VOORWOORD “Oh, dus ik kan bij jou mijn zwart geld witwassen.” Dat is een reactie die je heel vaak hoort als je vertelt dat je bij een money transfer bedrijf (geldtransactiekantoor) werkt. Echter, het beeld van een sector waar mensen anoniem grote sommen geld kunnen wegsluizen naar onbekende personen in andere landen is echter achterhaald en onjuist. Voor u ligt de eerste officiële uitgave van de gedragscode van de NVGTK, de Nederlandse Vereniging voor GeldTransactieKantoren. Het doel van de gedragscode van de NVGTK is tweeledig. Op de eerste plaats is hij bedoeld als richtlijn en hulpmiddel voor de leden bij het inrichten van de interne organisatie gebaseerd op een risk based approach. Daarnaast wil de NVGTK met de gedragscode externe belanghebbenden laten zien wat de sector en in het bijzonder onze leden doen om witwassen, maar ook fraude en terrorisme financiering te voorkomen. De sector heeft op dat gebied de afgelopen jaren een enorme vooruitgang geboekt. De gedragscode is een dynamisch document. Dat betekent dat hij regelmatig zal worden aangepast aan nieuwe inzichten. Bijvoorbeeld over risico’s, veranderingen in de omgeving en technologische ontwikkelingen. Rest mij nog om iedereen te bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen van de gedragscode. In het bijzonder wil ik Ivo Haagh bedanken voor zijn werk aan deze gedragscode. Drs. Peter Mulders Voorzitter NVGTK
INHOUDSOPGAVE I. Begrippen ....................................................................... 2 II. Doel en reikwijdte gedragscode.......................................... 8 III. Compliance risicobeheer en interne controle........................ 9 IV. Overeenkomst cliënt ...................................................... 10 V. Risicocriteria .................................................................. 10 VI. Cliëntenonderzoek …………… ............................................. 11 VI.1 Normaal cliëntenonderzoek......................................... 12 VI.2 Verscherpt cliëntenonderzoek ...................................... 13 VII. Monitoring ................................................................... 16 VIII. Meldingsplicht ............................................................. 17 IX. Betaaldienstagenten due diligence/monitoring .................... 18 X. Training en kennisniveau.................................................. 21 XI. Bewaren bewijsstukken en gegevens ................................ 22 XII. Klachtenprocedure ........................................................ 23 XIII. Bijlagen ..................................................................... 25 Bijlage 1 Onderdelen overeenkomst geldtransfer ................. 25 Bijlage 2 Indicatoren verhoogd risico ................................. 27 Bijlage 3 Indicatoren witwassen DNB ................................. 31 Bijlage 4 Wettelijk toegestane identificatiebewijzen.............. 33 Bijlage 5 Meldplicht Indicatoren ........................................ 34 Bijlage 6 Best business practices ...................................... 35 Bronvermelding .................................................................. 41
1
I. Begrippen In deze gedragscode wordt verstaan onder: Cliënt De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een transactie doet of laat uitvoeren. Criminele activiteit Iedere vorm van criminele betrokkenheid bij het plegen van strafbare
feiten.
Hieronder
vallen
onder
meer terroristische
misdrijven, handel in verboden middelen, deelname aan een criminele
organisatie,
corruptie,
fraude,
belastingfraude
en
oplichting. Betaaldienst 6 (geldtransfer) Een geldtransfer is een betaaldienst, doorgaans op basis van contanten welke door een betaler worden verstrekt aan een betalingsdienstaanbieder
die
het
overeenkomstige
bedrag
overmaakt aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder. Deze dienst valt onder betaaldienst 6 zoals gesteld in de bijlage van de richtlijn 2007/64/EG.
2
Betaaldienstverlener Degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldienst 6. Dus hier bedoeld als geheel van kantoren in Nederland opererend onder eenzelfde naam, gebruikmakend van dezelfde vergunning. Hierbij is er niet noodzakelijkerwijs sprake van één enkel kantoor. Betaalinstelling
een betaaldienstverlener waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a Wft is verleend. Betaaldienstagent
persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten voor rekening van een betaalinstelling optreedt. FATF De Financial Action Task Force is een intergouvernementele organisatie met als doelstelling het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Lijst van landen die de aanbevelingen van de FATF nog niet (geheel) hebben overgenomen is te vinden op http://www.fatf-gafi.org/topics/high-riskandnoncooperativejurisdictions/ FIU-NL (FIE) Financial
Intelligence
Unit
is
de
organisatie
waaraan
alle
ongebruikelijke transacties worden gemeld.
3
Financiering terrorisme De verstrekking of verzameling van gelden, op welke wijze dan ook, direct of indirect, met de bedoeling of wetende dat deze geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt voor de financiering van terrorisme of terroristische activiteiten. Fraude Een vorm van bedrog waarbij zaken anders worden voorgesteld dan dat ze eigenlijk zijn. Vormen van fraude waarbij gebruik gemaakt wordt van geldtransfers zijn onder andere: 419-fraude (advanced fee fraude), datingfraude, loterijfraude, online aankoopfraude, droombaanfraude. Know Your Customer Know your customer refereert naar alle relevante informatie van de cliënten die nodig is om een zakelijke relatie met hen aan te gaan. KYC-procedures hebben als doel het tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering. Ongebruikelijke transacties Een verrichte of voorgenomen transactie die aan de hand van de bij of krachtens de WWFT bepaalde indicatoren als zodanig wordt aangemerkt en transacties die als zodanig worden aangemerkt in deze gedragscode.
