2
Eindwerk : Stoeispelen
Voorwoord In dit werk willen wij graag het thema zelfverdediging nl. stoeispelen bij kleuters eens dieper behandelen. In onze huidige maatschappij wordt zelfverdediging op school nogal vaak in een hoek gedrukt. De reden om deze activiteiten toch niet op school te geven zijn divers. We deden een rondvraag in verschillende klassen en kwamen tot de volgende conclusies : * * *
‘ Ik heb geen materiaal om aan zelfverdediging te doen, de matten en pakken zijn veel te duur.’ ‘ Ik heb er geen opleiding in gehad, ik weet er te weinig van af om zelfverdediging goed te geven.’ ‘ Zelfverdediging hoort niet thuis op school, er is al zoveel agressie in onze samenleving, laten we daar op school niet nog eens een schepje bovenop doen.’
Met dit werk willen wij echter het tegendeel bewijzen. Zelfverdediging kan zeker en vast in de klas nl. : * * *
‘ Er zijn geen judopakken en speciale matten nodig om aan stoeispelen te doen.’ ‘ Het kan worden gegeven door leerkrachten met een beperkte scholing. ‘Gedurende de lessen ervaren en zien de leerlingen het verschil tussen vechten (agressief) en stoeien (speels).’
Op deze laatste uitspraak gaan we dieper in. Veel mensen menen dat in onze huidige maatschappij kinderen heel veel geconfronteerd worden met geweld, vechten (vb. in films). Bovendien denken ze dat als er op school ook nog eens aandacht aan wordt besteed, de jeugd alleen maar meer vechtlustig zal worden. Wij willen echter bewijzen dat zelfverdediging op een pedagogisch verantwoorde manier kan gegeven worden. Wij willen zelfverdediging een plaats geven in de bewegingsactiviteiten. Het accent wordt wel op de speelse vormen gelegd. Wij willen op die manier enig tegenwicht bieden tegen de éénzijdige, agressieve manier waarin vechten in de huidige massamedia wordt voorgesteld. Omdat het thema zelfverdediging een heel ruim thema is denken we aan karate, worstelen, taekwando, sumo worstelen. We hebben beslist om judo en stoeispelen eruit te pikken, omdat die sprot kan gegeven worden aan kleuters en jonge kinderen. Tijdens onze andere stage willen we dan ook graag bewegingsactiviteiten rondom judo en stoeispelen in verschillende kleuterklassen geven. Zo geven we in de peuter – eerste en tweede kleuterklas stoeispelen en in de derde kleuterklas en eerste leerjaar laten we de kinderen kennis maken met voorbereidend judo.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
3
Eindwerk : Stoeispelen
We hebben het thema ‘ Stoeispelen’ gekozen om verschillende redenen: We vinden dat de kinderen in het algemeen veel nood hebben aan beweging. Kinderen stoeien heel graag en meestal is dat niet gepast in een school. Wij willen de kinderen de kans bieden om zich eens lekker uit de bol te laten gaan. Het is een uitdaging voor ons! We kenden het begrip ‘Stoeispelen’ vaag, maar we wilden ons verdiepen in het thema, zodat we de kinderen iets kunnen bijbrengen. Sinds we ons onderwerp gekozen hebben, krijgen we regelmatig de vraag wat stoeispelen precies zijn en dat was voor ons nog een extra stimulans om een eindwerk te maken rond het thema ‘Stoeispelen.’
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
4
Eindwerk : Stoeispelen
1.
Inleiding
Historiek omtrent ‘ Stoeispelen’ 1.1 Jiu – Jitsu de moeder van het Judo Judo is 118 jaar geleden geboren uit Jiu – Jitsi en wordt beschouwt als de moeder van judo. Jiu – Jitsu is verbonden met strijd en zover wij in de geschiedenis terug kunnen kijken, heeft de mens altijd gestreden. Een van de studenten van Jiu – Jitsu was Jigaro Kano.
1.2 Jigoro Kano de vader van het Judo Jigoro Kano werd geboren op 28 oktober in 1860.
Hij studeerde in Tokio en hield van sport.
Jigoro was eerder klein en niet sterk, daarom wou hij Jiu – Jitsu leren beoefenen. Deze kunst van zelfverdediging had de naam dat, eens men het onder de knie had, men een fysiek sterkere tegenstander kon overwinnen. Jigoro miste echter iets in de sport en vond dat de oude stijl van Jiu – Jitsu te sterk gericht was op vernietiging. Tijdens de oefeningen ontstonden er regelmatig ongelukken, mede door een gebrek aan ethiek (moraal tussen goed en kwaad) van de beoefening. Iedereen kon Jiu – Jitsu beoefenen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
5
Eindwerk : Stoeispelen
Kano voegde een nieuwe dimensie aan de sport toe : nl. de ‘ DO’. Hij ontwierp dus een andere manier van uitoefenen van Jiu – Jitsu en noemde het judo. ‘ DE ZACHTE WEG ‘. Hij maakte zijn technieken zo veilig, dat je ze kan toepassen in een oefengevecht zonder gedood te worden of zelfs maar geblesseerd te raken. Vele honderden jaren geleden stond een kleine Chinese jongen, Li-Tei-Feng, aan de oever van de machtige Jantsee en keek uit over het geelkleurige water. Li-Tei-Feng was klein en zwak en hij was onder de indruk van de kracht van de geweldige rivier. Was ik maar zo sterk als de Jantsee, dacht hij. Plotseling werd het pikdonker en even later raasde er een taifoen over het land, die alles vernietigde en met zich meesleurde. Li-Tei-Feng drukte zich tegen de grond en maakte zich zo klein mogelijk. Toen de storm voorbij was keek de kleine jongen om zich heen. Alles was kapot of weggeblazen en de machtige sterke bomen waren als luciferhoutjes omgeknakt. Tot zijn grote verbazing echter zag hij dat er nog een boompje in leven was: een klein nietige wilg. De kleine wilg had geen weerstand gegeven aan de verwoestende kracht van de taifoen, maar was met diens kracht meegegaan. Hoe de storm ook beukte, nooit vond hij verzet, omdat de wilg steeds doorboog, soms wel tot zijn kruin de grond raakte. Na de verschrikkelijke storm was de kleine wilg de enige overlevende in de verre omtrek. Dit principe van meegeven werd het belangrijkste principe in het judo. De twee grote formules van Jigoro Kano, de hoofdpijlers waarop Judo steunt, heten: ·
Maximum doeltreffendheid bij een minimum van inspanningen. Maximum doeltreffendheid van geest en lichaam = lichaam a) fundamenteel beginsel voor alle technieken van het echte judo – gevecht. Elk begrip van overwinning en nederlaag is voorbij gestreefd. b) ontwikkeling van het lichaam = lichamelijke opvoeding c) studie – geestelijke opvoeding – karaktervorming d) manier van eten, kleden, wonen, omgang met de mensen = levenslust
·
Voorspoed en algemeen welzijn = doel dit wil zeggen : wederzijdse meegaandheid en hulpvaardigheid Ju = soepel, mee – of toegeven ( om te overwinnen) Do = weg of principe
Afbeelding letters :
Severine Fouvry Cindy Steen
Ju
Do
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
6
Eindwerk : Stoeispelen
De twee grote principes van Tigoro Kano zijn: ·
Technische principe: Seiryoku zenyo of wel: met zo min mogelijk inspanningen een zo groot mogelijk resultaat bereiken.
·
Morele principe: Jita kyoei: of wel: via het judo proberen een zo goed mogelijk mens te worden en op die manier bijdragen aan een betere maatschappij.
