelfde budget ter beschikking te stellen, als 65 gemeenten dat ook doen. Met het bestaande volume kunnen wij dan meer dan nu. Dat is de eerste winst. Als er daarna geld bijkomt, is dat mooi meegenomen. Geld en plannen horen nadrukkelijk bij elkaar. Ik heb goed gehoord dat er geen sprake is van angst voor het tempo, maar dat men zich er zorgen over maakt. Als wij de langzaamste een beetje optillen, dan houdt deze de troep wel bij. In de regio, waar allerlei partijen hun eigen tempo bepalen, proberen wij het geheel helder te houden. In het jaarplan maken de staten de keuzes inzake de financiering. De provincie moet haar eigen verantwoordelijkheid voor ProBiblio zodanig vormgeven dat dit tijdens de verbouwing maximaal nut oplevert. Mevrouw Zeeman (CDA): Gelet op de tekst van de voordracht lijkt mij de fijnmazigheid voldoende gewaarborgd. Ik ben blij dat gedurende het veranderingsproces niet ineens een gebrek aan geld geconstateerd kan worden waardoor bepaalde ontwikkelingen verloren gaan.
orde geweest om niet in te gaan op een verzoek van de gemeente Bussum om de ontwikkeling van een zwem- annex therapiebad in aanmerking te laten komen voor FINH-steun. Daar is vele uren over vergaderd. Vooral de bijeenkomst met de gedeputeerde die nu even voorzitter van de staten is, was een dieptepunt. Er werd een uur lang over niets gesproken. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Dat was dan toch een andere commissie. De heer Poelmann (D66): Inderdaad, de vergaderingen met u waren buitengewoon instructief en helder. Het lag overigens niet aan mevrouw Klijn, dat moet ik er voor de duidelijkheid wel bij zeggen. Voorzitter. Gedeputeerde Neef heeft in de commissie aangegeven dat hij een duidelijke instructie van de staten wil om met dit project verder te gaan. Dit heeft geleid tot de motie die ik straks zal indienen. Het is niet de bedoeling van de indieners dat de provincie zwembaden ondersteunt, maar er is veel te zeggen voor een therapiebad. Wij zijn het erover eens dat er sprake is van een regionale functie. Motie 16A-1
De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Het gaat om fijnmazigheid in de zin van een zo groot mogelijk bereik. Sommige doelen met dit begrip op de bestaande situatie, maar dat is niet altijd het uitgangspunt. Het gaat om een groot bereik in een zo nabij mogelijke omgeving. Wij zullen geen oude schoenen weggooien voordat wij nieuwe hebben. De voorzitter: De besluitvorming over dit agendapunt vindt later op de dag plaats. 16A.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het FINH-project zwembad Bussum (zie bijlage 18).
Voorzitter: Klijn De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Enige weken geleden is in de commissie ZWC het voorstel van het college aan de
PS 17 februari 2003
Door de leden Poelmann, Bruijn, Zeeman, Bruystens, Kruijmer, Boelhouwer, Prins en Bezemer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003 in Haarlem; gehoord de discussie over voordracht 18 inzake motie 70-26 m.b.t. zwembad Bussum; van mening dat de regionale functie van het zwembad en van het therapiebad door betrokkenen afdoende is aangetoond, waarmee het voorstel in aanmerking kan komen voor een financiële ondersteuning, zo mogelijk vanuit het Fonds investeringen Noord-Holland, zo niet, dan vanuit de algemene middelen;
99
constaterende dat de financiële onderbouwing van het voorstel van de gemeente Bussum door het later toevoegen van de functie therapiebad nog niet adequaat is uitgewerkt; verzoeken het college van GS de gemeente Bussum in de gelegenheid te stellen een gedegen financiële onderbouwing van de plannen te leveren; verzoeken het college, vanuit bovenstaande positieve grondhouding, een nader voorstel aan provinciale staten voor te leggen, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. In de commissie ZWC is al veel over dit onderwerp gezegd. Wij praten niet meer over de aanvraag voor een financiële bijdrage van Bussum voor alleen een zwembad, maar voor de combinatie van een zwembad en een therapiebad. De commissie ZWC was unaniem overtuigd van de regionale functie van het project en van de brede structurele behoefte eraan. Er is een scala aan gebruikers te noemen: zwemmers, jong en oud, zowel recreatief als in competitieverband, minder mobiele ouderen, gehandicapten, personen met reuma en spierziekten enzovoorts. Door de toenemende vergrijzing in de Gooi en Vechtstreek - die overigens naar verhouding al hoog is - zal de behoefte aan een therapiebad alleen maar verder stijgen. Mijnheer de voorzitter. Er wordt wel eens naar voren gebracht .... De voorzitter: Op dit moment zit een vrouw de vergadering voor. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. Er wordt wel eens naar voren gebracht dat GS autonoom zijn in het toekennen van een bijdrage uit het FINH. Er is zeker geen juridische binding aan een subsidieverordening. Op het terrein
PS 17 februari 2003
van ZWC zijn vele projecten gerealiseerd, met of zonder beleid, als uitzondering of niet als uitzondering. Dat is verder niet interessant. Er zijn bijdragen gegaan naar theaters, kunstijsbanen, een wielerbaan, het Jan van Galen-bad en molens. Nu er zoveel gerealiseerd is, zijn GS ook niet meer autonoom in hun beslissing. Er is geen juridische maar wel een morele binding ontstaan met het uitgangspunt om de FINH-gelden op dit terrein op een evenwichtige manier te verdelen. Om deze reden heb ik vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling een motie ten aanzien van het zwembad in Bussum ingediend. De burgers c.q. de gemeenten verwachten dat wij overeenkomstig dit uitgangspunt zullen handelen. De commissie ZWC heeft dan ook positief geadviseerd. Het project zwem- en therapiebad verdient de financiële steun van de provincie. Op basis van globale berekeningen en vergelijkingen vraagt Bussum om een bijdrage van 2 mln. Hoewel een dergelijke bedrag voor mij redelijk en acceptabel is, kunnen wij natuurlijk op grond van globale berekeningen geen geld toekennen. Bussum zal eerst een gedetailleerde berekening van een uitvoeringsgereed plan moeten laten zien en dan kunnen wij concrete besluiten nemen. Het bovenstaande is in de breed gesteunde motie verwoord. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Mevrouw de voorzitter. Wij behoorden tot de indieners van de motie-Kruijmer en wij zijn in het gehele overlegcircuit, onder andere in de commissie ZWC, niet van standpunt veranderd. Het voorstel voor het zwembad sluit naadloos aan bij de criteria die zijn toegepast bij het Jan van Galenbad met voorzieningen voor gehandicapten, zieken en ouderen. Ook het Gooi heeft recht op een dergelijke ondersteuning om de leefbaarheid voor probleemgroepen en ouderen te verbeteren. Uit de cijfers blijkt dat dit bad een uitgesproken regionaal karakter heeft. Dit geldt trouwens voor elk zwembad buiten de grote steden. Wij hebben de motie met voldoening ondertekend.
100
De heer Prins (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Poelmann, die het heel mooi heeft verwoord. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. In de commissie is hier het nodige over gezegd. In het verleden zijn ook enkele moties op dit punt ingediend. Ik heb de breed ondertekende motie waarin voor dit initiatief gepleit wordt nog niet onder ogen gehad. De motie is inderdaad ingediend naar aanleiding van de discussie in de commissie ZWC. Ik vind het niet zo relevant wat er in de commissie FSB over gezegd, omdat er nog geen voorstel lag. De meerderheid van de commissie ZWC heeft erkend dat het een regionaal project betreft. Dat is overigens bloedlink in het kader van de precedentwerking. De heer Bruystens heeft terecht gezegd dat ieder zwembad met een behoorlijk bezoekersaantal in een kleine gemeente een regionale functie heeft. Ik verheug mij over de uitspraak van de heer Poelmann dat het niet de bedoeling is om via deze weg zwembaden te subsidiëren. Er zijn nogal wat gemeenten met de ambitie, een warme tobbe te realiseren. Een warme tobbe is overigens nog geen therapiebad. Ik zeg dit omdat wij niet al te enthousiast iets moeten overnemen wat er nog niet is. Ik heb goed gehoord dat er een uitvoeringsgereed en terdege onderbouwd plan door de gemeente Bussum moet worden ingediend, dat als een normaal FINH-project zal worden beoordeeld. Het regionale aspect valt niet te ontkennen, maar het therapeutische element was niet eens onderdeel van het voorstel. Dit is er later bijgekomen. Ik vermoed geen kwade trouw, maar ik wijs er wel op dat dit aanvankelijk geen onderdeel was van het voorstel. Om die reden handhaven GS hun voorstel. Mocht de gemeente Bussum onverhoopt met een goed plan komen ... De heer Poelmann (D66): Onverhoopt? De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Men moet erover nadenken of er wel een dergelijk plan ingediend moet worden als het therapiegedeelte niet meer
PS 17 februari 2003
is dan een bad. De vergelijking met het Jan van Galen-bad gaat niet helemaal op. Daar wordt door een therapeutische instelling gewerkt. Bij Bussum lijkt dit niet het geval te zijn, omdat het bedrijf dat behoefte aan een therapeutisch bad heeft, een eigen bad heeft. Er is in de gehele provincie behoefte aan warme baden, gelet op de toenemende vergrijzing. Dat is op zichzelf prima. Of een en ander ook een therapiebad genoemd kan worden, zal moeten blijken als Bussum een aanvraag indient. In het GS-voorstel staat dat wij alleen maar meedenken over het deel dat de functie van een zwembad te boven gaat. Ik zie uit naar de motie, maar gezien de ondertekening lijkt het mij het beste als het college haar overneemt. De voorzitter: De stemmingen zullen plaatsvinden aan het eind van de vergadering. 17.
Aan de orde is het initiatiefvoorstel van de fractie van de SP tot instelling van een Speeltuinfonds en het aanstellen van een consulent (zie bijlage 13).
Mevrouw Boelhouwer (SP): Voorzitter. Ik heb begrepen dat de meeste partijen door hun spreektijd voor dit deel van de vergadering heen zijn. Ik stel prijs op een behoorlijke behandeling van ons voorstel en daarom vraag ik om de agendapunten 17 en 18 naar de volgende vergadering te verplaatsen. De voorzitter: De staten vergaderen niet meer in deze samenstelling. Dus die punten kunnen dan pas in april aan de orde komen. Mevrouw Boelhouwer (SP): Ik heb geen behoefte aan een ja/nee-verhaal en daarom kies ik voor de vergadering van april. De voorzitter: Deze staten hebben een besluit genomen over de agendering. Er is geen zekerheid dat de nieuwe staten dit voorstel zullen overnemen. Mevrouw Boelhouwer (SP): In dat geval heb ik weinig keus.
101
De voorzitter: Ik verzoek u, achter de collegetafel plaats te nemen. De heer Prins (GroenLinks): Voorzitter. Wij wijzen dit voorstel om inhoudelijke redenen af. In de commissie is dit al besproken. Speeltuinen zijn vooral een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het voorstel tot het aanstellen van een provinciale consulent is niet meer dan een papieren tijger. Gemeenten zien zo'n man of vrouw al langskomen met adviezen. Het voorstel is goed bedoeld, maar niet goed doordacht. Voorzitter: Borghouts De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Namens GS heb ik niets aan de voordracht toe te voegen. Het is niet dat wij het voorstel niet op de agenda willen, maar wij zijn van mening dat een speeltuinconsulent desgewenst via onze steunfuncties geregeld kan worden. Overigens is dit een gemeentelijke aangelegenheid. Mevrouw Dijksteel (PvdA): Wij hebben een brief ontvangen van de landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie. Heeft de gedeputeerde deze brief beantwoord? De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): In de brief staat hetzelfde als wat naar voren is gebracht door de inspreker tijdens de commissievergadering. Wij hebben daar verder niet op gereageerd anders dan de verwijzing naar onze steunfunctie-instelling. De heer Vis (VVD): De SP gebruikt in een tussenzin geen rationeel, maar een emotioneel argument. Het zou zo slecht gaan met de speeltuinen omdat buitenlanders geen lid willen worden van speeltuinverenigingen en overigens vreemd zijn met het verenigingsleven. Ik neem aan dat mevrouw Boelhouwer die zin terugneemt. Mevrouw Boelhouwer (SP): Voorzitter. Ik kom straks op uw opmerking terug, mijnheer Vis.
PS 17 februari 2003
Het is jammer dat er zo weinig steun komt uit de staten voor dit voorstel. In de commissie heb ik al gezegd dat het preadvies zich alleen richt op de inleiding over de speelruimte. GS komen niet verder dan dit begrip en gaan niet in op het eigenlijke voorstel, namelijk de speeltuinen. Het is waar dat de provincie planologische activiteiten ontwikkelt ten aanzien van de speelruimte. Op het gebied van speeltuinen doet zij echter niets. Ik vind het vreemd dat wordt aangevoerd dat dit geen provinciale taak is. In minstens zes provincies denkt men daar anders over. GS vinden deze provincies waarschijnlijk dommer, maar ik vind ze slimmer. Zij zijn in ieder geval meer solidair. Ik vind het kwalijk dat GS in reactie op mijn opmerkingen niet alsnog bereid zijn om te bezien of de speeltuinen er in het beleid wel goed afkomen. Bij de commissiebehandeling was een vertegenwoordiger van de landelijke speeltuinvereniging aanwezig en deze kon de gedeputeerde met feiten om de oren slaan. Men had nul op het rekest gekregen bij de steunfunctie-instelling omdat er geen ruimte was in het activiteitenprogramma. De gedeputeerde heeft hier niets mee gedaan. Hij heeft in de twee maanden tussen de commissiebehandeling en deze plenaire behandeling geen enkele poging gedaan om dit uit te zoeken. Dat vind ik een bewijs van slap gedrag. De afgelopen vier jaar overziende, heb ik het gevoel dat het college ten aanzien van voorstellen uit de staten een Berlijnse muur heeft opgeworpen. Het is moeilijk om enige voet aan de grond te krijgen. Het wordt eigenlijk alleen belachelijk gemaakt. Of statenleden zeggen dat zij aan dit soort rommel geen aandacht besteden of zij maken hun spreektijd op voordat er belangrijke zaken op tafel komen. De heer Vis heeft gezegd dat ik in een tussenzin heb opgemerkt dat wij vinden dat het met speeltuinverenigingen slecht gaat. Ik heb in de commissievergadering gezegd dat wij een enquête hebben gehouden en dat wij dit toen als antwoord kregen. Wij hebben
102
eenderde van de enquêteformulieren teruggekregen.
dat niet, u zegt dat. Mijn advies lijkt mij duidelijk.
De heer Vis (VVD): Ik zal het voorlezen, want wat u zegt, is niet juist. "Wel zien wij dat buitenlanders minder geneigd zijn, lid te worden van een vereniging. Dat is niet zo vreemd, want het verenigingsleven is voor hen vaak totaal nieuw, iets wat zij niet kennen in hun eigen land". Ik raad u aan om dat terug te nemen.
Mevrouw Boelhouwer (SP): Uit de enquête blijkt dat de speeltuinverenigingen in het algemeen wel geholpen worden door de gemeentes, maar dat zij structureel geld tekort komen. Behalve de SP vinden de gedeputeerde en alle overige partijen dat dit een gemeentelijke taak is. Ik snap dat niet. In het voorstel staat duidelijk dat men daar in andere provincies anders over denkt. Ik doe een beroep op de aanwezigen en hoop dat zij zich nog bedenken.
Mevrouw Boelhouwer (SP): Ik heb dit in overleg NUSO opgesteld. Zij hebben hier ervaring mee en hebben mij dit aangegeven. De heer Vis (VVD): Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat NUSO van oordeel is dat buitenlanders in hun eigen land geen verenigingsleven kennen. Mevrouw Boelhouwer (SP): Ik neem niks terug. Als u erover valt, wil ik er nog wel naar kijken. De heer Vis (VVD): Ik raad u dat aan. Het is een absurde opvatting en klinkklare onzin, maar het is ook bijzonder stigmatiserend ten opzichte van buitenlanders. U zegt dat het slecht gaat met speeltuinverenigingen. Onderzoek kan heel goed zijn, maar u noemt naast de beleidsafwegingen inzake het aantal parkeerplaatsen, groen en opvattingen over ruimtelijke ordening, één menselijke overweging, namelijk dat buitenlanders geen verenigingsleven kennen en dat het daarom slecht gaat. Dat is niet goed. U gaat bijvoorbeeld niet in op wat mensen met speeltuinen hebben, andere keuzes die men maakt, de achterbankgeneratie en vergrijzing. Mevrouw Boelhouwer (SP): U vindt het stigmatiserend. Ik ben van Nederlandse afkomst, maar ik ben ook geen verenigingsmens. Ik ben ook niet lid van een vereniging. Ik ben daar niet bij betrokken. U maakt het stigmatiserend. De heer Vis (VVD): Nu breekt mijn klomp. Uw enige punt is dat buitenlanders geen lid van een vereniging worden. Ik bedenk
PS 17 februari 2003
In stemming komt het voorstel van het college. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, de PvdA en het CDA voor het voorstel hebben gestemd en die van de overige partijen ertegen, zodat het is aangenomen. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik verzoek u, de stemmen toch te laten tellen. De voorzitter: Ik constateer dat het voorstel met 27 stemmen voor en 3 stemmen is aangenomen. 18.
Aan de orde is het initiatiefvoorstel van de SP inzake voorzieningen gehandicapten (zie bijlage 29).
De heer Prins (GroenLinks): Voorzitter. Het voorstel van de SP betreft twee aparte voorzieningen voor gehandicapten in het jaar van de gehandicapten. Onze fractie was daar in de commissie al tegen. Het lijkt ons dat het jaar van de gehandicapten zich juist richt op integratie en emancipatie van deze groep en dat bestaande voorzieningen toegankelijk worden gemaakt voor gehandicapten. Een aparte manege voor gehandicapten lijkt ons daarmee in strijd. Het is ook geen beleid van de provincie om gehandicaptensport of -paardrijden te financieren. Ik kan uit eigen waarneming uit de dichte omgeving van de Willem Alexandermanege al minstens vijf maneges of paardenbakken aanwijzen die ook graag een provinciale
103
bijdrage willen hebben. In die zin is het voorstel van de SP ook willekeurig. Wij steunen het niet. Mevrouw Boelhouwer (SP): Bent u tevreden met het programma van de provincie voor de gehandicapten? Ik hoor u alleen over de twee projecten, maar wij waren niet tevreden met het programma voor het jaar van de gehandicapten. De heer Prins (GroenLinks): Wij hebben in de commissie ingestemd met dat programma, maar wij staan wel open voor andere zaken. Uw voorstel staat echter geheel haaks op het andere provinciale beleid. Ik denk dan aan de 80/20-verdeling in het sociaal beleid, het kader waarbinnen dit voorstel in eerste instantie is ingediend. Wij hebben afgesproken geen stenen, maar activiteiten te financieren. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Mevrouw Boelhouwer heeft gelijk dat de aanleiding voortkomt uit het sociaal jaarprogramma, waarvan de projecten terecht werden afgewezen. Er loopt nu nog een bezwaar- en beroepsprocedure bij de HAC. Deze projecten zijn vervolgens als voorbeeld, maar niet uitsluitend, verheven tot aanvullende projecten op het programma voor het jaar van de gehandicapten. Het programma, dat in samenspraak met de commissie tot stand is gekomen, is wat mij betreft niet limitatief. Als er nog ideeën opborrelen die binnen de beschikbare 2 ton gerealiseerd kunnen worden, wordt daar niet op voorhand "nee" tegen gezegd. In dit geval is het wat moeilijk om iets te honoreren wat is afgewezen in het kader van het sociaal jaarprogramma. Als het programma anderszins wordt ingediend, wordt het misschien alsnog gehonoreerd, maar dat wordt dan in de commissie besproken na uitspraak van de HAC. Mevrouw Boelhouwer (SP): Voorzitter. Ik houd toch nog mijn inleiding, omdat ik in de staten heb gehoord dat wij in dit voorstel de kerstgedachte belachelijk willen maken. Ik distantieer mij daarvan, want dat is niet onze bedoeling is. Onze bedoeling is om aan te tonen dat het door de provincie gepresenteerde programma
PS 17 februari 2003
van het jaar van de gehandicapten belachelijk en beledigend is ten opzichte van de gehandicapte Noord-Hollander. Als wij anderen beledigd hebben, omdat zij denken dat wij de kerstgedachte belachelijk hebben gemaakt, maak ik mijn excuses daarvoor, want dat is niet de bedoeling geweest. In het college heeft de mening postgevat dat wij het er niet mee eens waren dat de twee projecten niet werden gehonoreerd en dat wij om die reden dit voorstel hebben gedaan om toch nog subsidie ervoor te krijgen. Ik vind dat insinuerend en beledigend ten opzichte van de SP. Wij zijn geen drammerige club. De enige reden voor dit voorstel was het idiote voorstel om een programma te presenteren waarin de gehandicapte allerlei sportdagen krijgt aangeboden en op 31 december 2003 met niks achterblijft. Amsterdam heeft inmiddels ook een programma en daarin zitten precies dezelfde facetten, dus sportdagen, kunstmanifestatie en prijsvraag en dan houdt het op. Onze enige bedoeling van ons voorstel is om de inventiviteit van de statenleden te prikkelen door zelf met voorstellen te komen en in de vorm van een motie in te dienen. Het ging ons niet om deze projecten, maar om het idiote programma. Wij waren het er niet mee eens dat de twee projecten op grond van een artikel in een subsidieverordening werden afgewezen. Naar onze mening was daartussen geen relatie. Wij vonden het met name belangrijk dat de manege terugkwam in ons voorstel, omdat tijdens de commissiebehandeling van de subsidieverordening op basis waarvan dergelijke projecten worden gehonoreerd, andere partijen tegen de mensen van de manege hebben gezegd: in het jaar voor de gehandicapten kunnen wij misschien iets voor u doen. Wij vinden het van behoorlijk bestuur getuigen om die projecten terug te doen keren. Ik vind het kwalijk dat die partijen, en dat was niet de SP, uiteindelijk dit programma goedkeuren en in het jaar van de gehandicapten niets doen voor deze manege. Ik vind het jammer dat ik kennelijk geen steun krijg voor dit voorstel.
104
Het voorstel van het college wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fractie van de SP en de fractieKruijmer wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. 19.
Aan de orde is het voorstel van gedeputeerde staten inzake beleidsevaluatie Monumentenen Archeologiebeleid 1997-2002 van de commissie Beleidsevaluatie (zie bijlage 24).
De heer Poulie (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft met belangstelling het rapport van de commissie Beleidsevaluatie "Monumenten- en archeologiebeleid" gelezen. Alleen over het onderdeel ambitie en budget hebben wij nog een opmerking en een verzoek. Wij constateren dat er een aanzienlijke onevenwichtigheid bestaat tussen het provinciale ambitieniveau en het beschikbare budget om projecten te ontwikkelen en uit te voeren. Dat moet meer met elkaar in evenwicht worden gebracht. Dat kan door te kiezen voor een ruimere budgettering of voor het aanscherpen van de subsidiecriteria. In de cultuurnota wordt geen aanzet gegeven om het hiervoor geschetste probleem op te lossen. Daarom vragen wij GS, met een nieuw voorstel op dit punt te komen. Dat kan dan worden besproken in de nieuwe staten tijdens de behandeling van het voorjaarsbericht. Mevrouw Koning-Zijp (VVD): Voorzitter. Er is in de commissie al veel gezegd over dit beleidsplan. Ik zal niet in herhaling vervallen, maar de VVD-fractie heeft veel waardering voor dit onderzoek. Het is niet helemaal op het juiste moment verricht, maar dat is nu eenmaal zo en met dit resultaat zullen wij verder moeten. Het doet ons genoegen dat GS allerlei antwoorden hebben gegeven op de aanbevelingen. Dat stelt ons tevreden. Ik ga nog in op de opmerkingen van de heer Poulie over de ambities en de financiële voorwaarden. Ik vind het
PS 17 februari 2003
belangrijk dat hierover goed in de commissie wordt gesproken, want er is geld mee gemoeid. Ik vraag om aandacht daaraan te besteden en om met een goed voorstel te komen. Mevrouw Zeeman (CDA): Voorzitter. Door bij voorrang middelen beschikbaar te stellen voor onder andere de molens komen andere monumenten in het kader van de kanjerregeling tekort of in ieder geval in het gedrang. Wij willen over de knelpunten nog eens in de commissie spreken. Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Poulie om dat nog eens in totaliteit te bezien. Ik geef hiermee niet aan dat wij daar een zak met geld naast willen zetten, maar wij willen de consequenties nagaan van eerder ingenomen standpunten en weten wie er hoeveel tekort komt. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. De behandeling van het stuk in de commissie was zeker niet slecht. De hoofdlijn ten aanzien van de kwaliteit en het beoordeelde beleid was dat er of te veel beleid was of te weinig geld, zoals ook de heer Poulie naar voren bracht. Mevrouw Zeeman noemt het extra element dat er bij te weinig geld keuzes gemaakt moeten worden, waardoor er verdringing ontstaat. Mevrouw Koning stelt terecht dat een simpele slag op tafel voor vijf ton extra geen oplossing is voor het gesignaleerde probleem. Ik wil graag een voorstel aan de commissie doen, duaal of niet duaal, waarin gemotiveerd wordt aangegeven op welke onderdelen van het beleid de knelpunten zich voordoen. Voor het beleid is namelijk niet over de gehele linie te weinig geld, maar er is een tekort op onderdelen. Dit komt niet expliciet in het rapport naar voren. De heer Poulie vraagt om een nieuw voorstel te bespreken in het kader van het voorjaarsbericht. Ik kan toezeggen dat ik tijdig voor de begroting van 2004 een voorstel aan de staten zal doen toekomen, zodat zij een afgewogen oordeel kunnen vormen over de vraag of wordt doorgegaan op basis van de bestaande middelen of dat aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld, specifiek gericht op bepaalde doeleinden.
105
Mocht het voorstel toch in het kader van het voorjaarsbericht besproken kunnen worden, dan zal ik dat niet nalaten, maar anders zal dit worden toegezonden voor de behandeling van de begroting voor 2004, zodat een integrale afweging kan plaatsvinden. Mevrouw Koning-Zijp (VVD): Voorzitter. Ik herinner de heer Neef eraan dat in dit voorstel nadrukkelijk wordt gesproken over een revolving fund. Er kunnen dus leningen verstrekt worden. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): In het kader van het monumentenbeleid is een revolving fund gestart. Het Nationaal restauratiefonds moet daarvoor het initiatief nemen. Wij zijn nog in afwachting daarvan. Het is mogelijk om laagrentende leningen te verstrekken aan mensen in het bezit van een provinciaal monument. In deze beleidsnotitie staat dat er op verschillende onderdelen van het beleid discrepantie is tussen beleid en geld. Op dat punt kom ik met een notitie waarin wordt aangegeven dat het bij de gewone monumenten geen probleem is, maar misschien wel bij de kanjers of bij de molens. Wellicht ligt het bij archeologie weer anders, want dat behelst het gehele beleidsveld met aparte financieringsstroompjes. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 21.
Aan de orde is het voorstel van gedeputeerde staten inzake de herijking relatie met NV Afvalzorg (zie bijlage 27).
De heer Gök (GroenLinks): Voorzitter. In het provinciehuis woedt al jaren een discussie over de vraag of NV Afvalzorg wel of niet moet privatiseren. Gelet op de voordracht komt hier eindelijk een einde aan, althans dat hopen wij. GS stellen nu namelijk voor om Afvalzorg te handhaven als provinciaal nutsbedrijf. Dit is een juiste keuze. Een jaar geleden overwogen gedeputeerde staten nog om Afvalzorg te privatiseren. GroenLinks heeft zich altijd verzet tegen een mogelijke privatisering van Afvalzorg. Wij zijn dan ook erg blij met
PS 17 februari 2003
het voorstel. Begrijp mij niet verkeerd, wij zijn niet a priori tegen privatisering, maar als het om belangrijke nutsfuncties gaat, zoals water, elektriciteit, openbaar vervoer en afvalverwerking, zijn wij altijd duidelijk geweest, want ons antwoord is dan: nee. GS stellen één voorwaarde. De divisie recycling, beter bekend als Rutte, moet, indien mogelijk, worden afgestoten, want recycling behoort niet meer tot de kerntaak van NV Afvalzorg, aldus gedeputeerde staten. Dus wordt voor deze divisie gezocht naar een geïnteresseerde koper, terwijl gedeputeerde staten provinciale staten, en het in bijzonder GroenLinks, niet zo lang geleden nog hebben verzocht, het bedrijf Rutte te kopen. Dat stond toen bekend als een bedrijf dat voor veel milieuvervuiling en een enorme stankoverlast zorgde. De toen verantwoordelijke gedeputeerde drukte ons op het hart dat overname de enige mogelijkheid was om de milieubelasting, de omgevingsoverlast en de stank weg te nemen. En zie nu, zijn opvolgster vraagt ons nu, datzelfde bedrijf weer van de hand te doen. Eerst was het kopen en nu is het verkopen. Het kan verkeren. GS leggen eigenlijk verder niet goed uit waarom recycling niet meer een kerntaak van het bedrijf zou zijn. Wij zijn van mening dat, voordat tot verkoop van Rutte wordt overgegaan, de staten of de commissie Financiën geïnformeerd dienen te worden over de financiële en milieutechnische gevolgen van een eventuele verkoop van het bedrijf, zeker gerelateerd aan het flinke bedrag dat wij in 1997 hebben neergelegd voor de aankoop van Rutte. Wij vertrouwen onze gedeputeerde op haar woord en wij zijn bereid om akkoord te gaan met haar voorwaarden. Maar voordat wij Rutte verkopen, moeten wij toch minstens weten waar wij aan toe zijn. Hoe klein is de kans dat de provincie weer wordt geconfronteerd met milieuschandalen zoals voor de aankoop? Daarnaast is een financiële verantwoording van de aankoop tot aan de verkoop van Rutte op haar plaats. De provincie heeft er immers miljoenen guldens ingestoken. Wij gaan dus akkoord met het handhaven van Afvalzorg als provinciaal nutsbedrijf. Wij zullen vandaag voor de
106
GS-voordracht stemmen. Maar op het punt van een eventuele verkoop van voormalig Rutte stellen wij voor om eerst de commissie FSB te informeren over de financiële en milieutechnische gevolgen van een eventuele verkoop van het bedrijf voordat tot verkoop wordt overgegaan. In de aan de orde zijnde voordracht staat de eventuele verkoop niet specifiek geformuleerd. Een amendement is dus niet nodig, maar wij dienen op dit punt wel een motie in. Als de staten of de commissie toch positief adviseren, en dan op basis van gegevens, en er wordt overgegaan tot de verkoop van voormalig Rutte, zijn wij van mening dat gegarandeerd dient te worden dat de door de provincie behaalde kwaliteit ook door de nieuwe eigenaar wordt nagestreefd. Bij verkoop van het bedrijf mogen de omwonenden niet opnieuw te maken krijgen met milieuschandalen en stankoverlast. Gedeputeerde staten dienen erop toe te zien dat bij verkoop van het bedrijf duidelijke milieunormen worden gesteld waarbinnen het bedrijf kan opereren. Hiertoe dienen wij een motie in. Ook is de kans groot dat een eventuele verkoop van de divisie grote gevolgen zal hebben voor het huidige personeel, zo stellen GS in de voordracht. Daarom vragen wij het college, de belangen van de betrokken werknemers bij een eventuele verkoop zo goed mogelijk te behartigen en, indien noodzakelijk, door het opstellen van een sociaal plan veilig te stellen. Ook op dit punt dienen wij een motie in. Wij zijn blij dat de GroenLinksfractie in 1997 Afvalzorg het vertrouwen heeft gegeven. De wat langer zittende statenleden kunnen dit zich vast nog wel herinneren. De fractie van GroenLinks had toen tijdens de statenbehandeling de sleutel in handen, terwijl wij toen nog niet half zo groot waren als nu. Dat geeft wel aan hoe verdeeld de staten en het college toen waren. De argumenten van toen zijn niet meer actueel. Gelukkig maar, want dat betekent dat wij toen als fractie en als staten niet alleen een doorslaggevend, maar ook een goed besluit hebben genomen. Afvalzorg heeft ons vertrouwen niet beschaamd en heeft kort na de aankoop een einde gemaakt aan de
PS 17 februari 2003
milieuschandalen en het stankprobleem. Wij hebben in 1997 de juiste keuze gemaakt. Laten wij ervoor zorgen dat de milieuschandalen en de stankoverlast niet kunnen terugkeren. Wij moeten ervoor waken dat het bedrijf niet sluipenderwijs in een stinkend jasje wordt gehesen. Op dat punt is een belangrijke rol weggelegd voor gedeputeerde staten. Door de leden Gök en Beens-Jansen worden de volgende moties voorgesteld: Motie 21-1 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 en 17 februari 2003; gelezen voordracht 27 van Gedeputeerde Staten, waarin wordt voorgesteld om NV Afvalzorg te handhaven als provinciaal nutsbedrijf en de activiteiten binnen de Divisie Recycling (voormalig Rutte) af te stoten; constaterende, dat: - voor voormalig Rutte een koper wordt gezocht; - de aankoop van Rutte in 1997 de provincie Noord-Holland veel geld heeft gekost; - na aankoop en vóór verkoop van Rutte geen financiële verantwoording is afgelegd; - de milieutechnische gevolgen van een eventuele verkoop niet bekend zijn; stemmen in met het voorstel van GS om NV Afvalzorg te handhaven als provinciaal nutsbedrijf; dragen GS op, voordat tot een eventuele verkoop van voormalig Rutte wordt overgegaan, de statencommissie Financiën te informeren over de financiële en milieutechnische gevolgen van een dergelijke verkoop, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 21-1
107
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 en 17 februari 2003; gelezen voordracht 27 van Gedeputeerde Staten, waarin wordt voorgesteld om NV Afvalzorg te handhaven als provinciaal nutsbedrijf en de activiteiten binnen de Divisie Recycling (voormalig Rutte) af te stoten; constaterende, dat: - voor de activiteiten binnen de Divisie Recycling een koper wordt gezocht; - dit bedrijf voorheen zorgde voor veel milieuvervuiling en stankoverlast; - na aankoop van Rutte door de provincie Noord-Holland de milieubelasting, de omgevingsoverlast en de stank zijn geminimaliseerd; overwegende, dat: - bij een eventuele verkoop gegarandeerd dient te worden dat de door de provincie behaalde kwaliteit ook door de nieuwe eigenaar wordt nagestreefd; - bij verkoop van het bedrijf de omwonenden niet opnieuw te maken mogen krijgen met milieu- en stankoverlast; dragen GS op, - erop toe te zien dat bij verkoop van het bedrijf duidelijke milieunormen worden gesteld waarbinnen het bedrijf kan opereren, en - na verkoop het vergunningentraject van het bedrijf strikt te handhaven, opdat de voormalige milieubelasting en stankoverlast niet kunnen terugkeren, en gaan over tot de orde van de dag, Motie 21-3 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 10 en 17 februari 2003; gelezen voordracht 27 van Gedeputeerde Staten inzake herijking relatie met NV Afvalzorg; overwegende, dat
PS 17 februari 2003
- NV Afvalzorg zal worden gehandhaafd als provinciaal nutsbedrijf; - de Divisie Recycling, indien mogelijk, zal worden afgestoten; - een verkoop van deze divisie gevolgen kan hebben voor het huidige personeel; verzoeken GS er bij NV Afvalzorg op aan te dringen dat het bedrijf de belangen van de betrokken werknemers - bij een eventuele verkoop - zo goed mogelijk behartigt en indien noodzakelijk door het opstellen van een sociaal plan veiligstelt, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze moties voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik zeg dank voor het uitgesproken vertrouwen in de twee gedeputeerden. Mevrouw Wildekamp heeft altijd de milieutechnische kant onder haar hoede gehad. Het bedrijf zelf en ook wij hebben aangegeven dat storten de kerntaak is van het bedrijf. Recycling is geen storten. Vandaar dat in samenspraak met het bedrijf ervoor is gekozen om die taak af te stoten. Ik kan mij de aankoop van het bedrijf in 1997 ook nog goed herinneren. De heer Gök zegt zelf al: het kan verkeren. Er zijn allerlei ontwikkelingen geweest op milieutechnisch gebied en ook ten aanzien van het assortiment dat wordt verwerkt bij Rutte. Men kan ervan verzekerd zijn dat, wanneer wij overgaan tot verkoop van dat stuk, de commissie FSB uiteraard wordt ingelicht. Ik zal met mevrouw Wildekamp overleggen of dat ook nog in de commissie Milieu besproken moet worden. Ik kan mij voorstellen dat dit prettig is. Bij verkoop van deelnemingen volgen wij altijd dat traject. Ik weet niet hoe dit in het duale stelsel is geregeld. De start van een deelneming loopt via provinciale staten, maar ik weet niet of dat ook bij beëindiging moet gebeuren. Ik vind dit zelf echter van zodanig belang dat het zinnig is om de commissie FBS hierbij om advies te vragen.
108
De heer Van der Paard (PvdA): Ongeacht de zegeningen die het duale stelsel ons zal brengen, blijft de politiek bepalend. Het is wel een zakelijke afweging, maar gegeven de taken en bevoegdheden, lijkt het mij duidelijk wat er gebeurt als de staten het niet willen. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): U laat mij mijn zin niet afmaken. Ik heb dat al gezegd. Ik weet dus niet hoe een en ander wettelijk is geregeld. Mijn opvolger zal echter ongetwijfeld de commissie Financiën hierover horen. Ik ben daar zeker van. Wat het sociaal plan betreft, men weet hoe wij met onze werknemers omgaan. Als er veranderingen zijn, is het voor ons altijd een erezaak om dat zo goed mogelijk te doen. Wij zullen zeker een sociaal plan opstellen waarin de belangen van de werknemers behartigd zullen worden. De heer Van der Paard (PvdA): Als wij verkopen, zal dat ook het nodige opleveren. Op dit moment is de markt daar niet naar. Ik wijs op het beleid van bijvoorbeeld de West-Duitse regering om de zaak te laten lopen. Ik ga er wel van uit dat het college enig marktgevoel heeft. Wij zijn naar mijn opvatting nog wel een paar jaar verder voordat verkocht wordt. Wij zien dat dan wel. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij hier uit principe van afmoeten. Als wij het doen, hoeft daar geen sociaal plan bij. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Ik stel voorop dat u weet dat het college altijd zo verstandig mogelijk met geld omgaat. Het zal zeker niet op een onverantwoord moment verkopen. Desalniettemin kan het nodig zijn dat er in het kader van de CAO en de verandering van rechtspositie iets geregeld moet worden. Dat kan eventueel in een sociaal plan. De heer Bozelie (GroenLinks): Aan het eind van de vorige statenperiode is Afvalzorg in een commissievergadering aan de orde geweest, waarbij naar voren kwam dat Rutte een verlies van een paar miljoen had geleden in verband met het
PS 17 februari 2003
niet doorgaan van een zogenaamde uitvinding, die een luchtbel bleek te zijn. In de commissie is toen afgesproken dat de verdere financiële gang van zaken van Rutte nog in de commissie besproken zou worden. Wij moeten weten wat er moet gebeuren en na kunnen gaan of het geld dat erin is gestoken, goed is besteed. In de volgende statenperiode zal de commissie daarover uitsluitsel moeten krijgen. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): De divisie Rutte is de gehele tijd verliesgevend geweest en is ook nu nog verliesgevend. Het is vanzelfsprekend dat de financiële consequenties van een onderdeel van een eigen bedrijf in de commissie worden besproken. De heer Bozelie (GroenLinks): Dat bedoel ik niet. Toentertijd is toegezegd dat Rutte gevolgd zal worden en dat periodiek uitsluitsel zal worden gegeven over het wel en wee ervan. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): In het jaarverslag van Afvalzorg kunt u ieder jaar lezen hoe het gaat. Dat wordt in de commissie Financiën besproken. Tot nu toe is daar geen commentaar op gegeven. De heer Bozelie (GroenLinks): Het betreft een geconsolideerde balans, waaruit dat niet valt op te maken. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Er staat wel in dat recycling verlieslijdend is. De heer Bozelie (GroenLinks): Maar niet op welke wijze. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): Als de verkoop aan de orde is, wordt dit in de commissie Financiën besproken. Dan zal er ongetwijfeld meer gedetailleerde informatie worden verstrekt dan tot nu toe het geval is geweest. De voorzitter: Stemmingen vinden aan het eind van de vergadering plaats.
109
23.
Aan de orde zijn de ingekomen stukken.
a.
Brief van de medewerkers van diverse bibliotheken d.d. 17 december 2002 over het provinciaal bibliotheekplan. Brief van de gemeente Roosendaal d.d. 10 januari 2003 over een in de raad aangenomen motie tegen discriminatie. Brief van Initiatief betaalbaar wonen Amsterdam-noord d.d. 9 januari 2003 over de kostentoedeling, begroting en tariefstijging van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Brief van F.S. Scheper d.d. 22 januari 2003 over bedenkingen tegen het ontwerpstreekplan Noord-Holland-zuid. Brief van C.G. Oosterbaan d.d. 9 januari 2003 over de woningbouwplannen Waterland. Brief van de Wijkraad Vondelkwartier en de werkgroep Slaperdijk d.d. 31 januari 2003 over het streekplan Noord-Holland-zuid. Brief van Regio IJmond d.d. 29 januari 2003 over het streekplan Noord-Holland-zuid. Brief van gemeente Beverwijk d.d. 29 januari 2003 over de nota van Beantwoording bij het Verkeers- en vervoerplan. Brief van actiegroep de Bijlmerhout i.o. d.d. 30 januari 2003 over het streekplan Noord-Holland-zuid.
b.
c.
d.
e. f.
g. h.
i
De heer Koetsier (GroenLinks): Kan de brief onder c in de commissie Milieu worden behandeld? De heer voorzitter: Akkoord. De brieven onder a en e worden ter afdoening in handen van gedeputeerde staten gesteld, de brief onder b wordt voor kennisgeving aangenomen, de brief onder c wordt behandeld in de commissie Milieu, de brieven onder d, f, g en i worden bij de behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid in de vergadering van heden betrokken en de brief onder h is betrokken
PS 17 februari 2003
bij de behandeling van het verkeers- en vervoerplan tijden de vergadering van 10 februari 2003. De heer Poelmann (D66): Heeft u agendapunt 22 al behandeld? De voorzitter: Sorry, ik dacht dat dit onbelangrijk was! 22.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de instelling van de commissie Onderzoek aanbesteding en uitvoering van werken NoordHolland 2003 (zie bijlage 22).
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Bozelie (GroenLinks): Kunt u bekendmaken wie er in de commissie plaats zullen nemen? De voorzitter: Ik heb opgekregen dat de heer Van der Meché, de heer Beemsterboer, mevrouw Geldhof, de heer Prins, de heer Graatsma en de heer Bouma, op uw voordracht, plaats zullen nemen in de commissie. 25.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het aanpassingsbesluit Loosdrecht (zie bijlage 28).
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Bozelie (GroenLinks): Kunt u herhalen hoe laat de stemming is over de moties die geen betrekking hebben op het streekplan? De voorzitter: Ik heb daar geen voorstel over gedaan. Ik heb meegedeeld dat aan de hand van de stand van zaken om 17.55 uur daarvoor een tijdstip bepaald zal worden. 26.
Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het streekplan Noord-Holland-zuid (zie bijlage 29).
110
De heer Schneiders (PvdA): Voorzitter. Het is niet het eenvoudigste klusje in een statenperiode om een goed streekplan voor het zuidelijk deel van onze provincie op te stellen. Dat is immers een van de drukste gebieden van ons land en de ruimteclaims vliegen je er als het ware om de oren. Wij willen hier ook in de toekomst goed kunnen wonen. Er moet gewerkt kunnen worden, zodat de economie goed draait. Wij moeten ons snel en goed kunnen verplaatsen en wij willen graag van de natuur en van het landschap kunnen genieten. Last but not least, als het een tijdje regent, mag het gebied niet blank staan, dus er is ook ruimte nodig voor waterberging. Het is aan de provincie om al die claims op de ruimte goed tegen elkaar af te wegen en uiteindelijk in evenwicht te brengen. Dat kun je alleen goed doen door actief de boer op te gaan en met onze Noord-Hollandse inwoners en de belangenorganisaties van gedachten te wisselen. Kortom, door op de burger betrokken te zijn. Dat is bij de opstelling van dit streekplan nadrukkelijk het geval geweest. Daardoor lijkt het erop dat er een plan met een behoorlijk draagvlak tot stand is gekomen. Voor die aanpak en voor de tomeloze bestuurlijke en ambtelijke inzet die daarbij aan de dag is gelegd, willen wij GS en het ambtelijk apparaat graag een compliment maken. Die aanpak heeft ook een keerzijde, namelijk dat gaande het proces wel bijzonder veel wijzigingen naar voren zijn gekomen, waardoor bij sommigen wel eens de vraag naar boven kwam of de gedeputeerde nog wel een eigen lijn volgde of dat hij zijn oren vooral naar het veld liet hangen. Het is maar hoe je het bekijkt. Maar hoe het ook zij, de sceptici die vinden dat de provincie een weinig nuttige bestuurslaag is, die naar binnen gekeerd, met de luiken gesloten beleid maakt, zullen hun oordeel moeten herzien. Dit streekplan toont de noodzaak van een bovenlokale belangenafweging nog maar eens duidelijk aan. Niemand kan zeggen dat GS of de statenfracties geen oog en oor hebben gehad voor kwesties inzake het streekplan die de burger hebben beziggehouden. Nu moeten wij zien en hopen dat zich dit ook vertaalt in een
PS 17 februari 2003
behoorlijke belangstelling bij de provinciale stembus. Het beoordelen van een streekplan en het ordenen van de ruimteclaims zijn een politieke activiteit. Waar kiest de Partij van de Arbeid voor? Voor ons zijn de belangrijkste uitgangspunten dat wij zuinig met de ruimte om moeten gaan, dat wij geen ruimte moeten vermorsen, dat wij zuinig moeten zijn op de schaarse natuur die ons nog rest en dat wij ervoor moeten zorgen dat ons landschap zoveel mogelijk intact blijft en niet verrommelt. Als je het streekplan aan die voor de PvdA belangrijke criteria toetst, dan is de conclusie dat wij zeker niet ontevreden zijn met dit plan. Gelukkig heeft het college niet gekozen voor een soort laissez fairebenadering of een keuze voor de weg van de minste weerstand, waarbij bulldozers als het ware vrij baan zouden krijgen om de open groene gebieden systematisch om te vormen tot woonwijken en bedrijfsterreinen. Wij zijn positief over de keuze om dat niet te doen en dus om de ruimte die nodig is zoveel mogelijk te vinden in het bestaande stedelijk gebied. Het is goed om rondom die gebieden een duidelijke en strakke rode contour te leggen. Dat schept helderheid, dat spaart ruimte en je maakt optimaal gebruik van de al aanwezige infrastructuur. Maar als realisten zien wij natuurlijk ook dat de keuze voor dit concept een achilleshiel heeft en dat is de betaalbaarheid van dit plan, die sterk afhangt van de financiële medewerking van de rijksoverheid. Het is duidelijk dat als er nog eens 166.000 huizen bijkomen en als er nog duizenden hectaren bedrijfsterreinen worden ontwikkeld, onze wegen en spoorwegen dat bij lange na niet aan zullen kunnen en dat, als wij niet uitkijken, straks alles krakend en piepend tot stilstand zal komen. Dat is een enorme bedreiging, niet alleen voor de leefbaarheid, maar zeker ook voor de economische vitaliteit van ons gebied. Er zal dus geld op tafel moeten komen, linksom of rechtsom, voor infrastructuur en wel zoveel als benodigd is om de extra mobiliteit die uit de extra woningbouw en bedrijvigheid voortkomt op zijn minst op te kunnen vangen.
111
Zo moet er ook geld komen voor de pendant van de verstedelijking, te weten de inrichting en de aankoop van de grote aaneengesloten groengebieden. Die gebieden zijn broodnodig voor de leefbaarheid van ons gebied. Die mensen moeten immers ook naar buiten kunnen en zich kunnen ontspannen in de natuur. Dat leidt tot de meer principiële vraag of wij mee moeten willen werken aan extra woningbouwtaakstellingen en aan extra groei van bedrijvigheid als er geen duidelijk antwoord is op de vraag of het rijk zijn verantwoordelijkheid neemt om de infrastructuur - zowel openbaar vervoer als wegen - op orde te brengen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de bereidheid van het rijk om mee te betalen aan de groene infrastructuur. Als dat geld er niet komt, bewijzen wij onze inwoners en het bedrijfsleven een slechte dienst door via dit streekplan de mogelijkheid te openen om ons gebied als het ware dicht te laten slibben en het risico te lopen dat natuur en landschap het uiteindelijk moeten ontgelden. Daarom dien ik een motie in met als strekking dat wij ons bij het uitblijven van voldoende rijksmiddelen voor infrastructuur moeten herbezinnen op de in het plan gestelde aantallen woningen en hectaren bedrijfsterrein. Wij willen nu graag de afspraak dat in die situatie de staten en het college in gesprek gaan over hoe te handelen. Ik ga vervolgens in op een aantal specifieke functies in het streekplan, om te beginnen het wonen en het werken. Zoals gezegd, vinden wij intensiveren, combineren en transformeren een prima principe, onder de erkenning dat het, gelet op de behoefte, onontkoombaar is om hier en daar ook wat groen aan te tasten om in ieder geval een redelijke bouwproductie te kunnen halen. ICT is niet de weg van de minste weerstand. Wij vragen dus heel wat van de gemeenten, want een weiland bebouwen is nu eenmaal een stuk eenvoudiger dan ingewikkelde herstructureringsoperaties in stedelijk gebied. Op het gebied van de woningbouw zullen wij de banden met de gemeenten aan moeten halen. De gemeenten nemen flinke woningbouwtaakstellingen op zich en zij moeten niet geconfronteerd worden met een starre provincie, maar met een
PS 17 februari 2003
creatieve provincie, die meedenkt over de realisatie van de woningbouwaantallen. Dat geldt in het bijzonder ten aanzien van Amsterdam, alwaar nog de nodige discussie gaande is over het uitplaatsen van bedrijven, waardoor woningbouw op verschillende locaties mogelijk moet worden gemaakt. In het kader van het aanhalen van die banden met de gemeenten is het misschien ook goed om als provincie een soort expertisecentrum in het leven te roepen waar gemeenten ondersteuning kunnen krijgen op het gebied van herstructurering en gebruik kunnen maken van de ervaringen van andere gemeenten. Dat onderstreept nog maar eens de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid die wij voor die ICT-opgaaf hebben. Verder moeten wij ook oog hebben voor het feit dat verdichting van wijken gemakkelijk kan leiden tot aantasting van de leefbaarheid. De nieuwe wijken moeten ook over een goede openbare ruimte beschikken en een goede sociale infrastructuur. Wellicht is het een idee om de ISV-middelen die de provincie verdeelt, in de toekomst heel specifiek in te zetten bij grote herstructureringsoperaties, niet zozeer om projecten rendabel te maken, want dat zal toch vooral uit de markt moeten komen, maar als een soort kwaliteitsfonds, een soort kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte en voor de sociale infrastructuur. Ook op het gebied van woningbouw vormt geld de achilleshiel. Met een goede woningmarkt is er geld in de markt om relatief dure herstructureringsoperaties te bekostigen. Maar bij een teruglopende woningmarkt, waarbij de prijzen onder druk komen, is stagnatie een reëel gevaar, nog afgezien van mogelijke stagnaties door langdurige procedures. Bij stagnatie mag niet worden gezegd: dan maar bouwen in de polders. Om dat te voorkomen, moeten wij eigenlijk nu al op zoek, als ware het een soort noodscenario, naar nieuwe concentratiegebieden. Te denken valt daarbij aan de Haarlemmermeer, Almere en zeker ook aan het plan van professor Dijkstra, dat bekend staat als het plan Purmermeer. Welke locatie of locaties het uiteindelijk moeten worden, is nu niet te
112
zeggen. Daarvoor is onderzoek nodig. Maar het leveren van een bijdrage aan de scheve woon-werkbalans is een belangrijk keuzecriterium. Daardoor lijkt een soort voorkeursvolgorde van Haarlemmermeer, Almere en dan het Purmermeer het meest voor de hand liggend. Wij hebben daarover overigens ook een motie met als strekking dat er reeds nu nadere studie nodig is om nog naar nieuw concentratiegebied voor woningbouw uit te zien. Ik wil het vervolgens hebben over werken. De Partij van de Arbeid is voorstander van een sterk bedrijfsleven. Wij zijn allen gebaat bij een goede regionale en nationale economie. Maar net zoals bij het wonen, zal ook het bedrijfsleven op een zuinige manier van de ruimte gebruik moeten maken. Daar hebben wij toch wat zorgen over. Allereerst vinden wij de totale hoeveelheid bedrijfsterrein die nu op basis van de nota Ruimte voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt, wel aan de erg hoge kant. Er zit een ijzeren voorraad in van zo'n 50% en alle extra terreinen die er in het kader van de aanleg van de N201 bijkomen, zijn dan nog niet meegerekend. Los van de constatering dat dit nogal onevenwichtig overkomt ten opzichte van de andere functies, is hier ook het nadelige effect aan verbonden dat de markt voor de bedrijventerreinen verstoord kan worden. Hoe meer aanbod van bedrijfsterreinen, hoe lager de prijs en hoe minder aantrekkelijk het dan is om over te gaan tot herstructurering van bestaande terreinen. Dat kan leiden tot de situatie dat bedrijven op mindere terreinen wegtrekken naar nieuwe terreinen en dat de overheid de portemonnee zal moeten trekken om de achterliggende verpauperde bedrijventerreinen op te knappen. Dat vinden wij bepaald geen goede ontwikkeling. Het is ons inziens dan ook beter om een zekere schaarste te houden, waardoor het investeren in bestaande terreinen voor het bedrijfsleven ook financieel interessant blijft. Overigens kan via het prijsmechanisme wellicht ook iets gedaan worden aan de verbetering van de scheve woon-werkbalans. Als bedrijfsterreinen in Almere aanmerkelijk goedkoper zijn dan in onze regio, zal dat
PS 17 februari 2003
ongetwijfeld bijdragen aan het streven om van Almere een complete stad te maken, kortom van een stad waar je niet alleen kunt wonen, maar ook goed kunt werken. Ook hierover dienen wij een motie in met als strekking dat de beschikbare hoeveelheid bedrijfsterrein voor deze streekplanperiode voldoende is, waardoor de zoekopdracht naar nieuwe locaties, die er nu nog ligt, kan komen te vervallen. Ik wil het hebben over onze mainports Schiphol en het Noordzeekanaalgebied. Wij zijn van mening dat het prima is dat het Noordzeekanaalgebied zich verder kan ontwikkelen als verwerkingshaven. Als het nodig is om voor dat doel een nieuwe zeesluis aan te leggen, dan willen wij dat planologisch niet onmogelijk maken. Een andere vraag is of de provincie aan een dergelijk peperduur rijksproject mee moet betalen. Maar die kwestie is vanmiddag niet aan de orde. Teneinde de havenpotenties van het Noordzeekanaalgebied niet te doorkruisen, is het verstandig om kadeterreinen zoveel mogelijk voor dat doel in stand te houden. De gedeputeerde streeft dat ook na. Kleine uitzonderingen daarop moeten wat ons betreft echter mogelijk zijn, mits goed beargumenteerd. Ik kom daarom nog terug op de NAM-kade in Velsen-noord en op het Hembrugterrein in Zaanstad. Voorzitter: De Boer De heer Schneiders (PvdA): De PvdA is uitdrukkelijk geen voorstander van de ontwikkeling die leidt tot doorvoerhaven. De doorvoer van containers levert immers nauwelijks werkgelegenheid op en draagt sterk bij aan de verstopping van ons wegennet, onze infrastructuur, waardoor wij uiteindelijk het bestaande bedrijfsleven, inclusief Schiphol, enorm in de wielen rijden. Maar ook een dergelijke containerdiscussie is op dit moment niet nodig, getuige ook het wat trieste beeld van de werkloze Ceres-terminal. Over de luchthaven Schiphol wordt in het streekplan gezegd dat een eventueel ander of uitgebreid banenstelsel planologisch niet onmogelijk gemaakt moet worden. De Partij van de Arbeid
113
staat enerzijds niet enorm te trappelen om, nu net vorige week de Polderbaan in gebruik is genomen, alweer te praten over uitbreiding van het banenstelsel. Maar anderzijds is het goed om ook vast te stellen dat in wetgeving vastligt dat Schiphol gewoon moet opereren binnen vastgestelde milieu- en veiligheidsnormen, waardoor aanpassing van het banenstelsel per saldo niet meer hinder mag opleveren dan nu het geval is. Voor de Partij van de Arbeid geldt eigenlijk gewoon dat Schiphol zich aan de milieunormen moet houden. Laten wij dus eerst de MER-studie die de komende twee jaar gaande zal zijn en de ontwikkeling …. De heer Poelmann (D66): Je kunt ook besluiten om een baan aan te leggen bij Schiphol onder het gelijktijdig sluiten van een andere baan, die veel meer hinder oplevert. In die zin kunnen planologische reserveringen in de toekomst wel degelijk een uitkomst bieden en minder milieuhinder geven. De heer Schneiders (PvdA): Daar heeft u volkomen gelijk in. Dat moet dus onderzocht worden. Wij zijn van mening dat eerst maar eens die MER-studie verricht moet worden. Bekeken moet worden of het mogelijk is om binnen de milieunormen nog wat te doen. Er is op dit moment voldoende over Schiphol gezegd. Op het onderdeel natuur en recreatie wil ik volstaan met de opmerking dat het ruimtebeslag voor die functies geld kost en dat daarom gemakkelijk het landschap, de natuur en de recreatie het kind van de rekening kunnen worden. Dat zou een slechte ontwikkeling zijn. Daarom zijn wij voorstander van een strikte hantering van de rode contouren en van het investeren in het landelijk gebied, uiteraard met behulp van de rijksoverheid. Wat de waterberging betreft, zijn wij content met het voorstel om de zoekgebieden gewoon te handhaven en om op een later moment te bepalen welke gebieden eventueel af kunnen vallen. Het is duidelijk dat die keuze niet eindeloos kan duren. Misschien is het goed om hierover redelijke termijnen met elkaar af te spreken.