4
Politieke Prominente Personen (PEP) Natuurlijke personen uit buiten- en binnenland die een prominente publieke functie bekleden of hebben bekleed en de directe familieleden of naaste geassocieerden van deze personen. De criteria hiervoor worden opgesomd in art. 2 uitvoeringsrichtlijn 2006/70/EG Risk based approach Het proces waarbij de risico’s worden geïdentificeerd en beoordeeld en hierop beleid wordt gemaakt om zodoende de risico’s te beperken. Transactie Handeling of samenstelling van handelingen van of ten behoeve van een cliënt, in verband met het afnemen of
verlenen van
geldtransfers. Uiteindelijk belanghebbende (UBO)
uiteindelijke belanghebbende is de natuurlijke persoon die: 1°. een belang houdt van meer dan 25 procent in het kapitaal van een cliënt; 2°. meer dan 25 procent van de stemrechten kan uitoefenen in de algemene vergadering van een cliënt; 3°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen in een cliënt; 4°. begunstigde van 25 procent of meer van het vermogen van een cliënt of een trust is; of
5
5°. een bijzondere zeggenschap heeft over 25 procent of meer van het vermogen van een cliënt;1 Voorgenomen transactie Onder voorgenomen transacties worden transacties verstaan die nog niet zijn afgerond, maar waarbij wel de intentie aanwezig was om de transactie uit te voeren. Indien deze transactie ongebruikelijk is dient deze ook te worden gemeld bij het FIU-NL. Witwassen Transactie(s) of het opzettelijk faciliteren van transacties gericht op het doorbreken van het verband tussen de criminele activiteiten en de opbrengsten daaruit alsmede het geven van een schijn van een legale herkomst aan die opbrengsten, teneinde de delictpleger in staat te stellen ongestoord van zijn opbrengsten te genieten. Het faciliteren
van
witwassen
door
een
betaaldienstverlener
of
betaalinstelling wordt ook beschouwd als witwassen ingevolge art. 420bis Wetboek van Strafrecht en art. 420quater Wetboek van Strafrecht. WWFT Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Wet
houdende
samenvoeging
van
de
Wet
identificatie
bij
dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties.
1
Art. 1 sub f Wwft
6
Zakelijke relatie Bij money transfers wordt bij een transactie een zakelijke relatie ingevolge art. 1 sub g Wwft verondersteld. Dit betekent dat de vereisten bij een zakelijke relatie uit de Wwft ook gelden voor eenmalige geld transfer transacties.
7
II. Doel en reikwijdte gedragscode Door toepassing van de risk based approach in de WWFT ontbreekt het aan uniformiteit in de branche met betrekking tot de risicobeheersing van witwassen en andere criminele activiteiten. Dit kan ervoor zorgen dat er twijfel ontstaat bij de cliënt over de voorwaarden van een transactie en dat er door de verschillende toegepaste risicobenaderingen scheefgroei in de markt ontstaat. Deze gedragscode is van toepassing op alle leden van de Nederlandse Vereniging voor Geldtransactie Kantoren (NVGTK) en heeft als doel om minimale eisen te stellen aan de risicobeheersing en compliance met betrekking tot witwassen en andere criminele activiteiten. Deze gedragscode streeft ernaar om deze eisen te realiseren aan de hand van de volgende thema’s: Compliance, overeenkomst met cliënt,
risicocriteria,
cliëntenonderzoek,
monitoring, melding ongebruikelijke transacties, betaaldienstagent due diligence, training en kennisniveau, bewaren bewijsstukken en klachtenprocedure. Alle betaaldienstverleners, die deze gedragscode ondertekenen, onderschrijven dat zij de belangen van de cliënt als uitganspunt zullen nemen bij het verwerken van de door de cliënt gewenste betaalopdracht. De betaaldienstverlener zal zorg dragen dat bijkantoren, betaaldienstagenten en dochtermaatschappijen in Nederland zich aan de Nederlandse geldende wet- en regelgeving committeren.
8
III. Compliance risicobeheer en interne controle Om als betaaldienstverlener over een effectieve risk based approach te
beschikken,
moet
het
proces
van
de
risicobeheersing
geïntegreerd zijn met de interne controles van het kantoor. Het is van belang dat er een beleid is in de organisatie om deze risico’s te beperken en dat het management hierop toeziet om zodoende de risico’s efficiënt te beperken en te voldoen aan de gestelde minimumeisen omtrent het cliëntenonderzoek. Dit beleid omvat de eisen die worden gesteld voor markttoetreding2 en onder meer de volgende aandachtspunten:
Door de betaaldienstverlener wordt erop toegezien dat de risico’s juist worden beoordeeld en worden herkend.
De betaaldienstverlener zorgt dat het personeel zich houdt aan het beleid, procedures en processen betreffende de risicobeheersing en het cliëntenonderzoek.
De betaaldienstverlener handelt in lijn met de doelstellingen van de sanctieregelgeving en de te treffen maatregelen aangaande de administratieve organisatie en de interne controle.
De
betaaldienstverlener
beschikt
over
minimaal
een
bekwame compliance officer en zorgt eveneens dat de compliance afdeling over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de vereisten uit de wetgeving en deze gedragscode.
2
Art. 2:3b Wet op het financieel toezicht jo. Besluit prudentiële regels Wft
9
IV. Overeenkomst cliënt Indien
een
cliënt
een
transactie
wil
verrichten
zorgt
de
betaaldienstverlener dat er een overeenkomst tot stand komt met de cliënt. Deze overeenkomst bevat ten minste de elementen zoals deze beschreven zijn in Bijlage I. V. Risicocriteria Om de risico’s te mitigeren identificeert de betaaldienstverlener de verschillende risico’s die verbonden zijn aan de dienstverlening. De risico’s kunnen gelden op geografisch, transactie- en cliëntniveau. De hantering van deze risicocriteria moet leiden tot een strategie van beheersing van potentiële risico’s. De gewichtigheid van de risico’s wordt bepaald aan de hand van de risicobeoordeling
van
de
eigen
bedrijfsvoering.
Niet
elke
betaaldienstverlener kent dezelfde potentiële risico’s. Het is daarom noodzakelijk dat de betaaldienstverlener op de hoogte is van de potentiële risico’s die specifiek haar producten en diensten opleveren. Een risk based approach werkt alleen goed als men de risico’s in een bepaalde markt juist beoordeeld en op waarde schat. Voor een overzicht van voorbeelden van potentiële risico’s en voorbeelden
van
indicatoren
van
witwassen
zie
bijlage
2
respectievelijk bijlage 3 van deze gedragscode. Voor de concrete toepassing hiervan zie de Best business practices in bijlage 6. Deze best business practices kunnen in overweging worden genomen bij het verplichte cliëntenonderzoek.