Hij beschouwde deze judobeoefening niet als verzameling fysieke zelfverdedigingstechnieken, maar als een levenswijze. Hij stapte dus van de Ji – Jutsi, een kunst af, en maakte er een do, een weg, van.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
7
Eindwerk : Stoeispelen
1.3. Judo, een stap in het verleden
In onze speurtocht naar het ontstaan van judo, moeten we een heel grote stap in het verleden maken. We komen dan terecht in de tijd dat we nog als aap - achtigen in de bomen leefden. Tijdens de lange weg van aap naar mens heeft het stoeien een belangrijke functie gehad. Nu nog is de periode waarin jonge zoogdieren, maar ook jonge kinderen, veel met elkaar stoeien en spelen, de tijd waarin ze het meeste leren; ze leren al stoeiend en spelend veel over de mogelijkheden van hun lichaam, ze leren hoe ze met elkaar moeten omgaan en ze ontdekken allerlei nieuwe bewegingen. Deskundige in de bewegingswetenschappen, vinden dan ook dat judo prima aansluit op de oeroude behoefte in elke mens om te stoeien.
De verschillende vormen van judo in de oudheid. Een van de alleroudste vorm van stoeien is het worstelen. In 708 voor Christus stond bij de Grieken het worstelen op in het programma van de Olympische Spelen. Zij vonden het worstelen van groot belang voor de ontwikkeling van de jonge man. Niet alleen in de oudheid werd er geworsteld. Ook deze dagen nog vinden we bij vele volkeren wel één of andere vorm van worstelen. Er zijn onvoorstelbaar veel verschillende worsteltechnieken en wedstrijdtechnieken.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
8
Eindwerk : Stoeispelen
In de Japanse cultuur is het sumo-worstelen ongelofelijk populair. Wedstrijden zijn al maanden van tevoren uitverkocht en de uiteindelijke kampioen oogst mateloze bewondering en roem. Een sumo-wedstrijd zelf, waarbij de sumotori ( de worstelaars) proberen elkaar ondertuit te halen of uit de ring te werpen of te duwen, duurt nooit lang. Er gaat echter een uitgebreid ritueel aan vooraf van de priesters en de worstelaars. Deze ceremonie kan soms een half uur tot veertig minuten duren.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
9
Eindwerk : Stoeispelen
In Mongolië beoefent men een vorm van worstelen die op het sumo-worstelen lijkt. Ook hier worden de wedstrijden voorafgegaan door een eeuwenoud ritueel. Voor het gevecht bootsten de worstelaars eerst de loop van de leeuw na en daarna de vlucht van de adelaar. De worstelaar die uiteindelijk van iedereen wint, mag zich de ‘titan’ noemen. De worstelwedstrijden vinden in Mongolië plaats tijdens het Naadamfestival.
In Turkije is de worstelaars er alles aan gelegen ervoor te zorgen dat ze elkaar niet goed kunnen vastpakken. Daarom smeren ze zich in met een soort vet of olie, yalji genaamd. Deze nationale Turkse sport heet dan ook yalji.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
10
Eindwerk : Stoeispelen
Ook voor de Zwitsers behoort het worstelen tot de steeds terugkerende tradities. Bij het Zwitsers worstelen speelt het vastpakken bij de kleding een veel grotere rol dan bij de voorgaande vormen. Het zogenaamde ‘schwingen’ wordt vooral op feestdagen beoefend door herders en bergbewoners. De worstelaars dragen daarbij leren broeken, die een beter houvast geven bij tiltechnieken. Hier zijn de zware jongens in het voordeel, want er wordt niet ingedeeld op gewicht. Het is uiteindelijk de bedoeling de tegenstander met zijn schouder tegen de met zaagsel bestrooide vloer te drukken.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
11
Eindwerk : Stoeispelen
1.4. Wat verstaan wij NU onder Judo en stoeispelen ? Judo is niet alleen een sport, maar ook een spel. Je kan het spelen om het spel of om de prestatie. Dus zowel spelen als strijden is mogelijk. Tijdens het spelen is men ongedwongen, risicoloos bezig. Er staat niets op het spel. Je kan dit spelen ook stoeien noemen. Tijdens het strijden is er de spanning van de puntentelling. Dat kan in de les, maar komt natuurlijk nadrukkelijker naar voor tijdens de wedstrijden. Tijdens het leveren van prestaties kunnen natuurlijk ook speelse momenten voorkomen en tijdens het spelen heeft men ook soms de drang om de punten te tellen. In de verschillende judoverenigingen die wij bezochten, vroegen we wat zij verstaan onder judo. Hieronder vind je enkele uitspraken : · · · · ·
Judo is een zachte weg Judo is een balansspel Judo is een werpspel Judo is een controlespel Judo is gereglementeerd stoeien
Stoeien: Onder stoeien verstaan we judospelen zonder beëindiging van het spel, spelen zonder punten.
1.5. De definitie van Judo en stoeispelen Heel kort :
‘ Judo is een werp – en controlespel tussen twee personen.’
Meer genuanceerd : ‘ Judo is een sportspel van aanval en verdediging tussen twee personen. De aanvaller wil in balans blijven en verstoort de balans van de verdediger door hem te werpen, terwijl de verdediger zich in balans wil houden. Op de grond wil de aanvaller de ander onder controle brengen en houden en de verdediger wil deze controle voorkomen of zich daaruit bevrijden.’ Dit spel is dynamisch en de rol van de aanvaller en verdediger wisselt steeds. Kinderen zeggen voor het gemak: ‘ Judo is stoeien met regeltjes’. Voor jeugdjudo vermijd ik bewust woorden als : ‘ vechten en strijden’, omdat deze woorden ongemerkt aan negatieve agressie doen denken. Om te presteren hebben wij agressie nodig, maar op een beheerste manier gebruikt. Hoewel judo een ‘ flinke mensen sport’ is, willen wij het gewelddadige karakter van de omgang accentueren in plaats van het gewelddadige. De zorg voor elkaar staat centraal en daar kan men getuige van zijn door judolessen te observeren ( zie bijlagen) of het wedstrijdreglement er op na te slaan.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
12
Eindwerk : Stoeispelen
2.
Judo in beweging
2.1
De kledij
De judokleding Sommige judoka’s noemen hun judokleding ‘kimono’. Dat is niet helemaal juist. De kimono is de traditionele kleding voor de Japanse man en vrouw. Tegenwoordig wordt ook in Japan de kimono hoofdzakelijk nog op feestdagen gedragen. Een echt zijden kimono is een kostbaar bezit en wordt dan ook doorgegeven van moeder op dochter en van vader op zoon. Vrouw en dragen een ander soort kimono dan de mannen. Jonge meisjes dragen een vrolijk gekleurde kimono en de oudere vrouwen wat minder uitbundige kleuren. De kimono van de man is altijd donker van kleur. Het dragen en omdoen van de kimono is niet zo gemakkelijk. Veel vrouwen nemen zelfs les om dit te leren. De judokleding heet ‘judogi’ of gewoon ‘gi’ en bestaat uit een broek, een jas en een band. De judojas is van stevig dubbel geweven katoen, want er wordt flink aan getrokken. De lengte van de jas is niet langer dan bij karatepak. Je draagt bij judo geen schoeisel. Doordat je op blote voeten werkt, heb je een beter grip op de mat en ben je ook beter in staat om je balans te bewaren. Elke judoka draagt slippers niet omdat ze zo mooi zijn, maar gewoon uit hygiënische overweging. Als je op blote voeten van de kleedkamer naar de judomat gaat en van de mat naar het toilet, is dat net zo hygiënisch op je blote voeten. Door het dragen van slippers houden we de mat schoon!