PS 17 februari 2003
Ik kom op enkele specifieke locaties uit het streekplan die op het moment nogal in discussie zijn, allereerst het stadion te Haarlem, de NAM-kade in Velsen, het Hembrugterrein, de bedrijfsterreinen bij de N201, waarover wij in een eerder debat een motie hebben aangehouden, en de mogelijke kantorenlocatie in de driehoek Badhoevedorp. Toen ik over de functie wonen sprak, heb ik gezegd dat wij vinden dat zoveel mogelijk binnenstedelijk gebouwd moet worden, maar dat wij de gemeenten dan ook moeten faciliteren om de woningbouwtaakstellingen mogelijk te maken. Volgens mij slaat de T van ICT op het woordje transformatie, en dat kan hier aan de orde zijn. Wat ons betreft, leent de locatie van het huidige stadion in Haarlemnoord zich uitstekend voor woningbouw. Daarom vinden wij het goed dat dit stadion wordt uitgeplaatst naar de Zuiderpolder. Die stadionontwikkeling is echter geen eerste stap om aan de gehele Zuiderpolder een andere invulling te geven. Wij vinden dat de stadionontwikkeling mogelijk moet worden gemaakt en eigenlijk al direct, gelet op de verhouding in de Haarlemse gemeenteraad. Ik dien straks een amendement in met de strekking om het stadion in de Zuiderpolder planologisch mogelijk te maken, maar wel met een strakke rode contour om het stadion heen. Ik heb begrepen dat dit amendement wordt gesteund door de VVD en ik dacht ook het CDA. De heer Breunissen (GroenLinks): U heeft al eerder een pleidooi gehouden voor zuinig ruimtegebruik en ICT omarmd, maar dit is juist een voorbeeld van schijnsteun voor de ICT-operatie. De huidige stadionplek in Haarlem is geschikt voor woningbouw en in de Waarderpolder is ook een stadion te realiseren. Op basis van uw principes is het toch ook veel beter om die transformatie geheel binnen de rode contour te laten plaatsvinden en om daar de open groene ruimte niet voor aan te tasten? De heer Schneiders (PvdA): De eerste reden om dit te willen, is het faciliteren van woningbouw in Haarlem-noord. Het
114
stadion met daarvoor worden uitgeplaatst. Nagegaan moet worden waar dit het meest haalbaar is. Dat is primair een zaak van de exploitant, dus de gemeente Haarlem zal dat moeten bekijken. Wij hebben begrepen dat een stadionontwikkeling in de Waarderpolder financieel niet haalbaar is. Wij kunnen dat nogmaals onderzoeken en nadere berichten afwachten, maar je kunt op je klompen aanvoelen dat dit het geval is. Bovendien is aan de andere kant van de Zuiderpolder ook het gevaar verbonden van aantasting van het groengebied, omdat dit gebied grenst aan het recreatieschap Spaarnwoude. De heer Breunissen (GroenLinks): Je moet ervoor waken dat er geen negatieve uitstraling van zo'n complex uitgaat. De locatie in de Waarderpolder is echter in feite gepland op een bedrijventerrein, althans op een braakliggend deel daarvan. Op zich rust daar geen natuurbescherming op. Ik heb mij laten vertellen dat het een paar miljoen euro duurder is. Daar mag onze ambitie om de open ruimte te sparen toch niet op hangen? De heer Schneiders (PvdA): Deze moeilijke discussie over de voor- en nadelen moet in feite in de gemeente Haarlem worden gevoerd, maar het gaat met name om de haalbaarheid. Wij zouden het jammer vinden als het op zich goede plan om Haarlem de mogelijkheid te bieden om nog een flink aantal woningen te bouwen ernstig vertraging oploopt, omdat er nog eindeloos geëxerceerd moet worden om na te gaan of het plan financieel sluitend is te maken. Gelet op de berichten uit het Haarlemse, hebben wij sterk de indruk dat een stadion in de Waarderpolder financieel niet haalbaar is. Wellicht ontvangt u andere berichten, maar misschien bekijkt u dit ook door een iets andere bril. Ik kan de cijfers ook niet leveren, want dat is een zaak van de gemeente. De heer Breunissen (GroenLinks): U heeft gezegd dat strakke contouren het zoeken naar oplossingen stimuleren. Als de provincie uitspreekt dat het niet in de Zuiderpolder kan, stimuleert dat de
PS 17 februari 2003
gemeente Haarlem ook in financiële zin om naar de goede oplossing te zoeken. De heer Schneiders (PvdA): Maar dan moeten wij ook onderkennen dat de gemeente Haarlem zeer uitgebreide zoektochten heeft gedaan binnen eigen stedelijk gebied. Ik ken de stad een beetje en ik zou werkelijk geen andere locatie kunnen bedenken waar een dergelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt kan worden. Wij moeten wat dat betreft de lokale overheid en de lokale autonomie ook serieus nemen. De bestemming van de locatie NAM-kade in Velsen-noord is in de voordracht helder aangegeven. Wij constateren dat er nog volop discussie over is, met name in de gemeente Velsen. Cruciaal daarbij is de vraag wat voor betekenis de kade nog voor de havenactiviteiten kan hebben, in het bijzonder met het oog op de tegenovergelegen bebouwing. Wij hebben de indruk dat de kade toch maar een kleine rol van betekenis kan spelen voor de bedrijvigheid. Mede gezien de grote woningbouwtaakstelling voor de IJmond, die voor 100% binnenstedelijk moet plaatsvinden, zouden wij bebouwing in wat ruimere mate dan nu wordt voorgesteld, toejuichen. Daarom steunen wij het verzoek van de gemeente Velsen om de gemeente in ieder geval de tijd te geven om met alle betrokkenen tot een goed voorstel te komen, waarna uiteindelijk de provincie via een eenvoudige afwijkingsprocedure eventuele woningbouw mogelijk kan maken. Wij constateren dat er op het moment goed overleg gaande is in Velsen met het bedrijfsleven en de bewonersorganisatie Velsen-noord. Laten wij een broedende kip niet storen en rustig afwachten wat dit oplevert. Wellicht kan er een goed compromis worden bedacht. De provincie moet daarop dan flexibel in kunnen spelen. Wij zijn op dit moment voorstander van niet te grote uitspraken over de NAMkade en willen een eenvoudige afwijkingsprocedure overeind houden. Ik dien daarover een amendement in. Bij het Hembrugterrein in Zaanstad is geen kade. Mocht dat terrein nog eens nodig zijn voor natte bedrijvigheid, is er de
115
afspraak met de gemeente Velsen gemaakt dat er elders compensatie wordt gevonden. Wij zijn van mening dat de bouw van een gevangenis en woningen, uiteraard binnen de wettelijke mogelijkheden en milieugrenzen, mogelijk moet zijn. Wij stemmen dus in met de voordracht op dat punt. Mevrouw Nagel (CDA): U zegt dat het in goed overleg gaat, maar wij hebben wel een brief gekregen van de Industriegroep IJmond-noord, die daar kennelijk anders over denkt.
de kantoren van belang. Daarom is het naar onze mening verstandig om een soort prioriteitsvolgorde van ontwikkeling aan te brengen, die wat ons betreft als volgt is: eerst de Zuidas, dan Almere en dan de driehoek A4/A5/A9. Ook daarover dien ik een amendement in. Ten slotte wil ik zeggen: en overigens zijn wij van mening dat het complex van de volkstuinvereniging in Naarden niet binnen de rode contour dient te vallen. Daarover dien ik ook een amendement in. Amendement 26-1
De heer Schneiders (PvdA): Dan heeft u het over de NAM-kade. Dat klopt. Er wordt in Velsen nog volop gesproken over de vraag wat er met de NAM-kade moet gebeuren. Laten wij de gemeentelijke democratie zo serieus mogelijk nemen. De gemeente probeert er met de partijen uit te komen. Laten wij daarna kijken wat wij doen. Dat is de strekking van ons amendement. Mevrouw Nagel (CDA): Dat zullen wij niet steunen. De heer Schneiders (PvdA): Dat heb ik begrepen. Men zal zich herinneren dat de Partij van de Arbeid in de persoon van de heer De Jong een motie over de bedrijfsterreinen bij de N201 heeft ingediend, inhoudende dat Amstelveen geen extra bedrijventerrein krijgt als men niet meedoet aan de N201, ook al is dit wat kort door de bocht geformuleerd. De bedoeling was dat het bedrijfsterrein kostendrager is voor de realisering van het project. Wij hebben die motie aangehouden omdat wij wilden weten wat het overleg met de gemeente Amstelveen op zou leveren. Wij vernemen daarover graag een en ander van de gedeputeerde, zodat wij kunnen beslissen wat wij met de motie doen. Wij moeten vaststellen dat er in de regio Amsterdam en Schiphol op de kantorenmarkt sprake is van een behoorlijke leegstand, terwijl er nog veel vierkante meters in ontwikkeling zijn. Wij vinden een goede afstemming van het tempo en de aard van de bedrijvigheid in
PS 17 februari 2003
Door de leden Schneiders, Bruijn, Nawijn, Kraak en Nagel wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2002; overwegende dat: het streekplan een uitwerking bevat voor een voetbalstadion annex kantoren in de Zuiderpolder nabij station Spaarnwoude; deze ontwikkeling onderdeel vormt van de ontwikkeling van de spoorzone in Haarlem, die vanaf station Spaarnwoude richting station Haarlem-centrum loopt; er geen verdere plannen bestaan om de spoorzone in oostelijke richting door te trekken; ten noordoosten van station Spaarnwoude het groengebied van recreatieschap Spaarnwoude ligt en dat de provincie beoogt een groene verbinding van recreatieschap Spaarnwoude richting de groengebieden in de Haarlemmermeer tot stand te brengen; besluiten: de arcering in het streekplan voor nadere uitwerking in de Zuiderpolder te beperken tot precies de locatie van het beoogde stadion c.a.; het gebied ten oosten van het beoogde stadion c.a. tot aan de Ringvaart
116
Haarlemmermeer niet meer te arceren maar de bestemming groen te geven.
als bedrijfsterrein voor distributie en dergelijke bestemd wordt.
Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
Amendement 26-3
Door de leden Schneiders, Visser en Weima worden de volgende amendementen voorgesteld: Amendement 26-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 20 februari 2003; overwegende, dat: de ontwikkeling van bedrijfsterreinen in de regio Schiphol-Amsterdam-Almere een goede afstemming behoeven, vanwege de ruimtelijk-economische ontwikkeling van dit gebied; - de kantorenmarkt de komende jaren sterk onder druk staat, terwijl de wens is om selectief hoogwaardige werkgelegenheid te ontwikkelen; - de Zuidas in Amsterdam reeds in ontwikkeling is en een grote hoeveelheid kantoorvloeroppervlak zal bevatten; - een forse groeitaak van Almere alleen zinvol is als ook een goede opbouw van de werkgelegenheid in Almere tot stand komt; - een bedrijfsterrein in de driehoek A4/A5/A9 thans nog niet ontwikkeld is, maar voor kantoorontwikkeling een concurrent kan vormen voor onder andere de Zuidas en de ontwikkeling van werkgelegenheid in Almere; spreken uit dat: - een afstemming tussen de kantoorontwikkeling in de Zuidas in Amsterdam, Almere en de driehoek A4/A5/A9 noodzakelijk is, wat betreft het ontwikkelingstempo en de aard van de bedrijvigheid; - de prioriteitsvolgorde van ontwikkeling, in de tijd gezien, is 1. Zuidas, 2. Almere, 3. Driehoek A4/A5/A9; - de driehoek A4/A5/A9 pas mede ontwikkeld mag worden tot kantorenlocatie als aangetoond is dat dit niet ten koste van de Zuidas en Almere gaat en vooralsnog
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2002; overwegende dat - verschillende partijen in de gemeente Velsen met elkaar in overleg zijn om tot een goede belangenafweging te komen met betrekking tot het gebruik van de vrijgekomen NAM-kade; - de gemeente Velsen het uitdrukkelijke verzoek heeft gedaan om gaande dit lokale overleg geen vergaande besluiten te nemen die de eventuele bouw van woningen ernstig zouden kunnen vertragen of belemmeren; besluiten, de mogelijkheid voor woningbouw op de locatie Waterfront via een afwijkingsprocedure open te houden in afwachting van de inspanningen van de gemeente Velsen om samen met het bedrijfsleven te komen tot een oplossing waarbij zowel recht wordt gedaan aan de belangen van het bedrijfsleven en het Masterplan NZKG als aan de noodzaak van extra woningen voor de leefbaarheid van Velsen-noord; De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-4 Door de leden Schneiders, Visser, Weima, Bezemer, Nawijn, Kruisinga en Breunissen wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter beraadslaging van het streekplan NoordHolland-zuid; constaterend, dat voorgesteld wordt het complex van de volkstuindersvereniging Naarden in de rode contour op te nemen, conform de
117
daartoe in dit streekplan gehanteerde methodiek ter bepaling van de contour; overwegende echter - dat dit complex in 1998 is overgedragen door de gemeente Naarden aan genoemde volkstuindersvereniging voor een periode van 15 jaar met als opdracht het complex te renoveren en het aanzien te verbeteren; - dat de gemeente plaatsing in de rode contour lijkt te willen benutten om in tegenstelling tot genoemde overdracht het complex op te heffen en te verplaatsen, zulks zonder enig overleg met de betrokken volkstuindersvereniging; besluiten daarom dat in dit specifieke geval het complex van de volkstuindersvereniging Naarden niet binnen de rode contour dient te vallen, en verzoeken GS, de rode contour bij Naarden in het streekplan derhalve aan te passen. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Motie 26-1 Door de leden Schneiders, Visser en Weima wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende, dat: - uitgangspunt van het streekplan is dat zuinig met de schaarse ruimte wordt omgegaan; - de hoeveelheid hectares bedrijfsterrein in het streekplan is gebaseerd op de nota Ruimte voor Bedrijven; - deze nota een zeer ruim bemeten ijzeren voorraad hanteert; - er grote hoeveelheden extra hectares worden ontwikkeld in het kader van de financiering van de N201 die niet zijn meegerekend in de nota Ruimte voor Bedrijven;
PS 17 februari 2003
- er met wat goede wil extra ruimte kan worden bespaard door intensiever gebruik en herstructurering van bestaande terreinen; spreken uit, dat de hoeveelheid planologisch mogelijk gemaakt bedrijfsterreinen voldoende is voor deze streekplanperiode waardoor de zoektocht naar nog extra locaties dient te worden gestaakt, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit. Motie 26-2 Door de leden Schneiders, Visser, Nawijn, Kraak en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende, dat: - het streekplan Noord-Holland-zuid een groot aantal extra woningen en extra hectares bedrijfsterreinen mogelijk maakt waardoor de mobiliteit in dit gebied nog fors zal toenemen; - de capaciteit van het openbaar vervoer en het wegennet op dit moment reeds ontoereikend is; - het uitblijven van rijksmiddelen voor extra infrastructuur (waaronder ook voor de "blauwgroene" infrastructuur) ernstig nadelige effecten heeft voor de leefbaarheid en het functioneren van de economie; spreken uit, dat: - indien blijkt dat onvoldoende rijksmiddelen beschikbaar komen voor infrastructuur die benodigd is om de extra mobiliteit op te vangen die ontstaat ten gevolge van de extra woningen en de extra hoeveelheid bedrijfsterrein als opgenomen in het streekplan, gedeputeerde staten met provinciale staten in overleg zullen treden over de
118
vraag of de gestelde aantallen kunnen worden gehandhaafd, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 26-3 Door de leden Schneiders, Visser, Nawijn, Kraak en Breunissen wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende, dat: - getracht wordt om de open groene ruimte zoveel mogelijk te behouden door nieuwe woningbouw zoveel mogelijk binnenstedelijk te concentreren; - deze opgave het risico van stagnatie in de bouwproductie met zich brengt door ondermeer langdurige procedures; - bij stagnatie het niet de eerste optie dient te zijn om nieuwe uitleglocaties te gaan zoeken en daarmee de keuze voor ICT te verlaten; dragen derhalve GS op om verkennend onderzoek te doen naar geschikte alternatieve locaties voor woningbouw waarbij de Haarlemmermeer, Almere en de Purmermeer in beeld zijn; een belangrijke invalshoek bij het onderzoek is de mogelijke bijdrage aan het herstel van de woon-werkbalans, en gaan over tot de orde van de dag. Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Van Rikxoort (D66): Voorzitter. Wij hebben maar vijf zetels in deze staten, maar wij hebben in het verleden wel het initiatief genomen om voor Noord-Holland integraal aan ruimtelijke ordening te gaan doen. Wij hebben gevraagd om een geïntegreerde aanpak, dus om voor een groot gebied één streekplan te maken waarin alle vraagstukken in onderlinge samenhang worden bestudeerd en daarover ook wordt besloten. Dat integrale streekplan ligt nu voor de helft van NoordHolland voor. Wij zijn daar bijzonder blij
PS 17 februari 2003
mee. De aanzet was goed. Er zijn ontwikkelingsbeelden gemaakt. Het proces is voor het grootste gedeelte goed verlopen. Er waren wel duizend of meer insprekers. In de commissie hebben wij over alle onderwerpen goed gesproken. Ik spreek mijn complimenten uit aan het adres van de heer Meijdam voor zijn inhoudelijke antwoorden op al die onderdelen. Hij heeft soms op basis van argumenten en soms op basis van de machtsfactor voorstellen overgenomen. Bijzondere dank gaat ook uit naar de ambtenaren die aan het proces hebben gewerkt. De tijdsdruk was groot. Daar ligt tegelijkertijd ook een probleem. Vandaag is het 17 februari, straks zijn er verkiezingen en het moest af, want wij wilden hierover voor de verkiezingen een besluit nemen, maar het is niet af. Voor een aantal beslissingen ontbraken de cijfers, de gevolgen van beslissingen ontbraken, er moet nog onderzoek en overleg plaatsvinden en draagvlak worden gevonden met betrokken partijen om tot oplossingen te komen. Dit is een groot probleem. Ik heb geprobeerd, dit zichtbaar te maken door de streekplankaart te ontdoen van de plekken waarover wij vandaag niet besluiten. Ik heb alle uitwerkingen er uitgehaald, althans voor zover de locaties zijn genoemd. Er zijn ook vele uitwerkingsplannen waarvoor de locaties nog niet eens bekend zijn en waarvoor allerlei onderzoek moet worden gedaan zoals voor het aanwijzen van bedrijvenlocaties, maar ook de veenweidegebieden en de Stelling van Amsterdam. Er zijn dus nog veel meer locaties waarover wij vandaag niet kunnen besluiten. Zij zijn door de plannen die wij na de besluitvorming van vandaag maken in feite een witte vlek. Wat overblijft aan witte vlekken, benoemd, is gigantisch, naast wat er dus nog bij kan komen. Om die reden hebben wij een amendement opgesteld. Het is essentieel dat bij de besluitvorming in het kader van het streekplan en ook in volgende staten de samenhang van al die beslissingen onderling behouden blijft op het terrein van verkeer en vervoer, wonen, werken, natuur, natuurgebieden enzovoorts, en dat de bevoegdheid om het streekplan in zijn
119
geheel vast te stellen, wat vandaag dus niet kan, aan de staten blijft. Het amendement wordt statenbreed ondersteund, behoudens één fractie, die zich daarop nog beraadt. Ik zal de hoofdlijn noemen en de hoofdargumenten waarom het belangrijk is. In de volgende duale periode hebben de staten het primaat. Gedeputeerde staten nemen niet, zoals nu in het monistische systeem, het voortouw. Er is nog onvoldoende bekend. Er zijn nog onderzoeken gaande, er moeten nog gedachten gevormd worden, er moet nog overlegd worden en relaties met het bestaande beleid zijn nog niet vastgesteld. Het is van belang dat de volksvertegenwoordigers en dus ook de komende statenleden de bevoegdheid houden, op hoofdlijnen beleid vast te stellen voor al die uitwerkingsgebieden en plannen en zeker voor de essentiële beleidslijnen die in het streekplan zijn opgenomen, zoals de rode contouren, waarbij wij beslissen wanneer wel en wanneer niet wordt verstedelijkt. De heer Kraak (VVD): Waar leidt u uit af dat essentiële beleidswijzigingen ook in uitwerkingsgebieden niet tot de bevoegdheid van de staten behoren? De heer Van Rikxoort (D66): Dat staat in de tekst. De heer Kraak (VVD): Dat ben ik niet tegengekomen. De heer Van Rikxoort (D66): Ik geef een voorbeeld. Een algemeen uitgangspunt is dat rode contouren essentiële beleidslijnen zijn. Ten aanzien van bedrijvenlocaties staat in de voordracht dat GS een verkennend onderzoek doen naar locaties en dat de uitkomsten, voor zover zij gelegen zijn buiten de rode contour, worden opgenomen in een andere uitwerking van het streekplan. Daar gaan de staten niet over, terwijl het van belang is dat de gehele volksvertegenwoordiging, de staten, dat soort essentiële beslissingen nemen. Een ander voorbeeld is AMC Abcoude. Er staat dat er wat vraagstukken spelen, dat er behoeftes en claims zijn en dat dit allemaal nog moet
PS 17 februari 2003
worden uitgezocht. In al die uitwerkingsgebieden ligt geen rode contour, niet eromheen en niet ernaast. Pas als al die gegevens bekend zijn, de onderzoeken zijn gedaan en de overleggen zijn gepleegd, weet je wat de hoofdlijnen van beleid kunnen zijn. Dan volgt de uitwerking in de zin van het wel of niet trekken van een contour en verstedelijking voor 100%, voor 0% of ergens ertussenin, eerder niet. Voor de waterzoekgebieden en voor het grote uitwerkingsgebied Amsterdam-west is het al geregeld zoals wij voorstellen. GS hebben dat reeds opgenomen in de voordracht. Mijn stelling is dat er bij de uitwerkingen nog geen enkele hoofdlijn is vastgesteld. Ik geef nog enkele voorbeelden. Een integraal ontwikkelingsprogramma en een deelstroomgebiedvisie moeten nog worden opgesteld. De gevolgen voor verstedelijking moeten nog worden onderzocht. Er moet nog een structuurvisie worden gemaakt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Welk integraal ontwikkelingsprogramma? De heer Van Rikxoort (D66): Voor het gebied van de Stelling van Amsterdam. Een ander voorbeeld is AMC Abcoude, met mogelijke infrastructurele claims en een eventuele herinrichting, regionale bedrijfsterreinen en ruimte voor toerisme. Er moet eerst kwantitatieve informatie komen voordat je kunt zeggen waar verstedelijkt wordt voor toerisme. Ik noem verder grootschalige distributie en opslag. Samen met de Randstad met onderzoek worden gedaan naar de behoefte. Straks is deze bekend, maar nu weten wij die nog niet. Ten aanzien van Saendelft moeten zelfs de randvoorwaarden nog verder worden uitgewerkt. De staten gaan toch over de doortrekking van de N522? Al nemen wij nu veel besluiten, het is toch van belang dat wij open blijven staan voor de vraagstukken die spelen. D66 staat bijvoorbeeld open voor het plan om in de Purmer oplossingen te bieden voor de woningbehoefte in samenhang met het openbaar vervoer. Als ergens woningen of bedrijven worden
120
gerealiseerd moet dat in samenhang met de infrastructuur, bescherming van de natuur en de groene gebieden. Wij zijn niet geheel tevreden met de uitkomst van dit streekplan. Wij steunen het amendement waarin wordt voorgesteld om de groene contouren terug te brengen in het streekplan. Niet alleen wat stedelijk is of moet worden, moet in het streekplan worden opgenomen, maar ook wat je absoluut als contramal van de stad, als groengebied, als natuur, recreatie en milieu, moet beschermen. Wij zijn niet voor de plannen voor de camping Uitdam in het IJmeer en zullen een amendement in dezen steunen. Wij zullen steun geven aan amendementen op het gebied van het interprovinciale landschap heuvelrug. Voorzitter: Borghouts De heer Van Rikxoort (D66): In hoeverre is de gedeputeerde van mening dat dit streekplan nageldicht is afgestemd op het milieubeleidsplan, het waterhuishoudingsplan en het verkeer- en vervoerplan? Kan hij globaal aangeven wanneer het in strijd is met deze drie hoofdplannen? Andere provincies hebben locaties voor windenergie in het streekplan opgenomen. Wij hebben daar niet aan gedacht. Waarom doen wij dat niet? Kan dat alsnog gebeuren? D66 heeft, gesteund door andere partijen, in de commissie voorgesteld om de bevoegdheid ten aanzien van de waterbergingsgebieden door een herziening aan de staten te houden. GS hebben dat na enige debatten gehonoreerd. Wij zijn daar blij mee. Toch noem ik nog twee punten. Wij vinden dat het voor de verdere uitwerking en vaststelling absoluut noodzakelijk is dat de waterschappen en/of de provincie een maatschappelijke discussie met de bewoners en belanghebbenden voeren. Wij kunnen straks geen besluiten nemen over wel of geen waterberging als nog niet voldoende bekend is welke burgers of instanties daardoor getroffen worden. Dat wij land wellicht teruggeven aan water is een keerpunt in de geschiedenis van het Westen van Nederland. Wij zullen de eis
PS 17 februari 2003
stellen om daar in toekomst überhaupt over te besluiten. Ik vraag de komende staten en GS de waterschappen op het hart te drukken, die maatschappelijke discussie te voeren. Een tweede eis in de toekomst is dat, als wij moeten beslissen om land terug te geven aan water, dan ook de alternatieven zijn uitgewerkt en becijferd. Anders kun je daar ook geen "nee" tegen zeggen. De drie hoofdpunten van het streekplan zijn infrastructuur, wonen en werken. D66 is tegen nieuwe infrastructuur als deze niet nodig is en daarom was D66 blij met de actiegroep A6/A9. Wij zijn blij dat deze pijlen van de kaart zijn. Als dat niet nodig is, zijn wij ook tegen nieuwe wegen onder het Gooimeer en door andere natuurgebieden. D66 wil dat alles op alles wordt gezegd om, als infrastructuur nodig is, bestaande infrastructuur te verbeteren en te verdubbelen, zelfs als bijvoorbeeld in het gebied van Amsterdam een snelweg verdubbeld of tweedeks moet worden, gedeeltelijk voor de lokale behoefte en gedeeltelijk voor de interregionale behoefte. Pas als het echt niet anders kan en bestaande infrastructuur niet verbeterd kan worden, vinden wij het verantwoord om weer een groen of leeg gebied te doorsnijden. Wij steunen een amendement om de N522 niet door de Bovenkerkerpolder te trekken. Op dezelfde terreinen zullen wij amendementen steunen inzake de verbinding van het Mediaterrein in het Gooi. Wij willen geen nieuwe weg onder de hei. Wij zullen ook amendementen steunen waarin wordt voorgesteld om het openbaar vervoer krachtiger op de kaart te zetten. Wonen en werken behandel ik gezamenlijk. Ik noem de locaties die wij wel of niet in ontwikkeling willen brengen. Voor alle duidelijkheid: wij steunen het streekplan voor het overgrote deel, maar omdat wij de balans tussen verstedelijkt en groen iets te veel naar verstedelijking vinden doorslaan, dienen wij op een aantal punten een amendement in. Ik noem eerst waar wij voor zijn. Wij hebben vorig jaar al gevraagd om Velserend te betrekken bij Meer en Berg. Dat is toen nog niet gelukt, maar de heer Meijdam was bereid om
121
overleg te voeren. Het is in twee commissies teruggekomen. De PvdA en de VVD hebben het desbetreffende voorstel ook gesteund en wij zijn er heel tevreden over dat het nu in het streekplan staat. Het ligt in de provinciale ecologische hoofdstructuur, dus er mag daar niet zomaar wat gebeuren. Het is nu versteend gebied, dat wij alleen natuurlijk kunnen maken als er iets mag gebeuren. Vandaar ons voorstel. Wij willen geen stadion in de Zuiderpolder, want wij willen niet dat die polder bij Haarlem verstedelijkt wordt. Wij steunen een amendement op dat punt. Wij willen niet dat de Zuidpolder bij Edam/Volendam bebouwd wordt. Ook op dat punt steunen wij een amendement. De Dollard en de Oosthuizerweg in Waterland hoeven wat ons betreft op dit moment, gezien de behoefte die nog niet voldoende bekend is, nog niet bestemd te worden als bedrijventerreinen. Wij steunen een amendement hierover. De Gooi en Vechtstreek bij Weesp, de Bloemendalerpolder en het Aetsveld willen wij vooralsnog behouden voor natuur. Wij steunen een amendement op dat punt. Cruquius is een prachtig monument. Er ligt nu een rode contour, waardoor er bijgebouwd kan worden, maar dat willen wij niet. Wij steunen een amendement in dezen. In Amsterdam lagen er rode contouren om natuurgebied, om provinciale ecologische hoofdstructuur en om landelijk gebied, met als argument: daar lopen zo vaak stadsbewoners rond. Ooit zijn stedelijke voorzieningen zoals extensieve sport, volkstuinen of een natuurpark buiten het stedelijk gebied geplaatst. Zij zijn zorgvuldig binnen het natuurgebied of het landelijk gebied gelegd, zo zorgvuldig dat dit niet zichtbaar is. Nu wordt gesteld dat er zoveel stedelingen rondlopen, dat het een stedelijke voorziening is en dan moet er een rode contour omheen getrokken worden, omdat de stedelingen gebruikmaken van het groen en de natuur vlak buiten het stedelijk gebied. De bevolking en de gemeenteraad in Amsterdam hebben heftig geprotesteerd tegen ideeën van een wethouder op dat gebied en zij zijn uit het Amsterdamse
PS 17 februari 2003
structuurplan gehaald, maar zij staan nog wel in het streekplan. Wij dienen, statenbrede ondersteund, een amendement in om ook in het streekplan deze rode contouren niet te leggen om stedelijke voorzieningen, zorgvuldig ingepast in natuurlijk en ecologisch gebied. Wij willen het onmogelijk maken dat er op enig moment in de natuur in landelijk gebied, in recreatief gebied ineens wel verstedelijkt kan worden, omdat daar toevallig veel stedelingen van een voorziening gebruikmaken. Wij vragen om het volkshuiscomplex Ons Buiten en volkstuincomplex Amstelglorie, kop Amstelscheg, buiten de rode contour te laten. Ook dient het groene landelijk gebied rond de Sloterweg buiten de rode contour gelaten te worden. D66 steunt het amendement over de stedelijke voorzieningen buiten de stad in Amsterdam-noord. Amendement 26-5 Door de leden Van Rikxoort, Breunissen, Kruijmer, Nagel, Nawijn, Bruystens, Graatsma, Bozelie, Bezemer en Visser wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003, beraadslagend over het streekplan NoordHolland-zuid; constaterende, dat: - GS buiten de rode contour laten (blz. 76) "stedelijke functies gelegen op plaatsen waar het landschappelijk karakter, de openheid of groene functie beeld-, structuur- of kwaliteitsbepalend is"; - in Amsterdam-zuidwest het landschappelijk en ecologisch zorgvuldig ingepaste volkstuincomplex Ons Buiten ten noordoosten van het Nieuwe Meer integraal onderdeel is van het natuur- en recreatiegebied De Oeverlanden/Nieuwe Meer, van de Parkscheg (met onder meer het Amsterdamse Bos), en van de Provinciale ecologische hoofdstructuur; - het ten noorden daarvan en van de A4 gelegen gebied aan weerszijden van de historische Sloterweg, tussen ten oosten woon- en kantorengebied Park Haagse
122
Weg en ten westen het oude dorp Sloten, een in het bestemmingsplan beschermd oud landelijk gebied is, met een open groene en natuurlijke inrichting en schaarse lintbebouwing vlak langs de weg; - hiermee nadrukkelijk rekening is gehouden met de realisatie ten noorden ervan van de maximaal met 5.000 woningen dicht bebouwde woonwijk Nieuw Sloten (voormalig tuinkassengebied), zonder de normale open ruimte te behouden voor met name groenvoorzieningen voor de bewoners, die daarvoor volledig aangewezen zijn op het aangelegen landelijk gebied; - de Amsterdamse bevolking zich in een referendum al massaal heeft uitgesproken tegen de bebouwing van een weilandje ten westen van Nieuw Sloten, ten noorden van het dorp Sloten, eveneens integraal onderdeel van de laatste stukjes landelijk gebied rond dat oude dorp;
volwaardige democratische legitimatie vragen door besluitvorming in de voltallige staten;
overwegende, dat: - er een toenemend tekort is aan groene, open, natuur- en recreatiegebieden, met name in en vlakbij (groot)stedelijke woongebieden, dat dit belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de ruimtelijke leefbaarheid in (groot)stedelijke gebieden, en daarmee een negatieve invloed op de sociale leefbaarheid in (grote) dichtbewoonde gebieden; - de gemeenteraad van Amsterdam geen plannen heeft, bovengenoemde open natuurgebieden en landelijke gebieden te herbestemmen i.c. te verstedelijken, maar daartegen met de Amsterdamse bevolking heftig heeft geprotesteerd, en B&W zulke plannen uit het structuurplan heeft gehaald; - de gemeenteraad van Amsterdam deze laatste open gebieden op termijn van essentieel belang vindt voor de schaarse hoofdgroenstructuur in en naast het verder verstedelijkende gebied; - de rode contour om de buiten stedelijk gebied uitgeplaatste en landschappelijk zorgvuldig in het natuurgebied en landelijk gebied ingepaste voorzieningen als volkstuintjes en extensieve sport de mogelijkheid creëert, deze alsnog te verstedelijken met goedkeuring van GS; - dergelijke ingrijpende essentiële beleidsen bestemmingswijzigingen alsdan een
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003, beraadslagend over het streekplan NoordHolland-zuid;
PS 17 februari 2003
besluiten: - buiten de orde verstedelijkingscontour te laten: 1A. Volkstuincomplex Ons Buiten (PEHS); 1B Volkstuincomplex Amstelglorie (kop Amstelscheg); 2. Het groene landelijk gebied rond de historische Sloterweg. - GS op te dragen, deze wijzigingen op de streekplankaart en in de streekplantekst door te voeren. Amendement 26-6 Door de leden Van Rikxoort, Breunissen, Bezemer, De Lange, Kruijmer, Nagel, Graatsma en Visser wordt het volgende amendement voorgesteld:
constaterende, dat - de vele streekplanuitwerkingen (gewijzigd ontwerp: lijstje blz. 149, 150) de bevoegdheid zouden zijn van GS; - in de voorgestelde afwijkings- en uitwerkingsprocedures de instemming die vereist was door de statencommissie respectievelijk de voltallige staten vervallen; - deze uitwerkingsgebieden en -plannen nog niet rijp zijn voor besluitvorming, maar open vraagstukken betreffen van essentieel maatschappelijk belang en witte vlekken zijn wat betreft vast te stellen beleid en essentiële beleidslijnen zoals rode verstedelijkingscontouren; - pas na uitvoerige gedachtevormingen, onderzoeken en te voeren overleggen, en de bepaling van de relaties met provinciaal beleid als het milieubeleidsplan, verkeeren vervoerplan en het waterhuishoudingsplan, deze beleidslijnen opgesteld en alsdan vastgesteld kunnen worden; overwegende dat:
123
het van belang is voor de democratische legitimatie en het dualistisch functioneren van PS en GS (waarin statencommissies PS gaan adviseren en met meer GS), dat de voltallige staten de bevoegdheid houden op hoofdlijnen beleid en essentiële beleidslijnen vast te stellen, zoals al geregeld is voor waterbergingsgebieden en één uitwerkingsgebied; besluiten: - de bevoegdheid tot het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid en de essentiële beleidslijnen zoals de rode verstedelijkingscontouren ook voor de in het streekplan genoemde uitwerkingsgebieden en -plannen aan de staten te houden; - GS op te dragen, deze wijzigingen op de streekplankaart en in de streekplantekst door te voeren. Deze amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Nawijn (VVD): Voorzitter. Vandaag wordt de staten gevraagd, in te stemmen met de voordracht betreffende het streekplan voor geheel Noord-Hollandzuid. Een aantal streekplannen is, een streekplanperiode in ogenschouw genomen, redelijk recent nog in de vorige statenperiode vastgesteld. Wel is vrijwel direct het bij het aantreden van deze staten besloten om in navolging van het streekplan Noord-Holland-noord, dat in 1994 tot stand is gekomen, een aanvang te nemen met de voorbereidingen van dit streekplan. De basis daarvoor was al gelegd in 1989. De tijd vliegt, want met plannen voor de herziening van noord is nu alweer een aanvang gemaakt. Ook nu weer is de wens om nog in de huidige statenperiode tot besluitvorming te komen om onnodige vertragingen te voorkomen; welk een vertrouwen in de huidige samenstelling! Dat mag best gezegd worden. Het vergt ruim drie jaar voorbereiding en het zou ontegenzeggelijk weer veel tijd vergen voor de nieuwe staten om zich een en ander eigen te maken, met alle vertragingen van dien. Daar zit niemand op te wachten. Het ziet
PS 17 februari 2003
ernaar uit dat dit gaat lukken. Het is deze keer weer anders gegaan dan bij de totstandkoming van vorige plannen. Het was een nog uitgebreider en veel intensiever proces van raadpleging, overleg en inspraak. Expertmeetings, burgerhuizen, rondgangavonden, dit alles leidde van discussienotitie en plan van aanpak via strategienota en het conceptontwerpstreekplan, waarbij hoofdlijnen zijn vastgesteld, via het ontwerpstreekplan naar de besluitvorming van vandaag; een krachttoer voor velen. Bestuurlijk, maar ook ambtelijk is onnoemelijk veel werk verzet. Er is enthousiast gewerkt om dit alles tot stand te kunnen brengen, naast vakinhoudelijk zeker ook organisatorisch; zeer ondersteunend aan de statenleden. De statenleden hebben er ook veel tijd in geïnvesteerd en zich zo breed mogelijk georiënteerd. Namens de VVD-fractie zeg ik alle betrokkenen hartelijk dank voor de geleverde inspanning en prestatie. Voorzitter, ik verzoek u waar dit de provinciaal ambtelijke dienst betreft, deze dank aan betrokkenen over te brengen. Ik wil ook alle inwoners van de provincie danken voor de wijze waarop en de fase waarin zij hun inbreng hebben geleverd. Er was een hoge mate van betrokkenheid. Niet een ieder zal tevreden zijn. Die illusie hebben wij ook niet, maar wij denken dat veel zaken op bestemmingsplanniveau beoordeeld en gerealiseerd kunnen worden. Het is een veelomvattend plan met verscheiden vraagstukken. Het is jammer, maar gezien de tijdsdruk niet onbegrijpelijk, dat het nagestreefde "alles in één"-scenario - streekplan NoordHolland-zuid, het projectendeel en het uitvoeringsprogramma - niet tot stand is kunnen komen. Wij vragen GS om aan de reserveringen waaraan nog geen tijdshorizon is verbonden snel invulling te geven. Ik doel bijvoorbeeld op de grote onzekerheid bij het aanwijzen van een aanvulling van het blauwgroene raamwerk met 5600 hectare. Het is niet bekend wanneer daarover duidelijkheid is. Dat is wel belangrijk, omdat daardoor het bedrijfsleven minder zal investeren in die periode. Daartoe is juist de projectnota zo belangrijk. Wij sturen erop aan dat GS,
124
zoals zij zelf schrijven, de projectennota zo snel mogelijk ter hand nemen, opdat er snel duidelijkheid geboden kan worden. In hoofdlijnen kan de VVD zich vinden in de opzet van het streekplan, met de vele aanpassingen die erin zijn verwerkt. Ik zal mij dan ook beperken tot de punten waarvan wij vinden dat die nadere aandacht behoeven en de punten die naar onze mening gewijzigd moeten worden. Er is al veel gezegd over de rode contouren. Een van de uitgangspunten van het streekplan is een zo zuinig mogelijk ruimtegebruik. Het streekplan moet echter tegelijkertijd zo globaal en flexibel mogelijk worden opgesteld. Dit lijkt met elkaar in strijd te zijn. Bij het hanteren van het begrip "rode contouren" is steeds uitgegaan van het zo goed mogelijk aangeven van de stedelijke gebieden voor verdere vormen van verstedelijking gedurende deze streekplanperiode. Op zichzelf is het goed dat hieromtrent vooraf duidelijkheid wordt geboden. Omdat de rode contour een essentiële beleidslijn is, geven GS aan dat het wijzigen van contouren of de inhoud van het beleid een streekplanherziening vergt. Ons inziens is niet aangegeven in welke gevallen er sprake is van een aanpassing van de rode contour door toepassing van de geboden flexibiliteit via een bestemmingsplan of via een streekplanherziening. Wij achten enige beleidsvrijheid van gemeenten ten aanzien van het vastleggen van rode contouren op zichzelf goed. De VVD wil dan ook dat GS bij de planbeoordeling ruimhartig omgaan met de bevoegdheid, wijzigingen aan te brengen binnen de gegeven beleidsvrijheid aan de gemeenten. Wij zullen daartoe een motie indienen. De heer Breunissen (GroenLinks): Wat zegt u nu, mijnheer Nawijn? De heer Nawijn (VVD): Wij willen een accent leggen op de beleidsvrijheid die gemeenten krijgen om in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan de rode contour enigszins op te schuiven. De gedeputeerde heeft in de commissie gezegd dat marges niet kunnen worden aangegeven, maar dat per geval in alle
PS 17 februari 2003
redelijkheid een beoordeling zal plaatsvinden. De heer Breunissen (GroenLinks): Een rode contour is een essentiële beleidslijn. Die kan alleen verlegd worden na een herziening van het streekplan. Ik neem aan dat u op dit punt een amendement indient. De heer Nawijn (VVD): Er is gezegd dat het college enige ruimte heeft om de rode contour iets op te schuiven als er niet direct sprake is van een essentiële wijziging. Dit staat ook in de voordracht. De heer Poelmann (D66): Waarom stellen wij eigenlijk nog een streekplan vast? De heer Nawijn (VVD): Wat bedoelt u daarmee? De heer Poelmann (D66): U stelt voor, de streekplanlijnen flexibel te maken. Een streekplan is er juist om houvast te bieden. De heer Nawijn (VVD): Wij zijn minder dogmatisch dan u. Het plan moet flexibel en globaal zijn. De rode contouren onderschrijven wij, maar die zijn in sommige gevallen zeer strak getrokken. Gemeenten hebben bij het maken van bestemmingsplannen enige beleidsvrijheid. Het college dient hier ruimhartig en zorgvuldig mee om te gaan. De heer Graatsma (SP): U maakt precies de verkeerde keuze. In het voorstel van het college wordt burgers en instellingen alle mogelijkheden ontnomen om in een geschil met de gemeente inzake de vaststelling van een bestemmingsplan, te proberen om bij de provincie hun recht te halen. De essentiële beleidslijnen moeten juist worden aangescherpt. Ik zal de amendementen steunen waarin wordt voorgesteld om provinciale staten als volksvertegenwoordiging hier een rol in te laten spelen. Een rode contour moet zo duidelijk zijn dat burgers bij de provincie terechtkunnen als zij tegen een bestemmingsplan van de gemeente in beroep willen. Dat kan nu niet en dat vind ik zeer kwalijk.
125
De heer Nawijn (VVD): Niemand weet tot op de meter waar de contour ligt. In principe onderschrijven wij de contouren, maar daarbinnen is speelruimte. Wij stellen voor om hier desgevraagd ruimhartig mee om te gaan.
wijzigingen legitiem zijn. Als wij een bestemming goedkeuren, heeft een burger bij het bezwaar niet zoveel kans als hij dit pas kan aantekenen als een gemeente de desbetreffende lijn in een bestemmingsplan opneemt.
De heer Graatsma (SP): Ik noem een paar voorbeelden: Haarlem-noord, Velserend en de volkstuinen in Naarden. Omwonenden zijn bang dat groene gebieden binnen de stedelijke contour opgeofferd worden. Als betrokkenen niet meer kunnen wijzen op een stevige contour in het streekplan, zijn zij aan het eind van hun latijn.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U draait de zaak om. Wij bezien of een bepaald gebied in aanmerking mag komen voor stedelijke functies. In onze optiek kunnen volkstuincomplexen daar in sommige gebieden voor in aanmerking komen. De kernvraag is nu of de gemeente de ruimte moet krijgen om een wijziging aan te brengen. Als u dat niet wilt, moet u dit besluit niet nemen.
De heer Nawijn (VVD): U noemt Velserend. Wij zijn blij dat dit op initiatief van de PvdA betrokken is bij Meer en Berg. Als dat niet gebeurt, zijn er meer kwalijke ontwikkelingen mogelijk. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Veel belangrijker is dat elk gemeentelijk bestemmingsplan openstaat voor beroep en bezwaar van alle belanghebbenden. Als de gemeente overweegt om de huidige bestemming volkstuinen eraf te halen, hebben de belanghebbenden alle mogelijkheden om hun recht te halen. De heer Graatsma (SP): Dat is mij bekend. Ik noemde kwetsbare gebieden waar de gemeentelijke wals gemakkelijk overheen gaat. Dan is het einde verhaal voor betrokkenen als zij zich niet op het streekplan kunnen beroepen. Die mogelijkheid hadden zij voorheen wel, maar met die losse rode contouren kan dat straks niet meer. De heer Van Rikxoort (D66): Op grond van mijn ervaring als wethouder vraag ik mij af of het wel klopt wat de heer Meijdam zegt. Als er in het kader van het streekplan besluiten worden genomen waardoor bestemmingen veranderen, hebben bewoners het recht, bezwaar of beroep aan te tekenen als het een essentiële beleidslijn is. Dit kan ook bij een bestemmingsplan. De rechter gaat echter niet op de stoel van de staten of van de gemeenteraad zitten. Hij toetst of deze
PS 17 februari 2003
De heer Nawijn (VVD): Ik kom nu te spreken over de waterberging. Eerder hebben wij aangegeven, ons nog te beraden op het al dan niet handhaven van de zoekgebieden op de streekplankaart. In januari nog heb ik de commissie gezegd dat zolang de uitkomsten van de stroomgebiedvisies niet bekend zijn, wij het niet verstandig achten nu al gebieden te reserveren. Het grote belang van een goed waterbeheer wordt door ons volledig onderschreven. Wij hebben hierover in de fractie uitgebreid van gedachten gewisseld. Daarnaast hebben wij ons, na goed geïnformeerd te zijn, inmiddels laten overtuigen door de verantwoordelijke voor water in dit deel van het land, dat er eerst een juridische basis gelegd moet zijn, wil je een en ander van de grond krijgen. Die basis wordt in dit streekplan gelegd. Straks zal de woordvoerder van de fractie van het CDA een mede door ons opgestelde motie indienen, waarin de staten wordt gevraagd om duidelijk een termijn te stellen waarbinnen de stroomgebiedvisies uitkomst moeten bieden. Dan kunnen de gebieden die werkelijk als zodanig nodig zijn, worden gehandhaafd en kunnen de overige worden geschrapt. Wij hebben ons ervan overtuigd dat er geen sprake is van een onredelijke termijn. Als de uitkomsten bekend zijn, zullen alle reserveringen bij herziening komen te vervallen. Ten aanzien van de uitleglocaties voor woningbouw gaan wij akkoord met de Bloemendalerpolder/KNSF. Wij zijn met
126
het college van mening dat wanneer blijkt dat dit niet voldoende is om de woningbehoefte in de regio kwalitatief of kwantitatief op te vangen, de mogelijkheid van de locatie Aetsveld-west niet op voorhand mag worden uitgesloten.
burgers zo snel al te breken. IJburg is nog lang niet klaar! De heer Nawijn (VVD): Ik weet niet waar de heer Tielrooij dit gezegd heeft. De heer Poelmann (D66): In deze zaal.
De heer Breunissen (GroenLinks): Een vorige VVD-gedeputeerde Ruimtelijke Ordening heeft in de staten gezegd dat de Bloemdalerpolder en de Bovenkerkerpolder niet bebouwd hoefden te worden als IJburg doorging. IJburg is nog niet eens klaar en nu al wilt u de Bloemdalerpolder volbouwen. Daarmee wordt de belofte van de vorige VVDgedeputeerde collectief gebroken. Is dat een kwestie van een net, op de burger betrokken bestuur? De heer Nawijn (VVD): Wij hebben het over zoekgebieden. Er is sprake van bepaalde ontwikkelingen en van een voortschrijdend inzicht. In de regio Gooi en Vechtstreek is een zekere woningbouwbehoefte en dan moet gezocht worden naar daarvoor geschikte locaties. Er zijn nog geen concrete plannen. Het is een zoekgebied. Wij vinden nu de Bloemendalerpolder een redelijke plek om in de woningbouwbehoefte te voorzien. Dit wijkt wellicht af van de mening van een gedeputeerde destijds. De heer Breunissen (GroenLinks): In de loop der jaren kunnen inzichten veranderen, maar dit gaat wel heel snel. Ik snap heel goed dat een toezegging van de heer Tielrooij niet voor de eeuwigheid geldt. De heer Nawijn (VVD): Niet de heer Tielrooij, maar de staten hebben het voor het zeggen. De heer Breunissen (GroenLinks): Aan de bevolking is destijds voorgehouden: stem voor IJburg, want dan blijven de Bloemendaler- en Bovenkerkerpolder open. Als de staten of een gedeputeerde zoiets zeggen, kan een burger daar blijkbaar niet meer op vertrouwen. U gaat er nu in mee om die belofte aan de
PS 17 februari 2003
De heer Nawijn (VVD): In elk geval niet bij de behandeling van het streekplan Gooi en Vechtstreek. De heer Poelmann (D66): Bij de vele discussies over IJburg, inclusief alle plannen voor natuurontwikkeling die daarbij hoorden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als dit zo is, waarom hebben de fracties van GroenLinks en D66 geen bezwaar gemaakt tegen de ramingen van de woningbehoefte? Ik kan mij voorstellen dat u naar die belofte verwijst, maar wij hebben inmiddels in vijf instanties van gedachten gewisseld over de hardheid van de woningbehoeftecijfers. Die is door u niet bestreden. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat klopt, in ieder geval niet in het kader van de laatste notitie ter zake. Wij constateren echter dat de huidige plancapaciteit .... De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Die is verdisconteerd in de woningbouwopgave. De heer Breunissen (GroenLinks): Als in de huidige plancapaciteit de ambitie van 50% binnenstedelijk verdichten ten behoeve van woningbouw wordt verwerkt, kun je in het streekplangebied tot ongeveer 2015 toe. Pas daarna zijn wij toe aan nieuwe uitleglocaties. GroenLinks pleit er sterk voor om die fasering in het streekplan aan te brengen. Dat botst met uw opvatting, want u heeft in de commissie al enkele keren gezegd, de Bloemdalerpolder morgen al nodig te hebben voor woningbouw. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is waar.
127
De heer Poelmann (D66): In gewone taal: als u twee broden nodig heeft, is daarmee nog niet duidelijk bij welke bakker die gekocht moeten worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik weet wel dat ik die broden nodig heb om de bevolking te voeden. Als wij vinden dat de bevolking gevoed moet worden, moeten wij niet weglopen voor de beantwoording van de vraag waar die woningen dan wel gebouwd moeten worden. Als u zegt dat de Bloemendalerpolder open moet blijven, hoor ik graag waar 5000 woningen gebouwd kunnen worden voor woningzoekende inwoners. De heer Van Rikxoort (D66): Deze polder ligt in het stedelijk gebied van Amsterdam. Daar geldt de opgave om niet minder dan 50.000 woningen toe te voegen door stedelijke verdichting. Dat is een zware opgave. Amsterdam heeft in het verleden de opgave om hetzelfde aantal bewoners in zijn gebied te huisvesten steeds opgelost door de stad uit te strekken. Het aantal bewoners per vierkante meter is in stedelijk gebied sterk gedaald. In de binnenstad van Amsterdam woonden vroeger 400.000 mensen en nu is dat aantal nog maar 80.000. Het is van enorm belang om er niet te gemakkelijk aan toe geven dat ieder keer maar weer kleine stukjes groen rond de stad worden volgebouwd. Op die manier lukt de verdichting van het stedelijk gebied nooit. De heer Nawijn (VVD): In navolging van de heer Meijdam nodig ik de fracties van GroenLinks en D66 uit aan te geven welke alternatieven er zijn. De heer Breunissen (GroenLinks): Daar ben ik heel helder over geweest. De voorzitter: De heer Nawijn vervolgt zijn betoog. De heer Nawijn (VVD): Voorzitter. Bij de locaties Hoofddorp-west en de Legmeerpolders - waar wij overigens mee instemmen - dient rekening te worden gehouden met 2000 woningen voor het opvangen van een deel van de behoefte in
PS 17 februari 2003
Zuid-Kennemerland waarvoor nu nog een beroep wordt gedaan op een nieuw te ontwikkelen bouwlocatie in de duin- en bollenstreek. Deze mogelijkheid achten wij thans niet realistisch omdat de provincie Zuid-Holland in haar ontwerpstreekplan het uitgangspunt hanteert dat in de planperiode tot 2015 verstedelijking van enige omvang in de bollenstreek en het plassengebied is uitgesloten. Zolang bij de vaststelling van dit streekplan daarover geen concrete afspraken zijn gemaakt, kan er geen rekening worden gehouden met het genoemde aandeel in de bollenstreek. Wij vragen het college bij amendement om vooralsnog die 2000 woningen op te vangen binnen het eigen streekplangebied. Voor Waterland zijn wij met het college van mening dat op dit moment geen van de genoemde zoekgebieden Zuiderpolder, Lange Weere, zuidoostBeemster en Purmerend-zuid - mag worden uitgesloten. Het is daarenboven een goed voorstel om de visie Purmermeer erbij te betrekken. Door allerlei nieuwe visies en plannen mag er niet te veel stagnatie ontstaan. Op het punt van het voorzien in de woningbehoefte is bij veel gemeenten de nood hoog. Wij zijn het eens met de verdeling van de woningen in de regio op basis van een woningbouwprogramma waarbij de Zuidpolder met nadruk aan de orde moet zijn. Wij zullen daartoe een motie van het CDA medeondertekenen. Ik kom op het Volker Stevin-terrein in Spaarndam. Wij suggereren om dit bedrijventerrein de bestemming "wonen" te geven. Wij denken dat dit mogelijk wordt als de bedrijven worden verplaatst naar het nieuw te ontwikkelen terrein van het voormalige bedrijf Rutte. Van dit terrein wordt door NV Afvalzorg slechts voor een klein deel gebruikgemaakt. Hierbij gaat het om ongeveer 20 hectare. Wij dienen hiertoe een motie in. In de Zuidas van Amsterdam wordt grootschalig en hoogwaardig invulling gegeven aan de woningbouwtaakstelling. Een mooi staaltje van intensief ruimtegebruik. Een groot deel is bestemd voor de vrije sector. Er wordt geadviseerd, woningen te ontwikkelen die in het gangbare aanbod nog niet beschikbaar
128
zijn, namelijk het zeer dure segment. Deze woningen zijn van belang om de exploitatie rond te krijgen. Om de beoogde doelgroep te kunnen bevredigen in hun woonwens, dus om de woningen verkoopbaar te maken en te houden, moet met veel factoren rekening worden gehouden. Eén daarvan is bereikbaarheid per auto en dus moeten er goede parkeervoorzieningen zijn. Het voorstel behelst een parkeerplek per woning en een kwart parkeerplek voor bezoekers. Om eerder aangegeven redenen zijn wij van mening dat het planologisch mogelijk moet worden gemaakt om voor woningen van die categorie een parkeernorm van twee plaatsen per woning te laten gelden. Commerciële exploitanten kunnen dan extra ondergrondse parkeervoorzieningen realiseren voor eigen rekening en risico, want de bewoners zijn bereid om daarvoor te betalen. Het bestemmingsplan biedt hiertoe mogelijkheden voor de gebieden die op de plankaart staan als verkeersarsenaal, openbare ruimte, tuinen en erven en water. Dit alles onder de voorwaarde dat de kwaliteit van de openbare ruimte in ieder geval behouden blijft. Via het NVVP is ons een goedkeuringsbevoegdheid toegekend in het kader van het parkeerbeleid. Ik zal een amendement indienen op dit punt. Afgelopen zaterdag hebben wij nog in de krant kunnen lezen dat wethouder Stadig van Amsterdam enorm in zijn maag zit met de lage parkeernorm in IJburg. Vanwege onvoldoende parkeerruimte zijn woningen er slecht verkoopbaar. De heer Graatsma (SP): Ligt dat aan de prijs of aan de parkeerruimte? De heer Nawijn (VVD): Met name omringende factoren brengt mensen ertoe, toch niet over te gaan tot de aankoop van zo'n huis. De heer Graatsma (SP): Het is dus niet alleen de parkeernorm. De heer Nawijn (VVD): Het ligt niet alleen aan de prijs. Men heeft ontdekt dat dit hoofdzakelijk te maken heeft met de parkeernorm.
PS 17 februari 2003
De VVD vindt het van het allergrootste belang dat duidelijk wordt aangegeven welke functie waarvoor bedoeld is. Deze functies moeten zo goed mogelijk voor betrokkenen worden gewaarborgd. Dat geldt zeker voor bedrijven. Wij hebben een andere mening over het NAM-terrein als de PvdA. Dit is een terrein met kade aan het Noordzeekanaal in Velsen-noord. Deze locatie kan aangemerkt worden als nat bedrijventerrein met een kadelengte van 225 meter aan diep vaarwater. Wij vinden dat hiervoor de bestemming bedrijventerrein behouden moet worden. Ik heb het vooral over de continuïteit van een bedrijf zoals Crown Van Gelder, dat gebonden is aan deze vestiging. Al meer dan honderd jaar zorgt dit bedrijf daar voor werkgelegenheid voor honderden werknemers en dus voor een gezonde economische ontwikkeling in de IJmond. Met het oog daarop moet dit bedrijf duidelijkheid krijgen. De heer Breunissen (GroenLinks): Crown Van Gelder heeft geen kade van 225 meter nodig. Dit bedrijf kan met veel minder kade toe. De heer Nawijn (VVD): Als ik mijn verhaal even mag afmaken, zal u duidelijk worden waarom dit terrein vrij moet blijven voor het bedrijfsleven. Ruimte voor een woningbouwlocatie zoals het Waterfront op een deel van het terrein, hoe mooi het ook moge zijn om aan het water te wonen, verdraagt zich niet met de aanwezigheid van bedrijven. Het zal er de oorzaak van zijn dat onder andere Crown Van Gelder in hoge mate door allerlei milieu-eisen in zijn bedrijfsactiviteiten wordt gehinderd. Wij weten allemaal dat er van de zijde van bewoners, ook al weten deze vooraf wat de consequenties zijn van het wonen op een bedrijventerrein, klachten komen die er veelal toe leiden dat het bedrijf in kwestie grote problemen ondervindt. Dat staan wij niet voor. Wij vinden dan ook dat er geen sprake kan zijn van een afwijkingsbevoegdheid. Samen met het CDA dienen wij een motie op dit punt in. De heer Schneiders (PvdA): Het overleg over het gebruik van die kade tussen het
129
bedrijfsleven, de bewonersverenigingen en de gemeente is nog volop gaande. Waarom wilt u dat niet afwachten? De heer Nawijn (VVD): Ik heb begrepen dat het bedrijf nogal gebruuskeerd is omdat men met plannen naar buiten is gekomen waarover nog geen behoorlijk overleg heeft plaatsgevonden. Er is nog geen sprake van dat alle consequenties zijn afgewogen. Als er in de toekomst wel overeenstemming komt over woningbouw, moet dit niet via een wijzigingsbevoegdheid maar via een streekplanherziening geregeld worden. Voor het gebied Waterland ligt er een opgave om ten behoeve van lokale en regionale bedrijven 164 hectare aan bedrijventerrein te realiseren. Inmiddels is 20 hectare uitgegeven in Baanstee-oost. Voor de resterende 144 hectare en de intensiveringsopgave van 18 hectare is door het college een aantal mogelijkheden geopperd. Een groot deel daarvan wordt voorzien in Baanstee-noord eerste fase en, na 2010, in de tweede fase aldaar. Naast nog een aantal kleine locaties resteert er dan een tekort van 24 hectare waarvoor een oplossing gezocht moet worden. Wij kunnen daarom een recent opgekomen zoekopdracht van 100 hectare niet plaatsen, maar misschien kan de gedeputeerde hierover opheldering verschaffen. Wij gaan vooralsnog uit van 24 hectare. Naar aanleiding van een onlangs gehouden werkbezoek door de portefeuillehouder aan de gemeente Waterland zijn plannen voor de revitalisering van de binnenstad en het havenfront van Monnickendam aan de orde gesteld, waarbij het wenselijk wordt geacht het bedrijventerrein Galgenriet ten behoeve hiervan te saneren. Het betreft hier de uitplaatsing van een aantal lokale bedrijven. Nu is de gemeente zo inventief geweest om in te spelen op de zoektocht naar 24 hectare. Zij heeft gesuggereerd om samen met de benodigde lokale behoefte een regionale mogelijkheid te bieden. Daarbij wordt gedacht aan Monnikmeer. De VVD verzoekt deze suggestie serieus te betrekken bij de inventarisatie van het gehele gebied Waterland, samen met de reacties en
PS 17 februari 2003
suggesties van andere gemeenten die wellicht nog zullen volgen. De heer Schneiders (PvdA): Een dergelijk onderzoek hoeft van ons absoluut niet. Wij onderkennen de noodzaak om in het kader van de uitplaatsing van de lokale bedrijvigheid iets te doen bij kleinere kernen, maar een bedrijfsterrein van 24 hectare in het open gebied van Waterland moet niemand willen. De heer Nawijn (VVD): U heeft mij niet horen zeggen dat ik vind dat het terrein daar gesitueerd moet worden. De gemeente heeft, min of meer daartoe uitgenodigd, een suggestie gedaan. Iedere gemeente realiseert zich dat het heel lastig is om kleinschalige oplossingen te bieden voor de eigen bedrijven. Deze gemeente heeft nu inventief meegedacht en dan staat ons niets anders te doen dan deze suggestie te betrekken in het geheel. De zoekopdracht voor 24 hectare ligt er nog steeds. U zult het met mij eens zijn dat het verstandig is om voor de resterende 24 van de in de totaal 164 hectare een oplossing te bedenken. Als daarvoor een betere locatie gevonden kan worden, houden wij ons aanbevolen. De heer Schneiders (PvdA): Inmiddels zijn er voldoende bedrijventerreinen in het streekplan gerealiseerd. De zoekopdracht achten wij niet nodig. Wij hebben hierover een motie ingediend. De heer Nawijn (VVD): Wij hebben een andere mening. Wij vinden dat de opdracht die de provincie zich heeft gesteld, volbracht moet worden. Het is belangrijk dat lokale bedrijvigheid binnen of niet te ver van de desbetreffende gemeente een plaats krijgt. Er moet ruimte zijn voor kleinschalige, lokale bedrijven, zoals de plaatselijke loodgieter, timmerman enzovoorts. De gemeenten kunnen hun beleidsvrijheid in het bestemmingplan gebruiken om dit soort bedrijven tegemoet te komen. De heer Breunissen (GroenLinks): Er zitten nu helemaal geen lokale loodgieters op het Galgenriet.