10
VI. Cliëntenonderzoek Uit artikel 3 Wwft volgt dat er geen dienstverlening mag plaatsvinden
zonder een
voorafgaand
cliëntenonderzoek.
Dit
cliëntenonderzoek leidt naast een betere risicobeoordeling tot een betere beoordeling van individuele cliënten. Het cliëntenonderzoek vindt plaats op het moment dat de cliënt de transactie uitvoert en eventueel tijdens een ‘back-end review’ van de activiteiten van een cliënt. Indien het cliëntenonderzoek niet de gewenste antwoorden oplevert, wordt de transactie niet uitgevoerd. Naargelang de hoogte van het potentiële risico wordt er een normaal of
verscherpt
cliëntenonderzoek
uitgevoerd.
De
betaaldienstverlener draagt zorg dat zij aan de hand van de risicoprofielen de juiste intensiviteit van het onderzoek hanteert. De uitvoering hiervan vindt plaats op basis van een risk based approach. Invulling hiervan is terug te vinden in de best business practices van bijlage 6. Het cliëntenonderzoek moet zodanig ingericht worden dat de informatie bekend wordt bij de betaaldienstverlener en dat tegelijkertijd de omgang en klantvriendelijkheid als prettig wordt ervaren. Een betaaldienstverlener
kan, indien dit contractueel wordt
vastgelegd, een cliëntenonderzoek laten uitvoeren door derden indien
deze
derden
ook
gebonden
zijn
aan
de
cliëntenonderzoekvereisten uit de Wwft.
11
De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de vereisten voor het
cliëntenonderzoek
ligt
dan
nog
steeds
bij
de
betaaldienstverlener. VI.1 Normaal cliëntenonderzoek Een normaal cliëntenonderzoek wordt altijd toegepast bij elke transactie.
De
volgende
vereisten
moeten
derhalve
altijd
gehanteerd worden:
De cliënt wordt door de betaaldienstverlener geïdentificeerd. Deze identiteit kan geverifieerd worden aan de hand van één van de in de art. 4 uitvoeringsregeling WWFT genoemde documenten. Iedere betaaldienstverlener heeft interne procedures en controlemaatregelen om naleving hiervan te waarborgen. Voor een overzicht van de in Nederland geldige identiteitsbewijzen ter verificatie zie bijlage 4.
De betaaldienstverlener heeft inzicht in de cliënt en voldoet aan het KYC-principe.
De betaaldienstverlener neemt adequate maatregelen om op een risk-based wijze de UBO te identificeren en vervolgens te verifiëren. Bij juridische constructies verwerft de
betaaldienstverlener
zeggenschapsstructuur.
inzicht Bij
in
de
ingewikkelde
eigendom en
–en
complexe
juridische constructies is er een hoog risico en volgt een verscherpt cliëntenonderzoek.
Indien
een
Nederlands
rechtspersoon
een
transactie
uitvoert wordt een uittreksel van de Kamer van Koophandel
12
gevraagd. Voor buitenlandse rechtspersonen geldt dat zij documenten uit een betrouwbare en onafhankelijke bron, aan de hand waarvan de identiteit van de rechtspersoon kan worden geverifieerd, moeten tonen.
Indien
een
natuurlijk
persoon
zegt
vertegenwoordigingsbevoegd te zijn van een rechtspersoon of
natuurlijk
persoon
wordt
de
vertegenwoordigingsbevoegdheid vastgesteld. Daarnaast moet ook de vertegenwoordiger worden geïdentificeerd.
Men onderzoekt of de cliënt voor zichzelf een transactie uitvoert of ten behoeve van een derde. Indien dit laatste het geval is, is er een hoog risico en wordt er een verscherpt onderzoek uitgevoerd en/of de transactie wordt niet uitgevoerd.
VI.2 Verscherpt cliëntenonderzoek Het verscherpt cliëntenonderzoek wordt toegepast bij intern vastgestelde
hogere
risico’s.
Indien
bij
een
normaal
cliëntenonderzoek blijkt dat het toch een hoog risico betreft kan het cliëntenonderzoek wijzigen in een verscherpt cliëntenonderzoek. De risico’s verschillen aldus per betaaldienstverlener, desondanks wordt minstens als hoog risico geacht:
Een natuurlijk persoon die een zakelijke transactie uitvoert.
Een cliënt die niet fysiek aanwezig is voor de identificatie.
De NVGTK hanteert als richtlijn voor een verhoogd risico: transacties vanaf EUR 2.000,- of bij meerdere transacties in
13
een maand vanaf EUR 10.000,-. De betaaldienstverleners kunnen hierin zelf strengere richtlijnen hanteren die zij passend achten in overeenstemming met het risicoprofiel van hun cliënten.
Transacties van en naar risicolanden zoals beschreven in bijlage 3 of landen die bekend staan als veelgebruikte corridor met betrekking tot fraude.
Een verzender of ontvanger die een PEP betreft. De betaaldienstverlener voorziet, op basis van een risk based approach, dat er maatregelen worden genomen om politieke prominente personen te herkennen en de transactie(s) hiervan verscherpt te onderzoeken.
Transacties die kenmerken vertonen van een vorm van fraude.
Transacties die kenmerken vertonen van indicatoren zoals vermeld in bijlage 1 en bijlage 2.
Indien
het
aangedragen
vermoeden bij
het
bestaat
normaal
dat
de
informatie
cliëntenonderzoek
niet
betrouwbaar is. De volgende vereisten zijn na constatering van een hoog risico bij een verscherpt cliëntenonderzoek van toepassing:
Alle
informatie,
met
in
het
bijzonder
de
identiteitsdocumenten en de herkomst van de gelden, aangedragen door de cliënt in een hoog risicoprofiel wordt door
de
betaaldienstverlener
verscherpt
geverifieerd,
eventueel aan de hand van aanvullende documenten en
14
informatie.