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
13
Eindwerk : Stoeispelen
Waarom een speciaal judopak? De judogi is speciaal ontworpen voor de veiligheid en hygiëne van de judoka’s. Ook op technisch vlak heeft het een functie. Het aantal aangrijpingspunten is enorm groot, omdat de judoka overal handvatten heeft. In de jaren ’90 is dit gegeven nadrukkelijker zichtbaar geworden in het topjudo. Afbeelding kledij voor judo :
Een wit of blauw judopak ? Een traditioneel judopak is wit, maar in wedstrijden op nationaal en Europees niveau gebruikt men naast witte ook blauwe pakken. De reden is dat men beter herkenbaar is voor de kijkers, toeschouwers, tv-kijkers en scheidsrechters.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
14
Eindwerk : Stoeispelen
Correct knopen van de band Bij de judokleding hoort een band om de kimono, judojas, bij elkaar te houden. Het juist knopen van de band is voor de jeugd een hele opgave. Deze judobanden hebben verschillende kleuren. Wat betekenen ze? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Witte band Gele band Oranje band Groene band Blauwe band Bruine band
→6e →5e →4e →3e →2e →1e
Kyu Kyu Kyu Kyu Kyu Kyu
( voor beginners) ( zie geel blad ) ( zie oranje blad ) ( zie groen blad ) ( zie blauw blad ) ( zie bruin blad )
Kyu = leerling van de judo ( graadsklassen ) Voor de volledigheid zijn er ook nog andere kleuren van banden voor volwassenen : 1. Zwarte band 2. Rood – witte geblokte band 3. Rode band Hoe doe ik mijn gordel juist aan?
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
15
Eindwerk : Stoeispelen
Vooral bij nieuwe banden wil de knoop nogal eens losschuiven. Door van tevoren de knoop iets nat te maken, kun je dit voorkomen. In Japan knoopten de judoka’s vroeger hun band zo, dat ze uiteindelijk horizontaal stonden. Zij deden dat uit een soort bijgeloof. Ze dachten namelijk dat als je de uiteinden van je band verticaal liet afhangen, je wel getroffen moest worden door het ongeluk.
Judogi worden in de winkel verkocht in alle lengtematen. Het kan zijn dat vooral de broek in het begin je iets te groot is. Dit is niet zo’n probleem, want een nieuw pak krimpt altijd iets in de was.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
16
Eindwerk : Stoeispelen
Hoe moet je je judogi / judopak opvouwen? 1. 2. 3. 4.
Leg de jas neer met de mouwen horizontaal Vouw de mouwen een voor een naar binnen tot aan de revers Leg de broek in de lengte in het midden van de jas Vouw nu de rechterkant van de jas over de broek en vervolgens de linkerkant van de jas over de rechterkant 5. Neem met beide handen de onderkant van de jas op ongeveer twee derde van de totale lengt en vouw dit gedeelte naar boven 6. Het bovenste gedeelte van de jas vouw je hier overheen 7. Je hebt nu een klein pakketje dat je door middel van je band samen kunt binden.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
17
Eindwerk : Stoeispelen
2.2
De Judo – etiquette en - discipline
2.2.1 Gedragsregels In het boeddhistische Japan hanteert men een strakke discipline. De Judostijl is ook gekenmerkt door gedisciplineerd handelen. De regels zijn afgestemd op het gedrag en een deel van dit gedrag is zichtbaar in de etiquette. Voorbeelden daarvan zijn : -
Severine Fouvry Cindy Steen
groeten naar de meester om respect te tonen. Door het hoofd te buigen en zich daardoor in feite kleiner te maken, toont men respect voor de ander. In Japan dient ‘ de mindere ‘ de diepste buiging van het gezelschap te maken.
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
18
Eindwerk : Stoeispelen
-
Groet door middel van een buiging voor en na het spel om sportiviteit te beloven en uiting te geven van dankbaarheid na het oefenen.
-
Houding op de mat : men moet correct zitten naar het voorbeeld van de meester: kniezet, lotuszit ( kleermakerszit) en met ingetrokken benen.
-
De judoregels moeten nageleefd worden : er zijn veel technische en gedragsregels, men moet rekening houden met zwakkeren, lichtere, lagere band, jezelf geven als hulpmiddel voor de ander. In jeugdlessen kennen wij doelgerichte rijpslogans op kindermaat: 1. 2. 3. 4. 5.
Severine Fouvry Cindy Steen
Geen hoofd wordt geroofd Hoofd is geen tube tandpasta Alleen fijn zonder pijn Beter aaien dan verdraaien De judoka dient zijn emoties te beheersen. Met name de agressie moet men onder controle hebben.
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
19
Eindwerk : Stoeispelen
De tien gouden regels voor judo
Severine Fouvry Cindy Steen
1.
Geen schoeisel en sokken op de mat ( tamati)
2. 3. 4. 5.
Met slippers naar de mat lopen Een schoon judopak dragen De judogi correct dragen De nagels kort en schoon houden
6. 7. 8.
Schoon haar en niet voor de ogen, met haarband vastzetten Vrouwen moeten borstonderkleding dragen Mannen mogen geen hemd of T-shirt dragen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
20
Eindwerk : Stoeispelen
Severine Fouvry Cindy Steen
9.
Geen etenswaren in de oefenzaal of in de mond
10.
Geen sierraden om de hals, pols en vingers
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
21
Eindwerk : Stoeispelen
2.2.2 Zelfdiscipline Van groot belang vind ik dat de judoka de opgelegde discipline vrijwillig aanvaardt, zodat het een deel van zichzelf kan worden. De discipline, die ik bedoel is zelfdiscipline dit verschilt met tucht. Want bij tucht is het gezag van de leider die het gedrag bepaalt. Tucht
=
- het opleggen of het naleven van gedragsregels - geheel van regels en maatregelen m.b.t. het gezag - gehoorzaamheid aan voorschriften en bevelen
In Japan valt op dat men gedisciplineerd handelt, zolang de autoriteit aanwezig is. Ik wil hiermee zeggen, dat gedisciplineerd handelen vanuit zichzelf moet komen en niet slechts, omdat er anders straf op volgt. Alleen dan is er sprake van zelfdiscipline. Morele code van het judo 1.
beleefdheid : het respect voor een ander
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
moed : doen wat goed is oprechtheid : zich uitdrukken, zonder gedachten te verbergen eerlijkheid : trouw zijn aan zijn gegeven woord bescheidenheid : over zichzelf spreken zonder hoogmoed respect : zonder respect kan geen vertrouwen ontstaan zelfbeheersing : kunnen zwijgen als woede opkomt vriendschap : het meest essentiële van alle menselijke gevoelens
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
22
Eindwerk : Stoeispelen
2.3 Contactsport Bij contactsport denk ik aan sporten, waar men elkaar mag aanraken in het spel. Lichamelijk contact is een belangrijk kenmerk van de judosport. Maar judo kent meer vormen van contact. Ik onderscheid de volgende contactvormen waar men mee te maken heeft. Deze vormen krijgen veel aandacht in de judolessen: 1. lichamelijk contact : contact tussen de duo’s. Vastpakken, duwen, trekken, tillen, over iemand kruipen, enz… 2. sociaal contact : groepsgewenning en aan de medestander in het duo-spel. 3. grondcontact : contact met de mat door het rollen, vallen en kruipen.