130
De heer Nawijn (VVD): Denkt u dat er in de gemeente Waterland geen loodgietersbedrijf is? De heer Breunissen (GroenLinks): U had het over de benodigde uitplaatsing van bedrijven van het Galgenriet. De heer Nawijn (VVD): Ik weet niet welke bedrijven er precies zitten, maar de gemeente geeft aan dat er behoefte is aan uitplaatsing. De heer Breunissen (GroenLinks): U noemt dit creatief inspelen op de situatie. Ik vind er niets creatiefs aan om een volgende polder aan snee te brengen. De gemeente Waterland was echt creatief geweest als was nagegaan welke mogelijkheid het grote bedrijventerrein Baanstee biedt. De heer Nawijn (VVD): Het gaat niet om grote bedrijven. Die kunnen natuurlijk naar Baanstee-oost of -noord. Het gaat mij juist om kleinere bedrijven. De VBA verzoekt om voor de toekomstige noodzakelijke ontwikkeling van de bloemenveiling Aalsmeer de Thamerpolder als mogelijke locatie aan te geven. Dat verzoek wijzen wij af. Wij kunnen ons vinden in hetgeen het college daarover in de voordracht verwoordt. Het CDA zal een motie indienen waarin wordt gevraagd om in samenspraak met gemeenten na te gaan wat er voor de VBA wel mogelijk is. Wij benaderen deze motie positief. De VVD blijft het eerder ingenomen standpunt huldigen dat de reservering op de plankaart ten oosten van Amstelveen als mogelijke wegverbinding tussen de A9 en de N201 wordt gehandhaafd. Inzet voor ons blijft de Fokkerweg. Daarop moet de uiterste inspanning gericht zijn. Wij zullen de ontwikkelingen ter zake zeer kritisch volgen. Mocht een en ander echter niet leiden tot een adequate oplossing, dan willen wij op voorhand de mogelijkheid van de N522 niet uitsluiten. De reservering voor een mogelijke zesde en zevende baan van Schiphol is verstandig. Wij zijn het ermee eens om die tot 2006 te handhaven. Dan zal duidelijk zijn welke baan of banen er gesloten
PS 17 februari 2003
kunnen worden, dan wel teruggebracht kunnen worden tot de laagste preferentie in gebruik. Ik doel hierbij op de Aalsmeerbaan, waarvan al bij de discussie over de vorige week in gebruik genomen vijfde baan sprake was. De Zuiderpolder bij Haarlem en het zuidoostelijk deel van de Waarderpolder zijn nu opgenomen als uitwerkingsgebied omdat herinrichting en verstedelijking van het gebied nodig worden geacht. De VVD onderschrijft dit, te meer omdat er een behoorlijke woningbouwtaakstelling is voor Zuid-Kennemerland waarbij 2000 woningen binnenstedelijk moeten worden gerealiseerd. De gemeente Haarlem heeft plannen om een nieuw stadion te bouwen in het noordelijk deel van de Zuiderpolder. Voor de vrijkomende locatie in Haarlemnoord zal de binnenstedelijke functie worden gewijzigd ten behoeve van woningbouw. Dat lijkt ons broodnodig. Dit is een zeer verstandige insteek. Wij willen iedereen graag duidelijkheid bieden. Op dit moment zijn er voldoende argumenten om de rode contour in die zin op te schuiven dat de noordzijde van de Zuiderpolder binnen het stedelijk gebied komt te liggen en er onder andere een mogelijkheid wordt geboden voor een stadion annex kantoren. Wij hebben hiertoe een amendement van de PvdA medeondertekend. De heer Van Rikxoort (D66): Kunt u de argumenten noemen? De heer Nawijn (VVD): Dat heb ik gedaan. Ik heb gewezen op de woningbouwtaakstelling. Het huidige stadion is niet meer adequaat gesitueerd. De ruimte daarvan kan voor de ICTopgave worden benut. De Zuiderpolder komt in aanmerking voor verstedelijking en daarom ligt daar wellicht de locatie voor een nieuw stadion. Als de gemeente Haarlem tot andere inzichten komt, kan er ook woningbouw worden gepleegd. De heer Van Rikxoort (D66): Het is mij duidelijk dat het stadion een plek moet krijgen. GS wijzen er echter op dat eerst een deelstroomgebiedvisie moet zijn ontwikkeld en dat de gevolgen van de verstedelijking nog niet bekend zijn, met
131
name ook voor de Stellingzone. Er moet nog inzicht worden geboden in verkeerskundige en maatschappelijke aspecten enzovoorts. Als dit amendement wordt aangenomen, nemen wij een besluit zonder dat wij voldoende inzicht hebben. De heer Nawijn (VVD): Met de uitwerking van de waterbergingsgebieden wordt de zaak niet stilgelegd. De heer Van Rikxoort (D66): Ik noem ook natuur, landschap, cultuurhistorie, Stellingzone, omliggende stedelijke functies .... De heer Nawijn (VVD): U probeert mij nu te overtuigen. Ik weet heel goed wat uw mening is. De VVD vindt dat de tijd rijp is om duidelijkheid te bieden, ook ten behoeve van al de woningzoekenden in onze regio. Mijnheer Poelmann kan wel doen alsof hij tot tranen tot geroerd is, maar de woningbehoefte is zeer groot. Steeds meer kleinere huishoudens doen een beroep op huisvesting. In de hele provincie is er een groot tekort aan woningen in het verstedelijkte gebied. De heer Van Rikxoort (D66): U omzeilt mijn vraag. Ik vraag of u wel het inzicht heeft dat GS niet blijken te hebben. De heer Nawijn (VVD): De opsomming van GS staat de ontwikkeling van een stadion aldaar niet in de weg. In ieder geval kan daar verstedelijking plaatsvinden. Tot slot kom ik aan de golfbaan te Vogelenzang. Men moet mij niet euvel duiden dat ik hier - wellicht wat onevenredig - iets uitvoeriger bij stilsta. Naar aanleiding van motie 81-2, die is aangenomen bij de behandeling van het streekplan Kennemerland op 14 december 1998, nog maar vier jaar geleden dus, wordt voor het eerst in deze voordracht bestuurlijk gereageerd. In de motie werd het college verzocht, onderzoek te doen naar de mogelijkheid van de aanleg van een ecologische golfbaan in de binnenduinrand nabij Vogelenzang, op de gronden van Van der Peet. In het streekplan is hiertoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij
PS 17 februari 2003
positieve uitkomst van het onderzoek de aanleg van een dergelijke baan niet onmogelijk te maken. Op meerdere momenten heb ik al opgemerkt dat ik het kwalijk vind dat het antwoord steeds is uitgebleven. Minimaal drie verloren jaren voor allen die bij het onderwerp betrokken zijn en een blamage voor de op de burger betrokken overheid. Ook wij voelen ons op z'n minst niet serieus genomen. In de voordracht stellen GS, geen mogelijkheden te zien voor een golfbaan op deze locatie zonder de uitgangspunten van beleid geweld aan te doen. Er wordt gesteld dat een nader onderzoek, zoals een MER, op dit moment niet zinvol wordt geacht. Ik breng dan toch nog maar weer in herinnering de golfbanen gelegen in natuurgebieden van de duinrand van Texel en in het waterwingebied van het Tilburgse waterleidingbedrijf. Deze projecten hebben een MER ondergaan. Een bezoek aan deze twee banen, zoals in 1998 is toegezegd, hebben wij nimmer in statenverband kunnen afleggen. Ik zou haast zeggen: laat staan dat het college ter plekke is gaan kijken. Het college noemt een aantal argumenten voor zijn standpunt. Er wordt verwezen naar de Habitatrichtlijn zonder dat daarbij wordt aangegeven dat dit de feitelijke ontwikkeling onmogelijk maakt. Ten aanzien van natuur en landschap wordt aangegeven dat zowel het eigen onderzoek - waarvan de staten nooit in kennis zijn gesteld - als het tegenonderzoek in opdracht van de golfclub uitwijst dat het bij de aanleg van een ecologische golfbaan mogelijk is, enkele maar niet alle beoogde natuurtypen in te passen. Daarbij wordt het accent gelegd op de gewenste hoeveelheden. Vervolgens wordt gesteld dat de aanleg van een dergelijke golfbaan op genoemde locatie tot afname van natuurwaarden leidt. Daarbij wordt niet aangegeven welke waarden dit zijn. Ik breng in herinnering dat dit vroeger geaccidenteerd duinterrein was. In de jaren vijftig hebben er grote afgravingen plaatsgevonden ten behoeve van de realisering van de Coentunnel. De plannen beogen de situatie terug te brengen zoals zij was. De beleidsnotitie golfterreinen in Noord-Holland biedt wel degelijk mogelijkheden omdat daarin
132
duidelijk is vermeld dat de gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur in beginsel niet in aanmerking komen, maar dat er uitzonderingen mogelijk zijn. In dat geval moet het terrein worden onderworpen aan het compensatiebeginsel en een milieueffectrapportage. Wij weten allen dat het compensatiebeginsel inhoudt dat een en ander binnen het streekplangebied gerealiseerd kan worden en niet ter plekke hoeft te gebeuren. Wij staan natuurlijk open voor alternatieven. Ik was meteen geïnteresseerd toen ik op bladzijde 39 van de voordracht het woord "alternatief" zag staan. Ik heb mij daarover laten informeren. Ik heb begrepen dat het gebied nabij Woestduin thans is opgenomen in het natuurgebied Noordzeekanaal-zuid, als ontwikkelingsgebied Woestduin. Het betreft hier bollengrond. GS geven aan, dat zij daar graag 18 hectare natuurontwikkeling willen realiseren en dat het mogelijk moet zijn hier een golfbaan aan te leggen. Om te komen tot integrale planvorming en meervoudig ruimtegebruik biedt de aanleg van een golfbaan samen met de realisatie van de natuurontwikkeling en gekoppeld aan recreatieve functies daarvoor een uitgelezen gelegenheid. Wat zijn de reële mogelijkheden om een en ander werkelijk te realiseren? Is het college bereid tot aankoop voor natuurontwikkeling over te gaan? Voor dit soort doelen is er een aankooptitel met rijksgeld. Wij weten dat in het bestemmingsplan landelijk gebied van de gemeente Bloemendaal beide locaties in ieder geval als uitwerkingsgebied met een mogelijkheid voor golfbaan is opgenomen. Samen met het CDA nodigen wij het college bij motie uit, een inspanningsverplichting aan te gaan om serieus te onderzoeken of de locatie Woestduin mogelijkheden biedt en de staten daarover binnen een jaar te informeren. Tot die tijd - en wellicht ook als de uitkomst onverhoopt negatief is vinden wij dat het land van Van der Peet aan een MER onderworpen moet worden. Gedurende de genoemde periode willen wij beide terreinen opgenomen zien als uitwerkingsgebied. Op deze wijze krijgt
PS 17 februari 2003
men een eerlijke kans om een golfbaan aan te leggen. De heer Breunissen (GroenLinks): Mijnheer Nawijn, wij kennen uw liefde voor de golfsport en wij weten dat dit een van de hoofdpunten van het provinciale beleid is. U besteedt er in elk geval veel spreektijd aan. Gisteren nam ik deel aan een wandeling op het mogelijke tracé van de tunnel voor de A6/A9. Daarbij kwam ik over de golfbaan Olympus bij het recreatiegebied de Hoge Dijk. Bent u ook bij die golfbaan zo sterk betrokken dat u zich uitspreekt tegen het voorgenomen tracé omdat de tunnel uitmondt op de golfbaan? De heer Nawijn (VVD): Ik heb geen enkel belang bij golfbanen. Wij realiseren ons dat er in toenemende mate behoefte is aan deze vorm van recreatie. Wij moeten proberen om de zaken niet in het belachelijke te trekken. In de jaren vijftig en zestig vond men de aanleg van tennisbanen uit den boze. Nu tennist heel Nederland. Dat kan ook met de golfsport. In Engeland, waar die sport vandaan komt, wordt het golfen breed beoefend. Als het noodzakelijk is om infrastructuur te realiseren, kan een golfbaan geen aanleiding zijn om die ontwikkeling tegen te houden. Overigens is die golfbaan iets heel anders dan een ecologisch aangelegde baan, zoals de desbetreffende vereniging wil. Ik heb geen enkele verbintenis met die vereniging. Ik vind uw opmerking over mijn spreektijd een beetje flauw. Ik had zelf al aangegeven dat ik hier relatief veel tijd aan zou besteden. Het zit onze fractie dwars dat een onderzoek waar vier jaar geleden om gevraagd is, zo lang uitblijft en dat onze vragen hieromtrent op een dergelijke wijze worden beantwoord. De heer Breunissen (GroenLinks): Uw standpunt komt erop neer dat een golfbaan mag wijken voor een autoweg en een natuurgebied voor een golfbaan. De heer Nawijn (VVD): U moet goed naar mij luisteren. Ik heb positief gereageerd op de suggestie van GS om natuurgebied te creëren en in samenhang daarmee een
133
golfbaan mogelijk te maken. Golfen staat niet gelijk aan het verstoren van de natuur. Als dat niet lukt, willen wij de mogelijkheid behouden om aan de hand van een MER te onderzoeken of de aanleg van een ecologische baan redelijk is of niet. Ik zeg niet dat daar een golfbaan aangelegd moet worden. Wij willen dat dit goed onderzocht wordt. De heer Van Rikxoort (D66):Het gaat niet om de A6/A9, maar om een eventuele golfbaan bij Vogelenzang. D66 wil het voorstel wel steunen, maar dan willen wij volstrekte helderheid over uw intentie. Een recreatieve functie zoals een golfbaan is mogelijk in een natuurgebied of in een open en groen gebied als een en ander maar zorgvuldig wordt ingepast en niet ten koste gaat van het karakter van het gebied. Als niet aan de voorwaarden kan worden voldaan, moet van de aanleg van deze baan worden afgezien. De heer Nawijn (VVD): Dat ben ik geheel met u eens. Dat heb ik ook gevraagd. Amendement 26-7 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel, Kruijmer, Bezemer en Van Rikxoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - na ruim 4 jaar eerst nu een antwoord komt van GS op motie 81-2 uit 1998; - GS zich hebben voorgenomen geen nader onderzoek in te stellen in de vorm van een milieueffectrapportage voor de locatie Vogelenzang (Van der Peet); constaterende, dat: - in de voordracht een alternatieve locatie nabij Woestduin wordt genoemd; - GS op diezelfde locatie graag 18 hectare natuurontwikkeling willen realiseren en het mogelijk achten, hier de aanleg van een golfbaan te laten plaatsvinden;
PS 17 februari 2003
- GS de staten voorstellen, hieraan medewerking te verlenen van mening, dat: - het een goede zaak is dat er een mogelijkheid wordt aangedragen voor een locatie voor een golfbaan; - dat de realisatie van een golfbaan op die locatie afhankelijk is van een aantal onzekere factoren zoals de bereidheid van de huidige eigenaar tot verkoop en van de provincie tot aankoop van de locatie; - al het mogelijke gedaan moet worden om de aanleg van een golfbaan in ZuidKennemerland een goed afgewogen kans van slagen te geven; besluiten: - GS op te dragen een inspanningsverplichting aan te gaan om te onderzoeken of een golfbaan op de locatie nabij Woestduin te realiseren is; - de staten binnen 1 jaar na vaststelling van het streekplan te informeren over de uitkomst; - indien deze locatie geen mogelijkheden biedt, de locatie Vogelenzang (Van der Peet) alsnog te onderwerpen aan het compensatiebeginsel en een milieueffectrapportage; - in het streekplan op blz. 118 van het gewijzigd ontwerp beide terreinen op te nemen als uitwerkingsgebied en ook als zodanig op de streekplankaart op te nemen. Amendement 26-8 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel, Vis, Kruijmer, Bruystens en Van Rikxoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - het Provinciaal verkeers- en vervoerplan, dat op groot draagvlak in de staten mag rekenen, er van uitgaat dat: - mobiliteit mag; - bereikbaarheid niet kan worden gefaciliteerd zonder de auto;
134
- er keuzevrijheid van vervoermiddel bestaat; - de bereikbaarheid van een plek de functies die je aldaar wilt realiseren mogelijk moet maken, waarbij het aanbod van voldoende parkeerruimte onderdeel vormt van bereikbaarheid;. constaterende, dat: - de locatie Zuidas in Amsterdam een plek is waar men functies wil realiseren die op basis van de bereikbaarheid van de plek mogelijk moeten kunnen worden gemaakt; - de bereikbaarheid aldaar dreigt te worden belemmerd door een gebrek aan voldoende parkeervoorzieningen binnen het gebied; - onder meer gestreefd wordt naar de bouw van woningen voor 16.000 bewoners in voornamelijk het midden- en hoge segment; - meer dan 100.000 vierkante meter kantooroppervlak zodanig gebouwd wordt dat deze ook als woningen kunnen worden aangeboden; - voor hen een parkeernorm van 1,25 op 1 wordt gehanteerd (één per woning en één kwart voor bezoekers); van mening, dat: - veel meer behoefte ontstaat aan parkeervoorzieningen dan nu is voorzien; - het planologisch mogelijk moet zijn om extra parkeervoorzieningen binnen de Zuidas te realiseren voor bewoners die bereid zijn daarvoor te betalen; besluiten een parkeernorm voor woningbouw voor de Zuidas vast te stellen van 2 op 1. Amendement 26-9 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel, Schneiders, Kruijmer, Bruystens, Bezemer en Van Rikxoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid;
- er grote behoefte is aan woningbouwlocaties gezien de enorme taakstelling intensiveren, combineren en transformeren (ICT) een van de belangrijkste pijlers is voor het ruimtelijke ordeningsbeleid; - ICT doelmatig en efficiënt ruimtegebruik in stedelijke gebieden beoogt; constaterende, dat: - in de voordracht voor het terrein Volker Stevin in Spaarndam de mogelijkheid wordt geboden de bestemming om te zetten tot wonen indien ter compensatie een bedrijventerrein van een vergelijkbare omvang elders wordt gevonden; - de locatie nabij Halfweg van NV Afvalzorg (vm. Rutte-terrein) mogelijkheden biedt ter compensatie; besluiten, GS binnen een periode van één jaar te laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het bedrijventerrein Volker Stevin te Spaarndam te verplaatsen naar de locatie van NV Afvalzorg nabij Halfweg (vm. Rutteterrein), waarna bij positieve bevindingen door GS via een nu op te nemen afwijkingsbevoegdheid aan deze locatie een woonbestemming wordt gegeven. Amendement 26-10 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel, Kruijmer, Bruystens, Bezemer en Van Rikxoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - er een grote bouwopgave ligt voor ZuidKennemerland van 10.000 woningen; - de realisatie van de veronderstelde plancapaciteit van 5000 woningen alsmede van de extra opgave van 2000 woningen via ICT zeer problematisch zal zijn; constaterende, dat
overwegende, dat:
PS 17 februari 2003
135
- de beschikbaarheid van locaties zoals het bestaande Haarlem-Stadion en de locatie bij het NS station HeemstedeAerdenhout niet toereikend zullen zijn; - om toch aan de vraag te kunnen voldoen nieuwe uitleglocaties nodig zijn; - een nieuw te ontwikkelen bouwlocatie in de duin- en bollenstreek voor de provincie Zuid-Holland zoals opgenomen in het ontwerpstreekplan "Zuid-Holland-west" gedurende de streekplanperiode tot 2015 is uitgesloten; van mening, dat: - zolang er geen concrete afspraken zijn gemaakt met de provincie Zuid-Holland er geen rekening kan worden gehouden met een aandeel van de bollenstreek in de opvang van de eigen tekorten; - de woningbehoefte van de regio ZuidKennemerland volledig in het eigen streekplangebied ingepast dient te worden; besluiten het aandeel van de woningbouwopgave voor ZuidKennemerland dat is voorzien in een nog te ontwikkelen bouwlocatie in de bollenstreek vooralsnog aan te houden en dat aandeel van 2000 woningen onder te brengen binnen het eigen streekplan Noord-Holland-zuid in het gebied Haarlemmermeer-west; dragen GS op, deze wijzigingen op de streekplankaart en in de streekplantekst door te voeren. Motie 26-4 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel, Bruystens, Kruijmer en Van Rikxoort wordt de volgende motie voorgesteld:
constaterende, dat: - in de voordracht voor het terrein NAMkade de mogelijkheid wordt geboden de bestemming om te zetten tot wonen via een afwijkingsprocedure; - woningbouw een inperking van de beschikbare kaderuimte aan diep vaarwater betekent; - woningbouw voor het aldaar gevestigde of te vestigen bedrijfsleven grote beperkingen oplegt in de zin van milieueisen; van mening, dat: - het voor de werkgelegenheid en het economisch welzijn van de IJmond van belang is dat het bedrijfsleven niet onnodig beperkt wordt in bedrijfsactiviteiten; - duidelijkheid wenselijk is voor gebruikers van het terrein; besluiten, de afwijkingsbevoegdheid voor de NAM-kade te schrappen en de definitieve bestemming bedrijven te geven, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 26-5 Door de leden Nawijn, Kraak, Nagel en Kruijmer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid;
gelet op de voordracht (nummer 29) Streekplan Noord-Holland-zuid;
overwegende, dat: - bij het hanteren van het begrip rode contouren steeds is uitgegaan van het zo goed mogelijk aangeven van de stedelijke gebieden, ten behoeve van een verantwoorde stedelijke ontwikkeling; - gemeenten enige beleidsvrijheid wordt gegeven bij het vastleggen van de rode contouren in bestemmingsplannen;
overwegende, dat: - behoefte bestaat aan voldoende kadegebonden nat bedrijventerrein aan diep vaarwater; - de NAM-kade deze bestemming kent;
spreken uit dat bij de beoordeling van bestemmingsplannen ruimhartig gebruikgemaakt wordt van de beleidsvrijheid die aan gemeenten wordt toegekend, en van de bevoegdheid van
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
PS 17 februari 2003
136
GS om op basis daarvan wijzigingen goed te keuren, en gaan over tot de orde van de dag. Deze amendementen en moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter. In het algemeen merk ik over deze voordracht op dat wij een overproductie aan ideeën en beleid moeten voorkomen. Plannen maken is mooi, maar zij moeten wel uitvoerbaar blijven. Nederland is het dichtstbevolkte land van Europa. In het Westen beginnen wij ons dat hoe langer hoe meer te realiseren. De paragraaf ruimte voor woningen vinden wij dan ook het belangrijkste onderdeel van de voordracht. Dat betekent niet dat wij geen aandacht hebben voor de andere punten. Men zal onze naam onder tal van moties en amendementen van andere partijen tegenkomen. Gelet op onze spreektijd beperk ik mij tot het genoemde onderwerp. Daarna zal de heer De Lange over enkele punten het woord voeren. Het gaat om intensiveren, combineren en transformeren, ICT. Deze benaming werkt naar mijn oordeel verwarrend. De ICT-opgave wordt in de voordracht een van de pijlers van het beleid voor ruimtelijke ordening in NoordHolland-zuid genoemd en terecht. De ouderenpartij vindt dit zelfs het belangrijkste onderdeel. Wat is nu belangrijker dan een goede woon-, werken leefomgeving? Het college geeft aan, te willen voorkomen dat er onnodig beslag wordt gelegd op de groene ruimte buiten het stedelijk gebied. Het gaat om doelmatig en efficiënt ruimtegebruik in stedelijke gebieden. Met deze doelstelling zijn wij het volkomen eens. Wij moeten zorgvuldig omgaan met de ruimte en met de natuur. Wij zijn van mening dat hieraan vandaag een goede bijdrage geleverd kan worden. De ouderenpartijen hebben geruime tijd geleden aan hun EersteKamerlid Marten Bierman gevraagd om
PS 17 februari 2003
een onderzoek te doen naar een nieuwe kijk op volkshuisvesting. De heer Bierman is stedenbouwkundig ingenieur en onder andere lid van de WTO; de werkgroep toekomstige ontwikkelingen in de bouwnijverheid. die door het ministerie van VROM is ingesteld. Als bouwkundig ingenieur heeft hij vele publicaties over de woningbouw op zijn naam staan, zowel nationaal, provinciaal als gemeentelijk. Doelmatig en efficiënt ruimtegebruik in stedelijke gebieden en voorkomen dat er onnodig beslag wordt gelegd op de ruimte buiten het stedelijk gebied; met die opdracht is hij aan de slag gegaan. Zijn onderzoek heeft zich gericht op het voortschrijdend inzicht ten aanzien van woningvoorraad, woningbouw en vergrijzing. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een boek met de veelzeggende titel "Help, mijn woning wordt te groot". Hierin wordt aangegeven op welke wijze de leegstand kan worden gebruikt voor gewenst woningbouwbeleid. Men zal zich afvragen of wij niet eerder met deze informatie hadden kunnen komen. Het antwoord is: nee. Sinds enkele dagen is dit boek gereed voor publicatie. Aanstaande donderdag zal het in Nieuwspoort officieel aan staatssecretaris Van Geel aangeboden worden. Inmiddels heb ik een voordruk mogen inzien. Eén van de belangrijkste conclusies is dat direct wordt ingespeeld op de vele reacties die wij hebben gekregen van de organisaties die aandacht vroegen voor wonen, werken, milieu en leefomgeving in Noord-Hollandzuid. Met name de werkgelegenheid is gebaat bij de uitkomsten van dit onderzoek. Ik vat kort enkele aandachtspunten uit deze nieuwe kijk op volkshuisvesting samen. Het aantal huishoudens en woningen groeit nog steeds. Alleen worden de huishoudens steeds kleiner en de woningen steeds groter. In NoordHolland is als gevolg van de vergrijzing reeds nu 30% van de hoofdbewoners van woningen 55 jaar of ouder. Dat percentage zal de komende jaren stijgen tot 47. Ook in Noord-Holland is de overheid van mening dat door het bouwen van grotere woningen voldoende kleinere woningen vrijkomen. Er werd domweg aan
137
voorbijgegaan dat er te weinig kleine, aantrekkelijke woningen zijn. Volgens het jaarboek Wonen 2001 vinden landelijk 350.000 huishoudens hun woning te groot. In Noord-Holland zijn dat ongeveer 50.000 huishoudens. Door in te spelen op die vraag verdwijnt de noodzaak om nog meer schaarse groene ruimte aan de bouwkoorts op te offeren. Wij menen dat de provincie kennis moet nemen van dit rapport. Zij moet inspelen op nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Graag had ik de voorzitter vandaag enkele exemplaren van dit onderzoek willen overhandigen. Echter, gelet op het officiële gedeelte aanstaande donderdag in Den Haag, zult u begrijpen dat dit nog niet kan. Het zal u zo spoedig mogelijk worden toegezonden. Dit is voor mij aanleiding om in afwachting van de presentatie op voorhand te vragen de resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de uitwerking van de paragraaf ruimte voor woningen. Dit rapport biedt een voortschrijdend inzicht in de problematiek. Het kan helpen, een meer op de praktijk gericht volkshuisvestingsbeleid in NoordHolland te ontwikkelen. Dat kan van grote betekenis voor het streekplan zijn. Voorzitter. Ik dank u voor uw aandacht. Ik dien geen motie in. De voorzitter: Kunnen wij het boek niet onder embargo krijgen? De heer Bruystens (AOV/OU55+): Met alle plezier. De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst. De heer De Lange (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter. Herinrichting/uitbreiding van de camping/jachthaven Uitdam, pagina 105 gewijzigd ontwerp van 3 december 2002, behorende bij voordracht 29, is mogelijk onder de voorwaarde dat de vervuiling op het terrein gesaneerd wordt. De ouderenpartij merkt hierover het volgende op. De camping is begonnen met een stuk weiland waarop een tiental jaren geleden mensen een stacaravan mochten neerzetten. Met eigen middelen en met zelfwerkzaamheid hebben de
PS 17 februari 2003
staanplaatshouders er een mooie camping van gemaakt, waarvan zij al jaren een prettig gebruik maken. De genoemde vervuiling is niet op het terrein van de camping, maar bij de door rijkswaterstaat aangelegde strekdammen. In het rapport van ingenieursbureau Oranjewoud staan de resultaten van het bodemonderzoek uit 1995. De conclusie is dat op het terrein van de camping geen vervuilingen zijn aangetroffen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. De provincie NoordHolland is op de hoogte van dit rapport. Wel zijn ernstige vervuilingen, bijvoorbeeld PAK's, aangetroffen buiten het campingterrein. In de samenvatting van het rapport staat dat er geen risico is voor de volksgezondheid bij het gebruik van het terrein en dat er een verwaarloosbaar risico is voor verspreiding door het grondwater. Er is echter wel sprake van een actueel risico voor het eco-systeem. Of dit ook werkelijk het geval is, valt, gezien het gebruik van het terrein, sterk te betwijfelen. Vele tientallen jaren hebben mensen op deze plek een staanplaats gehad, maar nooit is er enig bezwaar gemaakt door rijkswaterstaat, de provincie of de gemeente tegen het gebruik van deze camping. De eigenaar van de grond van de camping grijpt nu het gestelde op pagina 105 aan om de staanplaatshouders te verjagen waarna het terrein bouwrijp kan worden gemaakt voor een grootschalig project van recreatiebungalows. De ouderenpartij vindt het, gelet op het rapport van Oranjewoud, niet nodig om het campingterrein te saneren, zeker niet ten koste van de staanplaatshouders. De vervuiler betaalt immers en dat zijn niet de bewoners van de camping. De ouderenpartij is tegen uitbreiding van de camping en jachthaven. Een kleinschalige voorziening heeft onze voorkeur. De ouderenpartij dient op dit punt een amendement in. Vanaf het jaar 2000 maken de ouderenpartij en de burgers van de Zuiderpolder zich zorgen over de bestemming van het gebied ten noordoosten van de Zuiderpolder begrensd door de rode contour en de ecologische verbindingszone. Indien de rode contour wordt opgeschoven, betekent
138
dit een vrijbrief voor ongewenste bebouwing. De gemeente wil in dit gebied een asociaal project realiseren, gesteund door een partij die zich sociaal en sterk noemt, een volkspartij voor vrijheid en democratie en een partij die hecht aan normen en waarden. Ik noem dit project asociaal en ondemocratisch omdat het tegen de belangen van de burgers van de Zuiderpolder ingaat. Wel worden de belangen van de burgers in Haarlemnoord gediend, want zij raken de overlast van het stadion kwijt. De gemeente beschrijft zelf de overlast in Haarlemnoord, zie brief B&W van 17 juli 2002, ROS2002/1456. Verder worden alleen de belangen van een projectontwikkelaar gediend. In feite gaat het niet om een voetbalstadion maar om een kantorenpark met drie gebouwen van 52 meter hoog, 1500 parkeerplaatsen en een plekje waar gevoetbald kan worden. Dit is in tegenspraak met de uitspraak van de heer Schneiders dat er behalve het stadion geen bebouwing plaats zou mogen vinden. Wethouder Rietdijk van de PvdA heeft in het Haarlems Dagblad van 21 augustus 2002 gezegd: zonder dit kantorencomplex komt er geen stadion, want een stadion is anders niet te exploiteren. Ik wijs erop dat in de intentieverklaring van de gemeente en de projectontwikkelaar - raadsstuk 194/2000 staat dat de grond van de gemeente beschikbaar wordt gesteld voor 50 eurocent per vierkante meter. Het is duidelijk dat het te duur is om in de Waarderpolder te bouwen. In de Zuiderpolder krijgt men de grond voor niets. Wij hadden gehoopt dat PS onder het motto op de burger betrokken beter met de belangen van de burgers zouden omgaan. Het bericht in het Haarlems Dagblad van 8 februari 2003 dat via een amendement inzake het opschuiven van de rode contour realisering van dit project kan plaatsvinden, heeft ons diep teleurgesteld.
Natuurlijk hebben wij begrip voor degenen die op dit stadion uit moeten kijken. U heeft gezegd dat de PvdA zich profileert als sterk en sociaal. Dat klopt en dan kijken wij in het bijzonder naar de mogelijkheden voor woningbouw in Haarlem.
De heer Schneiders (PvdA): Je kunt op verschillende manieren op de burger betrokken zijn en rekening houden met de belangen van burgers. Wij vinden de woningbouw in Haarlem-noord van zo groot belang dat wij dit laten prevaleren.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik snap de vraag niet. U heeft uitgebreide correspondentie uit Haarlem ontvangen waarin men kenbaar heeft gemaakt, niet gelukkig te zijn met de positie die het college innam.
PS 17 februari 2003
De heer De Lange (AOV/OU55+): De bewoners maken geen bezwaar tegen het uitzicht op het stadion, maar wel tegen het realiseren van een multifunctioneel wanstaltig project met alle gevolgen van dien voor veiligheid, parkeergelegenheid en infrastructuur. Wij hopen dat de provinciale volksvertegenwoordigers niet op hun knieën gaan voor de belangen van een projectontwikkelaar en de prestigedrang van enkele wethouders en gemeenteraadsleden. In de gemeenteraad was een krappe meerderheid voor het onzalige idee van bouwen in de Zuiderpolder. In het voorlopige streekplan werd de rode contour tussen het woonwagenkamp en de aansluiting op de rijksweg en spoorlijn onderbroken. Op de kaart "rode en groene contouren", schaal 1:25.000, van het ontwerpstreekplan werd dit gebied door arcering aangegeven als uitwerkingsgebied. Op de kaart "wijzigingen van de gewijzigde ontwerpstreekplankaart" behorende bij voordracht 29, schaal 1:100.000 is deze arcering nog vaag te zien, terwijl andere uitwerkingsgebieden duidelijk zijn weergegeven. Tevens is aangegeven dat het gebied van de Zuiderpolder een zoekgebied is voor waterberging. Op pagina 7 van voordracht 29 wordt gesteld dat met besturen van gemeenten en waterschappen voortdurend overleg over de rode en groene contouren heeft plaatsgevonden. Binnen de gehanteerde criteria zijn de wensen van gemeentebesturen gehonoreerd. Is dit ook het geval geweest bij de Zuiderpolder? Welke wensen van de gemeente Haarlem zijn gehonoreerd?
139
De heer De Lange (AOV/OU55+): Is er ook overleg geweest over de Zuiderpolder? Welke toezeggingen zijn er gedaan? In de commissie heb ik dit verschillende malen aan de orde gesteld. Iedere keer kreeg ik te horen dat er onvoldoende informatie was. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Deze vraag heeft u niet gesteld. Het antwoord is dat er overleg is geweest met alle gemeenten in het streekplangebied. De wijzigingen die daaruit voortvloeien, zijn verwerkt in de voordracht. Ik stel vast dat de wijzigingen bepleit door het college van Haarlem - nog niet bekrachtigd door de gemeenteraad niet zijn opgenomen in de voordracht. De heer De Lange (AOV/OU55+): Dank voor de uitleg. B&W van Haarlemmerliede en Spaarnwoude voelen zich buitenspel gezet door het amendement inzake de groene contour van de PvdA. Ik vind dat een schoffering. De heer Poelmann (D66): U spreekt nu de heer Schneiders aan, begrijp ik. De heer Schneiders (PvdA): Volgens mij solliciteert u naar het voorzitterschap van de staten, mijnheer Poelmann. De heer De Lange (AOV/OU55+): Op pagina 37 van voordracht 29 gaat het over bedenkingen die zijn ingebracht tegen de plannen van de gemeente Haarlem voor het bouwen van een multifunctioneel stadion. Dit is niet juist. De bedenkingen zijn ingebracht tegen het kantorencomplex en het stadion. De ouderenpartij maakt bezwaar tegen deze misleidende kwalificatie. Het gaat niet om een stadion, maar om een grootschalig project met een commercieel bedrijfsmatig doel en ook nog een stadion. Indien toch gekozen wordt voor herinrichting en verstedelijking van dit gebied, zal het bestemmingsplan aan de strengste eisen moeten voldoen om een goed leefklimaat voor de burgers van de Zuiderpolder te waarborgen. Is het dan niet beter om het bestaande stadion te renoveren en in de Zuiderpolder betaalbare seniorenwoningen te bouwen?
PS 17 februari 2003
Tot slot dien ik twee amendementen in. Door de leden Bruystens, De Lange, Kruijmer en Van Rikxoort worden de volgende amendementen voorgesteld: Amendement 26-11 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gehoord de beraadslaging over het streekplan Noord-Holland-zuid, voordracht 29; besluiten, het artikel betreffende herinrichting/uitbreiding van camping/jachthaven Uitdam enz... als volgt te herzien: Toegestaan wordt een eventuele verbetering van de camping/jachthaven mits dit geen nadelige consequenties heeft voor de campingstaanplaatshouders. Voor behoud van de kleinschaligheid is uitbreiding van de camping en de jachthaven niet gewenst. Bodemsanering van het campingterrein is niet noodzakelijk ( zie rapport Oranjewoud). Bodemsanering buiten het terrein bij de strekdammen, waar PAK's aanwezig zijn, is niet noodzakelijk maar gewenst voor eventueel toekomstige nadelige ecologische effecten. Aangezien in de Markerwaard veel vogels fourageren zou de Vogel- en Habitatrichtlijn van toepassing kunnen zijn en daarom ook pleiten voor het kleinschalig houden van deze locatie. Amendement 26-11 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; gehoord de beraadslaging over het streekplan Noord-Holland-zuid, voordracht 29; Bedenkingen zijn ingebracht tegen het voornemen van de gemeente Haarlem tot het bouwen van een multifunctioneel stadion ...........
140
Aanvullen: multifunctioneel stadion en een grootschalig kantoren complex (40.000 M2) met 1500 parkeerplaatsen. Zoals vermeld in het ontwerpstreekplan achten wij een dergelijke uitwerking nodig voor de herinrichting en verstedelijking van dit gebied, ook wanneer van een stadion wordt afgezien. Schrappen - ook wanneer van een stadion wordt afgezien - . Aanvullen: bestemmingswijzigingen, moeten vastgelegd worden in een uitvoerig bestemmingsplan en dienen getoetst en goedgekeurd te worden door de provinciale staten. Deze amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Velen hebben ons gedurende het proces van dit streekplan gewezen op de grote verantwoordelijkheid die op ons rust. En zo is het ook. De vormgeving van de leefomgeving heeft grote gevolgen voor de samenleving, ook als die al voor een groot deel is ingericht. Iedere euro die wij uitgeven, moet eerst worden verdiend. In het oude statengebed stond de bede aan God voor de welvaart van onze inwoners voorop. Nu denken wij eerder in termen van welzijn. Maar die euro moet nog steeds eerst worden verdiend voordat hij kan worden uitgegeven. In dit streekplan hebben wij de omschakeling gemaakt van verbodsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik probeer uw inleiding goed tot mij door te laten dringen. Wat wilt u daarmee zeggen? Is dit een onderstreping van de doelstelling om het streekplangebied te zien als een economische motor die versterkt moet worden? Als dat de portee van uw tekst is, wil ik daar een ander CDA-gezegde tegenover stellen: het leven is meer dan brood alleen.
PS 17 februari 2003
Mevrouw Nagel (CDA): Het een kan niet los worden gezien van het ander. Er kan alleen veel voor de burgers worden gedaan als er geld voor is. Dat geld moet worden verdiend. Ik heb wel eens het idee dat men denkt dat het geld aan de bomen groeit en dat je het gewoon kan plukken. Wij hebben ondernemerschap nodig, mensen die hun nek durven uit te steken. Zij maken dat de collectieve sector goed kan functioneren. Ik stel het niet voorop, maar ik zeg wel dat het een niet los kan worden gezien van het ander. Wij hebben geluisterd naar wat er leeft bij de mensen. Wij hebben getracht, deze signalen in beleid te vertalen. De regio's hebben bouwstenen geleverd. Het CDA omarmt deze werkwijze. Ieder heeft in de eigen rol een spannend en leerzaam traject afgelegd. Ook in deze laatste fase spreken de veranderingen die in de voordracht zijn verwerkt ons aan. U heeft zich met en zonder ons, gedeputeerde Meijdam, steeds persoonlijk op de hoogte gesteld van knelpunten. Daarvoor verdienen u en de ambtelijke staf een compliment. Rechtszekerheid en flexibiliteit gaan niet goed samen. Dat de projectennota niet gelijktijdig met het streekplan wordt behandeld, maakt het moeilijk om onze kaderstellende rol te kunnen spelen indien wij de uitwerkingen uit handen geven. Wij zullen het amendement van D66 inzake de kaderstellende rol nu en in komende periodes na rijp beraad toch steunen. Een volgende vraag is hoe wij de uitwerkingen mede willen betalen. Van 1999 tot 2003 hebben wij 62 mln aan nieuw beleid ingezet, 140 mln aan FINHprojecten en 184 mln aan UNA-projecten op stapel gezet. De bodem van onze schatkist komt dus in zicht. Hoe gaan wij die projecten betalen? De heer Graatsma (SP): De vraag hoe wij dit moeten betalen, stelde ik vorige week ook, toen u zo gemakkelijk akkoord ging met een wegenproject waarvan de financiering absoluut nog niet duidelijk was. Keek u toen de andere kant op of heeft u dit vandaag pas bedacht?
141
Mevrouw Nagel (CDA): Politiek is keuzes maken. Wij staan voor een bereikbaar, bedrijvig, betrouwbaar en betrokken Noord-Holland. Om knelpunten in het wegennet weg te nemen, moet je soms in de buidel tasten. Ik besef heel goed dat het om zeer veel geld gaat. Wij zullen bij de verdere invulling de vinger aan de pols houden. Dit alles is in het kader van PVVP goeddeels aan de orde geweest. Onze fractie is van mening dat de combinatie van kadelocaties en woningbouw niet goed is. Grenzen verkennen tot het uiterste is niet gewenst. Overigens hebben wij alle respect voor degenen die hiervoor hebben gevochten. Ik denk hierbij speciaal aan de Stichting wijkbelangen Velsen-noord. De milieuregels moeten worden gehandhaafd. Wij hebben geen behoefte aan een tweede Forbo-debacle. De historische gebouwen op het Hembrug-terrein kunnen ongetwijfeld een nuttige, bedrijvige functie krijgen. Bovendien hebben wij ons gebonden aan de motie inzake de Wijkermeerpolder, noblesse oblige. Wij zijn opgelucht dat de plannen van Amsterdam voor ICT-opgaven in de Mercurius-, Coen- en Vlothaven van de baan zijn. Dat komt mede door de opstelling van onze provincie. Eindelijk rust voor de betrokken bedrijven, die dan legaal gevestigd, weer zullen investeren. De ICT-gedachte is ons binnen bepaalde grenzen sympathiek. Herstructurering van bedrijventerreinen en woningbouwlocaties verdient onze volle inzet en steun, maar dit is duur. Wij zijn er niet voor, woningwetwoningen op grote schaal te laten verdwijnen. Er blijven groepen aangewezen op deze betaalbare huurwoningen, zeker in economisch moeilijke tijden. Tevens vragen wij aandacht voor betaalbare huisvesting in de stad voor middengroepen, gezien de onbalans tussen wonen en werken. Wij zijn er ook niet voor om alle trapveldjes en speelweiden dichtbij huis op te offeren voor nieuwbouw. Hoe vaak hoor je niet de verzuchting: het laatste trapveldje in onze buurt verdwijnt nu ook. Ik wijs op het motto van mijn betoog. Onderzoek heeft aangetoond dat minder natuur meer criminaliteit betekent. Die kant willen wij niet op. Desgevraagd
PS 17 februari 2003
heb ik de heer Breunissen wat onderzoeksgegevens ter hand gesteld. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik heb ze nog niet kunnen bestuderen. Mevrouw Nagel (CDA): Dat begrijp ik. Is er nog er ruimte genoeg in Noord-Holland? Dat brengt mij op het volgende punt: wonen, werken en bereikbaarheid. In het streekpan gaat het over de Deltametropool en Noordvleugeloverleg. In Almere moeten naast veel woningen ook werkgelegenheid en andere voorzieningen komen. Dat is beter voor de vermindering van de CO2uitstoot en voor de bereikbaarheid. Er staan geen hekken op de grens tussen de streekplannen Noord-Hollandzuid en Noord-Holland-noord. Al eerder heb ik aandacht gevraagd voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het noordelijk deel van onze provincie. De N242 is niet voor niets bijna een stokpaardje van het CDA. In dit verband pleit ik ervoor, nu al in te zetten op verbindingswegen van en naar de tweede Coentunnel, zodat de aanvullende infrastructuur klaar is als de tunnel straks gereed is. Wonen en werken moeten beter op elkaar aansluiten, ook hier. De N201-plus is een andere weg waar wij gek op zijn. Deze weg moet er komen. Onze uitweg voor de Uitweg is een splitsing van verkeerstromen over diverse wegen. De verbinding van Almere met Schiphol hoeft niet per se via de A6/A9 te lopen als via Huizen, Hilversum, De Ronde Venen, Uithoorn, Aalsmeer, Schiphol en Haarlemmermeer ook verkeer kan worden afgewikkeld. Dat kan het andere tracé ontlasten. De heer Poelmann (D66): Wilt u de Diependaalselaan in Hilversum laten fungeren als verbinding tussen Almere en Schiphol? Mevrouw Nagel (CDA): Mijn voorstel is om die drie projectengroepen - de Uitweg, de stuurgroep N201-plus en degenen die bezig zijn met de ontsluiting van het Mediapark - met elkaar aan tafel te laten zitten om met een helikopterview de problematiek te bezien. Als men de
142
krachten bundelt, kunnen er misschien betere voorstellen worden ontwikkeld. Het lijkt mij niet goed om ook het verkeer naar Schiphol over de weg naar Amsterdam te leiden. De heer Poelmann (D66): Gaat u uit van bestaande tracés of van nieuwe? Ik begrijp de omlegging van de N201. Denkt u aan nieuwe wegen over de hei of aan tunnels onder de A6/A9? Mevrouw Nagel (CDA): Deze problematiek is zo ingewikkeld dat wij er werkgroepen op hebben gezet. Mijn voorstel is om de krachten van deze werkgroepen te bundelen. Zij moeten gezamenlijk bezien of er niet een betere oplossing te vinden is. Ik dien straks een motie in waarin het college wordt gevraagd om dat uit te zoeken. Ik heb het dan niet over een derde ring, mijnheer De Jong. Met weinig middelen zijn er vaak eenvoudige oplossingen te realiseren. De heer De Jong (PvdA): Over welk agendapunt heeft u het eigenlijk? Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb het over een bereikbaar ideaal. De heer De Jong (PvdA): Daar strijdt onze beweging al jaren voor en ook nog met enig succes. Dit gaat wel verder dan alleen het streekplan. Mevrouw Nagel (CDA): Ik ben het met u eens dat deze motie vorige week had moeten worden ingediend, maar beter laat dan nooit. In deze provincie kijken wij niet op een onderzoek meer of minder. De heer Graatsma (SP): Doet u een voorstel voor een nieuwe snelweg door de Horstermeer, langs Vinkeveen richting Schiphol? Mevrouw Nagel (CDA): Laten wij niet op de details ingaan. Ik heb een voorstel gedaan om een constructieve bijdrage te leveren aan de oplossing van de grote problemen van onze provincie op het gebied van bereikbaarheid. U weet als geen ander dat de meeste wegen in onze provincie noord-zuid lopen. Er zijn weinig
PS 17 februari 2003
oost-westverbindingen. Ik heb meermalen aandacht gevraagd voor de provinciale wegen. Door de bewegwijzering van de ANWB wordt al het verkeer over de paar hoofdwegen geleid. Misschien zijn er andere oplossingen mogelijk. Ik wil het hierbij laten. In de commissie hebben wij deze discussie ook al gevoerd. De heer Graatsma (SP): De ANWB maakt niet uit hoe iemand rijdt. In plaats van een helikopterview wil ik u een giraffeview aanbevelen. Dan sta je in ieder geval nog met je poten op de grond. De heer Schneiders (PvdA): Ik wilde een soortgelijke opmerking maken, alleen in wat diplomatieker bewoordingen. Ik sluit mij toch maar bij de heer Graatsma aan. Mevrouw Nagel (CDA): Het rijk heeft ingezet op de Betuwelijn en de HSL. In deze lange-afstandtrajecten is ontzettend veel geld gestoken. Heel veel autoverkeer betreft veel kortere afstanden. Ook die wegen hebben aandacht nodig. Als de ontwikkelingen in de Zuidas doorgaan en de A10 een binnenring wordt, zal er nagedacht moeten worden over een oplossing voor de verkeersstromen. Ik kom nu te spreken over de waterberging, de piekcalamiteitenberging en de deelstroomgebiedvisies. Het CDA is van mening dat elk gebied zoveel mogelijk zijn eigen waterhuishouding moet regelen. Per gebied moet maatwerk geleverd worden. De problemen mogen niet op anderen worden afgewenteld. Voor Amsterdam geldt wellicht lozen op het IJmeer als oplossing. Amstelland kan niet het afvoerputje van Amsterdam worden. Als malen niet afdoende is, kiezen wij voor het opvangen en afvoeren van water. Onze trits is dus niet VBA, maar VAB: vasthouden, afvoeren en bergen. Wij gaan ook uit van POA: polders openhouden en afvoeren. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Moet Amsterdam eerst onderlopen voordat het kan lozen op het IJ? Mevrouw Nagel (CDA): Het is niet altijd mogelijk om op het IJsselmeer te lozen.
143
Wij wachten de deelstroomgebiedvisies af. Waar niet is, verliest zelfs de keizer zijn recht. Op de streekplankaart zijn alle polders in Amstelland voor zoekgebied aangewezen. Dat vind ik te veel van het goede, met uw welnemen. Wij zullen zeer nauwkeurig nagaan wat nodig is. Die discussie voeren wij later. De landbouw is drager van het openpolderlandschap dat wij nog hebben, met koeien in de wei en vogels daarboven. Waterberging ondermijnt de economische mogelijkheden van de landbouw. Als er lang water op grond staat, sterven er dingen af en leidt de boer schade in zijn bedrijfsvoering. Wie zal dat betalen? Wij hebben onze twijfels geuit over de rekensommen van WB21. In onze motie op dit punt wordt ook aandacht gegeven aan de financiële vertaling. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik begrijp uw zorgen over het boerenland en die deel ik ook in belangrijke mate. Ik verbaas mij er echter over dat u deze zorgen alleen uit als het gaat over waterberging. Zojuist sprak u vol vuur over allerlei wegen die moeten worden aangelegd. Wat u betreft, kan de Bovenkerkerpolder niet genoeg doorsneden worden door allerlei nieuwe wegen. Daar grazen ook koeien. Hebben die koeien minder rechten als het gaat om autowegen en moeten zij beschermd worden als het gaat om waterberging? De heer Nawijn (VVD): Het net als bij golfbanen, mijnheer Breunissen. De ene koe is de andere niet. Mevrouw Nagel (CDA): Wij hebben lang geaarzeld of wij een motie zouden indienen om de dubbele doorsnijding van de Bovenkerkerpolder te laten verdwijnen. Als de motie inzake de laagwaardige derde ring succes heeft, kan het geld dat nodig was voor de doorsnijding van de Bovenkerkerpolder worden gebruikt voor het realiseren van de derde ring. Wellicht kan het aquaduct onder de Amstel al beginnen bij het busstation in Uithoorn. De inverdieneffecten van het huidige tracé zijn wellicht voldoende om ook daar nog iets extra's te doen. Wij hebben weloverwogen om dat onderzoek gevraagd. In het gebied
PS 17 februari 2003
waar u gisteren gewandeld heeft, kan men misschien met de huidige infrastructuur al een heel eind komen. Dat is onze achterliggende gedachte. Er is geen sprake van dat ik de Bovenkerkerpolder vol wil leggen met wegen. Ik pleit voor een scheiding van verkeersstromen die de doorstroming ten goede kan komen. De heer Breunissen (GroenLinks): U bent een groot voorstander van de omlegging van de N201, die mogelijk een tweede doorsnijding van de Bovenkerkerpolder tot gevolg heeft. U kunt overigens een amendement op dit punt steunen. U maakt geen bezwaar tegen de doorsnijding van deze polder voor een weg, maar wel tegen mogelijke waterberging aldaar. Ik vind dat een vreemde benadering. Mevrouw Nagel (CDA): Ik ben altijd fel tegenstander geweest van onttrekking van gronden aan de landbouw in de Bovenkerkerpolder. Op een gegeven moment tekenen zich echter bepaalde meerderheden af. Wij dienen ook rekening te houden met meervoudig ruimtegebruik. Soms moet je kiezen voor het haalbare. Vorige week nog hebben wij gedeputeerde De Boer gevraagd om te bezien of er een mogelijkheid is via de Fokkerweg of anderszins. Ik ben bang dat wij het hier niet over eens worden. De heer De Jong (PvdA): Ik heb de indruk dat het nog steeds over het verkeers- en vervoerplan gaat. Stelt het CDA nu voor om het verkeer dat over een twee keer driebaanssnelweg moet gaan, over de N201 te sturen? Mevrouw Nagel (CDA): Dit is een uitwerking van het streekplan. Wij geven hier een voorzet voor. De heer De Jong (PvdA): U stelt zonder enige onderbouwing een reservering met een zeer groot ruimtebeslag voor. Ik vind het merkwaardig dat het CDA het hier niet over had bij het PVVP en nu wel ineens losse flodders afvuurt. Mevrouw Nagel (CDA): De heer Beemsterboer heeft hier wel over gesproken. Hij heeft aangekondigd dat
144
hier nog nader op terug wordt gekomen. In de motie wordt alleen om een onderzoek gevraagd. Ik heb nog een korte opmerking over polder De Ronde Hoep en eventuele calamiteitenberging. Een niet afgeveende polder tussen 1 en 2 meter beneden NAP biedt niet veel bergingsmogelijkheden. De polder is wel heel bijzonder uit cultuurhistorisch oogpunt, met een unieke torenverkaveling. Het is een veeneiland met nog oorspronkelijke veenriviertjes en bovendien een aardkundig provinciaal monument. De landbouw floreert er nog en dan vraag je je af welk belang met een calamiteitenberging wordt gediend. De bak is dan wel erg ondiep. Dit is een korte voorzet voor een later te voeren discussie. Dit brengt mij op de veenweidegebieden. Onze insteek is behoud van de melkveehouderij. De WLTO heeft op duidelijkheid aangedrongen. Die duidelijkheid komt er volgens het college ook en daar zijn wij heel erg blij mee. Ik heb nog een korte kanttekening. Huiswerk wat met veel pijn, moeite en overleg is gedaan, wordt, zo hopen wij, gebruikt bij die discussie. Ik geef twee voorbeelden. Ten aanzien van de landinrichting Amstelland zijn in het plan van toedeling afspraken gemaakt over gebruik van de verdeling van grond voor recreatie, natuurontwikkeling en landbouw, waarin alle partijen zich kunnen vinden. Dit plan moet nu worden uitgevoerd en mag niet worden overruled door nieuwe claims en onderzoeken. Klaar is klaar, waar zijn wij anders mee bezig. Beheer van en zorg voor wat er al is, hebben ons inziens prioriteit boven steeds weer nieuwe ideeën. Maar wij zijn wel benieuwd naar de uitkomst van het onderzoek. Wij hopen dat deze onderleggers daarin volwaardig mee kunnen doen. Een ander voorbeeld: GS vermelden in het addendum op de memorie van antwoord dat zij het akkoord op hoofdlijnen, dat de basis is voor de herinrichting Vechtstreek, zal respecteren. Vervolgens wordt aangegeven dat inbreuk op de gemaakte afspraken wordt voorzien na het aflopen van de termijn van het akkoord. Gesteld wordt dat over eventuele gevolgen voor de land- en tuinbouw met betrekking tot de aanleg van 5600 hectare
PS 17 februari 2003
groen en blauw tijdig en zorgvuldig met de WLTO zal worden gecommuniceerd. Een onderhavige planologische claim heeft grote consequenties voor het agrarisch beheer, met name in de Vechtstreek. Op pagina 18 van de voordracht staat dat medio mei 2003 GS het waterschap, de natuurbeheerorganisaties en de landbouworganisaties zullen vragen, strategische keuzes te maken voor het gebied ten zuiden van het Noordzeekanaal. Ons lijkt dit in relatie tot het bovenstaande een uiterst lastig vraagstuk. Het zou naar onze mening verstandig zijn om bij de uitnodiging van partijen uit te gaan van het akkoord op hoofdlijnen en aan partijen te vragen in hoeverre zij keuzes kunnen maken voor een nadere invulling van de groenblauwe hectareclaim. In het streekplan kunnen ons inziens deze hectares niet op voorhand worden vastgelegd. Wij dienen een motie in waarin wordt gevraagd om in antwoord op de gevraagde extra hectares voor de veiling, samen met Uithoorn en Aalsmeer een ruimtelijke visie op de toekomst te ontwikkelen ten aanzien van de kernactiviteiten van de VBA. Op basis daarvan kan, zo nodig, een geëigende streekplanuitwerking worden gestart. Nog een enkele opmerking over Schiphol. Er is veel te doen over meetpunten; over de manier waarop er moet worden gemeten, het aantal meetpunten et cetera. Ik heb wel eens de indruk dat de rigide regels van de Kamer de burger ten onrechte het gevoel geven dat de overheid iets doet aan de overlast. Wij hopen dat een nieuwe, zinvolle, creatieve aanpak zal worden gevonden voor de problematiek, want niemand bij zijn volle verstand zal rijksweg A10 in november sluiten omdat het maximale aantal auto's er al overheen is gegaan. Dat is voor de luchtvaart en bij de luchthavens toch wel een groot probleem, als dit soort maatregelen nodig zouden zijn. De heer Schneiders (PvdA): Kunt u expliciet maken wat u zegt? Vindt u dat het meetstelsel niet deugt of dat wij dit moeten aanpassen, omdat het Schiphol te veel in de weg zit?