Dit
betreft
informatie
afkomstig
van
onafhankelijke, derde instanties zoals:
-
een salarisstrook
-
een arbeidsovereenkomst
-
een bankafschrift
Indien er een vermoeden van een slachtoffer van fraude bestaat, tracht de baliemedewerker verdere informatie omtrent de transactie en de ontvanger te achterhalen. Indien een sterk vermoeden van fraude blijft bestaan dan wordt de transactie niet uitgevoerd en het slachtoffer zodoende in bescherming genomen. Dit volgt uit de zorgplicht die de betaaldienstverlener heeft ten opzichte van de cliënt. Hieruit volgt ook dat de betaaldienstverlener de cliënt informeert over de risico’s en de gevolgen van de fraude.
Er bestaat altijd de mogelijkheid om bij een hoog risico te weigeren de transactie uit te voeren.
Indien het verscherpt onderzoek niet de gewenste antwoorden oplevert of een sterk vermoeden van een criminele activiteit, witwassen of terrorismefinanciering blijft bestaan, wordt de transactie niet uitgevoerd en onverwijld gemeld bij de FIU-NL. De mogelijkheid bestaat voor de betaaldienstverlener om een cliënt vervolgens te blokkeren, tenzij een opsporingsinstantie dit ontzegt. De betaaldienstverlener beschikt hierbij over een schriftelijke bevestiging van de ontzegging van het Openbaar Ministerie (OM).
15
VII. Monitoring Het monitoren vindt plaats op basis van een risk based approach. Omdat risicoprofielen veranderen is het belangrijk dat er een doorlopende
monitoring
plaatsvindt.
De
transacties
moeten
overeenkomen met de kennis die de betaaldienstverlener heeft over de cliënt en haar risicoprofiel. Daarnaast dient de monitoring transactienetwerken zichtbaar te maken. De monitoring bestaat minimaal uit:
Periodieke analyses gespecificeerd naar risico’s. In de analyses wordt er getoetst aan bepaalde risico-indicatoren, zoals: -
Hoog risico corridors
-
Smurfing,
transacties
worden
gestructureerd
verzonden in lagere bedragen om een verdenking of een melding te ontduiken.
-
Gezamenlijk gebruik zelfde adressen
-
Hoeveelheid transacties per klant
-
Witwastrends
Periodieke selecties van de grootste Nederlandse en buitenlandse
verzenders
en
ontvangers.
De
betaal-
dienstverlener verricht onderzoek op basis van deze data. Deze selectie van de hoogste bedragen van verzenders en ontvangers
verschillen
risicoprofiel.
Deze
in
periodieke
omvang selectie
naargelang vindt
het
minimaal
maandelijks plaats.
16
De
betaaldienstverlener
waarborgt
de
integriteit
en
toereikendheid van de monitoring van transacties.
De resultaten van de monitoring moeten gedocumenteerd en opgeslagen worden om te voldoen aan de vereisten uit de Wwft.
VIII. Meldingsplicht Het melden van ongebruikelijke transacties is cruciaal voor het goed laten functioneren van de opsporing. De overheid wordt hierdoor van informatie voorzien die haar de mogelijkheid geeft om witwassen en andere criminele activiteiten te bestrijden. In het geval van een ongebruikelijke (voorgenomen) transactie wordt dit onverwijld, voorzien van de juiste gegevens, gemeld bij de FIU-NL. Indien de betaaldienstverlener een sterk vermoeden heeft dat de transactie te maken heeft met witwassen of een andere criminele activiteit wordt deze niet uitgevoerd en vervolgens gemeld bij de FIU-NL. Indien de ongebruikelijkheid achteraf wordt vastgesteld of de vervolging bij een dergelijke transactie wordt belemmerd voert de betaaldienstverlener de transactie uit en meldt de informatie onverwijld aan de FIU-NL. Wanneer de betaaldienstverlener een transactie moet melden wordt bepaald aan de hand van een aantal objectieve en subjectieve indicatoren, zie bijlage 5. In de regeling Toezicht Sanctiewet 1977 is voorgeschreven dat er een melding wordt gedaan zodra geconstateerd is dat de identiteit van een relatie in de transactie overeenkomt met die van een (rechts)persoon of entiteit, genoemd in de Sanctieregelgeving.
17
Ongebruikelijke transacties die vanuit het buitenland worden aangeleverd en in Nederland chartaal of giraal worden uitbetaald vallen ook onder de meldingsplicht. De betaaldienstverlener en haar werknemers mogen niet aan de betrokken cliënt of derden mededelen dat er van een transactie melding
is
gedaan.
Dit
mededelingsverbod
geldt
niet
voor
mededelingen aan de bevoegde autoriteiten van de overheid of binnen de betaaldienstverlener en haar netwerk.
IX. Betaaldienstagenten due diligence en monitoring Daar waar betaaldienstverleners cliëntenonderzoek en monitoring uit moeten voeren zijn de betaaldienstagenten ook onderhevig aan onderzoek en monitoring. De betaaldienstverlener gaat slechts relaties aan met legitieme betaaldienstagenten die zich committeren aan haar beleid, procedures en regelgeving betreffende witwassen en
terrorismefinanciering.
De
betaaldienstverlener
hanteert
controleprocedures om dit te kunnen toetsen en daar waar nodig te interveniëren. Zie in bijlage 1 enkele voorbeelden van potentiële risico’s met betrekking tot betaaldienstagenten. Bij het contracteren van de betaaldienstagent gelden de volgende minimale vereisten:
18
De
betrouwbaarheid
van
de
betaaldienstagent
wordt
getoetst en moet boven alle twijfel verheven zijn.
De betaaldienstverlener is op de hoogte van de UBO van een betaaldienstagent en de feitelijke leidinggevende(n).
De
betaaldienstverlener
informeert
naar
criminele
antecedenten van de betaaldienstagent.
De verplichtingen die de betaaldienstagent heeft aangaande onder andere het cliëntenonderzoek, interne procedures en trainingen
worden
contractueel
betaaldienstagent
en
overeenkomst
uitbesteding
tot
vastgelegd
betaaldienstverlener. wordt
tussen In
de
tenminste
het
volgende vastgelegd: -
De verplichting tot inzage in de administratie en de verplichting
om
compliance
officers
en
de
toezichthouder toegang te geven tot de benodigde documenten. -
De verplichting om zich te houden aan wet- en regelgeving met betrekking
tot witwassen en
terrorisme financiering. -
De
verplichting
om
gedegen
en
kritisch
cliëntenonderzoek te doen. -
De verplichting om de betaaldienstagent en het personeel trainingen te laten volgen.