2.3.1. Lichamelijk contact Bij netspelen zoals tennis en badminton of tafeltennis is er geen vorm van lichamelijk contact mogelijk. Bij volleybal is lichamelijk contact zeer ongewenst i.v.m. blessures aan vingers en enkels en bij korfbal is contact zelfs verboden. Vele andere sportspelen hebben in de aard van de sport wel lichamelijk contact. Voorbeelden hiervan zijn: voetbal, handbal en rugby. In het judo is het aanraken een belangrijk kenmerk. Het spel begint en eindigt ermee. Als een kind niet gewoon is geknuffeld te worden door papa en mama, dan kan hij lichamelijk contact tijdens het spel vreemd vinden. Anderen vinden het vanzelfsprekend en genieten juist van het spelen. Je krijgt een beter uithoudingsvermogen, je wordt sterker, je spieren worden soepeler en je leert je beter te concentreren. Doordat je bij judo je partner steeds vast hebt met je handen, leer je om door middel van je ‘tentakels’, je armen dus, alle bewegingen en de bedoelingen van je partner te voelen. We zeggen ook wel dat een judoka kan ‘zien met zijn armen’.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
23
Eindwerk : Stoeispelen
Probeer maar eens met je ogen dicht te judoën. Je zult merken dat dit een heel aparte sensatie is, misschien in het begin zelfs wel een angstige gewaarwording. Toch is dit een heel goede oefening om de belangrijkste vaardigheid ‘zien met je armen’ nog beter te ontwikkelen. In het judo ben je voortdurend bezig met je eigen lichaam. ‘Staat mijn voet daar goed, moet ik met mijn rechterhand trekken of duwen, hoe zijn mijn heupen gedraaid, moet ik met mijn hoofd naar rechts of naar links kijken’ et cetera…. Als je verder gevorderd bent in het judo zul je merken dat veel bewegingen automatisch verlopen. Je hoeft er niet meer bij na te denken en dat is maar goed ook, want in een wedstrijd krijg je weinig tijd om lang over geplande of ongeplande acties na te denken. 2.3.1.1.Angst voor lichamelijke pijn In de judoles is het vooral de angst om je pijn te doen die opvalt. Dit is natuurlijk normaal. Niemand heeft graag pijn of een blessure. Wij weten allemaal uit talloze ervaringen dat vallen niet fijn is, integendeel, het is heel vaak een zeer onprettige belevenis. Het is dus begrijpelijk dat in het begin het vallen en rollen in het judo je een gevoel van onveiligheid geeft. Het is dus enorm belangrijk dat er tijdens de judoles veel aandacht wordt besteed aan de juiste techniek van het vallen. Je moet vertrouwen krijgen in jezelf en dat krijg je alleen maar als je heel veel oefent.
Je mag daarbij zeker geen stappen overslaan en in je overmoed dingen doen die je nog niet aankunt. Als bijvoorbeeld een hogere band al een zogenaamde ‘snoekduik’ over een hoge bok kan maken, dan moet jij als witte band dat zeker nog niet nadoen. Je stoer gedrag zou je wel eens lelijk op kunnen breken! Het vervelende is namelijk dat de pijnlijke ervaring die je opdoet als je verkeerd terechtkomt, in je geheugen gegrift staan. Dit betekent weer dat je bij de volgende valoefening denkt: ‘Oei, oei, als ik maar weer niet zo rot terechtkom als de vorige keer’. Omdat je dit denkt, ben je niet meer ontspannen, maar zijn je spieren verkrampt. Het gevaar dat je inderdaad verkeerd terechtkomt is dan ook niet denkbeeldig. Er is dus een wisselwerking tussen wat je denkt en wat je voelt. Angst is van invloed op je bewegen! Angst kan je activeren, maar angst kan ook heel remmend werken. Verbeeld je maar eens dat je moet balanceren over een balk die over een peilloos diepe ravijn ligt. Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
24
Eindwerk : Stoeispelen
Normaal huppel je bij wijze van spreken over die boomstam heen. Nu ga je met het zweet op je voorhoofd voetje voor voetje er overheen. Of helemaal niet natuurlijk!
2.3.1.2. Sociaal contact Angstig of veilig voelen, vertrouwen of wantrouwen? Angst, zoals in ‘ Ik vind het eng’, kan op drie manieren optreden A)
Angst door onbekendheid en wantrouwen Als een leerling voor de eerste maal in de judoles komt, kent hij meestal bijna niemand, behalve een paar vriendjes. Hij zal moeten wennen, dit wil zeggen een gevoel van veiligheid krijgen. Een vreemde situatie kan bedreigend zijn en angst opwekken. Eerst komt hij in contact met de leraar die dus rust en vertouwen moeten uitstralen. In de tweede plaats krijgt hij te maken met de groep waar hij aan moet wennen en zijn plaats moet vinden.
B)
Angst om te mislukken Je bent al heel gauw geneigd om je prestaties te vergelijken met die van iemand anders. De kans is dan echter groot dat je een mindere prestatie levert. Dit is heel logisch, want er is altijd wel iemand die beter is dan jij. Je moet daarom zien te voorkomen dat je je ook de mindere gaat voelen. Denkt nooit: ‘Ik ben verloren, dus ik zal de volgende keer ook wel weer verliezen.’ Als je zo redeneert en loopt te tobben, loop je grote kans dat je niet meer in jezelf gelooft en inderdaad de volgende keer verliest. Hoe komt dat dan? Welnu, door je angst roep je een bepaalde negatieve spanning op. Hierdoor word je ademhaling oppervlakkiger, je reflexen worden trager en je voelt je slap. Dit alles is natuurlijk van invloed op je judobewegingen, je tegenstander maakt daar natuurlijk gebruik van en je verliest je wedstrijd. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken moet je eens proberen om je eigen prestatie met die van de vorige keer te vergelijken. Ben ik beter geworden ten opzichte van mezelf? Heb ik wat geleerd van mijn fouten?
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
25
Eindwerk : Stoeispelen
C)
Angst voor blamage Je kunt ook bang zijn om ‘af te gaan’. Je denkt bij jezelf: ‘Kan ik dat wel? Wat zullen de anderen ervan vinden? Ik moet winnen.’ Door je angst om af te gaan bij je vrienden, bouw je ongemerkt zo’n spanning op dat je prestaties eronder lijden. Ook hier geldt weer dat hoe meer vertrouwen je in jezelf hebt en hoe minder je je laat leiden door de gedachte wat anderen ervan zullen vinden, hoe beter je prestaties worden
2.3.2. Vallen is belangrijk Het is van groot belang dat de kinderen zich het leren vallen eigen maken. Het voorkomt blessures en zorgt voor een vrijere manier van bewegen. In judo wordt het vallen namelijk veroorzaakt door de partner, die de ander zo stuurt dat deze goed terecht komt. Je kan dus plat neerkomen en de val tevens opvangen door ‘ af te slaan’. Dat wil zeggen: ‘als ongeoefende leek moet je in een reflex je armen uitsteken om je op te vangen, als je plotseling naar achteren valt. Je zult het je niet meer herinneren, maar kijk maar eens naar een baby die net begint de wereld om zich heen te verkennen door te lopen. Tientallen malen per dag valt hij op zijn luier! Een prima ervaring voor de kleine, dat vallen en weer opstaan! Als we wat groter zijn worden deze valervaringen wat minder plezierig. Je zult je het ongetwijfeld nog herinneren: op straat over de stoeprand, van je fiets, uit je bed, op het ijs, van de slee en noem maar op. Als de ondergrond erg hard is, is de landing meestal pijnlijk en kun je je behoorlijk bezeren.