145
Mevrouw Nagel (CDA): Ik vraag om een creatieve oplossing. Ik herinner mij nog goed dat de heer Breunissen heeft gevraagd of het aanvliegen via een andere aanvliegroute met veel minder geluidshinder gepaard kan gaan. Met de huidige technieken en mogelijkheden kunnen wij wellicht door een andere manier van denken tot een betere oplossing komen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Er wordt inmiddels op een wijze aangevlogen die veel minder overlast geeft. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb begrepen dat dit nog maar mondjesmaat gebeurt, maar ik denk inderdaad aan dit soort mogelijkheden. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): U kunt ervan uitgaan dat die mogelijkheden wel uitgenut worden. Mevrouw Nagel (CDA): Dank u. In papier kun je niet wonen. Ik heb al eerder aandacht gevraagd voor het achterblijven van de feitelijke oplevering van woningen vergeleken bij de bouwplannen. Vier woningbouwlocaties zijn aangegeven, in eerste instantie in Waterland, en vergeleken op milieuaspecten door middel van een quick scan. De aspecten die vergeleken zijn, zijn alle belangrijk, maar wie bepaalt welke aspecten moeten worden vergeleken? Het CDA houdt niet alleen van vogels, maar ook van mensen. De sociale cohesie tussen mensen en de wensen ervan tellen voor ons ook mee. Wij zullen samen met de ChristenUnie/SGP hierover een motie indienen. De heer Breunissen (GroenLinks): Mensen kunnen heel goed wonen in huizen in Purmerend, maar de vogels hebben die polders nodig. Mevrouw Nagel (CDA): Misschien is er bij het IJsselmeer nog wel een klein plekje te vinden voor de vogels, maar de politieke afweging moet worden gemaakt. Zij kan
PS 17 februari 2003
voor ieder wel eens anders uitvallen. Ik ken uw standpunt in dat opzicht. Ik dien een amendement in over de Zuidpolder. Enige aanvullende woningbouw op basis van de gemeentelijke structuurvisie van Waterland en de regionale visie van Waterlandse gemeenten in ROA-verband moet ons inziens mogelijk zijn. Ook hierover dienen wij samen met de ChristenUnie/SGP een motie in. Wat de plannen voor revitalisering van de binnenstad en havenfront Monnickendam betreft, zal in de nabijheid ruimte gevonden moeten worden voor de lokaal gebonden uit te plaatsen bedrijven, alweer een moeilijke zoekopgave. Wij wachten de voorstellen van het college daarover af. Wij stellen het op prijs dat GS de planopzet Purmermeer van professor Dijkstra als vijfde mogelijke uitleglocatie hebben toegevoegd aan de optionele bouwlocaties in Waterland. Uit onderzoek zal moeten blijken of hier een begaanbare weg ligt voor de uitdagende woningbouwtaakstelling op de langere termijn. Een verdere verdichting van Hoofddorp in de zin van Haarlemmermeerstad wijzen wij af. Wij kijken dan liever naar Noord-Hollandnoord en Almere. Wat de Wormer betreft, blijven wij van mening dat bedrijventerrein ROAnoord niet in de Wijdewormer gevestigd moet worden, alle uitspraken in ROANoordvleugelverband ten spijt. Wat Velserend betreft, staan wij achter het collegevoorstel. Ook voor de Bloemendalerpolder gaan wij akkoord met de voorgestelde plannen. Dat geldt echter niet voor het Aetsveld. Wij dienen een amendement in om het Aetsveld uit te sluiten van woningbouw. Ook ten aanzien van camping Uitdam volgen wij de lijn van het college, al is het met een zucht. Wij voelen meer voor arken dan voor recreatiebungalows ter vervanging van de caravans, want arken blijven tenminste drijven. De heer Graatsma (SP): Waarom dient u daar geen motie over in? Mevrouw Nagel (CDA): De uitwerking gebeurt in bestemmingsplannen. Het is
146
niet aan ons om daar moties over in te dienen, want daar gaan wij niet over, maar ik wil deze voorzet wel geven. De heer Graatsma (SP): U gaat er kennelijk wel over, want u gaat akkoord met wat het college in het plan schrijft. Mevrouw Nagel (CDA): Wij gaan akkoord met de mogelijkheid, maar vervolgens wordt op bestemmingsplanniveau bepaald of er recreatiebungalows, caravans of arken worden gerealiseerd. De heer Graatsma (SP): U kunt het probleem oplossen. De heer Breunissen heeft daarvoor een aardig idee. Mevrouw Nagel (CDA): Handhaving en controle zijn op dit punt geboden, met terugrapportage aan de desbetreffende statencommissie. De heer Breunissen (GroenLinks): Er is daar illegaal gestort. Dat probleem moet eerst worden opgelost voordat je een eigenaar die illegaal de bodem verontreinigt, beloont met uitbreiding van zijn bedrijf. Uitbreiding van die camping leidt ook tot aantasting van Vogelrichtlijnen Habitatgebieden. Dat wilt ook u in principe niet, want u wilt ook liever arken, rust en kleinschaligheid. Waarom zet u die zucht niet om in een daad? Ik zal straks een amendement indienen om de passage over camping Uitdam uit het streekplan te schrappen. Er is geen enkele reden om de suggestie, de verwachting te wekken dat die camping kan uitbreiden, want dat kan uiteindelijk niet, omdat dit in strijd is met Europese regelgeving. Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb gezien dat er bij de Europese Commissie aandacht voor is gevraagd. Wij zullen dat afwachten. Er zijn indertijd meer van dergelijke illegale stortingen gedaan, zonder dat men zich bewust was van de gevaren die daaraan kleven. De heer Schneiders (PvdA): Ik heb het in mijn betoog niet over de camping in Uitdam gehad. Ik heb nog de volgende vraag aan de gedeputeerde. Destijds is op initiatief van de PvdA de uitbreiding van de
PS 17 februari 2003
camping Uitdam niet doorgegaan. Wij hadden twijfels of de vervuiler nog wel zou betalen. In de tussentijd heb ik van de exploitant van de camping en van de gemeente Waterland een pakket stortvergunningen bij mijn post aangetroffen. Nog los van de vraag of dit ruimtelijk gewenst is, moet er helderheid komen over de vraag of er sprake is geweest van een illegale situatie. Wij doen er geen goed aan om als provincie mensen in een bepaald daglicht te stellen, terwijl wij niet 100% zeker weten of dat gerechtvaardigd is. Dat kan ons oordeel op een bepaalde manier beïnvloeden. Mevrouw Kruisinga (CDA): Is dit uw tweede termijn? Mevrouw Nagel (CDA): Het stadion Haarlem is ook een heet hangijzer. Een uitwerkingsplan voor de Zuiderpolder kan de plannen voor het multifunctionele stadion in gevaar brengen. Daarom zijn wij bereid om de PvdA, gegeven haar argumentatie, te volgen in haar voorstel om de rode contour strak om het geplande stadion te leggen en de overige ruimte voor groen en water te bestemmen. De heer Graatsma (SP): Heeft u in de gaten dat het niet over een stadion gaat maar over een als stadion vermomd kantorencomplex? Als u de contour toch heel strak trekt, waarom legt u haar dan niet strak langs de woonwijk? Mevrouw Nagel (CDA): Veel bedrijvigheid in Haarlem is weggelekt en vertrokken naar Hoofddorp. Ik kan mij goed voorstellen dat een stad als Haarlem bedrijven een plek moet bieden. De stad is dat ook aan zichzelf verplicht. De heer Graatsma (SP): Als je in dat gebied op je tenen staat, zie je de Waarderpolder liggen. Daar kijk je nog dwars doorheen. Wat dacht u daarvan? Mevrouw Nagel (CDA): Ik heb gezegd dat wij een andere afweging hebben gemaakt. De heer De Lange (AOV/OU55+): De gemeente Haarlem zoekt zogenaamd bedrijfsterreinen. Bent u wel eens door de
147
Waarderpolder heengereden? Weet u hoeveel duizenden vierkante meters te huur en te koop worden aangeboden? Mevrouw Nagel (CDA): In het streekplan gaat het toch om een blik op langere termijn. Het is niet in de eerste plaats aan ons om daarover te oordelen. Ik heb uw hartenkreet gehoord. De heer Graatsma (SP): Dat meent u toch niet? Mevrouw Nagel (CDA): Dat wij met elkaar een bijdrage mogen leveren aan een bereikbaar, ideaal Noord-Holland door dit streekplan is mijn oprechte wens. Motie 26-6 Door de leden Post, Nagel en Beemsterboer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; kennis genomen hebbend van de voordracht met betrekking tot de vaststelling van het Streekplan NoordHolland-zuid en met name waar het gaat om het hoofdstuk "de bereikbare netwerkstad"; overwegende dat meer dan 82% van alle op het streekplan ingediende bezwaren handelt over de indicatief aangegeven mogelijke tracés met betrekking tot de aansluiting A6-A9 nabij Ouderkerk aan de Amstel; overwegende dat bewoners in Amsterdam-zuidoost al jarenlang dag en nacht en in toenemende mate te maken hebben met overlast van het autoverkeer op de A9 (Gaasperdammerweg) en aandringen op afwaardering van deze weg tot lokale verbindingsweg; overwegende dat mede door de aanhoudende groei van Almere de druk op het wegennet in de AmsterdamSchipholregio verder zal toenemen en de "Uitweg"-studie vooralsnog geen haalbaar perspectief lijkt te bieden;
PS 17 februari 2003
overwegende dat in het algemeen de oostwestverbindingen met de economische mainport volstrekt ontoereikende capaciteit hebben en de zuidelijke ringweg A10 bovendien zou moeten worden beschouwd als lokale verbindingsweg; spreken uit dat de aanleg van een derde ringweg om Amsterdam wenselijk is en dragen het college van GS op om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit. Motie 26-7 Door de leden Kruisinga, Nagel, Bond, Visser en Breunissen wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; in bespreking hebbend agendapunt streekplan Noord-Holland-zuid; overwegend, dat: - farmaceutisch concern Solvay bedenkingen heeft ingediend bij de mogelijke woningbouw in de Aetsveldse polder te Weesp; - dat zij daarbij hebben gewezen op de veiligheidszones rondom hun productielocaties; - de taakstelling voor woningbouw in de Vechtstreek zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin ruimschoots uitgevoerd kan worden in de Bloemendalerpolder tussen Muiden en Weesp; - de Aetsveldsepolder in het huidige streekplan is aangemerkt als agrarisch kerngebied; - de Aetsveldsepolder als open weidegebied is aangemerkt als belangrijk weidevogelgebied; - de Aetsveldsepolder belangrijke cultuurhistorische en archeologische waarden heeft;
148
besluiten, de Aetsveldsepolder niet in het streekplan Noord-Holland-zuid op te nemen als mogelijke (uitwerkings)locatie voor de woningbouwtaakstelling, en gaan over tot de orde van de dag.
Door de leden Hakvoort, Nagel, Bond en Kruisinga wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
Motie 26-8 Door de leden Nagel, Van Diest, Nawijn en Kraak wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; in bespreking hebbend agendapunt streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende dat: - er ten aanzien van mogelijke waterbergingslocaties nog zeer veel onduidelijkheden bestaan; - het ondanks deze onduidelijkheden opnemen van specifieke locaties planologisch grote onzekerheid oproept voor belanghebbenden; - deze onzekerheid niet lang mag voortduren; - er nog geen enkele duidelijkheid is over de financiële aspecten van het creëren van waterbergingslocaties; besluiten: in het onderhavige streekplan op te nemen dat de aanduidingen slechts geldig zijn tot 1 januari 2005; aan GS op te dragen, de financiële aspecten van zowel eigendomssituaties, mogelijke verwerving, toekomstig beheer en schadeloosstelling bij optredende schade nader uit te werken. Deze uitwerking in samenspraak met waterschappen en belanghebbenden uit te voeren voor 1 januari 2005; indien de uitwerking en afweging als hierboven bedoeld niet vóór 1 januari 2005 gereed zijn, alle aangewezen mogelijke waterbergingslocaties zonder meer te verwijderen uit het streekplan NoordHolland-zuid, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 26-9
PS 17 februari 2003
gelet op de voordracht van het college van gedeputeerde staten streekplan NoordHolland-zuid; overwegende en van mening: - dat de bloemenveiling Aalsmeer (VBA), deel uitmakend van het sierteeltcomplex Aalsmeer, een van de grote economische dragers is in het streekplangebied; - dat het rapport Flower Mainport Aalsmeer voor de verdere ontwikkeling van de kernactiviteiten van de veiling een ruimtebehoefte heeft berekend van 150 hectare bruto (100 hectare netto) en 50 hectare bruto (30 hectare netto) voor de aan de veiling gerelateerde toeleverende bedrijven (zg. eerste schil bedrijven) voor de periode 2000-2025, gecorrigeerd voor de streekplanperiode overeenkomend met een totale ruimtebehoefte van 104 hectare netto, dat in het streekplan voor de VBA en de aan de veiling gerelateerde toeleverende bedrijven in totaal 90 hectare netto is gereserveerd rondom de te verleggen N201; - dat de VBA aangeeft dat zij voor de toekomst te weinig ruimtereservering hebben voor hun kernactiviteiten; - dat in verband met het interne transportsysteem het voor de VBA een voorwaarde is dat uitbreiding van het veilingcomplex in een gebied aaneengesloten plaatsvindt, waarmee de VBA en de groothandelsbedrijven in het veilingcomplex met elkaar verbonden zijn; - dat de voorgestane recreatieve ontwikkeling in de Thamerpolder een toekomstige uitbreiding van de veiling in de Thamerpolder bemoeilijkt; - dat uitbreiding van de veiling gedurende de streekplanperiode in voldoende mate moet worden gegarandeerd; besluiten, de VBA te vragen in samenwerking met de gemeenten Uithoorn, Aalsmeer en de provincie NoordHolland een ruimtelijke + economische visie op de toekomst te ontwikkelen met
149
betrekking tot de kernactiviteiten van de VBA. Op basis hiervan wordt zonodig een geëigende streekplanprocedure gestart, en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 26-13 Door de leden Nagel, Van Diest, Bond en Hakvoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; in bespreking hebbend agendapunt "streekplan Noord-Holland-zuid"; overwegend dat in relatie tot waterberging; - het principe "niet afwentelen" ook voor natuurgebieden geldt; - bij meervoudig ruimtegebruik zoveel mogelijk mogelijkheden open gehouden moeten worden; - een robuust watersysteem goed samen kan gaan met robuuste natuurontwikkeling; - er zeer grote natuurgebieden in het plangebied aanwezig zijn; besluiten, in het streekplanontwerp behorend bij voordracht nr. 29, de tekst op pagina 31 linkerkolom "Ook bestaande recreatiegebieden komen als zoeklocatie voor waterberging in aanmerking";
overwegende dat: de woningnood en de noodzaak van woningbouw in de gemeente EdamVolendam hoog zijn: - het gebied in het streekplan NoordHolland-zuid genoemd is als zoeklocatie; - de gemeente Edam-Volendam tot op heden onder gemeentelijke regie woningen bouwt volgens een unieke constructie waarbij projectontwikkelaars buiten de plannen worden gehouden, zodat zelfs voor starters haalbare prijzen mogelijk zijn; - er verwachtingen zijn gewekt voor bebouwing van dit gebied vanwege diverse uitspraken onder andere met het oog op de sociale cohesie; - het hier een stedenbouwkundige afronding betreft van het Middengebied waarbij deze locatie slechts 7% beslaat van de gehele Zuidpolder waarvan het overgrote deel reeds is bebouwd; besluiten: in het streekplan Noord-Holland-zuid de status van het gebied deeluitmakend van de Zuidpolder in de gemeente EdamVolendam op te nemen als uitleglocatie in plaats van zoeklocatie en dragen GS op, het streekplan NoordHolland-zuid op dit punt te amenderen, zowel wat betreft de tekst als de rode contour.
te wijzigen in: "Ook bestaande recreatiegebieden en bestaande en nieuw te ontwikkelen natuurgebieden komen als zoekgebied voor waterberging in aanmerking".
Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
Amendement 26-14
Amendement 26-15
Door de leden Bond, Nawijn, Kraak, De Lange, Nagel, Kruisinga, Bezemer, Bruystens en Kruijmer wordt het volgende amendement voorgesteld:
Door de leden Nagel en Hakvoort wordt het volgende amendement voorgesteld:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over het "streekplan Noord-Holland-zuid";
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende dat: - de in het ontwerpstreekplan NoordHolland-zuid gedane keuze van werken in relatie met cultuurbehoud van dit terrein
150
recht doet aan de beleidsinspanning op het gebied van multimodaal vervoer en de bestaande situatie; - in aanmerking nemende het tekort aan bedrijventerrein in de Zaanstreek; - de hoeveelheid nat bedrijventerrein niet moet worden ingeperkt ten behoeve van eventueel mogelijke woningbouw op het Hembrugterrein; - de mogelijkheid tot het bouwen van een gevangenis op dit terrein wel onze instemming heeft; besluiten: de voorgestelde afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw te schrappen. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bezemer (ChristenUnie/SGP): Mijnheer de voorzitter. Het streekplan Noord-Holland-zuid is een mijlpaal waar waardering voor wordt uitgesproken. In de eerste plaats is het een mijlpaal voor de gedeputeerde, die er het hardst aan getrokken heeft en die voor het erbij betrekken van de burger nieuwe wegen heeft bewandeld. In de tweede plaats voor het ambtelijk apparaat, dat via een spoorboekje heeft moeten werken met nog meer integratie van beleidsdocumenten dan voorheen. In de derde plaats voor de burgers, die uiteindelijk toch in ongekende getale hebben laten merken dat zij in Noord-Holland wonen en op hun leef- en woongebied betrokken zijn. In de vierde plaats voor GS, omdat zij zo eendrachtig een zo omvattend beleidsstuk in gezamenlijkheid hebben kunnen uitbrengen. In de vijfde plaats voor de statenleden, die de uitputtingsslag hebben overleefd. Ten zesde voor de publieke tribune, die thans bevolkt wordt door betrokkenen, die toch willen meemaken wat er uiteindelijk van hun inbreng zal worden overgenomen. Mijnheer de voorzitter. Er is nog een zevende groep te bedenken, onze kinderen of kleinkinderen die zich nog van niets bewust zijn, maar waarvoor toch
PS 17 februari 2003
toekomst wordt geschreven. Je zou kunnen zeggen dat er nog een onzichtbare toeschouwer is, die zich afvraagt of deze voorgenomen ontwikkeling aan het rentmeesterschap goed invulling geeft. Die beleid blijft toch een zoeken in wijsheid. Als hoofddoelstelling van het streekplan wordt gesteld: handhaving en versterking van de kwaliteit als economische motor. Mijn partij zou eerder zeggen dat de hoofddoelstelling het ontwikkelen is van de provincie tot eer van God. Want wat is precies een economische motor? Is dat de luchtpomp Schiphol, het Noordzeekanaalgebied, de waterpomp, of is de economische motor de financiële wereld of de hoofdkantoren van de internationals? Vierhonderd jaar geleden hadden wij misschien een motor of een pomp voor de gehele wereld, maar nu zijn wij als geheel Nederland toch zoekend. Ik noem Schiphol, als belangrijke mainport. Wat daarover nu is geformuleerd, kan wat ons betreft nog net, maar optimalisatie is voor ons wel het uiterste. Het voorliggende stuk is een recept voor een duurzame toekomst. Ik moet constateren dat wij met het instrument streekplan ook zoekende zijn. De weg van het oude vertrouwde streekplan hebben wij verlaten en wij zijn een nieuwe weg ingeslagen. Niet de blauwdruk, maar het proces, de ontwikkeling is belangrijker geworden en uiteraard alles ruimtelijk vertaald. Maar ligt daar niet juist de kracht en de zwakte? Want zet een mens in een gevangeniscel, zal hij daarin stil blijven staan of zich toch ontwikkelen? Is het niet mogelijk dat hij zelfs vanuit die cel een geweldige invloed kan uitoefenen en de wereld om zich heen zal kunnen veranderen? Kortom, de geest van de mens, de voortdurende zoektocht naar interactie met de ander, is niet in te tomen. Zo is ook het aanwijzen van plekken voor functies niet altijd het laatste woord. Als wij in organische termen denken, dan moeten wij denken aan de bloedsomloop. Bij reorganisaties is het belangrijk dat de loop van de poststukken en de financiën snel en goed wordt geregeld. Als de bloedsomloop in orde is, kan er weer gebouwd en gestuurd worden. Hoe zit het met de bloedsomloop in dit
151
streekplan? Eigenlijk moet je constateren dat het heel slecht daarmee is gesteld. Ook met de aders van het lichaam is het slecht gesteld. Dotteren helpt niet meer. De hoge bloeddruk en de bloedvatvernauwing zijn structureel geworden. Het kloppend hart klopt heel onrustig, is gestresst. Ik kwam afgelopen zaterdag in de NRC een prachtig artikel tegen, dat mij door mijn vrouw onder de neus werd geduwd, toen ik mij aan verdiepen was in het streekplan. Het artikel betreft de bloeddruk. Anderhalf miljoen mensen in Nederland hebben hoge bloeddruk. Het wordt mij ook wel eens verweten. De paralellen zijn heel mooi. Er staat: de praktijk is dat iemand met te hoge bloeddruk, als deze niet torenhoog is, eerst probeert af te vallen, probeert te stoppen met roken of probeert het wat rustiger aan te doen om stress te vermijden. Als het daarmee niet lukt, komt er eerst een pil op recept. Daalt de bloeddruk daar niet door, dan komt er een tweede en eventueel een derde bij. Zo gaat het in Noord-Holland ook. De ontwikkelingen staan niet stil. Wij stoppen helemaal niet met roken, wij vallen niet af, wij gaan maar door en maken steeds meer stress. Aan de bloedsomloop doen wij weinig. In het artikel staat nog een wijze les. Soms heeft iemand last van bijwerkingen en moet daarom op een ander middel overstappen. Je kunt beter op bijwerkingen testen dan op werkzaamheid, zo wordt gesteld. Zo zijn wij ook vaak bezig met onze instrumenten in onze streekplannen. In dit streekplan hebben wij daar een aantal voorbeelden van. Wij hebben in het streekplan te maken met het aspect ideologie. Vroeger hadden wij een overloop. Iedereen moest in Hoorn en Heerhugowaard gaan wonen. Dat levert natuurlijk verkeer op. Nu hebben wij de mainports. Dat levert ook weer allerlei opvattingen op, maar ook het gevaar van eendimensionaliteit. Ik heb het dan over geld en over getallen. Wij vinden die in hoge mate in het streekplan. Wij willen allemaal groei, maar in welke sector en waar? Wij moeten ook Flevoland gelegenheid geven om zich te ontwikkelen. Dat speelt in de discussies
PS 17 februari 2003
over de wegverbindingen, de bloedsomloop, een belangrijke rol. Dat geldt ook voor Noord-Holland-noord. Noord-Holland heeft een belangrijke agrarische functie, die steeds meer naar de marge wordt geduwd. Economisch is het in sommige opzichten, zoals het veenweidegebied, misschien niet zo'n belangrijke functie, maar zij is wel onmisbaar. Het agrarisch gebied in China moet ook niet helemaal worden verlaten. Dat geldt ook voor onze naaste omgeving. Wij vertalen de bloedsomloop in infrastructuur. Wat mij opvalt, is dat wij daar veel over praten en dat wij ook wel wegen aan kunnen leggen, maar de openbaarvervoerverbindingen vergen een betere operationalisering. Ik dien over de operationalisering van het openbaar vervoer een motie in. Ik heb al meerdere malen iets gezegd over de bescherming van het groen. De groene contour is verdwenen, de bescherming van het groen en de natuur. Wij geven geen goede signalen af, omdat wij de contour hebben weggelaten. Ik pleit niet opnieuw voor het invoeren van de groene contouren, maar wij moeten wel beseffen dat stedenbouw een onomkeerbare transformatie is van de groene ruimte. Wij moeten daar goede signalen afgeven. Ik dien een amendement in over Velserend, een oud stukje stedelijkheid met de ruïne. Dat heeft zich omgekeerd en zou nu groen moeten blijven. Het andere stuk met een belangrijke signaalwerking betreft de ringweg A10 en de grens met Waterland. Ook daarover dien ik een amendement in. Kleine kernen vinden wij erg belangrijk. Zij hebben een belangrijke sociale cohesie. Laat deze kernen hun eigen cultuur, maar gun ze ook hun groei. Daar heb ik ook een amendement voor. De invoering van de rode contour is van groot belang. Het stedelijk gebied is een belangrijke bron van menselijke initiatieven en van menselijke kracht. Als je bij elkaar woont, kan er heel wat ontwikkeld worden. De stad heeft een sterke sociale kracht. Dat vraagt wel aandacht voor de sociale samenhang en voor waarden en normen, want anders wordt het onleefbaar. Wij moeten ook opletten bij de definiëring van de rode
152
contour. Wij hebben gezegd dat stedelijke functies volkstuinen, parken en sportvoorzieningen zijn. Maar in de stukken staat dat het er soms op neer kan komen dat sportvoorzieningen en volkstuinen moeten worden uitgeplaatst. Als wij die redenering ophangen, heeft het weinig zin om ze tot stedelijk gebied te verklaren. Dan is het wel essentieel dat zij daarbinnen blijven. Het streekplan is een prachtig, maar wel veelomvattend product. Het is een veelheid van afwegingen waarin wij nog lang niet altijd kunnen zeggen dat wij de goede afweging hebben gemaakt. Wij kijken ook heel ver vooruit. Gedeputeerde, gefeliciteerd dat u hiermee gekomen bent.
uitwerking nader van een operationeel kader te voorzien, dat een rol kan spelen bij de aanbesteding van het openbaar vervoer en de stedelijke inrichting,
Motie 26-10
overwegende, dat: 1. het streekplan nieuwe stijl zich aan het ontwikkelen is van instrument van een toelatingsplanologie tot een instrument van een ontwikkelingsplanologie; 2. de maatschappelijke ontwikkelingen en maatschappelijke context een steeds grotere rol spelen; 3. deze ontwikkelingen wel genoemd worden maar verder geen directe rol spelen in het streekplan;
Door de leden Bezemer en Kruijmer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over de voordracht "Streekplan Noord-Holland-zuid"; overwegende, dat: 1. één van de zeven opgaven van het streekplan bestaat uit een bereikbare netwerkstad; 2. deze opgave uitgewerkt wordt door bestaande wegen en openbaarvervoerverbindingen beter te benutten, alsmede om nieuwe verstedelijking en infrastructuur goed op elkaar af te stemmen; 3. het soms nodig zal zijn om te voorzien in nieuwe infrastructuur; van mening dat 1. hiermee weinig gezegd wordt over de feitelijke beschikbaarheid van het openbaar vervoer; 2. het gebruik van openbaar vervoer vooral in de stedelijke gebieden uitermate belangrijk is en de meeste kansen biedt; 3. "voorzien in nieuwe infrastructuur" geen duidelijk equivalent kent bij het openbaar vervoer; besluiten, gedeputeerde staten op te dragen dit aspect van de "opgave"-
PS 17 februari 2003
en gaan over tot de orde van de dag. Motie 26-11 Door de leden Bezemer en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over de voordracht "Streekplan Noord-Holland-zuid";
van mening dat: 1. maatschappelijke en normatieve elementen een nadrukkelijker en benoemde rol kunnen spelen bij afwegingen in het streekplan; 2. bijvoorbeeld de bijdrage aan de sociale cohesie een groter belang kan vertegenwoordigen dan een cultuurhistorische of natuurhistorische waarde; 3. bij prioritering en weging van (ruimtelijke) projecten meestal kwantitatieve en financiële criteria een rol spelen; besluiten, gedeputeerde staten op te dragen bij de weging en prioritering van projecten in de Projectennota, maatschappelijke en normatieve criteria zichtbaar een rol te laten spelen, en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 26-16
153
Door de leden Bezemer en Kruijmer wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over de voordracht "Streekplan Noord-Holland-zuid"; overwegende, dat: 1. de rode contouren de grens aangeven tussen het stedelijk gebied en het nietstedelijk gebied; 2. dat de rode contour aan de noordkant van de gemeente Amsterdam in Waterland ligt, in plaats van op de Ringweg A10; van mening dat: 1. van het definiëren, middels de rode contour, van "Amsterdams" stedelijk gebied in Waterland, een verkeerd signaal uitgaat, alsof de Ringweg hier niet een definitieve grens is tussen stad en land; 2. een ligging van de contour op deze plaats op de Ringweg A10 een juist beeld geeft van het provinciale beleid ter zake van Waterland; besluiten, de rode contour in Amsterdamnoord terug te leggen op de Ringweg A10 (as-weg of binnenzijde talud). Amendement 26-17 Door het lid Bezemer wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over de voordracht "streekplan Noord-Holland-zuid"; overwegende, dat: 1. eerder besloten is dat Velserend buiten de rode contour zou liggen; 2. dat thans Velserend weer binnen de rode contour gebracht is; 3. dat de argumenten van de Rijksgebouwendienst duidelijke taal spreken;
1. alleen een theoretisch principe gediend wordt met het binnen de rode contour brengen van Velserend; 2. het juist van begrip en respect getuigt om Velserend met de ruïne van Brederode buiten de rode contour te houden; besluiten, het gebiedje Velserend buiten de rode contour te houden. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze moties en amendementen voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-18 Door de leden Bezemer, Bond, Kruijmer en Nagel wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagend over de voordracht "Streekplan Noord-Holland-zuid"; overwegende, dat: 1. in de tekst van het streekplan onder 6.2 Waterland onvoldoende rekening is gehouden met een aantal voor de gemeente Waterland uitermate belangrijke zaken; 2. het aanbeveling verdient de toegestane capaciteitsuitbreiding voor ligplaatsen uit te breiden van 400 naar 650; 3. dat het tevens aanbeveling verdient om bij het aanvullen van gaten met bebouwing tussen de bestaande bebouwing langs de Markermeerkust, de huidige rooilijnen te kunnen hanteren; besluiten: 1. op bladzijde 104 in de tabel links onderaan voor Waterland opnemen, een toegestane capaciteitsuitbreiding van ligplaatsen van 650 (2x); 2. op bladzijde 101, 1e alinea toevoegen, na tweede blokje: een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande binnendijkse stedelijke gebieden die gelegen zijn binnen de grenzen van de vrijwaringzones;
van mening dat:
PS 17 februari 2003
154
Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Breunissen (GroenLinks): Voorzitter. Ik complimenteer het ambtelijk apparaat met het uitstekende werk. Deze laatste slag moeten zij nog maken. Ik complimenteer ook de gedeputeerde met de wijze waarop hij heeft geprobeerd, de bevolking te betrekken bij het proces van de totstandkoming van het streekplan. Ik hoor er ook wel klachten over, want het kan natuurlijk altijd beter, maar ik vind dat hij een goede poging heeft gedaan. Ik zal eerst enige algemene opmerkingen maken en vervolgens regiospecifiek op het streekplan ingaan. Het streekplangebied Noord-Holland-zuid is in feite een divers gebied, qua landschap, kust, een grote stad zoals Amsterdam, de Gooise stuwwal, droogmakerijen, veenweidegebieden, dorpen, stadjes, steden, waar veel soorten mensen wonen: stedelingen, dorpelingen, boeren en studenten, ondernemers en arbeiders, geboren Noord-Hollanders, Turken, Surinamers, Friezen en Betuwenaren. Veel soorten activiteiten vinden in dit streekplangebied plaats. Het is een economisch trekpaard voor Nederland. Het is het culturele hart van Nederland. Het is een woon- en leefgebied van 2,5 miljoen mensen. Amsterdam is een emancipatiemachine voor veel mensen die daar zichzelf kunnen zijn. Helaas gaan gedeputeerde staten niet uit van deze brede visie op dit streekplangebied, maar beperken zich tot vooral een economische visie. De heer Bezemer sprak hier ook al over. Het streekplangebied is vooral een economische motor, die behouden en versterkt moet worden. Er worden wat belangrijke randvoorwaarden geformuleerd, maar de primaire visie is toch dat economische verhaal. GroenLinks vindt dat een te beperkte, onevenwichtige visie. Voor ons is het ook een motor, echter niet alleen een economische motor, maar in ieder geval een schone motor. Het is een energieleverancier voor de mensen die er wonen, die er moeten kunnen ontspannen, die de natuur en rust moeten
PS 17 februari 2003
kunnen vinden, die de cultuur moeten beleven en moeten kunnen sporten. Het is in eerste instantie het woon- en leefgebied van die 2,5 miljoen inwoners. Wat de economie betreft: wij werken om te eten, maar wij eten niet om te werken. Economie is een middel en geen doel. Voor een prettig leven willen wij dus een economische motor die vooral schoon functioneert. De economie is geen doel op zich. Ik zal een amendement indienen, medeondertekend door D66 en de SP, waarin wordt voorgesteld om de doelstelling van het streekplan evenwichtiger te maken. Duidelijk moet worden gemaakt dat ook andere belangen dan economische belangrijk zijn en dat mensen meer zijn dan economische subjecten. Niet de economie moet centraal staan, maar de mens en zijn leefomgeving. Ter bescherming van het groen willen wij dat er zoveel mogelijk binnen de steden en dorpen wordt gebouwd, zo wordt in het streekplan gesteld. Die goede ambitie ondersteunen wij. Wij vinden tegelijkertijd dat er in het streekplan onvoldoende aan gedaan wordt. Op zich is de behoorlijke ambitie van 50% nieuwe woningbouw binnenstedelijk te realiseren goed, maar zij wordt tegelijkertijd onderuitgehaald door nu al een aantal uitleglocaties aan te wijzen. De gedeputeerde wil al in de nieuwe uitleglocatie Bloemendalerpolder bouwen voordat de 50% binnenstedelijk is gerealiseerd. Dan bereik je dus niet die aardige ambitie. De PvdA heeft al behartigenswaardige woorden gesproken over de ambitie bij bedrijventerreinen, die veel geringer is, namelijk 10% intensivering. Dat is kennelijk het hoogste dat wij kunnen halen. Dat is buitengewoon mager, terwijl er ruim baan wordt gegeven aan de groei van Schiphol en de bedrijventerreinen aldaar. Er moet dan nog een paar honderd hectare bij om de omlegging van de N201 te realiseren. Het houdt niet op. Aan de uitbreiding van bedrijventerreinen wordt nauwelijks paal en perk gesteld. De heer Nawijn (VVD): Wat is het alternatief? Welke voorstellen dient u in?
155
De heer Breunissen (GroenLinks): Voor ons is intensivering van 30% van het ruimtegebruik bij bedrijventerreinen een reëel streven. De druk moet op de ketel worden gezet om gemeentes en projectontwikkelaars daartoe te stimuleren en om ook echt, zo nodig, de hoogte in te gaan. De heer Nawijn (VVD): Dat heeft niemand ooit bestreden. Partijenbreed is de ITCgedachte onderschreven. Ik vraag mij af waar de verhoging van het percentage van 10 naar 30 op gebaseerd is. Hoe realistisch is dat? U zegt dat wij maar de hoogte in moeten gaan, maar het is de vraag hoe daar tegenaan wordt gekeken. U en ik weten dat heel goed. De heer Breunissen (GroenLinks): U kent ook de bekende riedel over de platte dozen op bedrijventerreinen. Al ga je maar één verdieping omhoog, dan kun je al veel winst bereiken. De heer Nawijn (VVD): Waar baseert u uw opmerking op? Wij moeten geen luchtfietserij plegen en realistisch blijven. Als u van 10% naar 30% gaat, vind ik dat wel een ambitieuze, maar niet realistische sprong. De heer Breunissen (GroenLinks): Het is buitengewoon realistisch, maar vooral ook een kwestie van politieke wil. De heer Weima (PvdA): In ons verkiezingsprogramma staat een percentage van 20. Onlangs is het programma herstructurering bedrijventerreinen afgerond, waarin de taakstelling van 10% ruim is overschreden. Het hangt ook enigszins af van de gehanteerde rekensom, maar volgens mijn berekeningen is dat ruim 15%. Ik vind dat je op zijn minst je ambities dan wat mag opschroeven. Bij een ander agendapunt hebben wij dan ook een amendement op dat punt ingediend. De heer Breunissen (GroenLinks): Voorzitter. Over waterbeheer en groenbescherming worden behartigenswaardige zaken gezegd. Voor
PS 17 februari 2003
waterbeheer worden zoeklocaties aangewezen. Dat is goed, want GroenLinks is ervan overtuigd dat wij natuurlijker moeten omgaan met water. Te zijner tijd zullen wij de definitieve bergingslocaties aanwijzen. Wat de groenbescherming betreft, zijn er in dit streekplan behoorlijk wat pijnpunten. Bouwplannen binnen de ecologische hoofdstructuur worden zonder problemen mogelijk gemaakt. Velserend is zojuist door de heer Bezemer genoemd. Ik noem de Bloemendalerpolder. Het lijkt alsof de EHS niet bestaat of een ritueel is, waarbij de ruimte gewoon wordt volgebouwd of dat de mogelijkheid daartoe wordt geboden. Het stelt ons ook buitengewoon teleur dat de groene contouren zijn verdwenen. Zij stonden wel in een eerder ontwerp van het streekplan en hadden zelfs de status van essentiële beleidsbeslissing. Er wordt voor het verdwijnen van de groene contouren een slappe argumentatie aangevoerd, namelijk dat dit bij sommigen tot misverstanden kan leiden. Wij vinden dat zij terug moeten komen in het streekplan, juist gezien het oorspronkelijke standpunt van gedeputeerde staten, dat zij de status van een essentiële beleidsbeslissing hadden. Er werd veel extra gewicht aan toegekend. Dat is plotsklaps 180 graden gedraaid. Dat begrijpen wij niet. Groene contouren op een streekplankaart verschaffen helderheid over waar de extra te beschermen gebieden liggen. Ik zal een motie indienen waarin wordt voorgesteld om zo snel mogelijk na de vaststelling van dit streekplan een streekplanherziening in gang te zetten om de groene contouren terug te krijgen. De heer Breunissen (GroenLinks): Binnenstedelijke verdichting is een grote opgave. Wij zijn er allemaal voor, maar het is lastig en kostbaar. Met name de kamer van koophandel heeft daarop gewezen. Wij moeten er wel voor gaan, want wij willen de open groene ruimte zoveel mogelijk sparen. Daarom willen wij een uitvoeringsgericht streekplan en niet alleen toelatingsplanologie. Wij moeten ervoor zorgen dat de binnenstedelijke verdichting tot stand komt. Wij vinden het een taak
156
van de provincie om gemeenten daarbij te ondersteunen, zowel met deskundigheid het expertisecentrum is al genoemd - als met geld. Dat moet hoge prioriteit hebben in het uitvoeringsprogramma, dat later zal worden vastgesteld. Ik zal daarover een motie indienen. Als binnenstedelijke verdichting niet voldoende oplevert en uitbreiding van verstedelijking nodig is, vindt GroenLinks dat dit zo geconcentreerd mogelijk moet plaatsvinden. Dus liever één grote nieuwe bouwlocatie dan vele verspreide kleine bouwlocaties. Als uitbreiding van verstedelijking nodig is, dan moet dat zoveel mogelijk bijdragen aan het dichter bij elkaar brengen van wonen en werken om de bereikbaarheidsproblemen niet nog groter te maken. Hoe is de situatie op dit moment? De werkgelegenheid zit vooral in de regio Amsterdam en Schiphol, maar die wordt nog verder opgestuwd door dit streekplan, omdat die ontwikkelingen sterk gefaciliteerd worden door de ruimte die de bedrijventerreinen krijgen. Veel mensen wonen in Almere en reizen iedere dag naar hun werk op het oude land. Als Almere nog eens 10.000 woningen erbij krijgt, zoals in het streekplan is opgenomen, wordt de nu al onevenwichtige woon-werkbalans nog onevenwichtiger. Daarom wil GroenLinks dat de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland wordt gestimuleerd en dat nieuwe woningen vooral worden gebouwd daar waar het werk is. Daarover zullen wij een motie indienen, die mede wordt ondersteund door D66, de PvdA en de SP. Een van de bereikbaarheidsproblemen is de kwestie van de A6/A9. Gisteren was er een vogeltrektocht door het Gein naar de Ouderkerkerplas. Vandaag hebben wij de vogels in hun nest bij het provinciehuis gezien, die nog een beroep doen op de statenleden. De problemen worden veroorzaakt door de onevenwichtige woon-werkbalans. De vogels vragen om zuinig te zijn op ons woon- en leefgebied. Mensen willen kunnen blijven fietsen in het Gein, kunnen blijven hardlopen om de Ouderkerkerplas, kunnen blijven golven op de Hoge Dijk en de aalscholvers kunnen blijven bekijken bij het Naardermeer, dus
PS 17 februari 2003
leg geen nieuwe autoweg aan tussen Flevoland en Noord-Holland, geen A6/A9, geen weg door de Ouderkerkerplas, niet door het Gein, niet door de Hoge Dijk en niet door het IJmeer. Die waardevolle plekken van natuur en landschap moeten wij in dit druk verstedelijkte gebied bewaren. Het gaat tenslotte om het belang van groen in en om de stad. Dat is aan de orde. Daar wordt ook in het streekplan aan gehecht, ook door ons. Ik zal een motie indienen die daarover een uitspraak vraagt. De heer Poelmann (D66): Is een openbaarvervoersverbinding als verlenging van het IJburgspoor richting Almere voor u bespreekbaar, ook als zij gedeeltelijk onder het water doorloopt? De heer Breunissen (GroenLinks): Dat staat niet in ons verkiezingsprogramma. Tot nu toe zijn wij daar altijd tegen geweest, maar in de komende tijd moet GroenLinks deze mogelijkheid nog eens goed overwegen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In uw interrupties maakt u regelmatig gewag van het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Waarom is de doorsnijding van een natuurgebied met een openbaarvervoerlijn minder nadelig voor de daar aanwezige natuurwaarden dan een infrastructurele wegverbinding? De heer Breunissen (GroenLinks): Wij zijn niet voor die doorsnijding. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dus u houdt daar ook krachtig aan vast: geen enkele doorsnijding van het IJmeer, want u vindt dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden? De heer Breunissen (GroenLinks): Maar het zijn niet geheel gelijke gevallen. Een doorsnijding ten behoeve van openbaar vervoer is iets eerder denkbaar dan voor autowegen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dus de trein mag wel door het Gein.
157
De heer Poelmann (D66): Sterker nog, de trein rijdt door het Naardermeer. Dat is op zichzelf lastig, maar toch wel anders dan een autoweg met verontreiniging door uitlaatgassen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben blij dat u de verdediging voor de heer Breunissen op u neemt, maar ik vraag het aan hem. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij denken dat het openbaar vervoer een groter probleemoplossend vermogen heeft dan autowegen, want zij trekken meer auto's aan en verplaatsen de files, hetgeen leidt tot verstopping van steden. Dat draagt niet daadwerkelijk bij aan de oplossing van de bereikbaarheidsproblemen. Dat is echter niet aan de orde als de infrastructuur voor het openbaar vervoer wordt uitgebreid. Dat heeft een hoger probleemoplossend vermogen. De plusjes en minnetjes kunnen in de afweging dan anders uitvallen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben blij dat u dit moet uitleggen en niet ik. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik vind het wel duidelijk. Ook u snapt het wel, maar u heeft een ander standpunt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee, ik vind dat het u zou sieren als u uw redenering en de bestrijding van collegestandpunten op een gelijke manier verwoordt. Als u de aanval opent op doorsnijding van natuurgebieden, kan ik dat volledig billijken. Dat is het standpunt van uw partij en dat wordt overal ook luid en duidelijk uitgedragen. Als u ragfijne onderscheidingen maakt tussen doorsnijdingen met twee stalen rails op bielzen en met een plak asfalt, raak ik het spoor bijster. De heer Breunissen (GroenLinks): Bij iedere afweging maak je een soort kostenbatenanalyse. De baten van een doorsnijding voor het openbaar vervoer kunnen zo positief zijn dat dit opweegt
PS 17 februari 2003
tegen de kosten. Wij moeten die afweging nog maken. Ruimtelijke ordening is niet alleen een ruimtelijk verhaal, maar ook een sociaal verhaal. Voorzieningen zoals openbaar vervoer, cultuur en huisvesting moeten toegankelijk en betaalbaar zijn voor iedereen. Betaalbare huisvesting is een probleem in het streekplangebied. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de woningbouw. Zij maken daarvoor de bestemmingsplannen. In het streekplan Noord-Holland-noord is over betaalbaar wonen voor doelgroepen zoals jongeren en starters in de regio Schagen een zinsnede opgenomen. Dat moet ook in dit streekplan mogelijk zijn. Het is goed dat de gemeenten binnen de rode contouren beleidsvrijheid krijgen, maar zij moeten wel hun verplichtingen voor minder draagkrachtigen, zoals jonge starters, nakomen. Gezien de lange wachttijden voor betaalbare woningen hebben zij dat de afgelopen jaren kennelijk in onvoldoende mate gedaan. Ik stel daarom voor om aan de in het streekplan geformuleerde beleidslijnen en voorwaarden waaraan gemeenten binnen rode contouren moeten voldoen, toe te voegen dat zij hun bijdrage moeten leveren aan voldoende betaalbare huisvesting in de provincie. Ik dien daarvoor een amendement in, dat breed worden ondersteund, namelijk door de PvdA, het CDA, D66 en de SP. Ik ga over op enige regiospecifieke onderwerpen. De onevenwichtigheid in het streekplan komt het sterkst tot uitdrukking in Schiphol en omgeving. Daar is het evenwicht volkomen zoek en heerst de economie. GS willen nog meer economische ontwikkeling in een duizelingwekkend tempo. Het asfalt van de polderbaan is nog niet koud of de luchthaven roept alweer om meer. Wij hebben een zesde baan, een zevende baan nodig. En men blijft het sprookje verkopen dat dit allemaal kan binnen de milieugrenzen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Vliegtuigen vervuilen de lucht en dragen zwaar bij aan het broeikaseffect. Vliegtuigen maken lawaai en meer vliegtuigen betekent meer lawaai. Helaas maken GS zich weinig druk om deze nadelige effecten van de luchtvaart. Zij
158
verwelkomen gretig de volgende uitbreiding van Schiphol. Zij geven in dit streekplan ook die ruimte voor uitbreiding met een zesde en een zevende baan. Ik dien een amendement in om die ruimtelijke reservering er uit te halen. De heer Poelmann (D66): Bent u ook tegen zo'n baan als daarmee de Aalsmeerbaan en de Buitenveldertbaan gesloten kunnen worden of het gebruik daarvan tot het uiterste minimum kan worden beperkt? De heer Breunissen (GroenLinks): Die extra banen zijn nodig om de groei van het vliegverkeer te faciliteren en niet om de milieuoverlast terug te dringen. In de discussie over de komst van de Polderbaan, de vijfde baan, is ook gezegd dat de veel overlast bezorgende Oostbaan dicht gaat, maar die blijft keurig in gebruik. Ik heb in mijn leven nog niet gezien dat er een baan op Schiphol is gesloten. Dat wordt wel voortdurend gezegd en dat zou ook heel mooi zijn, maar het gebeurt niet. De heer Poelmann (D66): Die constatering klopt. Maar in de toekomst zou een provincie met ambities dat kunnen willen. Zij zou daar iets voor over kunnen hebben. Het kan dan nuttig zijn om de twee voor veel mensen hinderlijke banen te sluiten, ingeval er een minder hinder bezorgende baan voor terugkomt. Dat is mogelijk. Vandaag leggen wij geen banen aan, maar zorgen wij ervoor dat dingen in de toekomst niet onmogelijk worden gemaakt. U gaat wel erg kort door de bocht als u de reservering schrapt, want dan mogen er straks woningen gebouwd worden. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik weet dat de politieke meerderheden in dit land …. De heer Poelmann (D66): Op dit moment, maar het gaat om reserveringen die misschien over dertig jaar aan de orde zijn. De heer Breunissen (GroenLinks): Nee, de reservering wordt er in 2006 al weer afgehaald.
PS 17 februari 2003
De heer Poelmann (D66): Dan zullen wij daar weer over spreken. De heer Breunissen (GroenLinks): De politieke meerderheden in het land hebben niet die mooie verhalen van u, mijnheer Poelmann. Zij praten niet over draaiing van de banen om de geluidsoverlast terug te brengen. Ik geloof u, maar zij willen alleen dat doen. De heer Poelmann (D66): Daarom moet iedereen op D66 stemmen, dan komt het nog wel goed. De heer Breunissen (GroenLinks): Zij kunnen beter op GroenLinks stemmen, want dat is betrouwbaarder. De zesde en zevende baan zijn bedoeld om meer vliegtuigen op Schiphol te kunnen laten landen en vertrekken. Een politieke meerderheid wil de milieuoverlast niet terugdringen. De heer Graatsma (SP): De heer Poelmann stelt voor om een nieuwe baan aan te leggen onder gelijktijdige sluiting van twee banen. Ik vind dat een interessante opmerking, die wij eigenlijk in de vlag van de provincie moeten schrijven. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik vind het niks, want het zal niet op die manier gaan. Deze regio is uitstekend bereikbaar door de lucht, maar meer vluchten per dag naar Tokio of San Francisco dragen niet bij tot een werkelijke vergroting van de bereikbaarheid van deze regio voor toeristen en zakenlui. De milieuoverlast en de leefbaarheidsproblemen brengen maatschappelijke kosten met zich. Dat moeten wij niet willen. Dit vliegveld is groot genoeg. Wij hebben niet mainpoortje te spelen. De heer Graatsma (SP): Ik ben het daar hartstikke mee eens. Ik zou het niet mooier kunnen zeggen. De heer Nawijn (VVD): Ik wil toch wat anders zeggen. Ik heb opgemerkt dat wij voor die reservering zijn, juist om banen zoals de Aalsmeerbaan en de Buitenveldertbaan te ontlasten. Als u zegt
159
dat een politieke meerderheid daar anders over denkt, weet ik niet op welke meerderheid u doelt. Wij hebben dat nooit gezegd. Wij vinden dat er een goede afweging gemaakt moet kunnen worden, maar daarvoor moet wel gelegenheid worden geboden. Sprekend over milieu en over vervuiling, gaat het ook over het woonmilieu. Er hebben vele mensen last van de Aalsmeerbaan en de Buitenveldertbaan. Ik snap dan ook niet dat u hier hardop durft te zeggen dat een reservering in de toekomst voor de zesde en de zevende baan, die anders liggen, geschrapt moet worden. U moet dat maar eens uitleggen aan de mensen die wonen in de omgeving van de banen die nu druk gebruikt worden. Het is aan de staten om een goede discussie te voeren over het terugbrengen van een aantal vliegbewegingen, maar u heeft al op voorhand het standpunt ingenomen, daar niet in te geloven. U gaat slechts uit van het kwaad van de luchtvaart en het verkeer. Dat zijn boze mensen die alleen maar meer willen en die absoluut niet willen discussiëren. U bent dan verkeerd bezig. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik ga helemaal niet uit van het kwaad van de luchtvaart of iets dergelijks. Ik baseer mij op de feiten. Ik volg de ontwikkelingen van de laatste tientallen jaren. Ik zie dat de luchtvaart groeit en dat de milieuoverlast toeneemt. Milieu is meer dan geluidhinder. De stanknorm is afgeschaft. Voor het tegengaan van het broeikaseffect, de CO2uitstoot, is geen norm gesteld, maar door de groei van de luchtvaart neemt die wel toe. Dat speelt allemaal mee. De heer Poelmann (D66): Waar is uw zelfvertrouwen gebleven? Je kunt best strijden voor een goede zaak. Het sluiten van een aantal hinderlijke banen kan wel eens een uitstekende oplossing zijn voor Noord-Holland. Het past niet bij u om de handdoek in de ring te gooien. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat is een mooie afronding van dit interruptiedebatje. Haarlemmermeer is een jonge gemeente die zich razendsnel ontwikkelt
PS 17 februari 2003
en een polder met weinig cultuurhistorische erfenissen: de Geniedijk, een prachtig monument waarin het waterschap zetelt, en een oud gemaal, Cruquius. Op die schaarse herinneringen aan het verleden moeten wij zuinig zijn, juist in die polder, waar de ontwikkelingen zo razend snel gaan. Daarom dien ik een amendement in om de stedelijke contour rond het gemaal/museum Cruquius te verleggen, zodat de geplande woningbouwplannen niet door kunnen gaan en het monument in zijn volle glorie daar kan blijven staan. In een polder waar de groei zo snel gaat, kost het moeite om de sociale samenhang en een gevoel van gemeenschap te ontwikkelen. Men moet dan ook bijzonder zuinig zijn op de paar dingen die er zijn. De erfenis uit het verleden moet zichtbaar zijn. Bij mijn voorbereiding op dit debat moest ik denken aan de verkiezingsleus van GroenLinks bij de laatste Kamerverkiezingen: knokken voor het kwetsbare. Ik vond dat hierop bijzonder van toepassing. Over de tweede doorsnijding van de Bovenkerkerpolder hebben wij al gesproken. Ook mevrouw Nagel wil daar graag koeien laten grazen. Zij krijgt nu de kans om de tweede doorsnijding uit het streekplan te halen, want ik dien daarover een amendement in. Aan het stadion in Haarlem zal ik niet veel woorden meer vuil maken, want daar is al uitvoerig over gesproken. Ik wil nogmaals benadrukken dat wij het absoluut niet eens zijn met de rode contour die nu wordt gelegd rond Meer en Berg. Ik zal er maar geen amendement over indienen, want dat hebben wij al zo vaak gedaan. Ik ben geschokt dat de PvdA en D66 helemaal zijn teruggekomen op hun oorspronkelijke standpunt over Velserend, ook zo'n plek midden in de ecologische hoofdstructuur. Vandaag wordt gezegd dat er een rode contour omheen kan. Ik heb begrepen dat de heer Bezemer een amendement hierover heeft ingediend. Ik heb dat nog niet gezien maar ik neem aan dat GroenLinks dat volledig kan steunen. De heer Van Rikxoort (D66): U noemt ons wel vaker als het om Meer en Berg en
160
Velserend gaat. Velserend is versteend gebied. Daar liggen bakken van zwembaden enzovoorts. Het ligt in de provinciale ecologische hoofdstructuur, maar het is nu niet ecologisch. Het is voor een groot deel beton. Wij willen graag dat het niet alleen in de provinciale ecologische hoofdstructuur ligt, maar dat het meer dan nu natuurlijk en ecologisch wordt. Je zult dan de mogelijkheid moeten creëren om de huidige rommel weg te halen en om daar wat anders voor in de plaats te krijgen. Bij het trekken van de rode contour moet er dus wel degelijk getoetst worden aan voorwaarden zoals situering in de PEHS. Als u zegt dat het buiten de rode contour blijft, mag er niks gebeuren, dan blijft het dus beton. De heer Breunissen (GroenLinks): Nee, want je kunt gewoon investeren in het buitengebied. Daar kan een kwaliteitsimpuls aan worden gegeven. Dat hoeft niet te gebeuren door dit per se onder de rode contour te brengen. De heer Van Rikxoort (D66): Dat moet betaald worden. Dan moet u met een voorstel komen. De heer Breunissen (GroenLinks): Ja, maar als rood voor groen er altijd toe leidt dat er maar gebouwd mag worden, is het eigenlijk groen voor rood, want je bouwt altijd in het groen. De heer Van Rikxoort (D66): Als u wilt dat de PEHS wat wordt, moet u voorstellen over de betaling doen, als het eigenaren niet mogelijk wordt gemaakt om veranderingen aan te brengen en te herontwikkelen. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik kan mij ten aanzien van het NAM-terrein grotendeels aansluiten bij de woorden van de PvdA. Er is een evenwicht mogelijk tussen wonen en werken. De gemeente en de bewonersorganisatie hebben een constructieve houding, ook ten opzichte van het omringende bedrijfsleven. Men moet dan ook uit een combinatie van wonen en werken kunnen komen en de aanleg van de wijk Waterfront. Wij stellen bij motie voor om, als ons uit Velsen een
PS 17 februari 2003
goed plan bereikt, de woningbouwmogelijkheden positief tegemoet te treden. De heer Schneiders (PvdA): Wij zullen haar steunen, maar ik neem aan dat u ons amendement ook zult steunen. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik heb het nog niet bestudeerd, maar volgens mij gaat dat in dezelfde richting, dus dat komt wel goed. De heer Nawijn (VVD): Is GroenLinks bereid om, als dat tot de mogelijkheden moet behoren, de milieuregelgeving zodanig aan te passen dat bedrijven de verzekering hebben dat zij niet worden lastig gevallen als bewoners klagen? Is de bereidheid bij GroenLinks aanwezig om die milieuregelgeving neerwaarts bij te stellen? De heer Breunissen (GroenLinks): Ik vind dat bedrijven die op een locatie zitten niet "gepest" moeten worden door daar woningen te bouwen. Die bedrijven zitten daar en hebben rechten. Zij moeten kunnen functioneren binnen de milieuhindercontouren. Wij moeten hen niet opzadelen met nieuwe problemen van buitenaf. Ik heb begrepen dat een combinatie goed mogelijk is. De verschillende partijen moeten de wil hebben om daar samen uit te komen. Ik heb het gevoel dat dit in Velsen-noord aan de orde is en dat men daar samen graag uit wil komen. De heer Nawijn (VVD): Niet de gemeente, Velsen-noord of de woningbouwcorporatie bepaalt de milieuregelgeving. Is GroenLinks bereid om via de kanalen die haar open staan ervoor te zorgen dat de nieuwe regelgeving een zodanig karakter krijgt dat bedrijven daar werkelijk geen hinder van ondervinden? De heer Breunissen (GroenLinks): Vraagt u mij om de regelgeving te veranderen? De heer Nawijn (VVD): Het is een gegeven dat de milieuregelgeving zo strak en streng is, dat een bedrijf geen kant op kan.
161
De heer Breunissen (GroenLinks): Het is de vraag of het bedrijf wat er nu gevestigd is zo'n lange kade nodig heeft. Als je uitgaat van de 225 meter lange kade, kom je vanwege de milieucontour bij het realiseren van woningen in de problemen, maar misschien heeft het maar 100 meter kade nodig. De heer Nawijn (VVD): Het gaat niet alleen om dat ene bedrijf. Aan het Noordzeekanaal met diep vaarwater is gebrek aan goede locaties aan de kade. Met wat je hebt, moet je dan net zo zorgvuldig omgaan als u bepleit voor andere aspecten in het streekplangebied. Die combinaties moet je dan niet maken. De heer Beemsterboer (CDA): Ik beluister dat GroenLinks voornemens is, een haventerrein dat aan diep vaarwater ligt op te offeren voor woningbouw. Als wij dit aannemen, kunnen wij geen "nee" zeggen op andere terreinen waar dezelfde vraag aan de orde is. GroenLinks zegt dus eigenlijk dat in de Wijkermeer de volgende haven komt, want die hebben wij zeer snel nodig. Ik snap hier niets meer van. De heer Breunissen (GroenLinks): De Wijkermeerpolder is mijn volgende onderwerp. Het gaat bij het NAM-terrein om 27 hectare. De woningbouwplannen van Velsen betreffen 6 hectare, dus 21 hectare van het NAM-terrein blijft beschikbaar voor kadegebonden activiteiten. Het gaat om een snipper die voor de woonbuurt buitengewoon belangrijk is. Het relatief grootste deel blijft bestemd voor bedrijvigheid. De heer Beemsterboer (CDA): Maar als het om de milieucontouren gaat, houdt u die 21 hectare lang niet staande. Wij spreken over mogelijkheden en onmogelijkheden. De heer Breunissen (GroenLinks): Het is dan ook heel goed dat men daar met elkaar goed uitzoekt welke bedrijvigheid mogelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale omstandigheden. Niet alles kan. Je kunt er geen Cargill neerzetten.