-
De verplichting tot het integer handelen van de betaaldienstagent.
-
De verplichting tot het opvolgen van instructies van de betaaldienstverlener.
19
Bij de monitoring van de betaaldienstagent gelden de volgende minimale vereisten:
De betaaldienstagent wordt gecontroleerd op het gebied van compliance op een dusdanige wijze en frequentie dat de betaaldienstverlener
kan
vaststellen dat
de
(interne)
procedures bij deze agentschappen in voldoende mate worden nageleefd. Het toezicht moet ertoe leiden dat de betaaldienstverlener
‘in
control’
is
over
haar
betaaldienstagenten.
De betaaldienstverlener levert training en informatie om de betaaldienstagent te laten voldoen aan de eisen van compliance betreffende witwassen en terrorismefinanciering.
De betaaldienstverlener ziet toe dat de betaaldienstagent zich houdt aan de procedures en wetgeving aangaande het cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties.
Per
betaaldienstagent
moet
er
een
dossier
worden
bijgehouden betreffende de monitoring.
20
X. Training en kennisniveau De betaaldienstverlener heeft een opleidingsprogramma voor nieuwe
medewerkers
en
nieuwe
betaaldienstagenten.
De
medewerkers en betaaldienstagenten dienen permanent geschoold te
worden.
Hiervoor
heeft
de
betaaldienstverlener
een
trainingsprogramma om de kennis betreffende de compliance en cliëntenonderzoek op peil te houden. In het geval van nieuwe ontwikkelingen en technieken zal de betaaldienstverlener hier passende training toe verschaffen. Indien gedurende het dienstverband of tijdens toetsing blijkt dat de kennis niet voldoende is, neemt de betaaldienstverlener passende maatregelen om de kennis van de medewerkers en de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen waarborgen. Nieuwe medewerkers en betaaldienstagenten zullen voor aanvang van
de
dienstverlening
programma
voor
altijd
nieuwe
een
training
medewerkers
ondergaan.
(afgestemd
op
Een de
betreffende functie) zal bestaan uit:
Basiskennis aangaande de Wwft;
Kennis inzake het herkennen van een ongebruikelijke transactie;
Kennis
inzake
het
herkennen
en
beoordelen
van
identiteitsdocumenten;
Kennis
inzake
de
interne
procedures
van
de
betaaldienstverlener;
Kennis inzake de verschillende vormen van fraude.
21
Kennis omtrent het bepalen van het risicoprofiel door de medewerkers met behulp van casussen.
De betaaldienstverlener legt vast welke trainingen en opleidingen elke medewerker heeft gevolgd.
XI. Bewaren bewijsstukken en gegevens Ingevolge
artikel
33
en
artikel
34
Wwft
zorgt
de
betaaldienstverlener dat:
De gegevens van de transacties of het cliëntenonderzoek bewaard worden gedurende de periode zoals deze vermeld is in de Wwft.3
De betaaldienstverlener de gegevens van de transacties en cliëntenonderzoek alleen voor het beoogde doel bewaart en niet gebruikt voor commerciële doeleinden of andere doeleinden
in
strijd
met
de
Wet
Bescherming
Persoonsgegevens.
De gegevens van het cliëntenonderzoek moeten door de betaaldienstverlener actueel gehouden worden. Dit kan worden gedaan op basis van een risk based approach.
Er een administratie wordt bijgehouden, waarbij adequaat kan worden gereageerd op specifieke vragen betreffende transacties of cliëntenonderzoeken van de FIU-NL of andere bevoegde autoriteiten.
3
Artikel 33 en artikel 34 Wwft.
22
XII. Klachtenprocedure De betaaldienstverlener streeft ernaar om de opdracht van de cliënt zo goed mogelijk uit te voeren, mocht dit echter in de ogen van de cliënt niet het geval zijn, biedt de betaaldienstverlener de cliënt de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Elke betaaldienstverlener dient op grond van de Wft te beschikken over een beschreven klachtenprocedure. 4 Deze klachtenprocedure bevat tenminste de volgende elementen:
De klachtenprocedure moet gericht zijn op een zorgvuldige behandeling van klachten.
De klacht wordt zo spoedig mogelijk behandeld, dan wel uiterlijk binnen 8 weken.
Binnen twee weken na ontvangst van de klacht informeert de betaaldienstverlener de cliënt binnen welke termijn de klacht wordt behandeld.
Een betaaldienstverlener dient aan alle personen die bij de afhandeling
van
klachten
binnen
zijn
onderneming
betrokken zijn, een beschrijving beschikbaar te stellen van de te volgen procedure voor de afhandeling van klachten. De
klachten
worden
vastgelegd
in
een
adequate
klachtenadministratie. Deze klachtenadministratie omvat tenminste de volgende vereisten en gegevens:
de naam en het adres van de cliënt die een klacht heeft ingediend;
4
Artikel 4:17 Wet op het financieel toezicht
23
de van de consument ontvangen klacht, met de daarbij behorende dagtekening van ontvangst;
een omschrijving van de wijze waarop de klacht ontvangen is (bijvoorbeeld klachtenbrief of telefoonnotitie);
een beschrijving van de wijze waarop de financiële dienstverlener de klacht heeft behandeld.
De klachtenadministratie dient minimaal 1 jaar na de afhandeling van de klacht bewaard te worden.
Bij een gehele of gedeeltelijke afgewezen klacht informeert de betaaldienstverlener de cliënt over de mogelijkheid om de klacht voor te leggen bij een aangesloten geschilleninstantie.
24
XIII. BIJLAGEN BIJLAGE 1 ONDERDELEN OVEREENKOMST GELDTRANSFER Bij een verzendtransactie bevat de overeenkomst tenminste deze onderdelen:
De naam van de opdrachtgever;
Het adres van de opdrachtgever;
De naam van de ontvanger van de gelden;
De exacte som van de te verzenden gelden in betreffende Euro´s;
De som van de te ontvangen gelden in vreemde valuta;
De kosten welke in rekening worden gebracht aan de cliënt;
Land, en indien van toepassing stad en locatie, waar de gelden betaald dienen te worden;
Het unieke transactienummer;
De algemene voorwaarden welke van toepassing zijn op de overeenkomst.