Door al die nare ervaringen hebben wij een zekere angst opgebouwd om te vallen. In sommige situaties is dat maar goed ook! Stel je voor dat je de dakrand springen met alle gevolgen van dien. Het is dus goed dat je een gezonde angst hebt voor het vallen en met name dan voor de fase van het landen op de grond. In je judovereniging of in de judoschool leer je zonder pijn te vallen in een judosituatie.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
26
Eindwerk : Stoeispelen
Een judoka die het vallen goed beheerst, kan zelfs buiten de judo-dojo veel nut hebben van zijn valvaardigheid. Om je val goed te breken, moet je je, afhankelijk van de judosituatie, zo groot mogelijk of zo klein mogelijk maken. Wanneer moet je jezelf nu groot maken en wanneer klein? We zullen beginnen met het klein en rond maken. Stel, iemand duwt je van achteren of je struikelt over een obstakel in voorwaartse richting. Als dat gebeurt, maak je je zo klein en rond mogelijk en je zorgt ervoor dat je je hoofd goed beschermt. Houd je lichaam op spanning en maak een rol maar voren. Hoe je dat precies moet doen moet je natuurlijk leren. De voorwaartse judorol wordt in het judo toegepast in het sutemi-waza (offerworpen) waarbij tori uke loslaat, zodat uke de voorwaartse rol kan maken. Bij alle worpen waarbij tori je vasthoudt, kun je dus niet meer afrollen. Je wordt nu dus gedwongen een val te maken. Bij het vallen maak je je zo groot mogelijk. Je vergroot je lichaamsoppervlakte waardoor de botsingsenergie beter gespreid wordt.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
27
Eindwerk : Stoeispelen
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
28
Eindwerk : Stoeispelen
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
29
Eindwerk : Stoeispelen
2.4 Judo en je gezondheid 2.4.1. Eten en drinken Judo beoefenen kost veel energie voor het lichaam. Dat is geen probleem, want je lichaam kan die energie leveren. Waar komt die energie dan vandaan? Een judoka haalt tijdens de judotraining zijn energie uit de verbranding van koolhydraten. Koolhydraten zitten vooral in suiker, meelspijzen ( brood, spaghetti), aardappelen et cetera. Als je moet afvallen om in een bepaalde gewichtsklasse uit te kunnen komen, moet je ervoor zorgen dat je in de weken voor de wedstrijd voornamelijk vet verliest. Je moet dus op tijd met aftrainen beginnen. Je kunt zonder medische bezwaren een halve tot een hele kilo per week afvallen. Je moet dan minder eten en vooral minder wet eten. Je moet wel doorgaan met het eten van koolhydraten en eiwitten, omdat anders je prestaties minder worden. Koolhydraten heb je namelijk nodig om inspanningen te kunnen leveren en eiwitten zijn nodig voor je spieren. Als je nu plotseling stopt met eten verlies je uiteraard wel gewicht, maar dit gaat dan ten koste van je prestatievermogen door het tekort aan koolhydraten en eiwitten. Ook van het effect van de sauna moet je je niet te veel voorstellen. Door een bezoek aan de sauna vlak voor het tornooi verlies je weliswaar gewicht, maar je verliest alleen vocht, geen vet! Begin, indien nodig, dus tijdig met aftrainen en gebruik tijdens deze periode geen varkensvlees, frieten, snacks, gebak en andere zoetigheden, roomboter, pindakaas, zoutjes et cetera. Wat je wel kunt eten is mager rundvlees, gekookte vis, kip, brood et cetera. Waar je op moet letten is wat je eet, hoeveel je eet en het tijdstip waarop je eet. Wen er aan om op regelmatige tijdstippen te eten en eet niet vlak voor het slapen gaan.
Als je hard traint krijg je het warm en ga je transpireren. Hierdoor verlies je veel vocht en als gevolg daarvan krijg je dorst. Dorst is dus niets anders dan een signaal van je lichaam, dat je cellen water nodig hebben. Om alle lichaamsprocessen soepel te laten verlopen heb je gemiddeld twee liter water per dag nodig. Dat water zit al in een aantal van onze levensmiddelen, zoals fruit, groenten, soep et cetera.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
30
Eindwerk : Stoeispelen
Dit is echter niet genoeg om in de behoefte van het lichaam te voorzien en zeker niet als we ook nog prestaties moeten leveren. Daarom hebben sportmensen die veel spierarbeid leveren veel vocht nodig. Je spieren zijn namelijk opgebouwd uit een aantal vezels die kunnen samentrekken. Zonder water gaat dat echter niet. Een spier die te weinig water heeft, functioneert niet goed en dit kun je dan merken aan verschijnselen als kramp, stijfheid en vermoeidheid in je spieren. Als judoka heb je daarom veel vocht nodig. Ook hier geldt weer: Wat drink je, hoeveel drink je en op welk tijdstip gebruik je de drank? Op de vraag wat je moet drinken kunnen we een kort antwoord geven. Je hebt eigenlijk niets anders nodig dan water. Door het overmatige transpireren tijdens een wedstrijd echter verlies je ook zout. Dit moet dus eveneens worden aangevuld. Doordat je lichaam warm wordt, verbruik je energie en verlies je eveneens wat glucose. De suikervoorraad dient daarom een of twee dagen van tevoren op peil gebracht te zijn. Het is niet aan te raden om voor de wedstrijd thee, koffie of koolzuurhoudende dranken te gebruiken. Drink als je dorst heb, maar neem kleine slokjes en drink niet te snel.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
31
Eindwerk : Stoeispelen
2.4.2. Judo en veiligheid Je moet ervoor zorgen zo fit mogelijk te zijn of te worden om de kans op blessures zo klein mogelijk te maken. De omgeving waarin het judo zich afspeelt en de spelregels moeten er ook toe bijdragen dat je in een zo veilig mogelijke situatie sport.
Het is natuurlijk nooit helemaal uit te sluiten dat iemand zich blesseert, maar alle voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van letsel moeten worden genomen. De judomatten moeten de juiste hardheid hebben. Zijn ze te zacht, dan bestaat er gevaar voor enkelblessures, en te harden matten zijn weer niet zo goed voor je gewrichten en je rug. De matten moeten goed aaneengesloten liggen en vlak van oppervlak zijn.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
32
Eindwerk : Stoeispelen
Ook de rest van de accommodatie moet veilig zijn om er judo te beoefenen. De muren, de verlichting en de ventilatie in de dojo, maar ook de douches en de kleedruimtes behoren tot die accommodatie. Kettinkjes, horloges, ringen, oorbellen en kauwgum in je mond kunnen gevaar opleveren voor jezelf of voor de andere jduoka’s. Judo behoort tot de vechtkunsten. Dit houdt ook in dat er bepaalde risico’s aan verbonden zijn. Daar heeft het judo een strenge erecode die we terugvinden in de regels van de etiquette en de spelregels van de wedstrijd. Zo spreken we bij voorbeeld af, dat we eerst elkaar groeten en de ander niet zomaar plotseling in de rug aanvallen. Een judooverwinning dien je te behalen door middel van het toepassen van die technieken, die zijn toegestaan in de wedstrijd. De scheidsrechters hanteren daarom de regels van het wedstrijdreglement om de wedstrijd in goede banen te leiden en de veiligheid van de judoka’s te garanderen. Zo is er bij voorbeeld de afspraak dat als de judoka aftikt in een houdgreep, armklem of verwurging, er meteen wordt losgelaten. Ook is er een aantal zogenaamde ‘verboden handelingen’ opgenomen in het reglement, dit ter bescherming van de judoka. Zo zijn nierscharen, been- en nekklemmen verboden! Wat bij de senior-judoka geen gevaar oplevert, kan wel degelijk gevaarlijk zijn voor de jonge judoka.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
33
Eindwerk : Stoeispelen
2.5. Speljudo 2.5.1. De wedstrijd De competitie is een heel belangrijk onderdeel van het judo. Elke judoka moet een keer op een wedstrijdmat gestaan hebben. De blijdschap bij de overwinning, de teleurstelling bij het verlies, een volle zaal met toeschouwers, het applaus, het erepodium, de spanning voor de wedstrijd, het zijn allemaal ervaringen die horen bij judo. Het uiteindelijk doel van een wedstrijd is dat je je tegenstander overwint met een vol punt ( ippon). De wedstrijd is dan afgelopen. Er komt echter heel wat bij kijken om een wedstrijd tot een goed einde te brengen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
34
Eindwerk : Stoeispelen
2.5.1.1. De judoka zelf Als je van plan bent deel te nemen aan een toernooi, beginnen de wedstrijden eigenlijk al een tijd van tevoren. Je gaat je terdege voorbereiden. Zo kun je al vaak je eerste overwinning vieren op de weegschaal, je bent op gewicht! Voor sommige judoka’s is de strijd tegen zichzelf een hele opgave. Je moet er vaak heel wat voor doen en laten om het juiste gewicht te behouden. Tijdens de trainingen ben je langzaam naar de wedstrijd toe gegroeid. Je hebt je specialiteit honderden keren geoefend, met je trainer de tactiek nog eens doorgenomen en je conditie op peil gebracht. Vlak voor de wedstrijd zorg je natuurlijk voor een goede warming – up. Als je goed voorbereid de mat opstapt, neemt dat een groot deel van de spanning weg en de kans op blessures wordt veel kleiner. Een goede voorbereiding is de halve wedstrijd!