PS 17 februari 2003
De heer Beemsterboer (CDA): U doet dus de deur op slot voor natte bedrijvigheid. De heer Breunissen (GroenLinks): Bepaalde activiteiten kunnen wel plaatsvinden. Ik ben niet gedetailleerd op de hoogte. Je kunt er niet het meest milieuhinderlijke bedrijf neerzetten, dat snapt ook iedereen, maar er kunnen goede kadegebonden activiteiten plaatsvinden die ook noodzakelijk zijn. Zij kunnen daar hun plek vinden. In Velsen moeten zij het daarover eens worden. De heer Beemsterboer (CDA): Kunt u antwoord geven op mijn vraag over de Wijkermeer? De heer Breunissen (GroenLinks): Ja, die moet groen blijven. Wij vinden het Noordzeekanaalgebied een belangrijk element van de Noord-Hollandse economie. Bij havens en scheepvaart gaat het om schone bedrijvigheid. Er gebeurt veel nuttigs. Wij moeten echter in het streekplangebied streven naar een evenwicht tussen de verschillende ruimteclaims. Er moet gewerkt worden, ook in de haven, er moet gewoond worden, er moet geboerd worden, er moet gerecreëerd worden, er moet water geborgen worden enzovoorts. In dit gebied is de fysieke omvang van de haven groot genoeg. Wij zijn voor een gezonde ontwikkeling van de haven, maar zij moet vooral gerealiseerd worden op bestaand terrein. Er is nog veel winst te behalen. Een deel van de Westzanerpolder moet nog geheel worden aangelegd. De Afrikahaven is net opgeleverd. Er is dus bijzonder veel ruimte beschikbaar. Het duurt nog vele jaren eer de Wijkermeerpolder aan zet is. Er is nog fysiek nieuwe ruimte beschikbaar. Het is op een gegeven moment ook genoeg. Waarom zou je het landbouwgebied of het cruciale deel van de Stelling van Amsterdam opheffen? Moet dat altijd maar wijken voor economie? Dat is dus niet evenwichtig. De heer Beemsterboer (CDA): U zegt: wij vinden dat het genoeg is. Wij hebben het
162
dan over de snelst groeiende haven in Europa. U wilt er echter wel een paar stukjes van afhalen voor woningbouw. Daarnaast kunnen er alleen bedrijven gevestigd worden die binnen de milieucontouren vallen. Eigenlijk zegt u dat het Amsterdamse havengebied het met veel minder kan doen en dat het maar een woningbouwgebied moet worden. De heer Breunissen (GroenLinks): Men kan met 6 hectare minder toe op het NAMterrein. U weet ook dat wij in de commissie hebben ingestemd met de streekplanwijziging die hieraan vooraf is gegaan om de Westzanerpolder mogelijk te maken. Dat is 30 hectare havengebied. Met onze instemming is de haven groter geworden, mijnheer Beemsterboer. Mevrouw Nagel (CDA): U telt dingen mee die allang haventerrein waren zoals de Achtersluispolder. De heer Breunissen (GroenLinks): Nee, ik heb het over de Westzanerpolder. Dat is gewoon nog boerenland, met weinig koeien, maar wel akkerbouw. De motie over de Wijkermeerpolder komt erop neer dat er op dit moment voldoende ruimte is in de haven. Onze voorkeur gaat uit naar het schrappen van de havenreservering, maar een amendement dat daartoe strekt, zal het niet halen. In de motie wordt gevraagd om de komende collegeperiode geen havenontwikkelingen in de Wijkermeerpolder toe te staan, gezien de mogelijkheden in de rest van de haven. De heer Van Rikxoort (D66): U gebruikt als argument steeds dat er voldoende haventerrein is. U maakt geen onderscheid tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van het Noordzeekanaal. Ten noorden daarvan is er een tekort aan werkgelegenheid. Er is veel verkeer van het noorden naar het zuiden. Er staat 's ochtends tien kilometer file bij de tunnel van het noorden naar het zuiden en 's avonds andersom. Heeft u dat in uw overweging meegenomen? U wilt juist waar er een tekort aan is, geen werkgelegenheid mogelijk maken,
PS 17 februari 2003
namelijk ten noorden van het Noordzeekanaal. De heer Breunissen (GroenLinks): In de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer, waar de haven onder valt, is een tijdje geleden het rapport over de werkgelegenheidsmonitor Noordzeekanaalgebied besproken. Het blijkt dat de groei van de werkgelegenheid bij de havengebonden activiteiten buitengewoon gering is. De werkgelegenheidsgroei zit in deze regio vooral in de dienstensector. De haven moet dan ook niet geheel aan de kant worden geschoven, maar voor de werkgelegenheidsdoelstelling, die ooit een ambitie was voor het masterplan Noordzeekanaalgebied, is deze dus niet geschikt. De heer Beemsterboer (CDA): Maar dat is inclusief Corus. Als wij werkgelegenheid kunnen creëren, al is het nog zo weinig, terwijl Corus aan het afbouwen is, maken wij een enorme slag voorwaarts. Dat is wel te danken aan het havenbedrijf en aan al die bedrijven die daar hun werkgelegenheid hebben. Waar moeten wij anders van leven? De heer Breunissen (GroenLinks): Mijnheer Beemsterboer, ik ben helemaal niet tegen die haven. Op basis van een voorstel voor 6 hectare houdt u een hele tirade tegen mij en doet u alsof wij de haven om zeep helpen. Die haven is gezond en kan die 6 hectare echt wel missen. Wij zijn voor de haven, als structureel onderdeel van de economie. Wij zijn het er helemaal over eens dat deze in allerlei opzichten belangrijk is, maar wij willen op een gegeven moment wel een afweging maken en er niet automatisch achteraan lopen. Schiphol en de haven lijken soms wel heilige koeien. Als zij of de veiling een kik geven, loop je erachteraan en maak je een amendement om de uitbreiding mogelijk te maken. Dat doet GroenLinks dus niet. De heer Graatsma (SP): Ik ben het van harte met de heer Breunissen eens. Wij willen ook de Amsterdamse haven niet sluiten. Dat staat ook nergens. Ik herinner
163
eraan dat vlakbij de Amsterdamse haven zich een enorme haven bevindt, een van de grootste ter wereld, namelijk de Rotterdamse. De werkgelegenheid waarover de heer Beemsterboer zo hoog opgeeft, zit inderdaad niet in het havengedeelte. In het Noordzeekanaalplan is Amsterdamzuidoost er met een leuke lus bijgetrokken. In de kantoreneconomie groeide de werkgelegenheid. De heer Breunissen heeft gelijk dat op het conto van de haven 90, 100, 110 personen geschreven kunnen worden. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer Graatsma, dat is niet waar. Dat weet u en dat weet ook de heer Breunissen. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat stond in de werkgelegenheidsmonitor. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Bij de actualisering van het masterplan zijn de cijfers bekendgemaakt. Daarin zijn de effecten aangegeven tot op dit moment op de werkgelegenheid. Je praat dan over tienduizenden arbeidsplaatsen. U heeft dat allemaal gelezen. Dit is in de commissie besproken. U beiden trekt rookgordijnen op. U speelt elkaar de bal toe. U zegt dat het om tientallen mensen ging, terwijl u weet dat dit niet zo is. De heer Graatsma (SP): Die toename zit niet in de haven, maar in de alleruiterste punt ten zuidoosten van Amsterdam. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ook. De heer Graatsma (SP): Nee, daar zat die toename. De voorzitter: Ik heb het gevoel dat dit onderwerp van het streekplan voldoende is uitgemolken. De heer Breunissen (GroenLinks): De volgende werkgelegenheidsmonitor verschijnt in maart, dus dan kunnen wij het erover hebben.
PS 17 februari 2003
Het Gooi is een schitterend en belangrijk natuurgebied. In het streekplan Gooi en Vechtstreek wordt dat ook erkend. De Gooiers willen die groene kwaliteiten van hun woonomgeving ook veiligstellen. Toen gedeputeerde staten enige jaren geleden bekend maakten, een weg over de hei bij Bussum aan te willen aanleggen, haalde de stichting tot behoud van de Bussumer hei in een mum van tijd 20.000 handtekeningen op tegen die weg. Gedeputeerde Meijdam trok zijn plan voor die weg toen ook terecht in. Dat was wijs. Wie schetst onze verbijstering dat gedeputeerde staten van dat standpunt geheel terug lijken te komen? Eerst al een paar weken geleden in antwoord op schriftelijke vragen van mij. Alle varianten van wegen over, onder en langs de hei zijn weer in studie, inclusief de weg ten zuiden van Bussum, aldus GS in hun antwoord. Dit is in strijd met de belofte van de heer Meijdam aan de 20.000 handtekeningzetters: er komt geen weg over de hei ten zuiden van Bussum, want ik ben gevoelig voor het maatschappelijk verzet, dat ik waardeer en respecteer. Ik constateer dat ik dat beter niet kan doen, zo sprak hij in de koffiekamer tegen deze mensen. Afgelopen vrijdag was ik in Den Haag bij een debat waarbij gedeputeerde Meijdam ook aanwezig was. Ik hoorde hem toen zeggen dat hij van het Gooi geen nationaal landschap heuvelrug wil maken, want hij moet nog wat regelen voor de bereikbaarheid van het Mediapark. Dat gebied moet je dan niet te goed beschermen, anders kun je geen weg aanleggen. Ook een goede bron is de VPRO-gids, waarin een provincievoorlichter naar aanleiding van de aanstelling van CDA-prominent Hans Hillen als mediator, bemiddelaar, om de boel rond het masterplan Mediapark een beetje in goede banen te leiden, stelde dat er nieuwe wegen moeten worden aangelegd om het Mediapark bereikbaar te maken. Het is de taak van de heer Hillen om alle neuzen die kant op te krijgen. Mijnheer Verburg, dat heb ik toch goed begrepen? Voor het eerst zegt de provincie weer heel duidelijk dat er wegen moeten komen over die hei. Dat is lang niet gezegd.
164
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik begrijp heel goed dat dit zo'n paar weken voor 11 maart goed in uw kraam te pas komt. De heer Breunissen (GroenLinks): En in de uwe. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar staat in het streekplan dat er daar nieuwe wegen worden aangelegd? De heer Breunissen (GroenLinks): Nee. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar wij zijn toch het beleid voor de komende jaren met betrekking tot de regio Gooi en Vechtstreek aan het vaststellen? De heer Breunissen (GroenLinks): Ja. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dan stellen wij toch met elkaar vandaag vast dat het college nergens in dit streekplan voorstellen doet tot het realiseren van extra infrastructuur? De heer Breunissen (GroenLinks): Ik dien op dit punt drie amendementen in, een om de tekst in het streekplan …. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Kunt u antwoord geven op mijn vraag? Het college stelt dus nergens voor, nieuwe wegen over de hei in Gooi en Vechtstreek aan te leggen. Daar zijn wij het over eens. De heer Breunissen (GroenLinks): Daar zijn wij het over eens, maar ik reageer op de passage in het streekplan over de koppeling tussen de uitbreiding van het Mediapark en het regelen van de bereikbaarheid. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U loopt vooruit op de uitkomsten van een onderzoek waarbij het college op geen enkele wijze heeft aangegeven, wegen over de hei in overweging te nemen. Ik hecht eraan dat dit helder wordt vastgelegd. Het college heeft een dergelijk
PS 17 februari 2003
voorstel niet gedaan. Mijn persoonlijke mening is, dat het dat ook niet zal doen. De heer Breunissen (GroenLinks): In antwoord op schriftelijke vragen heeft u daarover enkele weken geleden gezegd dat alle wegen over, langs en onder de hei opnieuw in studie zijn. Het staat in de VPRO-gids, een citaat van een provinciaal ambtenaar namens u. Tenzij dat onterecht is, maar dan wordt dat wel gecorrigeerd. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik niet, maar het college …. De heer Breunissen (GroenLinks): En ik heb het u zelf nog horen zeggen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb gezegd dat de bereikbaarheid van het Mediapark adequaat geregeld dient te worden. Ik heb geen enkel verband aangebracht tijdens het debat van Milieudefensie tussen een nationaal landschap en het realiseren van wegen. Ik heb aangegeven dat het nationaal landschap op dit moment door het rijk nog niet is gedefinieerd, dat wij absoluut niet weten welke voorwaarden en grenzen daaraan worden gesteld en dat ik, zolang dat niet helder is, niet in een onbekende regeling stap. De heer Breunissen (GroenLinks): U heeft toen twee argumenten genoemd, in de eerste plaats de onduidelijkheid die er zou zijn over wat een nationaal landschap is. U moet daarvoor gewoon het eigen streekplan lezen, want daarin schrijft u zelf wat een nationaal landschap is, dus daarin definieert u dit zelf. U weet het kennelijk heel goed, want ook het Groene Hart en Noord-Hollands-midden zijn terecht aangewezen als nationaal landschap. Voor het Gooi wordt het nu als onderdeel van de heuvelrug opgevoerd. Het tweede argument wat u in dat debat noemde, was dat de bereikbaarheid van het Mediapark nog geregeld moet worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar dat is wat anders dan dat ik nieuwe wegen over de hei wil plempen, mijnheer Breunissen. Dat betekent dat ik
165
het bereikbaarheidsprobleem op wil lossen. De heer Poelmann (D66): Is de route over de hei voor u een optie om het probleem van de bereikbaarheid van het Mediapark op te lossen, bezien vanuit uzelf en vanuit het college? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Vanuit het college verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de heer Breunissen. Wat mijzelf betreft: een nieuwe route, een nieuw wegtracé over de Gooise hei is niet bespreekbaar. De heer Breunissen (lid van gedeputeerde staten): Dat wordt een mooi preadvies voor de motie die ik daarover zal indienen, waarin ik de staten vraag, uit te spreken dat er geen enkele weg over of onder de hei gewenst is. Ik verwacht daarvoor de volledige steun van het college. Ik zal ook een motie indienen om bij de regering voor het Gooi als onderdeel van de heuvelrug de status van nationaal landschap aan te vragen. Ik heb er al op gewezen dat wij twee nationale landschappen hebben. Het gaat mij erom dat het Gooi op basis van de landschappelijke waarde minstens die status nodig heeft. Als het rijk weinig geld heeft, zullen er prioriteiten gesteld moeten worden ten aanzien van de drie nationale landschappen, maar dat is nu niet aan de orde. Het gaat mij er nu om dat dit gebied het predikaat nationaal landschap verdient. Ik nodig het college uit om dat bij de regering te bepleiten, in navolging van de provincie Utrecht, waar GS daarover vorige maand een brief aan de regering hebben geschreven. Ik dien namens meerdere partijen een amendement in over een goede integratie van de aanleg van de Gooise Ring en de Stichtse Lijn. Over de Bloemendalerpolder wordt een amendement ingediend waarmee wordt beoogd om geen bebouwing van het Aetsveld mogelijk te maken. Ook in Waterland moet naar de mening van GroenLinks een betere balans worden gevonden tussen de verschillende ruimteclaims. Wij willen een aantal voorstellen doen om met name de groene
PS 17 februari 2003
waarden, die centraal stonden in het streekplan Waterland, wat op te krikken, want nu worden wel bijzonder veel verstedelijkingslocaties zowel voor wonen als voor werken mogelijk gemaakt. Wij vinden dat met name in de Zuidpolder en de Lange Weeren geen woningbouw moet worden toegestaan, omdat uit de quick scan bleek dat dit slechte locaties zijn uit een oogpunt van milieu, natuur, landschap, archeologie en verkeer. Wij hebben nog wel voldoende plancapaciteit voor woningbouw. Pas op termijn moet worden besloten welke locatie het meest geschikt is. In het streekplan worden zuidoost-Beemster en Purmer-zuid genoemd. Inmiddels wordt in de voordracht gesteld dat ook het plan van professor Dijkstra erbij wordt betrokken. Dat lijkt ons een verstandige aanpak. Daar kan rustig de tijd voor worden genomen, want op dit moment is er voldoende plancapaciteit. Genoemde twee polders moeten in ieder geval uit het streekplan worden gehaald als woningbouwlocatie. De heer Bond (CDA): U bent toch op de hoogte van de problematiek in dat gebied? U heeft zich uitgesproken voor woningen voor starters. Met name de Zuidpolder is daar een prachtig voorbeeld van, want de grond is in eigendom van de gemeente. Projectontwikkelaars krijgen daar geen voet aan de grond. Voor 90% en wellicht meer worden daar woningen voor starters gebouwd. Waarom wilt u dat schrappen? Die behoefte aan woningen is er. Wij komen een groot aantal woningen tekort. Met 400 woningen in zuidoost-Beemster halen wij nooit de minstens 3000 benodigde woningen. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat is op zich een sterk argument. Het gaat om de afweging van de verschillende dingen die je allemaal wilt, zoals behoud van natuur en landschap en de realisatie van woningen voor starters. Wij vinden dat jonge starters vooral een plek moeten krijgen in het huidige gebied binnen de rode contouren. De heer Bond (CDA): Die woningen in zuidoost-Beemster en Purmerend worden toch ook gebouwd op stukken die nu
166
groen zijn? Wat is het verschil? Zijn dat andere koeien? De heer Breunissen (GroenLinks): Nee, maar uit de quick scan blijkt dat die gebieden minder kwetsbaar zijn. Op dit moment blijkt uit de cijfers uit het streekplan dat er voldoende capaciteit is voor woningbouw binnen de bestaande rode-contourgebieden. De heer Bond (CDA): U weet dat de verschillen in de quick scan minimaal zijn. De heer Breunissen (GroenLinks): Nee, die zijn niet minimaal. De heer Bond (CDA): Ik vergelijk het met een rapport van de ANWB over een auto waarin plusjes en minnetjes zijn opgenomen. U laat die zwaar meewegen. Die verschillen zijn niet zo groot. U geeft geen antwoord op mijn vraag naar het verschil in groen in zuidoost-Beemster. Waar moeten wij met al die mensen naartoe? Wij hebben wel een acuut woningnoodprobleem. Wat zijn de alternatieven voor de mensen uit dat gebied? De heer Breunissen (GroenLinks): Uit de cijfers in het streekplan blijkt voor de regio Waterland en Zaanstreek dat er voldoende plancapaciteit en mogelijkheden zijn voor woningbouw tot 2015, als gebruik wordt gemaakt van de huidige capaciteit die al in bestaande plannen is opgenomen en als daarbij de ambitie wordt betrokken om 50% binnenstedelijk te realiseren. Als pas daarna de nieuwe uitleglocatie wordt gecreëerd, zit je tot ongeveer 2015 wel goed, ook in deze regio. Dat blijkt uit de cijfers die de heer Meijdam heeft geleverd. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wat moet het college naar de mening van uw fractie doen ingeval de transformatieopgave, die zeker in Amsterdam onder leiding van collega Stadig zwaar onder vuur ligt, niet in een tempo gestalte krijgt dat gelijke tred houdt met de woningbehoefte? Ik vind het op zich voorstelbaar dat uw partij kiest voor het zo lang mogelijk onaangetast laten van het open gebied. Het is nooit de
PS 17 februari 2003
doelstelling van enige partij hier geweest om als een wildeman het open gebied aan te snijden. Als de transformatie niet verloopt zoals gewenst en er is behalve de havens die men nu reeds heeft geschrapt met een geschatte plancapaciteit van om en nabij de 15.000 woningen, in de praktijk nog een hobbeltje van 15.000 woningen. Wat zeg ik dan tegen de mensen die een woning zoeken en waarvoor die plancapaciteit in ieder geval bitter noodzakelijk is? De heer Breunissen (GroenLinks): Dan kun je drie dingen doen. In de eerste plaats kan geprobeerd worden om actief iets te doen aan het wegnemen van de hobbels. Een van mijn moties is erop gericht om de provincie een actieve rol te doen spelen bij de ondersteuning van gemeenten met deskundigheid en geld. Een tweede mogelijkheid is om te kiezen voor de uitleglocatie, de lijn van de gedeputeerde. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is volstrekt niet mijn lijn. De heer Breunissen (GroenLinks): De derde mogelijkheid is om de behoeftecijfers naar beneden bij te stellen. Wij moeten beseffen dat een groot deel van de woningvraag een zekere luxevraag is. Er is niets mis mee dat wij allemaal ruimer willen wonen; alleen, met zijn tweeën en niet meer met zijn achten, dat is positief, maar …. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik vind de opmerking dat de provincie moet ondersteunen met middelen en geld een slag op de peluw, want als wij werkelijk soulaas moeten bieden voor de stedelijke transformatieprocessen in financiële zin, hebben wij het hier niet over speldengeld. Bijvoorbeeld de amovering van het Akzocomplex is in totaal een investering van om en nabij een miljard. Ik ben zeer positief gestemd over de provinciale financiën. Onder leiding van collega Klijn staan die er fatsoenlijk voor, maar een miljard hebben wij in geen miljard jaar. Dat proces is afhankelijk van bijdragen van de rijksoverheid. Uw laatste mogelijkheid is
167
het neerwaarts bijstellen van de behoefte. Het is echter geen autonome behoefte in de zin dat vandaag de behoefte maar eens omlaag moet. Er worden mensen geboren, er komen mensen naar dit land, er ontstaat een woningbehoefte. Dat is een feitelijk gegeven en daarmee kan niet gemanipuleerd worden ter wille van het vol kunnen bouwen van open polders. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik zal het beter formuleren. U heeft gelijk ten aanzien van de behoefte. Je kunt je echter afvragen of de overheid die behoefte in eenzelfde tempo moet accommoderen. De heer Van Rikxoort (D66): Het CDA heeft een punt ten aanzien van de woningbehoefte in Edam/Volendam. Het is nog niet helder wat precies met het amendement wordt beoogd. Er wordt gezegd dat het een uitleglocatie wordt. Ik begrijp dat de heer Meijdam vooralsnog uitgaat van een uitwerkingsgebied. Voordat het CDA hakt op GroenLinks en D66 omdat die partijen daar geen uitleglocatie willen, zal het duidelijk moeten maken wat het precies beoogt met zijn amendement. Beoogt het CDA het gehele gebied vol te bouwen? Die duidelijkheid is nodig omdat wij nu op basis van drie verschillende voorstellen door elkaar praten. De heer Bond (CDA): Ik ga ervan uit dat de problematiek in het gebied in ieder geval bij de statenleden uit de commissie ROB bekend is. Het gebied waar het om gaat, is eigenlijk de afronding van een stuk wat al bebouwd is. Het gaat nog maar om een klein gedeelte. Bij het gebied vanaf de dijk blijft er een vrije zone groene ruimte. Ik schoot gelijk in de stress van de opmerking van de heer Breunissen dat het een luxeprobleem is. Ik wil hem wel alle mailtjes doorsturen en telefoontjes doorspelen van jongeren van 26, 27 en 28 die ik krijg, want ich bin ein Volendammer. Door dit af te doen als een luxeprobleem kwetst hij veel mensen uit de regio. Er staan 2200 mensen ingeschreven. Het gaat om 1100 nijpende gevallen. Deze mensen wonen nu thuis op zolder bij de ouders. Dat zijn naoorlogse toestanden. Hij zegt dat deze mensen maar naar
PS 17 februari 2003
Purmerend moeten gaan of dat na 2010, 2015 gekeken moet worden waar wij daarmee naartoe moeten. Dat kun je niet maken. De heer Schneiders (PvdA): Wij hebben al een amendement ingediend voor de situatie die door de heer Meijdam is geschetst, namelijk wat er moet gebeuren als het niet lukt met ICT. Onze voorkeur gaat ernaar uit om nu al te kijken naar een nieuwe concentratielocatie en met name naar Purmermeer, waardoor de prachtige polder, waarin nog vogels kunnen vertoeven, gespaard kan worden. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij dienen een amendement in over de werklocaties in Waterland, waarvan wij er een aantal willen schrappen. Op termijn kunnen wij instemmen met een mogelijke uitbreiding van Baanstee-noord, als meest geschikte locatie aldaar. Over de camping Uitdam is al een en ander bij interruptie gezegd. Ik dien een amendement in om de huidige passage in het streekplan te schrappen, want wij vinden dat zij onjuiste verwachtingen wekt. Er wordt gesuggereerd dat de uitbreiding van de camping van Uitdam mogelijk en gewenst is. De heer Bezemer heeft een amendement ingediend over Amsterdamnoord. De rode contour is getrokken om de volkstuinen, de sportparken en de waterzuivering ten noorden van de ringweg. Dat is wellicht wel volgens de methodiek, maar daar ligt de harde grens van de ringweg en dat is de logische rode contour. Tot slot maak ik een opmerking over de uitvoering van het streekplan. De planning was dat wij vandaag ook de projectennota zouden bespreken. Ik betreur het buitengewoon dat wij daar niet over beschikken. Wij hebben zelfs in de commissie niet over een concept kunnen praten. Anderhalf jaar geleden hebben wij afgesproken dat wij de omslag moeten maken van een toelatingsplanologie naar een uitvoeringsgerichte ontwikkelingsplanologie. Ook binnen het ambtelijk apparaat moet een verschuiving van werkzaamheden plaatsvinden. De uitvoering ontbreekt echter volstrekt in dit
168
streekplan. Dat is een gemiste kans. De gedeputeerde is zelf een groot voorstander van een uitvoeringsgerichte aanpak. Heeft hij dat niet voor elkaar kunnen krijgen? Wat is er aan de hand? Waarom heeft hij niet eerder bij de staten aan de bel getrokken? Ik krijg graag de toezegging dat de uitvoeringsnota er binnen een halfjaar is. Daarin moet niet alleen aandacht worden besteed aan de acht nieuwe projecten, maar ook aan de projecten uit het streekplan Kennermerland en streekplan Gooi en Vechtstreek. Ik hoor geluiden dat men gefrustreerd is over het stilleggen van het uitvoeringsproject Kennemerzoom. Kloppen de berichten dat een gebrek aan ambtelijke capaciteit hier debet aan is? Wij kunnen ons niet alleen richten op nieuwe projecten en de projecten uit 1998 laten schieten. Daarmee frustreren wij het enthousiasme in de samenleving. Amendement 26-19 Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - het streekplangebied meerdere dominante kenmerken heeft zoals woongebied van 2,5 miljoen NoordHollanders, economische motor van de Noordvleugel van de Randstad, cultureel hart van Nederland en locatie van unieke natuurgebieden en landschappen (kust, Waterland); - een evenwichtige verdeling van de ruimte voor de diverse functies wenselijk en noodzakelijk is voor de leefbaarheid van de bewoners en de duurzame economische ontwikkeling van het gebied; - de tekst van het ontwerpstreekplan op verschillende plaatsen uitgaat van het besef dat een evenwichtige multifunctionaliteit van het gebied gewenst is, zoals onder meer blijkt uit de passages: "Ontwikkeling van woon-, werk- en
PS 17 februari 2003
leefmilieu waarbij een evenwicht ontstaat tussen de groene en blauwe kwaliteiten en de stedelijke kwaliteiten" en "De opgave is om in de Noordvleugel van de Randstad de blauwe, de groene en de rode ontwikkelingen als gelijkwaardig te beschouwen en gelijktijdig en in onderlinge samenhang te ontwikkelen" (p. 10 en 24 gewijzigd streekplan); constaterende, dat het ontwerpstreekplan als hoofddoelstelling formuleert "het handhaven en versterken van de kwaliteit van het noordelijk deel van de Randstad als economische motor, met inachtneming van de eisen die voortvloeien uit een goede leefbaarheid, bereikbaarheid en waterhuishouding" (p. 10 gewijzigd ontwerpstreekplan); voorts overwegende, dat: - de voorgestelde hoofddoelstelling primair door een economische bril naar het streekplangebied kijkt; - deze onvoldoende recht doet aan de andere kenmerken en functies van het gebied; besluiten, als hoofddoelstelling van het streekplan vast te stellen de volgende tekst: "het handhaven en versterken van de multifunctionaliteit van het streekplangebied door de blauwe, de groene en de rode ontwikkelingen als gelijkwaardig te beschouwen en gelijktijdig en in onderlinge samenhang te ontwikkelen." De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-20 Door de leden Breunissen, Nagel, Schneiders, Van Rikxoort en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid;
169
overwegende, dat: - gemeenten en woningbouwverenigingen bezig zijn een deel van hun sociale woningvoorraad af te stoten; - de wachttijden voor betaalbare huur- en koopwoningen in het streekplangebied oplopen; voorts overwegende, dat het streekplan een aantal beleidslijnen/voorwaarden formuleert, waaraan bij de inrichting van het stedelijk gebied binnen de rode contour moet worden voldaan (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina 76-77); besluiten, als beleidslijn/voorwaarde toe te voegen de tekst: "Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen." Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-21 Door de leden Breunissen en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; constaterende, dat het ontwerpstreekplan aanleg van een zesde en zevende baan en de aanleg van een tweede terminal planologisch niet onmogelijk maakt; overwegende, dat: - uitbreiding van Schiphol middels de aanleg van een zesde en/of zevende baan uit oogpunt van milieu en leefbaarheid ongewenst is; - deze ruimtelijke reserveringen voorbarig zijn en vooruitloopt op besluitvorming door het rijk;
PS 17 februari 2003
besluiten, het reserveren planologisch niet onmogelijk maken van de uitbreiding van Schiphol met een zesde en/of zevende baan en een tweede terminal uit het ontwerpstreekplan te schrappen; dragen gedeputeerde staten op, de tekst en de kaart van het streekplan overeenkomstig het besluit aan te passen. Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma worden de volgende amendementen voorgesteld: Amendement 26-22 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - omlegging van de N201 om Uithoorn leidt tot doorsnijding van de Bovenkerkerpolder en het Groene Hart; - een tweede doorsnijding van de Bovenkerkerpolder ten zuiden en oosten van Amstelveen onaanvaardbaar is met het oog op het behoud van het open en landelijk karakter van de polder; besluiten: - de passages in de streekplantekst over een tweede doorsnijding van de Bovenkerkerpolder te schrappen, te weten de zinnen: "Daarbij is sprake van een tweetal alternatieven, te weten de Fokkerweg of de doortrekking van de N522 naar de omgelegde N201. Uitgangspunt voor deze laatste variant is dat het tracé langs de bestaande bebouwing van Amstelveen moet lopen. Op basis van onderzoek zal nader over deze mogelijkheid worden besloten. Deze mogelijkheid komt pas aan de orde als is gebleken dat een afwikkeling van het verkeer richting de A9 via de Fokkerweg niet afdoende is of technisch en/of financieel niet haalbaar is. Zonodig zal het streekplan hiervoor worden uitgewerkt. Een milieueffectrapportage maakt deel uit van die uitwerking." (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina 47)
170
"(.....) inclusief het eventuele alternatief voor de Fokkerweg, te weten de doortrekking van de N522 naar de omgelegde N201 (nader af te wegen). Dit tracé volgt de bebouwingscontour van de gemeente Amstelveen. Een en ander moet nog nader worden afgewogen." (p. 122); - de indicatieve pijl voor deze tweede doorsnijding van de Bovenkerkerpolder van de streekplankaart te verwijderen.
- de Zuiderpolder niet als uitwerkingsgebied te beschouwen; - de rode contour ter plaatse vast te stellen overeenkomstig de ligging van de verstedelijkingscontour in het streekplan Kennemerland; dragen gedeputeerde staten op, kaart en tekst van het streekplan overeenkomstig het besluit aan te passen. Amendement 26-25
Amendement 26-23 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; constaterende, dat: - op de ontwerpstreekplankaart het gemaal/museum Cruquius binnen de rode contour liggen; - er plannen bestaan om in dit gebied nieuwe woningen te bouwen; overwegende, dat: - gemaal/museum Cruquius van grote cultuurhistorische waarde zijn; - met name in de snel verstedelijkende Haarlemmermeer aandacht en respect voor het zichtbare verleden dat nog resteert, gewenst is; besluiten, de rode contouren zodanig te verleggen dat gemaal/museum Cruquius en directe omgeving daarbuiten komen te liggen. Amendement 26-24 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - de Zuiderpolder in Haarlem-oost een waardevolle open groene ruimte is; - de Waarderpolder een goede plek is voor een nieuw te bouwen stadion; besluiten:
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; constaterende, dat: - het ontwerpstreekplan voor regio Waterland uitgaat van een woningbouwtaakstelling in uitleglocaties tot het jaar 2020 van 3000 woningen; - vier uitleglocaties met name worden genoemd, te weten Zuidpolder, Lange Weeren, zuidoost Beemster en Purmerzuid; - wordt voorgesteld het streekplan voor de verdeling van de woningen over de regio nader uit te werken in samenwerking met het intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Waterland en de gemeente Oostzaan; (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina 102); overwegende, dat: - tot 2015 geen uitleglocaties in de regio Waterland nodig zijn gezien de bestaande plancapaciteit en de ambitie om 50% van de nog niet geregelde woningbehoefte binnenstedelijk te bouwen; - ruimtelijke reserveringen voor uitleglocaties de prikkel om binnenstedelijk te bouwen verminderen; voorts overwegende, dat uit een quick scan (Milieueffecten potentiële woningbouwlocaties regio Waterland, provincie Noord-Holland, oktober 2002) blijkt dat met name bebouwing van de locaties Zuidpolder en Lange Weeren negatieve effecten heeft op landschap, natuur en milieu, en dat Purmer-zuid de minst nadelige locatie is;
171
besluiten: a. de locatie Zuidpolder te schrappen als potentiële woningbouwlocatie; b. de Lange Weeren te schrappen als potentiële woningbouwlocaties; c. de uitwerking van het woningbouwprogramma voor regio Waterland pas over tien jaar tot stand te brengen. Amendement 26-26 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; constaterende, dat het ontwerpstreekplan voor de regio Waterland een planningsopgave van 144 hectare nieuw bedrijfsterrein formuleert; overwegende, dat: - een aantal in het streekplan genoemde nieuwe uitleglocaties uit landschappelijke redenen ongewenst zijn, zoals de Dollard en Oosthuizerweg; - in de media, daarbij de gedeputeerde al dan niet citerend, nog een aantal eveneens uit landschappelijk oogpunt ongewenste locaties worden genoemd, zoals Monnikmeer en Katwoude; - herstructurering van het verouderde bedrijventerrein De Koog (Purmerend) voor veel bedrijven een vestigingsplaats kan opleveren; - uitbreiding van het bedrijventerrein Baanstee (Purmerend) in noordelijke richting het minst schadelijk is; besluiten: 1. de locaties Dollard en Oosthuizerweg te schrappen als bedrijfsterreinlocaties; 2. een gefaseerde aanpak van accommodatie aan bedrijfsterrein te volgen, en wel als volgt: a. (betere) benutting van bestaande bedrijfsterreinen; b. herstructurering van De Koog; c. als nut en noodzaak daartoe zijn herijkt, uitbreiding met Baanstee-noord. Amendement 26-27
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - uitbreiding van de camping Uitdam in het IJmeer omstreden is; - opsomming van de voorwaarden waaronder uitbreiding van de camping mogelijk is, onjuiste verwachtingen wekt; besluiten, de passages over mogelijk uitbreiding van camping Uitdam uit de streekplantekst te schrappen, te weten: "Herinrichting/uitbreiding van camping/jachthaven Uitdam is mogelijk onder voorwaarden dat de aanwezige vervuiling op het terrein wordt gesaneerd, er wordt voldaan aan de eisen die Water Beheer 21 stelt en permanente bewoning wordt tegengegaan. Tevens dient te worden voldaan aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. De planologische invulling zal verder in een bestemmingsplan worden vastgelegd." (gewijzigd ontwerpstreekplan, pagina 105). Amendement 26-28 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; constaterende, dat in de gewijzigde ontwerpstreekplantekst (pagina 31) de volgende passage is opgenomen: "De mate waarin de genoemde kortetermijnmaatregelen bijdragen aan een verbeterde bereikbaarheid van het Mediapark en het verkrijgen van voldoende hoogwaardige openbaarvervoerontsluiting op lange termijn, vormen criteria waaraan het bestemmingsplan Mediapark zal worden getoetst"; overwegende, dat: - in het ontwerpstreekplan verbetering van de bereikbaarheid van Hilversum-noord terecht als voorwaarde wordt gesteld
172
voordat de provincie instemt met het bestemmingsplan dat realisatie van de uitbreiding (masterplan) van het Mediapark beoogt mogelijk te maken; - een streekplantekst gewenst is, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat; besluiten de tekst van de hierboven geciteerde passage als volgt te wijzigen (wijziging gecursiveerd) "Zowel de mate waarin de genoemde korte termijn maatregelen bijdragen aan een verbeterde bereikbaarheid van het Mediapark als het verkrijgen van planologische en financiële zekerheid voor de realisering van voldoende hoogwaardige openbaarvervoerontsluiting op lange termijn, vormen criteria waaraan het bestemmingsplan Mediapark zal worden getoetst".
- een dergelijke halte niet nodig is indien de Stichtse Lijn en de Gooise Ring geïntegreerd worden ontworpen en er een overstapfunctie wordt gerealiseerd bij Hilversum-Centraal of HilversumSportpark; - een geïntegreerde studie naar beide HOV-verbindingen de haalbaarheid van beide projecten groter maakt; besluiten: - aan de streekplankaart toe te voegen indicatieve aanduidingen van de tracés van de Gooise Ring en de Stichtse lijn; - aan de streekplantekst over beide HOVverbindingen op pagina 129 (gewijzigd ontwerp) toe te voegen de zin: "Het tracé van de Stichtse lijn door het Gooi wordt onderdeel van de Gooise Ring." Amendement 26-30
De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-29 Door de leden Breunissen, Nagel en Van Rikxoort wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - de ontwerpstreekplantekst positief is over de aanleg van een Gooise Ring (een Hoogwaardig Openbaar Vervoerring in het Gooi) met aansluiting op een aan te leggen Stichtse Lijn (een nieuwe HOVverbinding Almere-Utrecht) (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina's 44 en 129); - op kaarten in de lopende streekplantekst het tracé van de Gooise Lijn en de Stichtse Lijn indicatief staan aangegeven (pagina's 46 en 48); voorts overwegende, dat: - een halte in natuurgebied achter de Monnikenberg uit landschappelijke en natuuroverwegingen ongewenst is;
PS 17 februari 2003
Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - de ambitie van de provincie is om minstens 50% van de nieuwe woningbouw binnenstedelijk te realiseren; - met benutting van de huidige plancapaciteit en de te realiseren extra binnenstedelijke verdichting pas omstreeks 2015 behoefte is aan nieuwe uitleglocaties; voorts overwegende, - de belofte van de provincie dat de Bloemendalerpolder en de Bovenkerkerpolder niet verstedelijkt hoeven te worden als IJburg wordt aangelegd; - de ligging van de Bloemendalerpolder in de provinciale Ecologische Hoofdstructuur en het Groene Hart en haar bijzondere betekenis in het waterbeheer; besluiten:
173
1. Aetsveld te schrappen als nieuwe uitleglocatie, niet te beschouwen als uitwerkingsgebied en zijn agrarische bestemming te handhaven zoals aangegeven in het streekplan Gooi en Vechtstreek; 2. de Bloemendalerpolder te schrappen als nieuwe uitleglocatie, niet te beschouwen als uitwerkingsgebied en zijn agrarische bestemming te handhaven zoals aangegeven in het streekplan Gooi en Vechtstreek; 3. het KNSF-terrein te schrappen als nieuwe uitleglocatie, niet te beschouwen als uitwerkingsgebied en te bestemmen tot gemengd natuur-, recreatie- en woongebied; 4. voor de Bloemendalerpolder en het KNSF-terrein een plan te maken voor versterking van de ecologische hoofdstructuur waarin de agrarische functie wordt gehandhaafd en de recreatieve functie wordt versterkt, in samenhang met waterbeheer/waterberging.
constaterende, dat: - in het ontwerpstreekplan de rode contour van Amsterdam-noord is getrokken een beduidend stuk ten noorden van de ringweg; - het gebied tussen de ringweg en de rode contour van de ontwerpstreekplankaart een groene bestemming heeft (volkstuinen, sportterrein), terwijl het niet de bedoeling is dat gebied op termijn te verstedelijken; besluiten, de rode contour van Amsterdam-noord zodanig te verleggen dat deze samenvalt met de ringweg A10; dragen gedeputeerde staten op, deze wijzigingen op de streekplankaart en in de streekplantekst door te voeren. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-32
De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 26-31 Door de leden Breunissen, Schneiders, Van Rikxoort en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - bij het trekken van de rode contour het ontwerpstructuurplan van Amsterdam leidraad is geweest (aangepast ontwerpstreekplan pagina 183); - in het ontwerpstructuurplan de verstedelijkingsgrens in Amsterdam-noord samenvalt met de ringweg A10; - de ringweg een harde en heldere grens is tussen het verstedelijkte (Noord) en landelijk deel (Waterland) van Amsterdam;
PS 17 februari 2003
Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - de statencommissie ROB heeft verzocht de beslisbevoegdheid over het gebied A4A5-A9 aan provinciale staten te laten en dat de gedeputeerde daar positief op heeft gereageerd; - gedeputeerde staten bij nader inzien voorstellen voor dit gebied de status van uitwerkingsgebied te handhaven vanwege een oude inspanningsverplichting van de provincie om in Badhoevedorp-zuid binnen randvoorwaarden een bedrijventerrein planologisch mogelijk te maken (voordracht 29, pagina's 42-43); spreken als hun mening uit, begrip te hebben voor de overweging van gedeputeerde staten inzake de provinciale
174
inspanningsverplichting, maar evenzeer te hechten aan de beslisbevoegdheid van provinciale staten over de ingrijpende besluiten die dit grote gebied te wachten staan; besluiten, dat voor het gebied A4-A5-A9 provinciale staten de beslisbevoegdheid hebben, d.w.z. dat voor nadere besluitvorming een partiële streekplanherziening noodzakelijk is, met uitzondering van het gebied in Badhoevedorp-zuid waarvoor een provinciale inspanningsverplichting geldt om daar een bedrijventerrein planologisch mogelijk te maken, en voor dit gebied de status van uitwerkingsgebied te handhaven.
beschermingsregime voor natuur en landschap geldt; spreken als hun mening uit dat in het streekplan Noord-Holland-zuid gebruik moet worden gemaakt van groene contouren met de status van essentiële beleidslijn; dragen gedeputeerde staten op, op korte termijn de procedure voor een streekplanherziening in gang te zetten, gericht op de introductie van groene contouren op de streekplankaarten, waarbij wordt uitgegaan van de ligging van de groene contouren in het ontwerpstreekplan én de zienswijzen van de insprekers daarop,
Motie 26-12
en gaan over tot de orde van de dag.
Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma wordt de volgende motie voorgesteld:
De voorzitter: Naar mij blijkt, worden dit amendement en deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid;
Door de leden Breunissen, Schneiders, Van Rikxoort en Graatsma worden de volgende moties voorgesteld: Motie 26-13
overwegende, dat: - de streekplankaarten bedoeld zijn om helderheid te verschaffen over planologische (on)mogelijkheden; - groene contouren - net als rode contouren - bijdragen aan de helderheid van streekplankaarten; - zowel de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening van voormalig minister Pronk als de Stellingnamebrief van demissionair minister Kamp uitgaat van het trekken van rode en groene contouren; constaterende, dat: - in het ontwerpstreekplan sprake was van groene contouren en deze de status van essentiële beleidslijn hadden; - in het gewijzigde ontwerpstreekplan de groene contouren zijn geschrapt; van mening dat streekplankaarten mede bedoeld zijn om in één oogopslag te kunnen zien waar in principe gebouwd kan worden en waar in principe een bijzonder
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; onderschrijvende: - de basisgedachte van het ontwerpstreekplan om de rode functies geconcentreerd te ontwikkelen en het uitgangspunt van de lagenbenadering (pagina's 10-12 gewijzigd ontwerpstreekplan); - de ambitie om minstens 50% van de nieuwe opgave voor woningen binnenstedelijk te realiseren (pagina 51 gewijzigd ontwerpstreekplan); constaterende, dat: het proces van binnenstedelijke verdichting (intensiveren, combineren en transformeren) een complexe opgave is;
175
- gemeenten en bouwers daarbij deskundige en financiële steun goed kunnen gebruiken; besluiten, dat de provincie gedurende de streekplanperiode gemeenten en bouwers actief met deskundigheid en financiële middelen zal ondersteunen; dragen gedeputeerde staten op, voor het einde van het jaar aan provinciale staten hierover een uitgewerkt plan voor te leggen, en gaan over tot de orde van de dag.
woningbouwtaakstelling in de Haarlemmermeer ('Haarlemmermeerstad"); 3. over beide activiteiten binnen een jaar te rapporteren aan provinciale staten, en gaan over tot de orde van de dag. Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Motie 26-15
Motie 26-14
Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma wordt de volgende motie voorgesteld:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid;
beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid;
overwegende, dat: - de open groene ruimte zoveel mogelijk behouden en gevrijwaard van verstedelijking moet blijven; - de ambitie om rode functies geconcentreerd te ontwikkelen; - geconcentreerde verstedelijking wenselijker is dan verspreide verstedelijking;
constaterende, dat - gedeputeerde staten zich in januari 2003 expliciet hebben uitgesproken tegen een wegtracé door de Ouderkerkerplas, mede gezien het grote maatschappelijke verzet tegen de aantasting van dit recreatiegebied; - gedeputeerde staten alle indicatieve pijlen voor een mogelijk A6-A9-tracé van de ontwerpstreekplankaart hebben verwijderd;
voorts overwegende dat: - de ambitie om de woonwerkbalans tussen Flevoland en de regio AmsterdamSchiphol evenwichtiger te maken; - bevordering van de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland en woningbouw in de regio Amsterdam-Schiphol daaraan kunnen bijdragen; dragen het college van gedeputeerde staten op: 1. in overleg met de provincie Flevoland, de gemeente Amsterdam en andere betrokken gemeenten gezamenlijke plannen en afspraken te maken over het bevorderen van de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland; 2. een studie te verrichten naar de mogelijkheid van het realiseren van extra
PS 17 februari 2003
overwegende, dat ook groot maatschappelijk verzet bestaat tegen de aantasting van recreatiegebieden en gebieden met grote natuurlijke en landschappelijke waarden - zoals de Hoge Dijk, het Gein, het Naardermeer en het IJmeer - door de aanleg van een andere A6-A9-variant; spreken als hun mening uit dat aantasting van de Ouderkerkerplas, de Hoge Dijk, het Gein, het Naardermeer en/of het IJmeer ten behoeve van de aanleg van een nieuwe autoweg tussen Noord-Holland en Flevoland ongewenst is, en gaan over tot de orde van de dag.
176
Door de leden Breunissen en Graatsma worden de volgende moties voorgesteld:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
Motie 26-16
beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid;
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - Velsen-noord in het streekplan Kennemerland is aangewezen als strategisch gebied waar nieuwe woningbouw gerealiseerd kan worden; - in principe het streekplan Kennemerland één op één wordt overgenomen in streekplan Noord-Holland-zuid; - realisatie van woningbouw op een deel van het NAM-terrein volgens de tekst van het ontwerpstreekplan afhankelijk is van een streekplanafwijkingsprocedure (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina 114);
overwegende, dat het ontwerpstreekplan voor de Wijkermeerpolder een toekomstige ontwikkeling als haven en nat bedrijventerrein planologisch niet onmogelijk maakt; constaterende, dat intensiever gebruik van bestaande havengebieden en intensief gebruik van nieuwe havengebieden (Afrikahaven, Westzanerpolder) de komende jaren voldoende mogelijkheden biedt voor een gezonde havenontwikkeling; spreken als hun mening uit dat de komende vier jaar havenontwikkelingen in de Wijkermeerpolder niet nodig zijn, en gaan over tot de orde van de dag.
voorts overwegende, dat: - een stedelijke vernieuwingsoperatie in Velsen-noord gewenst is; - vernieuwing van Velsen-noord en het gedeeltelijk bestemmen van het NAMterrein voor woningbouw een substantiële bijdrage (ruim 900 woningen) levert aan de realisatie van de binnenstedelijke woningbouwtaakstelling die het ontwerpstreekplan voor de IJmond formuleert; - het grootste deel van het NAM-terrein een bestemming voor (natte) bedrijvigheid kan behouden (20 van de 27 ha); - er in Velsen een groot politiek en maatschappelijk draagvlak is voor het bouwen van woningen op een gedeelte van het NAM-terrein; spreken als hun mening uit, concrete voorstellen van de gemeente Velsen voor de gedeeltelijke herbestemming van het NAM-terrein voor woningbouw welwillend tegemoet te treden,
Door de leden Breunissen, Van Rikxoort en Graatsma worden de volgende moties voorgesteld: Motie 26-18 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - Hilversum is omgeven door waardevolle, te beschermen natuurgebieden; - er in de regio grote maatschappelijke weerstand is tegen de aanleg van nieuwe autowegen over en onder de hei; spreken als hun mening uit dat de aanleg van nieuwe autowegen over/onder de hei naar Hilversum niet gewenst zijn, en gaan over tot de orde van de dag.
en gaan over tot de orde van de dag. Motie 26-19 Motie 26-17 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003;
PS 17 februari 2003
177
beraadslagende over het streekplan Noord-Holland-zuid; - constaterende, dat: - in het ontwerpstreekplan wordt geconstateerd dat het Gooi als onderdeel van de heuvelrug in aanmerking komt als potentieel provinciaal landschap, waarvoor in overleg met de betrokken gemeenten een ontwikkelingsprogramma moet worden vastgesteld (gewijzigd ontwerpstreekplan pagina 42); - de provincie Utrecht op 23 januari 2003 de minister van VROM heeft verzocht de heuvelrug van Nederrijn tot Gooimeer aan te wijzen als nationaal landschap;
spreken uit dat het wenselijk is, het groene gebied van Amsterdam in samenhang te bezien met het nabijgelegen recreatiegebied Spaarnwoude en dit in de uitwerking te betrekken; verzoeken GS: - met betrokken gemeenten en deelraden in overleg te treden of en hoe tot een samenhangend groengebied kan worden gekomen, van Sloterplas tot en met Spaarnwoude; - te bezien of samenwerking met recreatieschap Spaarnwoude hierin een rol kan spelen, en gaan over tot de orde van de dag.
spreken als hun mening uit dat de totstandkoming van het nationaal landschap heuvelrug gewenst is;
Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
dragen gedeputeerde staten op, de minister van VROM te verzoeken de heuvelrug van Gooimeer tot Nederrijn aan te wijzen als nationaal landschap,
De heer Graatsma (SP): Voorzitter. Ik zal het niet echt te gek maken. Ik zal twee moties en zes amendementen indienen. Ik dacht even dat mevrouw Nagel een statenbede ging uitspreken. Zij heeft dat niet gedaan en dat is misschien wel jammer. In zo'n bede gaat het ongetwijfeld over het welzijn van mensen en over vrede. In het streekplan zijn veel wegen opgenomen. Het gaat ook over een luchthaven en over een zeehaven. Mijn eerste motie betreft het volgende. Er is een verzoek binnengekomen om materieel voor Irak over Nederlands grondgebied te verplaatsen. Wij stellen bij motie voor om van Noord-Holland een oorlogsvrije provincie te maken. Ik dien deze motie mede namens de heer Bozelie van GroenLinks in. Oorlog en vrede raken iedereen, op elk niveau. Iedereen heeft ermee te maken of je nu thuis bent, in de staten zit of lid van de regering of van de Tweede Kamer bent. Het verzoek van de VS is ernstig genoeg en de mening van de Nederlandse bevolking is duidelijk genoeg. Er is alle reden om hierover na te denken.
en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze moties voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Motie 26-20 Door de leden Breunissen, Schneiders, Van Rikxoort, Visser, De Jong en Bezemer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003; overwegende, dat: - in Amsterdam-west reeds belangrijke groengebieden zijn, zoals de Sloterplas en Brettenzone; - het streekplan een uitwerking aangeeft voor het gebied Amsterdam-west tot Halfweg; - het structuurplan Amsterdam spreekt van groene scheggen, aansluitend op groen buiten de stad;
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Kunt u het verband met dit agendapunt aangeven? De heer Graatsma (SP): De VS hebben gevraagd, het Nederlandse grondgebied te mogen gebruiken voor verplaatsing van
178
materieel. Dit materieel zal over NoordHollandse wegen gaan en via een NoordHollandse haven worden verscheept. Gezien het grote aantal gecharterde vliegtuigen kan ook Schiphol hiervoor in aanmerking komen. Ik weet het niet, maar ik ben er bang voor. Angst is een slechte raadgever, maar een zorgvuldig opgestelde motie is een veel betere raadgever. De heer De Lange (AOV/OU55+): Voorzitter. Wij hebben hier toch geen debat over de buitenlandse politiek? De voorzitter: Nee. De heer De Lange (AOV/OU55+): Juist! De heer Graatsma (SP): Dit gaat over binnenlandse politiek, beste vriend. De heer Nawijn (VVD): Ik wil nu graag over het streekplan discussiëren. Het onderwerp dat de heer Graatsma nu aansnijdt, kan alleen via een zeer gezochte constructie hiermee in verband gebracht worden. Het is absoluut niet op z'n plaats, nu over dit onderwerp te praten. Ik doe het ordevoorstel, deze motie niet in behandeling te nemen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb behoefte aan een korte schorsing. De voorzitter: Uw ordevoorstel gaat boven het eerdere ordevoorstel. De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst. De voorzitter: Wij stemmen nu over het ordevoorstel om de motie waarin wordt voorgesteld om Noord-Holland de status van oorlogsvrije provincie te geven ofwel alles te doen wat in de mogelijkheden van de provincie ligt om gebruik van transportwegen binnen Noord-Holland ten behoeve van het vervoer van oorlogsmaterieel tegen te gaan en ook anderszins al het mogelijk te doen om te voorkomen dat er vanaf Noord-Hollands grondgebied medewerking wordt verleend
PS 17 februari 2003
aan de voorbereiding op een nieuwe oorlog, niet in behandeling te nemen. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): Ik vind het onzin om dit punt in het kader van het streekplan aan de orde te stellen. Ik vind het echter ook niet goed om leden van provinciale staten de mogelijkheid te ontnemen om een uitspraak aan de staten te vragen over een onderwerp zoals dit. Ik ben tegen het ordevoorstel. Ik zal in mijn fractie nog diepgaand overleggen over de motie. Ik vermoed overigens dat zij daar niet voor is. Dat kan gebeuren. De heer Bozelie (GroenLinks): Wij hebben te maken met een leemte in het Reglement van orde. Wij konden geen interpellatie indienen omdat de vergadering geschorst was. Het verzoek hiertoe moet twee of drie dagen voor de vergadering worden ingeleverd. Dat was dus anderhalve week geleden. Er is mogelijkheid om via een ordevoorstel dit onderwerp op de agenda te plaatsen, want dan ontstaat dezelfde situatie als nu. Wij vinden dat er sprake is van een indirecte relatie met het streekplan en daarom proberen wij op deze manier aandacht voor deze zaak te vragen. De heer Mooij (VVD): Voorzitter. Dit lijkt mij volstrekt onjuist. Volgens het Reglement van orde kan dit niet. Ik vind dat wij ons aan het reglement moeten houden. Als er een zeer dringende aangelegenheid is, is er altijd de mogelijkheid ruimte voor behandeling daarvan op de agenda te maken, bijvoorbeeld via u en via het Seniorenconvent. Er was tijd genoeg om hier een oplossing voor te bedenken. De zaak speelt al geruime tijd. Ik acht geen enkel argument voor deze motie deugdelijk. Als wij bij dit agendapunt een voor het aan de orde zijnde onderwerp zo wezensvreemde zaak behandelen, kunnen wij ons Reglement van orde wel weggooien. Mevrouw Weeda (PvdA): Dit is een uiterst gekunstelde vorm om een belangrijk onderwerp aan de orde te krijgen. Wij
179
vinden niet dat deze motie nu in behandeling moet worden genomen. Wij steunen het ordevoorstel. Mevrouw Kruisinga (CDA): Het CDA onderschrijft de argumenten van PvdA en VVD. Wij vinden ook dat de motie niet in stemming moet worden gebracht.
had dit wel verwacht, maar ik ben toch zeer teleurgesteld dat de staten zich op dit moment niet over dit onderwerp durven of willen uitspreken. Het zij zo. Degenen die hier niet aan mee willen werken, moeten zichzelf nog maar eens diep in de ogen kijken als zij vanavond voor de spiegel staan.
De heer De Lange (AOV/OU55+): Ook de ouderenpartij is tegen het in behandeling nemen van deze motie.
De heer Nawijn (VVD): Dat doe ik iedere avond, mijnheer Graatsma. Dat is geen enkel probleem.
In stemming komt het ordevoorstel.