Bij een ontvangsttransactie bevat de overeenkomst tenminste deze onderdelen:
De naam van de ontvanger van de gelden;
Het adres van de ontvanger van de gelden;
De naam van de opdrachtgever;
25
De exacte som van de te ontvangen gelden in vreemde valuta;
De som van de te ontvangen gelden in Euro’s;
De kosten welke in rekening worden gebracht aan de cliënt;
Land, en indien van toepassing stad en locatie, waar de gelden vandaan komen;
Het unieke transactienummer;
De algemene voorwaarden welke van toepassing zijn op de overeenkomst.
26
BIJLAGE 2 INDICATOREN VERHOOGD RISICO De potentiële risico’s zijn een aanduiding voor het te hanteren risicoprofiel
en
zijn
niet
onontbeerlijk
indicatoren
bij
de
meldingsplicht of het te hanteren cliëntenonderzoek. Er bestaat geen universele of uitputtende lijst van risico’s, omdat deze per dienst, product of klant kunnen verschillen. De voorbeelden genoemd zijn derhalve niet limitatief, maar wel toepasbaar voor een toereikend risicoprofiel. Het vaststellen van de daadwerkelijke risicoprofielen
en
de
daarbij
gehanteerde
componenten,
scheidslijnen en waarden zijn ter beoordeling en vaststelling van de betaaldienstverlener zelf. Geografische risico’s De betaaldienstverlener identificeert de geografische risico’s die een transactie van of naar een bepaald gebied of land kan opleveren. Voorbeelden zijn:
Landen of gebieden door de FATF, de Minister van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen als zijnde
risicovol
met
betrekking
tot
witwassen
en
terrorismefinanciering. Voor de lijst van de FATF zie: http://www.fatf-gafi.org/topics/high-riskandnoncooperativejurisdictions/
Landen onderhevig aan VN embargo’s of maatregelen van gelijke strekking.
27
Landen of gebieden die bekend staan financiering of ondersteuning te verstrekken aan terroristische activiteiten of die bekend staan terroristische organisaties te herbergen.
Landen of gebieden met een hoge mate van corruptie en/of criminele activiteiten.
Landen die bekend staan om een hoge fraudegevoeligheid.
Cliënten risico’s De betaaldienstverlener zorgt ervoor dat de risico’s van cliënten geïdentificeerd worden. Voorbeelden van potentieel hogere risico’s zijn:
Cliënten die
transacties
verrichten
in
ongebruikelijke
omstandigheden zoals: o
Het reizen van onverklaarbare afstanden om een transactie te doen.
o
Transacties zonder opgaaf van een ogenschijnlijke logische reden.
o
Cliënten die
een ongebruikelijke
fooi
of
een
steekpenning aanbieden bij een transactie.
Cliënten die een politiek prominent persoon zijn.
Cliënten waarbij het moeilijk is om de aard van de relatie met de uiteindelijk belanghebbende te identificeren.
Cliënten als rechtspersoon, wanneer deze rechtspersoon een
omvangrijke
en
ingewikkelde
organisatorische
constructie met verschillende rechtspersonen Cliënten die nauwelijks informatie hebben aangaande de begunstigde of deze informatie niet willen geven.
28
Cliënten die het personeel proberen te overtuigen om geen melding te maken van de transactie.
Cliënten die een transactie verrichten naar een land of gebied waarmee hij of zij geen duidelijke band heeft.
Het vermoeden dat een cliënt een transactie doet ten behoeve van een derde, maar hij deze informatie niet kenbaar maakt.
Cliënten die in het profiel passen van een fraudeslachtoffer.
Transactie risico’s De betaaldienstverlener zorgt ervoor dat de risico’s bij een transactie geïdentificeerd en gemonitord worden. Dit geldt voor het totaal van uitgaande en inkomende transacties. Voorbeelden van risicovolle transacties zijn:
Transacties die gestructureerd worden in kleinere bedragen om zodoende te proberen onder de radar te blijven.
Transacties die onnodig complex zijn voor het aangegeven doel.
Transacties die overeenkomen met criminele patronen. Voor indicatoren witwassen zie bijlage 3.
Betaaldienstagenten risico’s Voorbeelden van potentiele hogere risico’s bij betaaldienstagenten zijn:
Betaaldienstagenten waarbij het aantal ongebruikelijke transacties hoog is, het aantal transacties sterk gewijzigd is in vergelijking met
het
verleden of het aantal,
de
29
bestemmingen en de hoogte van de transacties niet in verhouding staat tot andere lokale betaaldienstagenten.
Betaaldienstagenten die niet in staat zijn om belangrijke informatie aan te leveren en die niet in staat zijn om deze informatie voldoende te beheren.
Betaaldienstagenten die een onvoldoende kennisniveau betreffende de Wwft of cliëntenonderzoek blijken te hebben.
30
BIJLAGE 3 INDICATOREN WITWASSEN DNB De volgende indicatoren kunnen wijzen op witwaspraktijken en specifiek naar de handel in verboden middelen. Dit is geen limitatieve lijst. Voor actuele informatie zie: Aanwijzing Witwassen http://wetten.overheid.nl/BWBR0023568
De transactie staat niet in verhouding tot de opgegeven bron van inkomsten.
Het feit dat ten aanzien van de verdachte geen economische activiteit bekend is in relatie tot de verschillende landen waarmee transacties werden verricht.
Het feit dat (een aantal malen) het geld ongeteld werd aangeleverd.
Het feit dat (diverse malen) geld in kleine coupures werd omgewisseld naar grote coupures.
Het feit dat de handel in verdovende middelen veel geld in kleine coupures oplevert.
Het feit dat deze handel veel opbrengsten oplevert in verschillende valuta.
De wijze waarop het geld werd vervoerd en/of aangeboden.
Het feit dat het kennelijk de bedoeling was om de meldgrens te ontduiken.