2.5.1.2.
De scheidsrechter
De scheidsrechters zijn de mensen die erop moeten toezien dat alles volgens de regels verloopt. Er zijn drie scheidsrechters: een hoofdscheidsrechter en twee hulpscheidsrechters. De hoofdscheidsrechter staat op de mat en volgt de wedstrijd op de voet. De hulpscheidsrechters zitten tegenover elkaar op een stoel en helpen de hoofdscheidsrechter in al zijn beslissingen. De scheidsrechter heeft het niet gemakkelijk in een onderdeel van een seconde moet hij een beslissing nemen. Langs de rand van de mat is het altijd eenvoudiger en ’s avonds kunnen we alle op ons gemak nog eens terugzien op video. Om het de scheidsrechter wat gemakkelijker te maken, dragen de judoka’s over hun eigen band een rode of witte wedstrijdband. Op nationale kampioenschappen worden er witte en blauwe judopakken gedragen. De scheidsrechter neemt zijn beslissingen altijd met een meerderheid van twee. Als de scheidsrechter een waardering geeft en een van de hulpscheidsrechters is dezelfde mening toegedaan en de ander niet, blijft de waardering van de hoofdscheidsrechter gehandhaafd. Geven de twee hulpscheidsrechters alle twee een andere waardering aan, dan moet de hoofdscheidsrechter zijn mening herroepen. Elke judowedstrijd begint als de scheidsrechter ‘hajime’ roept en eindigt met ‘soremade’. De scheidsrechter kan de wedstrijd stop zetten met het commando ‘mate’. Om een houdgreep aan te kondigen zegt hij ‘ osae-komi’ en als de houdgreep verbroken wordt, zegt hij ‘toketa’. De scheidsrechter geeft de waardering voor een techniek aan door de naam van die waardering te roepen en er tevens een gebaar bij te maken. ‘Ippon’ betekent ‘vol punt’ en de wedstrijd is afgelopen. Een ippon wordt gehonoreerd met 10 punten. ‘Waza-ari’ is een half punt en een ‘koka’ is de laagste score.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
35
Eindwerk : Stoeispelen
De scores worden nooit bij elkaar opgeteld! Een yuko blijft altijd meer dan 5 koka’s en een waza – ari is meer dan 3 yuko’s. Is een wedstrijd afgelopen en staat er niets op de scoreborden, dan moeten de scheidsrechters een beslissing nemen. De hoofdscheidsrechter haalt bij de jurytafel een rode en witte vlag, de hulpscheidsrechters hebben deze twee vlaggen bij hun stoel.
De scheidsrechters steken gelijktijdig hun vlaggetjes naar voren en op het teken ‘hantei’ van de hoofdscheidsrechter, wijzen zij de judoka aan die in hun ogen gewonnen heeft. Ook hier geldt weer de meerderheid van de twee. Naast het bepalen van de score, kun je ook door de scheidsrechter bestraft worden. De lichtste straf is een ‘shido’, de ander krijgt dan een koka aan zijn kant op het scorebord. De volgende straf is een ‘chui’, de ander krijgt automatisch een yuko. Dan volgt een ‘keikoku’, de ander krijgt een waza-ari, en de hoogste straf is ‘hansokumake’. Je bent dan gediskwalificeerd en de ander krijg dus ippon.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
36
Eindwerk : Stoeispelen
Je krijgt nooit meer dan twee keer achter elkaar dezelfde straf krijgen. Een volgende straf is altijd hoger! Als je dus al een shido hebt, is je volgende straf automatische een chui. Bij jeugdwedstrijden zijn de scheidsrechters wat minder streng en wordt er niet gestraft.
2.5.1.3.
De wedstrijdruimte
Een strijd om de medailles speelt zich af binnen de zogenaamde wedstrijdruimte ( 1,2 en 3). Deze ruimte is verdeeld in twee vlakken. De afscheiding tussen deze twee vlakken noemen we de gevarenzone, de rode rand ( 2 ). Het gebied binnen de rode rand met inbegrip van de rode rand zelf heet de gevechtsruimte ( 1 en 2 ). Het gedeelte buiten de rode rand wordt de veiligheidsstrook (3) genoemd.
2.5.1.4.De jury De jury is het geheugen van de scheidsrechter. Op het scorebord aan de rand van de mat wordt de stand aangegeven. Ook de wedstrijdtijd en de tijd van de houdgrepen wordt hier bijgehouden. Hier ligt ook meestal de poule – indeling en wordt de voortgang in de poule genoteerd. Bij grote internationale wedstrijden zien we vaker grote elektronische scoreborden, zodat de toeschouwers op de tribunes de stand nog beter kunnen bijhouden. Je begrijpt wel dat hier mensen achter de tafel moeten zitten die verstand van judo hebben. De juryleden hebben een verantwoordelijke taak!
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
37
Eindwerk : Stoeispelen
2.5.1.5. Wedstrijdsystemen Er bestaan veel verschillende wedstrijdsystemen. De meest gangbare systemen zijn op dit moment het dubbele eliminatie - systeem en het Braziliaanse systeem. Bij het dubbele eliminatie – systeem krijg je bij verlies altijd een herkansing. Verlies je twee keer, dan is het afgelopen voor je. Een ander systeem, dat bij de nationale kampioenschappen en grote internationale toernooien gebruikt wordt, is het zogenaamde Braziliaanse systeem. Bij dit systeem krijg je alleen maar een herkansing als je verliest van de judoka die poulewinnaars wordt. Stel, je verliest de eerste partij en de judoka van wie jij verloren hebt verliest daarna ook. Je krijgt dan geen herkansing en je kunt naar huis. Dit systeem wordt zelden of nooit toegepast bij jeugdwedstrijden.
2.5.1.6.
De coach
Meestal, niet in alle gevallen, is je trainer ook je coach. Samen met je coach bespreek je hoe je de zaken tijdens de wedstrijd aan gaat pakken. Je coach zal je waarschuwen voor de sterke kanten van je tegenstander en hoe je daarmee om moet gaan. Hij wijst je op de gevaren van de rode rand en geeft je de wedstrijdtijd door. Hij kan veel, die coach. Een ding kan hij echter niet: jouw plaats innemen! Je zult zelf de wedstrijd moeten maken. De taak van de coach is in zekere zin beperkt. Voor en na de wedstrijd kan hij rustig met je praten en jij hebt alle tijd en gelegenheid om naar hem te luisteren. Tijdens de strijd is dat wel anders. Je hebt letterlijk je handen vol en vaak hoor je de goedbedoelde aanwijzingen van de coach niet eens. De coach weet dat ook wel en zal zijn aanwijzingen dan ook geven tijdens een ‘dood moment’. Als de scheidsrechter bijvoorbeeld ‘mate’ (stop) heeft aangekondigd en je moet je kleding in orde brengen. Op dat moment heb je heel even rust en kan de coach iets tegen je zeggen. De coach aan de rand van de mat is ook vooral een morele steun. Iemand die je vertrouwt en van wie je verwacht dat hij je kan helpen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
38
Eindwerk : Stoeispelen
2.5.2. Spelvreugde in jeugdjudo In het speljudo staat spelvreugde centraal. Spelen hoort bij normaal opgroeiende kinderen. Om de jeugdjudoka’s speels en ontspannen te laten functioneren in een groep kies ik voor een planmatige aanpak waar een geborgen, veilige sfeer heerst. Dit veilige klimaat is de basis voor de motivatie om te spelen. Maslov heeft een motivatietheorie ontwikkeld die luidt: ‘mensen zijn ergens voor gemotiveerd omdat er aan een bepaalde behoefte voldaan moet worden. Deze behoeften lopen parallel met de ontwikkelingsstructuur van het kind en zijn trapsgewijs opgebouwd in een vaste volgorde. Als een bepaalde behoefte nog niet aanwezig is dan is er geen andere behoeftedrang naar de volgende trap. Bijvoorbeeld bij dieren zien wij ook dat er geen behoefte aan spel is als er honger, dreiging of huidverzorging aanwezig is. Trap één en twee van de piramide van Maslov vormen de fase veiligheid en zekerheid. Trap drie en vier vormen de fase van erkenning en erbij horen. Trap vijf , zes en zeven vormen de fase van zelfverwezenlijking.