De heer Graatsma (SP): Dan zal het vandaag ook wel lukken.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de SP tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik heb een ordevoorstel. Ik verzoek de staten, dit punt voor deze vergadering op de agenda te plaatsen. Dit kan blijkbaar wel op grond van het Reglement van orde. Ik stel voor, dit onderwerp aan het einde van de vergadering te behandelen. De voorzitter: U stelt voor, de motie als apart agendapunt aan het eind van de vergadering te behandelen. De heer Bozelie (GroenLinks): Ja. De voorzitter: De staten beslissen over de agenda. In stemming komt het ordevoorstel van de heer Bozelie. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, de SP en het lid Hofwijks van de PvdA voor dit voorstel hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is verworpen. De heer Graatsma (SP): Voorzitter. Ik dank degenen die het voorstel gesteund hebben. Deze motie is veel belangrijker dan het streekplan. Het is goed dat er toch over is nagedacht. De inhoud van de motie kan de staten niet zijn ontgaan. Ik
PS 17 februari 2003
De heer De Lange (AOV/OU55+): Ik vind de uitlatingen van de heer Graatsma bijzonder beledigend. Ik ben niet bang om mijn mening uit te spreken. Ik ben ook niet bang om vanavond in de spiegel te kijken. De heer Graatsma (SP): U bent een held, maar u verdomt het om hier een uitspraak te doen over oorlog en vrede. Kijk maar in de spiegel! Voor mij blijven de kruimels van het streekplan over. Een jaar of twee geleden is de onderliggende visie van dit streekplan in de commissie ROB aan de orde geweest. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Breunissen op dit punt. Ik heb de basis van het handhaven en versterken van het noordelijke deel van de Randstad als economische motor Waterland uitgezonderd - met inachtneming van de eisen die voortvloeien uit een goede leefbaarheid, bereikbaarheid en waterhuishouding, diverse malen op mij in laten werken. Ik kom niet verder dan de conclusie die de heer Breunissen getrokken heeft. Het is kenmerkend voor dit college dat de economie voorop staat. Daar zit een sterk liberale gedachte achter. Ten aanzien van de economie worden de belangrijke beslissingen in directiekamers genomen en niet hier. Het openbaar bestuur zou hier veel meer over te zeggen moeten hebben. De liberale gedacht uit zich in de opmerking in het streekplan dat de rol van de overheid niet veel meer hoeft te zijn dan het creëren van geschikte voorwaarden. Op pagina 20 gaat het over
180
bereikbaarheid. Het enige echter dat overheden kunnen doen, is de voorwaarden creëren. Uiteindelijk is het aan bedrijven zelf om af te wegen welke vestigingsplek hun voorkeur heeft. Dit houdt in dat bedrijven de keus krijgen. Dat veronderstelt dat er meer bedrijventerreinen worden aangelegd dan er eigenlijk nodig zijn. Gewone burgers hebben die mogelijkheid bij een woningkeuze niet, behalve als zij een bom duiten in de zak hebben. De zeven wereldwonderen die het college zeer bescheiden de zeven streekplanopgaven noemt, kan ik alleen in dit kader beoordelen. Ik kom hier straks op terug. Het college geeft aan, veel informatie uit de provincie te hebben gekregen. Dat is heel mooi, maar daar moet het niet bij blijven. Dat is overigens ook niet gebeurd. Het college heeft er iets mee gedaan, maar helaas nog te weinig. Vooral op het gebied van rechten van inwoners en instellingen is er nog sprake van een gat. Bij interruptie heb ik dit al aangegeven. Hoe moet men zich bij de provincie verdedigen tegen oprukkend bouwgeweld van de gemeente? De rode contouren zijn soms te losjes getrokken. Hier en daar zijn zij ongemotiveerd veranderd of juist niet. Ik heb de afgelopen tijd regelmatig mensen gebeld en ik ben ook zelf gebeld. Het is mij gebleken dat inwoners vinden dat zij niet voldoende aan bod gekomen zijn. De grenzen van de inspraak zijn al snel bereikt. In dit streekplan wordt het onmogelijk gemaakt om in beroep te gaan. Om dit te veranderen zal ik een amendement indienen. Hierin ga ik in op Naarden en op Haarlem-noord. Ik stel voor, de rode contouren zo nauwkeurig vast te leggen dat burgers en instellingen de mogelijkheid hebben om daartegen in beroep te gaan. Het hoofdstuk Bestuurlijke instrumenten handelt over concrete beleidsbeslissingen en essentiële beleidslijnen. Betrokkenen kunnen wat met concrete beleidsbeslissingen. De essentiële beleidslijnen hebben op provinciaal niveau echter niet de juridische status die het burgers en instellingen mogelijk maakt, wettelijke procedures aan te spannen. Ik stel dan ook voor om alle essentiële beleidslijnen aan te duiden als concrete
PS 17 februari 2003
beleidsbeslissingen. Op dit punt zijn al enkele amendementen ingediend. Ik heb ruimhartig voorstellen gesteund die minder ver gaan dan mijn amendement. Ik zal zien wat dit oplevert. Ik vermoed dat dit punt iets strakker geformuleerd zal worden dan in de voordracht. In de voordracht staat dat er veelvuldig overleg met gemeenten en waterschappen is geweest over het conceptontwerp. Dat is begrijpelijk, maar dat leidt tot ernstig foute amendementen als dat van de PvdA, waarmee het vermomde stadion binnen de rode contour wordt getrokken. Het voortrekken van gemeenten ten opzichte van de inspraak van burgers kan tot dit soort amendementen leiden. Wij achten deze ontwikkeling buitengewoon schadelijk voor de desbetreffende omgeving. Betrokkenen zijn op een inspraakavond gerustgesteld door de mededeling dat het stadion, ik bedoel het kantorencomplex, buiten de rode contour geplaatst was. De heer Schneiders (PvdA): Dit betekent niet dat er geen planologische procedures meer aan de orde kunnen zijn. Degenen die tegen dit stadion zijn, krijgen nog volop de gelegenheid, hun stem te laten horen. Het is zeker nog geen gelopen koers. De heer Graatsma (SP): Straks staat het al 1-0 voor het college en ik het had het graag andersom gezien. Wij steunen het amendement van de PvdA inzake de volkstuinen in Naarden. De heer Breunissen heeft gewezen op het ontbreken van het uitvoeringsprogramma. Ik kan dat alleen begrijpen als er te weinig personeel is om dat programma tijdig te laten verschijnen. In de commissie is hier een keer over gesproken. Ik neem aan dat de gedeputeerde hier in zijn beantwoording duidelijkheid over schept. Het uitvoeringsprogramma komt op de ruimtelijke agenda Noord-Holland-zuid. Deze agenda dient om gemeenten op de hoogte te brengen van alle plannen. Ik kan mij voorstellen dat ook anderen hierin geïnteresseerd zijn. Ik zou bijvoorbeeld hier graag zelf een exemplaar van willen hebben. Ik neem aan dat deze agenda in
181
een vergadering van PS wordt vastgesteld. Op pagina 12 van de voordracht gaat het over beroepsprocedures tegen het streekplan Kennemerland. Ik begrijp dat dit soort procedures nutteloos worden bij vaststelling van het nieuwe streekplan. Kan dit zo maar? Ik hoop dat ik het bij het verkeerde eind heb, want dit zou onvoorstelbaar zijn. Ik dien op dit punt een motie in. Het is wijs dat de opmerking over een bijzondere procedure in Amsterdam waarbij bestemmingsplannen en artikel 19-besluiten door Amsterdam moesten worden beoordeeld en waar de provincie buiten zou staan, is ingetrokken. De rol van de provincie wordt hier weer eens bevestigd en zo hoort het ook. Als Amsterdam straks het structuurplan klaar heeft, moet er vanuit het provinciehuis een oordeel over gegeven worden. Wie bepaalt nu uiteindelijk wat er van het structuurplan in het streekplan terechtkomt? Komt dit nog terug in PS of blijft het bij de inmiddels beroemd geworden bespreking in een PScommissie? Naar mijn oordeel moet een en ander in PS worden vastgesteld worden. De volksvertegenwoordiging moet haar rol kunnen spelen. Er staat veel zinnigs in het plan maar de zoekgebieden voor waterberging gaan ons te ver. Daarbij is bijna uitsluitend de landbouw de klos. Ik dien een kort en krachtig amendement in, waarin ik voorstel om de zoekgebieden op dit moment uit het streekplan te schrappen. Het college suggereert om dit punt tot essentiële beleidslijn te verklaren. Dat is iets, maar te weinig. Daarmee worden beroepsmogelijkheden uitgeschakeld en blijft er sprake van een onderonsje tussen GS en PS. Als mijn amendement wordt aangenomen, zal het anders gaan. De heer Poelmann (D66): Welke gebieden wilt u als zoekgebieden aanwijzen? Denkt u aan de stad Amsterdam? De heer Graatsma (SP): Zo moet u het niet zien. Hoewel, er is veel water in Amsterdam. Als je nu in de gracht dondert, maak je een stevige smak. Het waterpeil
PS 17 februari 2003
kan wel met 2 meter omhoog. Maar nu even serieus. Bestaande methoden van waterbeheer zoals malen, baggeren en het vrij houden van waterlopen moeten voldoende mogelijkheden bieden om de wateroverlast te keren. Waterberging is nooit een garantie tegen wateroverlast. Ik ben mij ervan bewust dat dit een zeer omstreden punt is. De informatie die ik erover heb gekregen, geeft mij voldoende reden om dit amendement in te dienen. Ik kan kort zijn over de bereikbaarheid en over de netwerkstad. Iedere stad is een netwerkstad. Alle steden in Noord-Holland zijn goed bereikbaar, met uitzondering van Den Helder omdat daar een enkelspoor ligt en de buslijnen wegbezuinigd zijn. De bereikbare netwerkstad wordt vooral aangevoerd als argument om te pleiten voor meer wegen, tunnels en dergelijke. Ook op dit punt sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Breunissen. Wij steunen het amendement van GroenLinks over de heuvelrug. In de opgave Wonen wordt veel aandacht besteed aan intensiveren, combineren en transformeren. Wij gaan hiermee op hoofdlijnen akkoord. Wij vragen om de gemeenten zo veel mogelijk duidelijk te maken dat ICT niet kan betekenen: dichtplempen die handel en volplempen die stad. Amsterdam heeft op dit gebied al zijn neus gestoten. Daar snapt men het inmiddels, nu de rest van de provincie nog. De samenwerkende kamers van koophandel stellen voor, drie opgaven aan de zeven wereldwonderen toe te voegen. Ik denk dat dit niet nodig is. Betaalbare huisvesting voor burgers en bedrijven, sociaal-economische vitaliteit, cohesie en evenwicht en een evenwichtige en toegankelijke voorzieningenstructuur passen al binnen de zeven hoofdopgaven. Het college geeft aan dat dit er impliciet al staat. Dat is echter moeilijk uit te leggen. Ik stel voor om deze opgaven er expliciet aan toe te voegen. Het siert de kamers van koophandel dat zij een bijdrage geleverd hebben. Het verbaast ons nog steeds dat het college gelooft wat Den Haag voorspiegelt over de Luchtvaartwet. Het is een kwestie van weten en niet van
182
geloven. Garanties voor een betere bescherming van het milieu hebben tot nu toe het tegengestelde effect gehad, hoe mooi zij ook waren. Ook de nieuwe Luchtvaartwet geeft geen enkele garantie dat het beter gaat, integendeel. Ik snap niet dat iemand nog kan geloven dat hoewel er meer vliegtuigen komen, het milieu verbeterd wordt. Een verdere uitbreiding met een achtste of een negende baan is voor ons dan ook uit den boze. Wij steunen het amendement van GroenLinks ter zake van harte. De optiePoelmann - een zevende baan erbij onder intrekking van twee andere banen - is een vondst.
behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid;
De voorzitter: Wilt u afronden? Uw spreektijd is op.
Amendement 26-34
De heer Graatsma (SP): Mag ik nog een paar punten noemen? De voorzitter: U krijgt nog een halve minuut. De heer Graatsma (SP): Ik stel bij amendement voor, de nieuwe zeesluis te schrappen. In een commissievergadering heb ik over de geluidscontour van Zandvoort gesproken, die van industrieel niveau is. De heer Meijdam zou hierop terugkomen in de voordracht, maar ik heb daar niets over gevonden. Navraag heeft mij geleerd dat eigenlijk niemand precies weet hoe het zit. Ik ga af op de woorden van de heer Meijdam, dat hij er geen brood in ziet om die geluidscontour te handhaven. Het is jammer dat de terechte afwijzing van de claims inzake VBA mogelijkerwijs door het CDA onderuit gehaald worden. Mijn motie en mijn amendementen spreken voor zich. Door de leden Graatsma en Boelhouwer worden de volgende amendementen en motie voorgesteld: Amendement 26-33 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter
PS 17 februari 2003
overwegende dat GS onder andere de Assendelver polders als uitwerkingsgebied hebben aangeduid bij de randvoorwaarden die bij de uitwerking in acht worden genomen ontbreekt het betrekken van de alternatieven van de vereniging Open Polders Assendelft e.o.; besluiten, de voorstellen van genoemde vereniging alsmede gelijkluidende voorstellen van anderen ten aanzien van de inrichting van de Assendelver polders te betrekken bij de uitwerking.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid; overwegende, dat: - GS maximale flexibiliteit nastreven bij het afwijken van het streekplan; - daarmee de rol van provinciale staten als volksvertegenwoordiging in het gedrang kan komen, zeker als wordt volstaan met "bespreking in de statencommissie" van afwijkingen van het streekplan; - het door GS voorgestelde begrip "essentiële beleidslijn" op provinciaal niveau in de WRO geen juridische status heeft die het burgers en instellingen mogelijk maakt wettelijke beroepsprocedures te voeren; besluiten, alle genoemde essentiële beleidslijnen aan te duiden als concrete beleidsbeslissingen. Amendement 26-35 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid; overwegende, dat: - het opnemen van zoekgebieden voor waterberging een omstreden besluit is; - deze gebieden veelal gelegen zijn op landbouwgrond;
183
- het opnemen van zoekgebieden voor waterberging de bedrijfsvoering van landbouwers ernstig kan belemmeren gezien de onzekerheid ten aanzien van de gevolgen van het opnemen als zoekgebied van hun percelen; - bestaande methoden van waterbeheer als malen, baggeren en het vrij houden van waterlopen voldoende mogelijkheden bieden om mogelijke wateroverlast te keren; - ook waterberging geen garantie biedt tegen wateroverlast;
- de inwoners en ondernemers die nu in de Wijdewormer hun bedrijf uitoefenen zich met hand en tand verzetten tegen aantasting van het gebied respectievelijk opheffing van hun bedrijven; - het gebied na ruim 350 jaar agrarisch ondernemen nog steeds van grote landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarde is; - alles erop wijst dat dit nog 350 jaar het geval zal zijn met inzet van de landbouwers;
besluiten, de zoekgebieden voor waterberging te schrappen uit het streekplan en de streekplankaart.
besluiten, dat 100 hectare bedrijventerrein in de Wijdewormer niet langer nodig is en schrappen de studie ernaar uit het streekplan.
Amendement 26-36
Amendement 26-37
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid,
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid, waarin wordt voorgesteld dat bij de vaststelling van de rode contouren de stedelijke groengebieden als parken, sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen binnen deze rode contouren worden opgenomen;
overwegende, dat: - de droogmakerij Wijdewormer van grote landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarde is; - de Wijdewormer onderdeel is van de Provinciale ecologische hoofdstructuur en daarmee een belangrijke schakel is in de waardevolle groengebieden van Waterland; - binnen de Wijdewormer de omstandigheden voor de landbouw worden geoptimaliseerd; - de Wijdewormer al jaren in discussie is om aan 100 hectare bedrijventerrein ruimte te bieden; - de destijds genoemde aantallen te bouwen woningen in Zaanstad en Purmerend deze 100 hectare nodig zouden maken maar dat dit niet is onderbouwd; - het aantal te bouwen woningen in genoemde plaatsen is verminderd; - inmiddels al 76 hectare bedrijventerrein is gevonden; - diverse gemeenten in de omgeving bereid zijn die 24 hectare voor hun rekening te nemen; - de gemeente Wormerland zich met hand en tand verzet tegen aantasting van het gebied;
PS 17 februari 2003
overwegende, dat: - dit in Haarlem betekent dat het Van der Aartssportpark, de volkstuinen en de begraafplaatsen binnen de rode contouren zijn terechtgekomen; - in Haarlem het gebied tussen de Vondelweg en de Velserbroek grotendeels, op verzoek van de gemeente Haarlem, binnen de rode contour is geplaatst; - de omwonenden de reden voor bovengenoemde maatregel niet kennen; - dit in Naarden betekent dat de volkstuinen aan de Keverdijk binnen de rode contouren zijn terechtgekomen; - deze tuinen na 80 jaar nog op dezelfde plaats zijn gelegen en daarmee een unieke plaats bekleden; - het bestuur van het tuinencomplex en het Algemeen Verbond van Tuinders Verenigingen in Nederland het provinciaal bestuur uitdrukkelijk om steun vragen voor het voortbestaan van het complex op dezelfde plaats in Naarden;
184
- bij precieze vaststelling van de rode contour in gemeentelijke bestemmingsplannen genoemde gebieden naar verhouding eenvoudig kunnen worden aangetast; - burgers en instellingen in beroep moeten kunnen gaan bij het provinciebestuur als zij een geschil hebben met hun gemeentebestuur aangaande de grenzen van de rode contouren; - dit in de huidige opzet van het streekplan niet mogelijk is door de grote bevoegdheden die gemeentebesturen hebben gekregen bij het hanteren van de rode contouren; besluiten: - in genoemde gevallen de rode contour aan te passen zodat aan de bezwaren van genoemde personen en instellingen wordt tegemoetgekomen; - in alle andere gevallen de rode contouren nauwkeurig vast te stellen zodat burgers en instellingen een mogelijkheid van beroep bij het provinciebestuur hebben. Amendement 26-38 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid; overwegende, dat: - de aanleg van een nieuwe grote zeesluis te IJmuiden een zeer omstreden project is, zowel binnen als buiten de provinciale staten; - het besluit tot aanleg een zaak van de rijksoverheid is; - dit besluit nog vele jaren kan duren; - de rijksoverheid te allen tijden de mogelijkheden heeft om de provincie te dwingen planologisch mee te werken aan eventuele voorbereidingen; besluiten, de aanduidingen in het streekplan en op de bijbehorende kaarten die verwijzen naar genoemde zeesluis te schrappen. Motie 26-21
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 17 februari 2003 ter behandeling van het streekplan NoordHolland-zuid; overwegende, dat: - het streekplan Kennemerland wordt vervangen door het streekplan NoordHolland-zuid; - inwoners van de provincie nog in een beroepszaak zijn verwikkeld tegen het streekplan Kennemerland over het onderdeel Meer en Berg; - de Raad van State na een zitting op 19 december 2002 over genoemd onderdeel een uitspraak in voorbereiding heeft; - andere inwoners beroep hebben ingesteld tegen genoemd streekplan; besluiten, dat het recht zijn loop moet hebben en een uitspraak van de Raad van State, gedaan na de vaststelling van het streekplan Noord-Holland-zuid, niet te zullen negeren, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen en deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voorzitter. Als ik mij goed herinner, is er een kleine twee jaar geleden een start gemaakt met het nieuwe streekplan Noord-Holland-zuid. Hoewel dit de laatste vergadering is van deze statenperiode is het dan toch gelukt, het nieuwe streekplan in deze statenperiode af te ronden. Wanneer het belang van een onderwerp weergegeven wordt door de hoogte van de stapel stukken die wij als statenleden daarover gekregen hebben, staat dit streekplan op eenzame hoogte. Wanneer wij bedenken dat al die stukken tijdig ambtelijk zijn voorbereid, uitgewerkt en geproduceerd, kunnen wij geen andere conclusie trekken dan dat er een enorme hoeveelheid goed werk verzet is. Daar spreek ik mijn waardering voor uit. Los van de hoogte van de stapel stukken is een streekplan een zeer belangrijk onderwerp. Het is een toekomstplan voor de komende tien à
185
vijftien jaar voor Noord-Holland-zuid, waar toch zo'n 2 miljoen burgers wonen, werken en recreëren. In de streekplanbrochure lezen wij dat het college met dit streekplan de kwaliteit van de leefomgeving wil veiligstellen voor de huidige bevolking, maar ook voor de volgende generatie. De hoofddoelstelling van dit streekplan is in de voordracht enigszins anders geformuleerd. Daarbij krijgt de economie een veel zwaarder accent. Ik heb daar vorig jaar al het nodige over gezegd. Ik zal dit punt vandaag laten rusten. Of het college in zijn hoofddoelstelling zal slagen, is moeilijk te zeggen. Dat weten wij pas over tien à vijftien jaar. Ik geloof wel dat er met dit streekplan een goede start is gemaakt. Er gaat natuurlijk wel wat gebeuren tot 2020. Er moeten 166.000 woningen gebouwd worden en er is een totale behoefte van 2500 hectare bedrijventerrein. Het CDA legt een zwaar economisch accent op deze terreinen. Ik denk dat er met de immateriële waarden zoals tevredenheid en matigheid ook heel veel te verdienen is. Dat zou heel wat hectaren kunnen schelen. Veel van de getallen zijn terug te vinden in de huidige bestemmingsplannen. Aanvullend moest dit streekplan de basis vormen voor de resterende woningbouw 54.000 woningen - en de overblijvende 1000 hectare bedrijventerrein. Het bruto ruimtebeslag van woningen en bedrijventerreinen is ruim 100 vierkante kilometer verspreid over geheel NoordHolland-zuid en dat is toch wel wat. Hoewel er in het streekplan de nodige aandacht wordt besteed aan de groene ruimte en de cultuurhistorie wordt het steeds voller en drukker in Noord-Hollandzuid. In algemene zin is er nog veel meer over dit streekplan te zeggen, maar vanwege mijn spreektijd beperk ik mij tot het volgende. Het binnenstedelijk bouwen volgens het ICT-principe is een goed uitgangspunt. Het gebruik van de open ruimte wordt zoveel mogelijk beperkt, maar het is wel een zeer kostbare methode. Daarop gelet, zijn er twee grote concurrenten van dit principe. Ik noem het bouwen in de open ruimte. Dat is veel goedkoper, brengt veel meer op en is
PS 17 februari 2003
procedureel veel eenvoudiger. Daarnaast noem ik het bouwen op opengevallen stukken door bedrijfsverplaatsing. Dit is wat lastiger, maar is toch een geduchte concurrent. Ik heb al gezegd dat ik bang ben dat door de RON de laatstgenoemde concurrent vrij spel krijgt en dat het ICTprincipe het zal verliezen. Als het binnenstedelijk bouwen op grond van ICT maar zeer ten dele lukt, hoe gaan GS dan om met aanvullende vragen van gemeenten om de rode contour te verleggen? Ik heb gezegd dat met dit streekplan een goede start is gemaakt met het veiligstellen van het leefklimaat. Op zichzelf heb ik dus een positief oordeel, maar dat neemt niet weg dat ik niet over alles tevreden ben. Ik noem de bedrijventerreinen, de verbinding A9/N201, waterberging, de volkstuinen in Naarden en de Bloemdalerpolder. Meermalen heb ik over NoordHolland-zuid gezegd dat het economisch gezond moet blijven. Omdat het daar steeds drukker en voller wordt, moeten er mogelijkheden zijn voor dit deel van de Randstad richting Noord-Holland-noord en Flevoland. Recente berekeningen van de behoefte aan bedrijventerreinen geven aan dat er naast de extra 1000 hectare die nu is opgenomen in het streekplan, een tekort is van ongeveer 300 hectare. Ik stel voor, deze 300 hectare niet in NoordHolland-zuid te plannen, maar in Flevoland en Noord-Holland-noord. Voordat de behoefte hieraan echt kritisch wordt, zijn wij jaren verder. Er is voldoende tijd om dit op te pakken. Ik dien op dit punt een motie in. Het is mijn vaste overtuiging dat er maar één juiste verbinding is tussen de N201 en A9, namelijk de Fokkerweg. Men gaat dan van het hart van de bedrijvigheid en van de bloemenveiling van Aalsmeer via de kortste weg naar de A9 en omgekeerd. Tijdens de behandeling van de N201 was er sprake van een mogelijke tweede verbinding via het oude A3-tracé langs Amstelveen door de Ouderkerkerpolder. In het streekplan wordt deze verbinding aangegeven met een stippellijntje. Naar mijn mening levert deze verbinding geen enkele bijdrage aan de verkeersontlasting van de N201. De
186
aanleg ervan is geldverspilling. Daarom stel ik voor, dat pijltje en alles wat in het streekplan deze verbinding mogelijk maakt, te schrappen. Ik dien hiertoe een amendement in. De oplossing voor het teveel aan regenwater zie ik zeker niet in het tijdelijk laten onderlopen van een polder. Dit geeft voor de functie en de bewoners van het gebied grote onzekerheid. Het zeer incidentele karakter van deze wateroverlast - misschien eens in de tien jaar - kan nooit dwingend leiden tot de conclusie van overloopgebieden. Onderzoek van de TU Delft laat weinig heel van het concept van wateroverloopgebieden. De oplossing van dit probleem zie ik in de aanpassing van de bestaande manier van werken. Dat wil zeggen een vergroting en verdieping van bestaande waterwegen met daaraan gekoppeld een verhoging van de pompcapaciteit en een vergroting van de wateroverslag naar het Markermeer, het IJsselmeer en de Waddenzee. Eeuwenlang hebben wij in Nederland prima op die manier gewerkt. Met deze capaciteitsverhoging kunnen wij zeker nog een eeuw vooruit. Tegen die tijd gaat het wel weer wat minder regenen. Ik dien op dit punt een amendement in. Volkstuinen vervullen een zeer belangrijke functie in het sociale leven van de bevolking en speciaal in dat van hun gebruikers. Ik ben van mening dat volkstuinen meer tot de groene ruimte behoren dan tot de ruimte voor intensieve recreatie. Ik vind dat de volkstuinen ten onrechte op grond van de ondergeschikte functie "recreatie" binnen de rode contour worden geplaatst. Dit brengt met zich dat dit terrein uiteindelijk voor woningbouw gebruikt kan worden. Dat is onacceptabel. Ik stel bij amendement voor, de volkstuinen weer buiten de rode contour te plaatsen. Voor de Bloemdalerpolder worden in het streekplan 5000 woningen opgevoerd. Voor de woningbehoefte in Gooi en Vechtstreek is dat aantal zeker niet nodig. In feite wordt dit gedeelte een uitleglocatie voor Amsterdam. Amsterdam kan toch niet zo maar zijn volkshuisvestingsproblematiek op zijn buurgemeenten afwentelen? Naar mijn
PS 17 februari 2003
mening is Almere al jarenlang het overloopgebied van Amsterdam. In de Gooi en Vechtstreek bepaalt men zelf in hoeverre men daaraan wil meewerken. Het kan niet gaan om een dictaat van de provincie in dienst van de stad Amsterdam. Ik ben het eens met het gewest Gooi en Vechtstreek dat er eerst een structuurvisie voor dit gebied moet worden opgesteld door het gewest en de betrokken gemeenten. In het streekplan moeten in dit verband geen aantallen woningen worden opgevoerd. Het moet een soort PM-post worden. Ook op dit punt dien ik een amendement in. Door de leden Kruijmer, Bruystens en De Lange worden de volgende amendementen en motie voorgesteld: Amendement 26-39 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; gehoord de discussie over de waterberging in het streekplan NoordHolland-zuid; overwegende, dat: - waterberging in overloopgebieden grote onzekerheid brengt voor de burgers in dat gebied en de functie van het gebied; - het zeer incidentele karakter van dit type waterlast nooit dwingend kan leiden naar wateroverloopgebieden; dragen gedeputeerde staten op alle wateroverloopgebieden in het steekplan Noord-Holland-zuid te schrappen en de wateroverlast te bestrijden met een aanpassing van de bestaande manier van werken, d.w.z. met capaciteitsvergroting van de waterwegen (breder en dieper), de pompgemalen en de wateroverslag naar het Markermeer, het IJsselmeer en de Waddenzee. Amendement 26-40 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003;
187
gehoord de discussie over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - de enige mogelijkheid om de verkeersdrukte van de N201 op een adequate wijze tegen te gaan de opwaardering van de Fokkerweg is; - een weg volgens het oude A3-tracé door de Bovenkerkerpolder daar in het geheel niet aan voldoet; dragen gedeputeerde staten op de stippellijn in het kaartmateriaal van het streekplan, die dat oude A3-tracé aanduidt, en verder alles wat de mogelijkheid van dit tracé laat bestaan, te verwijderen.
- de door u voorgestelde 5000 woningen in deze polder niet nodig zijn voor de woningbehoefte in de Gooi&Vechtstreek; - deze polder daardoor gaat fungeren als een uitleglocatie voor woningbouwproblematiek van Amsterdam; - het gewest Gooi&Vechtstreek en de betrokken gemeentes een medebeslissende stem hebben in de bestemming van dit gebied; dragen gedeputeerde staten op, het advies van het gewest Gooi&Vechtstreek in deze kwestie op te volgen en daarom eerst het gewest en betrokken gemeentes een structuurvisie te laten opmaken voor de Bloemendalerpolder en daarvoor geen concreet aantal woningen in het streekplan te noemen, laat het PM.
Amendement 26-40 Motie 26-22 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; gehoord de discussie over de volkstuinen in Naarden; overwegende, dat: - volkstuinen van groot belang zijn voor de samenleving, in bijzonderheid voor hun gebruikers; - volkstuinen meer behoren tot de groene ruimte dan tot de ruimte voor intensieve recreatie; - deze volkstuinen in Naarden ten onrechte op grond van de ondergeschikte functie recreatie binnen de rode contour gebracht zijn; dragen gedeputeerde staten op, deze volkstuinen in Naarden weer buiten de rode contour te plaatsen. Amendement 26-42 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; gehoord de discussie over de Bloemendalerpolder; overwegende, dat:
PS 17 februari 2003
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op maandag 17 februari 2003; gehoord de discussie over het streekplan Noord-Holland-zuid; overwegende, dat: - er een voorraad aanwezig is van rond 2500 hectare aan bedrijfsterreinen in bestaande bestemmingsplannen en het nieuwe streekplan Noord-Holland tezamen; - het in Noord-Holland-zuid steeds voller en drukker wordt; - het goed zou zijn voor de samenleving in Noord-Holland-zuid om met behoud van een gezonde economie deze drukte niet verder op te voeren; dragen gedeputeerde staten op, het nog aanwezige tekort aan bedrijfsterreinen van rond 300 hectare te plannen in NoordHolland-noord en in Flevoland in overleg met het provinciaal bestuur aldaar, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden deze amendementen en motie voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit.
188
De vergadering wordt van 18.09 uur tot 18.56 uur geschorst. De voorzitter: Ik deel mee dat motie 26-4 is omgezet in amendement 26-43 en dat amendement 26-3 is omgezet in motie 2623. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het streekplan is een van de belangrijkste planvormen van de provincie. Wij hebben geprobeerd, het streekplan zo goed mogelijk in samenspel met de maatschappelijke groeperingen vorm te geven. Ik ben verheugd dat ook de staten de confrontatie met de samenleving als bemoedigend hebben ervaren, hoewel daarbij terecht is aangetekend dat er op dit punt nog verbeteringen mogelijk zijn. Ik realiseer mij dat wij hier en daar zeker nog een been bij moeten trekken om de wisselwerking verder te verbeteren. Het is goed, te horen dat onze inzet om dat contact op gang te brengen, is overgekomen. Dit bleek ook op de door ons georganiseerde avonden. Op heel veel informatieavonden over het streekplan was er een overdonderende belangstelling van inwoners die hun mening kenbaar maakten. De heer Schneiders vroeg zich af of de gedeputeerde in dezen een eigen lijn heeft gevolgd. Ik kan hem geruststellen, maar wellicht ook teleurstellen want het hangt ervan af wat je verwacht. Ik heb geen eigen lijn gevolgd maar die van het college. Daarbij ging het om wisselwerking met de samenleving, goed luisteren en goed nagaan of vragen nopen tot bijstelling of niet. In een vorige statenvergadering is gezegd dat men maar bij de gedeputeerde langs hoeft te gaan om de gewenste wijzigingen doorgevoerd te zien. Ik zal u niet vervelen met de hoeveelheid mails aan degenen die ik heb moeten meedelen, geen invulling te kunnen geven aan zijn of haar verlangens. Het onverbiddelijke van dit werk is dat, wanneer je de een tevredenstelt, de ander ontevreden maakt. De beschikbare ruimte valt maar één keer te verdelen. De betaalbaarheid is een wezenlijk punt van zorg. Wij kunnen niet met zekerheid zeggen of al onze ambities
PS 17 februari 2003
verwezenlijkt kunnen worden. Om die reden heeft het college bijvoorbeeld de opmerkingen over de ICT-opgave en de lotsverbondenheid tussen nieuwe woonwijken en infrastructurele voorzieningen met zoveel nadruk over het voetlicht gebracht. Het college heeft weinig behoefte aan een plan dat in zijn uitvoering struikelt omdat het niet aansluit op de realiteit. De projectennota zal de staten in september bereiken en in dat kader zal dit aspect met nadruk naar voren gebracht worden. Voor de groengebieden zijn de betaalbaarheidsvraagstukken misschien nog veel knellender, omdat wij daarbij voornamelijk afhankelijk zijn van rijksmiddelen. De financiën van het rijk zijn iets minder op orde dan die van de provincie. De heer Schneiders heeft gevraagd of wij bij de staten terugkomen als de verdichtingsopgave niet werkt. Het is onmogelijk om zonder een dergelijke stap de verdichting om te zetten in uitleggebieden. Nieuwe uitleggebieden zijn namelijk niet aangegeven, dus daarvoor zijn nieuwe statenbesluiten nodig. Dit zal een herzieningsprocedure betekenen. De heer Schneiders (PvdA): Als blijkt dat het rijk de middelen voor infrastructuur en groengebieden niet beschikbaar stelt, is mijn voorstel dat de staten en GS het beleid ter zake herijken. Als wij de ICTopgave niet halen, moeten wij sowieso met elkaar praten. Met het oog daarop heb ik ervoor gepleit, nu alvast te kijken naar nieuwe concentratiegebieden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Uw suggestie om een expertisecentrum voor de ICT-opgave op te richten, neem ik in welwillende overweging. Ik weet nog niet zeker of wij direct tot invoering hiervan over moeten gaan. In het kader van de verstedelijkingsopgave als van de ISVtaakstellingen hebben wij al een intensief overleg met de gemeenten op gang gebracht. Het is afhankelijk van het verloop daarvan of er nog verdere activiteiten aan moeten worden toegevoegd. De bedoeling van dat proces is dat wij ons als partner van de gemeenten opstellen en niet als
189
supervisor die de gemeenten alleen plannen voorlegt. U maakt zich terecht zorgen over de aantasting van de leefbaarheid in relatie tot de ICT-opgave. Ik heb al meermalen betoogd dat niet alleen de dichtheid de leefbaarheid van bepaalde wijken bepaalt. Bij voldoende stedenbouwkundige kwaliteit kunnen dichtheid en leefbaarheid verbonden worden. Een en ander hangt van de creativiteit af van met name gemeentebesturen. Daarnaast moeten wij ons er goed van bewust zijn dat wij bezig zijn met een proces dat maatschappelijk gezien hier en daar grote weerstanden oproept. Het komt op dit moment voor dat wethouders van de stad Amsterdam in gesprek gaan met inwoners van wijken om hen mee te delen dat zij naar riantere woningen zouden moeten verhuizen. Het gaat dan om grotere woningen die beter zijn aangepast aan het stedelijk milieu en met betere voorzieningen. De bewoners melden daarop dat zij buitengewoon tevreden zijn met hun bescheiden optrekjes en vooral met de lage huren. De wethouder moet dan weer terug naar de achterban met het verhaal: wij willen iets waarvan wij denken dat mensen het prettig vinden, maar zij hebben zelf niet in de gaten dat zij het prettig moeten vinden. U noemt Haarlemmermeerstad en Almere als mogelijke oplossingen als de binnenstedelijke vernieuwing niet zou lukken. Ik wil die stappen niet in dat tempo zetten. Op het moment dat de binnenstedelijke verdichting afstuit, moeten de staten en GS opnieuw van gedachten wisselen over de dan te volgen lijn. Die toezegging doe ik met genoegen. Om nu al te bepalen waar de woningbouw in zo'n geval gesitueerd moet worden, gaat mij veel te ver en dat geldt in het bijzonder voor Haarlemmermeer en Almere. Almere is bezig met een geweldige inhaalslag in het kader van het integraal ontwikkelingsplan. De gemeente krijgt daarbij rijkssteun omdat zij aanloopt tegen de grenzen van de groei. Men bouwt 3000 woningen per jaar en wordt geconfronteerd met een sterk achterblijvend voorzieningenpakket, niet alleen winkels en uitgaansgelegenheden, maar ook - en veel belangrijker -
PS 17 februari 2003
onderwijs, ziekenhuiszorg en andere essentiële zaken. Hierop gelet, staat het vrijwel vast dat men tegen een verdere ophoging van de taakstelling van 3000 woningen is. Almere zal tot het jaar 2010 geen verder soelaas bieden. Haarlemmermeer heeft fysiek wellicht nog wel een aantal mogelijkheden, maar ook daar staat de leefbaarheid onder druk. De enige locaties die na dit streekpan overblijven zijn het Park van de 21ste eeuw, waarvan een groot gedeelte onder de uitvliegroute van Schiphol ligt, en Haarlemmermeer-west waar al een stevige invulling in het kader van het streekplan op stapel staat. Ik waag het te betwijfelen of er mogelijkheden zijn om de aantallen te bouwen woningen verder te verhogen. Ik wijs erop dat zich ook in Haarlemmermeer soortgelijk verzet tegen de verdere ophoging van taakstellingen begint af te tekenen als in Almere. Wij zetten nu met volle kracht in op de stedelijke verdichting. Als blijkt dat die niet mogelijk is, gaan wij opnieuw met elkaar in gesprek over mogelijke oplossingen. De heer Schneiders (PvdA): U heeft zich eerder positief uitgelaten over de studie naar Purmermeer. Hoe moet ik dat zien, gelet op hetgeen u zojuist heeft gezegd? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik beperk mij nu tot Haarlemmermeer en Almere. Het college heeft een duidelijke afspraak gemaakt over de zoekopdracht in Waterland. Mede op verzoek van de commissie is het plan van de heer Dijkstra toegevoegd aan de vier locaties die al zijn geoormerkt. U pleit terecht voor zuinig ruimtegebruik ten aanzien van de functie werken. In dit streekplan hebben wij daar ook op die manier invulling aan gegeven. Meer in algemene zin is er gesteggeld over de locaties voor werkgelegenheid in het streekplan. Ik hecht eraan, op te merken dat het streekplan een faciliterend instrument is voor de lagere overheden en de samenleving. Niet alles wordt één op één gerealiseerd. Gemeentebesturen moeten uiteindelijk bepalen in welke mate zij gebruik willen maken van de mogelijkheden. Het is evident dat de marktontwikkelingen een essentiële rol
190
spelen bij het aan snee brengen van bedrijventerreinen. De behoefteramingen die in de commissie zijn bekrachtigd, zijn vertaald in dit streekplan. Daarenboven is een gedeelte aangemerkt als reservecapaciteit. Het is goed om dit soort reserveringen te maken, zoals wij ook gedaan hebben met de zesde en zevende baan. Wij dienen te voorkomen dat op het moment dat de conjunctuur aantrekt, de plekken die zich lenen voor bedrijventerreinen inmiddels zijn vergeven voor andere functies. Je kunt je voorstellen dat er geen hoog hotel wordt gebouwd op de plek waar eventueel ooit de zesde of zevende baan moet worden gerealiseerd. Op bladzijde 65 van het streekplan vindt u een staatje van de capaciteit van de bedrijventerreinen. Als de getallen worden opgeteld, blijkt dat de zoekopgave, exclusief de resterende ijzeren voorraad, 288 hectare is. Wij zullen bezien waar deze terreinen eventueel kunnen worden gesitueerd. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): In plaats van 300 hectare moet in mijn amendement dus 228 hectare staan. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De zoekopgave nu is 362 hectare en exclusief de ijzeren voorraad is zij 228 hectare. Daarin zijn begrepen 24 hectare Waterland, 60 hectare Zaanstad, 119 hectare Zuid-Kennemerland, 25 hectare IJmond en 134 hectare in Gooi en Vechtstreek. De heer Poelmann (D66): Hoe zit met die 24 hectare in Waterland? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De fractie van de VVD maakte er gewag van dat er in de uitlatingen naar buiten sprake was van een veel grotere zoekopgave. Zij kon in het streekplan maar 24 hectare terugvinden en was benieuwd naar de opbouw van dat getal. De heer Schneiders heeft twijfels uitgesproken over de reservering voor Schiphol, maar kan er voor dit moment mee leven in afwachting van de resultaten van het onderzoek in 2006. Dat is een buitengewoon verstandige lijn. Bij Schiphol
PS 17 februari 2003
is het een kwestie van zoeken naar het evenwicht tussen de milieunormen en de wens om de vruchten van de luchthaven in de regio te laten neerkomen. Wij moeten een strak beleid ten aanzien van de norm combineren met een ruim beleid voor het gebruikmaken van mogelijkheden. Daarop gelet, dienen wij uit te zoeken of die zesde en zevende baan daadwerkelijk effect hebben. De heer Poelmann heeft gesuggereerd, banen te vervangen. De luchthaven is ook van oordeel dat bij het realiseren van de zesde en de zevende baan andere banen minder of in het geheel niet meer gebruikt hoeven te worden. Het is prematuur om daar, voordat het onderzoek is afgerond, een directe vertaling aan te geven. De heer Poelmann (D66): Ik heb daar ook geen motie over ingediend. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De heer Graatsma trachtte u daartoe te verlokken. Ik hoop dat ik u duidelijk heb gemaakt dat u dit beter nog even achterwege kunt laten. De heer Graatsma (SP): Moeten wij nu echt die studie afwachten? Wij kunnen toch ook het voortouw nemen? Wij kunnen zeggen dat er wat tegenover moet staan als men twee nieuwe banen wil realiseren. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat valt nu niet te beoordelen. U kunt het grootste gelijk van de appelenmarkt hebben en als dat het geval is, krijgt u dat ook van mij. Het kan echter ook zijn dat er consequenties zijn die wij nu niet kunnen overzien. Wellicht kan een verdeling van de vluchten over meer banen een veel voordeliger effect voor de regio hebben. Ik weet het niet. Alles wat ik er nu over zeg, is een slag in de lucht. Dat doe ik liever niet in dit soort gevoelige kwesties. Wij geven nu niet aan dat er een baan komt. Wij geven alleen aan dat er geen belemmeringen voor het eventueel realiseren daarvan moeten worden opgeworpen. Ik denk dat daarmee een soort neutrale situatie ontstaat, zowel ten opzichte van de liefhebbers als van de bevechters van de luchtvaart.
191
De heer Graatsma (SP): U moet mij niet als een bevechter van de luchtvaart zien. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik ben blij dat te horen. De heer Graatsma (SP): Ik heb niet voorgesteld om Schiphol te sluiten. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U bent wel zo realistisch dat een dergelijke uitspraak niet over uw lippen komt. Er zijn diverse moties en amendementen ingediend over de rode contouren. De strekking van de huidige rode contour in het streekplan is dat daarmee de grens wordt aangegeven waarbinnen gemeenten hun verstedelijkingsopgave moeten trachten, te realiseren. Dat betekent dat schuiven met die contouren in principe niet mogelijk is. Een bestemmingsplan kan wel een nadere detaillering van de contour inhouden, maar dit kan nooit behelzen dat de contour ineens kilometers verderop komt te liggen om ruimte te maken voor een nieuwe woonwijk. Het gaat om in kaartbeelden van 1:25.000 niet te vatten detailleringen die bij een bestemmingsplan wel te maken zijn en dan ook nader moeten worden aangegeven. Gemeenten die binnen de rode contour kwistig gebruikmaken van de ruimte moeten met buitengewoon krachtige argumenten komen om de provincie te overtuigen van de noodzaak, de contour te wijzigen. Om die reden hebben wij de rode contour tot essentiële beleidslijn verklaard. Wijziging daarvan moet dus aan de staten worden voorgelegd. Daarmee is de grootst mogelijke waarborg ingebouwd dat er niet klakkeloos kan worden overgegaan tot het verlenen van extra ruimte aan gemeenten. De heer Poelmann (D66): Behoort daarmee het verhaal van de heer Nawijn over de flexibele contouren voor u tot de onmogelijkheden? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben ons nog niet op de
PS 17 februari 2003
moties en amendementen beraden. Ik geef de inzet van het streekplan aan. Bij het oordeel van het college over de moties en amendementen kom ik nog te spreken over het stadion in de Zuiderpolder. Ik beperk mij nu tot enkele opmerkingen in algemene zin. Naar mijn bescheiden inschatting deugt het amendement ter zake niet. Er wordt aangegeven dat de arcering die nu op het hele gebied ligt, moet worden beperkt tot het terrein waar het stadion ligt. De arcering wordt gebruikt om het uitwerkingsgebied aan te duiden. In het amendement wordt dus het gebied voor het stadion tot uitwerkingsgebied verklaard en het resterende gebied krijgt de definitieve status groengebied. Ik meen dat het de bedoeling van de diverse fracties is om het gearceerde gedeelte weg te nemen, zodat de aanleg van een stadion in dat gebied definitief mogelijk wordt. Daartoe moet het echter binnen de rode contour worden gebracht. De heer Schneiders (PvdA): Dat was inderdaad onze bedoeling. Ik dank u. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Overigens sluit het amendement in deze vorm volstrekt aan bij het vigerend collegebeleid. Het stadion blijft dan uitwerkingsgebied en de rest groengebied en dat past volledig in de eerder geformuleerde doelstellingen. De heer Schneiders (PvdA): Dat ben ik niet met u eens, maar daar moeten wij het straks nog maar even over hebben. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als het amendement in stemming wordt gebracht, adviseert het college om daarbij als taakstelling voor de invulling van het gebied binnen de rode contour de wateropgave mee te geven. Anders lopen wij in het verdere traject op tegen problemen op dat gebied. De heer Schneiders (PvdA): Misschien kunt straks even helpen bij het herformuleren van het amendement. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Gezien uw ervaring in het
192
openbaar bestuur lijkt het mij heel onverstandig dat ik hierin ga stoken. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat was bepaald geen dualistische opmerking van de heer Schneiders. Hoe moet ik mij het meenemen van de wateropgave in dat stadion voorstellen? Wordt het dan een zwemstadion? Ik begrijp er niets meer van. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De ruimte voor stedelijke functies moet altijd in samenhang met de omgeving worden benut. Als een gebouw tot extra verharding leidt, zal in de omgeving extra ruimte moeten worden gecreëerd voor de opvang van water, dan wel voor de afvoer ervan. De heer Breunissen (GroenLinks): Het beleid ten aanzien van de zoekgebieden voor waterberging is ook, deze in ieder geval niet onmogelijk te maken. Nu gaat u akkoord met een verharding die de waterberging beperkt, waardoor een optimale oplossing onmogelijk wordt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is nog helemaal nergens mee akkoord gegaan. Ik heb aangegeven dat de tekst van het amendement dat wordt gesteund door een groot deel van de staten, naar mijn gevoel niet strookt met de bedoeling. Het is aan de indieners om te bepalen of zij daar iets mee willen doen. Ik heb namens het college nog geen standpunt hierover ingenomen. De heer Graatsma (SP): U heeft wel voorstellen voor verbetering van het amendement gedaan. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb gezegd dat met dit amendement iets anders wordt bereikt dan de indieners beogen. In het kader van de open informatievoorziening ben ik verplicht, hen daarop te wijzen. Als u wilt dat iets naar links gaat en u dient een amendement in dat ertoe leidt dat het naar rechts zal gaan, lijkt het mij correct dat wij elkaar daarvan op de hoogte stellen.
PS 17 februari 2003
De heer Schneiders (PvdA): Dat is voorsorteren op het dualisme, want daarin heeft het college een zeer actieve informatieplicht. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik geef pas een reactie op de NAM-kade en het Hembrug-terrein als het college zich op de moties en amendementen beraden heeft. Collega De Boer is in gesprek geweest met de gemeenten over de N201. In het streekplan hebben wij het desbetreffende bedrijventerrein de status van uitwerkingsgebied gegeven om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke samenhang tussen de ontwikkelingen gehandhaafd kan worden, ook in de nabije toekomst. De heer Le Belle (D66): Heeft u het nu over de gemeente Amstelveen? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voor het overige hecht het college eraan, hier nogmaals te stipuleren dat het inzet op de Fokkerweg. Wanneer blijkt dat dit financieel of anderszins niet haalbaar is, kan de optie van de N522 in beeld komen. Een overbodige doorsnijding van de polder moet worden voorkomen, maar wij moeten wel iets anders kunnen verzinnen als de oplossing van de Fokkerweg niet mogelijk blijkt. De heer De Jong (PvdA): Vorige maand heeft gedeputeerde De Boer toegezegd om met Amstelveen over de Middenwaard-variant te spreken. Ik neem aan dat dit onderdeel was van hetzelfde gesprek waarin het bedrijventerrein aan de orde was. Kunt u daar iets meer over zeggen? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee, want ik ben er niet bij geweest en collega De Boer is even afwezig. Als hij terugkomt, kunnen wij hem vragen, daar een reactie op te geven. De kantorenmarkt valt terug. De heer Schneiders pleit in dit verband voor selectiviteit, tempo en afstemming. Ik ben het op zichzelf met hem eens, maar ik onderschrijf niet zijn prioritering: eerst Zuidas, dan Almere en uiteindelijk de
193
driehoek A4/A5/A9. In deze regio is het bestuurforum rondom Schiphol een redelijk groot succes. Alle marktpartijen die grotere hoeveelheden kantorenterreinen aanbieden zitten daar bijeen, zowel particulier als vanuit de overheid. In dat forum worden afspraken gemaakt over het tempo waarin en de wijze waarop de diverse terreinen worden ontwikkeld om te voorkomen dat de markt wordt overspoeld met aanbod, waardoor er prijsbederf ontstaat. Een en ander functioneert naar grote tevredenheid en ik heb geen reden, aan te nemen dat de genoemde locaties in dit spel betrokken moeten worden. Daarnaast hebben wij de stellige overtuiging dat een verdergaande fasering dan men vrijwillig is overeengekomen er licht toe kan leiden dat de provincie daarop wordt aangesproken. Ik kan mij voorstellen dat dit niet wenselijk is, gelet op hetgeen al in het kader van Chipshol op ons af is gekomen. De heer Van Rikxoort heeft erop gewezen dat het streekplan af is maar tegelijkertijd ook niet. In de commissie hebben wij hier uitgebreid over gesproken. In het streekplan is een aantal uitwerkingsgebieden vervat. De vertaling daarvan zou uiteindelijk aan het college zijn. Wij zijn overeengekomen dat het college er een tweetal gebieden uit zou lichten en deze als herziening van het streekplan aan de staten voor zal leggen. Ten aanzien van een van deze gebieden heb ik inmiddels voorgesteld om dit toch als uitwerkingsgebied te handhaven, gezien de Chipshol-kwestie. Het raakt de kern van het streekplan als alle uitwerkingen worden verheven tot herzieningen. Dat zou betekenen dat voor al deze gebieden de volledige procedure in de staten en in de samenleving doorlopen moet worden. Als de staten hiertoe besluiten, betekent dit dat de flexibiliteit en de dynamiek er uitgehaald worden. Ik voorzie lange tot zeer lange trajecten om over al die zaken opnieuw aan de bevolking kond te doen, in bespreking te brengen en hier tot wijziging te laten leiden. Tevens wordt onze manoeuvreerruimte beperkt. Ik zou daarmee kunnen leven als de positie van de staten erdoor versterkt wordt, maar dat
PS 17 februari 2003
is niet het geval. De uitwerkingsbevoegdheid functioneert binnen de kaders van de parlementaire democratie. Al die uitwerkingen komen in extenso in de commissie. De heer Van der Paard (PvdA): De commissies nieuwe stijl adviseren de staten en niet GS. De vrijheid voor het college kan twee kanten op. Flexibiliteit heeft ook een keerzijde. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar heeft u gelijk in, maar ik wil toch pogen, u te overtuigen. Ik wijs op de actieve informatieplicht. Het college moet niet alleen desgevraagd, maar ook uit eigener beweging de staten informeren, in dit geval over alle kwesties aangaande de uitwerking van het streekplan. De uitwerkingsbevoegdheid wordt expliciet in de commissie besproken. In mijn ogen dat mag u zien als een toezegging namens het college - is het volstrekt onbestaanbaar dat het college uitwerkingen die niet gedragen worden door een aantal leden van de commissie dat een meerderheid van de staten representeert, verder ter hand neemt. Dat zou ook buitengewoon onverstandig zijn, want in de eerstvolgende vergadering zou het ter verantwoording worden geroepen, met als mogelijk gevolg: einde oefening. De heer Poelmann (D66): Wat maakt het eigelijk uit? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Een streekplanherziening komt overeen met de gehele procedure voor vaststelling van het streekplan, maar dan alleen voor een onderdeel daarvan. Het hele circus dat wij de afgelopen vier jaar ten aanzien van het streekplangebied hebben opgetuigd, is nodig voor al die uitwerkingen en dat haalt de snelheid eruit. Dit betekent namelijk doorlooptijden van twee tot vier jaar. Daarmee zijn wij absoluut niet meer in staat om in een redelijk adequaat tempo in te spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen. De heer Poelmann (D66): Daarmee komt u op de kern van de zaak. De redenering is dat het streekplan op een aantal
194
onderdelen dusdanig globaal is, dat degenen die met de besluitvorming worden geconfronteerd, voldoende mogelijkheden moeten hebben om daarop te reageren. Mevrouw Nagel (CDA): Op pagina 44 van de voordracht staat dat de instemming van de statencommissie niet is vereist. "Een belangrijk verschil tussen de nu voorgestelde afwijkings- en uitwerkingsprocedure en de procedures uit de nota is dat geen instemming is vereist door de statencommissie ingeval van afwijken dan wel door uw voltallige staten in geval van uitwerken." De staten willen de vinger aan de pols houden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college zal conform de actieve informatieplicht de statencommissie wijzigingsvoorstellen voorleggen. Als de meerheid van de commissie daar niet van gediend is en het college desalniettemin gewoon doorgaat, kan ik moeilijk voorstellen dat de staten het college niet in de eerstvolgende vergadering ter verantwoording roepen. Misschien mag het college dan nog een keer beterschap beloven, maar waarschijnlijk komt het daar niet eens meer aan toe. De verhoudingen worden gepolitiseerd. Het college kan niet zonder het vertrouwen van en het draagvlak in de staten zijn eigen goddelijke gang gaan. Mevrouw Nagel (CDA): De kaderstelling is een stuk moeilijker voor de staten. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat waag ik te betwijfelen. Bij alle uitwerkingsbevoegdheden is aangegeven binnen welke marges deze gebruikt kunnen worden. Middels de actieve informatieplicht zijn de staten op de hoogte van het voorgenomen handelen van GS. Ik wijs er bovendien op dat het college binnen het vertrouwen van de staten kan handelen. Als dat vertrouwen er niet is, houdt ieder college onmiddellijk op te functioneren. De heer Breunissen (GroenLinks): De procedure van de streekplanherziening geeft de burgers veel meer mogelijkheden
PS 17 februari 2003
tot inspraak en betrokkenheid dan bij de uitwerking via de commissie. De commissie kan haar commentaar geven, maar de burger staat min of meer buitenspel. De gedeputeerde heeft gelijk dat het college in de eerstvolgende statenvergadering ter verantwoording zal worden geroepen als het tegen de wil van de commissie ingaat. De enige mogelijkheid die de staten daarbij hebben, is het aanvaarden van een motie van wantrouwen, dus het opzeggen van het vertrouwen. Dat is een hele stap als het alleen gaat over de besluitvorming over een ruimtelijk voorstel. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat laatste ben ik niet met u eens. De zelfbewuste staten die in het duale systeem zullen opereren, zullen goed in staat zijn om een gedeputeerde op zijn verantwoordelijkheden te wijzen, en terecht. Ik zou daar blij mee zijn, want dit kan er alleen maar toe bijdragen dat het product verbetert. U heeft gemerkt aan de manier waarop ik ben omgegaan met dit streekplan dat ik zeer hecht aan betrokkenheid van de samenleving. Maar ik hecht er ook aan dat wij doen waarvoor wij zijn ingehuurd, namelijk de vraagstukken waarvoor wij zijn gesteld in een redelijk adequaat tempo naar een adequate oplossing brengen. Daarvoor heb ik de omslag nodig van streekplannen waarvoor bij de uitwerkingen telkens de gehele procedure moet worden doorlopen, naar streekplannen waarbij de samenleving wel betrokken wordt, maar waarbij niet de formele procedure van de Wet op de ruimtelijke ordening moet worden doorlopen. Op die manier kunnen wij recht doen aan het andere aspect waar wij zo aan hechten, te weten het omzetten van streekplannen van controlerende en toetsende instrumenten in ontwikkelingsgerichte planologie. Het is niet mogelijk om al dit soort uitwerkingen in formele procedure te brengen als je een ontwikkelingsgericht en uitvoeringsgericht streekplan met snelheid en dynamiek wilt. Je moet dan van een van beide afscheid nemen. De heer Van Rikxoort (D66): Volgens mij haalt u twee dingen door elkaar. U zegt
195
dat het college best wil weten wat de meerderheid van de staten ervan vindt. Dit loopt echter niet gewoon via de staten, maar op een ingewikkelde manier via de commissie. De commissie moet aangeven wat de mening van de meerderheid van de staten is. Dat doet aan de snelheid niets af. Overigens stellen wij niet voor, de herzieningsprocedure bij uitwerkingen te volgen. Er is wat snelheid betreft geen enkel bezwaar om de hoofdlijnen van beleid door de voltallige staten te laten vaststellen. Ik denk zelfs dat dit veel sneller gaat dan wanneer commissieleden de andere fractieleden moeten informeren en dergelijke. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Zegt u nu geen behoefte te hebben aan een volledige streekplanherziening maar dat kan worden volstaan met het voorleggen van de uitwerkingsmodaliteiten aan de staten? De heer Van Rikxoort (D66): Voor de volksvertegenwoordiging maakt het niet uit via welke wettelijke manier de bevoegdheden worden uitgeoefend. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het maakt zeer wezenlijk uit voor de snelheid. Als wij de status van uitwerkingsgebied handhaven, maar in plaats van langs de commissie een ronde langs de staten maken, kan ik mij voorstellen dat wij elkaar daarop vrij gemakkelijk kunnen vinden. Ik zou dat met onze juristen moeten bespreken. Het maakt mij au fond niet uit of ik met de staten in een setting van 83 man of in een setting van 20 man in de commissie spreek. Wij zijn het er dan wel over eens dat wij geen volledige streekplanherziening hebben, maar de uitwerkingsbevoegdheid, voor wij haar benutten, bespreken in de staten. De heer Van Rikxoort (D66): Het lijkt mij verstandig dat u dit juridisch uitzoekt, voordat u adviseert over het amendement. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar heb ik u goed begrepen dat u niet hecht aan het wijzigen van de uitwerkingsbevoegdheden bij
PS 17 februari 2003
streekplanherzieningen, maar de uitwerkingsbevoegdheid ter bespreking in de staten wilt hebben? De heer Van Rikxoort (D66): Ik neem dat mee. Ik wil van u weten of dit naar uw oordeel per se via een herziening moet gebeuren, waarbij u roept dat dit veel te lang duurt, of dat het juridisch mogelijk is dat de staten vandaag voor het alternatief kiezen dat de hoofdlijnen van het beleid, de rode contouren en alle niet vastgestelde beleidslijnen, door de voltallige staten worden vastgesteld, maar dan wel vanwege de snelheid via een uitwerking. U moet die vraag beantwoorden. De staten kunnen vervolgens een keuze maken. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Naar mijn gevoel is dat mogelijk. Ik zie de ambtenaren knikken. De uitwerkingsbevoegdheid bespreken wij in dat geval, alvorens haar te gebruiken, in de staten. Daarbij kan kennis worden genomen van de opvattingen van alle fracties. Vervolgens kunnen wij daarmee aan de slag. Als deze interpretatie op een statenmeerderheid kan rekenen, ontmoet dit bij het college geen verzet. De heer Graatsma (SP): En dan gaat het nog maar over de verhouding tussen het college en de staten. Minstens zo belangrijk en misschien nog wel belangrijker is de volgende troef. Welke rol kan een inwoner van de provincie spelen? Het voorstel betekent dat inwoners op een gegeven moment - ik kom hiermee terug op de vaststelling van de rode contouren zijn uitgepraat. De flexibiliteit die u zich voorneemt, is aardig. Daar is wel wat voor te zeggen, maar niet als dit ten koste gaat van de mogelijkheden van burgers om nog een keer invloed uit te oefenen. Misschien is het wel wijs om de rode contouren zodanig te trekken dat geschillen worden voorkomen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben vastgesteld dat de rode contouren een essentiële beleidslijn betreffen, dus zij lopen sowieso via een streekplanherziening, een procedure waarop de bevolking kan inspreken.
196
De heer Graatsma (SP): Een essentiële beleidslijn betreft de verhouding tussen de gedeputeerde en provinciale staten. Het is geen juridische categorie, zoals u terecht schrijft. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Zij kunnen alleen gewijzigd worden via een streekplanherziening. Daar moeten wij wel degelijk mee langs komen. Daarnaast vind ik het vanzelfsprekend dat er ook bij uitwerkingen van majeure projecten wordt gecommuniceerd met inwoners en belanghebbenden over hun opvattingen ter zake. Wij leven in 2003. Het is in deze tijd volstrekt onbestaanbaar dat over wezenlijke beleidspunten niet met belanghebbenden wordt gecommuniceerd. Dat moet je als openbaar bestuur niet eens willen. De heer Van Rikxoort (D66): U zegt opnieuw dat een rode contour een essentiële beleidslijn is en dat wijziging daarvan altijd via een herziening moet gebeuren. In alle passages in het streekplan waarin wordt ingegaan op uitwerkingsplannen in gebieden wordt juist gesteld dat voor een gebied buiten de rode contour niet de lijn van de herziening, maar van de uitwerking wordt gevolgd. Ik wijs op de allerlaatste zin van het streekplan op bladzijde 150, die gaat over de herziening en over de drie essentiële beleidslijnen. Onder 2, Schiphol, staat ten aanzien van aanpassing van het beleid over de ligging van de rode contouren: tenzij deze aanpassing onderdeel uitmaakt of voortvloeit uit een andere uitwerking van het streekplan. De voorzitter: Ik stel voor dat wij doorgaan en dat deze vraag in de pauze wordt beantwoord. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik zal erop ingaan bij de reactie op de motie. De heer Van Rikxoort wil de plannen van de heer Dijkstra in Purmerend positief bejegenen. Ook wil hij de groene contour terug in het plan. Het college is daar geen voorstander van. Ik
PS 17 februari 2003
zal dit adstrueren aan de hand van mij aangereikte wezenlijke informatie. De groene contouren hebben wij min of meer in navolging van hetgeen in de nota ruimte was opgenomen, geschrapt, maar ook omdat er een groot aantal beschermingsregimes op elkaar gestapeld worden ten aanzien van de ontwikkelingen in de groene gebieden. De heer Breunissen (GroenLinks): De nota ruimte bestaat nog niet. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. Evenals de vijfde nota. Zij sterven allemaal een roemloze dood. De heer Breunissen (GroenLinks): U heeft het over de stellingnamebrief. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ja. Er bestaan beschermingsregimes voor groene gebieden zoals de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, de Belvederegebieden, de natuurbeschermingswetgebieden en de ecologische hoofdstructuur. Uit een oogpunt van helderheid zijn de regimes in het streekplan geïmplementeerd. Wij hebben er geen behoefte aan om daar nog eens een laag bovenop te doen, want dat heeft weinig toegevoegde waarde. De andere beschermingsregimes geven al nauwkeurig aan wat er wel of niet mag in bepaalde gebieden. Daarnaast hebben wij er uit een oogpunt van eenduidigheid van regelgeving weinig behoefte aan om weer een laag toe te voegen met een ander regime dan de door mij genoemde regimes. Wij hebben de groene contour dan ook geschrapt omdat wij menen dat de bescherming van het groene gebied door de andere regimes voldoende is verzekerd. De heer Breunissen (GroenLinks): U heeft de groene contour in een eerder ontwerp van het streekplan nog een essentiële beleidsbeslissing genoemd. U gaf er een extra status aan, dus u gaf er groter gewicht aan dan de meeste andere zaken uit het streekplan. Nu gaat uw redenering geheel de andere kant op.