Het feit dat er een beloning wordt aangeboden voor de door verdachte uitgevoerde transactie.
Het feit dat het verrichten van vele money transfers vanuit Nederland naar verschillende personen in het Caribische
31
gebied dikwijls gepaard gaat met de smokkel van cocaïne van het Caribische gebied naar Nederland.
Het meerdere malen gebruiken van (diverse) betaaldienstagenten.
32
BIJLAGE 4 WETTELIJK TOEGESTANE IDENTIFICATIEBEWIJZEN a.
Een geldig paspoort
b. Een geldige Nederlandse identiteitskaart c.
Een geldige identiteitskaart die is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de EU/EER en Zwitserland en die is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder.
d. Een identiteitskaart BES5 uitgegeven op grond van de Wet identiteitskaarten BES. Deze kaart, ook wel bekend als sédula, wordt uitgegeven in Caribisch Nederland. e.
Een geldig Nederlands rijbewijs
f.
Een geldig rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de EU/EER en Zwitserland en dat is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder
g. Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen h. Vreemdelingendocumenten afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet 2000. - Verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd regulier - Verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd asiel - Een W- en W2-document - Verblijfskaart voor gemeenschapsonderdanen i.
Een Nederlands geprivilegieerdendocument
5
BES verwijst naar de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ook wel Caribisch Nederland genoemd
33
BIJLAGE 5 MELDPLICHT INDICATOREN Subjectieve indicator:
T0510211 Transacties waarbij de meldingsplichtige aanleiding heeft om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. Dit kan blijken uit de ongebruikelijkheid van de transactie.
Objectieve indicatoren:
T0510100 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering.
T0810141 Contante transacties van € 2.000 of meer waarbij de gelden ter beschikking worden gesteld dan wel betaalbaar worden gesteld, tenzij het een transactie betreft door een instelling dat de afwikkeling van de transactie overlaat aan een ander instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16 van de Wwft, eveneens van toepassing is.
T0510111 Transacties die in verband met witwassen of terrorismefinanciering aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan de FIU-NL worden gemeld.
34
BIJLAGE 6 BEST BUSINESS PRACTICES Enkele voorbeelden van situaties en de advisering hoe in deze gevallen te handelen met inachtneming van de wetgeving en deze gedragscode: 1.) Een cliënt wil een bedrag verzenden naar zijn broer in Suriname. De baliemedewerkster vraagt wie hij is en of hij zijn legitimatiebewijs wil tonen. De man toont hierop zijn Surinaamse rijbewijs welke nog geldig is op dat moment. Dit is een rijbewijs van buiten de EU/EER en wordt niet aangemerkt als geldig identiteitsbewijs. De baliemedewerkster dient de man nu uit te leggen dat hij een ander document dient te tonen zoals bijvoorbeeld
een
geldig
en
toegestaan
paspoort
of
een
identiteitskaart uit de EU. De transactie wordt niet uitgevoerd, tenzij de man een geldig identiteitsbewijs kan voorleggen. Voor een lijst van geldige en toegestane identiteitsbewijzen zie artikel VI.1.
2.) Er komt een man aan de balie die € 1.500,- wil versturen naar de Nederlandse Antillen. Hij heeft allemaal briefjes van € 20,- bij zich. In eerste instantie wil hij niet zeggen waar het geld vandaan komt en waar het voor bedoeld is. Nadat u hebt gezegd dat u dan de transactie niet kan uitvoeren zegt hij dat hij werkt en dat het geld bedoeld is als terugbetaling van een lening van een vriend.
35
Het risico op witwassen is hier groot. Er wordt geld in kleine coupures verstuurd naar het Caribisch gebied, de herkomst wordt verhuld en er wordt (bewust) onder de meldgrens gebleven. Zie hiervoor ook de indicatoren uit bijlage 2. Het risico is hier zodanig hoog dat aangeraden wordt de transactie niet uit te voeren en subjectief te melden. 3.) Een cliënt geeft na identificatie aan een bedrag van € 2.150 naar Nigeria te willen verzenden. Er is in ieder geval sprake van een hoog risico omdat er geld wordt gestuurd naar Nigeria. Dit land is terug te vinden op de lijst van de FATF (zie bijlage 3) en wordt gezien als land waarbij het risico op fraude hoog is. De baliemedewerkster vraagt de cliënt om aan te geven wat de reden voor de transactie is, wat de herkomst van de gelden is en welke relatie de cliënt met de ontvanger heeft. Indien het bedrag boven de
interne limiet ligt waarbij aanvullende
informatie moet worden gevraagd, wordt er gevraagd naar documenten om de herkomst van de gelden te verifiëren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een loonstrook, arbeidsovereenkomst, bankafschrift.
De
cliënt
dient
deze
vragen
bevredigend
te
beantwoorden alvorens de transactie verder afgehandeld kan worden. De transactie moet in ieder geval op basis van het bedrag objectief gemeld worden.