Voorstelling van de piramide van Maslov. P 67
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
39
Eindwerk : Stoeispelen
2.5.3. Stoeigedrag : stoeien en vechten Het stoeigedrag staat centraal in de judolessen. Kinderen stoeien graag, want het sluit aan bij hun belevingswereld. Onder stoeien verstaan we judospelen zonder beëindiging van het spel bij het scoren van punten. Er zijn ook geen onderbrekingen van buitenaf zoals dat in de wedstrijd gebeurt.(spelen zonder punten te verdienen, spelen tot de zin is) Het vechten is ook een deel van het judo en dat plaatsen we in wedstrijden, want daar bevecht men elkaar om te overwinnen. De puntentelling is essentieel en het spel wordt soms onderbroken door de scores. Er is hier sprake van strijd leveren, ‘ erop en eronder’.
2.6.
Judo is veelzijdig
De mens heeft de mogelijkheid gekregen zeer veelzijdig te kunnen bewegen. Van alle zoogdieren, waar wij van afstammen, kunnen wij het meest veelzijdig bewegen. Als wij de judosport in zijn bewegingen analyseren, dan zien wij een grote verscheidenheid aan bewegingen. Judo heeft bij een juiste en regelmatige beoefening een positieve invloed op je gezondheid. Je krijgt een beter uithoudingsvermogen, je wordt sterker, sneller, leniger, behendiger en je leert je beter te concentreren. Dat is natuurlijk heel wat, iedereen wil dat wel bereiken. Het gaat er echter om op welke manier je je lichaam het beste kun trainen. Met een juiste beoefening van jouw sport, in dit geval judo, bedoelen we hoe verstandig jij omgaat met de vraag: ‘ Wat kan ik aan?’ Hierbij spelen de woorden ‘wat’ en ‘ik’ een belangrijke rol. Wat moet je doen om een bepaalde prestatie te leveren? Dit kan nogal verschillend zijn en de kracht of inspanning die je moet leveren dus ook. We noemen dit de belasting. Linken naar het ontwikkelingsplan: 6. Plezier beleven 24. Regels en afspraken naleven en waarderen. 36. Eigen ervaringen creatief uitdrukken in muzische expressievormen 46. Evenwicht bewaren. 49. Dynamisch bewegen 50. Aangepast bewegen in de ruimte. 53. Actief exploreren met de zintuigen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
40
Eindwerk : Stoeispelen
Linken naar de leerplandoelen: -
2.6.1. Basisvormen in theorie Uit de basisvormen van het judobewegen halen we enkele bewegingen: lopen, springen, rollen, duikelen, klauteren, klimmen, trekken, duwen, dragen, heffen, balanceren en zwaaien.
2.6.2. Judobewegingsbasisvormen 1.Rollen Rollen is een grondvorm van bewegen, waarbij men ‘ over de kop gaat’. De belangrijkste kenmerken zijn, dat er een draai om de breedte-as of lengte-as gemaakt wordt.
2.Trekken Trekken is een grondvorm van bewegen waarbij de judoka iemand van zijn plaats probeert te krijgen door middel van spierkracht en lichaamsgewicht.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
41
Eindwerk : Stoeispelen
3.Slepen Een obstakel zo voorttrekken dat het voortdurend op zijn steunvlak blijft rusten.
4.Lopen Sneller en sneller gaan zodat er tussen afstoot en landing een miniem zweefmoment komt.
5.Springen Een vorm van bewegen die begint met de afzet van één of twee voeten en wordt gevolgd door een landing op één of twee voeten met daartussen een zweefmoment.
6.Duikelen Draaien om de breedteas van het lichaam aan of om een toestel. Het lichaam wordt niet verplaatst maar wordt als het ware om een bepaald punt gedraaid.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
42
Eindwerk : Stoeispelen
7.Klauteren Het komen op / over / van een hindernis, waarbij de steunpunten voor de handen en voeten worden aangeboden door de hindernis.
8.Klimmen Zich op handen en voeten verticaal voortbewegen.
9.Duwen Een obstakel verplaatsen door van achteren druk uit te oefenen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
43
Eindwerk : Stoeispelen
10.Dragen Een obstakel heffen en zich zo verplaatsen.
11.Balanceren Het blijven of voortbewegen in situaties waarbij hogere eisen dan normaal worden gesteld aan het vermogen om het evenwicht te bewaren.
12.Zwaaien Een pendelbeweging aan en met een toestel, het toestel maakt de beweging zelf mee.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
44
Eindwerk : Stoeispelen
13.Heffen Een obstakel omhoog tillen zodat alle contactpunten met de grond verdwijnen.
14. Gaan Vanuit een staande oprichting zich verplaatsen.
Schema: van motorische capaciteiten tot basisvaardigheden
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
45
Eindwerk : Stoeispelen
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
46
Eindwerk : Stoeispelen
3.
Basisvaardigheden van Judo
3.1. Gaan en staan In het judospel betekent je balans verliezen meestal een nederlaag. De judoka is er dus alles aan gelegen om dit te voorkomen. De manier waarop je over de mat beweegt en hoe je staat heeft daar veel mee te maken.
3.1.1. De drie basishoudingen ( shizei) 1.
Shizen – hontai In deze houding sta je rechtop met je voeten ongeveer op schouderhoogte. Je gewicht is gelijk verdeeld over beide voeten, je benen zijn een beetje gebogen en je lichaamszwaartepunt ligt precies tussen je voeten. Vanuit deze ontspannen houding ben je heel goed in staat snel en doeltreffend te reageren op de bewegingen van je tegenstander. Tevens is het heel goed mogelijk vanuit deze stand in de aanval over te gaan.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
47
Eindwerk : Stoeispelen
2.
Migi – shizentai Deze houding verkrijg je door met je rechtervoet iets vooruit te stappen.
3.
Hidari – shizentai Je komt in deze houding door met je linkervoet iets vooruit te stappen.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
48
Eindwerk : Stoeispelen
Zowel bij de migi ( rechts) – als bij de hidari ( links) – uitvoering van de basisuitvoering, valt je zwaartepunt tussen je voeten. Bij deze drie zogenaamde natuurlijke houdingen ( shizen – tai) in het judo sta je perfect in balans. Als je partner of tegenstander aan je gaat trekken of duwen, zijn er twee mogelijkheden om in balans te blijven. 1. Je zakt dieper door je knieën en je gaat in een bredere stand . 2. Je gaat bewegen.
3.1.2. De drie verdedigingshoudingen 1.
Jigo - hontai Door dieper in je knieën te zakken en een bredere voetenstand in te nemen (breder dan je schouders), sta je een stuk steviger. Het nadeel van deze positie is echter dat je veel moeilijker kunt aanvallen. Het is dan ook een typische verdedigingshouding.
2. Severine Fouvry Cindy Steen
Migi - jigotai Schooljaar 2001-2002 3 OKO
49
Eindwerk : Stoeispelen
In deze houding sta je sterk rechts voor.