197
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. Wat dat betreft, kunt u inderdaad spreken van voortschrijdend inzicht. De heer Breunissen (GroenLinks): Of koudwatervrees. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee, bepaald niet. Maar wij worden regelmatig van verschillende kanten uit de samenleving geattaqueerd op regelgeving die of onderling tegenstrijdig is dan wel hetzelfde regelt als wat reeds in andere regels is vervat. Wij moeten daar geen onnodige zaken aan toevoegen. Regelgeving is prima. De bescherming wordt door het college positief gewaardeerd. Daarom hebben wij al die regimes ook één op één in het streekplan vertaald. Maar het is een keer voldoende. Wij denken dat deze regimes gezamenlijk adequate bescherming bieden. Wij willen voorkomen dat er door een stapeling van regimes weer extra procedures mogelijk worden en de uitvoering van ons eigen beleid wordt belemmerd. Ik krijg zojuist een notitie toegespeeld over de instemmingsbevoegdheid van de staten, waarin staat dat dit niet in strijd is met de wet, maar dat het absoluut niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wet, omdat wij via het duale systeem de delegatie in de richting van GS willen vertalen. Ik ben dankbaar voor deze vertaling, maar ik houd mij maar bij hetgeen ik al heb gezegd. Als met de uitwerkingsbevoegdheid wordt bedoeld: leidt haar langs de straten voordat zij wordt gebruikt in plaats van langs de commissie, dan maak ik daar verder geen punt van. Overigens staat er ook dat bij een uitwerkingsprocedure de voorbereidingsprocedure uit de AWB geldt, waarin het inspraakrecht voor burgers is geregeld. Dus ook bij de uitwerkingsbevoegdheid is inspraak van burgers gegarandeerd. De heer Le Belle (D66): Kun je dan bezwaar maken? Kun je met je zienswijze hogerop naar de Raad van State?
PS 17 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Nee. Dat geldt in dit streekplan ook niet ten aanzien van de niet tot uitwerkingsplan verheven onderdelen. Wij hebben nadrukkelijk gekozen voor de lijn waarin burgers tot hun recht moeten kunnen komen, maar niet in drie instanties over dezelfde kwestie. Als wij een streekplan maken, staat daar geen zelfstandig beroep en bezwaar tegen open, omdat dit plan ook geen direct bindende werking heeft voor burgers. Er volgt een uitwerking in een bestemmingsplan. Burgers hebben ten aanzien daarvan de gelegenheid om volledig bezwaar en beroep aan te tekenen. Daarmee zijn hun rechten geborgd. Tegelijkertijd voorkomen wij dat eerst een beroepsgang wordt gevolgd over een kwestie in het kader van het streekplan en dan nog eens een beroepsgang over dezelfde kwestie in het kader van het bestemmingsplan. Dat is dubbelop. Met het oog op de dejuridisering van de overheid is het goed dat men één keer zijn recht kan halen met de mogelijkheid van hoger beroep. Iedereen kan zijn bezwaren daarmee tot gelding brengen. Ten aanzien van de camping Uitdam is het enigszins een herhaling van zetten. Het probleem is de sanering van de aldaar aangetroffen bodemvervuiling. De kosten daarvan zijn geraamd op een bedrag dat ver uitstijgt boven de draagkracht van de daar aanwezige onderneming. Voor zover nu valt te overzien, waarbij ik mij baseer op de beste aangereikte ambtelijke informatie - maar ik houd een slag om de arm, omdat de uitbater van de camping uiteraard ook zijn rechten heeft en, zo mogelijk, gebruik wil maken van uitspraken hier gedaan - is hij verantwoordelijk voor de vervuiling. Ik kan best meevoelen met de heer Breunissen die zich afvraagt of wij gedrag tegen de wet in moeten belonen door iemand uitbreidingsmogelijkheden te geven. Ik heb daar ook lang mee geworsteld. Ik vind tegelijkertijd wel dat deze betrokkene eigenlijk moet opdraaien voor de kosten van de sanering en dat hij ervoor moet zorgen dat de schade die aan het milieu is aangericht weer wordt hersteld op een voor de overheid bevredigende wijze. Als
198
ik dat louter zou doen via het instrument van de handhaving, zal dat de draagkracht van de ondernemer overtreffen en zal de sanering uiteindelijk niet geschieden dan wel zal daarvoor financieel worden teruggevallen op de overheid als de lender in last resort. Ik wil proberen, dat te voorkomen. Los daarvan hebben wij de afweging gemaakt of een uitbreiding van de campingvoorziening wenselijk is. De heer Schneiders (PvdA): Het is toch bloedlink om dat spoor op te gaan? Dat schept toch precedenten voor alle mogelijke zaken in de provincie? Het wordt bijna aantrekkelijk om illegale dingen te doen, als je uiteindelijk planologisch de mogelijkheid krijgt om interessante vakantieparken te bouwen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat hangt ervan af in welke mate je die toekent. Het is namelijk niet onze bedoeling om daarmee verder te gaan dan noodzakelijk is om dit probleem op te lossen. De heer Breunissen (GroenLinks): Het was ook al noodzakelijk bij de golfbaan in Wervershoof, toen illegale handel ook al werd beloond met een ruil. Dit zijn twee voorbeelden van het honoreren van illegaal gedrag. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is een principiële keuze. Ik zie het niet als belonen, maar als het oplossen van een probleem. Als een meerderheid dit belonen vindt, moeten wij dat niet doen. Ik heb daar alle mogelijke vrede mee, maar ik weet dan dat uiteindelijk de samenleving dit probleem moet oplossen. Dat is de afweging. De heer Schneiders (PvdA): Als wij het amendement-Breunissen aannemen, wordt er dan wel gehandhaafd? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ja, maar ik heb gezegd wat naar mijn inschatting het resultaat daarvan zal zijn. Regels moeten worden gehandhaafd. Ik word een beetje mistroostig van gedogen. Als je iets gedoogt, moet je op een gegeven moment de knoop
PS 17 februari 2003
doorhakken: iets wordt wel of niet gelegaliseerd. In het laatste geval moet worden gehandhaafd. Meer smaken zijn er niet. De heer De Lange (AOV/OU55+): U praat steeds over de camping, maar door ingenieursbureau Oranjewoud is vastgesteld dat de vervuiling niet op de camping is, maar op de strekdam, die eigendom is van rijkswaterstaat. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt, maar die vervuiling is op basis van de mij aangereikte informatie veroorzaakt door de uitbater van de camping. Ik neem er op zich kennis van op wiens terrein dit is beland, maar dat verandert aan de aansprakelijkheid voor het veroorzaken daarvan geheel niets. De heer De Lange (AOV/OU55+): De gebruikers van de camping worden daardoor wel benadeeld. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Waarom? De heer De Lange (AOV/OU55+): De campinghouder maakt de mensen het leven zuur om hen weg te krijgen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat staat even los van de wijze waarop wij dit probleem bejegenen. Als een campinghouder zich in zijn contact met zijn cliënten onheus gedraagt, betreft dat de privaatrechtelijke relatie tussen beiden. De heer De lange (AOV/OU55+): De cliënten van de camping zijn niet de veroorzakers van de vervuiling. De uitbater is de vervuiler, dus hij betaalt. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat bestrijd ik toch niet. De voorzitter: Daarover zijn wij het eens. De heer Meijdam vervolgt zijn betoog. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Gevraagd is om het Gooi aan te merken als landschap heuvelrug. In tegenstelling van wat één uwer
199
veronderstelt, zijn wij niet degenen die bepalen wat wel of niet binnen een nationaal landschap mag. Aangezien nog niet bekend is wat er binnen zo'n nationaal landschap mag, omdat deze nog niet voldoende zijn gedefinieerd, vinden wij het niet verstandig om op dit moment al die keuze te maken. Op zichzelf bestaat er geen verschil van inzicht met het deel van de staten dat aangeeft, een beschermingsregime in de Gooi en Vechtstreek voor het landschap aldaar wenselijk te vinden. Wij willen dan ook als die duidelijkheid er is, bepalen of dit het geëigende beschermingsregime is of dat wij iets anders moeten toepassen. Als je overgaat tot het scheppen van een juridisch kader, is het verstandig om te weten wat de consequenties daarvan zijn. Om die reden maken wij op dit moment even pas op de plaats. Als die duidelijkheid er is, nemen wij het besluit om dit wel of niet te doen. De heer Breunissen (GroenLinks): Zegt u nu dat u absoluut niet weet wat er in Noord-Hollands-midden en het Groene Hart moet gebeuren? Dat zijn toch ook nationale landschappen? In het streekplan geeft u een omschrijving van nationale landschappen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Maar in onze ogen is zij nog onvoldoende gedefinieerd op het punt van rechten en plichten om nu over te kunnen gaan tot aanwijzing van dit landschap. De voorzitter: Ik maak iedereen erop attent dat op basis van mijn tijdschema de vergadering nu om 00.00 uur eindigt. Ik heb erop gerekend, wij hebben morgen GS, dus dat is een gemakkelijke dag, maar misschien is dit voor de staten toch een overweging waard. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben in de provincie een nota over het windturbinebeleid aangenomen. Dit beleid is uitgangspunt bij aanvragen voor opwekking van windenergie in de provincie. Collega Wildekamp heeft zich de benen uit het lijf gelopen om ervoor te zorgen dat wij een windturbinepark op de Afsluitdijk konden
PS 17 februari 2003
realiseren. Dat is helaas om redenen buiten haar macht om afgeketst. Wij hebben daarna een nieuwe deal gesloten en hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop aanvragen worden gehonoreerd. Wij blijven deze hanteren. Daarbinnen is het dan ook niet noodzakelijk om nu exacte locaties voor windturbines aan te geven. De heer Le Belle (D66): Streekplannen maak je juist om bepaalde zaken te verdelen zoals woningbouw, recreatie en bedrijventerreinen. Daar horen windturbines ook bij. Dit is de enige provincie in Nederland die niet in een streekplan de locaties of zoeklocaties voor windturbines aangeeft en dit is de enige provincie in Nederland die geen MERprocedure heeft gevolgd. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit bewijst dat het college gewoon geen zin heeft in windenergie. Maar laat het dat dan zeggen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer Le Belle, de geschiedenis logenstraft uw woorden, want er is door weinig provincies en gedeputeerden zo hard aan de realisering van windenergie getrokken als door Noord-Holland en gedeputeerde Wildekamp. Als men op rijksniveau niet zo halsstarrig was geweest met het toelaten van een turbinepark op de Afsluitdijk, hadden wij een groot voorbeeld van windenergievoorziening neer kunnen zetten. Als wij erop worden aangevallen dat wij het realiseren van windenergie onvoldoende serieus nemen, dan hecht ik eraan om hier te stipuleren dat dit uitermate serieus een- en andermaal door het college is geprobeerd. Wij hebben nolens volens uiteindelijk gesteld dat wij de taakstelling blijven uitvoeren tot het overeengekomen niveau minus de opbrengst van de Afsluitdijk. Dat doen wij op dit moment. De heer Le Belle (D66): U draait er weer bekwaam omheen. U gebruikt de Afsluitdijk elke keer als excuus, terwijl realisatie aldaar te vergelijken is met het trekken aan een dood paard. Waarom brengt het college, evenals andere
200
provincies, windenergielocaties niet onder in het streekplan? Waarom worden recreatiegebieden en golfbanen wel aangegeven? En als u die locaties heeft uitgezocht, waarom laat u daar dan geen MER op los? Zijn die andere provincies gek of zo? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik denk dat zij een hoeveelheid werkzaamheden verrichten die wij in de loop van het proces spontaan laten gebeuren. De D66-fractie heeft een voorkeur voor het opwaarderen van bestaande tracés boven de aanleg van nieuwe tracés. Ingeval nieuwe wegaanleg aan de orde komt, zal dit als alternatief altijd worden meegewogen. Bij de Uitweg is een van de varianten die wordt onderzocht het opwaarderen van de bestaande tracés. Er bestaat bij het college geen vooropgezet plan waarin elk probleem op het gebied van bereikbaarheid met nieuw asfalt tegemoet wordt getreden, maar er bestaat zeker ook geen vooropgezet plan waarin geen enkel infrastructureel probleem met asfalt mag worden opgelost. Ik kom op de volkstuinen en met name die in Naarden. Wij hebben volkstuinen niet in alle gevallen ingedeeld bij het stedelijk gebied. Dit hangt af van de situatie ter plekke. De situatie in de gemeente Naarden heeft veel aandacht getrokken. De gemeente is voorafgaand aan en ook in strijd met het streekplan een gesprek aangegaan met bewoners over een andere invulling van het volkstuinencomplex; lokale planologie derhalve. De afweging die hier moet worden gemaakt aangaande volkstuinvraagstukken is of wij wel of niet van oordeel zijn dat bepaalde stukken land tot het stedelijk gebied horen. Wij hebben in deze specifieke situatie te maken met een strook grond met een breedte van maximaal een paar honderd meter, die ligt ingeklemd tussen de bebouwde kom van Naarden en een weg. Er zijn geen uitwijkmogelijkheden naar andere gebieden. In onze optiek behoort dit dan ook tot het stedelijk gebied. Zijn bewoners van het volkstuinencomplex te Naarden of elders daardoor benadeeld? Mij dunkt van niet, omdat in alle gevallen voor een
PS 17 februari 2003
alternatief gebruik van de volkstuinen de volledige bestemmingsplanprocedure gevolgd moet worden, met inspraak, bezwaar- en beroepsrecht. Dan wordt ook de afweging gemaakt die in onze ogen moet worden gemaakt, namelijk of uit hoofde van de bevoegdheden van de lokale overheid om in het stedelijk gebied functieveranderingen door te voeren, de desbetreffende functieverandering wel of niet aanvaardbaar wordt geacht en of er op een adequate wijze is omgesprongen met de rechten van de insprekers en van de overige belanghebbenden. Die afweging wordt ook daar weer in één instantie gemaakt. Het zou onverstandig zijn om, wederom gegeven de wens om enerzijds flexibiliteit en dynamiek in te bouwen en anderzijds duidelijke grenzen te stellen, alle onderdelen die horen tot het stedelijk gebied daarvan af te snijden tengevolge van lokale keuzes. Dan ontnemen wij de gemeente die afwegingsmogelijkheid. Wij moeten bepalen dat grensbebouwing ook daadwerkelijk grensbebouwing is en dat afwegingsfuncties niet aan de orde zijn, omdat wij die maken. De heer Graatsma (SP): In dat geval zou de gemeente ijzersterke voorstellen moeten hebben om de grens te kunnen verleggen. Nu kan een gemeente die flexibiliteit als het ware naar zich toetrekken, want zij heeft tevoren al aangegeven het juist wel te zien zitten om iets anders met dat gebied te doen dan de mensen die er al tachtig jaar een tuin hebben. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar heeft u gelijk in, in die zin dat dan inderdaad de gemeente beslist, maar wij wilden toch graag dat het bestuur zo dicht mogelijk bij de burgers plaatsvond? In die gemeente zit toch ook een gemeenteraad waarmee de inwoner de meest directe band heeft. Een democratisch gekozen meerderheid zal moeten bepalen of dat wel of geen goed plan is. Uw partij is fervent tegenstander van het instituut provincie. Nu leg ik verantwoordelijkheden neer bij de gemeente en nu moet ik die weer aan de provincie houden.
201
De heer Graatsma (SP): De provincie zou in dit geval een mooie beroepsmogelijkheid kunnen vormen voor de mensen die nu op voorhand al aan de achterste mem liggen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn geen beroepsmogelijkheid voor de gemeenten. Zij hebben een eigen systeem. Ook ik vind dat burgers tot hun recht moeten komen, maar met een goede bezwaarprocedure, omschreven in een wet, en een beroepsprocedure, met de mogelijkheid van hoger beroep, zou ik bijna zeggen: mijn hartje wat wil je nog meer? Moet over dezelfde kwestie drie keer, namelijk in eerste aanleg, in tweede aanleg en eventueel in cassatie in beroep kunnen worden gegaan? Dat lijkt mij wat te veel van het goede. De heer Graatsma (SP): In dit specifieke geval, maar dat is elders ook mogelijk, loopt de gemeente weg met de vruchten van die flexibiliteit, omdat zij op voorhand al heeft laten weten: u kunt het schudden, wij gaan daar bouwen. De betrokkenen richten zich tot de provincie om na te gaan wat hun mogelijkheden nog zijn. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat snap ik. Ik heb ook best begrip voor de mensen die op dat complex hun werk doen. Ik ben het ook nog wel met u eens dat je je eens goed achter het oor zou moeten krabben over de wijze waarop je dit soort processen laat verlopen. Maar ik vind niet dat je op basis van het feit dat een instantie op een bepaald moment een keer - ik weet dat niet eens zeker, maar ik baseer mij dan op wat u aanreikt en wat ik uit de groep hoor misschien onverstandig gebruikmaakt van die bevoegdheden, je het gehele systeem in één keer overboord moet gooien. Dat betekent namelijk dat het onoordeelkundig gebruikmaken van het systeem reden zij zou om een op zichzelf goedwerkend systeem van een verdeling van rechten en bevoegdheden overboord te gooien. Deze burgers zijn gelukkig volstrekt niet rechteloos. Zij kunnen eerst bij de raad hun opvattingen kenbaar maken. Dan moet een democratische meerderheid het
PS 17 februari 2003
college steunen in zijn opvattingen. Vervolgens kan men bezwaar maken. Als ik mij goed herinner, is dat een vol beroep, waarin doelmatigheid en rechtmatigheid beide aan de orde komen. Dan wordt opnieuw gewogen. Vervolgens kan men naar de rechter en de Raad van State. Mij dunkt, dat vind ik geen slecht bedeelde rechtsgang. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Deze volkstuinen worden binnen de rode contour gebracht, omdat de ruimte valt onder intensieve recreatie, maar ik zie een volkstuin als een groene ruimte. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik zie het ook als groene ruimte. De specifieke ligging rechtvaardigt echter geen andere conclusie dan dat dit gebied behoort tot het stedelijk gebied. Ik kan geen nieuwe argumenten ten tonele voeren. Ik heb geprobeerd, aan te geven dat ik van mening ben dat wij niet op basis van een incident het systeem van de contourenbenadering moeten wijzigen. Als de staten in meerderheid van mening zijn dat dit wel moet gebeuren, dan zij dat zo. Naar mijn mening doen wij daarmee het principe geweld aan. De heer Nawijn heeft gevraagd of ook het blauwgroene raamwerk in de uitvoering van het streekplan voldoende aandacht kan krijgen. Dat is een zorgpunt. Het volgende college moet zich ten aanzien van de financiering van het blauwgroene raamwerk goed achter het oor krabben. Ik hoop dat duidelijkheid verkregen kan worden in de periode tot de definitieve versie van de projectennota. Het louter terug willen vallen op financiering van het rijk zal niet voldoende zijn. Wij zullen alternatieven moeten verzinnen om ervoor te zorgen dat het proces versneld wordt. Dat kan zijn aan de dekkingskant, door voldoende financiën op te hoesten, maar dit kan ook aan de inputkant, waarbij wordt nagegaan welk project uiteindelijk gerealiseerd moet worden en hoe dit er uit moet zien. De heer Schneiders (PvdA): U bevestigt wel mijn opmerking dat zo voortvarend mogelijk met de projectennota gestart
202
moet worden, opdat het zo goed mogelijk geregeld kan worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar ben ik het volstrekt mee eens. Weinigen in deze zaal zullen het ontbreken van de projectennota zo betreuren als ik. Ik heb in het proces ingezet op het koppelen van uitvoering aan plannenmakerij. Wij hebben nu weer een plan, maar nog steeds geen volledig zicht op de uitvoering. Dat heeft ook met capaciteit te maken. Ik kan geen ijzer met handen breken. Ik krijg het niet sneller op tafel dan in september, met name omdat ik geen halfwas projectennota aan de staten wil voorleggen. Wij moeten ervan overtuigd zijn dat wij daarvoor kunnen staan en dat het beoogde tempo van de uitvoering gehaald wordt. Het streven is om een hard pakket aan projecten voor te leggen waarvan wij weten dat het realiteitswaarde heeft. Als er risico's zijn, moeten zij expliciet zijn gemaakt, zodat weging en beoordeling kunnen plaatsvinden. De heer Nawijn wil de zoekgebieden binden aan een termijn. Ik zal dit voorstel in het college bespreken. Hij vraagt om Hoofddorp-west op te plussen met 2000 woningen. Ik raad dat af. De druk op de bollenstreek mag er best in enige mate blijven. In de fasering van de bouw van de in het streekplan opgenomen woningen zit zoveel rek dat wij tussentijds nog kunnen besluiten om Haarlemmermeer met 2000 woningen op te plussen, als de bollenstreek onverhoopt achterblijft. Alle officiële berichten die mij tot nu toe hebben bereikt, geven aan dat Zuid-Holland bereid is, dit aantal weg te zetten. De heer Nawijn (VVD): Hoe komt u aan deze informatie? Ik lees dat de provincie Zuid-Holland tot 2015 niet voornemens is, in haar streekplan een bouwlocatie of een reservering op te nemen in de bollenstreek. Er is dus nog geen overeenstemming. De strekking van het verhaal is dat er voor huisvesting van de bewoners van Zuid-Kennemerland een uitwerkingmogelijkheid is. De bollenstreek zou prachtig zijn, maar dat is niet vastgesteld. Tot 2015 is daarin niet
PS 17 februari 2003
voorzien. Ik heb niet over opplussen gesproken. De mogelijkheid moet worden nagegaan of de 2000 woningen in het aangrenzende deel Haarlemmermeerwest gerealiseerd kunnen worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In de nota van GS van ZuidHolland, die als memorie van antwoord aan de staten is gestuurd, staat dat de bouw van deze 2000 woningen niet onmogelijk wordt gemaakt binnen de rode contour. De heer Nawijn (VVD): Geldt dat streekplan in de komende periode? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): In Zuid-Holland wordt ook een streekplan behandeld. In allerlei provincies schijnen vandaag nog streekplannen te worden vastgesteld. De heer Nawijn (VVD): De provincie ZuidHolland is dus op haar schreden teruggekomen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De heer Nawijn vraagt bij motie om Volker Stevin te verplaatsen naar het terrein van Rutte. Het college heeft in het streekplan opgenomen, woningbouw op dat terrein te willen overwegen wanneer elders alternatieve ruimte wordt gevonden. Zo mogelijk, is deze suggestie voor ons het bespreken waard, maar ik weet niet hoe hard zij is. Wij zullen daarover na de schorsing een definitief standpunt innemen. Gevraagd is of wij het Monnikmeer willen betrekken bij de afweging. Dat willen wij doen, maar dat betekent niet dat wij daar impliciet al mee akkoord zijn. Er zijn in het streekplan zoeklocaties voor bedrijventerreinen in Waterland opgenomen. Ik ga niet, zonder alle mogelijke locaties in beeld te hebben, de ene gemeente bevoordelen boven de andere door al aan te geven dat dit daar wel mag. Die afweging wordt in de volle breedte gemaakt. Deze plek kan daarin meegewogen worden. De heer Schneiders (PvdA): Ik zeg alvast dat wij dit absoluut niet zien zitten.
203
De heer Breunissen (GroenLinks): GroenLinks ook niet. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb begrepen dat er voor het stadion Zuiderpolder alternatieve locaties denkbaar en haalbaar zijn, die op minder maatschappelijk verzet stuiten. Het is mij niet geheel duidelijk waarom wij zouden gaan voor een locatie waartegen groot maatschappelijk verzet is, terwijl wij ook voor een locatie kunnen gaan waartegen minder of geen maatschappelijk verzet is. Die afweging moeten de staten in alle vrijheid maken. De heer De Lange (AOV/OU55+): U heeft indertijd een gebiedsvisie voorgesteld bij de gemeenten Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarndam. In een onderzoekscommissie van de gemeenten Spaarndam en Haarlemmerliede wordt deze visie gestalte gegeven. Door het oprekken van de rode contour in de Zuiderpolder wordt de gehele procedure doorkruist. Staat u nog achter die gebiedsvisie of vindt u de oprekking van de rode contouren redelijk? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het collegestandpunt is helder in het conceptstreekplan verwoord. Het college is van mening dat dit een uitwerkingsgebied moet zijn. Overigens wordt wat uit een gebiedsvisie naar voren komt in het streekplan één op één overgenomen. De staten kunnen besluiten om de rode contour te verschuiven ten faveure van het stadion. Dat kan de facto ook gebeuren als wij de uitwerkingsplannen doorzetten en uiteindelijk de staten meedelen dat het stadion toch op deze plaats moet komen. De heer De Lange (AOV/OU55+): Haarlemmerliede en Spaarnwoude zijn voorstellen aan het opstellen voor deze gebiedsvisie. Staat u nog steeds achter die gebiedsvisie? Opschuiving van de rode contour doorkruist dit. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U dramatiseert de zaak nogal. Als de staten besluiten om de rode contour op
PS 17 februari 2003
te rekken, is daarmee niet de gehele gebiedsvisie van tafel. Over één stukje van de gebiedsvisie wordt door een democratisch orgaan uitgesproken dat daar een bepaalde ontwikkeling moet plaatsvinden. In hetzelfde gebied, onderdeel van de gebiedsvisie, staat een televisietoren, die ook als gegeven is betrokken bij de uitwerking van de gebiedsvisie. Wij beginnen niet met een blanco kaartbeeld. Kadelocaties en woningbouw mogen niet gecombineerd worden bij de NAM-kade en het Hembrugterrein, zo wordt gesteld. Ik kan mij beide aspecten voorstellen. Ik kan mij voorstellen dat men in Velsen-noord ter verbetering van de leefbaarheid nadrukkelijk behoefte heeft aan versterking van bijvoorbeeld de woonfunctie. Tegelijkertijd ben ik steeds een pleitbezorger geweest van degenen die aangeven dat een nat bedrijventerrein maar één keer kan worden uitgegeven. Als het op is, moet in de verdere toekomst "nee" worden verkocht. In het streekplan is voor een genuanceerde benadering gekozen. Het uitgangspunt is bedrijventerrein, tenzij dat wordt belemmerd uit hoofde van de aanwezige woningbouw. De staten moeten daarmee uit de voeten kunnen. Als wij willen dat de kade gebruikt blijft worden, veroorzaakt het continu lossen en laden van schepen een overschrijding van de saneringsgrenswaarde bij de bestaande woonbebouwing. Van een toevoeging van woonbebouwing bij het gebruik van de huidige kaderuimte kan hoegenaamd geen sprake zijn. Het beperkt laden en lossen, bijvoorbeeld 100 dagen per jaar, kan op basis van een jaarlijkse geluidsemissiebeoordeling plaatsvinden binnen de vastgestelde waarde. Van de 200 arbeidzame dagen in een jaar kan de helft worden benut voor de kade en de andere helft niet. Dat zijn de grenzen. Mevrouw Nagel stelt voor om de activiteiten op het gebied van de Uitweg, het Mediapark en de N201 te bundelen. Hoezeer ik haar poging om groots en meeslepend te denken waardeer, betreft dit zulke complexe vraagstukken dat men er geheel niet meer uitkomt als zij op een hoop worden gegooid. Ik ben blij als de drie projecten individueel goed worden
204
aangepakt. Bij versmelting krijgen wij dat niet voor elkaar, want daarmee stapelen de problemen zich op. Een voorbeeld daarvan is de N201. Af en toe wordt gevraagd of het project niet beter in stukken geknipt kan worden om de complexiteit ervan beheersbaar te maken. Mevrouw Nagel pleit bij de waterberging voor maatwerk per gebied. Dat sluit aan op de uitspraak van het college, waarmee de commissie MWG heeft ingestemd. Er is geen uitspraak gedaan omtrent de uiteindelijke oplossingen. Er is een aantal visies vrijgegeven voor ontmoeting met de samenleving. Een komend college van GS zal daarover een standpunt moeten voorbereiden, dat aan de staten zal worden voorgelegd. Vervolgens moeten er keuzes worden gemaakt. Ik ben bijzonder verheugd dat het pleidooi van het college om op dit moment niet over te gaan tot het verwijderen van zoekgebieden overgenomen lijkt te worden. Juist om een te grote mate van onzekerheid te voorkomen, is het belangrijk dat wij de risico's aangeven. Het verbinden van een termijn daaraan past in de wijze waarop het college opereert. Ook bij Schiphol hebben wij over de zesde en zevende baan gezegd dat het niet tot in de eeuwigheid feest blijft. De reservering geldt voor een beperkte periode. Als in die periode geen duidelijkheid wordt verschaft, gaat de reservering van de streekplankaart af. Ik begrijp in die zin ook de inbreng van de CDA-fractie. Mevrouw Nagel wil behalve voor vogels, ook ruimte voor mensen. Het college onderstreept dat streven. Ik ben van mening dat wij een goede mix hebben gevonden tussen de vliegende en de wandelende have. Er is een amendement gediend waarin wordt voorgesteld om de Zuidpolder en de Zuidoost-Beemster te schrappen uit de locaties voor Waterland. Ik ben daar een verklaard tegenstander van. Bij het schrappen van bepaalde locaties vraag ik mij af waarom wij met andere gevallen, zoals de kwestie rondom de zoeklocaties voor bedrijventerreinen, niet op soortgelijke wijze omgaan. Straks moet een afweging worden gemaakt tussen het volledige scala aan
PS 17 februari 2003
beschikbare locaties. Dat moet gebeuren op basis van argumenten. Uiteindelijk moeten er knopen worden doorgehakt. Uit de quick scan komt niet één locatie naar voren die met kop en schouders boven de andere uitsteekt, hetgeen zou rechtvaardigen dat wij andere schrappen. Ik zie dat de heer Breunissen dat wel vindt, maar wij niet. Alle aangedragen locaties stuiten op bezwaren uit hoofde van beschermingsrichtlijnen of andere regimes die van toepassing zijn op het gebied. Wij vinden dat in de afweging niet op voorhand bepaalde gebieden uitgesloten mogen worden. Er valt inderdaad op elk plekkie wel wat aan te merken. Je komt overal in conflict met onderdelen van beleid dan wel hogere regelgeving. Dat zal afgewogen moeten worden. Aan het uitsluiten van Aetsveld voor woningbouw zitten twee kanten. Het is mooi dat daarmee een deel van het Groene Hart wordt gespaard, want dat willen wij allemaal graag openhouden. Een van de belangrijke incentives van de staten aan het college is dat de groene buffer tussen Amsterdam en de Vechtstreek in enige mate substantieel overeind moet blijven. Ik weet op dit moment niet of de stedenbouwkundige invulling van de Bloemendalerpolder met 5000 woningen en het openhouden van een buffer tussen Amsterdam en de Vechtstreek zich zodanig met elkaar verdragen dat daarmee recht wordt gedaan aan ons kwaliteitsbegrip. De heer Van Diest (CDA): Aan de noordzijde van de Bloemendalerpolder ligt de Gemeenschapspolder. Daarvoor zijn al plannen voor 250 hectare recreatief groen. Aan de borging die u vraagt voor een buffer tussen Amsterdam en de bebouwing wordt daarmee al gedeeltelijk voldaan. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar heeft u gelijk in. Wij vonden de omvang van die buffer in relatie tot het steeds verder oprukkend stedelijk geweld nog niet bijzonder imposant. Om die reden vinden wij het belangrijk om een deel van de Bloemendalerpolder vrij te houden. Het is best mogelijk dat de 5000 woningen
205
daar zonder problemen gebouwd kunnen worden. Die inzet plegen wij ook. Wij hebben gezegd dat Aetsveld in beeld komt als uit de structuurvisie blijkt dat het eerste niet kan of dat dit niet kan met behoud van voldoende kwaliteit. Het is een reserveoptie. Die afweging wordt gemaakt als wij in het bezit zijn van de structuurvisie van het gewest en de gemeenten. Ik begrijp overigens uit de krant dat de gemeenten proberen om het nog eens te worden, maar dat dit bijzonder moeilijk is. Misschien kan de provincie daarin een rol vervullen. De Bloemendalerpolder ligt wel voor 80% op het grondgebied van Muiden. Strikt formeel, hebben de gemeenten in de uitwerking niet veel met elkaar te maken. Weesp moet dat ook niet ambiëren. De heer Bezemer vindt dat het proces van de ontwikkeling meer centraal staat dan de inhoud. In zekere zin heeft hij daarin gelijk, maar dat is ook enigszins typerend voor de wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke ordening en ontwikkeling. Wij willen door het structureren van de processen ervoor zorgen dat wat wij in theorie hebben bedacht, ook werkelijkheid wordt. Dan wordt nogal gestuurd op de proceskant. Ik beluister ook niet uit zijn woorden dat hij dit als een negatief punt in het streekplan wil beschouwen, maar meer als een waarneming over de wijze waarop een en ander nu wordt geëffectueerd. Daarnaast heeft de heer Bezemer de wezenlijke opmerking gemaakt dat in zo'n plan telkens wordt geformuleerd wat er moet gebeuren, maar dat wij op bepaalde terreinen door de werkelijkheid ingehaald kunnen worden. Daarom komen af en toe in de bewoordingen van het college kleine nuances naar voren, waarbij bijvoorbeeld wordt gesteld dat het college het van harte eens is met het uitgangspunt van 50% binnenstedelijk bouwen. Daar zetten wij ons ook voor in, maar herijking kan op een bepaald moment nodig zijn. Het uitgangspunt van 10% verdichting op bedrijventerreinen is prima, maar er kan een moment komen dat dit opwaarts wordt bijgesteld. De uitgangspunten staan continu bloot aan invloeden van buiten. Zij kunnen worden herijkt naar gelang de maatschappelijke ontwikkelingen dat
PS 17 februari 2003
vergen. Het lijkt mij goed, hier gewag van te maken. De heer Bezemer is van mening dat de agrarische functie naar de marge van het streekplan is geduwd. Ik ben dat niet met hem eens. Wij zijn wel selectief geweest ten aanzien van de gebieden waar wij de agrarische functie de ruimte willen geven, zodat zij zich ten volle kan ontwikkelen en het economisch rendement goed is en ten aanzien van de gebieden waarvan de natuurwaarde zodanig is dat minder ruimte wordt gegeven voor de agrarische functie. In sommige gebieden, zoals het veenweidegebied, zijn wij er nog niet volledig uit. Wij moeten in samenwerking met de sector uitwerken op welke wijze landschap en landbouw elkaar kunnen ondersteunen. Ik dank de heer Breunissen hartelijk voor de participatie via het grote aantal ingediende amendementen en moties. Wij stellen dat zeer op prijs. Hij wil een motor, maar dan wel een schone motor. Daarover bestaat geen verschil van mening. Wij willen beiden een schone motor. In het streekplan wordt dan ook niet ingezet op verkwanseling van de regio Noord-Holland-zuid in milieutechnische zin. Wij zetten wel in op het ruimte bieden voor de functie die dit gebied vervult in de Noord-Hollandse, maar ook in de Nederlandse constellatie. Wij gaan uit een ander perspectief om met die werkelijkheid dan de heer Breunissen. Hij legt de leiding in het proces veel meer bij de beleving van de groene ruimte. Ik hoop dat ik dit met voldoende gevoel voor nuance zeg, maar ik kom niet uit zijn school. Wij willen trachten, zoveel mogelijk van de open ruimte te behouden, maar het proces moet worden gefaciliteerd door een dusdanig werkende economie dat wij ons dat kunnen veroorloven. Een kwestie die door veel fracties is aangedragen, maar die naar mijn opvatting in het verhaal van de heer Breunissen nog te weinig invulling krijgt, is de betaalbaarheid van de geformuleerde wensen op het gebied van het gebruik van de ruimte. Hij profileert zich op het punt van stedelijke verdichting, het benutten van bedrijventerreinen en het gebruikmaken van transportmodaliteiten. Afgezet tegen de financiële polsstok in dit land in de komende jaren, zijn die doelen
206
wel prachtig, maar hebben zij een hoog illusoir gehalte. De heer Breunissen (GroenLinks): En uw A6/A9, de tweede Coentunnel, de N201 en de zeesluis? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Om met de Coentunnel te beginnen …. De heer Breunissen (GroenLinks): Een tekort van 100 mln euro. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Inmiddels hebben wij met de partijen in de regio in vergaande mate overeenstemming bereikt. Ik verwacht dat wij die overeenstemming op korte termijn ook op rijksniveau kunnen bereiken. Over de N242 hebben de staten een historisch besluit genomen. Wij zijn bezig met de N201. Wij hebben voor het provinciaal gedeelte ervan de vuile was gedaan. Die is dus weer schoon. Het wachten is op de andere partijen. U heeft wel gelijk dat er te weinig geld is voor infrastructuur. Om die reden zal in de komende periode in diverse verkiezingsprogramma's de boodschap staan dat daarvoor extra middelen noodzakelijk zijn en moeten worden gevonden. Daarbij zullen oplossingen zoals bij de N242 ook in beeld moeten komen. Het is jammer dat de sectoren waar u voor pleit uit zichzelf geen opbrengend vermogen hebben. Om die reden is het college geen tegenstander van de smalle en brede exploitatievergunning die is opgenomen in de conceptnota grondbeleid van het kabinet. Daarmee kunnen wij lusten en lasten van bepaalde ontwikkelingen beter verknopen. Op zichzelf is er geen principiële weerzin tegen wat u uitdraagt, maar wij voorzien een aantal praktische problemen bij de effectuering ervan. Voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat de heer Breunissen ICT vooraf wil doen gaan aan de nieuwe uitleg, want wellicht komt men in de verleiding om dat na het volbouwen van de uitleglocaties wel te regelen. Wij proberen dat te beletten door in het verstedelijkingsbeleid de contacten met de regio's aan te houden en contractuele afspraken te maken over de
PS 17 februari 2003
wijze waarop men de verdichtingsopgave wil realiseren. Dat is moeilijk en kost veel tijd. Het streven is prima, maar in de praktijk bots je op tegen een conflicterende woningenbehoefte enerzijds en het tempo van de transformatieopgave anderzijds. Om die reden maken wij contractuele afspraken met de verstedelijkingsgebieden over de wijze waarop men ICT vorm zal geven. Ik wil waken voor een al te grote vrijblijvendheid op dat front. Dat laat onverlet dat ik niet in alle gevallen kan ontkomen aan het gelijktijdig in ontwikkeling brengen van een aantal uitleggebieden. Zijn waarschuwing als zodanig vat ik op als een stimulans om ook in de richting van de gemeenten de druk op de ketel te houden, zodat zij niet ontsnappen aan de taakstelling. Als lagere percentages worden gerealiseerd, zullen zij met argumenten moeten komen, die verder moeten gaan dan dat men het niet zo leuk of prettig vindt. Voor het onderwerp verhoging van het percentage bedrijfsverdichting verwijs ik naar de recente discussie. De motie die daarover is ingediend, heeft geen statenmeerderheid gekregen. Om die reden ziet het college geen aanleiding, dit te veranderen. Wonen en werken dichter bijeenbrengen, is uitgangspunt van het college. Voor bestaande situaties is dat moeilijk, want niet alles kan worden getransformeerd. De heer Breunissen wil graag dat de nadruk wordt gelegd op betaalbare woningen. Dat willen wij ook, maar wij hebben de indruk dat de mix niet deugt. Er is in Noord-Holland-zuid geen tekort aan sociale woningen in de huur- of koopsector, maar zij worden in veel gevallen bezet door mensen die qua inkomenspositie niet meer aangewezen zijn op die woningvoorraad. Via een gevarieerd aanbod moeten wij stimuleren dat de nodige verschuivingen plaatsvinden. Of dat louter moet gebeuren door invulling aan de onderkant, is een vraag die ik nu nog niet met zekerheid kan beantwoorden. Maar het aanbod van voldoende betaalbare woningen staat voor mij zeer centraal. Om die reden ben ik dan ook van mening dat er onderzoek moet worden gedaan naar stagnerende
207
woningbouwproductie en de prijsniveaus in de woningbouw.
positief staat ten opzichte van ons amendement?
De heer Graatsma (SP): Voor de zoveelste keer komt de heer Meijdam met dat doorstroomverhaal. Ik heb al eens vaker gezegd dat dit uiteindelijk ertoe leidt dat je aan iemands postcode zijn inkomen kan aflezen. Het is fantastisch dat hij zegt dat er geen gebrek is aan betaalbare huurof koopwoningen, maar dat is niet zo. De wachtlijsten zijn enorm. De doorstroming werkt niet, andersom overigens ook niet. Als je inkomen toeneemt, betekent dat nog niet automatisch dat je naar een duurder huis gaat en andersom al helemaal niet. Als je huis te duur wordt voor je inkomen, ben je de klos, zeker met een koopwoning. Er is duidelijk gebrek aan betaalbare, sociaal verantwoorde huur- en koopwoningen. Dit is geen doorstroomverhaal.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb over de amendementen en moties nog geen uitspraken gedaan. In algemene zin vind ik voldoende beschikbaarheid van betaalbare woningen voor starters, ouderen en mensen die in de omstandigheden zijn dat zij op goedkopere woningen zijn aangewezen een vereiste van een beschaafde samenleving. De OV-lijn naar Almere houdt de heer Breunissen nog even in beraad. Ik hoop dat hij daarover in het belang van het electoraat voor 11 maart duidelijkheid kan geven. Dan weet men of GroenLinks deze wel of niet door het Gein wil laten lopen. De heer Breunissen vindt de onevenwichtigheid bij het streekplan het meest tot uitdrukking komen rondom Schiphol. In het streekplan is ruimte gegeven aan de ontwikkelingen binnen de vastgestelde milieugrenzen. Wij hebben echter gewaakt voor het ontstaat van een wildwestsituatie. Kennemerzoom is tijdelijk stilgelegd, omdat er met de gemeenschap gecommuniceerd moet worden. Dit is echter niet afgeblazen. Wij hebben al eerder gewisseld dat voor alle projecten in het kader van voorgaande streekplannen geen afstel zal gelden ten gevolge van de vaststelling van dit streekplan. Ik kom op de opmerking van de heer Graatsma over de beroepsprocedures. Met het vaststellen van een nieuw streekplan is een oud streekplan niet meer van kracht. Ik verwacht niet dat de Raad van State nog een uitspraak zal doen over een streekplan wat niet meer geldig is, maar als hij dat wel doet, is dat een feit van buiten op grond waarvan de staten wel of niet kunnen afwegen of zij het streekplan daarop willen bijstellen. Wij stellen nu hernieuwd onze uitgangspunten vast. Er kan geen sprake van zijn dat uitspraken over inmiddels vervallen streekplannen automatisch één op één worden vertaald in het nieuwe streekplan. Ik dank de heer Graatsma persoonlijk voor het feit dat hij het streekplan bezwangerd vindt van een
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Er is gebrek aan beschikbare betaalbare sociale huur- en koopwoningen, maar de stelling van het college is dat die beschikbaarheid niet alleen is gelegen in het extra bouwen van die categorie woningen. Wij hebben een verschil van inzicht over de vraag of er kwantitatief een voldoende hoeveelheid woningen in die sector is. De heer Graatsma (SP): Dat is niet de schuld van de inwoners. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik denk niet dat aan een postcode te zien is wat iemand verdient. Feit is wel dat het in Nederland traditie is om woningen in een vergelijkbare prijsklasse in vergelijkbare omstandigheden te realiseren, ook uit hoofde van het kunnen handhaven van die prijsklasse. De heer Breunissen (GroenLinks): Doorstroming zou mooi zijn, maar misschien moeten wij tot ons beider spijt constateren dat de door ons gewenste doorstroming moeilijk is te realiseren en dat er altijd wel een vorm van scheefwonen zal blijven bestaan. Dan zal er betaalbaar gebouwd moeten worden. Mag ik uit uw woorden opmaken dat u
PS 17 februari 2003
208
liberale gedachte. Ik vind dat er recht is gedaan aan alle belangen. Ik heb geprobeerd om niet al te sectoraal te denken en om het evenwicht tussen functies goed in de gaten te houden. Het wonen moet gepaard gaan met werken, het werken met recreëren, alle functies moeten voldoende ontsloten zijn en natuurgebieden moeten zoveel mogelijk worden ontzien. Wij hebben geprobeerd om die samenhang sterk naar voren te halen. Ik geloof daar ook in. Het evenwicht tussen de functies is essentieel voor het functioneren van de motor. De heer Graatsma (SP): Ik doel op de politieke filosofie erachter, die ik ook uit een aantal opmerkingen haal. Die is toch wel liberaal en wat mij betreft, is dat geen compliment. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik. Daarom heb ik het gezegd zoals ik het heb gezegd. De heer Graatsma (SP): Ik voel 'm. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik vind niet dat het een liberaal streekplan is. Ik vind het überhaupt geen politiek streekplan. Het streekplan is gebaseerd op geluiden uit de samenleving. In die zin is het een streekplan van onderop. Dat vind ik ook het meest wezenlijk. Wij zitten hier niet om zaligmakende gedachten over de samenleving uit te strooien, maar vooral om goed te luisteren naar wat er leeft. Dan kom je een aantal strijdige belangen tegen ten aanzien waarvan wij knopen hebben doorgehakt, maar dat is ook de taak van volksvertegenwoordigers. Opgemerkt is dat de geluidscontour Zandvoort niet in het stuk is opgenomen. Ik heb ambtelijk een buitengewoon ingewikkelde notitie gekregen waarin uiteen wordt gezet waarom dat het geval is. Ruimtelijke ontwikkelingen in de zone dienen te allen tijde akoestisch te worden getoetst. Zonder ontheffing van GS kan tot 50 dB(A) worden gebouwd, met ontheffing tot 55 decibel, als GS bereid zijn om die te verlenen. In het milieubeleidsplan is opgenomen dat GS een terughoudend
PS 17 februari 2003
ontheffingsbeleid voeren om het zogenaamde stand still-beginsel van de overlast van het circuit niet aan te tasten. Ik hoop dat dit voldoende antwoord is op de vraag van de heer Graatsma. De heer Graatsma (SP): Ik vat dit niet onmiddellijk, maar het gaat mij erom dat door de industriële waarde van de geluidszone en de gebruiksvergunning niet automatisch het aantal van 15 dagen met geluidspieken per jaar wordt uitgebreid tot 365 dagen per jaar. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar is geen sprake van. De heer Graatsma (SP): Dat neem ik dan zonder meer aan. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voor zover ik weet, wordt de gebruiksvergunning van het circuit niet positief beïnvloed ten gevolge van deze bepalingen. Ik check dat nog en zal daar in tweede instantie op ingaan. U zegt dus dat u niet wilt dat ten gevolge van deze bepaling over de geluidszone het circuit in plaats van het toegestane aantal dagen, een substantieel aantal dagen extra geluid kan produceren. De heer Graatsma (SP): Feitelijk ongelimiteerd. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar zal ik nog op antwoorden. Voorzitter. Ik ben er eindelijk doorheen. De voorzitter: Ik kan mij voorstellen dat, gezien het uitputtende antwoord van de gedeputeerde en het aantal interrupties, wordt afgezien van een tweede termijn. Als dit het geval is, kan de vergadering worden geschorst zodat de staten en het college zich kunnen beraden op de ingediende moties en amendementen. De heer Van Rikxoort (D66): Ik ga er daarbij dan wel van uit dat een korte tweede termijn is toegestaan naar aanleiding van de advisering van het college over de moties en amendementen.
209
De voorzitter: Dan moet het wel heel belangrijk zijn.
daarnaar te kijken. Dat geldt, in overleg, eventueel ook voor Flevoland.
De heer Breunissen (GroenLinks): Ik wijzig motie 26-19 over nationaal landschap heuvelrug. Na "spreken als hun mening uit dat de totstandkoming van het nationaal heuvelrug gewenst is", wordt voor gewenst toegevoegd: "op landschappelijke gronden".
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij brengen geen mutaties meer aan in de behoefteramingen. Als suggestie voor de toekomst vind ik een uitwijk naar Noord-Holland-noord zeker het overwegen waard. Wij kunnen dit betrekken bij de beschouwingen naar aanleiding van het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord. Voor de verbinding N201/A9 heeft u een voorkeur voor de Fokkerweg uitgesproken. Het college zet daar ook op in. Als dat onmogelijk is, komen wij opnieuw terug met een voorstel voor de N522. Om die reden wil het college nu de pijlen niet van de kaart halen. U wilt de zoekgebieden voor waterberging schrappen. Ik heb een- en andermaal betoogd dat dit voor het college een brug te ver is. Met de genuanceerde benadering van diverse fracties dat met name agrariërs niet tot in de eeuwigheid in onzekerheid gelaten mogen worden, kunnen wij goed uit de voeten. Ik vraag u of u wilt overwegen, u bij dit standpunt aan te sluiten. Ik ben ingegaan op de volkstuinen in Naarden. De Bloemendalerpolder noemt u een woningbouwlocatie voor Amsterdam. Dat is absoluut niet waar. Woningbouwlocaties worden gerealiseerd voor woningzoekenden. De Zuidpolder bij Edam/Volendam is straks niet uitsluitend bedoeld voor inwoners van Edam/Volendam, want iedereen kan daartoe toegang krijgen. De bedoeling van het nieuwe volkshuisvestingsbeleid is om geen reservering te doen ten behoeve van bepaalde bevolkingsgroepen, maar om in totaliteit een hoeveelheid woningen te realiseren die beantwoordt aan de behoefte. Tegen degenen uit Amsterdam die behoefte hebben aan een woning kunnen wij niet zeggen dat zij er niet mogen wonen. Het zal altijd een mix zijn van diverse groepen. Weespers kunnen er ook wonen!
De voorzitter: Motie 26-19 wordt in die zin gewijzigd. In amendement 26-1 wordt het besluit als volgt gewijzigd: "in het streekplan de locatie van het beoogde stadion cum annexis in de Zuiderpolder binnen de rode contouren te brengen. Het gebied ten oosten van het beoogde stadion cum annexis tot aan de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder buiten de rode contouren te houden en de aanduiding "groen" te geven; hierbij rekening te houden met de gevolgen voor de waterberging". Het komt erop neer dat het uitwerkingsgebied binnen de rode contour valt. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): U stelt voor om geen tweede termijn te houden, maar ik heb geen enkele reactie op mijn eerste instantie gehad. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Sorry, dat ben ik inderdaad vergeten. Ik ben uitgebreid ingegaan op de wijze waarop het college aankijkt tegen ICT en de kosten daarvan. Ik ben ingegaan op de wijze waarop GS met de rode contour omgaat. Uw vraag over de bedrijventerreinen heb ik even gemist. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Volgens recente berekeningen is er een extra tekort aan bedrijventerreinen, dat niet in het streekplan zijn opgenomen. Op dit moment gaat het om 1000 hectare nieuw en 1500 hectare bestaand. Ik heb erop gewezen dat er rond de 300 hectare gepland kan worden in Noord-Hollandnoord, zodat Noord-Holland-zuid zich wat kan ontspannen. Er is alle tijd om
PS 17 februari 2003
De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Voor Gooi en Vechtstreek zijn die 5000 woningen absoluut niet nodig. Dan blijft alleen Amsterdam over.
210
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als zij getalsmatig niet nodig zijn voor Gooi en Vechtstreek betekent dat nog niet dat mensen die elders in de Gooi en Vechtstreek wonen liever niet in de Bloemendalerpolder willen wonen en omgekeerd. Amsterdammers kunnen ook kiezen voor een woning in Hilversum. De voorzitter: Ik wijs er nogmaals op dat de stemmingen ten aanzien van agendapunt 8 zijn doorgeschoven naar een volgende vergadering. De vergadering wordt van 20.51 uur tot 22.20 uur geschorst. Besluitvorming over de aanpassing van de bestuurlijke organisatie IPO De voorzitter: Voor het standpunt van het college over de ingediende moties is het woord aan mevrouw Klijn. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): De motie van de CDA-fractie is gesplitst. In motie 9-1 staat dat er voor het stemgewicht per provincie een relatie moet worden gelegd met de financiële inbreng en dat wij dat moeten bewerkstelligen binnen het IPO. Ik heb mevrouw Nagel uitgelegd dat wij ons best daarvoor hebben gedaan. Wij zullen dat zeker blijven doen, maar voor de evaluatie verandert er niets. In feite is deze motie mosterd na de maaltijd. Naar aanleiding van motie 9-2 heb ik al toegezegd dat de cijfers ambtelijk nog zullen worden aangeleverd. Mevrouw Nagel (CDA): Het lijkt mij goed om deze moties in te trekken. Het signaal is gehoord en begrepen, en daar gaat het om. De voorzitter: Aangezien de moties 9-1 en 9-2 zijn ingetrokken, maken zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Besluitvorming programma innovatief ruimtegebruik op bedrijventerreinen.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Voor het standpunt van het college over de amendementen 10-1, 10-2 en 10-3 en de motie 10-1 is het woord aan de heer Verburg. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. GS zijn geen voorstander van amendement 10-1. Op zichzelf moet er een optimale inzet worden gepleegd om zoveel mogelijk ruimtebesparing te bewerkstelligen in ons programma voor het innovatief ruimtegebruik, maar het is veel te riskant om dat vast te leggen op een percentage van 15 op basis van één evaluatie waar een percentage van 13 uit naar voren kwam. Bij de evaluatie in 2005 kan worden nagegaan of het percentage van 13 opnieuw is gehaald. Daaruit zouden dan consequenties getrokken kunnen worden. In dit stadium is 15% echter te riskant en ook niet goed verdedigbaar. Het college stelt voor om de tekst van amendement 10-2 als volgt aan te passen, dat onder samenstelling van de beoordelingscommissie onder punt 4 in de voordracht komt te staan: twee plaatsen voor maatschappelijke organisaties waaronder begrepen in ieder geval een milieu- of natuurorganisatie. Daarmee hebben wij in voldoende mate recht gedaan aan de bedoelingen van de indieners. Ten aanzien van amendement 103 stellen wij voor om, waar in de laatste zin staat "milieuwinst" te wijzigen in: nader te omschrijven duurzaamheidsresultaten. Daar is het altijd om gegaan. Zeker van de zijde van de PvdA heeft men mij daar vier jaar de oren mee gewassen, dus ik neem aan dat zij daarmee akkoord zal gaan. Het college neemt motie 10-1 over. De heer Weima (PvdA): Mijn fractie heeft geen moeite met de voorgestelde tekstwijziging. De voorzitter: De amendementen 10-2 en 10-3 zijn aldus gewijzigd. Aangezien motie 10-1 door het college is overgenomen, maakt zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
211
De heer Kastje (GroenLinks): Wij betreuren het ten zeerste dat het college tegen aanneming van amendement 10-1 is. Ten opzichte van de meer dan 30 mln die is ingeboekt, is deze ambitie te verwaarlozen en feitelijk te beschouwen als een verlaging van de ambitie ten opzichte van het vorige programma. Als het amendement niet wordt aangenomen, zullen wij tegen het programma stemmen. In stemming komt amendement 10-1. De voorzitter: Ik constateer dat het amendement met 39 stemmen voor en 37 stemmen tegen is aangenomen. In stemming komt het gewijzigd amendement 10-2. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP, Ned. Mob. en de fractie-Kruijmer tegen dit gewijzigd amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. In stemming komt het gewijzigd amendement 10-3. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP, Ned. Mob. en de fractie-Kruijmer tegen het gewijzigd amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. Het voorstel wordt vervolgens, met inachtneming van het gestelde in de amendementen 10-1 en de gewijzigde amendementen 10-2 en 10-3, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Besluitvorming Provinciaal verkeersen vervoerplan. De voorzitter: Voor het standpunt van het college over het amendement 13-1 en de moties 13-1, 13-2 en 13-3 is het woord aan de heer De Boer.