36
4.) Er komt een Nederlandse man aan de balie die € 1.000,wil versturen naar Engeland. Het gaat om een familielid van zijn buitenlandse vriendin die ziek is en geld nodig heeft voor een specifiek duur medicijn. Het baliepersoneel is op de hoogte van de verschillende vormen van fraude en de eigenschappen hiervan. De betaaldienstverlener kent
een
zorgplicht
om
het
mogelijke
fraudeslachtoffer
te
beschermen en te informeren. Er worden verschillende vragen gesteld aan de man. Er wordt gevraagd waar de man zijn vriendin van kent en of hij haar wel eens in levende lijve heeft ontmoet. Indien er een sterk vermoeden van een 419-fraude blijft bestaan na de antwoorden van de man wordt de cliënt geïnformeerd over het frauderisico. Het risico is hier zodanig hoog dat aangeraden wordt de transactie niet uit te voeren en subjectief te melden. De betaaldienstverlener heeft de mogelijkheid om de cliënt te (laten) blokkeren. 5.) Er komt een man bij u aan de balie en hij ontvangt € 5.000,- uit Ivoorkust. Hij zegt dat de transactie zakelijk is en hij verstrekt een uittreksel van de KvK waaruit blijkt dat hij een loodgietersbedrijf heeft. De man heeft onvoldoende informatie verstrekt om te kunnen onderbouwen dat de transactie zakelijk is. Het ligt immers niet voor de hand dat een loodgietersbedrijf internationaal opereert en zeker niet met Afrika. Het risico is hier zodanig hoog dat aangeraden wordt om de transactie verder te onderzoeken. Indien dit onderzoek geen bevredigend antwoord oplevert dient de transactie te worden
37
geweigerd. De (voorgenomen) transactie moet in ieder geval op basis van het bedrag gemeld worden. 6.) Er komt een Syrische man aan de balie, deze zegt dat hij als vertegenwoordiger van een BV € 10.000,- wil sturen naar Syrië voor een bouwproject. De man verklaart dat de BV onderdeel is van een moederbedrijf (Ltd.) uit Engeland. Omdat het hier om een onduidelijke vennootschap gaat wordt de UBO
nagetrokken
(eventueel
in
een
centraal
aandeelhoudersregister). De natuurlijke personen die 25% van de aandelen direct of indirect bezitten moeten zich identificeren bij een dergelijke transactie. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de Syrische man in de BV moet worden vastgesteld. De UBO(s) en de vertegenwoordiger worden daarnaast gegoogeld of geraadpleegd in een database om zodoende na te gaan of het hier om een PEP gaat. De herkomst van het geld moet ook worden geverifieerd aan de hand van documenten, zoals een uittreksel uit het Engelse handelsregister, omdat het een bedrag hoger is dan 2.000,-. Syrië staat aangegeven in de lijst van FATF als een hoog risicogebied. Het risico en de benodigde onderzoeksduur is hier zodanig hoog dat aangeraden wordt om de transactie niet uit te voeren. De transactie wordt aan de FIU gemeld als voorgenomen transactie.
38
7.) Er komt een vrouw aan de balie en ze legt uit dat zijzelf gebruik wil maken van uw betaaldiensten en geld stuurt voor de aankoop van een huis dat in het bezit is van een kennis. Ze wil hiervoor een bedrag van € 1500,- verzenden. Tijdens
de
uitleg
van
de
transactie
kijkt
de
vrouw
verschillende malen over haar schouder naar een man, die stilzwijgend toeknikt ter bevestiging van de geschetste situatie. De baliemedewerker stelt een aantal vragen aan de vrouw om nadere informatie te verkrijgen over de aard van de transactie. Bij ieder antwoord dat de vrouw geeft kijkt ze naar de man en zoekt ze bevestiging bij hem in de antwoorden die ze geeft. De man knikt daarop met zijn hoofd. De man is hier de daadwerkelijke cliënt van de beoogde transactie. Er wordt hier in casu gebruik gemaakt van een stroman. De baliemedewerker moet de informatie opvragen over de transactie, de herkomst van de gelden, de relatie met de ontvanger, de informatie van de man en de relatie tussen de man en vrouw. Deze informatie wordt vastgelegd en subjectief gemeld als voorgenomen transactie. Het risico hier is zodanig hoog dat aangeraden wordt om de transactie niet uit te voeren. 8.) Bij de monitoring van een betaaldienstagent door een compliance officer blijkt dat er medewerkers achter de balie werken die onbekend zijn bij de betaaldienstverlener en die niet voldoende kennis hebben aangaande de Wwft en de vormen van fraude. Daarnaast blijkt uit een analyse van de
39
transacties bij deze betaaldienstagent dat er slechts enkele keren om de herkomst van de gelden was gevraagd. De betaaldienstverlener neemt maatregelen om de procedures bij deze betaaldienstagent te verscherpen. Het personeel en eventueel de ondernemer worden verplicht om aanvullende training te volgen om de kennis op peil te houden. Indien blijkt dat na meerdere controles de betaaldienstagent zich niet houdt aan de wettelijke regels en procedures wordt de samenwerking beëindigd. 9.) Een cliënt is niet tevreden met de manier waarop die is aangesproken door een baliemedewerker en wil een klacht indienen. De betaaldienstverlener biedt de mogelijkheid om direct een klacht in te dienen bij de baliemedewerker of om een klacht in te dienen bij de betaaldienstverlener zelf. Deze heeft een compliance officer of een klantenservice die de klacht in behandeling kan nemen. Binnen twee weken na ontvangst moet de cliënt een termijn ontvangen waarbinnen de klacht in behandeling wordt genomen. Uiterlijk binnen acht weken moet de klacht zijn behandeld. De betaaldienstverlener moet bij een afwijzing van de klacht de cliënt wijzen op de mogelijkheid om de klacht voor te leggen bij het aangewezen klachteninstituut. De klacht moet op de juiste wijze worden bewaard in een klachtenadministratie.
40
BRONVERMELDING Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. http://wetten.overheid.nl/BWBR0024282 3e Witwasrichtlijn. Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/EN/TXT/?uri=CELEX:32005L0060 PSD. Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt. http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/EN/TXT/?uri=CELEX:32007L0064 Aanwijzing Witwassen. http://wetten.overheid.nl/BWBR0023568 Wet op het financieel toezicht. http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368 Verordening 1781/2006/EC van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler. http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/EN/TXT/?uri=CELEX:32006R1781 DNB Leidraad WWFT en SW versie 2.1, 2014. http://www.toezicht.dnb.nl/binaries/50-212353.pdf
41
FATF, High-risk and non-cooperative jurisdictions, Improving global AML/CFT compliance: ongoing process.,14 februari 2014. http://www.fatf-gafi.org/topics/high-riskandnoncooperativejurisdictions/ FATF, International Standards on Combating Money Laundering and the Financing of Terrorism & Proliferation - the 40 FATF Recommendations, Parijs, 16 februari 2012. http://www.fatfgafi.org/topics/fatfrecommendations/documents/internationalstand ardsoncombatingmoneylaunderingandthefinancingofterrorismprolif eration-thefatfrecommendations.html FATF, ‘Risk-Based Approach: ‘Guidance for Money Service Businesses’, FATF Report, 2009. http://www.fatfgafi.org/media/fatf/documents/reports/RBA%20Guidance%20for% 20Money%20Service%20Businesses.pdf
42