3.
Hidari - jigotai In deze houding sta je sterk links voor.
In deze drie verdedigingshouding is je bovenlichaam rechtop en ontspannen en ook hier valt je lichaamszwaartepunt binnen je steunvlak. Je staat in balans. Als er aan je getrokken of geduwd wordt, kun je natuurlijk ook in de trek – of duwrichting meebewegen om je balans te herstellen. Bewegen in het judo doe je op een speciale manier, zowel in staande positie als op de grond.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
50
Eindwerk : Stoeispelen
3.1.3. Bewegen in staande positie ( shintai)
1.
Bewegen in ayumi - ashi Een judoka huppelt niet zomaar wat over de mat. Als je huppelt til je iedere keer je voeten een stukje op en sta je een onderdeel van een seconde op een been en dus heel labiel! Je moet er dus daarentegen voor zorgen dat je voeten een goed contact met de mat hebben. Je schuift met je voetzolen over de mat, steeds is er contact met het matoppervlak. Deze speciale manier van bewegen noemen we tsuri-ashi. Bij het normale gaan in voor-en achterwaartse richting, passeren je voeten elkaar. We noemen deze manier van gaan ayumi-ashi. Zou je dat ook in zijwaartse richting doen, dan kruisen je voeten tijdens het lopen. Dit is natuurlijk niet aan te raden, want binnen de kortste keren lig je op je rug!
2.
Bewegen in tsugi - ashi De tsugi – ashi is een bijschuifpas waarmee je voorwaarts, achterwaarts en zijwaarts kunt bewegen. De ene voet passeert daarbij de andere nooit. Ook hier til je je voeten niet op maar schuiven je voetzolen over de mat. In het nage-no-kata wordt deze manier van bewegen veel toegepast.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
51
Eindwerk : Stoeispelen
3.
Bewegen in tai-sabaki Als je alleen maar voorwaarts, achterwaarts en zijwaarts beweegt kom je natuurlijk nooit tot een techniek. Om een worp in te zetten of je te verdedigen tegen een aanval, zul je je lichaam moeten draaien. Je draait daarbij over de bal van je voet en je heupen, schouders en armen gelijktijdig mee. Tai – sabaki is een zeer belangrijke vaardigheid, zowel in de aanval als in de verdediging!
3.2. Het vastpakken Om je partner te kunnen werpen moet je hem eerst vastpakken, we noemen dit in het Japans kumi-kata. In een judo - wedstrijd zie je vaak de strijd om de kumi-kata, beide judoka’s proberen zo gunstig mogelijk vast te pakken. Nu zul je je afvragen: wat is gunstig? Dit is voor elke judoka verschillend. De een pakt graag onder de arm van de tegenstander, de ander pakt liefst hoog in de kraag. Het ligt er maar aan wat je van plan bent en ….wat je tegenstander in een wedstrijd toelaat! Tijdens de training kun je de verschillende manieren van kumi – kata goed beoefenen.
3.2.1. De rechtse en linkse normaal pakking -
Severine Fouvry Cindy Steen
Met je linkerhand neem je de rechtermouw van je partner ter hoogte van de elleboog en met je rechterhand zijn linkerrevers ter hoogte van zijn borst. Dit is een prima pakking voor een rechtse judoka met bijvoorbeeld een snelle schouder- of armworp. Het nadeel van deze pakking is dat je niet snel kunt overschakelen naar een linkse techniek. Bij de linkse pakking grijp je met je rechterhand zijn linkermouw en met je linkerhand zijn rechterrevers.
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
52
Eindwerk : Stoeispelen
3.2.2. De pakking aan twee revers -
Pak je partner met beide handen bij zijn revers. Een hand in de okselplooi geeft meestal een steviger contact, dan alleen de randen van de revers vastpakken. Je hebt nu praktisch dezelfde voordelen dan bij de normale pakking, bovendien kun je nu nog snel naar de andere kant schakelen. Het nadeel van deze pakking is dat uke zijn arm kan uitsteken om te steunen.
3.2.3. De pakking aan één kant -
Severine Fouvry Cindy Steen
Pak je partner met beide revers aan één kant bij zijn revers of mouw vast. Het voordeel van deze pakking is dat je met twee handen aan één kant zeer krachtig kunt storen of aanhalen. Het is verboden om te lang aan één kant vast te houden. Nadat je voor deze pakking gekozen hebt, moet je meteen een aanval plaatsen. Doe je dat niet dan krijg je een waarschuwing of straf van de scheidsrechter.
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
53
Eindwerk : Stoeispelen
We hebben gezien, dat als je op jouw manier kunt vastpakken, je favoriete worp eerder kans van slagen heeft. Hoe komt dit nu eigenlijk? Wat heeft een goede kumi-kata voor een effect?
Door een bepaalde manier van vastpakken kun je je tegenstander je wil opleggen( je ‘zet hem vast’) Door je kumi-kata kun je proberen een voorsprong te krijgen op je tegenstander door hem te overbluffen. Als hij voelt dat je hem stevig in je greep hebt, zodat hij zijn eigen pakking niet kan plaatsten, wordt hij onzeker en gaat hij fouten maken. Dat is jouw kans om tot de aanval over te gaan. Het is dus heel belangrijk dat je van tevoren weet: Wat wil ik, met welke techniek wil ik werpen? Hoe moet ik dan vastpakken?
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
54
Eindwerk : Stoeispelen
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
55
Eindwerk : Stoeispelen
3.3. Balansverstoring Jullie kennen allemaal de verhalen van het kleine mannetje, dat met een simpele handbeweging zijn veel groter en sterkere belager in het stof doet bijten.
Flauwekul? Als je de principes van de evenwichts- of balansverstoring kent, wordt het verhaal minder ongeloofwaardig. Een grote kerel die stevig op zijn benen staat is nauwelijks te werpen. Eenmaal uit balans gebracht is hij echter een gemakkelijke prooi voor iemand die de kunst van het werpen verstaat. Het hele judospel draait om het in balans blijven en het uit balans brengen. Bij elke richting van balansverstoring hoort een bepaalde werptechniek. Bij een werptechniek naar voren hoort een balansverstoring in voorwaartse richting en bij een werptechniek naar achter moet je de tegenstander ook in achterwaartse richting uit balans brengen. Het verstoren van de balans van je tegenstander gaat echter niet vanzelf. Je zult er iets voor moeten doen! De balansverstoring komt tot stand door trekken, duwen en het verplaatsen van je lichaam.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO
56
Eindwerk : Stoeispelen
Het gaat er dus om je tegenstander zo kort mogelijk de tijd te geven om te reageren. Geef je hem de tijd, dan kan hij zich herstellen en een gunstige positie innemen. Dit principe van werpen lukt heel goed wanneer je je tegenstander het idee geeft, dat je hem werpt in een bepaalde richting. Hoe groter de kracht en vooral de snelheid is waarmee je de beweging maakt, des te heftiger zal de reactie van je tegenstander zijn. Van deze reactie kun jij dan mooi gebruik maken door hem net de andere richting op te werpen! Een tegenstander die eenmaal uit balans is, heeft namelijk een bepaalde tijd nodig die balans weer te herstellen. Die tijd geef jij hem natuurlijk niet en je werpt hem!
Van de andere kant is het natuurlijk ook zo, dat jij moet leren zo snel mogelijk te reageren. Jij kunt ook aangevallen worden met een werptechniek! Daarom moet je bij een wedstrijd niet alleen lichamelijk topfit zijn maar ook geestelijk. De coach langs de kant zegt dan, dat je je hoofd moet bijhouden! Hij bedoelt dat je je heel goed moet blijven concentreren. Je weet allemaal wel dat dat steeds moeilijker wordt hoe langer de wedstrijd duurt.
Severine Fouvry Cindy Steen
Schooljaar 2001-2002 3 OKO