Westfrisiaweg-west. Het college neemt dit amendement over onder de opmerking dat wat in het besluit onder 1 staat, al gebeurd is. Bij de besluitvorming inzake het wensbeeld van de Westfrisiaweg-west en oost is besloten, het beeld van de stroomweg toe te kennen aan de N302. Wij zullen het onderzoek, zoals vermeld onder punt 2, naar de mogelijkheid van een ongelijkvloerse kruising snel doen plaatsvinden. Er is op dit moment geen geld voor gereserveerd. Er wordt rekening gehouden met een onderdoorgang, een tunnel, als het ooit ongelijkvloers wordt. Het gaat dus om veel geld. Ik geef dit signaal alvast, maar wij zetten een en ander op een rij. Wij zullen overleg plegen met de commissie WVV als wij de resultaten binnen hebben. Motie 13-1, waarin wordt gevraagd om een aantal reserveringen toe voegen aan de kaarten, nemen wij over. Wij zullen daarvoor zorgen. Motie 13-2 wordt ook overgenomen door het college. In de motie staat: verzoeken GS om de verdere uitwerking aan PS voor te leggen, gericht op een mogelijke invoering nog in 2003. Wij weten dat de staten buitengewoon ambitieus zijn. Wij zijn dat ook, maar dit lijkt onhaalbaar. Wij zullen echter ons best doen om deze zaken voor te leggen. De staten moeten niet gaan slaan, als blijkt dat het niet in 2003 maar in 2004 lukt. Het college is tegen motie13-3. Er zijn geluidsschermen geplaatst. Er is gebruik gemaakt van "fluisterasfalt" en van dubbel ZOAB. De handhaving van dit soort verlagingen van de maximumsnelheid is sowieso een probleem. Het belangrijkste punt is echter dat wij reageren op initiatieven en vragen van gemeenten. Alle wegen gaan uiteindelijk door gemeenten en als zij problemen ondervinden, trekken zij aan de bel. Daarop treden wij in overleg om de geconstateerde problemen op te lossen. Dit betreft overigens vooral geluidshinder. Wij zijn van plan om dit beleid voort te zetten, maar wij zijn niet van plan om te vragen of de maximumsnelheid op bepaalde stukken rijksweg verlaagd kan worden.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Amendement 13-1 betreft de
PS 17 februari 2003
212
De voorzitter: Aangezien het amendement 13-1 en de moties 13-1 en 13-2 door het college zijn overgenomen, maken zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. De heer Poelmann (D66): Moet over amendementen niet gestemd worden? De voorzitter: Het college kan een amendement overnemen. Wij hebben het hier eerder over gehad, zo herinner ik mij uit mijn korte bestaan als voorzitter van de staten. In stemming komt motie 13-3. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij willen graag aantekening, tegen het voorstel te hebben gestemd. De heer Graatsma (SP): Dat geldt ook voor mijn fractie. Het voorstel wordt, met inachtneming van het gestelde in amendement 13-1, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fracties van GroenLinks en de SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. Besluitvorming inzake het Investeringsfonds Regionale ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied (RON). De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde De Boer voor het oordeel van GS over de amendementen 15-3 en 15-4 en de moties 15-1 en 15-2.
niet nodig is, ieder jaar te evalueren. Wij hoeven ook niet te organiseren dat wij met z'n allen stoppen als het onverhoopt niet goed mocht gaan met de RON. Het zal duidelijk zijn, dat het college geen behoefte heeft aan amendement 15-3. Het college is het niet eens met het gestelde in amendement 15-4. Het is niet nodig dat alle grondaankopen instemming behoeven van PS. In de motie van de PvdA ter zake wordt een en ander afdoende geregeld. Daarbij komt dat een NV het eigen beleidsplan moet kunnen uitvoeren. Motie 15-1 wil het college overnemen. Wij zullen ervoor zorgen dat het op de gevraagde manier vorm krijgt. Naar ons idee is daarmee motie 15-2 overbodig geworden. Het heeft dan geen enkele zin meer om de Wijkermeerpolder een aparte status in het masterplan te geven. Via motie 15-1 is vastgelegd dat er overlegd moet worden met de gedeputeerde Havenzaken en de wethouder Havenzaken van Amsterdam. Dezen zijn op de hoogte van het beleid dat de provincie op dit punt voert. Ik wijs erop dat de staten eerder bij motie hebben uitgesproken dat eerst wordt bezien of intensivering en herstructurering mogelijk zijn. Daarna komen nieuwe terreinen in beeld en pas helemaal aan het eind kan er eventueel sprake zijn van de Wijkermeer. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Ik ben het er niet mee eens dat motie 15-2 overbodig is als motie 15-1 wordt uitgevoerd. De voorzitter: Wij zullen zien hoeveel statenleden u volgen. Aangezien motie 15-1 door het college is overgenomen, maakt zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. In stemming komt amendement 15-3. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement met 30 stemmen voor en 43 stemmen tegen is verworpen. In stemming komt amendement 15-4.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Tijdens de beantwoording heb ik al gezegd dat het
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
213
GroenLinks, D66, de SP, de fractieKruijmer, AOV/OU55+ en Ned. Mob. voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt motie 15-2. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de fractieKruijmer, AOV/OU55+ en Ned. Mob. voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Graatsma (SP): Ik stem de hele tijd voor mooie moties, maar dat schiet niet op. Ik stem dus tegen de voordracht. Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Mijn fractie is ook tegen. De heer Berkhout (D66): Ik ben tegen de voordracht. De voordracht wordt, met inachtneming van het gestelde in het addendum van de gemeente Amsterdam, vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fracties van de SP en GroenLinks en het lid Berkhout van D66, wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. De fractie-Kruijmer wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden, tegen het addendum van de gemeente Amsterdam te hebben gestemd. Besluitvorming inzake het Bibliotheekbeleidsplan. De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde Neef voor het oordeel van GS over motie 16-1. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Zowel in eerste als in tweede termijn heb ik de inhoud van de motie onderschreven. Het college wil de motie overnemen.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Aangezien motie 16-1 door het college is overgenomen, maakt zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Besluitvorming inzake het FINH-project zwembad Bussum. De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde Neef voor het oordeel van GS over motie 16A-1. De heer Neef (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Dit is van eenzelfde laken een pak. De voorzitter: Aangezien motie 16A-1 door het college is overgenomen, maakt zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Besluitvorming inzake de herijking relatie met NV Afvalzorg. De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde Klijn voor het oordeel van GS over de moties 21-1, 21-2 en 21-3. Mevrouw Klijn (lid van gedeputeerde staten): In de beantwoording heb ik hetgeen in motie 21-1 wordt gevraagd, al toegezegd. Bij motie 21-2 moeten de publieke en de private functies gescheiden worden. Wij verkopen het bedrijf, maar wij houden de publieke verantwoordelijkheid om de normen die wij zelf gesteld hebben, te handhaven. Dat zullen wij ook zeker doen. Ik heb al toegezegd dat wij zullen doen wat in motie 21-3 wordt gevraagd. Kortom, het college kan deze drie moties overnemen. De voorzitter: Aangezien de moties 21-1, 21-2 en 21-3 door het college zijn overgenomen, maken zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit.
214
Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Besluitvorming inzake het streekplan Noord-Holland-zuid. De voorzitter: De amendementen en moties die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, zullen gezamenlijk worden behandeld. De heer Mooij (VVD): Veel leden hebben de amendementen in de gewone volgorde voor zich. Ik heb er geen bezwaar tegen, hiervan af te wijken, maar ik denk dat het veel langer duurt. De voorzitter: Als de staten op dit punt van het Reglement van orde willen afwijken, leg ik mij daar uiteraard bij neer. De heer Van der Paard (PvdA): Sommige amendementen handelen over hetzelfde onderwerp, maar verschillen qua strekking wezenlijk van elkaar. Als daar niet in samenhang over wordt besloten, bestaat het gevaar van inconsequente besluitvorming. Dit kost inderdaad enige tijd, maar deze dag is toch al stuk. De heer Van Rikxoort (D66): Namens D66 steun ik het voorstel van het college. De voorzitter: Dit is ook overeenkomstig het Reglement van orde. Ik begrijp dat die werkwijze soms ingewikkeld is. Het college had hier ook veel tijd voor nodig en daarom duurde de schorsing zo lang. De heer Mooij (VVD): Dan beveel ik u toch onze methode aan, want wij waren er binnen een kwartier uit. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik steun het voorstel van de heer Mooij.
De voorzitter: Ik constateer, dat een meerderheid van de staten instemt met het voorstel van het college. Wij beginnen met de amendementen 26-24, 26-12 en het gewijzigd amendement 26-1. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het college is tegen de amendementen 26-24 en 26-12. Het college wil het gewijzigd amendement 261 overnemen. De heer Poelmann (D66): Wij zijn tegen dit amendement en zien dit graag in stemming gebracht. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): D66 is niet voor een stadion in de Zuiderpolder. Wij zijn tegen de voorstellen ter zake. Bij de vaststelling van het streekplan zullen wij op dit punt aantekening vragen als de staten hiertoe toch mochten besluiten. De heer Bezemer (ChristenUnie/SGP): Ook wij zijn tegen een stadion in de Zuiderpolder. De heer De Lange (AOV/OU55+): Voorzitter. Wij zijn tegen amendement 261. Het oprekken van de rode contour doorkruist de activiteiten van de ambtelijke projectgroep van de gemeenten Spaarndam en Haarlemmerliede. Deze gemeenten vinden dit, evenals wij, niet acceptabel. De heer Graatsma (SP): Het moet mij van het hart dat ik amendement 26-1 ernstig fout vind. In stemming komt amendement 26-24.
De heer Van der Paard (PvdA): Wij werken volgens het Reglement van orde. De voorzitter: Een voorstel van orde moet in stemming worden gebracht. In stemming komt het voorstel, de amendementen en moties in samenhang te behandelen.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de SP, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en Ned. Mob. en het lid Visser van de fractie van de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezigen leden ertegen, zodat het is verworpen.
215
In stemming komt amendement 26-12. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de SP, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en Ned. Mob. voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt het gewijzigd amendement 26-1. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de SP, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en Ned. Mob. en het lid Visser van de fractie van de PvdA tegen dit gewijzigd amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ervoor, zodat het is aangenomen. Het woord is aan gedeputeerde Meijdam voor het oordeel van het college over amendement 26-2. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is van harte tegen dit amendement. Wij menen dat de hier gepredikte selectiviteit wenselijk is, maar dat om redenen zoals door mij in de beantwoording uiteengezet, de prioritering Zuidas, Almere, driehoek A4/A5/A9, ons voor onoverkomelijke problemen kan plaatsen. De afstemming tussen de Zuidas en Almere kan vanwege praktische redenen op dit moment niet beter worden geregeld. Ik wijs ten overvloede nog op de kwestie van Badhoevedorp-zuid. In stemming komt amendement 26-2. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Ik geef het woord aan gedeputeerde Meijdam voor het oordeel van het college over de amendementen 26-43 en 26-3. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is wat lastig om aan te geven
PS 17 februari 2003
welk amendement als eerste in stemming moet worden gebracht. Een meerderheid van het college is voor amendement 26-43 in verband met gebleken onmogelijkheid uit hoofde van de milieuzonering om nog aanvullende woningbouw te realiseren. Amendement 26-3 verwoordt exact hetzelfde als het streekplan op dit punt. Het is overbodig en derhalve is het college ertegen. In stemming komt amendement 26-43. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en Ned. Mob. voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen. De voorzitter: Nu amendement 26-43 is aangenomen, komt amendement 26-3 te vervallen. Het woord is gedeputeerde Meijdam over de amendementen 26-37, 26-41 en 26-4. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college heeft hier wat langer bij stilgestaan, met name vanuit het perspectief van de systematiek van het streekplan. Hoezeer wij ook kunnen invoelen dat een toevoeging van de volkstuinen op bezwaren stuit van de betrokken tuinders, toch houden wij vast aan het uitgangspunt dat dit gebied binnen de rode contour ligt omdat het kan worden gerekend tot een aaneengesloten stedelijk gebied. Het in dit geval buiten de stedelijke contour plaatsen van de volkstuinen is zo onlogisch dat de systematiek van het gehele streekplan op losse schroeven komt te staan. Het college is dus tegen deze drie amendementen. In stemming komt amendement 26-37. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
216
In stemming komt amendement 26-41. De voorzitter: Ik constateer dat de dit amendement met 40 stemmen voor en 33 stemmen tegen is aangenomen. De heer Poelmann (D66): Volgens mij zijn er 76 mensen in de zaal. De voorzitter: Sommige statenleden zijn nogal onduidelijk in hun stemgedrag. Iedereen die in de zaal aanwezig is, moet stemmen. De heer Visser (PvdA): Voorzitter. Met alle respect, maar er ontstaat ook verwarring. Met amendement 26-4, dat breed is ondersteund, wordt hetzelfde beoogd. U brengt dit niet in stemming. U dwingt degenen die dit amendement steunen eerst tegen twee amendementen met dezelfde strekking te stemmen. Ik wil dat amendement 26-4 hoe dan ook in stemming wordt gebracht. Ik heb er niet voor niets zo achterheen gezeten. Welk amendement het meest verstrekkend is, is altijd arbitrair. De voorzitter: Ik bestrijd niet dat amendement 26-4 breed ondersteund is, maar wel dat het eerst in stemming moet worden gebracht. Ik constateer dat er meer mensen in de zaal zijn dan er gestemd hebben. De heer Poelmann heeft gelijk dat statenleden zich niet van stemming mogen onthouden. Ik constateer tevens dat stemming over amendement 26-4 overbodig is. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-5. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn van mening dat deze volkstuinen, evenals de volkstuinen bij Naarden, binnen het stedelijk gebied vallen en binnen de rode contour moeten blijven. Wij hanteren daarbij dezelfde argumentatie als ten aanzien van de tuinen in Naarden. In stemming komt 26-5. De voorzitter: Ik constateer dat de leden van het college tegen dit amendement
PS 17 februari 2003
hebben gestemd en de overige aanwezige leden ervoor, zodat het is aangenomen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-6. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Gegeven de discussie is het logisch dat de meerderheid van het college niet voor dit amendement is. In stemming komt amendement 26-6. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, GroenLinks, D66, de SP, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en Ned. Mob. voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is wellicht wat buiten de orde, maar ik wil graag de vraag aan de staten voorleggen of dit amendement geïnterpreteerd moet worden zoals de heer Van Rikxoort heeft gedaan of dat de interpretatie van het college geldt. Vooralsnog gaat het college ervan uit dat het aangenomen amendement ertoe leidt dat uitwerkingen van het streekplan in de staten zullen worden besproken, maar niet hoeven te leiden tot een separate streekplanherziening. De heer Van Rikxoort (D66): In het algemeen hoeft er bij een uitwerking geen sprake te zijn van een streekplanherziening. In bijzondere gevallen kan dit echter wel het geval zijn. De heer Breunissen (GroenLinks): Zij moeten niet alleen in de staten worden besproken, maar er wordt ook over besloten. De voorzitter: Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-7. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college vindt dit amendement begrijpelijk, zeker gezien de ontwikkelingen van de golfbaan. Desalniettemin hebben wij er moeite mee om de hardheid waarmee een golfbaan
217
wordt aangewezen te vervangen door een onzekerheid door beide projecten in een uitwerkingsgebied te plaatsen. Wij willen hetgeen achter de eerste drie streepjes onder het besluit staat, overnemen. Hetgeen achter het vierde streepje staat, komt dan te vervallen. De heer Nawijn (VVD): Wij willen dit amendement in zijn geheel in stemming brengen. Wij willen niet dat de locatie die in het huidige streekplan als uitwerkingsgebied is opgenomen, komt te vervallen. De heer Van der Paard (PvdA): Het lijkt mij goed dat de VVD-fractie zich op het voorstel van de gedeputeerde beraadt. Wij willen graag meegaan in de uitleg die de gedeputeerde eraan geeft. Als dat niet kan, zijn wij genoodzaakt, tegen het amendement te stemmen. De heer Nawijn (VVD): Heb ik het bij het verkeerde eind als ik stel dat het land van Van der Peet op dit moment geen zoeklocatie is? In motie 81-2 staat dat er een onderzoek naar die locatie wordt verricht. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Deze motie heeft ons aangezet tot onderzoek. Dat heeft opgeleverd dat die locatie op een groot aantal bezwaren stuit. Omdat het college een ecologische golfbaan wenselijk acht, heeft het weliswaar te laat, maar toch - een andere locatie hard in het streekplan aangewezen. Bovendien zeggen wij bereid te zijn, het gevraagde onderzoek te doen. Als dat op zou leveren dat die golfbaan niet op die locatie mogelijk is, kan de locatie-Vogelenzang alsnog aan het compensatiebeginsel en een MER worden onderworpen. Je kunt beter nu vast zekerheid geven dat er ergens iets mag als wij nu nog niet zeker zijn of op een van beide plekken ooit een golfbaan zal komen. Volgens mij strookt dit met de intenties van de VVD-fractie. De heer Nawijn (VVD): Wij volgen het voorstel van het college. De laatste regel van het besluit wordt geschrapt.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Amendement 26-7 is daarmee in die zin gewijzigd. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): Onze fractie is tot op het bot verdeeld over dit amendement. Drie leden stemmen voor en twee tegen. In stemming komt het gewijzigd amendement 26-7. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD, drie leden van D66, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP en een lid van AOV/OU55+ voor dit gewijzigd amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is aangenomen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-8. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij worstelen met de vorm van dit amendement. Wij zijn niet in de positie om dwingend rechtelijk op te treden ten aanzien van de stad Amsterdam. Wij stellen voor om dit om te zetten in een motie en de woorden "vast te stellen" in het dictum te vervangen door "aan te bevelen". Wij willen ons hier wel sterk voor maken omdat dit een noodzakelijke ontwikkeling is. De heer Nawijn (VVD): Ik had begrepen dat de provincie bevoegd is om via het PVVP wel die norm te stellen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Daar heeft u op zichzelf gelijk in, maar in het streekplan staat dat wij voorstellen om de beleidsvrijheid van Amsterdam ter zake te respecteren. Om die reden geef ik u dit advies. Formeel hebben de staten inderdaad dat recht. De heer Nawijn (VVD): Als een amendement blijft, kunnen wij dit dus wel degelijk aan Amsterdam opleggen.
218
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Eens. De heer Nawijn (VVD): Ik heb behoefte aan een korte schorsing. De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst. De heer Nawijn (VVD): Voorzitter. De indieners handhaven hun amendement in de oorspronkelijke vorm. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Schneiders (PvdA): Wij zullen het amendement niet steunen om de redenen die door de gedeputeerde zijn genoemd. Dit betreft de beleidsvrijheid van Amsterdam. Men kan dit heel goed zelf beoordelen. De heer Graatsma (SP): Het is een amendement voor mensen die het kunnen betalen. De heer Breunissen (GroenLinks): De Zuidas is een van de best ontsloten plekken door het openbaar vervoer. Dan moet je niet meer parkeerplaatsen aanleggen. In stemming komt amendement 26-8. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement met 41 stemmen voor en 34 stemmen tegen is aangenomen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-9. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Hiervoor geldt een soortgelijk advies als bij het vorige amendement. Ook hier stellen wij voor, er een motie van te maken, waarbij na het woord ...."Rutte-terrein)" een punt wordt gezet. In het streekplan staat dat wij in willen stemmen met een verplaatsing van Volker Stevin. Daartoe zullen wij alternatieven laten onderzoeken. Na de verplaatsing willen wij dat het terrein voor woningbouw geschikt gemaakt wordt. Wanneer nu al wordt besloten dat het terrein een woonbestemming krijgt en dat
PS 17 februari 2003
wij meewerken ten aanzien van Rutte, mengen wij ons in de bestaande privaatrechtelijke verhouding met dat bedrijf en dat lijkt ons niet gepast. De heer Nawijn (VVD): Betekent het schrappen van dit woord dat er een procedure voor streekplanherziening gevolgd moet worden? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat is in alle gevallen nodig, omdat er geen stedelijke contour ligt. Wij kunnen niet via de afwijkingsbevoegdheid verstedelijking aanbrengen op plekken die een andere bestemming hebben. De heer Nawijn (VVD): In dit geval volgen wij het voorstel van GS. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dank voor deze medewerking. De voorzitter: Amendement 29-9 is omgezet in motie 26-24, waarvan het dictum luidt: "GS binnen een periode van een jaar te laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het bedrijventerrein Volker Stevin te Spaarndam te verplaatsen naar de locatie NV Afvalzorg nabij Halfweg (vm. Rutte-terrrein)." De voorzitter: Aangezien motie 26-24 door het college is overgenomen, maakt zij geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-10. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb tijdens de beantwoording al aangegeven dat wij van Zuid-Holland zekerheid hebben gekregen met betrekking tot de mogelijkheid om deze 2000 woningen te faciliteren. Dienovereenkomstig is het amendement overbodig en moeten wij aanneming ervan ontraden. De heer Nawijn (VVD): Hoe zit het met de termijn van 2015? Waarop is het bericht gebaseerd dat de staten van Zuid-Holland ermee akkoord zijn?
219
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De stand van zaken in verband met de staten van Zuid-Holland is gebaseerd op ambtelijke informatie die mij tijdens de vergadering is aangereikt. In de memorie van antwoord die het college heeft verstuurd, is deze locatie aangeduid als beschikbaar voor 2000 woningen voor het Noord-Hollandse.
De heer Graatsma (SP): Wij zijn voor beide amendementen. Bij amendement 26-11 moet iedereen goed weten dat de vervuilde grond geen eigendom is van de campinghouder maar van de rijksoverheid. Slechts in de samenvatting van het rapport van Oranjewoud is er sprake van ernstige vervuiling. In het rapport zelf is daar niets over terug te vinden.
De heer Nawijn (VVD): Wij geven het college ons vertrouwen. Het signaal is gegeven en wij kunnen het amendement intrekken.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb het rapport zelf niet gelezen. Ik weet wel dat in alle rapportages melding wordt gemaakt van ernstige vervuiling en dat die vervuiling te wijten is aan de uitbater van de camping. Degene die verantwoordelijk is voor de vervuiling, moet betalen voor de sanering. Wie de eigenaar van de grond is, is voor mij minder relevant. Het kan zijn dat de grond is verworven in een periode voorafgaand aan het tijdperk van verklaringen van schone grond. Het is ook mogelijk dat je via ondergrondse stromingen wordt geconfronteerd met de vervuiling van een ander.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik dank u. Als de staten van ZuidHolland onverhoopt anders mochten besluiten, dan kom ik hierop in de eerstvolgende commissievergadering terug. De voorzitter: Aangezien amendement 26-10 is ingetrokken, maakt het geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Het woord is aan de heer Meijdam over de amendementen 26-11 en 26-27. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college ontraadt beide amendementen. De omvang van de camping, de mate van bodemsanering, de toekomstige nadelige ecologische effecten en de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn vervat in de randvoorwaarden van het streekplan. Al die elementen worden beoordeeld op het moment dat er een uitbreidingsplan voor de camping komt. Daarenboven is het college van oordeel dat het principieel ongewenst is om mensen te belonen voor onwettig gedrag. Maatschappelijk gezien is het echter nog veel onverantwoorder om bodemsanering ten laste van de samenleving te laten komen als de vervuiler in staat is om te betalen. De heer Poelmann (D66): Er wordt gezegd dat volgens het rapport van Oranjewoud bodemsanering niet noodzakelijk is. Hoe zit dat? De voorzitter: Er is nu geen gelegenheid meer voor het stellen van nadere vragen. U kunt een stemverklaring afleggen.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Schneiders (PvdA): Wij steunen amendement 26-27. Het illegale gedrag dat hier kennelijk aan de orde is geweest, moet niet gehonoreerd worden met planologische faciliteiten. De heer Poelmann (D66): Gelet op de informatie van de gedeputeerde en van de heer Graatsma, stemmen wij alsnog niet voor amendement 26-11. Wij gaan voor amendement 26-27. In stemming komt amendement 26-27. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement met 36 stemmen voor en 39 tegen is verworpen. In stemming komt amendement 26-11. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de fractie-Kruijmer en AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en
220
die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-13. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is verheugd dat de betrokken fracties nieuwe zoeklocaties voor waterberging aan de bestaande willen toevoegen. Wij willen het dan ook overnemen. De voorzitter: Aangezien amendement 26-13 is overgenomen, maakt het geen onderdeel besluitvorming meer uit. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-14. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Hiermee wordt een geschil in de boezem van het college blootgelegd. De meerderheid van het college is ertegen. Naar analogie van de wijze waarop wij de zoeklocaties voor bedrijventerreinen hebben bejegend, zijn wij van oordeel dat een locatie niet bevoordeeld mag worden. Het is een kwestie van alle vier de locaties of van geen enkele. Er kan niet op voorhand worden aangegeven dat een locatie wordt uitverkoren. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. Mevrouw Nagel (CDA): Wij hebben het over de uitwerkingen van het streekplan, maar het is ook een tijd van politieke uitspraken. In deze fase van de besluitvorming moeten die gestand gedaan worden. De heer Koetsier (GroenLinks): Ik maak hier bezwaar tegen. Het lijkt erop dat de discussie wordt hervat. De voorzitter: Mevrouw Nagel, u dient zich te beperken tot een stemverklaring. Mevrouw Nagel (CDA): Die heb ik gegeven. De heer Schneiders (PvdA): Wij zullen dit amendement niet steunen omdat wij het onderzoek naar Purmermeer af willen wachten.
PS 17 februari 2003
De heer Poelmann (D66): D66 is sterk gekant tegen bebouwing van de Zuidpolder. Wij zijn tegen dit amendement. Als het wordt aangenomen, vraag ik nu reeds aantekening op dit punt. In stemming komt amendement 26-14. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement met 39 stemmen voor en 37 stemmen tegen is aangenomen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-15. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De meerderheid van het college is van mening dat dit amendement niet aangenomen moet worden. Het bedrijventerrein is voldoende verzekerd met de bepaling dat er, als men aan de hoeveelheid ruimte wil knabbelen, elders vervangende ruimte moet worden gevonden. Als die ruimte niet wordt gevonden, gaat het feest niet door. Als die ruimte er wel is, kan het traject worden vervolgd, waarbij de resultaten van de milieuonderzoeken ten volle meewegen. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Graatsma (SP): Ik ben bang dat aanvaarding van dit amendement het einde van de Wijkermeer betekent. In stemming komt amendement 26-15. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement met 41 stemmen voor en 34 tegen is aangenomen. De heer Poelmann (D66): Bij de vorige stemming heb ik geteld dat er 19 leden van de fractie van de VVD zijn, 14 van de fractie van het CDA en 5 van de partijen op de achterste rij. Dat zijn er volgens mij 38. Bij zo'n nipte stemming kan wel eens een hand verkeerd geteld worden. Ik verzoek u, dit voorstel opnieuw in stemming te brengen. De heer Beemsterboer (CDA): Ook 3 leden van het college hebben voor
221
gestemd. Er was geen verschil van 2, maar van 4 stemmen. De heer Poelmann (D66): De uitslag was 39 om 37. Er zijn 76 leden aanwezig. Ik heb u mijn rekensom gegeven. Ik verzoek om herstemming. De voorzitter: Er mag geen enkel misverstand bestaan over de uitslag. Gezien het geringe verschil moet ik het verzoek van de heer Poelmann honoreren. Amendement 26-14 komt opnieuw in stemming. De voorzitter: Ik constateer dat dit amendement opnieuw met 39 stemmen voor en 37 tegen is aangenomen. Ik complimenteer de stemmentellers. Het woord is aan de heer Meijdam over de amendementen 26-16 en 26-31. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college heeft hier lang over gesproken. Gegeven de discussie over de volkstuinen in Naarden was het van groot belang om hierin een consistente lijn te volgen. De ligging van de Naardense volkstuinen aan de zijde van de stedelijke bebouwing heeft ons ertoe gebracht om dat gedeelte tot het stedelijk gebied te rekenen. Hier liggen de volkstuinen aan de overzijde van de snelweg en zijn geen geïntegreerd deel van het stedelijk gebied. Wij zijn voor amendement 26-31. Als dit wordt aangenomen, is amendement 26-16 niet langer van toepassing. De voorzitter: Aangezien amendement 26-31 door het college is overgenomen, maakt het geen onderdeel van besluitvorming meer uit. Aangezien amendement 26-31 door het college is overgenomen, komt amendement 26-16 te vervallen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-17. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college heeft tijdens de commissiebehandeling en in de navolgende sessies in de staten uitgebreid aangegeven te kunnen instemmen met het
PS 17 februari 2003
voorstel om Velserend binnen de rode contour te halen. Dit betekent dat wij tegen dit amendement zijn. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): Wij zijn voor een goede ontwikkeling van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Echter, gelet op de huidige situatie op het terrein en de mogelijkheden die het streekplan biedt om er uiteindelijk iets beters van te maken, stemmen wij toch tegen dit amendement. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij zijn heel blij dat de ChristenUnie dit amendement gemaakt heeft. Wij zullen er van harte voor stemmen. In stemming komt amendement 26-17. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP en een lid van AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is verworpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-18. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college heeft hier een gedifferentieerd oordeel over. Er wordt getracht, twee onderwerpen die naar ons oordeel niet verenigbaar zijn, onder een noemer te brengen. De meerderheid van het college kan zich vinden in de capaciteitsuitbreiding van de ligplaatsen zoals vermeld onder 1. Het onder 2 gestelde verdraagt zich niet met landelijke regelgeving, te weten te hanteren vrijwaringszones rondom IJsselmeer in verband met bebouwing en veiligheidsvoorschriften. Wij vragen de indieners om het tweede punt te schrappen opdat het college het amendement kan overnemen. De heer Bezemer (ChristenUnie/SGP): Ik geef er de voorkeur aan, het amendement gesplitst in stemming te brengen. De voorzitter: Dat kan.
222
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij zijn in ieder geval tegen het eerste besluit omdat dit alleen bedoeld is om de uitbreiding van de camping in Uitdam mogelijk te maken. Wij voelen veel voor het tweede punt, maar als dit in strijd is met landelijke regelgeving, zullen wij ertegen moeten stemmen. In stemming komt het eerste besluit van amendement 18. De voorzitter: Ik constateer dat dit deel van amendement 18 met 41 stemmen voor en 34 tegen is aangenomen. In stemming komt het tweede besluit van amendement 18. De voorzitter: Ik constateer dat het aanwezige lid van de fractie van de ChristenUnie/SGP voor dit deel van amendement 18 heeft gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-19. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De consequentie van het aannemen van dit amendement is dat het totale streekplan moet worden herzien en er op alle vitale punten een andere koers moet worden gevaren. Het college staat dat niet voor en is derhalve tegen het amendement. In stemming komt amendement 26-19. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, D66 en AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-20. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen is een zorg die het college
PS 17 februari 2003
deelt met de indieners. De concrete bijdrage van ieder bouwproject aan de beschikbaarheid van deze woningen is dusdanig ongedefinieerd dat wij daar geen enkele kant mee op kunnen. Om die reden is het college tegen het amendement, zonder overigens die categorie te weinig aandacht te willen geven in de uitwerking van het streekplan. De heer Van der Paard (PvdA): Het niet bouwen van dit soort woningen is een probleem in vrijwel alle steden. Ik dring erop aan dat GS dit amendement overnemen. Dit is een zeer acuut probleem. Mevrouw Nagel (CDA): En als wij er een motie van maken? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het strookt met de beleidsintenties van GS dat de staten in algemene zin uitspreken dat het college nader onderzoekt, op welke wijze een voldoende aantal betaalbare huur- en koopwoningen beschikbaar kan komen. Dan laten wij open of dit gerelateerd moet worden aan elk toekomstig bouwproject. Dit betekent dat het woord "besluit" wordt vervangen door "spreken als hun mening uit dat het college dient te onderzoeken op welke wijze een voldoende voorraad aan betaalbare huur- en koopwoningen kan worden gerealiseerd." Deze opdracht kan het college uitwerken en daarover kan nader gerapporteerd worden aan de staten. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij proberen via de tekst van het streekplan een aantal zaken te regelen. Ik houd vast aan mijn amendement. Er is niets mis met dit soort mooie moties, maar die kunnen in elke statenvergadering aangenomen worden. In stemming komt amendement 26-20. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, GroenLinks, D66, de SP, de fractie-Kruijmer, de ChristenUnie/SGP en AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige
223
fracties ertegen, zodat het is aangenomen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik stel voor, dat een volgend college de vraag aan de commissie voorlegt op welke wijze uitvoering aan dit nobele voornemen moet worden gegeven. De heer Prins (GroenLinks): Misschien kan er een gedeputeerde Volkshuisvesting aangesteld worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Die is er. Het was u misschien ontgaan, maar dat doe ik al vier jaar. De voorzitter: Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-21. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het zal duidelijk zijn dat wij hier niet mee uit de voeten kunnen. Het strookt niet met onze beleidsintenties. Wij willen er nu voor zorgen dat er geen belemmeringen worden opgeworpen voor een toekomstige herontwikkeling van het banenstelsel van de luchthaven. De heer Poelmann (D66): De fractie van D66 is tegen dit amendement omdat zij het niet onmogelijk wil maken dat in de toekomst door het aanleggen van nieuwe banen andere banen gesloten c.q. beperkt gebruikt kunnen worden, waardoor veel minder mensen hinder ondervinden. De heer Schneiders (PvdA): Wij zijn van mening dat Schiphol zich moet houden aan de vastgestelde milieu- en veiligheidsnormen. Verder vinden wij het zeer onverstandig om blokkades te leggen op een eventuele verlegging van het banenstelsel. In stemming komt amendement 26-21. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-22.
PS 17 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Parafraserend op een bekend gezegde: wij moeten geen nieuwe schoenen weggooien voordat wij de oude hebben versleten. Wij zetten in op de Fokkerweg als eerste optie voor de aantakking A9/N201. Wij sluiten echter niet uit dat er een moment kan aanbreken dat de haalbaarheid daarvan zo in discussie komt dat andere opties overwogen moeten worden. In verband daarmee willen wij het tracé voor de N522 graag indicatief op de kaart laten staan, zonder overigens iets af te doen aan ons streven om de Fokkerweg het uiteindelijke resultaat te laten zijn. De heer De Jong (PvdA): De fractie van de PvdA is tegen dit amendement. Wij zijn tegen de doorsnijding van de Bovenkerkerkpolder, maar de pijl in het streekplan maakt ook het door ons voorgestelde Middenwaard-tracé mogelijk. Bij een vorige gelegenheid hebben GS aangegeven, deze suggestie serieus te zullen bezien. Als het amendement wordt aanvaard, wordt daarmee ook deze variant onmogelijk gemaakt. De heer Poelmann (D66): Wij willen deze schoenen absoluut niet. Wij vinden ze lelijk. Een doorsnijding van de Bovenkerkerpolder met een ander tracé dan de Fokkerweg is voor ons onaanvaardbaar. In stemming komt amendement 26-22. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de fractie-Kruijmer en de ChristenUnie/SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. De heer Bruijn (PvdA): Voorzitter. Vier leden hebben zich van stemming onthouden. De heer Van Rikxoort (D66): Dat is een kwestie van uitdroging.
224
De heer Poelmann (D66): Het ligt aan het uur van de dag. Men begrijpt wat ons stemgedrag was geweest als wij alert waren geweest. De voorzitter: Alle burgers zullen dit begrijpen. Het woord is aan de heer Meijdam over amendement 26-23. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij willen de toren in de rode contour houden en het verdere landschap daarbuiten leggen. Ik stel dan ook voor, het amendement in die zin te wijzigen. De heer Van Rikxoort (D66): Waarom? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij vinden het aanvaardbaar dat op de plek van de huidige bebouwing toekomstige verstedelijking zal plaatsvinden. Als het omringende gebied erbij wordt getrokken, is er sprake van een te grootschalige aantasting van het landschap. De heer Nawijn (VVD): Wij blijven tegen dit amendement. Meer bebouwing dan nu wordt aangegeven, is niet wenselijk. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij accepteren het wijzigingsvoorstel van GS. De heer Koetsier (GroenLinks): Kan de heer Meijdam exact aangeven wat hij bedoelt? Wil hij de toren binnen de rode contour en het museum niet? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het omliggende landschap. Niemand wil met z'n vingers aan het museum komen. Er staat een silo en wij vinden op het terrein van die silo toekomstige verstedelijking aanvaardbaar. Het verdere landschap willen wij graag ten behoeve van het aanzicht van het gemaal en het museum intact laten. Bij nadere overweging willen wij daar geen verdergaande verstedelijking toelaten. De voorzitter: Amendement 26-23 is in deze zin gewijzigd.
PS 17 februari 2003
In stemming komt het gewijzigd amendement 26-23. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, het CDA en de SP en het lid Humalda van de fractie van de VVD voor dit gewijzigd amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is aangenomen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen het voorstel. De locatie Zuidpolder is in eerdere aanleg al aangewezen, maar het schrappen van locaties is voor ons niet aan de orde om redenen zoals genoemd bij de motie over de Zuidpolder. In stemming komt amendement 26-25. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, AOV/OU55+ en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fractie ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-26 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dit amendement betreft de planningsopgave in Waterland. Voorgesteld wordt om de locaties Dollard en Oosthuizerweg te schrappen als bedrijfsterreinlocaties, en om een gefaseerde aanpak van accommodatie aan bedrijfsterreinen te volgen. Het college is in meerderheid tegen dit amendement, omdat de aangegeven bedrijfsterreinen zijn gebaseerd op behoefteonderzoek. De indruk bestaat dat een en ander in overeenstemming is met elkaar. In stemming komt amendement 26-26. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
225
Voor het standpunt van het college over amendement 26-28 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben het amendement drie keer gelezen, maar omdat wij het niet begrijpen, hebben wij het terzijde gelegd. Om die reden zijn wij tegen het amendement. In stemming komt amendement 26-28. De voorzitter: Ik constateer dat het amendement met 36 stemmen voor en 40 stemmen tegen is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-29 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Op zichzelf is het college niet tegen de voorgestelde voorziening. Wij vinden echter dat wij enigszins in de pas moeten blijven lopen met de realiteit. Wij zijn er niet van overtuigd dat opname van deze voorziening in het streekplan zal leiden tot realisering ervan. Om die reden zijn wij tegen het amendement.
en voor de bevolking kunnen worden weggenomen. Dat vinden wij van een dusdanig gewicht, dat wij tegen dit amendement zijn. In stemming komt amendement 26-30. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-32 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen het amendement over de driehoek A4/A5/A9, omdat de passage in het streekplan zowel recht doet aan de wens van de staten om het gebied zoveel mogelijk in te vullen en in de greep te houden als aan de situatie die is gerezen ten aanzien van de betrokken onderneming, het Chipsholproject. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
In stemming komt amendement 26-29. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de ChristenUnie/SGP, Ned. Mob., AOV/OU55+, het CDA en de fractieKruijmer voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-30 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij denken dat het noodzakelijk is om deze uitleglocaties te handhaven. Bovendien wordt er nog gewag gemaakt van het KNSF-terrein, waaraan ook in het vorige streekplan al een verstedelijkte functie was toegekend. Daarenboven zal het realiseren van woningbouw aldaar het directe gevolg hebben dat de kruitfabriek te Muiden kan worden geamoveerd, waarmee de veiligheidsrisico's rond de A1
PS 17 februari 2003
De heer Van Rikxoort (D66): Dit punt is overbodig geworden. Wij hebben in het algemeen de bevoegdheid ten aanzien van de uitwerking naar de staten getrokken. Maar op één gebied is er een toezegging gedaan op basis waarvan de staten daar niet opnieuw over hoeven te vergaderen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het amendement gaat nadrukkelijk over een partiële streekplanherziening. Ik heb in de gedachtewisseling met u nadrukkelijk vastgesteld dat het naar de staten toehalen van de zaak niet ging om partiële streekplanherzieningen, maar om een bespreking van de voorgestelde uitwerking door het college. In stemming komt amendement 26-32.
226
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, D66, de SP …. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb een vraag aan de staten. De heer Van der Paard (PvdA): De stemming is gaande, dat kan niet. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U handelt in strijd met uw eerdere uitspraken. De heer Van der Paard (PvdA): Dat is dan zo. Wij zijn nu aan het stemmen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik vraag om een schorsing. De heer Poelmann (D66): Wij zitten midden in een stemming. Het is raar om dan te schorsen. De voorzitter: Maar als iemand om herstemming vraagt, moet ik dat ook toestaan. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Excuus voor mijn tijdens de stemming ongebruikelijke verzoek om schorsing. Ik was verbaasd, omdat ik in eerdere instantie van gedachten heb gewisseld met de heer Van Rikxoort over de vraag of uitwerkingsgebieden als partiële herziening behandeld moeten worden of de uitwerking daarvan ter besluitvorming moet worden voorgelegd aan de staten. Wij hebben vastgesteld dat de uitwerking ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de staten. Dat gebeurt dus, ook de uitwerking van dit gebied. Dan moeten wij geen partiële herziening invoeren. Ik had tijdens de stemverklaring de indruk dat wij het daarover eens waren. Daarom verbaasde mij het verloop van de stemming. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
PS 17 februari 2003
De heer Breunissen (GroenLinks): In de commissie heeft de gedeputeerde toegezegd dat geprobeerd zal worden, dit via een partiële herziening te regelen. Bij nader inzien bleek dat onmogelijk vanwege het commitment van de provincie aan een bepaald bedrijf. Ik probeer via dit amendement te regelen dat besluiten over dat gebied alsnog via een partiële herziening worden genomen. Dat wil eigenlijk iedereen. Via deze formulering kunnen wij goed aan die verplichting voldoen. Het heeft dan ook weinig te maken met de eerdere discussie met de heer Van Rikxoort. De heer Kraak (VVD): Gehoord de uitleg van de gedeputeerde en de verduidelijking ten opzichte van de discussie met de heer Van Rikxoort en de toezegging die is gedaan, is mijn fractie ervan overtuigd dat ook dit punt daaronder kan vallen. Het hoeft dus niet partieel geregeld te worden. De heer Van Rikxoort (D66): Wat ons betreft, is dit amendement, gegeven de afspraak, overbodig geworden. De volgende staten kunnen, als de hoofdlijnen en essentiële beleidslijnen aan de orde zijn, bepalen of een herzieningsprocedure nodig is. Op dit moment kan dat niet. De heer Van der Paard (PvdA): Er staat nadrukkelijk in het amendement dat Badhoevedorp-zuid erbuiten valt. De fractie van D66 zet ons nu op het verkeerde been. Wij waren geneigd om voor het amendement te stemmen, maar nu is het te mistig. Gezien het verhaal van een van de indieners, moeten wij dit niet doen. De heer Van Rikxoort (D66): Mijn stemverklaring was op één punt wellicht niet duidelijk. Alle bevoegdheden voor het vaststellen van de hoofdlijnen en essentiële beleidslijnen zijn nu aan de staten. Wij hoeven er geen herziening van te maken, want die bevoegdheden zijn dus al aan de staten. Een eventuele herziening gaat alleen over de wettelijke inspraakprocedure en dergelijke. De heer Breunissen (GroenLinks): Dat is niet niks. Iedereen, ook het college, is het
227
erover eens dat er in dit gebied ingrijpende dingen gebeuren. Het is dan ook van buitengewoon groot belang dat de procedure van de partiële herziening wordt gevolgd. In stemming komt amendement 26-32. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-33 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is niet voor dit amendement in verband met het in het streekplan opgenomen beleid ten aanzien van Assendelft en de woningbouwtaakstelling aldaar. In stemming komt amendement 26-33. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de SP voor het amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-34 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen dit amendement, omdat het de volledige systematiek van het streekplan onderuithaalt. Als dit wordt gevolgd, zijn wij weer terug bij dubbele beroepsprocedures en wordt ingezet op sterke vertraging in de uitvoering van het streekplan. In stemming komt amendement 26-34. De voorzitter: Ik constateer dat het aanwezige lid van de fractie van de SP voor dit amendement heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
PS 17 februari 2003
Voor het standpunt van het college over amendement 26-35 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is hier om eerder aangegeven redenen tegen. Zoekgebieden voor de waterberging dienen, zoals overeengekomen, voor de daarvoor bepaalde termijn te worden gehandhaafd in het streekplan. In stemming komt amendement 26-35. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, AOV/OU55+ en de fractie-Kruijmer voor het amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-36 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is in meerderheid tegen het schrappen van deze studie, omdat deze de voors en tegens in beeld moet brengen. De heer Breunissen (GroenLinks): In het dictum zit iets dubbels, maar wij zijn in ieder geval tegen een regionaal bedrijventerrein in de Wijdewormer. Daarom zullen wij voor het amendement stemmen. De heer Van Rikxoort (D66): De fractie van D66 zal tegenstemmen, omdat eerst een uitwerking is gericht op het zoeken van bedrijvenlocaties. Op dit moment zijn wij tegen deze locatie. In het streekplan wordt daarover echter geen besluit genomen. De heer Le Belle (D66): Een ander deel van de fractie van D66 is tegen bestemming van de Wijdewormer als bedrijventerrein en zal dus het amendement steunen. De heer Schneiders (PvdA): Wij zijn voor dit amendement, omdat het spoort met onze opvatting dat in het streekplan
228
voldoende hectares bedrijventerreinen zijn opgenomen. Mevrouw Nagel (CDA): Wij zijn voor dit amendement, omdat wij deze polder willen vrijwaren. In stemming komt amendement 26-36. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, het CDA, de SP, AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP, de fractie-Kruijmer en twee leden van de fractie van D66 voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is aangenomen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-38 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen dit amendement. Wij beijveren ons al jaren voor de realisering van de zeesluis en hopen dat wij in de komende periode snel resultaat zullen boeken. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Le Belle (D66): Ik ben er vooralsnog niet van overtuigd dat de nieuwe grote zeesluis nodig is en nog veel minder van de financiële haalbaarheid ervan, dus ik steun dit amendement. In stemming komt amendement 26-38. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP en de heer Le Belle van de fractie van D66 voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-39 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het mag duidelijk zijn dat het college hier niet voor is. Wij hebben een zorgvuldig traject afgesproken voor de bejegening van de waterproblematiek in
PS 17 februari 2003
de provincie. Wij treden met het pakket nu de samenleving tegemoet. Aan de hand van de reacties wordt de balans opgemaakt. De staten hebben hun prioriteiten en voorkeuren duidelijk aangegeven. Daarmee zal in de uitwerking rekening worden gehouden. De zoekgebieden zijn in tijd beperkt. Daarmee is een veiligheidsklep aangebracht die alle waarborgen biedt waar de staten naar zoeken. In stemming komt amendement 26-39. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, AOV/OU55+ en de fractie-Kruijmer voor het amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-40 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Na de verwerping van het amendement waarin werd verzocht om de aansluiting in de Bovenkerkerpolder van de kaart te schrappen, is dit amendement overbodig. Het college is tegen. In stemming komt amendement 26-40. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+, de fractie-Kruijmer en vier leden van de fractie van D66 voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over amendement 26-42 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college ontraadt dit amendement waarin wordt voorgesteld om het genoemde aantal woningen te schrappen. Dit zou de gemeenten, die toch al niet eensgezind optrekken, in volstrekte verwarring achterlaten. Wij hechten aan een duidelijke formulering van onze inzet en willen uiteindelijk aan de
229
hand van de structuurvisie het werkelijke aantal bezien. In stemming komt amendement 26-42. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, AOV/OU55+ en de fractie-Kruijmer voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-1 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het college is tegen deze motie. De in het streekplan opgenomen behoefte komt niet uit de lucht vallen. Op basis van onderzoek en met de commissie ELE afgestemde spelregels is er een raming opgesteld. Deze is ook bekrachtigd. Een gedeelte van de hectares is toegewezen. Een relatief klein deel moet nog worden gezocht. Wij willen de taakstelling dan ook handhaven. Daarnaast is standaard uitgangspunt van het college dat de terreinen, als zich geen behoefte aandient, ook niet in ontwikkeling zullen worden genomen. In stemming komt motie 26-1. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP en de ChristenUnie/SGP en twee leden van het college voor deze motie hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-2 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is voor deze motie. In stemming komt motie 26-2. De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. Voor het standpunt van het college over motie 26-3 is het woord aan de heer Meijdam.
PS 17 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij zouden ons gehele streekplanbeleid ontkrachten als wij alvorens tot uitvoering over te gaan, zouden uitspreken dat onze locaties niet haalbaar zijn en wij derhalve naar alternatieven moeten zoeken. Dat is onwerkelijk. Wij hechten er toch aan om op stap te gaan met onze locaties. Via motie 26-2 is verzekerd dat wij, als wij tegen een muur aanlopen, opnieuw met de staten in gesprek gaan. Maar het lijkt ons wat prematuur om nu al alternatieven te zoeken terwijl wij nog niet begonnen zijn. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Breunissen (GroenLinks): In de tekst is het woord "aanvullend" vervangen door "alternatief". Het gaat dus vooral om alternatieven voor andere uitleglocaties. Met die kanttekening stemmen wij voor de motie. In stemming komt motie 26-3. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de VVD, D66, AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP, de SP en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. Voor het standpunt van het college over motie 26-5 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De discussie over de rode contouren heeft de gehele streekplanbehandeling gedomineerd. Op zichzelf begrijpen wij dat, maar in de voorgestelde vorm is het nogal ongedefinieerd. Bij toepassing van het begrip "ruimhartig" wordt het voor het college bijzonder lastig om aan te geven waar ruimhartigheid over de grenzen van het aanvaardbare heengaat. Om die reden is het college hier geen voorstander van. In stemming komt motie 26-5.
230
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met 31 stemmen voor en 43 stemmen tegen is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-6 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is in meerderheid tegen een derde ringweg. Dit zou zich ook niet verdragen met onze andere plannen en de wijze waarop zij tot op dit moment tot stand zijn gebracht.
De heer Meijdam (lid van provinciale staten): Voorzitter. De grootst mogelijke meerderheid van het college is voor deze motie. Ik vind aanneming ervan niet verstandig, omdat ik van mening ben dat de Aetsveldsepolder niet aan snee moet komen, als wij de 5000 woningen met inachtneming van de groene buffer en voldoende kwaliteit, in de Bloemendalerpolder kwijt kunnen. Als dat niet mogelijk is, lijkt een reserveoptie mij echter verstandig.
De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De voorzitter: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van stemverklaringen.
De heer De Jong (PvdA): De PvdA-fractie is tegen dit voorstel, omdat zij geen derde ringweg wil. Bovendien impliceert het dat de gehele besluitvorming over de N201 moet worden overgedaan, want dit vereist een compleet nieuw plan. Dat kan een maand geleden niet de bedoeling van de staten zijn geweest.
De heer Poelmann (D66): Voorzitter. Wij zijn voor het dictum van deze motie, maar wij plaatsen de duidelijke kanttekening dat de fractie van D66 geen taakstelling ziet voor 5000 woningen in de Bloemendalerpolder, genoemd in de derde overweging. In stemming komt motie 26-7.
Mevrouw Nagel (CDA): Ik wijs erop dat wij weliswaar een derde ring noemen, maar niet als een rijksweg maar als een provinciale weg. De heer De Jong (PvdA): Dat doet aan mijn stemverklaring niets af. De heer Beemsterboer (CDA): Voorzitter. Volgens mij gaat de heer De Jong nu in debat. De heer Koetsier (GroenLinks): Mevrouw Nagel ging in debat. De voorzitter: De verveling slaat toe. In stemming komt motie 26-6. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA, de heer Raasveld van de fractie van de VVD en mevrouw Klijn van het college voor deze motie hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-7 is het woord aan de heer Meijdam.
PS 17 februari 2003
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, het CDA, de SP, de ChristenUnie/SGP, D66 en de fractieKruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. Voor het standpunt van het college over motie 26-8 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Het college is voor deze motie over het verbinden van een termijn aan de waterberging. De voorzitter: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van stemverklaringen. De heer Van Rikxoort (D66): Wij zullen tegen deze motie stemmen, want het gaat om de kwaliteit van de besluitvorming. Als deze te veel onder druk staat, zo hebben wij bij het streekplan kunnen constateren, kan het misgaan. Het is niet bezwaarlijk als de discussie over de waterberging in Nederland en het eventueel teruggeven
231
van land aan water wat langer duurt dan tot 1 januari.
Voor het standpunt van het college over motie 26-11 is het woord aan de heer Meijdam.
In stemming komt motie 26-8. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, het CDA, de SP, ChristenUnie/SGP en de VVD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. Voor het standpunt van het college over motie 26-9 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De meerderheid van het college is niet voor deze motie, omdat recent is besloten om de Thamerpolder te bestemmen voor de functie groen. Op grond daarvan zijn middelen aangevraagd bij het rijk. Eventueel latere besluitvorming waarin deze polder nog in aanmerking komt als veilingterrein wordt hierdoor niet onmogelijk gemaakt. Wij hebben dan ook geen behoefte aan onderzoek. In stemming komt motie 26-9. De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met 35 stemmen voor en 38 stemmen tegen is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-10 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is het college niet volstrekt duidelijk wat het moet doen als deze motie wordt aangenomen. Om die reden zijn wij ertegen. In stemming komt motie 26-10. De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met 36 stemmen voor en 37 stemmen tegen is verworpen. De heer Poelmann (D66): Klopt het totale aantal? De voorzitter: Er is één stem minder dan bij de vorige stemming, maar er gaan ook mensen weg.
PS 17 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het begrip "maatschappelijke en normatieve elementen" is zo open, dat wij niet weten op welke wijze wij daaraan invulling moeten geven. Wij zijn dan ook tegen deze motie. In stemming komt motie 26-11. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, D66, de SP, AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-12 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn tegen het opnieuw opnemen van de groene contouren. In een gedachtewisseling met de heer Breunissen heb ik al uiteengezet op grond waarvan. Het college is derhalve tegen deze motie. In stemming komt motie 26-12. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de SP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-13 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is hier evenzeer tegen. Wij promoten de intensivering van de benutting van het stedelijk gebied actief via de verstedelijkingsafspraken, de inzet van de ISV-gelden en de persoonlijke coaching van gemeentes. Wij vinden dat voldoende en hebben geen behoefte aan additionele middelen. In stemming komt motie 26-13.
232
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-14 is het woord aan de heer Meijdam.
Voor het standpunt van het college over motie 26-16 is het woord aan de heer Meijdam.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen deze motie. Wij gaan hier niet over en daarnaast hebben wij geen behoefte aan studies naar extra woningbouwtaakstellingen in de Haarlemmermeer, omdat wij de taakstelling in het streekplan hebben geaccommodeerd.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-17 is het woord aan de heer Meijdam.
In stemming komt motie 26-14.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen deze motie. Het aardige is nu juist dat wij de Wijkermeerpolder kunnen aansnijden als de noodzaak daartoe aanwezig is. Het doen van een uitspraak over een periode waarbinnen dat niet mag, verdraagt zich niet met de mogelijke wijzigingen in de conjunctuur.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties en het gehele college ertegen, zodat zij is verworpen. De heer Visser (PvdA): Gezien een eerder aangenomen amendement moet er toch een studie plaatsvinden naar de Haarlemmermeer. De voorzitter: Dan moet u uw winst tellen. Voor het standpunt van het college over motie 26-15 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen deze motie. Het onderzoek naar de Uitweg is gaande. Wij willen op dit moment niet verder gaan dan aangeven dat wij de uitslag daarvan afwachten.
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is op basis van eerdere besluitvorming tegen aanneming van deze motie.
De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): Wij zijn om geheel andere redenen tegen deze motie. Wij vinden de ontwikkeling van de Wijkermeerpolder als bedrijfsterrein niet aan de orde de komende vier jaar en misschien daarna ook niet. De heer Schneiders (PvdA): Wij vinden de motie op zichzelf wel sympathiek, maar wij achten ons gebonden aan de motie-de Jong, die verwoord is in de tekst van het streekplan. De heer Breunissen (GroenLinks): Dit staat in uw verkiezingsprogramma.
In stemming komt motie 26-15. De voorzitter: Dat sluit elkaar niet uit. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, de ChristenUnie/SGP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
PS 17 februari 2003
De heer Breunissen (GroenLinks): Dus de PvdA acht zich niet gebonden aan haar verkiezingsprogramma. In stemming komt motie 26-17.
233
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+ en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-18 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college adviseert de staten, deze motie aan te houden, aangezien wij een mediatortraject zijn overeengekomen ten aanzien van de besluitvorming rondom het Mediapark. De motie is op dit moment niet aan de orde. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik heb geen behoefte, de motie aan te houden. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Poelmann (D66): De staten zijn verder niet gebonden aan mediation of wat dan ook. De D66-fractie wenst geen weg over de hei naar Hilversum. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Als de motie toch in stemming wordt gebracht, zal ik handelen overeenkomstig het eerder door mij ingenomen persoonlijke standpunt. De heer Graatsma (SP): Ik sluit mij aan bij de stemverklaring van de heer Poelmann. In stemming komt motie 26-18. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA, 8 leden van de VVD en 3 leden van het college tegen deze motie hebben gestemd en de overige aanwezige leden ervoor, zodat zij is aangenomen. Voor het standpunt van het college over de gewijzigde motie 26-19 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Om eerdergenoemde redenen en vanwege het volstrekt ontbreken van
PS 17 februari 2003
middelen aan rijkszijde om dit te financieren, zijn wij tegen de motie. In stemming komt de gewijzigde motie 2619. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66 en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-20 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen deze motie, omdat het van oordeel is dat het recreatieschap Spaarnwoude en de Sloterplas, zonder dat de Sloterplas is uitgewerkt in een ingericht groengebied, niet onder één beheersnoemer kunnen worden gebracht. In stemming komt motie 26-20. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, AOV/OU55+, de ChristenUnie/SGP, een aantal leden van de VVD-fractie en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat zij is aangenomen. Voor het standpunt van het college over motie 26-21 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik heb al eerder aangegeven dat het college geen behoefte heeft aan deze motie, omdat het van oordeel is dat met de vaststelling van een nieuw streekplan, een oud streekplan niet langer rechtsgeldig is en dat de beroepszaken die daartegen zijn aangespannen dientengevolge, zo zij al verder behandeld worden, in elk geval slechts een effectuering in het nieuwe streekplan hebben, als de staten dat expliciet willen, en niet als automatisme. In stemming komt motie 26-21.
234
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-22 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is ook niet voor deze motie. Het is de bedoeling dat in dit streekplangebied de behoefte aan bedrijventerreinen wordt geaccommodeerd. Onze opvatting over het schuiven voordat wij weten of dit al dan niet haalbaar is, is hetzelfde als ten aanzien van het al aangeven van alternatieve woningbouwlocaties alvorens is vastgesteld of de huidige locaties wel of niet beschikbaar zijn. In stemming komt motie 26-22. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie/SGP, AOV/OU55+, GroenLinks en de fractie-Kruijmer voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. Voor het standpunt van het college over motie 26-23 is het woord aan de heer Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het college is tegen deze motie. De staten hebben zich inmiddels duidelijk uitgesproken over wat zij wel en niet willen aantreffen in Velsen. Op die grond zijn wij niet voor deze motie.
De vergadering wordt van 01.03 uur tot 01.05 uur geschorst. De voorzitter: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van stemverklaringen over het streekplan Noord-Holland-zuid. De heer Breunissen (GroenLinks): Wij hebben het streekplan onevenwichtig genoemd en wij hebben een aantal voorstellen gedaan om die onevenwichtigheid te verminderen. Wij zijn heel blij dat een aantal voorstellen het heeft gehaald, met name het voorstel over de sociale woningbouw, het verhaal over Amsterdam-noord, de uitspraak tegen wegen over en onder de hei en nog een aantal zaken. Er zijn echter ook belangrijke moties en amendementen van ons verworpen, met name over de doelstelling, het schrappen of faseren van een aantal uitbreidingslocaties, het weer toevoegen van de groene contouren, de extra inspanning van de provincie om de verdichtingsmogelijkheden bij gemeentes te ondersteunen en de woon-werkbalans. Mevrouw Rommel (VVD): Voorzitter. Is dit een stemverklaring? Mevrouw Veenis-Kaak (VVD): Voorzitter. Is dit een stemverklaring? De voorzitter: Ik denk dat het daarop neerkomt! De heer Breunissen (GroenLinks): Er zijn ook amendementen van andere partijen aangenomen waarmee wij bijzonder veel moeite hebben, vooral het belachelijke amendement om extra parkeerplaatsen bij de Zuidas aan te leggen.
In stemming komt motie 26-23. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PvdA, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. De heer Breunissen (GroenLinks): Ik verzoek voor de stemming over het streekplan om een korte schorsing.
PS 17 februari 2003
De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik maak hier bezwaar tegen. Over amendementen die door de staten zijn aangenomen, moet niet in kwalificerende termen zoals "belachelijk" worden gesproken. Dat is leuk aan de borreltafel, maar niet in de statenzaal. De voorzitter: Neemt u dat woord terug? De heer Breunissen (GroenLinks): Dat wil ik best doen. Het zal duidelijk zijn dat wij
235
weinig waardering hebben voor die motie. Onze conclusie is dat wij tegen het streekplan stemmen. De heer Poelmann (D66): Voorzitter. De fractie van D66 stemt in met het voorliggende streekplan met uitzondering van de besluitvorming over de Zuiderpolder bij Haarlem en de Zuidpolder bij Volendam, de Bloemendalerpolder, de Bovenkerkerpolder en de Wijkermeerpolder. De heer Le Belle tekent ook aan niet in te stemmen met de besluitvorming over de Assendelverpolders en de Zuiderscheg. De heer Kruijmer (fractie-Kruijmer): Ik ben tegen elk zoekgebied voor wateroverloop. Ik wil derhalve alle wateroverloopgebieden uit het streekplan schrappen.
eerdergenoemde onderdelen te hebben gestemd. De voorzitter: Nadat ik de vergadering heb gesloten, is er gelegenheid om de heer Meijdam te feliciteren. (applaus) De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van de zittingsperiode van deze staten. Sommigen zullen gewild, anderen ongewild hier niet terugkeren, anders dan op 19 maart. Ik wens degenen die ongewild niet terugkeren veel sterkte en degenen die gewild niet terugkomen veel plezier in een ander leven. Sluiting 01.12 uur.
De heer Graatsma (SP): In het streekplan staan aardige, leuke en zelfs prachtige dingen, maar de basisgedachte is voor ons onvoldoende om er voor te kunnen stemmen. Wij stemmen dus tegen. De heer Bruystens (AOV/OU55+): Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Kruijmer over de waterberging en ik maak een aantekening met betrekking tot de Zuiderpolder. Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Wij betreuren het dat sommige moties het niet gehaald hebben, maar wij stemmen in met het streekplan zoals het nu voorligt. Het voorstel wordt, met inachtneming van het gestelde in het gewijzigd amendement 26-1, de amendementen 26-43, 26-41, 265, en 26-6, het gewijzigd amendement 267, de amendementen 26-8, 26-13, 26, 14, 26-15 en 26-31 en amendement 26-18, het eerste besluit, de amendementen 2620. 26-23, 26-29 en 26-36, vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fracties van de SP en GroenLinks wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. Een aantal fracties wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden, tegen
PS 17 februari 2003
236
Titel:PS-notulen d.d. 10 en 17-02-2003 Datum:10-02-2003
PS 17 februari 2003
237